Anesthesiologie Binnenkort ondergaat u een operatie. Uw behandelend specialist heeft u daarover geïnformeerd. Bij die operatie is een vorm van anesthesie (narcose of verdoving) nodig. In deze brochure wordt nadere informatie gegeven over verschillende vormen van anesthesie en de gang van zaken rond de operatie. Preoperatieve Screening anesthesiologie Nadat u bij de operateur geweest bent, zal aan u gevraagd worden een vragenlijst in te vullen over uw gezondheid en medische voorgeschiedenis. Met dit formulier meldt u zich bij de polikliniek anesthesiologie (balie 37). In veel gevallen kunt u direct bij de anesthesioloog terecht, maar het is ook mogelijk dat er een afspraak wordt gemaakt. Tijdens het preoperatieve gesprek maakt u kennis met de anesthesioloog of anesthesie medewerker. Een anesthesioloog is de medisch specialist die zich heeft toegelegd op de verschillende vormen van anesthesie, de bewaking tijdens en het ontwaken na de operatie, de pijnbestrijding en intensieve (na)zorg. De anesthesioloog is op de hoogte van uw ziektegeval. Hij of zij zal u vragen stellen over uw gezondheid, welke medicijnen u gebruikt en of u allergisch bent voor bepaalde medicijnen. Ook kunt u vragen verwachten over eerdere operaties en hoe u toen op de anesthesie reageerde. Zo wordt een goede indruk over uw gezondheidstoestand verkregen. De anesthesioloog beslist in overleg met u welke vorm van anesthesie voor u het beste is. U krijgt advies met betrekking tot eventueel medicijngebruik. In de meeste gevallen is het beter het gebruik van medicijnen voor de operatie niet te staken, in sommige gevallen juist wel. Het is daarom verstandig uw medicijnen mee te nemen zodat de anesthesioloog u advies kan geven. Zo nodig wordt laboratoriumonderzoek, functieonderzoek (ECG, longfoto) of een onderzoek door een andere arts (bv door een cardioloog of longarts) verricht en gecontroleerd. Soms is er belangrijke informatie over u in een ander ziekenhuis bekend. Dan kan het noodzakelijk zijn die informatie op te vragen. Als alles in orde is, wordt dit doorgegeven aan Bureau Opname. Zodra uw opnamedatum bekend is, krijgt u bericht van Bureau Opname. Indien er iets in uw gezondheidstoestand of in uw medicatie verandert in de tijd tussen het gesprek met de anesthesioloog en de operatie, wilt u dan contact op nemen met de polikliniek anesthesiologie, telefoonnummer: 0251-265155. Verschillende soorten anesthesie Er bestaan verschillende soorten anesthesie of verdoving. De meest bekende is de algehele anesthesie of narcose, waarbij het hele lichaam wordt verdoofd en u tijdelijk buiten bewustzijn bent. Ook algemeen bekend is de plaatselijke verdoving, waarbij een klein stukje huid "plaatselijk" wordt verdoofd, bv. om een wond te hechten. Bij regionale anesthesie wordt een groter gedeelte van het lichaam, zoals een arm, een been of het hele onderlichaam tijdelijk gevoelloos gemaakt. Bij regionale anesthesie blijft u tijdens de operatie wakker, indien gewenst kunt u er een slaapmiddel bij krijgen. Overigens ziet u niets van de operatie: alles wordt met doeken afgedekt.
1
Welke vorm van de verdoving is voor u geschikt? Welke anesthesie voor u het meest geschikt is, hangt af van verschillende factoren, zoals uw leeftijd, lichamelijke conditie en het soort operatie. Uw eigen wensen kunt u voorleggen aan de anesthesioloog die daarmee rekening houdt bij de beslissing over de soort anesthesie. Voorbereiding op de operatie U moet tijdens de operatie “nuchter” zijn om braken tijdens en na de operatie te voorkomen. Braken tijdens de narcose is gevaarlijk omdat braaksel via de luchtpijp in de longen kan lopen. Vaak betekent dat, dat u na 24.00 uur (de avond voor de operatie) niet meer mag eten. Een slokje water om medicijnen in te nemen, of bij het tanden poetsen is toegestaan. Tot twee uur voordat u in het ziekenhuis wordt opgenomen mag u heldere dranken drinken, zoals water, thee zonder melk, koffie zonder melk en limonade zonder prik (zie het schema op de volgende bladzijde). Het is verstandig om voor de operatie zo lang mogelijk niet te roken. De ademhalingswegen van rokers zijn vaak geïrriteerd en daardoor gevoeliger voor ontstekingen. Bovendien kan hoesten na de operatie erg pijnlijk zijn. Ook is de wondgenezing vertraagd bij rokers. Voor de operatie moet u sieraden zoals horloge, ringen en armbanden en piercings afdoen. Het is verstandig om kostbaarheden thuis te laten. U wordt gevraagd geen make-up en nagellak te dragen. AANTAL UREN VOOR OPNAME Als voorbereiding op de anesthesie wordt vaak een of meerdere tabletjes gegeven. Hiervan wordt u al wat slaperig. De verpleegkundige brengt u in uw bed naar de operatieafdeling. Daar ziet u de anesthesioloog en diens assistent.
DIT MAG U ETEN
DIT MAG U DRINKEN
Tot 8 uur voor de opname:
Alles
Alles
Tot 6 uur voor de opname:
1 boterham of cracker of beschuit (zonder boter) met honing of jam
Heldere drank, bijv. water, thee (zonder melk), koffie (zonder melk), appelsap, limonade zonder prik NB GEEN: melkproducten, sinaasappelsap, bouillon, koolzuurhoudende dranken
Tot 2 uur voor de opname:
Niets
Heldere drank, bijv. water, thee (zonder melk), koffie (zonder melk), appelsap, limonade zonder prik NB GEEN: melkproducten, sinaasappelsap, bouillon, koolzuurhoudende dranken
2 tot 0 uur voor de opname:
Niets
Niets, behalve wat u krijgt van de verpleegkundige om uw medicatie in te nemen.
2
Uw bril, gebitsprothese en gehoorapparaat moet u op de verpleegafdeling achterlaten, tenzij anders is afgesproken met de anesthesioloog. In plaats van een pyjama krijgt u een operatiehemd aan. Algehele anesthesie of narcose Voordat u de narcosemiddelen krijgt toegediend, wordt de bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt plakkers op de borst om de hartslag en hartritme te meten. Ook krijgt u een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk wordt aan de arm of been gemeten. U krijgt een infuus ingebracht. Via dit infuus spuit de anesthesioloog de narcosemiddelen in. U valt binnen een halve minuut in een diepe slaap. Kleine kinderen kunnen bang zijn voor een prikje. Zij kunnen in slaap gemaakt worden door hen via een kapje te laten ademen, waaruit een narcosegas stroomt. Overigens is het ook mogelijk de huid te verdoven met een zalf, waardoor het prikje nauwelijks wordt gevoeld. Om de ademhaling tijdens de anesthesie te kunnen controleren wordt in veel gevallen, voordat de operatie begint, een plastic buisje in de keel gebracht. U merkt daar niets van, want u slaapt dan al diep. Tijdens de operatie blijft de anesthesioloog of diens assistent voortdurend bij u. De anesthesioloog bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van uw lichaam. Dankzij de bewakingsapparatuur kan precies worden vastgesteld hoe uw lichaam op de operatie en op de narcose reageert. De ademhaling en de bloedsomloop kunnen zo nodig worden bijgestuurd en er worden medicijnen toegediend om de narcose te onderhouden. Het wakker worden uit de narcose U kunt zich kort na de operatie nog slaperig voelen en af en toe wegdommelen. Dat is heel normaal. Met het uitwerken van de narcose kan er pijn optreden in het operatiegebied. Door de anesthesie, maar ook als gevolg van de operatie kan er misselijkheid optreden. U kunt de verpleegkundige vragen om een pijnstiller of een middel tegen misselijkheid. Bijwerkingen van de narcose Terug op de afdeling kunt u zich nog wat slaperig voelen, ook kan misselijkheid en braken optreden en kunt u pijn krijgen. De verpleegkundigen weten precies wat ze u kunnen geven. Hebt u een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel, dan komt dat van het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te kunnen regelen. Die irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen. Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u wat mag drinken, doe dan voorzichtig aan. Mag u niet drinken dan kan de verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen. Het kan voorkomen dat u de dagen na de operatie spierpijn heeft in uw gehele lichaam. Dit wordt veroorzaakt door een middel wat gegeven wordt als onderdeel van de algehele narcose. Deze spierpijn zal vanzelf verdwijnen. Is narcose veilig? Door verbetering van de bewakingsapparatuur, het beschikbaar komen van moderne geneesmiddelen en door de goede opleiding van de anesthesioloog en diens medewerkers is anesthesie tegenwoordig zeer veilig. Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan uw gebit beschadigd raken. Door een ongelukkige houding tijdens de operatie kan een zenuw in de arm of het been beklemd raken, waardoor tintelingen en krachtverlies kunnen optreden. Het werken met bloed brengt risico’s met zich mee i.v.m. bloedoverdraagbare aandoeningen. 3
Wanneer een medewerker zich verwondt aan een gebruikte naald, een gebruikt operatiemes of wanneer bloed of andere lichaamsvochten van de patiënt op de slijmvliezen terechtkomen dan loopt de medewerker een risico om bloedoverdraagbare ziekten op te lopen. Mocht zich een dergelijk geval voordoen, dan kan uw bloed gecontroleerd worden op overdraagbare ziekten. In onze vragenlijst wordt gevraagd of u hiermee akkoord gaat. Regionale verdoving Bij een regionale anesthesie wordt een gedeelte van het lichaam bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam tijdelijk gevoelloos en bewegingloos gemaakt. Door een verdovingsmiddel rond een zenuw te spuiten kunnen zenuwen of zenuwbanen tijdelijk worden uitgeschakeld. In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het onderlichaam en de benen. Deze zenuwbanen worden met een ruggenprik verdoofd. Een arm kan worden verdoofd door de zenuwknoop (plexus) die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen door rond de zenuwen een verdovingsmiddel in te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel, boven het sleutelbeen of in de hals. Bij regionale verdoving worden de zenuwen die op pijn reageren zo volledig mogelijk uitgeschakeld, maar het gevoel verdwijnt soms niet helemaal. Het is normaal als u voelt dat u wordt aangeraakt maar het mag niet pijnlijk zijn. Vaak lopen de pijnzenuwen samen met de zenuwen die de spieren laten werken. Die worden met de verdoving ook tijdelijk uitgeschakeld. De spieren raken dan tijdelijk verlamd: ze werken even niet. Als de verdoving volledig is uitgewerkt, hebt u weer de normale kracht en beheersing over de spieren. Hoe gaat een ruggenprik? U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. Uw bloeddruk wordt gemeten. Er wordt een infuusnaald ingebracht in een arm. Afhankelijk van de voorkeur van de anesthesioloog wordt u gevraagd te gaan zitten of op de zij te gaan liggen. De ruggenprik is niet pijnlijker dan een gewone prik. Er zijn twee soorten ruggenprikken: spinaal anesthesie en epiduraal anesthesie. Spinaal anesthesie is over het algemeen een eenmalige prik. Als de verdoving is ingespoten merkt u eerst dat uw benen en billen warm worden en gaan tintelen. Later worden ze gevoelloos en slap evenals de rest van het onderlichaam. Gedurende de operatie blijft de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker bij u. U blijft bij bewustzijn. Van de operatie ziet u niets; alles wordt afgedekt met doeken. Als u toch liever slaapt, dan kunt u om een licht slaapmiddel vragen. Het kan zijn dat u nog wel (flarden van) geluiden tijdens de operatie hoort maar deze zult u niet als storend ervaren. Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het drie tot zes uur duren voordat de verdoving na een spinaal volledig is uitgewerkt. Bij epiduraal anesthesie wordt een slangetje in de rug achtergelaten voor pijnbestrijding tijdens en na de operatie. De werkingsduur is afhankelijk van die toediening. Met het uitwerken van de verdoving kan ook pijn optreden. Wacht niet te lang de verpleegkundige een pijnstiller te vragen. Bijwerkingen tijdens de ruggenprik Onvoldoende pijnstilling Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving bijgeven. Indien dit onvoldoende is, kan worden overgegaan op algehele anesthesie. De anesthesioloog zal dat met u overleggen. Lage bloeddruk Als bijwerking van een ruggenprik kan een lage bloeddruk met misselijkheid en braken optreden. De anesthesioloog is hierop bedacht en zal daartegen maatregelen nemen.
4
Hoge uitbreiding Soms komt het voor dat het verdoofde gebied zich verder dan bedoeld naar boven uitbreidt. U merkt dat doordat uw handen gaan tintelen. Misschien kunt u wat moeilijker ademen. De anesthesioloog zal u wat extra zuurstof en medicatie toedienen. Meestal zijn de klachten daarmee opgelost. Moeilijkheden met plassen De verdoving strekt zich uit tot de blaas. Het plassen kan daardoor moeilijker gaan dan normaal. Het kan nodig zijn de blaas met behulp van een (tijdelijke) katheter leeg te maken. Bijwerkingen en complicaties nadat de ruggenprik is uitgewerkt Rugpijn Het komt voor dat er rugpijn ontstaat op de plaats waar de prik is gegeven. Dit heeft vaak te maken met de houding tijdens de operatie. De klachten verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Hoofdpijn Na een ruggenprik kan hoofdpijn optreden. Deze hoofdpijn verschilt van 'gewone' hoofdpijn doordat de pijn minder wordt bij platliggen en juist erger wordt bij overeind komen. Ook kunt u moeite hebben met fel (zon) licht. Meestal verdwijnt deze hoofdpijn binnen een week vanzelf. Als de klachten zo hevig zijn dat u hierdoor in bed moet blijven of al langer dan twee dagen duren, neemt u dan contact op met de preoperatieve polikliniek. Lukt een ruggenprik altijd? Nee, soms lukt het niet om de verdovingsnaald op de goede plaats te brengen. Dit kan voorkomen als de vorm van de wervelkolom erg afwijkend is, bijvoorbeeld door het ouder worden. Ook kan het voorkomen dat de verdoving onvoldoende werkt. In die situaties kan het nodig zijn een andere vorm van verdoving te kiezen, bijvoorbeeld narcose. Die situaties komen overigens niet vaak voor. Hoe gaat plexusanesthesie? Een deel van de arm of van het been kan worden verdoofd door de zenuwknoop (plexus) die naar dat ledemaat loopt tijdelijk uit te schakelen door rond de zenuwen een verdovingsmiddel te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel, hals, boven het sleutelbeen of in de knieholte. Om u tijdens de operatie zo nodig medicijnen te kunnen toedienen krijgt u van te voren een infuus. De anesthesioloog prikt met een naald naar de plaats waar de zenuwen lopen. Met behulp van een echoapparaat worden de juiste zenuwen opgezocht. Het is belangrijk dat u tijdens het prikken stil blijft liggen. Als de naald op de goede plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovende middel in. Korte tijd later merkt u dat het te verdoven lichaamsdeel gaat tintelen en warm wordt. Later verdwijnt geleidelijk het gevoel en vaak ook de kracht uit dat lichaamsdeel. De verdoving moet even inwerken voordat het effect optimaal is. Tijdens de operatie blijft u wakker, maar als u dat liever hebt kunt u om een licht slaapmiddel vragen. Het kan zijn dat u nog wel (flarden van) geluiden tijdens de operatie hoort maar deze zult u niet als storend ervaren. Overigens ziet u niets van de operatie: alles wordt met doeken afgedekt. Als na de operatie de verdoving uitwerkt keren de spierkracht en het gevoel geleidelijk weer terug. De duur van de verdoving is afhankelijk van de plaats van de verdoving en het gebruikte medicijn. Met het uitwerken van de verdoving kan ook pijn optreden. Wacht niet te lang de verpleegkundige een pijnstiller te vragen. Na een plexusanesthesie van een arm hoeft u niet
5
altijd in het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving is uitgewerkt. Dat hangt af van de operatie die bij u is verricht. Zolang de arm verdoofd is moet u hem in een draagdoek (mitella) houden. Bijwerkingen en complicaties van plexus anesthesie Onvoldoende pijnstilling Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving bijgeven. Indien dit onvoldoende is, kan worden overgegaan op algehele anesthesie. De anesthesioloog zal dat met u overleggen. Postoperatieve tintelingen Door irritatie van de zenuwen door de prik of door de gebruikte medicijnen kunt u nadat de verdoving is uitgewerkt nog enige tijd last houden van tintelingen in de arm en de hand. Deze tintelingen verdwijnen in de meeste gevallen in de loop van weken tot maanden vanzelf. Bij twijfel kunt u altijd via de preoperatieve poli contact opnemen met een anesthesioloog. Overgevoeligheidsreacties Overgevoeligheid voor de gebruikte verdovingsmiddelen komt zelden voor. Dit kan zich uiten in benauwdheid, huiduitslag of lage bloeddruk. Behandeling is meestal goed mogelijk. Toxische reacties De zenuwen die verdoofd moeten worden lopen vlakbij grote bloedvaten. Het is mogelijk dat er verdovend medicijn direct in de bloedbaan komt. Dat uit zich in een metaalachtige smaak, tintelingen rond de mond, een slaperig gevoel, hartritmestoornissen, trekkingen en uiteindelijk bewusteloosheid. Behandeling is meestal goed mogelijk. Gelukkig zijn ernstige toxische reacties zeer zeldzaam. Na de ingreep Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer of verkoeverkamer gebracht. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. Ook hier bent u aangesloten op de bewakingsapparatuur. Vaak krijgt u kortdurend extra zuurstof via een slangetje bij de neus toegediend. Zodra u voldoende wakker bent uit de narcose, of de ruggenprik voldoende is uitgewerkt gaat u terug naar de afdeling. Het kan ook zijn dat u nog enige tijd op een speciale bewakingsafdeling moet blijven, omdat de aard van de operatie een wat langere intensieve zorg noodzakelijk maakt. U gaat dan naar de intensive care. Zowel op de intensive care als op de verpleegafdeling kunt u bezoek ontvangen. Als u nog dezelfde dag naar huis mag, zorg er dan voor dat u door een volwassene begeleid wordt en dat u de eerste 24 uur niet alleen thuis bent. Regel met uw begeleider vervoer per taxi of auto, maar rijd zelf niet! Doe het thuis de eerste 24 uur na de operatie rustig aan. Bestuur geen machines. Neem geen belangrijke beslissingen. Eet en drink licht verteerbare voedingsmiddelen. Het is heel gewoon dat u zich na een operatie nog een periode niet fit voelt. Iedere operatie is een ingrijpende gebeurtenis. Het lichaam moet zich hiervan in zijn eigen tempo herstellen. Dat heeft zijn tijd nodig. Wij adviseren u als pijnstilling paracetamol in huis te halen. De dosering staat vermeld op de verpakking. Afhankelijk van uw pijnbelevening zal extra pijnstilling voorgeschreven worden welke u bij de apotheek kan (laten) afhalen.
6
Indien er vragen of problemen zijn die gerelateerd zijn aan de anesthesie die u heeft gekregen, kunt u altijd contact met ons opnemen. Achterin de folder vindt u de belangrijke telefoonnummers. Pijnstilling na de operatie Pijnmeting Op iedere afdeling wordt pijn geregistreerd. Wij doen dat om beter inzicht te krijgen in hoeveel pijn u ervaart. Deze informatie helpt ons om de pijnbestrijding zo goed mogelijk op uw pijn af te stemmen. Drie keer per dag vragen wij u om een cijfer toe te kennen aan de mate waarin u de pijn ervaart. Hiervoor hanteren wij een methode waarbij u een cijfer geeft aan de pijn. U bent namelijk de enige die kan vertellen of er pijn is en hoe erg die pijn is. Omdat het lastig is aan te geven in welke mate er pijn wordt ervaren, kan het geven van een pijncijfer daarbij helpen. U geeft als de verpleegkundige bij u langskomt een cijfer aan uw (eventuele) pijn tussen de 0 en de 10. 0 betekent geen pijn en 10 is de ergste pijn die u zich voor kunt stellen. U kunt nooit een verkeerd cijfer geven. Het gaat immers om de pijn die u ervaart. Als u bijvoorbeeld denkt dat uw pijn een 5 is, dan geeft u een 5, ook al denkt u dat een ander daar misschien een 3 of een 7 voor zou geven. Als u geen pijn hebt, geeft u dat aan met een 0. Heeft u weinig pijn, dan kunt u bijvoorbeeld een cijfer tussen de 1 en de 4 geven. Als u veel pijn hebt, geeft u een cijfer tussen de 7 en de 10. Tip 1: Bij het geven van een pijncijfer kan het helpen om terug te denken aan pijn waar u eerder last van hebt gehad, zodat u deze kunt vergelijken met uw huidige pijn. Tip 2: Als u op meerdere plaatsen pijn ervaart, dan gaat u uit van de pijn die u als ergste ervaart. Tip 3: Heeft u alleen op specifieke momenten pijn, bijvoorbeeld bij het plassen, dan geeft u het cijfer voor de pijn op dat bewuste moment. Vergeet echter niet aan de verpleegkundige te vertellen dat de het cijfer alleen voor dat bewuste moment geldt. Natuurlijk kunt u pijn altijd bespreken met de arts of de verpleegkundige en hoeft u niet te wachten tot een verpleegkundige u vraagt om uw pijncijfer te geven. Heeft u over het geven van een pijncijfer nog vragen, stel die dan gerust. Pijnstilling na de operatie Na de operatie kunt u, als de verdoving begint uit te werken, pijn krijgen. Daarom is het toedienen van goede pijnstilling na de operatie noodzakelijk. Goede pijnstilling betekent dat u zonder veel pijn kunt ademhalen, hoesten en bewegen. Bovendien wordt uw herstel hierdoor bespoedigd en de kans op complicaties kleiner. Er zijn verschillende technieken waarmee pijn kan worden bestreden. Behalve tabletten en prikken in het been worden in het Rode Kruis Ziekenhuis nog 2 technieken toegepast die onder controle staan van de anesthesioloog: PCA (door de patiënt geregelde pijnstilling) en epidurale pijnstilling
7
Patiënt Controlled Analgesia (PCA) Dat betekent dat u zelf bepaalt wanneer en hoeveel pijnstillende middelen u krijgt toegediend. U krijgt hiervoor een pompje met handbediening ter beschikking. Deze pomp wordt aangesloten op uw infuus. In de pomp zit een spuit met morfine of een andere soortgelijke pijnstiller. De pomp wordt door de anesthesioloog geprogrammeerd. Zodra u pijn voelt drukt u op de knop van de handbediening. De pomp is zo geprogrammeerd dat u zich zelf niet teveel medicatie kunt toedienen. Het grote voordeel is dat u dus zelf bepaalt wanneer u behoefte heeft aan extra pijnstilling en dat u die zelf kunt toedienen. Een pijnverpleegkundige zal regelmatig controleren of u zich goed voelt en of de pijnstilling aan de verwachting voldoet. Soms kunnen bijwerkingen optreden zoals slaperigheid en wat misselijkheid. Meestal is dit niet storend en misselijkheid is goed te bestrijden. Er is geen kans op verslaving aan het pijnstillende medicijn. Epiduraal anesthesie Bij epidurale pijnbestrijding brengt de anesthesioloog vlak voor de operatie een dun slangetje (katheter) in tussen de wervels in de rug. Dit gebeurt via een ruggenprik. De ruggenprik wordt onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. Het inbrengen is daardoor niet, of nauwelijks pijnlijk. Tijdens de operatie kunnen hierdoor pijnstillende medicijnen worden toegediend. Als u na de operatie weer wakker wordt, werkt de pijnstilling nog steeds. Pijnstilling met epidurale anesthesie kan dagen blijven functioneren. Normaliter wordt de epiduraalkatheter pas verwijderd als de pijn met eenvoudiger middelen (bijvoorbeeld tabletten) kan worden bestreden. Bij epiduraal anesthesie kunt u merken dat het gevoel in een deel van het lichaam anders is. De buik of de benen kunnen bv een beetje “doof” aanvoelen. Dit kan geen kwaad. Bij epiduraal anesthesie worden ook de spieren van de blaas verdoofd. Daarom is het nodig dat u een urinekatheter krijgt. Ook kan de spierkracht in de benen minder zijn dan normaal. Daarom mag u niet zonder begeleiding gaan staan of lopen. Enkele uren na het stoppen van de epidurale infuuspomp wordt alles weer normaal. De jarenlange praktijk heeft bewezen dat epidurale pijnstilling veilig is en dat complicaties zeldzaam zijn. Enkele veel voorkomende vragen Ik voel er toch niets van? Nee. Tijdens de algehele anesthesie voelt u niets. Wel kan bij regionale anesthesie een gevoel van "druk" of "trek" in het operatiegebied worden ervaren. Ik word toch niet wakker tijdens de operatie? Nee, het belangrijkste onderdeel van algehele anesthesie is het toedienen van slaapmiddelen. Door de uitgebreide bewakingsapparatuur kan de diepte van de verdoving nauwkeurig bepaald worden. Mag ik de operatie zien? Ja, als dat mogelijk is wel. Als u onder regionale verdoving wordt geopereerd blijft u in principe wakker. U kunt bepaalde operaties, bijv. een kijkoperatie aan de knie, via een monitor volgen. Afhankelijk van de soort operatie maakt men soms in verband met de steriliteit een afscheiding tussen het operatiegebied en de rest van uw lichaam. Ben ik na een ruggenprik verlamd? Ja tijdelijk. Bij een regionale verdoving met behulp van een ruggenprik heeft u het gevoel vanaf ongeveer de navel verlamd te zijn. Soms kunt u uw benen of tenen nog bewegen; dit houdt niet in dat u ook pijn zult voelen.
8
Mag ik mijn eigen medicijnen blijven gebruiken? Meestal wel. De anesthesioloog moet van tevoren weten welke medicijnen u gebruikt zodat hij/zij hier rekening mee kan houden. Neem uw medicijnen altijd mee naar het ziekenhuis op de dag van opname, zodat in overleg met de anesthesioloog kan worden bekeken of u ze moet blijven gebruiken of niet. Hoe lang moet ik in het ziekenhuis blijven? Dat hangt van de operatie af. Uw behandelend specialist weet hierop het antwoord. Tenslotte Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis vragen verschillende medewerkers en artsen een aantal keer naar uw naam, geboortedatum, medicatiegebruik, eventuele allergieën en andere gegevens gerelateerd aan de operatie. Dit is onderdeel van verplichte procedures en we doen dat om de kans op fouten en risico’s tijdens uw verblijf zo klein mogelijk te maken. Gebruikt u de anticonceptiepil of spiraaltje? Bij algehele anesthesie kan de anesthesie de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva – met inbegrip van de ‘pil’, anticonceptiering, implantaten of een hormonaal intra-uterien systeem (IUS, spiraaltje) – verminderen. Het is dus verstandig om vanaf de operatie, naast de anticonceptiepil, tijdelijk een ander anticonceptiemiddel te gebruiken tot u met de volgende pil-strip start. Als u andere hormonale anticonceptiva gebruikt (bijvoorbeeld een anticonceptiering, implantaat of IUS), dient u de komende 7 dagen na de operatie een aanvullende, niet-hormonale anticonceptiemethode (zoals een condoom) te gebruiken. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft over anesthesie of de pijnbestrijding rondom de operatie, dan kunt u contact opnemen met de preoperatieve poli. Het secretariaat is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 8.00-17.00 uur. Belangrijke telefoonnummers Binnen kantooruren: preoperatieve poli: 0251- 265155 Buiten kantooruren (alleen voor dringende vragen): receptie van het ziekenhuis: 0251-265555, en dan vragen naar de dienstdoend anesthesioloog.
HD.90.039/05/2016
9