Alleen of samen? Over geëngageerd theater.
Het was een uitstekend idee van Frans Boenders in deze eerbiedwaardige instelling een cyclus te organiseren rond "geëngageerde kunst voor wie, voor wat?" Ik ben hem daar heel dankbaar voor. Er wordt mijns inziens te weinig over theater gediscussieerd in ons landje. Toch ga ik met een zekere schroom in op de uitnodiging om te praten over het thema "Kunst, voor wie en voor wat?" In een land dat nauwelijks over een eigen dramaturgie beschikt, en helemaal niet over opvoeringtradities is het moeilijk evoluties waar te nemen. Jawel, er worden , met de regelmaat van een klok, grote verklaringen afgelegd. Nieuwe wegen ingeslagen. Grote verwachtingen gewekt. Daarin is Vlaanderen mateloos groot. We staan aan de top van het theater in Europa, schreef een toegewijde en goedwillende recensent laatst in mijn krant. Ik heb het een paar maal moeten nalezen om te geloven dat het er stond. Is het dan toch waar dat een kinderhand snel gevuld is? Alhoewel, een kinderhand is na de televisiereclame niet zo snel meer gevuld. Niet zo lang geleden kwam in aanraking met een onderzoek van Thersites, V.T.I en het departement theaterwetenschappen (sic) van U.I.A. Dit onderzoek startte vanuit de vaststelling, ik citeer "het theater- en danswerk van de laatste vijftig jaar vandaag de dag nog nauwelijks of helemaal niet met een breder publiek wordt gedeeld." Geen bemoedigende vaststelling maar wel een onderzoek waard. Dit onderzoek gebeurt uiteraard langs de gebruikelijke dwaalwegen van de theaterwetenschap en de raarste premissen, maar kom, misschien kan er wat uit geleerd worden. Daarbij is er uiteraard in het theater, ik geef het ootmoedig toe, veel wat ik niet graag zie, veel wat ik te snel doorzie, veel wat mij onbevredigd laat en veel wat mij ergert. Maar ik neem dit geldt voor iedereen die temidden het vak
staat. Zelf was en ben ik besmet door het begrip geëngageerd. Ik heb dit, ondanks twijfels, nooit als een vergissing gezien. Hoewel velen rond mij dat wel vonden. Voor mij was het als mens en deelnemend aan een samenleving die mij in staat stelde mijn aanleg te ontplooien de normaalste zaak van de wereld. Een mens leeft niet alleen. Niet dat het altijd gemakkelijk was. Maar wat is dat wel? Het samenleven van en met mijn lotgenoten was voor mij altijd al een bron van verwondering en dus nieuwsgierigheid. De raadselachtige wegen waarlangs dat samen leven zich voltrekt in families, dorpen, steden, scholen, religies, bewegingen, bedrijven, groeperingen die elkaar bestrijden, de gekoesterde vijandbeelden en vooral de eeuwige domheid terzake is ergerlijk en fascinerend. Het is een veelomvattend haast niet te overzien terrein. Zeker voor iemand die in het theater de mogelijkheid zag, met vele meer getalenteerde voorgangers voor hem, delen van dit onoverzienbare gestalte te geven. Met het instinct dat spel heet. Dit leidt tot engagement in het theater. Engagement is een vreemd en controversieel woord dat nog niet zo heel lang geleden een zeker bestaansrecht kreeg in denken en schrijven over kunst. Ik herinner me hoe ik in de jaren '70 deel uitmaakte van een literaire jury en de professoren en gezaghebbende recensenten over mij heen kreeg omdat ik bij de beoordeling van een werk van Walter Vandenbroeck de termen neokapitalisme en maatschappelijk engagement gebruikte. "Daar stak iets achter" volgens deze geleerde heren en het rook naar politiek (blijkbaar ook een te mijden woord in de kunst). Dergelijke woorden brachten een "zuivere" beoordeling in gevaar. Dit soort rare gedachtesprongen zijn nog altijd schering en inslag. De kunst moet voor veel liefhebbers het liefst "zuiver" zijn. In oude culturen zocht men de zuiverheid in afzondering, in alleen zijn, inkeer, meditatie. Weg van de wereld en de anderen. Het overgrote deel van de mensheid kan dit niet opbrengen. Ik ook niet. Zij kiezen er onbewust voor samen te leven. Met alle imponderabilia van dien.
Het is mij ook nooit duidelijk geworden wat zo zuiver zou zijn aan de kunst, en zeker niet aan het theater; een min of meer gestructureerde onzuivere mikmak van velen, beoefend in samenwerking met velen, wat in het beste geval onderhoudend, vermakelijk, leerzaam en bovendien feestelijk kan zijn. Blijf bij zoiets menselijks al te menselijks maar eens zuiver. Het zijn merkwaardig genoeg meestal sociaal gearriveerde, burgerlijke autoriteiten en hoogopgeleiden die bijzonder op voornoemde "zuiverheid" gesteld zijn. Toen ik in onze dikke Van Dale ging kijken onder het lemma engagement vond ik er : 1. Verbintenis, met name als artiest bij een of ander gezelschap, 2. Verloving, 3. Tijd dat men verloofd is, 4. het geëngageerde (2): politiek, sociaal engagement van kunstenaars die in hun werk blijk geven bij de tijdsproblemen betrokken te zijn, daarop reageren door stelling te nemen. Er werd een uitspraak van Cees Buddingh bij aangehaald: "Joyce was een "zuiver kunstenaar", maar dat hij ons nog zoveel te zeggen heeft komt, doordat hij daarnaast toch ook voor honderd procent geëngageerd was." Zoals U ziet ook hier weer die oppositie tussen "zuiver" en "geëngageerd". Zoals U al zult begrepen hebben is "zuivere" kunst mijn ding niet. Niet dat ik ongevoelig zou zijn voor schoonheid, integendeel, maar voor mij moet schoonheid niet persé in het "zuivere" gevonden worden of "zuiver" zijn. Er bestaat zoiets als de vlucht uit de werkelijkheid in het zogenaamd "zuivere". Dat is soms heel naar want verwant aan eenzelvige onverschilligheid en egocentrisme (zie de kunstzinnige, estetische zielepoot in Huysmans' "A rebours"). Ik, voor mij, heb altijd gekozen voor engagement. Dat kan ik zelfs heel ver terug in mijn jeugd situeren. Ik herinner me dat ik, als heel klein jongetje, voor de oorlog, bij een feest van een volksvereniging waarvan mijn grootvader feestbestuurder was, in een onweerstaanbaar razende huilbui uitbarstte, een onbedaarlijk woedend protest dat opstak toen men bij een van die
wedstrijden, zoals daar zijn zakkenlopen, een ei in een lepel over een streep brengen, en zo meer, een man blinddoekte en hij met een stok een ei dat aan een draad was opgehangen diende te raken. Vooral het feit dat men de arme man daarbij nog enkele malen ronddraaide zodat hij totaal gedesoriënteerd was en in de echte zin van het woord, onder gelach en gejoel, als "een blinde naar een ei diende kloppen" moet bij mij dat toen nog redeloze en niet te stuiten protest hebben teweeggebracht. Nog altijd kan ik er niet mee lachen als men iemand van zijn zintuigen en/of bestaansmiddelen berooft en de hulpeloze daarbij nog lachwekkend vindt. Een soort humor dat aan mij niet besteed is. Nochtans een hebbelijkheid die in de kunst schering en inslag is. Er wordt bvd. met woorden gegoocheld die de waarnemer ontredderen, desoriënteren, verblinden en hij die de gehanteerde code niet bijtijds doorheeft is de pineut. Hij blijft als verweesd achter en verlaat de voorstelling of het museum met het gevoel achter te lopen, niet bij te zijn of te dom. Hij moet dan ook, liefst door de overheid gesubsidieerd, bij de hand genomen worden om zijn "culturele capaciteiten" bij te schaven. Zo horen we om de haverklap dat een voorstelling tot een "traject" behoort, een "discours" bevat, "risico's" inhoudt, "experimenteel", "grensverleggend" of "grensoverschrijdend" is (ik heb nooit geweten waar zich al die grenzen bevinden en verbaas mij over diegenen die ze wel weten te liggen), iets is "avant-gardistisch", "vernieuwend" of gaat met "nieuwe esthieken" op zoek naar "nieuwe" publieken en doelgroepen. Het hoogtepunt is wel "post-dramatisch" theater. Een uiteraard Vlaams verschijnsel. Zou het een teken van onmacht en gebrek aan inzicht in de dramatische kunst kunnen zijn? Soms vraag ik mij af of de voorraad "nieuwe publieken" niet stilaan opgebruikt is. Ik kom graag onder de mensen, ga graag samen naar een voorstelling, maar gruw van de idee tot een doelgroep te behoren.
Deze inflatie aan adjectieven blazen uiteraard massa's ballonnen vol gebakken lucht in het oneindig lege zwerk. Voor recensenten die dikwijls ook niet weten hoe te beschrijven wat ze gezien hebben zijn het welkome kapstokken om een betoog aan op te hangen en te getuigen van enig "deskundigheid". De theaterwetenschap zorgt naarstig voor steeds nieuwe adjectieven. Zo is daar toch ook nog sprake van enige creativiteit. Dit doet me denken aan het verschijnsel van de moderne managers en het net zo inflatoir taalgebruik in de economisch-financiële bijlage van de krant. Is het U trouwens ook al opgevallen dat deze bijlage, samen met de sportbijlage, steeds dikker wordt en de cultuurpagina's, al is zij genereus bijgevuld met mode en lifestyle, het wel en wee van pop- en rocksterren, steeds dunner? Er is dus iets aan de hand. Is "There something rotten…" Is het een uiting van de groeiende almacht van het geld? Elke kleine of grote spaarder als kleine of grote kapitalist met aandelen of aandeeltjes op de beurs? Uitkijkend naar weer een smak ontslagen die de aandelen de hoogte injagen? Nog een fusie, nog hogere omzet, nog meer maximalisering van de winst? Het profijt van de nieuwe lage loonlanden? Likkebaardend bij de creatieve boekhouding? En duidt het op onmacht van de politiek die onze samenleving, onze polis toch dient vorm te geven tot tevredenheid van de veeleisende burger, of moeten we zeggen "consument"? Zei Sartre al niet dat we ervoor moesten oppassen niet "geserieërd" te worden, t.t.z. in serie gezet, als een uniek, alleenstaand individu in de rij individuen, zodat het gezag de individuen een voor een kan elimineren? Is dat misschien de achterliggende idee bij de veelgeprezen privatiseringen en de aanmoediging van kleine ondernemingen die ten gepaste tijde wel zullen opgeslokt worden door de grote investeerders? De meeste acteurs zijn intussen ook van personen, kunstenaars, kleine eenmansondernemingen geworden, geprivatiseerd en geserieërd. Niet
langer samen in een gezelschap, geëngageerd, zoals Van Dale het noemde, maar weerloos gemaakt en afhankelijk van goedbetaalde en van stevige contracten voorziene cultuurmanagers en grensverleggende mirakelridders die het jargon van het "nieuwe" perfect beheersen. Ja, we leven in een wereld die zich behaaglijk wentelt in de burgerlijke illusie. De proleet verdween om "werknemer" van een "werkgever" te worden. Een geruststellende semantische opsmuk. Hij "geniet van de geneugten van het burgerlijke leven" zoals Marx het voorstond. Hij geniet van zijn vakanties naar verre bestemmingen, zekere culinaire genoegens zijn hem gegund, hij betaalt een eigen huis en inclusief de obligate een of twee auto's. Maar er is de schaduwkant van de overvolle agenda die in optimale snelheid dient afgehandeld, de files, het kinderlawaai, de vervelende buur met grasmachine of de zoon met de snoeiharde versterker met boosterboxen, en ach ja, ach ja, de honger in en de roofbouw op Afrika, die zielige bootvluchtelingen, het onderhuidse besmuikte racisme en als grootste leugen de oorlog in Irak die de beeldbuis ontsiert en de pret bederft, maar waarbij de democratieën van het "vrije westen", enig gesputter niet daargelaten, de andere kant opkijken. Wat is de plaats van het theater in dit rare, verontrustende, onverkwikkelijke landschap? Brengt het "een afbeelding van de werkelijkheid met het doel die werkelijkheid te beïnvloeden" zoals Brecht het in zijn "Schriften zum Theater" formuleerde? Het zou een existentiële rechtvaardiging van deze kunst kunnen zijn. Natuurlijk is theater een vermaak, en vermaak behoeft geen rechtvaardiging. Het spel is een instinct, ik zei het al. Je kan de mens zijn vermaak niet ontzeggen, zo min als zijn leven of het licht in zijn ogen. Maar wat het een waarde zou kunnen schenken, die het boven het dagelijkse amusement met lachband tot de dood er op volgt, zoals Neil Postman het televisieamusement omschreef, is dat het een publiek samenbrengt rond thema's die ons binden, ons verontrusten of verheugen.
We met het licht van onze ogen beter zouden waarnemen, het ons inzichten zou verschaffen met het plezier van de ontdekking, de mensenkennis, zelfs de filosofie. Zich niet alleen zou vermeien in het cultureel snobisme van de "bevoorrechte getuigen", de "cultureel capabelen" en "ingewijden", maar eerder de mensen die vermaak zoeken een kunst schenkt die ze samen brengt, door mensen samen gemaakt wordt met de ervaring van mensen en samen genoten wordt. Maar genieten is een verdacht woord geworden, we zullen pijn lijden volgens sommige goedbetaalde theaterhelden, afzien! De welvaartstaat maakt niet alleen blinden maar sommigen tot masochisten. Voor mij was het altijd een moment van trots als iemand na de voorstelling me zei dat hij genoten had. Dat wil zeggen dat hij zintuiglijk en verstandelijk geraakt en geboeid was. Wat kunnen we meer verlangen? Zouden we, in onze mateloze ijdelheid, zo dom zijn te willen dat onze voorstelling de wereld tot stilstand bracht en iedereen zich ging "bezinnen"? Mijn vriend Pavel Kohout zei me ooit eens: "Elke generatie heeft het recht op zijn eigen stommiteiten." Ik ben er van overtuigd dat het theater zal ontwaken uit zijn al te elitair gedoe, zijn eigen taal zal ontwikkelen en zich steeds opnieuw zal engageren met de oude en altijd nieuwe problemen van het samenleven. Problemen die onoverzichtelijk lijken en onderhuids angst inboezemen. Laat me besluiten met een zin van Brecht: " Alle kunsten dragen bij tot de grootste van alle kunsten, de levenskunst."
Walter Tillemans Rillaar, 15 mei 2007
Nog thema's: De verering van geweldritualen (van Marlowe tot Abbatoir Fermé en d'Electrique.
Het verteltheater: de speler wordt verteller van literaire (mmester)werken en castreert zodoende zichzelf. Is de acteur nog waarnemer (zie All my sons, De Roovers, skeletspelen) De projectie, reeds door de nieuwe electronische middelen van computer en optica, gemakkelijk toegankelijk, maar dienst ze de plaats van de acteur in te nemen. De microfoontjes die de neiging hebben de acteur de illusie te geven dat jij niet verstaanbaar moet zijn. Dus zijn tekstinterpretatie niet zorgvuldig kiest. Het grote geld, "internationalisering" en het kringetje van "ons kent ons".