Sectororganisatie
Samen naar de top Als je een onderwijspaleis wilt hebben moet je beginnen met het leggen van een sterk fundament Peter van leeuwen
is eigenaar van Peter van Leeuwen consultancy. E-mail:
[email protected]
Peter van Leeuwen, oud directeur/bestuurder in het PO in gesprek met Kete Kervezee, voorzitter van de PO-Raad. In dit gesprek gaan zij in op de fundamentele rol van het primair onderwijs, de noodzakelijke kwaliteitsverbetering hiervan, de rol die het team: leerkracht, directeur en bestuur samen dienen te vervullen en de noodzaak van een adequate bekostiging basisschool
12 m a na gem ent
07 / 2010
De PO-Raad bestaat nu tweeënhalf jaar. Wat is de ambitie van de PO-Raad en wat betekent de PO-Raad voor de schoolleiders? ‘Als je naar het Primair onderwijs kijkt heb ik de behoefte vast te houden aan het zien van kinderen, het zien van de gezichten. Want eigenlijk is niets inspirerender dan nieuwsgierige en leergierige kinderen. Het is van belang ons te realiseren hoe kostbaar het is dat je een goed fundament legt in de jaren dat je als kind alles kunt opnemen. Alles dat je daar leert vormt de basis voor de toekomst. In die periode kun je een attitude ontwikkelen waarin leren beloond wordt doordat het resultaat geeft en het je karakter versterkt. Een leven lang leren moet je van het eerste moment zo aangereikt krijgen dat je dat ook graag wilt doen. Als je een onderwijspaleis wilt hebben, moet je beginnen met het leggen van een sterk fundament. Voor mij persoonlijk is dit maatschappelijke belang zo groot dat ik daarom de functie voorzitter van de PO-Raad in 2008 aanvaard heb.’ Dat de ontwikkeling van de attitude ‘een leven lang leren’ niet altijd ontwikkeld wordt in het onderwijs vormt haar eerste kritische punt in ons gesprek. ‘In Nederland onderschatten we de sector primair onderwijs, omdat we pas zien dat het niet goed gaat als de kinderen 15, 16 jaar oud zijn en dan bezorgd roepen, oh jee wat moeten we hier aan doen? Investeren als de kinderen jong en klein zijn is veel effectiever en veel beter uitvoerbaar dan achteraf te proberen de problemen op te lossen. Betrek daar vanaf het eerste moment ouders en omgeving bij.’ De mogelijkheden van het Primair onderwijs zijn begrensd. Kinderen zitten ongeveer 24 uur per week gedurende 40 weken op school. ‘Naast deze ongeveer 1000 uren is het kind – buiten zijn slaap om – 3000 uur per jaar ergens anders. Zonder ouders en zonder de omgeving als partners te betrekken bij de opvoeding en ontwikkeling van het kind is het een illusie om kinderen optimaal te laten opgroeien en daarmee het noodzakelijke uitstekende fundament te leggen.’ Met deze punten benadrukt zij enkele van de kernopdrachten uit de missie van de PO-Raad: ❭ Investeren in het primair onderwijs is investeren aan de voorkant in kwaliteit, in professionaliteit en in materiële voorwaarden (preventie is effectiever en doelmatiger dan het opvangen van uitval). ❭ Hierbij is er bijzondere aandacht voor verbindingen met partners, beginnend met de ouders, maar ook uit de vooren vroegschoolse educatie en het voortgezet onderwijs, omdat het primair onderwijs de schakel vormt tussen die twee. Het onderwijs is wel de specifieke plaats waar kinderen de fundamentele vaardigheden (taal, lezen, rekenen) aangeleerd dienen te worden, die dienen als voertuig om bij alle andere cognitieve en sociale gebieden te kunnen komen. En dit laatste punt vormt het derde punt in de missie van de PO-Raad: ❭ Daar leren kinderen de basisvaardigheden die zij nodig hebben voor een leven lang leren en voor hun functione-
ren als verantwoordelijk mens in een democratische samenleving. Dit vormt de statements op basis waarvan de PO-Raad handelt en waaraan zij haar bevlogenheid om voor de sector Primair onderwijs op te komen ontleent. Samengevat: Zet kinderen in een maximale positie gedurende de 1000 onderwijsuren, ga een partnerschap aan met de ouders en de omgeving voor de overige 3000 uren en zorg dat je deze totale tijd gebruikt om de ontwikkeling van de kinderen te maximaliseren.’ We raken nu de onderwijsorganisatie. Wat is er nodig om deze ambities te realiseren? ‘Het gaat hier om het team en daarmee bedoel ik: de leerkrachten, de schoolleider en het schoolbestuur en iedereen die verder in de ondersteuning hiervan een bijdrage levert. Ik vind onderwijs een teamsport. Daarin heb je verschillende verantwoordelijkheden en verschillende kwaliteiten, maar niemand van ons kan het alleen. Het maken van verbinding binnen de organisatie tussen de leerkrachten, de schoolleider en het schoolbestuur vormt de basis voor succesvolle verandering. Daarnaast dient die verbinding gemaakt te worden met de ouders en de omgeving. Alleen door met elkaar een coalitie te vormen en aan te sluiten bij het gezamenlijke doel om de kinderen een optimale ontwikkeling te bieden, zal leiden tot een verandering die beklijft en resultaten oplevert die gaandeweg zullen verbeteren. Om dit te realiseren dienen leerkrachten, schoolleiders en schoolbesturen voldoende gekwalificeerd en gefaciliteerd te zijn, wat ook een van de kernthema’s vormt van de PO-Raad. In dit licht praten we over de op handen zijnde bezuinigingen. Het Ministerie van Onderwijs heeft het Primair onderwijs voor bijna 9 miljard op de jaarbegroting staan. Bezuinigingsmaatregelen gaan daar dan ook direct om grote getallen en dat is aantrekkelijk voor een politiek die moet bezuinigen. ‘Als het motief van de politiek is dat wij de rekening van de bezuinigingen niet bij de volgende generatie willen neerleggen en daarom de staatsschuld niet willen doen toenemen en zo snel mogelijk het bestaande tekort weer wegwerken, dan is het bezuinigen op de kwaliteit van het onderwijs per definitie het neerleggen van de rekening bij de volgende generatie. Bezuinigen in het Primair onderwijs betekent kwaliteitsverlies. Als een jongere ons uit de handen valt en je rekent uit wat ons dat als samenleving kost aan sociale zekerheid en het missen van belastinginkomsten en pensioenopbouw, betekent dat op de levensloop 1,4 miljoen euro. Dan kun je beter zorgen dat je het primair onderwijs op orde hebt. Het is daarvoor belangrijk dat we een aantrekkelijke sector blijven en een goede cao kunnen afsluiten. Kun je uitleggen dat bezuinigingen tot kwaliteitsverlies leiden? Volgens de politiek ziet het Primair onderwijs onvoldoende kans om de kwaliteit aan te tonen, laat staan te verbeteren als zij extra middelen krijgt. ‘Als je kijkt naar de huidige verbeterprogramma’s van taal, lezen en rekenen, waarin de PO-Raad deze samen met ❱ basisschool
07 / 2010 ma na gem ent 13
Sectororganisatie
het Projectbureau Kwaliteit heeft georganiseerd, dan is dat enthousiasmerend, maar ook eigenlijk wel tot nadenken stemmend, dat wij een aantal jaren het onderwijs zo overladen hebben met van alles en nog wat dat nu we weer focussen op de essenties. We constateren hoe snel er vorderingen zijn en dat we alles op alles moet zetten om die lijn vast te houden. Natuurlijk is onderwijs meer dan taal, lezen en rekenen, maar juist omdat taal, lezen en rekenen je voertuigen zijn naar de andere domeinen en kinderen versterken in de wetenschap dat leren leuk is en dat ze resultaten kunnen halen, wat weer essentieel is voor de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen is het van belang om vooral nu de professionalisering en financiering hierin door te zetten en niet te bezuinigen. De prijs van bezuinigen is heel erg hoog als kinderen voor spek en bonen mee doen, niet serieus genomen worden en geen kans hebben om aan het maatschappelijk verkeer mee te doen.’ In dat geval zegt de politiek: prima, dan bezuinigen we op het management en het bestuur. Dat is overbodige last. Het geld moet rechtstreeks naar de kinderen ‘Onderwijs is een teamsport. Ik heb leerkrachten heel hoog op de agenda staan, maar als zij vanzelf tot zelfontbranding zouden komen om de kwaliteit te verbeteren dan was dit al lang gebeurd. In een teamsport heb je een coach nodig, een aanvoerder, een scheidsrechter, accommodatie, kortom het team bestaat uit verschillende spelers met verschillende rollen die niet zonder elkaar kunnen. Dit is extra belangrijk in verband met doorgaande leerlijnen. Professionalisering is mijn grote thema. Het lerend vermogen van de leerkrachten, de schooldirecteuren en het schoolbestuur, kortom het team, moet vanzelfsprekend zijn. Het is niet erg iets niet te weten, maar het is wel erg als je daarin berust. Het feit dat we te lang vanuit de onderwijssector onze resultaten niet zelf geanalyseerd en gebruikt hebben om ons gedrag te verbeteren en er in berustten dat we niet verder kwamen maar zelfs achteruit gingen, daarin is nu een wending aangebracht. Je hebt mensen nodig die deze veranderingen initiëren, aanjagen en het hele team meenemen in de professionaliseringsontwikkeling. Naast de leerkracht heb ik het dan over de schoolleider en het schoolbestuur. Ik vind het kortzichtig om te denken dat management en schoolbestuur niet noodzakelijk zijn om het verbeteren van onderwijsresultaten te organiseren. Je ziet dat er op plaatsen waar nu krachtig onderwijskundig en bestuurlijk leiderschap wordt getoond er ook snelle en forse verbeteringen in de onderwijsresultaten optreden. Daarop moet je investeren, niet bezuinigen!’ Hiermee zet je de schoolleiders als PO-Raad als sleutelfiguren neer. ‘Als je onderwijs niet als teamsport ziet: leerkracht, schooldirecteur, schoolbestuur met ieder zijn eigen rol, speel je een kansloze wedstrijd. Professionaliteit vereist dat je bereid bent collegiale consultatie in te zetten, feedback te vragen, je onderwijsresultaten bespreekbaar te maken. Als je zegt: Nee, dat doe ik alleen, dan ben je voor mij alleen een ambachtsman. Een professional stelt de vraag: Hoe basisschool
14 m a na gem ent
07 / 2010
doen we het morgen anders en beter? En daar heb je elkaar voor nodig en een schooldirecteur die het goede proces daarvoor kan inrichten, die de positie heeft om te zorgen dat afspraak inderdaad afspraak is, de vraag stelt: doen we de goede dingen en doen we ze goed? en de kwaliteit heeft om deze gesprekken te voeren’. De schoolleider zal denken: Ja, ik wil dat wel graag, maar ik kan dat niet alleen. Ik heb daar mijn bestuur voor nodig ‘Het schoolbestuur dient hierin te faciliteren en de schoolleider te positioneren. En ook maatregelen neemt die het bereik van de schooldirecteur te boven gaan.’ Vroeger was het schoolbestuur gericht op de bedrijfsprocessen zoals de financiën en de huisvesting. De verantwoordelijkheid voor de onderwijsresultaten was uitbesteed aan de schooldirecteur. ‘Dat is nog niet zo lang geleden hoor. Ongeveer 20% van de schoolbesturen heeft geen zicht op het proces en de resultaten van het onderwijs, terwijl we al 10 jaar bezig zijn met de ontwikkeling en invoering van kwaliteitszorg. Het gaat maar om een ding en dat is de kwaliteit van het onderwijs. De bedrijfsprocessen zijn hieraan slechts ondersteunend. Het schoolbestuur moet haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs nemen en is dit ook wettelijk verplicht, maar dat hebben we lang anders gezien.’ In 46% van de gevallen zijn schoolbesturen eenpitters, d.w.z. een groep vrijwillige ouders bestuurt een school. Daar is de schooldirecteur materieel gesproken het schoolbestuur. ‘In die gevallen is de schooldirecteur het aanspreekpunt en zal handelen als het schoolbestuur, maar blijft het schoolbestuur eindverantwoordelijk voor de onderwijsresultaten. Bij alle professionele schoolbesturen zal het bestuur haar verantwoordelijkheid zelf moeten uitvoeren.’ Vind je het ook een rol van het schoolbestuur om te monitoren op de onderwijsresultaten? ‘Zeker. Want waar heb je het anders over? Je hoeft als bestuurder niet degene te zijn die daar een-op-een op inspringt – dat is afhankelijk van de schaalgrootte van de organisatie - maar wel moet je zorgen dat er gesproken wordt over de resultaten en op basis van de analyse daarvan verbeteracties worden ondernomen. De agenda wordt bepaald door de vraag: leveren wij gezien de capaciteiten van deze leerling en het behaalde resultaat het optimale onderwijs?’ Zeg je daarmee dat het schoolbestuur en daarvan afgeleid de schooldirecteur naar een meer onderwijskundige taakstelling toe zou moeten? ‘Absoluut. Dat is de kern. De essentie van onderwijs is de kwaliteit, de rest is allemaal accommoderend. Een schoolbestuur dat roept: ‘Wij zijn niet van de kwaliteit, daar zijn mijn schoolleiders voor’, dat kan niet waar zijn. Ik begrijp dat zij niet op de dagelijkse punten zitten, als de schaalgrootte zich daar niet toe leent, maar tegen de tijd dat je roept: ‘Daar ben ik niet van en daar heb ik geen verstand van’, dan is dat interessant maar dan moet je iets anders gaan doen.’
Dat is duidelijk. En wat te denken van de schoolleider die zegt: ‘Daar ben ik niet van, want daar heb ik geen tijd voor! Uit onderzoek blijkt dat 85% van de tijd van schoolleiders gebruikt wordt voor bedrijfsprocessen en overleg. Zij komen niet toe aan onderwijskundig leiderschap ‘Dan vraag ik: ‘Doe je dan de goede dingen en doe je ze goed?’ Het lijkt me duidelijk dat dat dan niet zo is’ Als jij een schoolleider typeert, hoe zie je die dan in zijn taakuitoefening? ‘De belangrijkste taak van de schoolleiders is dat hij met zijn leerkrachten het gesprek op de onderwijskwaliteit kan focussen. Wat bereik jij dit jaar met jouw leerlingen? Weet je waar je mee bezig bent? Heb je voldoende beeld of dat systematisch en goed gebeurt en als er eens een keer een schakel los zit, maak je dan een zodanige manoeuvre dat de leerling mee kan? Laat dat vooral niet te lang liggen, want alles wat je te lang laat liggen in het leerproces krijgt een eigen dynamiek en vooral in negatieve zin.’ Naast deze onderwijskundige rol van de schoolleider en het schoolbestuur heb je het belang van partnerschap aangegeven. Is dat ook een rol voor de schoolleider en het schoolbestuur? ‘Ik verwacht van de schoolleider ook dat hij de verbinding naar ouders, de verbinding naar de omgeving legt. Het schoolbestuur is hierbij faciliterend en heeft zijn eigen netwerk. Dit alles gericht op het maximaliseren van de kwaliteit. De invloed van de ouders en de omgeving op de ontwikkeling van de kinderen is 40%. En 40% van het resultaat is gebaseerd op intelligentie. De school bestrijkt de resterende 20%. Als je dus geen kans ziet om de verbinding als school te maken met de ouders en de omgeving speel je een kansloze wedstrijd.’ De schoolleider zal het hier in de meeste gevallen mee eens zijn. Echter, hij moet ook onderwijskundig leider zijn en is integraal verantwoordelijk voor de bedrijfsprocessen op zijn school. Waar haalt hij de tijd vandaan om aan de opdracht de verbinding leggen met de ouders en de omgeving substantieel te kunnen werken? ‘Het gaat hierbij allereerst om organiserend vermogen. De schoolleider kan dit niet alleen maar moet wel zorgen dat het gebeurt. Let daarbij wel op, de school is niet verantwoordelijk voor het volledig laten functioneren van deze verbindingen. Daar heeft bijvoorbeeld de gemeente krachtens de WMO een duidelijke taak in. Wel moet de school zich realiseren dat zij een onderdeel van een keten is en daarom mee moet doen in alle trajecten waarin de versterking van de verbinding tot stand komt. Het starten en laten draaien van dit vliegwiel is zwaar, maar als het op gang is wordt het effectief.’ Dit kost menskracht, dus geld, hoe kom je daaraan? ‘Ik denk dat daar twee antwoorden op zijn. Allereerst de kwaliteit. We moeten veel meer doen aan deskundigheidsbevordering bij schoolleiders en schoolbesturen. Het team, dus naast de leraren ook de schoolleider en het schoolbestuur moet versterkt worden in vaardigheden en kennis.
Kort cv Kete Kervezee:
Mevrouw mr. drs. Kete Kervezee is bij de oprichting van de PO-Raad in januari 2008 benoemd tot voorzitter van deze sectororganisatie. Kete Kervezee begon haar loopbaan als docent in het hoger onderwijs. Daarna werd ze algemeen directeur van de faculteit Onderwijs en Opvoeding bij de Hogeschool van Amsterdam. Van 1998 tot medio 2001 heeft zij als algemeen directeur leiding gegeven aan de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht. Deze dienst omvatte Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs, Cultuur, Welzijn, Sport en Recreatie, Inburgering en de Kredietbank. Van 2001 tot 2007 was zij inspecteur-generaal van het Onderwijs en daarna werkte zij als inspecteur-generaal van de Inspectie Werk en Inkomen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Naast haar werk is Kete Kervezee onder meer voorzitter van de Raad van Toezicht van Altrecht (geestelijke gezondheidszorg Midden-Nederland), lid van de Raad van Toezicht van de Hogeschool Utrecht en lid van de Raad van Toezicht Nederlands Fonds voor Podiumkunsten.
Ten tweede moeten we om tijd te genereren binnen de school slimmer organiseren, administratieve ondersteuning regelen, specialisten voor taal, lezen, rekenen, bewegingsonderwijs (Obesitas!) laten opleiden en inzetten, conciërges laten werken. De schoolleider is niet degene die het werk dat blijft liggen maar oplost. Dan is het een vergaarfunctie. Dat kan niet onbeperkt doorgaan.’ Slimmer organiseren betekent – naast deskundigheidsbevordering – dat je met de bestaande middelen anders omspringt. De kreet dat alle middelen naar de kinderen moeten past hier niet bij. Hoe verweer je je daartegen? ‘Dat is ook zeker niet de effectiefste manier om de middelen te besteden. Je haalt met die kreet wel de publieke waardering binnen, maar het is niet effectief. Ik zou zelf liever drie leerkrachten voor twee groepen hebben dan kleinere groepen. Ik zou liever een administratieve ondersteuning en een conciërge hebben vanaf een bepaalde schaalgrootte dan nog maar een leerkracht erbij. Iedere sector heeft zo langzamerhand nagedacht over het effectiever inrichten van processen en soms zitten wij in het onderwijs nog wel erg gebakken aan onze traditionele vormen. Dat is bijna niet meer van deze tijd. Dat betekent wel dat de organisatie over een bepaalde schaalgrootte beschikt. In de discussie wordt de schaal waarop je aanbiedt identiek gesteld met de organisatieschaal. Je kunt echter heel goed kleinschalig aanbieden en grootschalig organiseren. Ik ben een voorstander van kleinschalig aanbieden. Wat we nu doen is kleinschalig aanbieden en kleinschalig organiseren en als je daar de nullast van ❱ basisschool
07 / 2010 ma na gem ent 15
Sectororganisatie
uitrekent is de uitkomst ridicuul. Als je kijkt naar de kostenstructuur van het primair onderwijs dan kan het niet uitblijven om na te denken over de schaalgrootte.’ De PO-Raad is nu tweeënhalf jaar bezig. De ambities zijn hoog. Waar ben je trots op als je terug kijkt op deze start? ‘Ik zou trots willen zijn op het gegeven dat we als sector steeds meer gehoord worden als eenheid in verscheidenheid. We zijn nu met een proces bezig waarin we met de WEC-Raad maximale invulling geven aan de belangenbehartiging en werkgeverschap door onze krachten te bundelen in een organisatie. Ik ben er trots op dat we nu vanuit een visie redeneren en niet alleen reactief reageren. Ons manifest ‘In tien jaar naar de top’ vormt een uitstekende basis voor het positiespel in de politiek. Het is nu duidelijk wat we willen en wat we daar zelf aan zullen doen. Daarmee kunnen we ook van de politiek vragen ons daarin te faciliteren. Ik ben er trots op dat we de code voor goed bestuur in korte tijd voor elkaar hebben gekregen, waarin de vrijblijvendheid van tafel gaat en we elkaar kunnen gaan aanspreken. Wat ik heel belangrijk vind is dat we zichtbaar en hoorbaar maken wat we nodig hebben. Kijk naar huisvesting. Slechte accommodatie is slecht voor de gezondheid en een blijk van weinig waardering. Uiteraard ben ik heel trots op de resultaten van de Taal, Lezen en Rekentrajecten. Het leuke hiervan is dat dit nauwelijks geld gekost heeft. Voor de subsidie equivalent van één leerling (6000 euro) doen scholen mee aan deze trajecten. De professionele behoefte om deze verbetering te maken heeft de uitvoering van deze trajecten gedragen en we mogen professioneel zeer trots zijn op de bereikte resultaten. Tel je zegeningen als land dat een sector zo massaal zo’n traject inzet en tot zulke goede resultaten brengt tegen nauwelijks enige extra kosten.’
basisschool
16 m a na gem ent
07 / 2010
Tenslotte de vraag wat de PO-Raad voor de schoolleider betekent of gaat betekenen. De ALV van de PO-Raad heeft op 3 juni jongstleden ingestemd met een onderzoek naar een betere samenwerking met de AVS en ook de ledenraad van de AVS heeft hierin ingestemd. AVS en PO-Raad hebben voor een deel gelijke belangen: een sterkere vertegenwoordiging van de sector primair onderwijs in het publieke debat en daarmee een versterking van het team: leerkracht, schooldirecteur, schoolbestuur. Wat is jouw visie hierop? ‘Het gaat om het positiespel met de politiek en in het publieke debat . We gaan eerst kijken of het meerwaarde heeft om de schoolbesturen en schoolleiders met elkaar te verbinden in een organisatie. Als we het daarover eens zijn, kunnen we kijken of de AVS de partij is om dat te realiseren. De belangenbehartiging als vakbond door de AVS en de commerciële dienstverlening van de AVS zullen hier zeker van uitgezonderd blijven. Het is de bedoeling in december 2010 de uitkomsten van dit onderzoek samen met de AVS te presenteren en een besluitvormingstraject in te gaan We hebben elkaar, de leerkracht, de schooldirecteur en de schoolbestuurder erg hard nodig om de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren en inderdaad over 10 jaar samen de top op internationaal gebied te hebben bereikt. Goed onderwijs voor elke leerling, daar gaat het mij om. In het belang van een sterke samenleving.’ ❱ Voor meer informatie: www.poraad.nl www.Petervanleeuwenconsultancy.nl
❱ basisschool
07 / 2010 ma na gem ent 17