Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
10
‘Alles is nog onontdekt’ Versjes, liedjes en prentenboeken in de voor- en vroegschoolse educatie Toelichting Voor de boekenlijst bij hoofdstuk 10 werden titels geselecteerd in de categorieën van ontwikkeling die in het hoofdstuk worden onderscheiden, te weten zintuiglijkmotorische ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, talige ontwikkeling en sociaalemotionele ontwikkeling. Voor de aanvulling 2014 zijn titels geselecteerd in dezelfde categorieën van ontwikkeling. Er staan echter diverse mooie titels in dit overzicht die zeker bij meerdere ontwikkelingsdomeinen thuishoren. Elly van der Linden merkt terecht op (zie de verdiepende tekst bij dit hoofdstuk) dat een tweejarige peuter echt iets anders is dan een kleuter als het gaat om de onderwerpen en de herkenning van bijvoorbeeld emoties en fantasie. De meeste boeken uit deze aanvullingen zullen meer aansluiten bij de wat oudere vveleerlingen dan bij de jonge peuters. Kleine heldjes voor peuters als Nijntje of kleine Ezel en alledaagse onderwerpen als eten of slapen komen niet voor in deze selectie. Er staan zeker titels tussen die groep 3 of 4 nog heel goed te gebruiken zijn. Dat hangt ook af van de wijze waarop een leerkracht de boeken behandelt. Filosoferen over oorzaak en gevolg of verder fantaseren is meer voor oudere kinderen. Maar voor peuters valt er wel heel veel moois te bekijken en te benoemen.
Cognitieve ontwikkeling Aanwijs- en zoekboeken Jet Boeke Dikkie Dik. Poezencircus (Gottmer, 2009)
Dikkie Dik is de oranje kater die kinderen kennen van Sesamstraat. De verhalen in boekvorm bestaan uit omkaderde illustraties met daaronder een eenvoudige vierregelige tekst. In Poezencircus draait het allemaal om een bal. Dikkie Dik en drie poezenvrienden kunnen er allerlei trucs mee uitvoeren. Dat Dikkie Dik de bal kan laten verdwijnen, is pas echt een truc! Maar waar is de bal eigenlijk gebleven? Eric Hill Dribbels grote boek over kleuren, vormen en getallen (Van Holkema & Warendorf, 2007)
Met dit groot formaat boek kunnen peuters hun kennis van kleuren, vormen en getallen uitbreiden. Dribbel het hondje en zijn vrienden Leentje het nijlpaard, Steven de aap en Tom de krokodil komen steeds terug op de verschillende prenten. Het boek is voor verschillende leeftijden aantrekkelijk en leerzaam: eerst als kijk- en aanwijsboek, later als boek om kleuren te leren en om te leren tellen, en vervolgens voor het leren van vormen. 1 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Een ander aanwijs- en zoekboek en tegelijkertijd een woordenprentenboek is Dribbels eerste woorden (2007). Classificeren en ordenen Ashid Kanstad Johnsen. Kobe maakt een museum. (De Vier Windstreken, 2014) (aanv. 2014)
Kobe is een verzamelaar. Hij woont in een bos dicht bij de stad en heeft elke week, op dinsdag, zijn vaste zoektochtdag. Dan gaat hij het bos in en verzamelt alles wat hij de moeite waard vindt om te bewaren. Dat is nogal wat. Op het eerste het beste pad dat hij afstruint ziet hij een gieter, een paraplu, een spijker, een vork, een bril, drie mooie bladeren en drie bijzondere takken. Op de volgende plaat, waar Kobe alles uitstalt op de vloer zien we – grove schatting, wie gaat er tellen? – meer dan vierhonderd verschillende voorwerpen. Kobe gaat sorteren (blaadjes, stokjes en houtjes, dingen die kunnen buigen en dingen die prikken) (zie illustratie hieronder)... … en alles in dozen stoppen. Als er nergens in huis meer ruimte is, vraagt Kobe zijn oma om raad. Dat doet hij altijd. Zijn oma stelt voor dat hij een museum gaat beginnen. Zo gezegd zo gedaan, het museum gaat open en lange rijen mensen wachten op zijn rondleiding. Na een week heeft Kobe er geen zin meer in om voor zijn eigen wc in de rij te staan; hij mist ook zijn zoektochtdag. Gelukkig weet oma opnieuw raad: alles wordt gefotografeerd en in albums geplakt. Dan kunnen de echte spullen naar de vlooienmarkt, de antiekwinkel of de vuilcontainer. En Kobe kan weer elke week gaan zoeken naar mooie spullen. Vanaf vier jaar, staat er op de kaft van het boek van de Noorse prentenboekenmaker, maar ook met oudere kinderen valt er veel te bekijken in dit boek. De docent kan er mooie ideeën aan ontlenen voor interessante en cognitief uitdagende activiteiten voor leerlingen uit de onderbouw. Bijvoorbeeld af en toe zelf een zoektochtdag plannen en dan aan de slag met alles wat de kinderen gevonden hebben. Eerst alles benoemen, goed voor de woordenschatontwikkeling. En vervolgens gaan sorteren. Zo’n verzameling gevonden voorwerpen biedt talloze mogelijkheden om diverse ordeningsbegrippen te introduceren of nog eens te herhalen. Waar kun je zoal op sorteren? Op vorm, op kleur, op grootte, op materiaal, of op functie bijvoorbeeld. De kinderen komen ongetwijfeld met nog heel andere, creatieve mogelijkheden zoals Kobe ook deed (wel of niet buigzaam, wel of niet prikkend). En de diehards onder de verzamelaars kunnen proberen te achterhalen hoe Kobe op pagina 5 en 6 van het boek sorteerde. Of ze kunnen in de groep vertellen over hun eigen verzamelingen.
2 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Klein en groot Stephanie Schneider Ik ben niet KLEIN! Met illustraties van Henrike Wilson. Vertaling Jesse Goossens (Lemniscaat, 2014) (aanv. 2014)
Ik ben niet KLEIN! is een groot formaat prentenboek met mooie grote platen met heel veel grijs. Misschien dat die kleur peuters en kleuters minder aanspreekt, maar dat vele grijs komt door het onderwerp. Het gaat namelijk over Tembo, een olifantenjong dat geen zin heeft in een dutje met de andere olifanten en er vandoor gaat. Hij komt zijn vriend Vogel tegen en beklaagt zich dat hij van alles niet mag, omdat hij nog klein is. Vogel vindt hem overigens helemaal niet klein. Tembo wil graag laten zien dat hij al groot is, zelfs zo groot dat hij een meloenentest met de tijger wel aandurft (met je slurf een meloen naar een tijger die aanvalt slingeren). Gelukkig voor hem komt de tijger niet opdagen. Tembo gaat weer terug naar de kudde en dan blijkt dat hij de kleinste niet meer is. Hij heeft een zusje gekregen en mag samen met zijn moeder een naam bedenken. Dat wordt Mahima, de naam van de leidster die de tijger verjoeg met een meloen. En als zijn mama en Mahima liggen te slapen, weet Tembo wel wat leukers te bedenken dan slapen. Het grote formaat boek leent zich goed voor voorlezen aan een groep: de kinderen kunnen de platen goed zien. Klein zijn (of klein gevonden worden) en groot willen worden is ongetwijfeld een onderwerp dat alle kleuters boeit. En het moet ook lukken om even de aandacht te vestigen op het feit dat klein en groot relatieve begrippen zijn: Waarom vindt Vogel dat Tembo helemaal niet klein is? Logica Werner Holzwarth Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft. Met illustraties van Wolf Erlbruch (De Vries-Brouwers, 2002)
Inmiddels klassiek prentenboek over een mol die z’n kop boven de grond steekt, daar een bruin, worstvormig uitwerpsel op krijgt, en vervolgens op zoek gaat naar de dader. Elk dier dat hij tegenkomt, wordt aan een test onderworpen: hoe zien zijn of haar uitwerpselen eruit? De lezer volgt de logica: wanneer de uitwerpselen niet lijken op wat de mol de hele tijd nog op z’n kop heeft zitten, is het desbetreffende dier onschuldig. Wanneer de mol de dader heeft gevonden, neemt hij op gepaste wijze wraak. Erlbruch heeft de dieren karikaturaal en soms vermenselijkt neergezet: sommige dieren dragen brillen of kleding. De boosheid van de kleine mol spat van de illustraties af. Ook verschenen als pop-upeditie (2007) en in een versie met dieren- en poepgeluiden (2011). Voor kinderen vanaf 3 jaar. Ghislaine Roman Misschien. Met illustraties van Tom Schamp (Uitgeverij mo’media, 2004)
Nadenken en fantaseren over het ‘waarom’ van eigenschappen en verschijnselen is jonge kinderen eigen. Met dit gegeven speelt dit prentenboek, waarop steeds aan de linkerkant een suggestie wordt gegeven die op de rechterpagina wordt uitgebeeld. Soms lijken de suggesties voor de hand te liggen, zoals: ‘Misschien dragen clowns altijd grote schoenen omdat ze zulke grote voeten hebben’. Maar als je erover gaat nadenken en 3 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
praten liggen die grote voeten toch minder voor de hand. Andere suggesties liggen in de sfeer van de raadsels waarvan je het antwoord nooit uit jezelf raadt, zoals: ‘Misschien maken bijen wel honing omdat ze niet weten hoe ze chocola moeten maken’. Andere ideeën zetten de wereld op z’n kop en laten je nadenken over wat je werkelijk ziet en wat wellicht niet: ‘Misschien zijn dinosaurussen helemaal niet uitgestorven maar hebben ze zich gewoon heel goed verstopt’. De illustraties bevatten veel details en grapjes. Vanaf ongeveer 5 jaar.
Motorisch/zintuiglijke ontwikkeling Daar buiten loopt een schaap: liedjes voor de allerkleinsten. Met illustraties van Mies van Hout (Lemniscaat, 2010)
In dit prentenboek zijn twaalf traditionele kinderliedjes te vinden. De tekst is gedrukt in een illustratie die twee pagina’s beslaat. De illustraties vertellen door de vele details als het ware een heel verhaal rond elk lied. Dit boek kan aanleiding zijn om te zingen, maar ook om te vertellen over de platen. Voor kinderen vanaf ongeveer 1,5 jaar. Bekroond met een Leespluim. In eenzelfde soort uitvoering verscheen Op een grote paddenstoel: liedjes voor de kleinsten (2010). Eric Carle Van top tot teen (Gottmer, 2009)
‘Ik ben een pinguïn en ik draai met m’n hoofd. Kun jij dat ook?’ Een meisje antwoordt: ‘Dat kan ik ook!’ In een reeks kleurige prenten laten allerlei dieren achtereenvolgens een voor hen kenmerkende beweging zien. Een aap zwaait met zijn armen, een zeehond klapt in z’n handen en een krokodil draait met z’n heupen. Een meisje of jongetje doet die beweging steeds na, onder het motto van ‘Dat kan ik ook!’ Deze prenten zetten jeugdige lezers ertoe aan om zelf ook die bewegingen uit te gaan proberen. Guido van Genechten De wiebelbillenboogie. Met illustraties van de auteur (Clavis, 2008)
Als mama-olifant even weg moet heeft papa-olifant de zorg voor huis en gezin. In haar afwezigheid verzint hij allerlei spelletjes. Het laatste, een wilde dans, zorgt voor een bende waar mama bij thuiskomst op z’n zachtst gezegd niet blij mee is. Gelukkig zorgt het doen van de wiebelbillenboogie ervoor dat ze snel haar goede humeur weer terug heeft. Bij dit boek zijn losse vertelplaten gemaakt. Judith Hindley Hoofd, schouders, knie en teen. Met illustraties van Brita Granström (Gottmer, 1999)
In dit prentenboek buitelen blanke, bruine en Chinese peuters door elkaar en over elkaar heen terwijl ze de bewegingsmogelijkheden van hun lichaam aan het ontdekken zijn. Het zeer bekende versje ‘Hoofd, schouders, knie en teen’ wordt op praktisch alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven aangeleerd en uitgebeeld. Voor 2 jaar en ouder.
4 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
In een ander prentenboek van Hindley, Stamp mee met de olifant (De Vries-Brouwers, 2003), staan de karakteristieke bewegingen van allerlei dieren centraal. De kinderen wordt gevraagd die bewegingen na te doen. Joke Linders & Toin Duijx Alle liedjes met een hoepeltje erom: de meest gezongen kinderliedjes van dit moment, in tekst, muziek en beeld. Met illustraties van diverse illustratoren (Van Holkema & Warendorf, 2002)
Dit boek is een herdruk van de in 1994 verschenen bundel, nu voorzien van muzieknotatie. Het is bedoeld als geheugensteun voor al die oude en nieuwere liedjes waarvan vaak alleen maar de eerste regels bekend zijn. De indeling is gebaseerd op thema’s als seizoenen, dieren of een dagje uit. Het boek is van gekleurde tekeningen voorzien door bekende illustratoren. Bij veel speelliedjes staan de bijbehorende gebaren beschreven. Vanaf 4 jaar. Mien Stam-van der Staay Een mandje vol amandelen: kinderliedjes met piano-begeleiding. Met illustraties van Mies van Hout (Ploegsma, 2003)
Sterk herziene 15e druk van dit standaardwerk uit 1963, samengesteld door Mien Stamvan der Staay. De traditionele liedjes zijn opnieuw geordend op thema en aangevuld met een moderne liedkeuze. Ze zijn voorzien van pianobegeleiding en gitaarakkoorden. Bij sommige liedjes zijn spelsuggesties opgenomen. Het boek bevat ook een inhoudsopgave op thema en een andere op alfabet, waardoor je snel je favoriete liedje kan vinden. De nieuwe kleurenillustraties dragen bij aan het eigentijdser gemaakte karakter van dit liedboek. Voor 4 t/m 8 jaar. Bekroond met een Pluim van de maand. Anne de Vries Voor de kleine Poppedeine en de grote Bimbam. Met illustraties van Margriet Heymans (Leopold, 2002)
Anne de Vries maakte een selectie uit traditionele, mondeling overgeleverde rijmpjes en versjes, en deelde die in naar een bepaalde dagelijkse activiteit of begeleiding bij een spelletje. Zo worden kleine kinderen in slaap gesust met ‘Slaap, kindje slaap’, worden de eerste stapjes gezet met ‘Dit voetje, dat voetje’ en zijn er vele (schoot)spelletjes. Daarnaast nam De Vries ook teksten uit de geschreven literaire traditie op van onder meer Karel Eykman, Miep Diekmann, Willem Wilmink en Ienne Biemans. Voor iets oudere kinderen verscheen van dezelfde samensteller en illustrator Als heel de wereld een appeltaart was (Leopold, 2003). Deze bundel is ingedeeld naar thema’s, zoals spelen, een nieuwe baby, kleren, dieren en sterke verhalen. Het bevat voor het grootste deel teksten van jeugdboekenschrijvers en -dichters. Truusje Vrooland-Löb Hop, paardje, hop. Zingen en spelen met je kindje. Met illustraties van Ceseli Josephus Jitta (Ploegsma, 2010)
Dit boek bevat een deel van het Nederlandse erfgoed waarmee vele generaties zijn opgegroeid, namelijk de liedjes die je kan zingen als je met je baby of peuter bezig bent. Vrooland-Löb heeft een indeling gemaakt in liedjes die je met je kind op schoot zingt, 5 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
liedjes waarbij je je handen gebruikt, liedjes met spelletjes, liedjes over het kinderlijf, liedjes over eten, liedjes tijdens het badderen en wiegeliedjes en slaapliedjes. Deze liedjes liggen aan de basis van de taal- en spraakontwikkeling. Ze trainen tegelijkertijd het geheugen en het ritmegevoel. Onder elk liedje valt te lezen wat je erbij moet doen of hoe je erbij moet bewegen. Dit boek kreeg een Leespluim. Kristien Dieltiens De wereld in mijn handen. Met illustraties van Milja Praagman (De Eenhoorn, 2013) (aanv. 2014)
Een paar vingerversjes kent iedereen waarschijnlijk wel: Naar bed naar bed zei Duimelot, Duimelot is in het water gevallen, of Daar kwam een muisje aangelopen. De wereld in mijn handen van Dieltiens en Praagman bevat meer dan 100 pagina’s met versjes en liedjes. Deels zijn dat de bekende evergreens, voor het overgrote deel andere klassieke kinderrijmen en versjes, waar nu hand- en vingerbewegingen bij te zien zijn (op de bijgeleverde dvd). Eun deun dip en Onder de brug daar ligt een muis ken ik bijvoorbeeld als aftelrijmpjes, andere als klap- of dansliedjes of als slaapliedjes. Er staan ook versjes en liedjes in die speciaal voor dit boek zijn geschreven. Het boek bevat een grote verzameling kinderversjes en liedjes die heel bruikbaar zijn voor peuter- en kleuterleidsters. De bewegingen zelf zijn in het boek niet beschreven, maar op de dvd laten verschillende vertolkers heel duidelijk zien hoe de vinger- en handbewegingen gemaakt worden. Leuk om een keer in een teamvergadering te bekijken. In het boek zelf staat een korte inleiding van Kristien Dieltiens over het nut en de mogelijkheden van deze versjes voor de ontwikkeling van de fijne motoriek, de taal en de fantasie. Milja Paagman maakte er prachtige illustraties bij; soms paginagroot zoals bij Snik en Snak, soms klein en subtiel zoals de muis onder de brug, of Hansje Pansje Kevertje. Dieltiens en Praagman deelden het boek in zes rubrieken voor achtereenvolgens een of meerdere kinderen, met een kind op schoot, met kleine attributen, beeldende liedjes, spelletjes met baby of jonge peuter en tenslotte aanvullende verhaalversjes om zelf mee aan de slag te gaan. Wat dat laatste betreft, dat zou ik als peuter- of kleuterjuf in alle gevallen doen. Bijvoorbeeld om ook een indeling te maken naar leeftijd. Er staan versjes en liedjes in voor hele kleintjes, maar ook voor 6-7-jarigen en de bijbehorende bewegingen variëren in complexiteit. En misschien is het ook zinvol om de andere gebruiksvormen nog eens op te zoeken (aftellen, springen, klappen, dansen etc.) om zo ook andere aspecten van de grove en de fijne motoriek kansen te geven. Telboeken Jet Boeke Dikkie Dik telt voor tien (Gottmer, 2006)
Op elk van tien illustraties in dit boek moeten kinderen een aantal voorwerpen tellen. Hoeveel voorwerpen dat moeten zijn, wordt aangegeven door een cijfer. De illustraties vormen samen een verhaal zonder tekst. Als de kinderen het tellen eenmaal onder de knie hebben leert het boek ze ook terugtellen van tien naar één, aan de hand van een tweeregelig vers. Het is Dikkie Dik die altijd als laatste overblijft. Eric Carle 1, 2, 3. Ik tel de dieren die ik zie (Gottmer, 2006) 6 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Een locomotief vertrekt vanaf de titelpagina van dit prentenboek. Daarna komt er steeds een wagon bij met dieren erin. Dat gaat van één olifant naar twee nijlpaarden, naar drie giraffen enzovoort. Aan het eind van het boek is de trein leeg en blijken alle dieren in de dierentuin te zitten. Daar kunnen kinderen alle dieren die meegereisd zijn met de trein weer opzoeken en tellen. Voor kinderen vanaf 2 jaar. Eric Carle Mijn eerste boek over cijfers (Gottmer, 2007)
Met dit boek moeten kinderen actief op zoek naar de afbeelding die bij een bepaald cijfer past. De bladzijden zijn horizontaal in tweeën gedeeld. Op de bovenste helft staat steeds een cijfer, en op de onderste helft staat steeds een bepaald aantal stuks fruit getekend. Voor kinderen van 3 t/m 5 jaar. In eenzelfde soort uitvoering verscheen Mijn eerste boek over kleuren (2007). Jaak Dreesen Telfeest! Met illustraties van Soetkine Aps (De Eenhoorn, 2009)
Een konijn gaat met zijn moeder naar de stad om 16 enveloppen te kopen: 16 enveloppen voor de 16 kinderen in de klas die hij uit gaat nodigen voor zijn verjaardagsfeestje. Onderweg, in de stad, bij opa, thuis en zelfs in bed telt hij alles wat hij maar kan tellen, van bomen en auto’s tot stoeptegels, duiven, paarden en de gezichten van zijn klasgenoten, totdat de cijfers ‘hotsen en botsen’ in zijn hoofd. Het verhaal eindigt feestelijk met een grote tafel voor wafels, limonade en feestvierende dierenkinderen. Dit boek nodigt uit tot het maken van een vergelijking tussen wat in de tekst wordt geteld en wat in de tekeningen te zien is, en tot tellen in je eigen omgeving. Voor kinderen vanaf ongeveer 4 jaar.
Ontwikkeling van de fantasie Joukje Akveld Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had. Met illustraties van Sieb Posthuma (Van Goor, 2012) (aanv. 2014)
Olle weet zeker dat hij geen bril nodig heeft. Zo begint dit mooie prentenboek van Joukje Akveld en Sieb Posthuma. Zijn zus (met bril) ziet gewoon saaie koeien en auto’s, en vindt een boottochtje erg sloom. Maar Olle ziet bizons in de wei, een grote circusstoet op de snelweg of een piratenschip met daarop zijn zus vastgebonden aan de mast (een kleine wraakfantasie van kleine broer). En als Olle op school letters moet benoemen ziet hij prachtige vogels en vissen op het bord. De juf, zijn moeder en zus weten het zeker: Olle ziet niet goed en moet een bril. Als Olle door zijn nieuwe bril de wereld bekijkt, ziet hij gewoon koeien, auto’s en letters. Nou nee, zegt Olle, en even later ligt de bril – kapot – op de grond. Kinderen die een bril dragen hebben de mooie typografie op het omslag (steeds kleiner wordende letters) misschien al herkend van de wandplaat bij de oogarts. Het boekje vormt een mooie aanleiding om samen met kleuters te praten over niet goed kunnen zien, maar ook over wat waar is en wat fantasie. Of om te bedenken hoe je de wereld om je heen (in de klas bijvoorbeeld) kunt veranderen door te gaan fantaseren. Even dan. 7 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Emile Jadoul Op mijn hoofd (De Eenhoorn, 2013) (aanv. 2014)
De fantasie van jonge kinderen is kennelijk een thema dat de laatste jaren veel aandacht krijgt van schrijvers en illustratoren. Dit prentenboekje met tekst en illustraties van Emile Jadoul sluit qua thema naadloos aan bij de hier ook besproken prentenboeken van Nicolaas Matsier en Joukje Akveld. De mysterieuze titel, Op mijn hoofd, wordt al meteen op de omslagillustratie verhelderd: Op het hoofd van Bas, een jongen van een jaar of vier, zit een geel vogeltje. ‘Ineens zat het daar’. Bas probeert van alles. Hij rust uit, en de vogel rust uit, hij rent en vliegt en slaapt, maar de vogel blijft waar hij is. Als Bas naar school gaat en gaat zwemmen, vraagt hij zich af wat zijn vrienden zullen zeggen. ‘Mooi T-shirt heb je aan’, zegt Luna. En zijn vriend in het zwembad complimenteert Bas met zijn stoere badmuts met doodskoppen. Geen woord over de vogel op zijn hoofd (zie illustratie hieronder). Kasper, zo noemt Bas de vogel, is inmiddels zijn beste vriend. En ineens weet Bas weer hoe die daar kwam. ‘Jij hebt een geheugen als een kanarie’, siste zijn juf toen hij een versje op moest zeggen en de woorden niet meer wist. Gelukkig bedenkt Bas dat het maar goed is dat hij dat versje niet meer kende. Anders had de juf misschien wel gezegd dat hij een geheugen als een olifant had. Verhaal en illustraties lenen zich uitstekend om met jonge kinderen argumenten uit te wisselen. Zit er nu wel of niet een vogel op het hoofd van Bas? Ja, zeggen de plaatjes. Maar waarom zien zijn vriendjes die dan niet? En om door te praten: zijn er kinderen in de groep die een fantasievriendje hebben, of hadden? Nicolaas Matsier Hoe Ida zich een hoedje schrok. Met illustraties van Noëlle Smit (serie: Gouden boekjes. Rubinstein, 2014) (aanv. 2014)
Nicolaas Matsier, die onder meer Alice in Wonderland vertaalde, vertaalde ook al eens enkele Gouden Boekjes. En nu is er een Gouden Boekje op zijn eigen naam. Hoe Ida zich een hoedje schrok is een bewerking van een kinderboek dat Matsier in 1986 schreef: Ida stak een zebra over. Het kreeg in 1987 een Zilveren Griffel. Ida, in de illustraties van Noëlle Smit een nijlpaard, schrikt zich een hoedje als ze een zebra oversteekt en bijna omver gereden wordt door een fietser. Ze schrikt zich letterlijk een hoedje, want als ze thuis komt blijkt ze een prachtig donkerroze hoedje op haar hoofd te hebben, met een lint. De buurvrouw, die ook nog nooit een hoedje had, wil ook wel zo’n mooi hoedje. Dat brengt Ida op een idee. Ze wil zich vaker een hoedje schrikken, en dan een hoedenwinkel beginnen. Maar het valt niet eens mee om je opnieuw een hoedje te schrikken. De meeste passanten wachten keurig bij de zebra. Leuk verhaal om voor te lezen. Snappen kleuters de taalgrap? Dan is het misschien leuk om op zoek te gaan naar nog een paar gezegdes die ze vooral niet al te letterlijk moeten nemen. Of om de fantasie nog verder te prikkelen en te bedenken wat er bijvoorbeeld zou gebeuren als Ida zich een aap geschrokken was.
8 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Talige ontwikkeling Abecedaria Eric Carle Eric Carle’s Dieren-ABC. Vertaald door Bette Westera (Gottmer, 2008)
In dit abc-boek kunnen jonge kinderen in gepaard rijm op de voet volgen hoe de aard van verschillende dieren in elkaar steekt en hoe ze zich gedragen, soms nonsensicaal en soms met verregaande gevolgen voor hun omgeving. Zo verzucht de arme egel: ‘ieder dier heeft een hekel / aan mij, arme ik, want ik prik en ik stekel.’ Zoals in ieder van Eric Carles boeken gaan de charmante rijmpjes gepaard met kleurrijke prenten. Wim Hofman Aap en Beer (Van Holkema & Warendorf, 2000, oorspronkelijk 1983)
In dit boek heeft Hofman alle letters van het alfabet verwerkt in een samenhangend verhaal, dat ook nog eens een reisverhaal is. Aap en Beer worden achtervolgd door een man, ontmoeten op hun tocht naar zee passanten als eend, hond, leeuw of muis, vinden een jas, een peer of een ui en aanwijzingen in fles, brief of verkeersteken. De letters van het alfabet die opeenvolgend aan bod komen, laten zich raden. Het verhaal sluit af met een plattegrond die het hele gebeuren nog eens de revue laat passeren. Liedjes en gedichten Ted van Lieshout Spin op sokken. Met illustraties van Sieb Posthuma (Leopold, 2008)
In dit poëzieprentenboek van Van Lieshout en Posthuma staan cijfers en tellen centraal. Dit komt naar voren in zowel de fantasierijke, humoristische en/of nonsensicale gedichten als in de grote ingekleurde pentekeningen, waarin dieren, mensen en sprookjesfiguren in de vorm van cijfers te herkennen zijn. Voor kinderen van 4 tot en met 7 jaar. Het boek is bekroond met een Zilveren Griffel en een Leespluim. Elle van Lieshout & Erik van Os Het grote prentenboeken-liedjesboek (Lemniscaat, 2006)
Van Lieshout en Van Os maakten bij negentien prentenboeken van Lemniscaat een lied. Johan Hoogeboom en Arie van der Wulp maakten er muziek bij en Hakim zingt de liedjes. Bij de muziekannotatie zijn illustraties uit het betreffende prentenboek opgenomen. Dit alles levert een vrolijk lied op over een lievelingstrui (‘Maar mijn lievelingslieveling […] dat ben jij!’), een brullied van een beertje dat zijn vader kwijt is, een melancholiek lied over een muis met een lichte identiteitscrisis, een griezelig lied over de Gruffalo en een zielig liedje over een verloren knuffel (Monkie): Zonder jou alleen in bed wat stil wat kil 9 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
wat kil die kou. Je allerliefste knuffel in zijn eentje zonder jou.
Na elk lied is steeds een zoekopdracht te vinden. Het boek vormt een voorbeeld van een aantrekkelijke vorm van boekpromotie, met liedjes die de sfeer van de gekozen prentenboeken goed weergeven en daar soms ook nog een humoristische noot aan toevoegen. Kijk- en zoekboeken Celie Boyer 31 dozen (Clavis, 2012) (aanv. 2014)
Wat zit er in deze doos? Dat is de vraag die steeds opnieuw opduikt naast een strak vormgegeven illustratie van de bovenkant van een van de 31 dozen. Elke doos is anders van kleur, grootte, formaat (rond, vierkant, rechthoekig) en materiaal (karton, hout, riet, plastic). Dat perspectief van bovenaf is prachtig gekozen, want op de volgende pagina gaat het deksel open en kijk je in de doos. Soms is de doos zelf al een groot raadsel, maar andere keren valt er iets te vermoeden op basis van de bovenkant (een verfdoos, een pizzadoos, een verbandtrommel of een dominodoosje). Maar steeds is de duiding van de inhoud in de tekst een prachtige vondst. Bij de verfdoos staat bijvoorbeeld ‘een schilder in wording’, bij de pizza ‘een sportwedstrijd op tv’, bij de verbanddoos ‘een geschaafde knie’ en bij het dominospel ‘een regenachtige dag’. In de andere dozen (bijvoorbeeld met een grijze, geribbelde bovenkant) kan in principe van alles zitten. Dan is het juist de grote verrassing wat er in blijkt te zitten: een slang, ‘een goedmakertje voor de buren’ (na de doos met de trommel en de fluit) en ‘goed en slecht nieuws’ bij een paar brieven. Een leuk kijk- en fantasiespel om met kleuters aan de slag te gaan. Alice Hoogstad Monsterboek (Lemniscaat, 2014) (aanv. 2014)
Een mooie kleurplaat voor kinderen die heel veel van kleuren houden. Dat is de eerste gedachte als je het Monsterboek van Alice Hoogstad openslaat. Je ziet namelijk een grote zwart-wit plaat van een dichtbebouwde stad met allerlei soorten huizen en een groot aantal bewoners. Je ziet onder meer een politieagent, een moeder met een kinderwagen, een man die een auto aan het wassen is, een poetsvrouw, een fietser en een schilder. Op straat trekt een meisje met een krijtje een prachtige rode streep, die eindigt in een hartje op een muur. Op de volgende pagina verschuift het beeld: de rode streep is inmiddels de lijn van een losgebroken hond, en het meisje is midden op straat een draak aan het tekenen. Die komt tot leven en de kijker krijgt al een vermoeden wat er met de dinosaurus in wording gebeurt. Geleidelijk aan vult het witte stadje zich met kleurrijke monsters die steeds groter worden en die ook de smaak te pakken krijgen: de muren, de daken, de deuren en de stoepen worden allemaal ingekleurd. En hoe! Elke stoeptegel, steen en dakpan krijgt een eigen kleur. Kennelijk zijn de bewoners niet zo gecharmeerd van die verkleuring van hun stad, want even later zien komen ze met emmer, afwaskwast of tuinslang hun huizen uit. Onder het 10 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
toeziend oog van de agent wordt het meisje (met haar vriendje) aan het schoonmaken gezet. Een enorme plensbui schiet te hulp. De stad is weer wit. Bijna tenminste: in een klein hoekje, waar meisje en monsters zich verschanst hebben zijn ze, zo te zien, weer begonnen de eerste muren een leuk kleurtje te geven. Tekst is er niet bij dit boek. Maar tekstloze prentenboeken zijn heel geschikt om te werken aan de productieve taalontwikkeling van kinderen. Laat de kinderen kijken en benoemen wat ze zien (dat is nogal wat) en dan het verhaal vertellen. Of laat ze een van de personages kiezen (het jongetje op de step bijvoorbeeld) en daarover het verhaal vertellen. Een andere leuke verwerkingsvorm: ga met de groep een mooi eigen monsterboek maken. David Granados Niubó De hoed (De Vries-Brouwers, 2014) (aanv. 2014)
Het lijkt wel of Alice Hoogstad (zie hiervoor) en David Niubó in dezelfde periode op eenzelfde idee kwamen voor een prentenboek over een stad zonder kleur. Ook De hoed opent met een grote plaat van een stad zonder kleur, die hier heel toepasselijk Grauw heet. Hier is echter de hoofdpersoon niet een kind met kleurkrijtjes, maar meneer Jolig die zich graag wil laten zien. Maar steeds als hij iets koopt om op te vallen, zoekt hij net de verkeerde plek uit om te gaan zitten of staan, zodat hij bijna onzichtbaar wordt. Als hij een groen-wit gestreepte trui koopt, gaat hij per ongeluk op een groen-wit gestreept bankje zitten, als hij een felgekleurd hemd met fruit erop aan heeft, staat hij voor een marktkraam met fruit. Totdat hij een felgekleurde oranje-blauw-witte verkeerskegel ziet. ‘Wat een geluk’, zegt hij, ‘zo’n mooie hoed heeft niemand’. Nu valt hij op straat en in de tram pas echt op. Totdat een hoedenwinkel zijn idee overneemt en de etalage vol legt met verkeerskegelhoeden. In no time draagt iedereen zo’n hoed en langzamerhand worden ook de overige kleren daarop aangepast. De burgemeester haakt in op dit burgerinitiatief en huizen, straten en stoepen worden in diezelfde kleuren geschilderd. Het lijkt wel een straat tijdens de finale van het wereldkampioenschap voetbal. Nu is meneer Jolig, helemaal niet meer origineel. Maar ook daar weet hij raad op. Hij zet zijn hoed af, en wandelt in zijn grijze pak door de felgekleurde straten. Nu valt hij weer op. Leuk om met de kinderen te bekijken hoe het toch komt dat meneer Jolig bijna niet te zien is op het bankje in het park, bij de fruitkraam op de markt of op het grote betegelde plein. Je kunt ook samen bedenken wat je moet doen om wel of niet op te vallen, bijvoorbeeld in het gras, in de sneeuw of in het donker. Zo’n spel kun je natuurlijk ook met geluiden spelen. Tegenstellingen Jane Burton Tegenstellingen (serie: Kijk mee naar […]; Zirkoon, 2003)
Hardkartonnen fotoboek uit de serie Kijk mee naar… voor kinderen vanaf ongeveer 2,5 jaar. Bij de diverse afbeeldingen per pagina worden vragen gesteld die de peuter uitnodigen om de voorwerpen aan te wijzen en de tegenstellingen te benoemen. Spelenderwijs
11 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
wordt zo de nodige kennis opgedaan. Een ander interessant deel is Tellen (Zirkoon, 2003). Pitteau & Gervais Tegenstellingen (Luister, 2000)
Twee olifanten beelden steeds op elke dubbele pagina een tegenstelling uit. Dat doen ze zowel met voor de hand liggende tegenstellingen als dik-dun of groot-klein, maar ook met tegenstellingen als netjes-rommelig, opgeblazen-leeggelopen, vers-bedorven, vastvloeibaar en verstopt-ontstopt. Het is verrassend hoe eenvoudig de olifanten ook deze tegenstellingen weten uit te beelden. Het boek zit vol met grapjes die jonge kinderen aan zullen spreken. Zo heeft de dichte olifant een rits, die bij de open olifant zijn maag en darmen laat zien, en heeft de geplakte olifant (in tegenstelling tot de gescheurde olifant) stukken plakband op zich, waardoor kinderen zeker zullen gaan voelen of het echt plakband is. Guido van Genechten Buitenbeentjes (Clavis, 2013) (aanv. 2014)
Buitenbeentjes.Dik en dun van Guido van Genechten is een kijk- en zoekboek voor peuters. Bij de uitgeverij valt het onder de peuterboeken over taalontwikkeling, maar hier zou het ook onder cognitieve ontwikkeling kunnen staan. Het gaat namelijk allereerst om tegenstellingen. Steeds staat op een dubbele pagina een groot aantal dieren getekend zoals olifanten, pinguïns, zebra’s, krokodillen en kuikentjes. Daarbij hoort een vraag over tegenstellingen: Wie is groot en wie is klein, wie is vies en wie is schoon of wie staat stil en wie beweegt? Dat wordt stevig zoeken als op een plaat bijna twintig kuikentjes rennen, en er maar twee stil staan. En er valt nog meer te zoeken. Bij elke plaat staat nog een tweede en derde vraag. Bij de pinguïns bijvoorbeeld: Wie kijkt achterom? Je moet als peuter heel goed op details letten om te zien dat het oog bij een van de pinguïns er een beetje anders uitziet dan bij de andere. Guido van Genechten heeft nog een verrassing in petto voor de peuters. Bij elke plaat staat als derde vraag: en wie mag naar een feestje? Zeer subtiel heeft hij op elke plaat een van de dieren een attribuut voor een feestje meegegeven, zoals een slinger, een vlaggetje, een kroontje of een kaarsje. De kinderen moeten heel goed op details letten om op alle vragen een antwoord te vinden. Een feest voor het oog, dit zoekboek, dat zeker ook voor veel kleuters heel geschikt is. En als de juf de smaak eenmaal te pakken heeft, kan ze na het bekijken van het boek moeiteloos overschakelen naar het zoeken van tegenstellingen in de groep. Wie heeft korte haren, en wie lange, of wie heeft de veters los en wie vast? In dezelfde serie maakte Guido van Genechten de boekjes Buitenbeentjes. Op en in, over voorzetsels zoals boven en onder, of voor en achter, Blij, bang, boos over gevoelens als blij, verdrietig, trots of verbaasd, en 8-9 en 10, over de getallen van 1 tot 10. Steeds met een eerste vraag over het centrale onderwerp, een tweede vraag om op iets anders te letten (wie heeft zich mooi gemaakt?) en een derde vraag die uitmondt in een vrolijke verzamelplaat aan het slot. Woordenschat Heather Amery De eerste duizend woorden. Met illustraties van Stephen Cartwright (Holland, 2003) 12 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Dit grote beeldwoordenboek bevat een aantal prenten op dubbele bladzijden waar kinderen een bepaalde woordenschat aan kunnen koppelen. De prenten zijn bijvoorbeeld van een school, een winkel, kleding, sporten enzovoort. In de marges van de afbeeldingen zijn voorwerpen getekend die de kinderen in de grote afbeeldingen terug kunnen vinden. Eric Carle Mijn eerste boek over woordjes (Gottmer, 2008)
De pagina’s in dit prentenboek zijn horizontaal in tweeën verdeeld, net zoals in Mijn eerste boek over cijfers. Kinderen moeten nu bij eenlettergrepige woorden als klok, maan of rups de juiste afbeelding zoeken. Oorzaak en gevolg Drew Daywalt. De krijtjes staken! Et illustraties van Oliver Jeffers. Vertaling Koos Meinderts. (De Fontein, 2014) (aanv. 2014)
Het is dat het om een prentenboek voor jonge kinderen gaat. Anders zou dit prentenboek prima gebruikt kunnen worden in een cursus conflictbeheersing voor bedrijfsmanagers. Het zit namelijk zo. Als Teun, die kennelijk graag en veel tekent, een tekening wil gaan maken, zijn de kleurkrijtjes er vandoor. In plaats daarvan vindt Teun een stapeltje brieven, van elk krijtje één. En op het groene krijtje na, dat niets te klagen heeft over Teun (die graag krokodillen, dinosaurussen, kikkers en bomen tekent), hebben ze allemaal wel iets. Rood is overspannen omdat Teun hem zo veel gebruikt voor brandweerauto’s, aardbeien, kerstmannen en rode hartjes, grijs is boos dat Teun voor zijn kleur steeds hele grote dieren kiest als olifanten en walvissen (zie illustratie hieronder), zwart is beledigd omdat hij alleen gebruikt wordt voor de lijntjes en niet voor het echte kleurwerk, het deftige paars klaagt over het feit dat Teun zo vaak buiten de lijnen kleurt. Wit voelt zich overbodig, geel en oranje zijn in een felle onderlinge strijd gewikkeld over ‘de enige echte kleur van de zon’ en roze voelt zich gediscrimineerd omdat Teun zo weinig prinsessen tekent. Elke brief is geschreven in de kleur van het krijtje en de prachtige krijttekeningen ernaast ondersteunen het gelijk van de briefschrijver. Heel erg oneerlijk vinden de krijtjes het en dat is iets dat kleuters ongetwijfeld herkennen. Wat een prachtig boek om aan kleuters (en kinderen in de onderbouw) voor te lezen. Om meerdere redenen is het een prachtig boek om met kinderen te bespreken. Bijvoorbeeld om te filosoferen over het feit dat de 13 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
krijtjes zich om totaal tegengestelde redenen verongelijkt voelen (teveel gebruikt of juist te weinig).De brieven zelf zijn niet alleen erg geestig (‘je inmiddels afgestompte vriendje’), maar ook heel leerzaam voor het herkennen van het taalgebruik in brieven (de woordkeus is bepaald niet kinderachtig) en van briefconventies als aanhef en ondertekening. Ik ken de Engelse tekst niet, maar ik vermoed dat Koos Meinderts geen concessies heeft gedaan aan kleutertaal. Hier is dat ook niet nodig: uit de omschrijving blijkt wel wat overspannen, overbodig, of in de steek gelaten betekent: ‘het afgelopen jaar heb je me niet een keer uit het doosje gehaald. Is dat omdat je me eigenlijk een meisjeskleurtje vindt?’ Een juweel.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Gezin, spelen en school Pim van Schaik En nu allemaal! (PlanPlan, 2004)
Een bijzondere liedjesbundel waarin niet alleen Nederlandse, maar ook Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse kinderliedjes zijn opgenomen, inclusief muzieknotatie. Het boek is opgedeeld in liedjes voor kinderen tot, en kinderen vanaf 5 jaar. Er worden spelsuggesties gedaan en er wordt achtergrondinformatie gegeven. Bij de buitenlandse liedjes is de tekst ook fonetisch weergegeven en is er een Nederlandse vertaling opgenomen. Met een uitgebreid voorwoord over de muziekcultuur van de betreffende landen en met bronvermeldingen. De bundel is geschikt voor gebruik thuis en op school. Vooral in klassen met kinderen uit diverse culturen zal het interessant zijn om uit te wisselen welke liedjes iedereen kent, hoe ze gezongen worden en welke dansbewegingen er eventueel aan verbonden zijn. Roger Priddy Naar de peuterspeelzaal (serie: Ik ga al; Van Goor, 2008)
In dit boek uit de serie Ik ga al gaat een jongetje enthousiast voor het eerst naar de peuterspeelzaal. Hij vindt het echter ook behoorlijk spannend en een beetje eng. Op de foto’s zijn de rituelen en bijbehorende emoties goed te zien: van de verwelkoming door de juf en het afscheid nemen van mama, tot het in contact komen met de andere kinderen. Met activiteiten als knutselen, spelen, eten, naar buiten gaan en voorlezen vliegt de dag om. Er valt voor een peuter veel te zien, aan te wijzen en te herkennen. Vanaf 2 jaar. Jez Alborough Knuffel (Gottmer, 2000)
Een aapje loopt door het oerwoud en komt allemaal knuffelende dieren tegen. Omdat het aapje zelf ook iemand wil knuffelen gaat hij met de hulp van een olifantenvrouwtje en haar jong op zoek naar zijn apenmoeder. Hoe langer zijn zoektocht duurt, hoe eenzamer hij zich voelt. Gelukkig vindt hij zijn moeder weer en staat niets hen in de weg om elkaar langdurig te knuffelen. Een zéér herkenbaar thema voor jonge kinderen.
14 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Miep Diekman Ik zie je wel, ik hoor je wel. Met illustraties van Thé Tjong-Khing (Querido, 2008)
Deze uitgave is een bundeling van drie klassiekers, namelijk Wiele wiele stap (1977), Stappe stappe step (1979) en Ik en jij spelen wij (1982). Ook opgenomen is het wat minder bekende Zóóó groot (1995). De eenvoudige versjes typeren in korte, ritmische zinnetjes heel treffend en vaak op humoristische wijze hoe kinderen spelen. De uitgave is bekroond met een Leespluim. Hans Hagen & Monique Hagen Ik zie lichtjes in je ogen. Met illustraties van Marit Törnqvist (Van Goor, 2001)
Bundel met gedichten die eerder verschenen in Misschien een olifant (1990) en Daar komt de tijger (1998). De gedichten gaan over alledaagse activiteiten, angsten en gevoelens, maar ook over minder voorkomende zaken zoals het overlijden van een poes, of over hoe mooi de maan ’s avonds in je kamer naar binnen glijdt. Het spelen met letterlijke en figuurlijke betekenissen, en verschillende betekenissen van één woord, is een opvallend kenmerk van de poëzie, zoals in het gedicht ‘Weegschaal’: ik ben al groot ik ben al zwaar ik eet steeds beter elke keer weeg ik meer op de kilo-meter.
Voor kinderen van 3 jaar en ouder. Ook in Jij bent de liefste, met illustraties van Marit Törnqvist (Querido, 2000), wisselen gedichten over alledaagse dingen en emoties en meer bespiegelende gedichten elkaar af. Deze bundel is ook verkrijgbaar als luisterboek. Elly van der Linden Twaalf kleine peuters. Met illustraties van Suzanne Diederen (Clavis, 2008)
In dit prentenboek zijn verschillende culturen vertegenwoordigd in een voor alle kinderen herkenbare, alledaagse setting. Chen en Yuk maken kennis met de activiteiten en rituelen van de peuterspeelzaal en met tien andere peuters en twee leidsters. De peuters zien er allemaal anders uit en hebben namen als Kofi, Mahmud, Gauri, Ash en Lars. Chen en Yuk hoeven nauwelijks te wennen, want met al dat spelen, zingen, buiten spelen en verven hebben ze daar geen tijd voor! Elly van der Linden Waar is Lizzy? Met illustraties van Suzanne Diederen (Clavis, 2007)
Peuter Kofi heeft net met zijn moeder boodschappen gedaan. Moeder gaat koken en Kofi dekt de tafel. Hij zet negen borden neer voor zijn ouders, grootouders, tante, broer en zussen. Als zijn moeder hem vraagt om z’n zusje Lizzy te zoeken, is die nergens te 15 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
bekennen. Als iedereen aan tafel zit, wordt het raadsel opgelost en blijkt ze dichterbij dan iedereen vermoedde. De oplettende peuter had vanaf het begin al kunnen zien waar Lizzy zich had verstopt. Het eigenlijke verhaal is de zoektocht naar Lizzy, maar daaronder is er nog een andere laag: die van het leven van een Surinaamse familie die met verschillende generaties in één huis woont. De kennismaking met de andere cultuur vindt hierdoor op een onnadrukkelijke manier plaats, en meer via de illustraties dan door de tekst. Selma Noort Pak me dan! en Nou moet jij! Met illustraties van Sandra Klaassen (De Inktvis, 2003)
De Nederlandse Bart en de Turkse Esra wonen vlak bij elkaar. Ze spelen vaak met elkaar, thuis of op de peuterspeelzaal, en worden door hun ouders meegenomen naar bijvoorbeeld de winkel. Hun avonturen zijn stuk voor stuk herkenbaar voor andere peuters en jonge kleuters. Ze kunnen zich herkennen in de jaloezie van Esra als Bart de planten water mag geven in de peuterspeelzaal, of in de schaamte van Bart als hij een grote boodschap moet doen op school. Verder hebben Bart en Esra samen vooral veel plezier, wanneer ze zich verkleden als prinsessen of werkmannen, samen een ketting voor Esra’s tante knutselen of in het kikkerbadje drijven. Het enige duidelijke culturele verschil zit in de manier waarop ze hun ouders aanspreken: Bart zegt ‘papa’ en ‘mama’, Esra zegt ‘baba’ en ‘anne’. Eric Barclay Ik hoef geen bril. Vertaling J. H. Gever (Gottmer, 2014) (aanv. 2014)
Dit verhaal van Eric Barclay is qua thema identiek aan het verhaal van Joukje Akveld dat ook in deze titellijst besproken werd. De juf, de muziekdocent en de ouders van Saar stellen vast dat Saar niet goed kan zien. Hoezeer Saar ook roept dat ze geen bril hoeft, ze moet toch naar de oogarts en krijgt een bril aangemeten. Gelukkig is er tussen de vele brillen eentje die perfect bij haar past. En anders dan Olle, die de voorkeur geeft aan de fantasie, blijkt Saar het bij nader inzien toch wel bijzonder aangenaam te vinden om scherper te kunnen zien, zoals de juf in de klas moet constateren: ‘U heeft verrassing fout geschreven.’ De tekst is wat braver dan die van Joukje Akveld, maar de tekeningen van Barclay zijn juist heel erg leuk om goed naar te kijken. Waaruit blijkt bijvoorbeeld in de eerst afbeeldingen dat Saar niet goed ziet? Let eens op de band, of op de tekening van de binnenkant van de band. Of vergelijk de achtergrond van de juffrouw in de brillenwinkel maar eens, voor en na het passen van de bril. Ole Könnecke Daar heb je Anton. Vertaald door Edward van de Vendel (Gottmer, 2013) (aanv. 2014)
Daar heb je Anton is een verzamelbundel van 5 verschillende Anton-verhalen. Elk verhaal is als een soort langgerekte strip in een krant; een tekening met daaronder steeds een enkele zin, die geleidelijk aan het verhaal tot een climax voert: ‘Anton is geweldig. Anton heeft een emmer. Anton heeft een schep. Anton heeft een hele grote auto. Maar de meisjes kijken niet eens.’ 16 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Nog veel meer verzint Anton op de volgende pagina’s, totdat zijn grootste huis van de wereld instort en hij begint te huilen. Pas dan kijken de meisjes en krijgt hij een koekje. In een ander verhaal probeert Anton te toveren, wat per ongeluk nog lukt ook of gaat hij de strijd aan met vriend Lukas over wie het sterkste is, of het meest lawaai kan maken (de attributen op de tekening worden steeds groter) totdat er een hond komt en het er alleen nog om gaat wie het snelste is. In het verhaal Anton en de spelbrekers besluit Anton dood te gaan omdat hij niet mee mag spelen en Lukas om de schep van de meisjes even te lenen om Anton te begraven (zie illustratie). Lukas moet vaststellen dat de meisjes ook niet met een scheppendief willen spelen en gaat eveneens voor dood liggen. Zo gaat het door, tot een verzameling mieren iedereen weer tot leven wekt.
De zinnen zijn kort en meestal zakelijk, de prachtige cartoonachtige tekeningen laten de verrassingen en de humor zien in de avonturen van de stoere Anton met zijn kleine hartje. Om voor te lezen aan (en vooral te bekijken met) peuters en kleuters. Feest vieren Ingrid Rietveld (samenstelling) Feestliedjes van ons allemaal. Met illustraties van Mies van Hout (Ploegsma, 2006)
Ingrid Rietveld is werkzaam in het muziekonderwijs en verzamelde versjes en liedjes die kinderen uit heel Europa opzeggen of zingen bij een bepaald feest. Per maand wordt aandacht gegeven aan de tradities en gebruiken rond een bepaald feest, bijvoorbeeld in februari Maria-Lichtmis (Luxemburg) en Vastenavond (Denemarken), in maart Pasen (Duitsland en Tsjechië) en Kinderdag (Turkije) en in december pakjesavond (Nederland). Ook Marokkaanse, Surinaamse en Chinese feesten krijgen aandacht. Elk lied is in de oorspronkelijke taal weergegeven met de Nederlandse vertaling en een muzieknotatie voor zangstem met gitaarakkoorden. Vanaf 6 jaar. Ellen Tijsinger Een heel jaar feest. Met illustraties van Dagmar Stam (Ploegsma, 2003)
Heruitgave van de voor het eerst in 1986 onder de titel Soms is het feest verschenen bundel met verhalen, liedjes, spelletjes en knutseltips. De thema’s zijn de verschillende seizoenen. In de verhalen spelen dieren de hoofdrol. Bij de activiteiten staan onder
17 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
andere de seizoensgebonden feesten en speciale dagen (dierendag, Sinterklaas, Kerstmis, Valentijnsdag, Pasen enzovoort) centraal. Bij de liedjes staat eenvoudige muzieknotatie. Om te gebruiken met kinderen vanaf 4 jaar, voor thuis en op school. Series Bekende en populaire series voor peuters zijn die over Nijntje, Dribbel en Dikkie Dik. In deze series wordt op speelse wijze de omgeving verkend waarbij het gezin, de vrienden en de dagelijkse activiteiten centraal staan. Nijntje en Dribbel gedragen zich als de peuters die de verhalen krijgen voorgelezen. Dikkie Dik daarentegen gedraagt zich als een poes. Meer recente populaire hoofdpersonen in boeken voor peuters zijn Muis (van Lucy Cousins), Max (van Guido van Genechten), Zaza (van Mylo Freeman) en Jules (van Annemie Berebrouckx). Lucy Cousins Muis in het ziekenhuis (Leopold, 2007)
Bij het trampolinespringen breekt Muis haar been. In het ziekenhuis krijgt ze er gips omheen. Ze moet er ook nog een nachtje blijven. Muis maakt nieuwe, spannende dingen mee: ze verblijft op de kinderafdeling en krijgt een röntgenfoto. Maar Muis blijft lachen, maakt een nieuwe vriendin en krijgt bezoek van haar vrienden. Om te bekijken met kinderen vanaf 3 jaar. Het verhaal kan eventueel dienen als voorbereiding op een ziekenhuisopname. In andere verhalen gaat het over activiteiten die (gelukkig) wat vaker voorkomen, zoals het bakken van een taart, een bezoek aan de kermis of zwemmen in de tuin in een opblaasbaar zwembad. Guido van Genechten Max op de fiets (Clavis, 2007)
Muis Max is apetrots wanneer hij op zijn nieuwe driewieler zijn vriendjes op step, tractor of ander vervoermiddel voorbijraast. Maar helaas zit die trots zijn oplettendheid in de weg, want hij ziet daardoor een kei niet liggen. Hij valt, maar nadat hij heeft geconstateerd dat er niets met zijn driewieler is, gaat hij vrolijk weer verder. Peuters hebben via het verhaaltje ondertussen geleerd uit welke onderdelen zo’n fiets bestaat en waarvoor die onderdelen dienen. Andere verhalen over Max gaan over dag en nacht, gymnastiek en een gekke ballon. Annemie Berebrouckx Bloemen van Jules (Zwijsen/Infoboek, 2009)
In dit prentenboek krijgt Jules zaadjes van de buurman en stopt die in de grond. Blij belooft hij iedereen een bloem. Vol ongeduld wacht hij. Tot ieders verrassing blijken er manshoge zonnebloemen uit de zaadjes te groeien. Jules speelt ook de hoofdrol in twee series hardkartonnen boekjes (Dag Jules!, vanaf 2003) met onderwerpen als een nieuwe kamer, zelf naar de wc gaan, een nieuwe baby in de familie, Sinterklaas en Kerst, een schoolreisje en een doktersbezoek.
18 van 19
Titellijst bij hoofdstuk 10 van Verborgen talenten
Mylo Freeman Aan tafel met Zaza (serie: Clavis peuter; Clavis, 2009)
Dit prentenboek is onderdeel van de reeks Clavis peuter waarin het kleine, Surinaams ogende meisje Zaza de hoofdrol speelt. Het beschrijft en verbeeldt een herkenbaar ritueel: Zaza imiteert met haar vijf knuffels dagelijkse handelingen rond het eten: van het koken en tafel dekken tot en met het eten van een toetje. Als haar knuffels uitgegeten zijn, is Zaza zelf aan de beurt. Haar moeder loopt voorbij met een pan: ‘“Het eten is klaar”, zegt ze. “Kom je aan tafel, Zaza?”’ In dit prentenboek geeft de tekst van zo’n vier regels steeds op de linkerpagina de kern van de handelingen weer die op de rechterpagina komisch worden verwoord met uitspraken als ‘Goed zo, Mo, van groentjes word je groot en sterk’, ‘Wel alles proeven, Sjors!’ of ‘Nog een hapje voor roosje en nog eentje voor Pinkie.’ Een boek waarin fantasie en werkelijkheid op een vrolijke manier verweven zijn. Klassieke series voor kleuters zijn die over Jip en Janneke, Kikker en Pad, en Kikker en Kleine Beer. Bovendien zijn inmiddels ook de Kleine Prinses, Iris en Michiel, Liselotje en Kleine Ezel niet meer weg te denken uit de jeugdliteratuur. Diverse series voor kleuters zijn te vinden in de titellijst bij hoofdstuk 19. Samenstellers titellijst: Karen Ghonem-Woets en Piet Mooren. Aanvulling 2014: Jeanne Kurvers
19 van 19