Amsterdam IJ-as Masterplan Olympische Spelen Amsterdam 2028
Voorwoord Het verslag dat voor u ligt beschrijft het ontwerpproces van het masterplan voor de Olympische Spelen van Amsterdam in 2028. Dit plan is tot stand gekomen in het kader van het afstudeeratelier ‘Atelier IJ-as’, begeleid door prof. ir. René van Zuuk. Met vijftien studenten is een visie opgesteld en uitgewerkt van de mogelijke ruimtelijke consequenties die het organiseren van de Olympische Spelen in Nederland zou kunnen hebben. In het plan zijn drie deelgebieden aangewezen, die in dit verslag verder uitgewerkt worden. Per gebied zijn er diverse randvoorwaarden opgesteld voor de verdere uitwerking ervan. Zij vormen een houvast voor het ontwerpen van de diverse accommodaties die benodigd zijn voor de Olympische Spelen. Vijftien van deze accommodaties zullen in individuele afstudeerprocessen ontworpen worden. Eindhoven, mei 2008
Inhoudsopgave Inleiding
7
1| Opgave
9
1.1 Opgave 1.2 Probleemstelling
2| Olympische Spelen
11
2.1 Geschiedenis 2.2 Moderne Olympische Spelen 2.3 Amsterdam 2028 2.4 Huidige capaciteit 2.5 Legacy 2.6 Fasering
3| Concept
15
3.1 Amsterdam-Almere 3.2 Aanleiding lijn 3.3 Deelgebieden 3.4 Olympische locaties
4| Infrastructuur
21
4.1 Invulling lijn 4.2 Route lijn
5| Amsterdam Sport-as
27
5.1 Inleiding 5.2 Huidige situatie 5.3 Concept 5.4 Ontwerp 5.5 Randvoorwaarden
6| Nieuw Pampus
41
6.1 Inleiding 6.2 Huidige situatie 6.3 Concept 6.4 Ontwerp 6.5 Randvoorwaarden
7| Almere Pampus
51
7.1 Inleiding 7.2 Huidige situatie 7.3 Concept 7.4 Ontwerp 7.5 Randvoorwaarden
Inleiding Kranten openen geregeld met berichten die wijzen op de mogelijke kandidatuur van Nederland voor de Olympische Spelen van 2028. NOC*NSF nam het initiatief om nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van en het draagvlak voor de organisatie van de Spelen in Nederland. Het organiseren van de Spelen geeft een land de mogelijkheid zich te profileren op het wereldtoneel. Gedurende de voorbereiding en tijdens de Spelen zelf krijgt het organiserende land veel media-aandacht. Daarnaast geven de Olympische Spelen een land de mogelijkheid om infrastructurele problemen aan te pakken en vooruitstrevende stedenbouwkundige uitbreidingen of vernieuwingen te doen. Amsterdam heeft in het verleden een bid uitgebracht om mee te dingen naar de Olympische Spelen van 1992, maar de timing en het politieke klimaat waren op dat moment ongunstig. Op dit moment is er echter vraag naar nieuwe stadions. De hockeyverenigingen van Amsterdam willen een nieuw stadion en Nederland wil het WK-voetbal van 2018 organiseren, waarvoor een nieuw voetbalstadion nodig is. Amsterdam ontwikkelt zich tot een metropool, met een hoogstedelijk zakencentrum op de Zuidas, veel forenzenverkeer en een grote woonbehoefte. In 1928 werden de Olympische Spelen in Amsterdam gehouden. In 2028, honderd jaar later, lijkt de tijd rijp voor een vervolg. Atelier IJ-as, onder begeleiding van René van Zuuk, heeft na aanleiding hiervan haar visie ontwikkeld en omschreven in het masterplan ‘Olympische Spelen Amsterdam 2028’. Aan de hand van zeven hoofdstukken worden de aanleiding en opgave, de geschiedenis van de Olympische Spelen, het concept, de infrastructuur en de plangebieden besproken. Dit masterplan dient als uitgangspunt en leidraad voor de individuele ontwerpopgaven die binnen het atelier zijn geformuleerd.
‘Verbruggen: Nederland kan Olympische Spelen aan’ – de Volkskrant ‘Staatssecretaris gelooft in sport als bindmiddel van samenleving’ – de Volkskrant ‘Meerderheid wil Olympische Spelen 2028 in Nederland’ – TNS NIPO ‘Bouwen aan een sportklimaat op olympisch niveau’ – NOC*NSF
Hoofdstuk 1
Opgave 1.1 Opgave Het afstudeeratelier IJ-as zal een masterplan ontwikkelen voor de Olympische Spelen van 2028 in Amsterdam. Allereerst zal een visie worden gegeven op welke manier de Olympische Spelen kunnen worden gerealiseerd in Amsterdam. Aan welke stedenbouwkundige toekomstplannen en infrastructurele knelpunten kan de Olympische Spelen een positieve bijdrage leveren? Op welke manier wil Amsterdam zich als Olympische stad presenteren aan het wereldtoneel? Bestaande faciliteiten zullen worden geanalyseerd en er zal in kaart worden gebracht welke nieuwe voorzieningen nodig zijn. Voor deze nieuw te ontwikkelen voorzieningen worden geschikte locaties gezocht die ook na de Spelen een positieve bijdrage kunnen leveren aan het betreffende gebied. Wanneer meerdere grote voorzieningen bij elkaar liggen zal voor dat gebied een stedenbouwkundig concept gemaakt worden. Vanuit het masterplan zullen uiteindelijk een vijftiental onderdelen tot detailniveau worden uitgewerkt in individuele opgaven. 1.2 Probleemstelling Hoe kunnen de Olympische Spelen in 2028 een katalysator vormen voor de gewenste ontwikkeling van Amsterdam tot metropool? Deelproblemen - Op welke manier kunnen de nieuw te ontwikkelen voorzieningen onderdeel vormen van een integrale visie voor de Olympische Spelen? - Welke infrastructurele vernieuwingen zijn noodzakelijk en wenselijk voor zowel de organisatie van de Olympische Spelen als voor de ontwikkeling van Amsterdam tot metropool? - Op welke manier kunnen de olympische voorzieningen zowel tijdens als na de Spelen optimaal functioneren?
10
Hoofdstuk 2
Olympische spelen 2.1 Geschiedenis De Olympische Spelen vinden haar oorsprong in de klassieke oudheid. Ze werden om de vier jaar gehouden in de Griekse plaats Olympia. Dat Herakles na het winnen van een race bepaald zou hebben dat de race elke vier jaar herhaald zou worden, is een van de mythen omtrent haar ontstaansgeschiedenis. Wat vaststaat is dat de klassieke of antieke Olympische Spelen altijd in het teken stonden van de verering van de goden; wedstrijden waren een manier om de goden te bedanken voor een overwinning. De eerste Olympische Spelen vonden waarschijnlijk plaats in de negende eeuw voor Christus, een kleine drieduizend jaar gelden. De eerste geschreven bronnen over de Spelen dateren van 776 v. Christus. Slechts één onderdeel stond er in deze tijd op het programma: een hardloopwedstrijd waarin 600 keer de voet van Zeus, ongeveer 192 meter, afgelegd moest worden. In de loop der jaren werden steeds meer onderdelen toegevoegd, die ervoor zorgden dat de duur van de Olympische Spelen verlengd werd van één naar vijf dagen. Hiervan was het grootste gedeelte bestemd voor religieuze rituelen, met name de derde dag van de Spelen was gewijd aan godsdienstige handelingen. In de ochtend werden ter ere van Zeus honderd ossen geslacht en symbolisch geofferd – symbolisch omdat men slechts de beenderen verbrandde en het vlees bewaarde voor de grote maaltijd die ’s avonds voor alle deelnemers werd gehouden. De Romeinse keizer Theodosius I zag de Spelen en de bijbehorende verering van de Griekse goden als niets meer dan een heidens feest dat de verspreiding van het christendom belemmerde en verbood daarom vanaf 394 n. Christus de klassieke Olympische Spelen. 2.2 Moderne Olympische Spelen Vijftien eeuwen na de opheffing van de klassieke Olympische Spelen, kwam Baron Pierre de Coubertin met het idee om opnieuw Olympische Spelen te
organiseren. De Coubertin was voor de bevordering van een harmonieuze lichamelijke en geestelijke opvoeding van de jeugd en overtuigd dat wanneer hij de sportieve krachtmeting, edelmoedigheid en ridderlijkheid, evenals respect voor de prestatie van de tegenstander bij de atleten zou aankweken, de vriendschapsbanden tussen volkeren versterkt zou worden. Om die reden voerde Baron Pierre de Coubertin1896 de huidige Olympische Spelen in. Deze werden gehouden in Athene, waar Koning George I op 6 april voor ongeveer 50.000 aanwezigen de eerste moderne Olympische Spelen voor geopend verklaarde. Deze eerste Spelen leverden nog maar erg bescheiden resultaten op, de wedstrijden werden afgewerkt met primitieve technische middelen en de deelname mocht veeleer als folkloristisch worden bestempeld. De dertien landen die deelnamen leverden samen 311 atleten. Maar een trend was gezet, tijdens de Olympische Spelen van 2004, opnieuw in Athene, namen ongeveer 11.000 atleten deel uit 212 landen. 2.3 Amsterdam 2028 Na het sportieve succes van Sydney 2000 en Athene 2004 ontstond een publieke discussie over de vraag of Nederland de Olympische en Paralympische Spelen zou willen en kunnen organiseren. De reacties hierop liepen sterk uiteen. Omdat uitsluitend één stad zich kandidaat kan stellen en deze kandidatuur door (in ieder geval) het Nationale Olympisch Comité moet worden ondersteund, heeft NOC*NSF het initiatief genomen om nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid en het draagvlak van de organisatie van de Olympische Spelen. Het jaartal 2028 werd gekozen enerzijds om aan te geven dat er sprake is van een lange termijn-traject en anderzijds omdat 2028 inspireert en enthousiasmeert; immers 100 jaar eerder werden in Amsterdam de eerste en tot nu enige Olympische Spelen in Nederland georganiseerd. 2.4 Huidige Capaciteit Ten aanzien van het aantal bezoekers en de capaciteit van
11
Amsterdam zijn de Olympische Spelen van 2028 natuurlijk moeilijk te vergelijken met die van 1928. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste getallen waaruit is geconcludeerd dat Amsterdam voldoende capaciteit heeft voor de Olympische Spelen van 2028. Het inwonersaantal van de stad Amsterdam is 743.104, van de gemeente Amsterdam is dit 1.514.050.1 Het aantal dagtoeristen in Amsterdam is gemiddeld 43.148 per dag en het aantal forenzen 141.000 per dag. Deze getallen schetsen een beeld van het aantal mensen in Amsterdam op een normale dag. Het aantal bezoekers van de Olympische Spelen per dag is natuurlijk van groot belang om te bepalen of Amsterdam voldoende capaciteit heeft. In Sydney 2000 werden gemiddeld 410.000 tickets per dag verkocht, in Athene 2004 waren dit er 220.000. Het geschatte aantal tickets dat per dag verkocht gaat worden in Beijing 2008 en Londen 2012 is 500.000. Een reële aanname zou dus zijn dat er per dag ongeveer 500.000 bezoekers zijn. Vergeleken met de ruim 800.000 inwoners van Amsterdam2 tijdens de Olympische Spelen is dit een zeer groot aantal. Voor verder vergelijk kijken we naar andere grote evenementen in Amsterdam. Zo is er het zesdaagse evenement Sail dat gemiddeld 417.000 bezoekers per dag trekt. De Gay Pride trekt ongeveer 375.000 bezoekers op één dag. Ook de Uitmarkt die drie dagen duurt trekt veel bezoekers per dag, ongeveer 170.000 en tot slot is er natuurlijk Koninginnedag, waar ongeveer 600.000 bezoekers op af komen. Met andere woorden: tijdens de Olympische Spelen is het qua bezoekersaantallen twee weken lang Koninginnedag in Amsterdam. Een deel van deze bezoekers zal blijven overnachten in Amsterdam. Ter vergelijk: in Atlanta waren er 120.000 hotelbedden beschikbaar tijdens de Spelen, in Sydney 135.574, in Athene 60.000, in Beijing 572.500 en in Londen 100.000. De aantallen lopen dus sterk uiteen. Amsterdam heeft op dit moment 42.000 hotelbedden beschikbaar. Dit aantal is gedurende enkele jaren aan een sterke groei onderhevig. Tijdens de Spelen zullen ook vakantieparken, campings, sporthallen, particuliere voorzieningen of cruiseschepen worden aangewend. 2.5 Legacy Het IOC eist nadrukkelijk van het organiserende land dat de Olympische Spelen niet alleen dienen als een momentgebonden platform voor topsportprestaties, maar
afb 2.6.1: fasering
12
dat er ook sprake is van ‘legacy’. De Spelen zijn immers een tijdelijke aangelegenheid en geen doel op zich, zij moeten een onderdeel vormen van een hogere ambitie. Zij moeten een maatschappelijke, structurele bijdrage leveren en tevens een gunstig economisch en sociaal effect hebben voor de stad en het land. De investeringen die moeten worden gedaan op het gebied van accommodaties en infrastructuur, richten zich zo veel mogelijk op al geplande of gewenste investeringen. Met andere woorden; de Olympische Spelen kunnen gebruikt worden als katalysator voor het versneld uitvoeren van ruimtelijke ingrepen. Dit houdt onder andere in dat stedelijke gebieden worden opgewaardeerd of gecreëerd, dat de sportfaciliteiten voor en na de Spelen worden gebruikt en dat er nieuwe toekomstperspectieven voor de verbetering van het sportieve klimaat van het organiserende land geboden worden. Een andere belangrijke vereiste is een adequate infrastructuur die de grote aantallen bezoekers en atleten snel naar hun bestemming kunnen brengen. Dit zorgt ervoor dat de infrastructuur op regionaal en nationaal gebied naar en hoger niveau wordt getild, waardoor in combinatie met de eventuele gebiedsontwikkelingen een grote impuls wordt gegeven voor een stad en de regio. 2.6 Fasering In het haalbaarheidsonderzoek dat het NOC*NSF momenteel uitvoert staan vier fase die doorlopen moeten worden om de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Dit zijn achtereenvolgens het haalbaarheidsonderzoek, de opbouw van een sportklimaat, het verkiesbaar stellen voor de Olympische Spelen en de organisatie op zich.3 Fase 1 - Haalbaarheidsonderzoek: In de eerste fase wordt gericht onderzoek gedaan naar de realisatie van het Olympisch Plan 2028. Noodzakelijke samenwerkingsverbanden worden tot stand gebracht en onderzocht wordt of de benodigde financiële middelen opgebracht kunnen worden. Daarnaast wordt gekeken op welke wijze een sportklimaat op olympisch niveau gerealiseerd kan worden. Het resultaat levert een uitgewerkt businessplan op over de organisatie van de Olympische Spelen in Nederland en de daarvoor benodigde investeringen. De fase wordt afgesloten met het besluit of Nederland de Olympische Spelen wil organiseren.
Fase 2 - Opbouw sportklimaat: Het doel van deze fase is het uitvoeren van het Olympisch Plan 2028. Projecten resulterend uit de eerste fase worden uitgevoerd, talentontwikkelingsprogramma’s worden opgezet en er worden investeringen gedaan in de versteviging van de positie van de georganiseerde sport. Ook worden er accommodaties gebouwd of aangepast en internationale sportevenementen in Nederland georganiseerd om de positie van Nederland in de sportwereld te vergroten. De sport moet in de samenleving verankerd worden om een sportklimaat te creëren en draagvlak te stichten voor het organiseren van de Spelen. Aan het einde van deze fase moet Nederland over een infrastructuur op olympisch niveau beschikken. Uiteindelijk wordt er besloten of en wanneer een bid – het verkiesbaar stellen voor de Olympische Spelen – wordt uitgebracht. Fase 3 - Bidfase Olympische Spelen: Aan het begin van deze fase wordt op grond van een benchmark en het internationale krachtenveld vastgesteld of een bid voor 2024, 2028 of verder kansrijk is. In deze fase wordt het bid volgens de eisen van het IOC uitgewerkt en op een zeker moment aan het IOC gepresenteerd. Lobbyactiviteiten worden uitgevoerd om nationaal en internationaal een maximaal draagvlak voor het bid te realiseren. Deze fase wordt beëindigd met de toewijzing van de OS door het IOC aan een van de kandidaten. Fase 4 - Organisatie Olympische Spelen: De besluitvorming omtrent de keuze van de organiserende stad door het IOC vindt zeven jaar tevoren plaats. Dus wanneer Nederland (Amsterdam) zich kandidaat stelt voor het jaar 2028 dan zal in 2021 bekend gemaakt worden of de keuze daadwerkelijk op Nederland zal vallen. Wanneer dit het geval is kan vanaf dat moment begonnen worden met het bouwen van de benodigde accommodaties en het organiseren van de Olympische Spelen.
13
14
Hoofdstuk 3
Concept 3.1 Amsterdam-Almere Het feit dat de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam plaatsvonden, geeft aanleiding om ook nu weer in Amsterdam als hoofdlocatie in te zetten. Amsterdam dat spreekt aan en geniet bekendheid over de hele wereld; voor een groot deel van de internationale bezoekers zal Nederland niet meer zijn dan de omgeving van Amsterdam. Naast deze maatschappelijke keuzes zijn de benodigde voorzieningen ook in de regio van Amsterdam gelegen. Schiphol is hiervan een belangrijk voorbeeld. Ook de haven kan bruikbaar zijn tijdens de Spelen. Daarnaast kent de regio een aantal accommodaties die nu al op olympisch niveau zijn. Een ander uitgangspunt voor de keuze voor de regio Amsterdam/Almere is mede gemaakt vanwege de plannen die er zijn voor het maken van een nieuwe verbinding tussen Amsterdam en Almere. Deze verbinding zal de bereikbaarheid van beide steden moeten vergroten. Hierdoor zullen Amsterdam en Almere een nog intensievere samenwerking aangaan dan nu al het geval is. Deze lijn zal als verbindingselement van alle olympische voorzieningen dienen en loopt vanaf Schiphol tot aan het centrum van Almere. Door het Olympisch Park aan de lijn te situeren tussen Amsterdam en Almere in het IJmeer is er nog meer aanleiding om deze lijn ook daadwerkelijk te realiseren. Daarnaast geeft de lijn de mogelijkheid om enkele accommodaties in Almere te situeren. Het totale olympische plan is dus uitgestreken over de lijn van Amsterdam tot Almere en bestaat uit voorzieningen in Amsterdam, voorzingen in het nieuwe Olympische Park in het IJmeer ter hoogte van het eiland Pampus en in Almere. 3.2 Aanleiding lijn Situatie Vanaf haar ontstaan is Almere al van Amsterdam
afhankelijk voor een groot aantal voorzieningen en voorziet Almere op haar beurt de hoofdstad van woonruimte en recreatiegebieden. Deze koppeling komt terug in diverse onderzoeken naar het gebied rond het IJmeer en wordt daarin in meer of mindere mate toegepast. De infrastructuur in de regio staat al geruime tijd ter discussie. De aanleiding hiervoor is de beperkte capaciteit van het huidige aanbod in combinatie met de nog steeds toenemende vraag. Op dit moment vormt de Hollandse brug over het Gooimeer de enige verbinding tussen Amsterdam en Almere, zowel voor het spoor als voor de snelweg. Deze route heeft dagelijks een grote stroom forenzen te verwerken en heeft daar nu al een te kleine capaciteit voor; de knooppunten Muiderberg en Diemen komen regelmatig terug bij de dagelijkse filemeldingen. Toekomstige ontwikkelingen zoals de Zuidas en het grote aantal nieuwe woningen in Almere zullen de druk op de bestaande routes verder opvoeren. Door diverse overheidsorganen, maar ook door het bedrijfsleven en onafhankelijke instanties zijn een groot aantal studies gedaan naar de noodzaak van en de mogelijkheden voor uitbreidingen van het bestaande netwerk. In deze plannen worden ambities uitgesproken, oplossingen gezocht en voorstellen gedaan om het huidige wegen- en spoortnetwerk te verbeteren en voor te bereiden op de vraag van de toekomst. Bestaande studies De ‘Noordvleugelbrief’ handelt over het noordelijke deel van de Randstad; het gebied tussen Haarlem, Schiphol, Amsterdam, Almere en Utrecht. In dit document, opgesteld door onder andere het ministerie van Verkeer en Waterstaat, worden een aantal beleidspunten beschreven ten aanzien van de toekomst van dit gebied. Behalve het verbeteren van het leefklimaat en de ecologische structuur is vooral de internationale concurrentiepositie van belang. De mainports Schiphol en de haven van Rotterdam, de
15
nabijheid van de kust en het groene hart en het grote aanbod van culturele voorzieningen zorgen ervoor dat de Randstad op dit moment een aantrekkelijk vestigingsklimaat kent voor zowel nationale als internationale bedrijven.4 Echter, om dit aantrekkelijke klimaat te behouden en te kunnen concurreren met andere regio’s in West-Europa, zijn een aantal grote investeringen nodig. Het verbeteren van de infrastructuur, en daarmee de bereikbaarheid van en in de regio, speelt hierin een grote rol. In de Noordvleugelbrief wordt vooral onderzoek gedaan naar mogelijke aanpassingen van de snelwegen in de regio SchipholAmsterdam-Almere. Op dit traject wordt uitgegaan van een toename van het autoverkeer van 50% in 2020.5 Een voorstel dat veel stof heeft doen opwaaien is de aanleg van een nieuwe snelweg die de A6 direct met de A9 verbindt, tussen de knooppunten Holendrecht en Muiderberg, het zogenaamde verbindingsalternatief. De route loopt door Weesp en langs het Naardermeer en kon zodoende op veel protest rekenen. Desalniettemin leek het lange tijd de meest geschikte variant te zijn; vanwege de grote impact die het zou hebben, zou het veel problemen in één klap kunnen oplossen. Nadat deze variant eind 2006 van tafel werd geveegd, is een begin gemaakt met het verbreden van de bestaande wegen. Hierin zal onder andere het aantal rijstroken van de A6 verdubbeld worden en wordt de A9, de Gaasperdammerweg, deels verdiept aangelegd. Ook in het initiatief ‘Randstad Urgent’ speelt de infrastructuur binnen de Randstad een grote rol. Dit in oktober 2007 uitgebrachte document is een verzameling plannen, die tezamen de Randstad een impuls moeten geven op het gebied van bereikbaarheid, leefkwaliteit en ecologie. Het document is vooral bedoeld om de diverse plannen voor de Randstad te bundelen en de taken te verdelen onder de verschillende verantwoordelijke partijen. Het biedt zodoende een goed beeld van de ontwikkelingen in het gebied. Van de in totaal drieëndertig plannen zijn er twaalf direct van toepassing op de infrastructuur en nog eens tien handelen over de economische dynamiek van de regio.6
afb 3.2.1: Verbindingsalternatief
afb 3.2.2: Stroomlijnalternatief
afb 3.2.3: plankaart Randstad Urgent
Behalve de al genoemde capaciteitsvergroting van de snelwegen tussen Amsterdam en Almere, wordt hier ook het openbaar vervoer onderzocht naar toekomstige knelpunten en mogelijke oplossingen. Het openbaar vervoer wordt beschouwd op de lijn Schiphol-AmsterdamAlmere-Lelystad (OV-SAAL). Dit om de twee steden onderling te verbinden en tevens de mogelijkheid te scheppen voor vliegveld Lelystad om als uitvalsbasis voor Schiphol te dienen. Deze OV-verbinding is al eerder beschreven als onderdeel van de Zuiderzeelijn, die de Randstad met het noorden
16
afb 3.2.4: Toekomstvisie Almere
van Nederland zou moeten verbinden. Behalve de verbinding met het Noorden wordt in de studies naar de Zuiderzeelijn ook het openbaar vervoer in de regio Amsterdam-Almere als specifiek uitgangspunt genoemd. Hoewel de Zuiderzeelijn nu definitief van tafel is, blijft dit gedeelte van de route nog actueel en onderwerp van diverse studies. In de huidige plannen zal Almere doorgroeien naar een stad van ongeveer 350.000 inwoners in 2030.7 Dit betekent dat er tussen 2010 en 2030 60.000 woningen gebouwd zullen worden in Almere Hout, Almere Poort en Almere Pampus. Deze uitbreiding van de woningvoorraad is beschreven in ‘Toekomst Almere; integraal ontwikkelingsplan’, uitgegeven in december 2003. Van de drie deelgebieden die in de toekomst ontwikkeld zullen worden, is met name Almere Pampus belangrijk voor de infrastructuur tussen Amsterdam en Almere. Een belangrijk plan voor Almere Pampus, gelegen aan de oevers van en wellicht ook in het IJmeer, komt van de hand van Teun Koolhaas en het Atelier IJmeer. Het belangrijkste uitgangspunt in deze studie is het ontwikkelen van Amsterdam en Almere als een ‘duo-stad’ om zodoende de onderlinge samenhang te versterken. Dit heeft er toe geleid dat een deel van Almere Pampus in het IJmeer is geplaatst, zodat de stad een gebaar maakt richting Amsterdam. De oriëntatie van Almere op de hoofdstad
afb 3.2.5: plankaart Atelier IJmeer
17
wordt op deze manier fysiek tot uitdrukking gebracht. Daarnaast biedt het voor Almere de mogelijkheid om een grote verscheidenheid in het woningaanbod te bewerkstelligen. Waar het bestaande woningaanbod van de stad nogal eenzijdig is, kan met de aanleg van Almere Pampus een maritiem stadsdeel gebouwd worden, waarin op diverse manieren op of aan het water gewoond kan worden. Almere wil zich profileren als stad aan het water met een eigen gezicht.8 De gemeente Almere stelt dat een hoogwaardige en directe openbaar vervoersverbinding tussen Amsterdam en Almere noodzakelijk is voor deze stadsuitbreiding. Hoewel er in Almere meer werkgelegenheid zal worden gecreëerd, zullen veel van de nieuwe inwoners werken in Amsterdam. Daarnaast zullen ook de recreatieve voorzieningen voldoende ontsloten moeten worden. De nieuw aan te leggen verbinding zal het huidige netwerk ontlasten, kan de reistijd aanzienlijk verkorten en verbetert het vestigingsklimaat van Almere Pampus. Daarnaast zal de verbinding, mits bovengronds uitgevoerd, een belangrijk icoon worden voor de dubbelstad. Ecologie De vele uiteenlopende plannen die uitspraken doen over het gebied rondom het IJmeer hebben één ding gemeen: er wordt veel belang gehecht aan de ecologie van het gebied. Dit betekent niet dat de huidige situatie per se in stand gehouden moet worden; integendeel. Het IJmeer is een interessant natuurgebied dat benoemd is tot Europees Vogel- en Habitatrichtlijngebied en deel uitmaakt van de groen/blauwe as die van de provincie Zeeland tot de Waddenzee loopt. Er zijn echter een aantal oorzaken te benoemen waardoor de ecologische situatie van het gebied onder druk staat. Ten eerste bestaat een groot deel van de bodem van het meer uit slib, waardoor er weinig bodembegroeiing mogelijk is. Daarnaast is er weinig begroeiing mogelijk langs de randen van het IJmeer en heeft het meer te maken met een wisselend waterpeil.9 Er zijn dus een aantal aanpassingen nodig om het IJmeer ook in de toekomst het bijzondere natuurlijke karakter van het gebied te waarborgen. Dit betekent dat in het gros van de plannen de ecologie een belangrijke rol speelt en dat men hier oplossingen voor probeert te vinden. Er wordt getracht een win-win-situatie te creëren, waarin de natuur niet lijdt onder de ontwikkelingen, maar er juist door wordt verbeterd. Er moet een waterpark ontstaan, waarin verstedelijking, recreatie en natuur samen kunnen gaan.10 Conclusie Samenvattend kan gezegd worden dat, willen Amsterdam en Almere zich verder ontwikkelen, er grote infrastructurele aanpassingen nodig zijn. Een belangrijk doel dat in alle
18
studies nagestreefd wordt, is een integrale ontwikkeling van de gehele regio. De samenhang tussen beide steden is evident en dient verder uitgebreid te worden. Echter, deze samenhang bevindt zich nu slechts op het mentale vlak; fysiek zijn beide steden nog onvoldoende met elkaar verbonden. Het bestaande netwerk heeft nu al te weinig capaciteit en met de voorziene ontwikkelingen zal de vraag explosief stijgen. Het is onwaarschijnlijk dat alleen een vergroting van de capaciteit van het bestaande netwerk voldoende is voor deze groeiende vraag. Dit betekent dat er nieuwe routes aangelegd moeten worden, waarbij ook nieuwe vormen van vervoer beschouwd dienen te worden. Een nieuwe verbinding moet de twee steden op een logische en efficiënte manier verbinden en zal voldoende afstand moeten hebben van de huidige verbinding over de Hollandse brug, om als volwaardige variant te kunnen dienen. Een mogelijke route door het IJmeer, zoals voorgesteld door het team van Teun Koolhaas, biedt in dit opzicht veel mogelijkheden. De twee nog te ontwikkelen woongebieden IJburg en Almere Pampus kunnen daardoor met elkaar en met de regio worden verbonden. Hoewel in de planning voor de tweede fase van IJburg niet wordt uitgegaan dat de verbinding tussen Amsterdam en Almere er komt, zal de lijn zeker een meerwaarde kunnen zijn voor het gebied, mits deze goed wordt ingepast. In de voorstellen zoals die er nu liggen is daarom extra ruimte gereserveerd ten behoeve van infrastructuur. Ten tweede loopt de lijn langs de Zuidas en Schiphol, zodat ook deze gebieden een goede ontsluiting binnen de regio krijgen. Door uit te gaan van hoogwaardige openbaar vervoer, kan de lijn het autoverkeer ontmoedigen en zodoende de A6 ontlasten. De Olympische Spelen kunnen een impuls geven aan deze ontwikkelingen. Bij het organiseren van de Spelen is het infrastructurele aspect van groot belang. In aanloop naar de Spelen zullen grote bouwwerken worden uitgevoerd en tijdens de Spelen moeten grote aantallen personen en goederen efficiënt vervoerd kunnen worden. De Spelen zijn zodoende een extra aanleiding voor de grote infrastructurele ontwikkelingen in de regio AmsterdamAlmere en kunnen een breder draagvlak creëren. 3.3 Deelgebieden Met het concept van de lijn Amsterdam-Almere was het al snel duidelijk dat er voor de Olympische Spelen een aantal concentratiepunten ontstaan. Zo zijn er het oude Olympisch Stadion, de Bosbaan, die uitermate geschikt is voor het aanleggen van de olympische roeibaan en de hockeyvelden van Amsterdam, die een goede locatie bieden voor het nieuwe Olympische hockeystadion. Deze functies bevinden zich op een as loodrecht op de Amsterdam-Almere lijn. Het concept van de sport-as vinden we terug in de bestaande plannen van de gemeente
Amsterdam voor dit gebied.11 Een tweede as loodrecht op de lijn bevindt zich in Almere. Hier worden het Regattacentrum, aan het IJmeer, en het Hippisch centrum, op een nieuw eiland in het IJmeer, gesitueerd. Daarnaast bevinden zich aan deze as een topsporthal, een accommodatie voor beachvolleybal en de schietbaan. Deze tweede as ligt in de uitbreidingswijk Almere Pampus en wordt ontsloten door een station dat zich op het kruispunt van deze as met de AmsterdamAlmere lijn bevindt. In dit concentratiepunt bevinden zich tevens het Holland Heineken House en een olympisch hotel. De grootste accommodaties voor de Olympische Spelen kunnen niet worden ingepast in een van deze twee gebieden, zodat het noodzakelijk is om een derde zwaartepunt te creëren op de lijn. Onder andere het Olympisch Stadion, het zwemstadion en het tennisstadion zullen in dit nieuw te ontwikkelen gebied gesitueerd worden. Daarnaast krijgen ook het Olympisch Dorp en het Mediacentrum hier een plek. De genoemde functies vormen samen het belangrijkste station op de Amsterdam-Almere lijn: het Olympisch Park. Dit park bevindt zich in het IJmeer ter hoogte van het eiland Pampus, waardoor er een duidelijk afgesloten en autonoom gebied gevormd wordt. Dit heeft onder andere als voordeel dat het eenvoudig te beveiligen is. Daarnaast zorgt de locatie van dit park in het midden van het IJmeer ervoor dat het gebied een eigen karakter krijgt zonder dat het deel van één stad wordt of juist een commune vormt binnen een bepaalde wijk. Door de spreiding van de zwaartepunten van de Olympische Spelen over de lijn krijgen Amsterdam en Almere beiden de mogelijkheid om te profiteren van de Spelen en worden tevens ook de lasten verdeeld. De verschillende sportstadions en -hallen zijn zo geplaatst dat ze een toekomst hebben in het gebied waar zij gebouwd worden. 3.4 Olympische locaties Bij de ontwikkeling van de sportfaciliteiten heeft atelier IJ-as eerst gekeken naar de status quo van bestaande faciliteiten in het plangebied. Daarbij zijn er faciliteiten geschikt gevonden voor opwaardering, een tijdelijke herbestemming of een legitieme nieuwbouw. Het aantal sporten op de Olympische Spelen in 2028 zal ongeveer 30 zijn, waarven er een aantal bestaande uit meerdere disciplines bestaat. Over het algemeen zijn er in Nederland voor de grotere (team)sporten geen stadions of hallen toereikend genoeg voor de benodigde aantallen toeschouwers.12 Vooral het aantal zitplaatsen bij de finales schiet te kort. De Amsterdam Arena kan prima gebruikt worden voor het voetbal, maar na de poulewedstrijden is een stadion met een grotere
capaciteit gewenst. Voor atletiek komt geen enkel stadion in de buurt van de gewenste 71.000 toeschouwers. Het IOC heeft als eis gesteld dat er een minimale capaciteit van 65.000 moet zijn.13 Bestaande accommodaties Eigenlijk zijn er alleen in de categorie indoorsporten, waar een kleinere capaciteit noodzakelijk is, geschikte (sport)locaties aan te wijzen in het plangebied. Dit kunnen zijn: - Amsterdam ArenA - Heineken Music Hall - De RAI - Sporthallen Zuid - Topsporthal Almere - Music Dome Daarnaast kunnen er nog sporten plaats vinden in het Olympisch Stadion van 1928. De overige sporten hebben op de bestaande accommodaties onvoldoende capaciteit. Opwaardering Aan de Amsterdamse Sport-as, in Amsterdam-Zuid bevindt zich een hockeycomplex en de “Bosbaan”. Dit zijn beide goede locaties maar met onvoldoende capaciteit; zij lenen zich daarom uitstekend voor een opwaardering naar olympische maatstaven. Atletiek Binnensporten Zwemmen Buitensporten
Atletiek Badminton Basketbal Boksen Gewichtheffen Gymnastiek Handbal Judo Schermen Taekwondo Tafeltennis Volleybal Worstelen Wielersport Schoonspringen Synchroonzwemmen Waterpolo Zwemmen Boogschieten Hockey Kanoën Moderne vijfkamp Paardensport Roeien Schietsport Softbal Tennis Triatlon Voetbal Volleybal Wielersport Zeilen
afb 3.2.6: olympische sporten
19
20
Hoofdstuk 4
Infrastructuur 4.1 Invulling lijn Magneetzweefbaan In ons concept ligt de nadruk op de ‘lijn’ als verbindend element tussen de diverse accommodaties van de Olympische Spelen. Daarnaast zal deze lijn het uithangbord voor de Olympische Spelen in Nederland moeten worden, zodat de wereld kan zien waar Nederland toe in staat is in 2028. In het ontwerpproces zijn een aantal mogelijke invullingen van de lijn aan bod gekomen. Zo waren er ideeën over de aanpassing en uitbreiding van het bestaande netwerk, wat financieel gezien de meest eenvoudige oplossing is. Dit zou echter niet de allure tonen die wij graag zouden zien voor de Olympische Spelen en de lijn wordt hierdoor niet voldoende als het belangrijkste verbindende element geaccentueerd. Tevens moet men rekening houden met een enorme hoeveelheid reizigers tijdens de duur van de Spelen. Door te kiezen voor een magneetzweefbaan moet er een apart tracé gemaakt worden, wat de lijn als Olympisch bindend element versterkt. De magneetzweefbaan heeft een aantal aantoonbare voordelen:14
afb 4.1.1: impressie magneetzweefbaan
afb 4.1.2: impressie magneetzweefbaan
Gebruiksvriendelijk De magneetzweefbaan is ontworpen voor de gebruikerseisen die bij deze tijd passen met de techniek van vandaag. Het systeem scoort op een hoge frequentie, snelheid, bereikbaarheid voor de automobilist, een goede ketenaansluiting, comfort en de onafhankelijkheid van andere systemen. Terminals kunnen velerlei voorzieningen bieden. Duurzaam De magneetzweefbaan is duurzaam op het gebied van energie, geluid, luchtkwaliteit, materiaalgebruik en kent geen onderhoudsintensief bovenleidingsysteem. Ook in de aanblik van de baan speelt het ontbreken van een bovenleiding een belangrijke rol. Mogelijke esthetische uitwerkingen van de baan zijn met internationale architecten reeds bestudeerd. Snel beschikbaar Een snelle beschikbaarheid is mogelijk. Het systeem is uitvoerig getest en is in principe klaar voor directe toepassing. Snel, frequent en met voldoende capaciteit De dienstregeling voor de magneetzweeftrein gaat uit van een trein elke zes minuten in beide richtingen. Uitgangspunt is een trein van vier segmenten, die plaats biedt aan ruim vijfhonderd passagiers (combinatie van zit- en staanplaatsen). Deze treinen zijn gedurende de Olympische Spelen uit te breiden tot tien segmenten die plaats bieden aan ruim twaalfhonderd passagiers. Optimaal gebruik van huidige infrastructuur Het tracé is zo ingepast dat er een goede koppeling is met snelwegen en onderliggend openbaar vervoer. De autoterminals worden gebouwd op locaties waar een koppeling tussen autoverkeer en openbaar vervoer plaats
21
kan vinden en waar ze een oplossing bieden voor de geschetste problemen. Tevens concurreert dit systeem niet met andere vormen van openbaar vervoer, het versterkt juist het gebruik daarvan. Oplossing voor meest kritische vervoersassen Het concept biedt een oplossing op de vervoersas tussen Amsterdam en Almere. Na het realiseren van deze eerste fase is een verdere uitbouw mogelijk voor andere delen van de Randstad. Metro Na een eenvoudige berekening naar de benodigde capaciteit van de verbinding richting het Olympisch Park is tot de conclusie gekomen dat de capaciteit van de magneetzweefbaan niet voldoende zou zijn om aan de benodigde vraag te voldoen. Weliswaar zorgt de magneetzweefbaan voor een toename van de capaciteit van het spoornetwerk met 36%, toch kan niet worden volstaan met de magneetzweefbaan alleen. Om dit tekort te kunnen ondervangen is gekozen voor een aanvullende metroverbinding. De metro verdient de voorkeur boven
een tram vanwege de capaciteit, snelheid en de grote afstand die moet worden overbrugd. Een RER komt qua karakter, afgezien van de snelheid, sterk overeen met de zweefbaan. Een metro zou de magneetzweefbaan kunnen aanvullen, aangezien met een metro eenvoudig meerdere stops kunnen worden gemaakt. De bestaande tramlijn over IJburg zal worden omgebouwd tot een metrolijn en doorgetrokken worden via het Olympisch Park en Almere Pampus naar Almere Hout. De dienstregeling kan worden aangepast zodat er bij een wedstrijd in het Olympisch Park meer metro’s rijden. Regionale weg Voor de ontsluiting van de woningen en toevoer van goederen is een regionale weg tussen IJburg, het Olympisch Park en Almere noodzakelijk. Tijdens de Spelen bestaat de mogelijkheid deze weg enkel voor expeditie en het vervoer van organisatie en atleten te gebruiken. Daarnaast is een regionale wegverbinding door het IJmeer ook volgens het rapport Verkenning Regionale IJmeerverbinding nuttig voor de robuustheid van het wegennetwerk. Het accent ligt echter bij het openbaar vervoer. De weg zal in beide richtingen slechts uit één baan en een vluchtstrook bestaan. 4.2 Route lijn Een belangrijk aspect bij het aanleggen van de magneetzweefbaan is de integratie ervan in het huidige systeem van openbaar vervoer en autoverkeer. Ten eerste zal de lijn aan moeten sluiten op het huidige OV-netwerk. Ten tweede zal deze op een juiste wijze moeten aansluiten op de huidige autosnelwegen, zodat het gebruik van het OV zal worden bevorderd. Deze twee punten zullen hieronder verder worden besproken in combinatie met de route die de magneetzweefbaan zal volgen.
afb 4.1.3: geluidsniveau magneetzweefbaan
afb 4.1.4: energieverbruik magneetzweefbaan
22
Route magneetzweefbaan De lijn wordt in eerste instantie aangelegd tussen Schiphol en Almere Centrum, maar is in de toekomst uit te breiden naar de rest van de Randstad. De route zal via de volgende stations en tracés lopen: - transferium Schiphol Hier wordt een belangrijke koppeling gemaakt met het autoverkeer vanuit het westen via de A4. Deze reizigers maken gebruik van het bestaande transferium om over te stappen op de nieuwe magneetzweefbaan. Tevens is er een koppeling mogelijk met het treinverkeer en dit station zal natuurlijk gaan fungeren als overstap voor de bezoekers die met het luchtvaartverkeer naar de Olympische Spelen komen. Hier zal de lijn mogelijk in de toekomst uitgebreid worden richting het westen, naar Den Haag en Rotterdam. - tracé Schiphol – Zuidas
Tussen Schiphol en de Zuidas zal de lijn via het bestaande treintracé lopen dat parallel aan de A4 loopt. - station Zuidas Via dit station is de Olympische Sport-as bereikbaar, door middel van een overstap op de tram. Dit station bevindt zich midden in het zakencentrum van Amsterdam, dus dat zal tijdens de Spelen en vooral erna een belangrijke stop voor de magneetzweefbaan zijn. Ook bij dit station is een koppeling mogelijk met andere OV-systemen, namelijk het spoor, de metro en de tram. Op deze plek zal de magneetzweefbaan een plek krijgen in het zogenaamde ‘Dokmodel’, zodat de lijn hier onder de grond zal verdwijnen. - tracé Zuidas – Bijlmer Arena Op dit tracé zal de magneetzweefbaan geheel parallel aan het bestaande spoor gelegd worden, via de relatief nieuwe ‘Utrechtboog’. - transferium Bijlmer Arena Bij dit transferium wordt een overstapmogelijkheid geboden voor het autoverkeer vanuit het zuiden dat via de A2 Amsterdam bereikt. Tevens wordt hier een koppeling gemaakt met de metro en het spoornetwerk richting het zuiden. Volgens onderzoek door de gemeente Amsterdam blijkt dat er van en naar Amsterdam Zuidoost een belangrijke en forse reizigersstroom bestaat, die in de toekomst alleen maar groter gaat worden. De magneetzweefbaan zal een grote rol spelen in de ontsluiting van dit gebied. Verder is via dit transferium de Amsterdam Arena bereikbaar, die gebruikt zal worden voor de voetbalcompetitie tijdens de Olympische Spelen.
- tracé Bijlmer Arena – Diemen Hier zal de lijn afbuigen om via de A9 richting knooppunt Diemen (A1-A9) te gaan. In de toekomst zal de A9/ Gaasperdammerweg geheel vernieuwd worden en in een tunnelbak gelegd worden. Dit geeft de mogelijkheid om de magneetzweefbaan in het nieuwe profiel van de weg op te nemen. - transferium Diemen Dit transferium vormt de oostelijke poort van Amsterdam. Bij knooppunt Diemen is een transferium voorzien zodat de reizigers vanaf de A1 uit de richting Amersfoort en verder kunnen overstappen op het openbaar vervoer. Ook treinreizigers uit die richting stappen hier over op de magneetzweefbaan. - tracé Diemen – IJmeer Vanuit transferium Diemen zal de lijn een zo kort mogelijke doorsteek maken door de natuurgebieden rondom Diemen, waarna hij verdwijnt in een tunnelbuis onder IJburg en het IJmeer. Deze tunnelbuis zou in het aanleggen van de tweede fase van IJburg reeds meegenomen moeten worden, zodat het niet nodig is om opnieuw te boren en er minder zand opgespoten hoeft te worden. De tunnelbuis zal ook gebruikt worden voor de regionale ontsluiting van het Olympisch Park en de nieuwe metrolijn. Ter plaatse van het Olympisch Park in het IJmeer zal de lijn weer even boven de grond komen. - station IJmeer Station IJmeer vormt het hoofdstation voor de Olympische Spelen 2028. Op deze plek midden in het IJmeer zullen de belangrijkste sporten geconcentreerd liggen rondom
afb 4.2.1: tracé magneetzweefbaan
23
het station. Hier is een koppeling mogelijk met een nieuw aan te leggen metrolijn tussen Amsterdam Centraal tot Almere-Hout. Zoals al vermeld is deze metrolijn nodig voor het opvangen van capaciteitsproblemen en is het een belangrijke route naar het centrum van Amsterdam. In de toekomst zal het gebied een exclusief woon- en werkcomplex worden, zodat het ook dan een belangrijk station zal zijn. - tracé IJmeer – Almere Pampus Na het Olympisch Park zullen zowel de magneetzweefbaan als de metro en de weg weer in een gezamenlijke tunnel verdwijnen om onder de vaargeul vanuit Muiden door te gaan. Bij Almere Pampus komt de lijn weer boven de grond. - transferium Almere Pampus Hier vinden we de derde locatie voor de Olympische Spelen van 2028. Op deze locatie komt een forse stadsuitbreiding van 40.000 woningen, dus ook in de toekomst is er veel draagvlak voor een station, samen met een transferium voor de overstap van het autoverkeer naar het OV. - station Almere Stad Via dit station is er een koppeling mogelijk met het spoornetwerk en wordt de woonstad Almere bereikbaar gemaakt. In de toekomst kan de lijn hier een uitbreidingen krijgen richting Lelystad en Utrecht. Lange-afstandsverbindingen Europa Tijdens de Olympische Spelen zal het ook nodig zijn om de reizigers uit West-Europa al eerder op te vangen.
afb 4.2.2: tracé magneetzweefbaan met snelheden en reistijden
24
Te denken valt hier aan terminals in Duitsland waar de reizigers met de ICE-verbinding naar Amsterdam gebracht worden of vanuit Frankrijk met de TGV of Thalys. Ook ter plaatse van regionale luchthavens in Duitsland, België en Noord-Frankrijk kunnen zulke terminals ontstaan. Op deze manier kan het wegennetwerk van Amsterdam nog verder ontlast worden. Nieuwe metrolijn De metrolijn zal lopen van Amsterdam Centraal tot Almere Hout. Deze route zal een aanzienlijke verbetering zijn voor de diversiteit en verknoping van het OV-netwerk tussen Amsterdam en Almere. De metrolijn zal de Oostelijke Havengebieden en IJburg aandoen, waarna ze parallel aan de magneetzweefbaan het IJmeer oversteekt en het Olympisch Park aandoet. Bij Almere Pampus komt de metro aan land en zal via Almere Stad naar Almere Hout doorlopen. Regionale weg door het IJmeer Om de Olympische Spelen te ontsluiten voor expeditieverkeer en voor hulpdiensten, is het noodzakelijk om een regionale 80-km weg aan te leggen door het IJmeer. Ook sporters, organisatie en officials zouden van deze weg gebruik kunnen maken. Hoewel de nadruk ligt op het openbaar vervoer is het vooral voor de genoemde groepen belangrijk dat een dergelijke verbinding tot stand wordt gebracht, aangezien de magneetzweefbaan tijdens de Olympische Spelen niet geschikt is voor goederenvervoer. Vooral door de drukke dienstregeling zal dit problemen op kunnen leveren. Ook het vervoer van de sporters van de woonlocatie naar de sportfaciliteiten moet gecontroleerd
plaatsvinden, zodat het vervoer over de weg prevaleert boven het vervoer via de magneetzweefbaan. In de toekomst zal het gebied zo ook met de auto bereikbaar zijn voor bewoners en kan er ook en verhuis- of vuilniswagen komen. Profiel magneetzweefbaan De magneetzweefbaan zal zowel boven- als ondergronds lopen. Bij de Zuidas wordt de magneetzweefbaan opgenomen in het profiel van het Dokmodel en zal dus onder het maaiveld lopen. Om het IJmeer over te steken zal de magneetzweefbaan gebruik maken van een tunnelbuis, waarin ook de metro en de regionale weg een plek krijgen. In de buurt van Diemen gaat de lijn al ondergronds, zodat de lijn onder IJburg doorgaat. Ter plaatse van het Olympisch Park zal het geheel iets omhoog komen, zodat er een mogelijkheid komt voor een bovengronds station en er een koppeling wordt gemaakt met het olympisch gebied. Na het park zal de lijn verdergaan in een tunnel en onder de vaargeul vanuit Muiden doorgaan. Bij Almere Pampus komt de lijn bovengronds aan land en gaat ook boven de grond verder door Almere.
afb 4.2.3: totale infrastructuur masterplan
25
26
Hoofdstuk 5
Amsterdam Sport-as 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de Olympische Sport-as behandeld. Gezien vanaf Schiphol is dit gebied het eerste aan de olympische lijn. De Olympische Sport-as volgt de Amstelveenseweg (Amsterdam Zuid) en loopt door tot aan het Amsterdamse Bos (zie kaart). Van de drie olympische gebieden heeft dit gebied de meest directe verbinding met de stad Amsterdam.
nemen, één halte richting het westen. Op een deel van de sport-as – vanaf het Olympisch Stadion tot de VU – is een trambaan aanwezig, over de rest van de as is openbaar vervoer alleen aanwezig in de vorm van buslijnen. Ten oosten, parallel aan de sport-as ligt een (snel)tramlijn die aansluit op Amsterdam Zuid. Naast deze veelgebruikte voorzieningen ligt er nog een lijn: de museumtram. Deze lijn vormt de meest directe
De gemeente Amsterdam streeft er in haar huidige visie naar een zogenaamde sport-as te creëren: een lijn waaraan een aantal belangrijke sportlocaties geconcentreerd zijn. Deze sport-as loopt van het Olympisch Stadion - gebruikt tijdens de Olympische Spelen van 1928 - via de Bosbaan voor het roeien tot aan het Wagenerstadion, het huidige hockeystadion van Amsterdam. Aan deze as liggen veel sportfaciliteiten en tevens verbindt de as ook de stad met het Amsterdamse Bos. Het Olympisch Stadion is duidelijk onderdeel van de stad, terwijl de Bosbaan en het hockeycomplex in het Amsterdamse Bos liggen. De as lijkt uitermate schikt om ook in het plan voor de Olympische Spelen in 2028 een belangrijke rol te gaan spelen. afb 5.2.1: huidige situatie nabij Olympisch Stadion
5.2 Huidige situatie Van en naar de Sport-as In de huidige situatie zijn er verschillende mogelijkheden om bij de sport-as (en in het bijzonder de Bosbaan en het hockeycomplex) te komen. De sport-as wordt op de eerste plaats benadrukt door de Amstelveenseweg. Deze loopt langs het Olympisch Stadion verder naar het zuiden. De sport-as doorkruist het metronetwerk van Amsterdam ter hoogte van de metrohalte Amstelveenseweg. De as kruist hier tevens het spoor. Het meest nabijgelegen NSstation ligt echter iets verder: Station Amsterdam Zuid. Op dit station komen het trein-, metro-, en tramnetwerk van Amsterdam bij elkaar. De snelste manier om vanaf dit knooppunt de sport-as te bereiken is door de metro te
afb 5.2.2: huidige situatie Amstelveenseweg
27
verbinding tussen de olympische locaties aan de sportas. De lijn bestaat echter uit één spoor dat, zoals de naam al aangeeft, aardig oud is maar nog wel gebruikt wordt gedurende een gedeelte van het jaar. De verschillende locaties aan de as zijn dus per auto en per bus goed te bereiken. Bij autogebruik vormt het aantal parkeerplaatsen een aandachtspunt. Huidige sportfaciliteiten aan de as Aan de sport-as liggen een groot aantal sportfuncties. Naast natuurlijk de Bosbaan (roeien en kanovaren) en het Wagenerstadion (hockey) zijn er het Olympisch Stadion (atletiek), Sportpark de Schinkel (voetbal), de Sporthallen Zuid (badminton, basketbal, handbal, judo, korfbal, krachtsport, schermen, turnen, volleybal, zaalhockey en zaalvoetbal), het Frans Otten Stadion (rolstoeltennis, squash en tennis), Sportcentrum Amstelpark (tennis, squash, fitness), Sportpark Buitenveldert (voetbal en tennis), Sportzaal Doornburg-Zuid, meerdere watersportverenigingen, Tennispark Goldstar en het Nationaal Cricket Centrum. Verder bevinden zich in het Amsterdamse Bos twee maneges, hardlooproutes,
afb 5.2.3: huidige situatie Museumtramlijn
afb 5.2.4: huidige situatie Museumtramlijn
28
afb 5.2.5: belangrijke onderdelen in de huidige situatie
29
tennisbanen en een hengelsportvereniging. Het Olympisch Stadion Het Olympisch Stadion dat gebouwd is voor de Spelen in 1928 vormt het beginpunt van de sport-as. Het stadion is ontworpen door Jan Wils, die destijds beïnvloed werd door de Amsterdamse School. Dit is in het ontwerp duidelijk terug te zien en het sluit daardoor aan bij de omgeving: het Plan Zuid van J.P. Berlage. Het stadion bevat een sportveld en een atletiekbaan en bood in de originele staat plaats aan 34.000 toeschouwers. Na de Spelen van 1928 werd het stadion regelmatig gebuikt voor evenementen. In 1937 werd hiervoor een tweede ring toegevoegd aan het stadion waardoor de capaciteit toenam tot 64.000 toeschouwers. Door deze uitbreiding werd het originele ontwerp grotendeels verborgen. In de jaren 60 nam het aantal evenementen dat in het stadion plaatsvond af. Deze werden overgenomen door nieuwe gebouwen als de Amsterdam RAI en de Utrechtse Jaarbeurs. In 1987 is het Olympisch Stadion op de monumentenlijst gezet en in 1996 is men begonnen het stadion in de oorspronkelijke staat te herstellen: de tweede ring en ook een toegevoegde betonnen wielerbaan zijn verwijderd. Het vernieuwde stadion werd in 2000 geopend. Op dit moment wordt het stadion nog steeds gebruikt voor atletiekwedstrijden, trainingen en een aantal andere evenementen. Daarnaast zijn er verschillende bedrijven en het museum Olympic Experience Amsterdam er gevestigd. In 2003 is een plan gemaakt om de openbare ruimte rond het stadion geschikt te maken voor kleine en grote evenementen. Aan de westzijde komt een aanlegplaats voor pleziervaart.15 Het Amsterdamse Bos Dit kunstmatig aangelegde bos biedt veel mogelijkheden voor ontspanning, recreatie en sport. Zo zijn er onder andere wandel-, hardloop- en fietsroutes, een geitenboerderij, een doolhof, fietsverhuur en een openluchttheater. Men kan er hockeyen, roeien, cricket spelen, kanoën, paardrijden, vissen, tennissen en voetballen. Het bos is in de jaren ‘30 aangelegd in het kader van de werkverschaffing. Amsterdam kampte met een hoge werkloosheid en met de leuze ‘vijf jaar werk voor duizend man’ is men begonnen met het aanleggen van het Amsterdams Bos. Het project duurde veel langer en op een bepaald moment hebben er zelfs 20.000 mensen tegelijkertijd gewerkt. In de Tweede Wereldoorlog stond de ontwikkeling van het bos op een laag pitje. Mensen uit het Joodse werkkamp, dat ten noorden van de Bosbaan heeft gelegen, hebben in die periode sloten getrokken in de oeverlanden. Verder zijn er veel bomen gekapt in de oorlog, eerst door de bezetter ten behoeve van zijn luchtafweergeschut en later door de hongerende
30
afb 5.2.6: ontwikkelingen rondom het Olympisch Stadion
afb 5.2.7: het Olympisch Stadion
afb 5.2.8: het Amsterdamse Bos
afb 5.2.9: het Amsterdamse Bos
Amsterdammers. In de jaren na de oorlog is er wederom gewerkt in het kader van de werkverschaffing, later is dit echter steeds meer overgenomen door machines en de laatste bomen zijn op 25 maart 1970 geplant met de nationale boomplantdag. Het bos - voornamelijk het gebied rond de heuvel - heeft veel kenmerken van een Engelse tuin. Het bos is heuvelachtig, heeft verrassende doorkijken en gras wordt afgewisseld met boomgroepen. Het Amsterdamse Bos is gelegen op veengebied en is grotendeels afgegraven waardoor het een polder is geworden. Op de oeverlanden is het veen niet afgegraven en ligt het nog aan de oppervlakte. Men ziet hier nog het oude landschap en vind er een bijzondere flora en fauna. Het Schinkelbos is een nieuw deel en het uiteindelijke doel is een natuurlijk gebied met afwisselend rietmoeras, open water en snelgroeiende moerasbossen te creëren. Het is een ‘wild’ groeiend bos en wordt slechts beheerd door de schotse Hooglanders die er grazen. Een andere opvallend kenmerk van het Amsterdamse Bos zijn de honderdzestien bruggen. Door de combinatie van veel water en het concept ‘gaan en staan waar je maar wilt’ dienden er een groot aantal bruggen aangelegd te worden. Zevenenzestig ervan zijn ontworpen door de architect Piet Kramer, een van de belangrijkste architecten van de Amsterdamse School. Geen enkele brug van hem is gelijk en ze worden gekenmerkt door de samenhang tussen constructie, materiaalgebruik, kleurgebruik, omgeving en vormgeving. Dit komt goed tot uitdrukking in de ballenbruggen, waar de ballen contragewicht zijn voor de opklapbare delen. In het bestemmingsplan komt het oorspronkelijke concept van het bos nog steeds tot uitdrukking. Het Amsterdamse Bos biedt nu mogelijkheden voor recreatie en sport, is een natuurgebied en is de belangrijkste groenvoorziening voor de woonwijken Randwijck, Elsrijk, Patrimonium, Oude Dorp en Bovenkerk. Dit moet in stand worden gehouden en zo mogelijk versterkt worden. Op dit moment wordt er een terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van bebouwing in het bos. Er zijn beperkte bouwmogelijkheden in de bestemmingen “natuur en recreatie” en “sportvoorzieningen”. Het Amsterdamse Bos is tegenwoordig nog steeds wat men het bij ontwerp in de jaren ‘30 voor ogen had: een bos voor de bewoners van Amsterdam; een bos waar men kan ontspannen, recreëren en sporten. 5.3 Concept De Olympische Sport-as Het huidige streven van de gemeentes Amsterdam en Amstelveen naar een sport-as maakt dit gebied tot een uiterst interessant gebied voor de Olympische Spelen in
31
2028. Naast het feit dat er zich een aantal topsportlocaties aan deze as bevinden, snijdt deze as ook de route van de magneetzweefbaan zoals beschreven in hoofdstuk 4. De olympische sporten die aan de as een plaats zullen krijgen tijdens de Spelen zijn roeien en hockey. Daarnaast kunnen de Sporthallen Zuid gebruikt worden voor diverse Olympische binnensporten en kan ook het oude Olympisch Stadion een rol vervullen. De olympische as zal lopen van het Olympisch Stadion, via de Bosbaan tot aan het hockeycomplex in het Amsterdamse Bos. Belangrijk is dat atleten en toeschouwers tijdens de Spelen zich snel over de as kunnen verplaatsen. Het Olympisch Stadion uit 1928 zal in dit gebied een belangrijke rol spelen. Het kan gebruikt worden voor
afb 5.3.1: pleinenstudie OMA
afb 5.3.2: pleinenstudie OMA
afb 5.3.3: visie stadsdeel Oud-Zuid
32
trainingen en voorrondes (atletiek) maar ook, samen met het stadionplein als locatie voor evenementen rondom de Spelen. Door de ligging in de stad en goede bereikbaarheid voor de inwoners van Amsterdam kan dit een belangrijk verblijfsgebied worden tijdens de Olympische Spelen. Voor deze locatie zijn al toekomstplannen gemaakt. OMA heeft voor dit gebied een schetsontwerp gemaakt. De studie die OMA maakte voor het Olympisch Plein is onderdeel van de visie die gemeente (stadsdeel OudZuid) heeft voor het gebied rond het Olympisch Stadion. Dit gebied bestaat uit vier deelgebieden die volgens een samenhangende visie zullen worden ontwikkeld. Wonen, sporten en recreëren zullen de belangrijkste functies van deze gebieden vormen. Het gebied moet een plek van ontmoeting zijn voor de buurt maar ook voor stedelijke, nationale en internationale ontmoetingen.16 Met deze ambitie sluit de visie aan bij onze keuze voor dit gebied als belangrijk onderdeel van de Olympische Sport-as. Een ander belangrijk verblijfsgebied tijdens de Spelen wordt aan het andere einde van de Olympische as gevormd door het Amsterdamse Bos. Dit gebied heeft totaal andere verblijfskwaliteiten en is daarmee geschikt voor ander soorten evenementen. Hierdoor ontstaat een Olympische As met een gevarieerd karakter, hoogwaardige sportaccommodaties en gemengde activiteiten die voor jong en oud het olympische gevoel zullen versterken. Om de Olympische Sport-as als as te kunnen ervaren is het belangrijk dat er nagedacht wordt over de ruimtelijke
inrichting ervan en de transportmethoden over deze as. Een zichtbare en heldere OV-verbinding kan het idee van de as versterken en ervoor zorgen dat ook na de Spelen deze Olympische Sport-as een drukbezocht recreatiegebied blijft. Het gebied moet daarom onderdeel worden van het infrastructurele netwerk van Amsterdam. Aansluiting op de olympische lijn De vraag is hier op welke manier het transport over de Olympische Sport-as aan moet gaan sluiten op de Zuidas, waarover ook de route van de magneetzweefbaan zal lopen. De huidige plannen voor de Zuidas zijn hierbij dus belangrijk. In deze plannen wil men een groot gedeelte van de Zuidas ondergronds maken waardoor de stedelijke ontwikkelingen boven deze as de ruimte krijgen. Het meest actuele plan hiervoor is het ‘Dokmodel’. In het Dokmodel worden de A10-Zuid en de sporen tussen de Amstelbrug en Schinkelbrug ondergronds aangelegd, in een tunnel van 1200 meter. In deze tunnel komt dus de gehele infrastructuur; auto, trein en metro. Daarboven komt een mix van kantoren, woningen, voorzieningen en openbare ruimte en groen. Deze grote investering is mogelijk door de oprichting van een publiek private onderneming. In de indicatieve planning van het Dokmodel zou het totaal in 2023 opgeleverd moeten worden. De Zuidas is het grootste ‘sleutelproject’. Een sleutelproject is van nationale betekenis voor de ontwikkeling van de HSL. Met de komst van de HSL en de Noord/Zuidlijn (metro) wordt station Amsterdam Zuid het vijfde OV-knooppunt van Nederland.
afb 5.3.4: Zuidas, dokmodel
33
Scenario’s Een goede aansluiting van dit Dokmodel op de Olympische Sport-as is essentieel voor de bereikbaarheid van de as, niet alleen tijdens de Spelen maar ook daarna. Een zichtbare OV-verbinding kan het gebied structureren en zal tevens een belangrijke identiteitsdrager zijn voor de sport-as. Voor de aansluiting hiervan op de Zuidas zijn een vijftal scenario’s denkbaar: -Men stapt uit de magneetzweeftrein op Amsterdam Zuid en neemt een bus naar de juiste sportlocatie. -Men stapt uit de magneetzweeftrein op Amsterdam Zuid en neemt de metro naar halte Amstelveenseweg. Daar neemt men de tram die langs alle sportlocaties loopt. -Men stapt uit de magneetzweeftrein op de Amstelveenseweg en neemt daar de tram of de bus naar de sportlocaties. -Men stapt uit de magneetzweeftrein ter hoogte van de museumtramlijn en stapt daar over op de tram naar de sportlocaties: de museumlijn wordt de olympische lijn. -Men stapt uit de magneetzweeftrein op Amsterdam Zuid en neemt daar een nieuwe olympische tramlijn. A.D.1: Het voordeel hiervan is dat er geen grote ingrepen in het gebied plaats hoeven te vinden. De magneetzweefbaan krijgt een stop op station Amsterdam Zuid en sluit daarmee na de Spelen goed aan bij de bestaande OV-systemen. De bussen zijn flexibel, er kunnen er meer of minder worden ingezet en ze kunnen waar nodig vaker vertrekken. Tijdens de Spelen wordt de dienstregeling afgestemd op het programma in dit gebied. Er kan gekozen worden voor twee varianten: bussen die allemaal het zelfde rondje rijden van het station over de as en bij alle sportlocaties stoppen, of bussen die heen en weer rijden tussen het station en een specifieke sportlocatie. De veiligheid van de atleten kan worden gewaarborgd door voor hen een aparte bus te reserveren. Het nadeel van dit systeem is dat het afhankelijk is van de capaciteit van het wegennetwerk in het gebied. Het autoverkeer zal in dit gebied tijdens de Spelen ook toenemen wat kan leiden tot grote drukte en vertragingen. A.D.2: Het voordeel van deze variant is dat er een olympische tramlijn ontstaat die als identiteitsdrager voor de as kan fungeren tijdens maar ook na de Spelen. De tram kan tijdens de Spelen frequent rijden waardoor veel mensen snel verplaatst kunnen worden. Er hoeven geen parkeervoorzieningen te worden aangelegd, alleen een aantal tramstations. Deze variant stimuleert het gebruik van het openbaar vervoer. Nadeel van deze variant is dat de tramlijn niet goed aansluit bij de overige OV- systemen. Iedereen die met de (zweef)trein komt zal in Amsterdam Zuid moeten overstappen op de metro alvorens de olympische tramlijn te kunnen nemen.
34
Dit probleem kan opgelost worden door de tramlijn door te trekken tot Amsterdam Zuid, over de bestaande tramlijn. De lijn wordt hiermee echter significant langer en daarmee minder efficiënt. A.D.3: Deze variant lijkt op de tweede variant, alleen sluit de zweeftrein nu direct aan op de sport-as. De aansluiting tussen de magneetzweeftrein en het OV-knooppunt rond Amsterdam Zuid wordt hierdoor echter verslechterd: men moet de metro nemen van de Amstelveenseweg naar Amsterdam Zuid. Na de Spelen is dit niet echt wenselijk. Het is wel denkbaar dat er tijdens de Spelen een tijdelijke stop komt bij de Amstelveenseweg, die na de Spelen weer opgeheven wordt. Na de Spelen kan de zweeftrein dan stoppen bij Amsterdam Zuid. De combinatie van buslijnen en een tramlijn vergroot de transportcapaciteit over de sport-as. A.D.4: De museumtram rijdt momenteel gedurende een gedeelte van het jaar (8 april t/m 28 oktober en alleen op zondag) vlak langs de beoogde sportvoorzieningen. Hiermee zou dit de ideale lijn zijn om als sport-as te kunnen dienen. Hiervoor moet echter wel de magneetzweefbaan een stop krijgen ter hoogte van de kruising met deze museumlijn waardoor deze niet meer aansluit op de rest van de OV-netwerken, tenzij er daarnaast nog een stop komt bij Amsterdam Zuid. Daarnaast is de museumlijn een oude, éénbaans tramlijn die technisch verbeterd zal moeten worden en, om voldoende capaciteit te hebben, moeten worden uitbreid met een extra baan over de lengte van de sport-as. De vraag is of deze museumtram over twintig jaar nog steeds rijdt of dat deze ruimte dan gebruikt kan worden voor een nieuwe, moderne verbinding van de sport-as. Dit laatste is dan waarschijnlijk een onomkeerbare verandering: de museumlijn zal verdwijnen. A.D.5: De huidige plannen van de gemeente zijn om de verkeerssituatie rond de Zuidas te veranderen: al het verkeer komt ondergronds te liggen. Deze plannen maken een scenario mogelijk waarbij een olympische OVverbinding voor de sport-as beter aansluit bij de andere OV-stromen doordat deze in een nieuw te ontwerpen knooppunt geïntegreerd kan worden. Zo is het mogelijk een tramverbinding te maken die de Zuidas – een dus het nieuwe NS-station en het metrostation – mmet de sport-as verbindt. Deze tram rijdt dan eerst evenwijdig aan de magneetzweefbaan richting het westen tot aan de Amstelveenseweg, om vervolgens over deze weg via het Olympisch Stadion de Bosbaan en het hockeycomplex aan te doen. Er zijn (combinaties van) verschillende scenario’s mogelijk en misschien ook wel noodzakelijk om te kunnen zorgen voor voldoende capaciteit tijdens de Olympische Spelen.
De vraag is echter welk concept het belangrijkste zal worden om als identiteit van deze lijn te kunnen worden beschouwd. Daarnaast is het belangrijk om na te denken over de rol van de aanpassingen op het OV-netwerk na de Spelen. 5.4 Ontwerp Keuze scenario Wanneer we de mogelijke scenario’s vergelijken zien we dat een aantal zich beter lenen voor ons concept dan andere. Zo geven we vanuit het concept de voorkeur aan een locale en zichtbare OV-verbinding die aansluit op het regionale netwerk. De huidige plannen die de gemeente heeft met de Zuidas bieden de mogelijkheid een goede aansluiting te maken tussen de verschillende OV-systemen en de Olympische Sport-as. We gaan daarom uit van deze plannen en passen deze aan ten behoeve van de olympische sportas. De grootschalige aanpassingen die er door de plannen voor Zuidas zullen komen, rechtvaardigen een wat meer ingrijpende verandering in het profiel van de as. We kiezen voor scenario 5. Een tramverbinding die de Zuidas, en dus het nieuwe station Amsterdam Zuid, met de Olympische Sport-as verbind. Deze tram rijdt dan eerst evenwijdig aan de magneetzweefbaan richting het westen tot aan de Amstelveenseweg, om vervolgens over deze weg via het Olympisch Stadion, de Bosbaan en het hockeycomplex te ontsluiten. Hiermee ontstaat de meest heldere en efficiënte verbinding en het biedt ons de mogelijkheid een nieuw infrastructureel knooppunt te ontwerpen op basis van het Dokmodel. We kiezen voor een tramlijn als structurerend element voor de sport-as. Dit is een duidelijk zichtbaar systeem, kan over de weg of busbaan lopen en is tevens een vertrouwd verschijnsel in Amsterdam. Daarnaast biedt de museumtramlijn de mogelijkheid tijdens de Spelen als as voor het langzame verkeer te dienen. Hiermee kan een ‘shortcut’ voor voetgangers en fietsers gecreëerd worden tussen het gebied rond het Olympisch Stadion en het Amsterdamse Bos. De museumtram kan gedurende de Spelen blijven rijden als extra vermaak van bezoekers van de Spelen en als versterking van deze as voor langzaam verkeer. Om het gekozen concept aan te laten sluiten bij het Dokmodel zijn een aantal varianten denkbaar om tot een ‘olympisch’ Dokmodel te komen. Toevoeging op het bestaande model is dus de magneetzweefbaan, die de drie olympische gebieden met elkaar verbindt, en de olympische tram, die de sport-as ontsluit. Belangrijk is dat deze twee systemen ter plaatse van de Zuidas goed op elkaar en op de overige OV-netwerken (waarmee Amsterdam en Nederland worden ‘ontsloten’) aansluiten. Een goed Dokmodel kan hiervoor garant staan en zorgen
35
voor een effectief knooppunt. Hiermee zal de stedelijke en commerciële ontwikkeling in dit gebied worden gestimuleerd. Om tot een olympisch Dokmodel te komen zijn een drietal varianten bedacht. Hierin varieert de plaats van de magneetzweefbaan en olympische tram. In de eerste variant wordt gebruik gemaakt van de reserve tunnelbak voor de treinen om de magneetzweeftrein in onder te brengen. De gedachte hierbij is dat de toename van de benodigde capaciteit voor het treinnetwerk voor een gedeelte door de magneetzweeftrein kan worden opgevangen. De olympische tram ligt in de servicelaag, waardoor er in deze laag een groot station ontstaat. Hier kan men van de verschillende OV-systemen overstappen op de olympische tram (en andersom). Het maaiveld blijft vrij voor voetgangers en dient als verblijfsruimte van het kantoorgebied. Verbindingen tussen maaiveld en de trambaan en extra openingen in het maaiveld zorgen ervoor dat deze trambaan goed zichtbaar blijft en daarmee een herkenbaar element is. De tweede variant gaat tevens uit van een olympische trambaan in de servicelaag, maar nu met een verhoogde magneetzweefbaan. Hierdoor blijft de magneetzweefbaan een zichtbaar element in het stadslandschap waardoor de identiteit van deze lijn als ‘drager’ van de Spelen versterkt wordt. Tevens blijft hierdoor de mogelijkheid bestaan om het treinnetwerk met een extra tunnel uit te breiden. Het derde model gaat uit van een olympische tram op maaiveld niveau. De aanwezigheid van de tram is hierdoor goed zichtbaar, dit gaat echter wel ten koste van de rust en ruimte in het voetgangersgebied op maaiveld niveau. Er is geen servicelaag, zodat ook de verschillende treinsporen en de metro via het maaiveld worden ontsloten.
afb 5.4.1: olympische tramlijn over de Amstelveenseweg
36
afb 5.4.2: museumtramlijn tijdens de Spelen
afb 5.4.3: inpassing in Dokmodel, variant 1
afb 5.4.4: inpassing in Dokmodel, variant 2
afb 5.4.5: inpassing in Dokmodel, variant 3
37
afb 5.4.3: concept olympische Sport-as
38
Uitwerking Hier is gekeken naar de mogelijkheid om het concept in te passen in huidige situatie. Vooral de ligging van de verschillende OV-systemen is hierbij belangrijk. Op de kaart is aangegeven hoe het olympische Dokmodel in de situatie past en hoe deze aansluit op de olympische trambaan over de Amstelveenseweg. De olympische tram zal in het stadsnetwerk van Amsterdam worden opgenomen om zowel tijdens als na de Spelen goed te kunnen functioneren als ontsluiting van de sport-as. Na de Olympische Spelen zal deze tramlijn een snelle verbinding kunnen vormen tussen Amsterdam Centraal Station en het Amsterdamse Bos. In de uitwerking is gekozen voor de eerste variant van het Dokmodel. Het regionale verkeer, inclusief de magneetzweefbaan, bevindt zich hierbij compleet ondergronds, volgens het concept van het Dokmodel. De andere varianten zijn op dit punt in strijd met dat idee. Door een servicelaag toe te passen met daarin de tram blijft het maaiveld vrij als verblijfsruimte voor voetgangers in het kantoorgebied. Door visuele relaties te creëren tussen het voetgangersgebied en de olympische tram blijft de tram zichtbaar als onderdeel van de Olympische Spelen. Vanaf de Amstelveenseweg loopt de trambaan verder richting het Olympisch Stadion en lang de sportvoorzieningen. Hierbij volgt de tram zoveel mogelijk de Amstelveenseweg, waarvoor een nieuw profiel wordt ontworpen.
afb 5.4.7: tram- en metrokaart tijdens de Spelen
afb 5.4.8: tram- en metrokaart na de Spelen
afb 5.4.9: Zuidas tijdens de Spelen, maaiveld
afb 5.4.10: Zuidas tijdens de Spelen, ondergronds
39
5.5 Randvoorwaarden Uit voorgaande uitspraken over de Olympische Sport-as volgen een aantal randvoorwaarden die van belang zijn bij het ontwerpen van de accommodaties rondom de Bosbaan en het hockeystadion. Er zal een goede aansluiting tussen de olympische tramlijn en de sportlocaties ontworpen moeten worden. Daarnaast moeten deze accommodaties de randvoorwaarden respecteren die in het concept aan dit deelgebied gesteld zijn: de accommodaties in het Amsterdamse Bos zullen onderdeel van het bos moeten worden en daarmee de ruimtelijke kwaliteiten ervan aanvullen. Binnen de specifieke sportlocaties zal rekening moeten worden gehouden met bestaande gegevens, zoals de ontsluiting van het gebied, de omliggende bebouwing en beplanting. Verkeer -Infrastructuur: de sportlocaties liggen aan de olympische tramlijn. Ook liggen ze in de voetgangersstructuur van het Amsterdamse bos. De belangrijkste auto- en fietsroute wordt gevormd door de Amstelveenseweg. -Ontsluiting: de locatie is onderdeel van het Amsterdamse bos. Een goede aansluiting op de voetpaden in dit gebied is dus noodzakelijk om het gebied te ontsluiten, evenals een goede aansluiting op het tramstation. Tevens moet de locatie voor auto en fiets bereikbaar zijn. Het gebied wordt ontsloten richting de Amstelveenseweg. -Parkeren: extra parkeerplaatsen aanleggen in het bos ten behoeve van sport- en recreatiefuncties is toegestaan. Dit moet echter niet ten koste gaan van de bosrijke uitstraling van het gebied. Vervoer naar de locatie per tram zal gestimuleerd worden waardoor het aantal parkeerplaatsen te beperken is. Stedebouwkundig-landschappelijke kwaliteiten -Zichtlijnen: het Amsterdamse Bos is destijds ontworpen volgens de principes van de Engelse landschapstuin. Het concept van het bos zal in de nieuwe situatie gehandhaafd moeten blijven, zodat de sportlocaties onderdeel van het bos worden. -Stedenbouwkundige structuur: de sportlocaties moeten, volgens het bestemmingsplan, passen in de bosrijke omgeving. De sportvoorzieningen moeten dus ontworpen worden in een parkachtige context en hier ook op aansluiten. -Maximale bebouwingshoogtes: voorgaande randvoorwaarde laat weinig ruimte voor hoogbouw. -Architectuur en beeldkwaliteit: de sportaccommodaties liggen als losse, autonome complexen in het bos. Hierdoor kunnen ze, onder de gestelde randvoorwaarden, een eigen karakter en uitstraling hebben. Zodoende wordt elke accommodatie herkenbaar door zich in architectuur, structuur en materialisering te onderscheiden van de andere accommodaties.
40
Programma -Olympisch programma: twee sportaccommodaties aan de Olympische Sport-as zullen worden uitgewerkt. De eerste betreft het roei- en kanocomplex, dat tijdens de Spelen plaats zal bieden aan alle onderdelen van het roeien, kanovaren en wildwaterkanovaren. De tweede accommodatie zal de locatie voor het Olympische hockeytoernooi zijn. -Programma na de Spelen: de roeilocatie voldoet op dit moment aan de eisen voor internationale wedstrijdbanen en wordt volop gebruikt, onder andere door het Olympisch Trainingscentrum voor de roeiers van de Nationale equipe. Verder maken roeivereniging Okeanos en het bondsbureau van de Roeibond gebruik van de locatie. De Bosbaan wordt geschikt gemaakt voor de Olympische Spelen en de bestaande vlakwaterbaan wordt uitgebreid met een vaste tribune. Naast de blijvende tribune komen er ook tijdelijke tribunes langs de baan. Verder wordt er een wildwaterbaan en bijbehorend programma aangelegd voor het wildwater kanovaren (slalom). -Hockeycomplex: De locatie van het hockeycomplex is de tuishaven van drie hockeyclubs welke voor en na de Spelen een deel van het te bouwen complex kunnen gebruiken. Het andere deel van het complex kan meer tijdelijk van aard zijn. Het complex kan tevens worden gebruikt voor verschillende onderdelen van het voetbal tijdens de Paralympische Spelen. Ecologie en milieu -Ecologische verantwoording: de locaties, die voor een deel al bestaan, liggen in het Amsterdamse Bos en hebben daardoor direct invloed op het ecosysteem van dit bos. Er zal in het ontwerp moeten worden gestreefd naar een zo goed mogelijk behoud van dit ecosysteem. Hierbij dient rekening te worden gehouden met flora en fauna en het microklimaat (belichting, vochtigheid, bodemsamenstelling etc.). -Energieverbruik: aan de energiebehoefte van de sportlocaties zal worden voldaan door gebruik te maken van oneindige energiebronnen op een milieuvriendelijke wijze. Dit is noodzakelijk om de milieueffecten van de toename van het luchtverkeer die zal ontstaan als gevolg van de Olympische Spelen zo veel mogelijk te kunnen compenseren en daarmee de Spelen milieutechnisch aanvaardbaar te maken. -Duurzaam bouwen: er wordt tijdens het ontwerpproces rekening gehouden met de levensloop van het gebouw of onderdelen daarvan. De materialisering wordt daar zoveel mogelijk op afgestemd. Toepassing van lokale en duurzame materialen geniet de voorkeur. -Geluid: de geluidsbelasting van het gebied wordt vooral bepaald door de nabijheid van Schiphol en de aanvliegroutes. Tijdens de Spelen zal het geluidsniveau tijdelijk toenemen, vooral tijdens wedstrijden. Door de ligging in het bos is dit geen maatgevende randvoorwaarde.
Hoofdstuk 6
Nieuw-Pampus 6.1 Inleiding Het Olympisch Park vormt op sportief gebied de kern van de Olympische Spelen. Hier zijn op een relatief klein oppervlak de belangrijkste functies van de Spelen samengebracht. Zo bestaat het Olympisch Park meestal uit het merendeel van de sportaccommodaties, waaronder natuurlijk het Olympisch Stadion. Naast deze sportlocaties ligt ook het Olympisch Dorp met al zijn voorzieningen in het park. Functies voor media, sponsoren en toeschouwers worden doorgaans ook in dit gebied geplaatst. Het Olympisch Park is dan ook duidelijk het ‘hart’ van de Olympische Spelen. In ons masterplan herbergt het Olympisch Park - een van de drie Olympische deelgebieden - grotendeels dezelfde functies als doorgaans het geval is. Echter, in ons masterplan zullen een groot aantal sportaccommodaties zich elders bevinden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de hoogwaardige verbinding tussen de verschillende Olympische deelgebieden. De spreiding van accommodaties maakt het mogelijk dat het Olympisch Park in haar omvang beperkt wordt. In ons masterplan bestaat het park uit het Olympisch Stadion, accommodaties voor zwemmen en tennis, een (deel van het) mediacentrum en het Olympisch Dorp. Het verschil in karakter tussen het Olympisch Park en de andere twee deelgebieden - de Sport-as en Almere Pampus - is dat het Olympisch Park geheel afhankelijk is van de lijn, omdat het een geheel ‘nieuw’ gebied in het IJmeer is. Dit gegeven heeft een grote invloed op het stedenbouwkundig ontwerp van dit deel van het masterplan. 6.2 Huidige situatie Er zijn op dit moment en in de nabije toekomst veel ontwikkelingen gaande in het IJmeer. Zo is er aan de zijde van Amsterdam de uitbreiding van IJburg eerste fase en in de komende jaren IJburg tweede fase. Daarnaast is er ook
de ontwikkeling van Almere Pampus - deelgebied van ons masterplan - in het Markermeer. Al deze ontwikkelingen hebben veel invloed op de omgeving van het IJmeer en onze locatie daarin. Verder grenzen de kustlijnen van Amsterdam, Muiden, Muiderberg en Almere aan het IJmeer. Op het moment van schrijven zijn de eilanden van de eerste fase van IJburg gereed en zijn de bouwwerkzaamheden in volle gang. Het huidige inwonersaantal ligt op ongeveer zesduizend,17 dit moet in de toekomst uitgroeien naar
afb 6.2.1: impressie IJburg
afb 6.2.2: impressie IJburg
41
vijfenveertigduizend. Naast de drie eilanden van de eerste fase, worden er in de tweede fase nog eens vier eilanden aangelegd. Op dit moment wordt voor deze tweede fase het bestemmingsplan en de Milieu Effect Rapportage opgesteld. Als alles volgens plan verloopt, zal men in 2009 kunnen aanvangen met het opspuiten van de eilanden. De Dienst Ruimtelijke Ordening streeft ernaar om in 2020 het gehele project af te kunnen ronden.18 Voor ons masterplan betekent heeft dit als gevolg dat zowel de eilanden op zich als de daar te bouwen woningen niet gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van de Olympische Spelen. Het is immers niet realistisch om de bouw van woningen op IJburg I en IJburg II uit te stellen tot 2028, omdat de woningvraag op dit moment te groot is. In het IJmeer is ter plaatse van onze locatie het forteiland Pampus gelegen. Pampus is een Rijksmonument en is geplaatst op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Het eiland wordt jaarlijks bezocht door ongeveer 35.000 tot 40.000 bezoekers. Deze weten het eiland per veerdienst, charterboot, eigen bootje en soms zelfs per helikopter te vinden. Pampus vormt een aspect waar zeker rekeningen mee moet worden gehouden.
afb 6.2.3: situatie IJmeer met tweede fase IJburg
42
6.3 Concept Het Olympisch Park wordt een eiland in het IJmeer. Door middel van een tunnel wordt het verbonden met de tweede fase van IJburg en Almere Pampus. Het eiland fungeert als een enclave; het zal een op zichzelf staand stadsdeel van Amsterdam worden. Het belangrijkste uitgangspunt in het gehele masterplan, met name in het Olympisch Park is de infrastructuur. De keuze voor bepaalde vervoerssystemen en de vormgeving daarvan hebben immers grote ruimtelijke consequenties. Dit gegeven wordt uitgebuit door het Olympisch Park vorm te geven aan de hand van de eerder beschreven infrastructuur. Onder het eiland waarop het Olympisch Park zich bevindt, loopt een tunnel waarin de magneetzweefbaan, de metro en een autoweg zijn ondergebracht. Deze hoogwaardige vervoerssystemen kunnen zeer efficiënt de gebruikers en bezoekers van en naar het eiland transporteren. Ter plaatse van het station is de aanwezigheid van de magneetzweefbaan en de metro te ervaren. Het autoverkeer – ondergeschikt aan het openbaar vervoer – blijft ondergronds. De magneetzweefbaan wordt deels overdekt door een voetgangersdek, dat als openbare ruimte geldt. De diverse accommodaties worden rondom deze centrale ruimte gesitueerd, zodat zij als verbindend element van het Olympisch Park zal gelden. Het plan is een eiland dat is vormgegeven als een pier. In het centrum van het park wordt een station voor de magneetzweefbaan gesitueerd. Het eiland kenmerkt zich door een sterke lineaire structuur, welke vanuit het station, logistiek gezien, centraal is opgebouwd.
afb 6.2.3: situatie IJmeer met tweede fase IJburg
43
6.4 Ontwerp Het eiland bestaat uit twee delen: een recreatief en op sport gericht deel met grootschalige functies (stadions, bioscopen, etc.) en een residentieel deel. Deze delen worden tijdens de Olympische Spelen respectievelijk het Olympisch Park en het Olympisch Dorp. Het Olympisch Stadion vormt hierin de afsluiting van het eiland vanaf Amsterdam en vormt de kop vanaf de zijde van Almere. Het stadion is hierdoor van verre herkenbaar als symbool voor de Olympische Spelen. Tussen het Olympisch Stadion en het residentiële deel liggen de voorzieningen voor tennis en zwemmen en het mediacentrum. Na de Spelen zullen deze functies een ‘leisure’-status krijgen en zullen zij, aangevuld met andere faciliteiten, ervoor zorgen dat dit deel van het eiland niet alleen gaat functioneren op regionaal niveau, maar ook op nationaal en internationaal niveau. Het woondeel heeft veel verschillende woontypologieën, variërend van grootstedelijke woongebouwen tot kleinschalige woonvilla’s dicht op het water en loopt dus, net als het totaalplan, van een hoogstedelijke deel met een stedelijke uitstraling, naar een laagstedelijk deel met een dorps uiterlijk. Het geeft de atleten en de media een blik op Nederland. Na de Spelen biedt dit deel de bewoners een scala aan comfortabele en unieke woonsferen en zal het dus een vernieuwende stadsuitbreiding van Amsterdam worden. Het karakter van het residentiële deel zal meer op buurt- en wijkniveau functioneren. ef
eati
el
tie
en
id es
r
afb 6.4.1: overzicht functies
afb 6.4.2: concept sferen
44
recr
Het woon- en recreatiedeel zijn van elkaar gescheiden. Redenen hiervoor zijn de strenge veiligheidseisen voor het Olympisch Dorp tijdens de Spelen en het aangename woonklimaat dat je wilt creëren voor de toekomstige bewoners. Ook de openbare ruimte kent diverse karakters. Het voetgangersdek wordt verdeeld over verschillende
afb 6.4.3: referentie ‘laag’
afb 6.4.4: referentie ‘middelhoog’
afb 6.4.5: referentie ‘hoog’
afb 6.4.6: referentie Olympisch Park
45
gebieden die van elkaar verschillen in schaal en sfeer. Belangrijkste eigenschap van de openbare ruimte is dat tijdens de Spelen de atleten en de bezoekers van elkaar gescheiden kunnen blijven. Toeschouwers, zowel tijdens als na de Spelen, gebruiken slechts dat deel van de openbare ruimte, dat de stadions met het station verbindt. In dit gebied wordt de openbare ruimte begrensd door grote sportcomplexen. Omdat het daarnaast grote aantallen mensen zal moeten herbergen, is het grootschalig van opzet. Ter plaatse van het Olympisch Dorp heeft de openbare ruimte een heel ander karakter en vormt zij een boulevard die de woningen met elkaar verbindt. Het is hier kleinschaliger en meer beschut door omliggende bebouwing. Daarnaast kent de openbare ruimte hier een meer directe relatie met het water. Tijdens de Spelen is dit gebied niet direct verbonden met de openbare ruimte die door bezoekers wordt gebruikt. Een derde onderdeel van de openbare ruimte verbindt de woningen met de stadions. Dit dek vormt is direct gekoppeld aan de openbare ruimte tussen de woningen en loopt over het plein dat de bezoekers gebruiken naar de stadions. Op deze manier wordt een beveiligde verbinding gemaakt voor de atleten. Na de Spelen zal deze ruimte dienst doen als extra openbare ruimte voor de bewoners van het gebied. De ruimtelijke configuratie van het eiland is typologisch geordend. Vanuit Amsterdams perspectief begint het eiland laag en loopt, verdeeld over vier gebieden, naar het westen toe steeds meer op totdat het zijn maximale hoogte zal bereiken ter plaatse van het Olympisch Stadion. De vier gebieden herbergen elk die typologieën die horen bij de gestelde bouwhoogten. Hierdoor transformeert het afb 6.4.7: principedoorsnede openbare ruimte in het dorp
afb 6.4.8: principedoorsnede openbare ruimte op het plein
46
afb 6.4.9: impressie Olympisch Dorp
afb 6.4.10: impressie Olympisch Dorp
afb 6.4.11: impressie Olympisch Dorp
afb 6.4.12: impressie Olympisch Park
47
eiland in de lengte richting niet alleen van laag naar hoog, maar ook van klein naar groot, van fijnmazig naar grof, van zacht naar hard. Om de eigen karakters van elk gebied vanuit de centrale openbare as niet meteen prijs te geven zijn de verschillende delen ten opzichte van elkaar verdraaid. Hierdoor is vanuit ieder gebied maar een deel van het aangrenzende deel te zien. De unieke sfeer van iedere buurt blijft zodoende behouden, iedere bewoner van het eiland kan zijn plek vinden op het eiland. De kromming die zo in het gebied ontstaat is gebaseerd op de maximale radius die een bocht in de magneetzweefbaan mag hebben, aangezien deze maatgevend is. Door de drie knikken die het eiland maakt ligt deze in een kromming waardoor het Pampus als het ware omarmt, weliswaar op gepaste afstand.
afb 6.4.13: het Olympisch Park ten opzichte van Pampus
afb 6.4.14: knik tussen twee gebieden
afb 6.4.15: knik tussen twee gebieden
48
6.5 Randvoorwaarden Vanuit het stedenbouwkundig plan zijn een aantal randvoorwaarden vastgesteld, die worden meegenomen in het ontwerpproces van de afzonderlijke opgaven. Bebouwingshoogte Aan de bouwhoogte van de gebouwen, die onderdeel zijn van het stedenbouwkundig plan, zijn voorwaarden gesteld die in de langsdoorsnede van het plan zijn weergegeven. Deze waarden zijn gebaseerd op het feit dat het Olympisch Stadion aan de oostzijde van het plan als hoogste gebouw moet worden beschouwd, met een hoogte van 60 meter. Richting het westen neemt de bebouwing in hoogte af, tot aan één bouwlaag boven waterniveau aan de overzijde van het plan. De maximale bouwhoogte mag met een marge van 25% hiervan afwijken. Voor de afzonderlijke gebieden gelden dan de volgende hoogtes: Olympisch Park 33-60m; Olympisch Dorp: Hoog 20-52m; Middelhoog 9-32m en Laag 0-13m
Wind en water Aangezien het Olympisch Park midden in het IJmeer is gelegen, spelen klimatologische omstandigheden, zoals wind, golfhoogte, waterspiegelstijging en waterdiepte van het gebied een grote rol. Het Olympisch Park moet bestand zijn tegen wind, golfslag en de toekomstige stijging van de waterspiegel. De onderstaande inventarisatie van de klimatologische omstandigheden onderbouwt de door ons op 2,1m vastgestelde minimale hoogte van het dek boven het waterpeil van het IJmeer in 2028. - meest voorkomende krachtigste windrichting: ’s zomers variërend van zuid-west tot noord; ’s winters zuid-zuidwest. - huidig streefpeil: ‘s zomer N.A.P. – 0,2m en ’s winters N.A.P. – 0,4m, waardoor een seizoensverschil ontstaat van 0,2m. - huidige waterdiepte: 2,8m.
Openbaar vervoer en verkeer Nieuw Pampus is zowel per openbaar vervoer als per auto bereikbaar, via de tunnel in het IJmeer die Amsterdam met Almere Pampus verbindt. Het profiel van de tunnel is opgebouwd uit twee lagen, met bovenin de MZB en metro, en daaronder de autoweg, bestaande uit 2 keer een 1-baans weg met aan beide kanten een vluchtstrook. Af- en opritten zorgen voor de bereikbaarheid van het parkeer/expeditie niveau. Hulpdiensten en speciaal transport moeten, ter plaatse van het park, het dek kunnen bereiken. Het parkeren van auto’s is centraal geregeld door middel van een parkeersysteem, dat via een parallelweg ontsloten wordt. Tussen het parkeerniveau en het dek zijn verschillende stijgpunten aanwezig, die deze twee lagen met elkaar verbinden. Het autodepot bevindt zich onder de lijn.
- verhoging van waterpeil: 0,3m komende decennia en nog eens 0,5m op langere termijn. - waterdiepte in 2028: huidige waterdiepte à 2,8m met daarbij opgeteld de verhoging van het waterpeil à 0,3m in de komende decennia. Het betreffende deel van het IJmeer, zal naar verwachting in 2028 een waterdiepte hebben van 3,1m. - golfhoogte: metingen wijzen uit dat onder extreme omstandigheden de gemiddelde golfhoogte kan toenemen tot max. 40 à 45% van de waterdiepte. Dit komt neer op golfhoogten tussen de 1,2 en 1,4m in 2028.
afb 6.5.1: langsdoorsnede met bouwhoogtes
49
afb 6.5.2: principedoorsnede Olympisch Dorp
afb 6.5.3: principedoorsnede Olympisch Park
50
Hoofdstuk 7
Almere Pampus 7.1 Inleiding Almere is een van de jongste en hardst groeiende steden van Nederland. In de Flevopolder werd in 1976 de eerste steen gelegd en sindsdien is Almere geëxplodeerd. Waar de stad zich tot nu toe heeft ontwikkeld rondom het huidige stadscentrum zijn er op dit moment verschillende opvattingen over de verdere uitbreiding. Almere heeft een bouwopgave voor 60.000 woningen op zich genomen en dient voor 2030 hieraan te voldoen. Een van de meest ingrijpende veranderingen sinds het ontstaan van Almere is dat het plan om de Markermeer in te polderen niet zal worden uitgevoerd, waarmee de nieuwe polder Markerwaard definitief van de baan werd geveegd. Hierdoor lijkt de ligging van het huidige stadscentrum merkwaardig. Als gemeente aan het Markermeer, ons grootste binnenwater, zou je verwachten dat hier zich een havenstad zou moeten ontwikkelen. Met de wetenschap dat Almere wat betreft inwoners de vijfde stad van Nederland gaat worden is het niet verbazingwekkend dat Almere inzet op nieuwe ontwikkelingen aan de zuidwestkant van de polder. Het creëren van een tweede stedelijk centrum aan of in het water is een belangrijke ambitie van Almere. Toch is nog niks zeker, er liggen nog verschillende plannen op tafel en de definitieve keuze wordt pas in 2009 verwacht. Er staan een aantal zaken centraal bij de verdere uitbreiding van Almere, problemen die opgelost dienen te worden om tot een succesvolle operatie te komen. Zo vormen er zich diverse infrastructurele opgaven die de onvoldoende capaciteit van zowel het openbaar vervoer als de snelwegen dienen op te lossen. Maar ook de ecologische kwaliteit van het Markermeer speelt een zeer dominante rol in de besluitvorming. Op dit gebied spelen meerdere facetten een rol, waaronder de slechte waterkwaliteit, het voedselgebied rondom de zuid-westpolder en de
vogelhabitat in en rond deze gebieden. Daarnaast stelt Almere dat de ontwikkeling van Almere afhankelijk is van haar relatie met Amsterdam, waarvoor de aanleg van een IJmeerverbinding als noodzakelijk wordt gezien. In deze grootschalige uitbreiding richt de stad haar aandacht op verschillende programmatische functies. Zo lijken een nieuwe universiteitscampus, het ontwikkelen van hoogwaardige sportvoorzieningen en het creëren van een stad met meer cohesie en een groen/blauwe kwaliteit centraal te staan. Almere denkt op olympisch niveau mee te kunnen draaien met haar ontwikkelingen voor hoogwaardige sportvoorzieningen in Almere Poort en reageert positief op plannen om in het nieuwe Almere Pampus een olympisch zeilcentrum en paardensportcomplex te vestigen. In dit eerste onderzoek naar locaties voor de faciliteiten van de Olympische Spelen 2028 zijn we op zoek naar actuele informatie over de verdere ontwikkeling van Almere, de ecologische gesteldheid van het Markermeer en de infrastructurele oplossingen in deze regio.
afb 7.1.1: ontstaangeschiedenis Almere
51
afb 7.2.1: opgaven woningbouw
afb 7.2.2: ontwikkelingsas Haarlemmermeer - Amsterdam - Almere
afb 7.2.3: uitbreidingsplannen Almere en IJmeerverbinding
52
7.2 Huidige situatie Uitbreiding Almere Door de regionale en lokale overheden in de Randstad wordt de ontwikkeling van de Randstad naar één stedelijk netwerk onderschreven. De Regio Randstad heeft begin 2001 zijn visie op de toekomst neergelegd in het rapport ‘Naar een blauwgroene Deltametropool’. De overheden erkennen hierin dat alleen wanneer de Randstad zich as één geheel zal ontwikkelen, ze in staat zal zijn om op Europees niveau met andere stedelijke regio’s te kunnen concurreren. De ontwikkeling van deze metropolitane Randstad ziet zij rond de as Haarlemmermeer, Amsterdam en Almere plaatsvinden. Binnen deze uitbreidingsopgave heeft Almere een zeer aanzienlijk deel van de totale opgave op zich genomen. Het bouwen van 65.000 woningen zal de stad doen groeien tot de vijfde stad van Nederland; zij groeit van 165.000 inwoners naar 400.000 inwoners. Deze uitbreiding zal zich aan de
west- en oostkant ontwikkelen; waar de oostelijke kant (Almere Hout, Spiegelhout en Overgooi) zich zal richten op landelijke woon- en werkmilieus met grootschalige natuur- en landschapontwikkeling, zal in het westen (Almere Pampus, Poort) aan de oevers van het IJmeer hoogstedelijke centrumontwikkeling plaatsvinden. Ecologische gesteldheid Markermeer Het IJsselmeergebied is een uniek watergebied voor zowel Nederland als Europa. Het gebied is het kloppende Natte Hart: grote delen van Nederland gebruiken het gebied voor de zoetwatervoorziening van landbouw en natuur en bovendien is het in toenemende mate van belang voor de drinkwatervoorraad. De veiligheid van een groot deel van Nederland is afhankelijk van de kwaliteit van de waterkeringen rond het IJsselmeergebied. Het gebied is daarnaast van grote ecologische waarde. De eigenschappen vormen gezamenlijk de pijlers voor het beleid betreffende het IJsselmeergebied. Veiligheid: Het IJsselmeer is ontstaan vanuit een behoefte aan veiligheid. De dijken rondom het IJsselmeer voorkomen samen met de Afsluitdijk overstromingen in de achterliggende gebieden. Ook draagt het IJsselmeer als opvang voor water uit de IJssel bij aan de veiligheid van de gebieden grenzend aan deze rivier. Zoetwatervoorziening: De wateren van het IJsselmeergebied (IJsselmeer, Markermeer, IJmeer en de randmeren) zijn van groot belang voor de waterhuishouding van Nederland. In natte perioden watert een groot deel van Nederland af op deze meren. In droge perioden wordt het gehele Noorden van Nederland voorzien van water vanuit dit gebied. Grote delen van ons land gebruiken het gebied als waterbuffer voor landbouw en natuur, maar ook als drinkwatervoorraad en recreatiewater.
7.3 Concept Gesprek Harrie Zondag Om meer inzicht te krijgen in de actuele situatie van ons plangebied zijn er enkele gesprekken gevoerd met Harrie Zondag van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling plaats. De essentiële vragen die beantwoord dienden te worden hadden betrekking op de koers van Almere, inzichten over de IJmeerverbinding en hun visie op de Olympische Spelen. Helaas konden niet alle vragen beantwoord worden, dit was niet vanuit onwil maar vanuit geheimhoudingsplicht. Het zijn dusdanig actuele en daarmee gevoelige onderwerpen en besluiten dat hij weinig feitelijke informatie mocht geven. Wel kon hij een algemeen beeld geven van de lopende ontwikkelingen. Op het moment liggen er nog vier plannen ter discussie die uitspraken doen over de uitbreiding. Een daarvan, tevens de meest extreme, is het plan waarbij een buitendijkse ontwikkeling plaats zal vinden, ondersteund door een OV-verbinding door het IJmeer. Atelier IJmeer heeft hier een studie naar verricht en hun visie in kaart gebracht. Volgens Zondag zijn deze plannen uitgangspunt voor het buitengaats bouwen. Daarnaast kon hij ons vertellen dat Almere een ecologische schaalsprong wil maken en daarbij de uitbreiding de waterhuishouding als heel belangrijk ziet. Zij zien oplossingen in een wisselend waterpeil van het Markermeer, maar zien af van eventuele compartimentering. Hierdoor wordt ook afgezien van de aanleg van de A30 door het Markermeer. Daarnaast pleitte Zondag voor een sterke thematiek bij centrumvorming, diversiteit aan landschappen, stedelijke milieus en een sterke sociale balans. Voor de voorzieningen dient een duidelijk draagvlak en gebaseerd op een 18-uurs economie. Uit het gesprek hebben we geconcludeerd dat we de buitendijkse plannen van Atelier IJmeer kunnen aangrijpen als onderlegger voor de geplande ontwikkelingen voor de Olympische Spelen in Almere.
Ecologie: Het IJsselmeergebied bezit bijzondere ecologische kwaliteiten; het vormt een onmisbare schakel in de vogeltrekroutes tussen Siberië en Afrika. Voedselrijk, ondiep water en voldoende rust zorgen ervoor dat het hele jaar door grote aantallen watervogels verblijven in het IJsselmeer, Markermeer en de randmeren. Zij zijn afkomstig uit grote delen van Noord- en Oost-Europa. Daarmee is het IJsselmeergebied een Europees erkend natuurgebied van internationale betekenis.
afb 7.2.4: diverse diersoorten in het IJmeer
afb 7.3.1: luchtfoto plangebied
53
Plan Atelier IJmeer Zoals hierboven beschreven kunnen de plannen van Koolhaas als uitgangspunt en onderlegger gebruikt worden voor de buitendijkse uitbreiding. Dit zal echter niet gaan zonder er met een kritisch oog naar te kijken en daar waar aanpassingen nodig zijn deze ook door te voeren.
en het centraliseren van de jachthavens in dit havenfront. De infrastructuur zal grotendeels hetzelfde blijven, want deze is in principe goed. De pier richting Amsterdam zal worden aangepast. Deze zal minder hard worden gemaakt, om een fragmentatie en differentiatie te kunnen bereiken in gebied achter de pier, zodat wonen in het open water kan worden gerealiseerd.
Kritiek op het plan van Koolhaas: -Het grachtenstelsel is te rechtlijnig/willekeurig, er ontbreekt een route binnen grachtenstelsel, als ook een kwaliteit zoals in de grachten van Amsterdam ontbreekt. -De Infrastructuur voldoet; er zijn voldoende buslijnen, autowegen en vaarroutes. Eventueel kan er een sneltramlijn aangelegd worden van Pampus, via Poort en Centrum, naar Hout en Spiegelhout -De bocht in IJmeerverbinding is niet gegrond; de zichtlijn Amsterdam/Almere bestaat niet. Vanuit een trein kijk je immers zijwaarts en niet voorwaarts -De oriëntatie van Almere Pampus is niet gericht op het forteiland Pampus. Duidelijke zichtlijnen zoals bij IJburg 2 ontbreken. -Het plan heeft buitendijks meer fragmentatie nodig om een sterke groen/blauwe structuur te bereiken. -Het havenfront moet stedelijke boulevard hebben, in het plan van Koolhaas is dit niet duidelijk. -Er zijn keersluizen tussen de eilanden noodzakelijk wegens het doorbreken van de dijken in de oude kustlijn van Almere -Het havenfront moet bestand zijn tegen een fluctuerend waterpeil. Hiervoor is voldoende hoogte van de stadskades vereist -De kustlijn op de kop van Pampus moet behouden blijven wegens buitendijkse bebouwing.
Onderstaande afbeelding geeft onze opvatting weer over de verstedelijking van het havenfront, de relatie met het stadscentrum en de omliggende gebieden. De afbeelding maakt onderscheid tussen drie soorten gebieden, geel voor stedelijk, groen voor natuurlijke gebieden en blauw voor water. Het stadscentrum staat niet op deze afbeelding maar wordt door een groene zone gescheiden van Almere Pampus. Hier ontstaat een gebied dat een sterke groen/blauwe structuur heeft. Het stedelijke mengt zich met steeds meer blauw richting het Markermeer. Ter plaatse van de buitendijkse uitbreiding ontstaat een hoge verstedelijking met een sterk maritiem karakter, het havenfront. Vanuit dit maritieme centrum richting het noordoosten zien we een overgang naar een stedelijk watergebied, omgeven door luw open water met tussen de woningen een grachtenstelsel. Aan het uiteinde van deze uitbreiding is er een overgang naar een meer groen/blauwe structuur. In dit gebied staat de bebouwing op grotere kavels en is er meer ruimte voor tuinen. Het oriënteert zich op het vogeleiland dat zich in noordoosten van de eilandenreeks bevindt. De luwheid van dit gebied ontstaat door het opspuiten van groene eilanden, waarin keersluizen geplaatst worden. Dit zullen wandelgebieden zijn met uitzicht over het Markermeer.
Samengevat komt dit neer op het aanpassen van de grachtenstructuur, het verstedelijken van het havenfront
afb 7.3.2: plan Atelier IJmeer
54
Het havenfront is geörienteerd richting het zuidwesten en grenst aan het laatste groene eiland. Het wordt dus ingesloten door enerzijds een groen natuureiland en anderzijds een hoogstedelijke havenpier.
afb 7.3.3: groen-blauwe structuur Almere Pampus
55
7.4 Ontwerp Havenfront In het volgende deel van het ontwerpproces wordt ingezoomd op het havenfront waar het Olympisch Regattacentrum en het nieuwe station zich bevinden. De kwaliteit van het havenfront wordt gekenmerkt door de scheiding tussen een groen en een stedelijk gebied. Bij het binnenvaren van de havenmond ervaart men de natuur aan de kant van het Markermeer. Aan de andere kant ervaart men een stedelijke wand met een gecombineerde woon-, horeca- en cultuurfunctie. Langs deze wand zal over de hele lengte een boulevard lopen, waarbij op de pier vooral woonfuncties aanwezig zijn en er aan de stadskant voorzieningen zijn voor horeca en cultuur. Dit laatste gedeelte zal tijden de Spelen gaan functioneren als olympische boulevard die het station en het Regattacentrum zal verbinden. Deze boulevard zal tevens aan de achterzijde van het station doorlopen in de richting van het Hippisch Centrum. In de periode na de Spelen zal dit een stedelijke boulevard zijn, die zowel de bewoners, als bezoekers vanuit Amsterdam en omstreken, als recreanten zal voorzien van een maritiem recreatieen uitgaansgebied. Ter plaatse van het station wordt het gebied verbonden met de OV-verbinding over het IJmeer, die de drie gebieden van de Olympische Spelen aan elkaar koppelt. Tevens vormt het gebied een aansluiting op de sport-as richting Almere Poort.
over de snede duidelijk maken, tegelijk maakt hij ons duidelijk met welke schaal we bezig zijn. Hieruit moeten we concluderen dat we hier in het vervolg van het proces nauwkeurig mee om moeten gaan. De ervaring van het havenfront moet geen desolaat open meer zijn, maar een beschermd gebied met een open verbinding naar het Markermeer.
afb 7.4.1: olympische locaties in Almere Pampus (1=zeilcentrum, 2=station/conferentiecentrum, 3=hippische sporten)
De scheiding tussen het gedeelte van Almere Pampus in het luwe watergebied en het open water vindt plaats op de as van de boulevard. Hierdoor ontstaan twee verschillende kwaliteiten: het veilig aanvoelende gedeelte achter de eilanden en het open gedeelte, blootgesteld aan het Markermeer en het IJmeer. De aanleiding voor deze eilanden achter de havenpier is al besproken, echter ontbreekt nog de verklaring van de ontwerpstrategie van deze eilanden. Een van de eerste uitgangspunten was dat er in het plan van Koolhaas te weinig zichtlijnen waren verwerkt, waardoor het lomp aanvoelde. Naar onze mening zijn er zeer dominante zichtlijnen aanwezig die niet genegeerd mogen worden. De eerste zichtlijn is die vanuit Almere Pampus richting het forteiland Pampus, een tweede richting Muiden en een derde richting Amsterdam IJburg. Het tweede uitgangspunt was het afronden van de kustlijn, zodat een natuurlijkere configuratie ontstaat van eilanden. Door het maken van een snede over het havenfront wordt de schaal van het gebied inzichtelijk. De hoge woongebouwen op de stedelijke pier zijn in deze snede 40 meter hoog. We hebben het hier dus over een forse havenmond. Met deze doorsnede wilden we de verschillende sfeerbeelden
56
afb 7.4.2: zichtlijnen
afb 7.4.3: overige lijnen bepalend voor het ontwerp
afb 7.4.4: snede over het havenfront met bijbehorende sfeerbeelden
57
Infrastructuur Als laatste onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp zal de infrastructurele organisatie op Almere Pampus in kaart worden gebracht. De infrastructuur op Pampus is in sterke mate afhankelijk van de samenstelling van de lijn door het IJmeer. Onze voorkeur gaat uit naar een autoluw Almere Pampus met hoge kwaliteit openbaar vervoer. In onze visie wordt slechts bestemmingsverkeer toegestaan. De organisatie van de aanwezige infrastructuur is uiteengezet in een relatieschema, dat de verbindingen in en rond Almere in kaart brengt.
afb 7.4.5: diverse vormen van infrastructuur
afb 7.4.6: relatieschema infrastructuur
58
Vervolgtraject Door begeleiders, medestudenten en onszelf zijn een aantal punten van kritiek aangedragen die in het vervolg van het ontwerpproces moeten worden meegenomen. Zo speelt het schaalgevoel een belangrijke rol; de havenmond mag kleiner en het havenfront zelf mag een minder groot open water zijn. Door deze verschaling zal er ook meer relatie ontstaan tussen de groene eilanden en het stedelijke havenfront. Hetzelfde geldt voor het gebied achter de pier, waar de waterstraten te breed zijn. Hier mag meer variatie in zitten, ter plaatse van de zichtlijnen mogen de straten wijder zijn maar daarbuiten moeten ze als grachten gaan fungeren. Daarnaast dient dit gebied middels hardere grenzen van het stedelijk front te worden gescheiden. De groen/blauwe differentiatie kan blijven bestaan maar deze moet scherper worden gedefinieerd. Als laatste punt van kritiek geldt dat het streven naar een autoluw gebied nadrukkelijker moet worden uitgevoerd en dat het openbaar vervoer hier strakker op moet aansluiten. De hiervoor genoemde punten zijn verwerkt in het aangepaste stedenbouwkundig ontwerp. Aangepast stedenbouwkundig ontwerp IJmeerlijn en organisatie van stations Na een betere analyse van de indeling van de prominente stations is besloten om het station niet aan het havenfront te lokaliseren, maar te verplaatsen naar een meer centrale locatie. Deze locatie ontsluit zowel de buitendijkse uitbreiding als de kop van Almere Pampus als het geplande universiteitscomplex. Dit wordt weergegeven door de cirkels linksboven in onderstaande afbeelding. Organisatie dijkstructuur Er is gekozen om de IJmeerlijn onder het IJmeer door te laten lopen. Dit betekent dat deze in Almere aankomt onder de pier en vervolgens door de dijk gaat om uiteindelijk bij het station naast de universiteit de polder in te schieten. Om dit te verwezenlijken is het plan licht verschoven met onderstaand resultaat.
afb 7.4.7: stralendiagram stations Almere
Stedelijkheid van de pier en eilanden: Waar we in het eerste plan uitgingen van een fragmentatie, differentiatie van stedelijk naar groen/blauw zien we de pier in deze versie als een hoog stedelijk gebied dat een krachtig beeld geeft van de robuustheid van deze maritieme stad. De havenmond verandert in principe niet echt, de ervaring van het binnen varen tussen groen en een stedelijke havenpier blijft in stand. Er is alleen gekozen om de vormgeving van de groene eilanden natuurlijk te houden. afb 7.4.8: gewijzigde dijkstructuur
59
afb 7.4.9: tweede versie stedenbouwkundig ontwerp (1=zeilen, 2=station/conferentiecentrum, 3=hotel, 4=hippische sporten, 5=volleybal, 6=beachvolleybal, 7=bmx, 8=triathlon, 9=boogschieten, 10=softbal, 11=golf))
60
Bronnen
Colofon
1 www.amsterdam.nl, 23.02.2008 2 idem 3 NOC*NSF, Olympisch Plan 2028, versie 4 4 Noordvleugelbrief, augustus 2006 5 idem 6 Randstad Urgent, juni 2006 7 Toekomst Almere, integraal ontwikkelingsplan, december 2003 8 Atelier IJmeer 2030+, 2006 9 Verkenning IJmeer, oktober 2004 10 idem 11 gesprek Maurits de Hoog, DRO Amsterdam, 15.01.2008 12 C. Trappel, i.o.v. NOC*NSF, Inventarisatie bestaande accommodaties, mei 2007 13 idem 14 brochure Transrapid International GmbH & Co 15 www.nl.wikipedia.org/wiki/Olympisch_Stadion_ (Amsterdam), 15.01.2008 16 www.oudzuid.amsterdam.nl, 24.01.2008 17 www.ijburg.nl, 28.01.2008 18 gesprek DRO Amsterdam, 17.12.2008
Atelier IJ-as Begeleider prof. ir. René van Zuuk Studenten Peter Bakker Daan Bolier Marijn Droog Ciska Dirks Stan Gerrits Gertjan Groen Daan Hesen Jeroen Janssen Peter de Jong Twan Moors Kelly Piels Carly Oude Weernink Claire Verspoor Gerrit Vink Ties Wielinga
Tevens zijn er gesprekken geweest met: drs. Johan van Zoest (TU/e Eindhoven, DRO Amsterdam) ir. Maurits de Hoog (DRO Amsterdam) ir. Harrie Zondag (Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Almere) De weergave van deze gesprekken wordt gevormd door onze eigen interpretatie ervan en kan dus niet letterlijk op het conto van betreffende personen geschreven worden.
Layout Stan Gerrits
Datum mei 2008
Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Den Dolech 2 5600 MB Eindhoven
61