ALTIJD TIJD VOOR TAART
LESMAP
10+
Informatie over de voorstelling
Een jongen wint een veldslag, duikt van wel 60 meter hoog récht in een piepklein zwembad, overleeft het zebrapad, en vindt een pure diamant. Allemaal op één dag. En toch krijgt hij te horen dat hij z’n tijd niet zo moet verspillen. Dat hij hem beter nuttig gebruikt. Maar wat is dat, ‘nuttig’? ik wist niet eens dat dat kon. uzelf vervelen. waarom zoudt ge dat doen? dat anderen u vervelen/ ja/ dat snap ik. maar uzelf vervelen… dat is toch tijdverlies? Na Derwazeens en Vergiet brengt De Nietjesfabriek met Altijd tijd voor taart een voorstelling over tijd. Omdat je er nooit genoeg hebt, en je toch kunt vervelen. spel Jelle Marteel, Sarah Van Overwaelle, Sara Vanderstappen tekst & regie Freek Mariën vormgeving Sarah Van Overwaelle kostuumontwerp Mathilde Boussauw lichtontwerp Bram Waelkens productie De Nietjesfabriek met steun van 't Arsenaal, het Vlaams Fonds voor de Letteren en de provincie Antwerpen met dank aan Jan Bollen, Dirk De Lathauwer, Kirsten Mariën, Ruth Mariën, Yemi Oduwale, Wanne Van Hemelrijck, TSM Mechelen, Herman Van Overwaelle, Raf De Beul
2
Vòòr de voorstelling Thema Vertel de kinderen dat ze naar een voorstelling zullen gaan met als titel “Altijd tijd voor taart”. Laat hen bij wijze van opwarmertje even brainstormen waarover de voorstelling volgens hen zal gaan. Lees de introductietekst bij de voorstelling voor en vraag de kinderen daarna opnieuw waarover de voorstelling zal gaan: (geen) tijd hebben Opdracht 1: verkenningsspel Om het begrip ‘tijd’ te verkennen, beginnen we met een spel: - Voorbereiding: alle kinderen tekenen een klok op een blad papier en duiden 12 uur, 3 uur, 6 uur en 9 uur op de wijzerplaat aan.
De bedoeling is nu dat de kinderen voor elk van deze tijdstippen een afspraakje met een andere klasgenoot versieren. Daarvoor lopen ze rond in het lokaal en gaan op zoek naar klasgenoten die nog vrij zijn op hetzelfde moment. Ze noteren hun afspraken op hun klok. (Bij een oneven aantal leerlingen moet je er wel voor zorgen dat er voor elk uur ook één groepje van drie leerlingen is, of je kan met groepjes van drie leerlingen werken als dat zo uitkomt.) - Het spel: wanneer iedereen 4 afspraakjes heeft genoteerd, vertelt de leerkracht dat de leerlingen voor elk afspraakje een nieuw onderwerp krijgen waarover ze met hun “date” mogen babbelen. Het is ook belangrijk dat ze goed naar elkaar luisteren want achteraf, wanneer de antwoorden worden verzameld, mogen ze alleen dingen noemen die anderen hebben gezegd. De leerkracht kan dan een ingebeelde klok luiden om de eerste afspraak te laten starten. Als de leerlingen de juiste partner hebben gevonden, krijgen ze het eerste onderwerp. Na ongeveer 5 minuten luidt de klok opnieuw voor de 2e afspraak en zo verder tot alle onderwerpen aan bod zijn gekomen. (Je kan het aantal afspraakjes natuurlijk ook nog uitbreiden als je extra onderwerpen toevoegt. ) Onderwerpen: - 3 uur: Hoeveel klokken hangen er bij jou thuis en waar hangen ze? - 6 uur: Wanneer of waarom kijk jij zelf op de klok? - 9 uur: Ben jij gewoonlijk stipt? En je ouders? - 12 uur: Hebben jouw ouders veel of weinig tijd?
3
- Nabespreking: laat per gestelde vraag een aantal kinderen navertellen wat hun partner heeft gezegd. Geef de partner eventueel ook de kans om te reageren op wat niet klopt of ga even dieper in op wat er wordt verteld. Het voordeel van deze spelvorm is dat alle leerlingen aan het woord komen, maar je kan de vragen natuurlijk ook gewoon bespreken in de vorm van een klassiek klasgesprek. Opdracht 2: wat is tijd? Toon de kinderen onderstaande afbeeldingen en vertel hen dat het allemaal manieren zijn om de tijd te meten. Kennen ze er nog andere? (zon – maan – sterren – zonnewijzer – seizoenen: lente – zomer – herfst – winter, maar ook regenseizoen vs. droogteseizoen)
en wat hebben de volgende afbeeldingen met tijd te maken?
klokkaars
pruimentijd (cf. kersentijd, oogsttijd, grasmaand,…)
4
Eventueel kan je de leerlingen ook wijzen op het verschil tussen lineaire tijd (verleden – heden – toekomst) en cyclische tijd (seizoenen, dag en nacht, stand van de maan,…). Het kan interessant zijn om te vermelden dat wij in het Westen een lineair tijdsbesef hebben met een begin en een einde en daartussen beperkte tijd waarin zoveel mogelijk moet gebeuren, maar dat mensen in andere culturen (bv. het Boeddhisme, maar ook de oude Egyptenaren en de Maya’s) een cyclisch tijdsbesef hebben waarin na elk einde (de winter) een nieuw begin komt (de lente). In een cyclisch tijdsbesef is er geen echt einde waardoor je je niet hoeft te haasten om alles afgewerkt te krijgen. Boeddhisten leven natuurlijk niet echt langer, maar door anders naar de tijd te kijken, gaan ze er ook anders mee om. En hoe zit dat met de gevoelstijd: duurt een uur altijd even lang? Opdracht 3: verjaardag vieren Hoe vier jij je verjaardag? Wie komt er naar het feest? Bestaan er speciale tradities of gebruiken in jouw familie als iemand jarig is? Laat de kinderen een tekening of collage maken van het leukste verjaardagsfeest dat ze ooit hadden of van het verjaardagsfeest van hun dromen.
5
Na de voorstelling Opdracht 1: groepsbabbel In een informeel groepsgesprek kom je te weten wat de kinderen van de voorstelling vonden en of ze nog met vragen of bedenkingen blijven zitten. Om de kinderen te helpen hun mening te formuleren zou je na een eerste reactie ook gebruik kunnen maken van gevoelskaartjes. De kinderen kunnen dan een woord kiezen dat voor hen bij de voorstelling past en uitleggen waarom ze dat woord gekozen hebben. Mogelijke woorden: grappig – moeilijk – saai – herkenbaar – droevig – langdradig – kinderachtig – ontroerend – spannend – verwarrend – gevoelig - vreemd – rommelig – … Opdracht 2: eenzaamheid Waarom loopt de jongen weg? – omdat hij denkt dat hij in de weg loopt. Hij is eenzaam; zijn moeder heeft het te druk om hem aandacht te geven en zijn vader is er niet. Herkennen de kinderen dit gevoel? Gebeurt het bij hen ook wel eens dat ze zouden willen dat hun ouders meer tijd hadden om met hen bezig te zijn? Hoe gaan hun ouders hiermee om? “Ge zijt toch alleen, alleen is toch nooit met teveel?” Hoe zit dat eigenlijk met alleen zijn, is dat goed of slecht? Wanneer ben je graag alleen (vb. om eens rustig een boek te lezen of na te denken; de eerste keer dat je alleen naar de winkel mag, of naar school; de eerste keer dat je alleen thuis mag blijven – overdag of ook ’s nachts?…)? Wanneer niet (als je je verveelt omdat er niemand is om mee te spelen; als er niemand is die naar je wil luisteren als je ergens mee zit; als je het gevoel hebt dat niemand je graag ziet;…)? Opdracht 3: tijd te kort? “Ge hebt altijd tijd, het hangt er gewoon vanaf waarvoor.” Klopt dat? Wat vinden jullie van deze uitspraak? Laat de kinderen het weekschema achteraan in de lesmap voor zichzelf kleuren en invullen. Gebruik een kleur voor school en huiswerk maken, een andere kleur voor slapen, eten en andere praktische dingen en een derde kleur voor vaste hobby’s. Laat de kinderen eens kijken wat er overblijft aan niet-ingevulde tijd. Hoe zit dat bij de anderen? Wat zijn hun bedenkingen hierbij? Wat willen/kunnen ze eventueel veranderen? Wat niet? Opdracht 4: wetten en regels “Het is niet omdat iets strafbaar is dat het daarom niet mag. Het kost gewoon meer geld.” Wie zegt dit in het stuk? – het meisje Laat de kinderen achtereenvolgens de jongen en het meisje beschrijven. Schrijf de genoemde karaktereigenschappen in 2 kolommen naast elkaar op het bord: wat valt op? – het meisje is alles wat de jongen niet is, ze zijn elkaars tegenpolen.
6
Ook hier zou je de kinderen kunnen helpen met karakterkaartjes: spontaan – onbezonnen – verlegen – onzeker – enthousiast – zorgelijk – voorzichtig – rebels – denker – onafhankelijk Wie is het meisje eigenlijk? – ze is ontstaan in het hoofd van de jongen, hij heeft haar verzonnen omdat hij eenzaam is, ze doet alles wat hij ook zou willen maar niet durft. Bovendien heeft ze de oplossing voor het probleem van zijn moeder: tijd. De uitspraak hierboven biedt een mooie gelegenheid om met de kinderen te filosoferen over thema’s als ‘gehoorzaam zijn’ en ‘goed en kwaad’. Het is daarbij belangrijk om zelf geen standpunt in te nemen, maar de leerlingen juist aan te moedigen om kritisch te zijn en verder te denken zodat ze gaan inzien dat het complexe thema’s zijn waarop geen eenduidig antwoord bestaat. Mogelijke vragen om het gesprek te sturen: -
Wat vinden jullie van deze uitspraak? Moet je altijd gehoorzaam zijn? (aan je ouders – de leerkrachten – de wet) Waarom moet je altijd het goede doen? Zou je niet gehoorzamen als je daarvoor niet gestraft werd? Waarom bestaan er wetten en regels? Waarom doen we soms toch kwaad? Kan kwaad soms ook goed zijn? Is goed en kwaad voor iedereen hetzelfde? Mag je stelen als je honger hebt?
Bruikbare boekjes over dit thema zijn “Wat is goed, wat is kwaad” en “Goed of kwaad? Een filosofisch prentenboek” uit de reeks ‘Filosofie voor kids’ van Oscar Brenifier. Opdracht 5: creatief met een bezemsteel Het decor van de voorstelling bestond uit voorwerpen die je terug kan vinden op een bouwwerf. Waarom? – omdat het leven van de jongen ook volledig ingepalmd wordt door de bouwwerf waar zijn moeder werkt Hoe evolueerde het decor? Hoe zag het er bij het begin van de voorstelling uit? – 2 delen: huiskamer, maar alles helemaal wit, daarnaast bouwwerf En op het einde? - de huiskamer is weg, bleek helemaal opgebouwd uit bouwmateriaal, alles is vuil, zit vol zand, de werf is nu overal Waarom zou dit zo zijn? – in het begin ziet de leefwereld van de jongen er netjes en veilig uit, alles is op orde. Gaandeweg blijkt dat die veilige wereld al de hele tijd uit bouwmaterialen bestond die steeds duidelijker de plaats in gaan nemen van die veilige wereld. Aan het eind van de voorstelling staat alles overhoop en blijft alleen een grote bouwwerf over. De makers van de voorstelling hebben hun fantasie gebruikt en bepaalde voorwerpen een andere functie gegeven zoals bv. een grote bobijn als tafel en twee kleinere als stoelen. We proberen dit zelf uit met een bezemsteel (of een ander lang voorwerp). Iemand krijgt een bezemsteel in zijn handen en bedenkt er een andere betekenis voor, bv. een appelboom. Hij stapt met zijn appelboom naar iemand anders toe en zegt: “ik heb een cadeautje voor jou, kijk eens wat een mooie appelboom” en hij behandelt de bezemsteel echt alsof het een appelboom is en demonstreert wat je er zoal mee kan doen. Daarna geeft hij de bezemsteel/appelboom door en mag de volgende leerling een nieuwe betekenis voor de bezemsteel verzinnen.
7
Je kan het spel ook gaandeweg moeilijker maken door de leerlingen hun cadeautje te laten uitbeelden en de ander te laten raden wat het is. Je kan ook meerdere voorwerpen tegelijkertijd (of andere) in omloop brengen zodat meerdere leerlingen tegelijk actief zijn.
Voor verdere vragen en opmerkingen De Nietjesfabriek Kapoenenweg 15 2800 Mechelen
[email protected] 0494/723296 8
21.00-22.00
20.00-21.00
19.00-20.00
18.00-19.00
17.00-18.00
16.00-17.00
15.00-16.00
14.00-15.00
13.00-14.00
12.00-13.00
11.00-12.00
10.00-11.00
09.00-10.00
08.00-09.00
07.00-08.00
06.00-07.00
week van …
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
9