Alle ouders hebben vragen! Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding In opdracht van de provincie Zuid-Holland in vervolg op de Quick Scan Opvoedingsondersteuning 2003
Maart 2005
Colofon
Redactie:
Rita van den Berg, Trees van der Gun, Monique Kierczak, Annemarie van de Kooij, Ineke Wulp
Eindredactie:
Rita van den Berg
Uitgave:
Maart 2005 JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding Nieuwe Gouwe Westzijde 2a 2802 AN GOUDA T: 0182 547888 F: 0182 547889 E:
[email protected] W: www.jso.nl
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële steun van de Provincie ZuidHolland.
Copyright © 2005 JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, retrieval systemen of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van JSO. Aan de inhoud van dit onderzoeksrapport kunnen geen rechten worden ontleend. JSO is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van niet of onjuist vermelde gegevens in dit rapport.
Inhoudsopgave Deel 1 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Kernbegrippen 1.4 De gevolgde werkwijze 1.5 Opzet van de rapportage 1.6 Dank
1 1 2 2 4 5 6
2
Conclusies van de deelonderzoeken 2.1 Conclusies over hoogopgeleide ouders 2.1.1 Over de onderzoeksaanpak 2.1.2 Bekendheid met het aanbod 2.1.3 Ondersteuningsbehoeften 2.1.4 Aanbevelingen 2.2 Conclusies over alleenstaande ouders 2.2.1 Over de onderzoeksaanpak 2.2.2 Bekendheid met het aanbod 2.2.3 Belemmeringen voor deelname aan activiteiten 2.2.4 Aanbevelingen 2.3 Conclusies over gereformeerde ouders 2.3.1 Over de onderzoeksaanpak 2.3.2 Bekendheid met het aanbod 2.3.3 Belemmeringen in de communicatie 2.3.4 Overige opmerkingen 2.3.5 Aanbevelingen 2.4 Conclusies over allochtone ouders 2.4.1 Over de onderzoeksaanpak 2.4.2 Nog niet alle groepen bereikt 2.4.3 Opmerkingen over de communicatie 2.4.4 Aanbevelingen
7 7 7 7 8 8 9 9 9 9 10 11 11 12 12 13 13 14 14 15 15 16
3
Algemene conclusies 3.1 Nog niet bereikt? 3.2 Extra kwetsbaar 3.3 Contactlegging 3.4 Vaders buiten beeld 3.5 Opmerkingen bij de ketenbenadering 3.6 Aansluiten bij waardenoriëntaties en probleempercepties 3.7 Normatieve houding 3.8 Opvoedthema’s 3.9 Vindplaatsen 3.10 Overige conclusies
19 19 19 20 21 21 22 22 23 23 24
Deel 2 4
Algemeen onderzoek naar opvoeden in Nederland 4.1 Algemene literatuur over opvoeden 4.2 Onderzoek Capelle aan den IJssel 4.3 Afsluitende opmerking
27 27 28 30
5
Hoogopgeleide ouders 5.1 Inleiding 5.2 Achtergrondinformatie 5.2.1. Literatuur 5.2.2 Informatie van sleutelfiguren 5.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders 5.4 De groepsbijeenkomst 5.4.1 Opvoedingsvragen 5.4.2 Opvoedingsvragen naar leeftijd 5.4.3 Gebruikte kanalen om vragen te bespreken 5.4.4 Wensen op het gebied van opvoedingsondersteuning 5.5 Conclusies 5.5.1 Over de onderzoeksaanpak 5.5.2 Bekendheid met het aanbod 5.5.3 Ondersteuningsbehoeften 5.6 Aanbevelingen
31 31 32 32 32 34 36 36 37 38 42 42 42 42 43 43
6
Alleenstaande ouders 6.1 Inleiding 6.2 Achtergrondinformatie 6.2.1 Literatuur 6.2.2 Lokale situaties 6.2.3 Informatie van sleutelfiguren 6.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders 6.4 De vraaggesprekken 6.4.1 Achtergrondkenmerken van de doelgroep 6.4.2 Opvoedthema’s 6.4.3 Problemen van de ouders 6.4.4 Waar gaan ouders met vragen naartoe? 6.4.5 Wensen van de alleenstaande ouders 6.5 Conclusies over alleenstaande ouders 6.5.1 Over de onderzoeksaanpak 6.5.2 Bekendheid met het aanbod 6.5.3 Belemmeringen voor deelname aan activiteiten 6.6 Aanbevelingen
44 44 44 44 48 49 50 51 51 51 52 52 53 53 53 54 54 55
7
Gereformeerde ouders 7.1 Inleiding 7.2 Achtergrondinformatie 7.2.1 Literatuur 7.2.2 Informatie van de sleutelfiguren 7.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders
56 56 57 57 61 62
7.4
7.5
7.6 8
De groepsgesprekken 7.4.1 Kenmerken van de ondervraagde moeders 7.4.2 Vragen van ouders 7.4.3 Bij wie vinden moeders ondersteuning bij de opvoeding? 7.4.4 Waar zouden ouders naartoe willen gaan? 7.4.5 Welke vormen spreken moeders aan 7.4.6 De protestants-christelijke identiteit van de zorgverlener Conclusies over gereformeerde ouders 7.5.1 Over de onderzoeksaanpak 7.5.2 Bekendheid met het aanbod 7.5.3 Belemmeringen in de communicatie 7.5.4 Overige opmerkingen Aanbevelingen
Allochtone ouders 8.1 Inleiding 8.2 Achtergrondinformatie 8.2.1 Literatuur 8.2.2 Informatie over de lokale situatie 8.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders 8.4 De groepsgesprekken 8.5 Conclusies 8.5.1 Over de onderzoeksaanpak 8.5.2 Nog niet alle groepen bereikt 8.5.3 Opmerkingen over de communicatie 8.6 Aanbevelingen
Bijlagen Literatuurlijst
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8:
Informatiebrieven hoogopgeleide ouders Informatiebrieven alleenstaande ouders Informatiebrieven gereformeerde ouders Informatiebrieven allochtone ouders Opzet vraaggesprek hoogopgeleide ouders Itemlijst alleenstaande ouders Vragenlijst gereformeerde ouders Vragenlijst allochtone ouders
63 63 63 64 66 68 69 70 70 71 71 72 72 74 74 75 75 76 79 80 83 83 83 84 85
Deel 1
1.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de opdracht aan JSO beschreven. Tevens geven we de aanleiding voor het onderzoek weer en de manier waarop we het onderzoek hebben aangepakt. Enkele begrippen die herhaaldelijk worden gebruikt lichten we toe. Tot slot schetsen we de opzet van de rapportage.
1.1
Aanleiding
In opdracht van de provincie Zuid-Holland (PZH) is JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding een onderzoek gestart naar de vraag “Hoe bereiken we specifieke groepen ouders met kinderen tussen 0-19 jaar met een aanbod aan opvoedingsondersteuning?”. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale jeugdbeleid, waaronder opvoedingsondersteuning. Uit eerder onderzoek 1 bleek dat niet alle ouders gebruik maken van het aanbod aan opvoedingsondersteuning. Bepaalde groepen ouders zijn nauwelijks in beeld. Op grond van deze bevinding heeft de PZH aan JSO gevraagd onderzoek te doen naar zogenaamde moeilijk bereikbare ouders, die weinig of geen gebruik maken van het huidige aanbod aan activiteiten en die volgens de literatuur aantoonbaar meer risico lopen op problemen met de kinderen. Als te onderzoeken groepen ouders zijn vastgesteld: hoogopgeleiden; eenoudergezinnen; gereformeerden; allochtonen. De keuze voor de te onderzoeken groepen ouders is enerzijds gebaseerd op onze contacten in de provincie met gemeenten, instellingen (waaronder onderwijs, Jeugd Gezondheids Zorg, kinderopvang, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, politie, Geestelijke Gezondheids Zorg et cetera) en ouders. In deze contacten worden er regelmatig signalen gegeven en vragen gesteld over deze groepen ouders. Daarnaast is de keuze gebaseerd op onderzoeken, waaruit bekend is dat allochtone en alleenstaande ouders meer risico lopen op problemen met de kinderen. Van gesloten groepen ouders (waaronder gereformeerden) is bekend dat er laat hulpverlening wordt gevraagd en dat de problemen dan heftig zijn. Veel problemen worden niet naar buiten gebracht, zoals kindermishandeling en incest. Van de groep hogeropgeleide ouders lijken vooral het hoge ambitieniveau voor de kinderen en het weinig thuis zijn van de ouders risico’s op te leveren. Naar iedere groep ouders is verkennend onderzoek gedaan in twee gemeenten, die het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning – voor de betreffende doelgroep of in zijn algemeenheid - willen verbeteren. De groepen zijn onderzocht in de volgende gemeenten: 1. hoogopgeleiden in Nieuwerkerk aan den IJssel en Moordrecht; 2. alleenstaande moeders in Dordrecht en Rijswijk; 3. gereformeerden in Nieuw-Lekkerland en Hardinxveld-Giessendam; 4. Marokkanen in Gouda en Boskoop.
1
onder andere ‘Keten compleet? Quickscan Opvoedingsondersteuning bij gemeenten, instellingen en ouders, JSO, 2003). Een onderzoek waarnaar veel wordt verwezen is dat van Dogan G., A. van Dijke en L. Terpstra, Wie zijn er moeilijk bereikbaar? Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van ‘moeilijk bereikbare’ gezinnen en jongeren, 2000/2003.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
1
1.2
Doelstelling
Doel van het onderzoek is algemene informatie te geven over de verschillende groepen ouders, te rapporteren over hun specifieke behoeften op het gebied van opvoedingsondersteuning, eventuele leemten in het huidige aanbod en voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van activiteiten en diensten en aanbevelingen te formuleren voor gemeenten voor verbetering van het huidige (preventieve) aanbod. Gezien het krappe tijdsbestek voor de uitvoering van het onderzoek, van september 2004 tot eind januari 2005, is gekozen voor een verkennend onderzoek. We brengen hier – zonder pretentie van volledigheid – de belangrijkste indicatoren in beeld en trekken conclusies voor mogelijke vervolgstappen.
1.3
Kernbegrippen
We hanteren het begrip opvoedingsondersteuning en de ketenbenadering, zoals deze zijn opgenomen in ‘Keten compleet?! Quick Scan Opvoedingsondersteuning bij gemeenten, instellingen en ouders, JSO, 2003.’ Net als de Quick Scan heeft dit onderzoek betrekking op structurele preventieve opvoedingsondersteunende activiteiten en projecten voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar. Opvoedingsondersteuning is in de Quick Scan omschreven als: ‘maatschappelijke activiteiten die zich richten op opvoeders, met als doel de kwaliteit van pedagogisch handelen te vergroten’. Er is een keten van opvoedingondersteuners aan te wijzen waar ouders met vragen of problemen terecht komen en kunnen. We stellen met name belang in het preventieve gedeelte van de zogenaamde ketenbenadering. Daarin zijn drie schakels te onderscheiden. De eerste schakel bestaat uit: steun van andere ouders, familie, vrienden. Ouders organiseren dit op eigen kracht. De tweede schakel bestaat uit: steun van medeopvoeders, bijvoorbeeld leerkrachten of groepsleidsters uit de kinderopvang. Belangrijk in deze schakel zijn ontmoetingsactiviteiten om ervaringen met andere ouders uit te wisselen en het sociale netwerk te versterken. Themabijeenkomsten en oudercursussen rekenen we ook tot deze stap. De derde schakel bestaat uit: steun van de JGZ, schoolmaatschappelijk werk of een opvoedbureau. Vroegsignalering van problemen maakt eveneens deel uit van deze schakel. Moeilijk bereikbaar De vraag ‘hoe bereiken we de moeilijke groepen?’ speelt in ons land al heel lang bij uiteenlopende instanties. Een heldere definitie van het begrip moeilijk bereikbare doelgroepen dateert al uit 1988. 2 Moeilijk bereikbare groepen zijn groepen waarvoor men een boodschap meent te hebben, maar waarbij de communicatie met de doelgroep niet of uiterst moeizaam tot stand komt, omdat men: • de doelgroep niet kan vinden; men weet niet waar de ‘vindplaatsen’ zijn; • niet in staat is mensen uit de doelgroep voor de voorlichtingsboodschap of een project te interesseren. • de verkeerde communicatiemiddelen gebruikt. • Het is een typering van ‘buitenstaanders’. De groep zelf weet doorgaans niet dat ze als ‘moeilijk bereikbaar’ wordt gezien. 2
Brake, van de, Wilhelmina Rouwhorstlezing, 1988
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
2
In een inventariserende studie van het NIZW 3 stelt men dat het gaat om jeugdigen, ouders of gezinnen die op meerdere levensterreinen problemen ondervinden, maar die nauwelijks of geen gebruik maken van bestaande hulp en ondersteuning. Deze groepen houden de hulp vaak buiten de deur en als het wél lukt om met ze in contact te komen, dan houden deze mensen zich vaak niet aan ‘de spelregels’. Medewerkers werken soms liever niet met deze groepen, omdat zij hen als ‘moeilijk’ ervaren, omdat de gangbare aanpak niet werkt of omdat er geen enkel veranderingsperspectief lijkt te zijn. Waar aanvankelijk de oorzaken werden toegeschreven aan de doelgroepen (‘blaming the victim’), werd later geconstateerd dat de methodieken in het werken met deze doelgroepen tekortschieten en dat de voorzieningen onvoldoende ondersteuning bieden aan deze groepen (blaming the system) 4 . Als belangrijkste groepen noemt men dan jongeren uit sociaal zwakkere milieus, allochtone jongeren en jongeren die kampen met ernstige en meervoudige problematiek. Nog niet bereikte doelgroepen Het concept ‘moeilijk bereikbare doelgroepen’ is problematisch, zo is in de NIZWpublicatie te lezen, omdat de typering de schijn wekt dat deze groepen voor iedereen moeilijk bereikbaar zijn. Ze zijn wel (of nog wel) bereikbaarbaar voor familieleden, buren, collega’s, het buurthuis, de kerk, de moskee of de culturele vereniging. Met hetzelfde recht kunnen instellingen getypeerd worden als ‘moeilijk toegankelijk’. In de studie spreekt men liever over ‘nog niet bereikte doelgroepen’. Voor de hulp en ondersteuning is het van belang, zo stellen de auteurs, om contact te leggen en in contact te blijven. Enkel extra toeleiding is vaak niet voldoende, omdat ouders en jongeren, maar ook professionals, afhaken wanneer de contacten frustrerend verlopen. In de NIZW-studie 5 worden ‘nog niet bereikte doelgroepen’ als volgt omschreven: ‘Doorgaans gaat het bij ‘nog niet bereikte doelgroepen’ om jeugdigen, ouders en gezinnen die een achterstandspositie hebben en die tot de maatschappelijke onderlaag in de Nederlandse samenleving behoren. Ze hebben te maken met risicofactoren als armoede, werkloosheid, discriminatie, sociaal isolement en/of een onveilig opvoedingsklimaat. Voor sommige doelgroepen spelen taalproblemen hierbij een cruciale rol. Vaak is er dus sprake van problemen op meerdere levensterreinen, bijvoorbeeld ten aanzien van de opvoeding van de kinderen, het voeren van een huishouding en het omgaan met instanties of instellingen. Als dan ook de cultuur, gedragsregels, normen, waarden en opvattingen van deze groepen niet overeenstemmen met die van de huidige dominante blanke middenklasse en haar instellingen, dan wordt de aansluiting bij de maatschappelijke organisaties nog eens dubbel bemoeilijkt. 3
Dögan, G, Anke van Dijke en Linda Terpstra, Wie zijn er moeilijk bereikbaar? Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van ‘moeilijk bereikbare’ gezinnen en jongeren, 2000 4 Bakker e.a. O + O = O2. Naar een samenhangend beleid en aanbod van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering voor kinderen en ouders in risicosituaties. 1997 5 zie pagina 10 en 11, Dögan, G, Anke van Dijke en Linda Terpstra, Wie zijn er moeilijk bereikbaar? Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van ‘moeilijk bereikbare’ gezinnen en jongeren, 2000
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
3
Meervoudige problematiek lijkt een kenmerk te zijn van ‘nog niet bereikte doelgroepen’. Dit wil allerminst zegen dat het enkel om ‘zware’ multi-problemgezinnen zou gaan, integendeel: het leven in armoede, een lage sociaal-economische status en/of een andere cultuur leiden op zich al snel tot meervoudige problematiek.’ Specifieke groepen ouders In onze studie richten we ons op vier groepen ouders, die in eerder onderzoek (zie voetnoot 1) genoemd worden als zijnde ouders van wie de kinderen bovengemiddeld kwetsbaar zijn. Omdat het een deelvraag van het onderzoek is of ze al dan niet gebruik maken van het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning c.q. al dan niet bereikbaar zijn, spreken wij van ‘specifieke doelgroepen’. Verder onderzoeken we welke wervingsmethoden meer bereik (kunnen) opleveren, welk aanbod van activiteiten of diensten aansluit bij de behoeften van de specifieke groepen ouders en aan welke voorwaarden een dergelijk aanbod moet voldoen. We zoeken daarbij naar de grootste gemene delers voor iedere specifieke groep ouders. Gebruikmaking van medeopvoeders en professionals op vindplaatsen Uit de literatuur 6 is bekend dat in het werken met moeilijk bereikbare gezinnen sprake moet zijn van een vertrouwensband tussen de ‘voorlichter’ en de ‘ontvanger’. Het investeren in het opbouwen van een vertrouwensrelatie is tijdrovend, maar werkt over het algemeen goed. Een andere mogelijkheid is om bij activiteiten gebruik te maken van mensen in wie de doelgroep vertrouwen heeft. Dit kunnen medeopvoeders zijn uit de hiervoor genoemde tweede schakel (zijnde beroepskrachten zoals een arts, een leidster van een speelzaal of kinderdagverblijf of een leerkracht) of paraprofessionals (dit zijn mensen uit de doelgroep met eenzelfde culturele achtergrond). Zij kunnen worden ingezet bij het leggen van contacten, het toeleiden naar en/of uitvoeren van activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning. Wanneer medeopvoeders of paraprofessionals werken vanuit een instelling in de tweede schakel (bijvoorbeeld vanuit een consultatiebureau, school, speelzaal of kindercentrum), spreken we van vindplaatsgericht werken. Dit gebeurt vanuit plaatsen waar ouders al komen.
1.4
De gevolgde werkwijze
We hebben ouders uit de diverse doelgroepen geworven voor groepsgesprekken, zodat we henzelf konden vragen of zij behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning en zo ja, op welke wijze. Om een goed beeld te krijgen van de plaatselijke situatie, de medewerking te verkrijgen van gemeenten en om contact te leggen met ouders uit de specifieke groepen, zijn consulenten van JSO benaderd en – via hen - lokale sleutelfiguren. De onderzoekers, allen werkzaam voor verschillende JSO-activiteiten, benutten ook hun eigen netwerk. Soms werd telefonisch informatie ingewonnen, deels gebeurde dat tijdens face-to-face gesprekken. Bij de allochtone ouders was het nodig de te onderzoeken groep ouders af te bakenen. We hebben ons in het onderzoek beperkt tot Marokkaanse moeders, die de Nederlandse taal niet of nauwelijks spreken. 6
o.a. Slavenburg, Annemarieke, Moeilijk bereikbare groepen. Een onderzoek in opdracht van de Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting, 1992
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
4
Voorafgaand aan de vraaggesprekken is onderzoek gedaan naar de achtergrond van de groep ouders. Hierbij hebben we niet alleen gebruik gemaakt van literatuuronderzoek (via deskresearch), maar ook van mondelinge informatie van plaatselijke sleutelinformanten en collega’s. Per doelgroep is een vragenlijst opgesteld met vragen, die aansluiten bij de leefwereld van de ouders. De verschillende vragenlijsten zijn als bijlage opgenomen. Bij het rapporteren van de achtergrondinformatie per specifieke groep en bij het formuleren van conclusies en aanbevelingen is gebruik gemaakt van en voortgebouwd op bestaande kennis en inzichten binnen JSO.
1.5
Opzet van de rapportage
We hebben de onderzoeksrapportage onderscheiden in twee delen. Deel 1 is het basisdocument. Daarin vindt u na de Inleiding (hoofdstuk 1) een hoofdstuk met de conclusies en aanbevelingen per onderscheiden groep ouders (hoofdstuk 2) en een hoofdstuk met de algemene conclusies uit het onderzoek (hoofdstuk 3). Deel 2 omvat de verslaglegging van de deelonderzoeken. Voorafgaand daaraan is een apart hoofdstuk opgenomen (hoofdstuk 4) met een samenvatting van algemene literatuur en recent onderzoek onder ouders, die voor elk onderdeel van het onderzoek relevant is. De deelrapportages over de onderscheiden specifieke groepen ouders zijn uitgewerkt in vier hoofdstukken (hoofdstuk 5, 6, 7, en 8). Deel 2 is vooral bedoeld voor mensen die niet alleen interesse hebben in de uitkomsten, maar ook in de gedetailleerde achtergrondinformatie en/of verslaglegging van de onderzoeksaanpak. In iedere deelrapportage van deel 2 vindt u de achtergrondinformatie in paragraaf 2. De gesprekken met informanten hebben een toetsend karakter gehad om na te gaan of het beeld vanuit de literatuur bevestigd wordt. Daarnaast boden ze gelegenheid tot oriëntatie op de lokale situatie. De achtergrondinformatie die we via hen verkregen vindt u ook steeds in paragraaf 2. Wat we hebben ondernomen om in gesprek te komen met ouders, lichten we in elk hoofdstuk toe in paragraaf 3. De bevindingen van de gesprekken met ouders staan steeds beschreven in paragraaf 4, de conclusies in paragraaf 5. Als laatste volgen in ieder hoofdstuk in paragraaf 6 de aanbevelingen. De deelrapportages zijn niet helemaal vergelijkbaar, omdat de onderzoeksuitvoering verschillend is verlopen en omdat de achtergrondinformatie verschillend is qua aard en omvang. De conclusies en aanbevelingen hebben we per doelgroep uitgewerkt (in de hoofdstukken 5, 6, 7, en 8). De lezer kan op hoofdlijnen de identieke conclusies en aanbevelingen als aangesloten tekst alvast lezen in hoofdstuk 2. De algemene conclusies staan eenmaal vermeld, in hoofdstuk 3. We gebruiken bij de beroepsbenamingen, zoals gangbaar is, de mannelijke vorm. Opgemerkt zij dat we vooral vrouwelijke beroepskrachten hebben gesproken. Een uitzondering maken we voor medewerkers van kindercentra en speelzalen. Die noemen we ‘leidsters’.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
5
1.6
Dank
We willen iedereen bedanken die bereid was kennis met ons te delen. Dankzij hen kwamen we op het spoor van sleutelinformanten en ouders. Ook danken we de beroepskrachten en stagiaires, die de onderzoekers tijdens de vraaggesprekken hebben ondersteund en naderhand van feedback hebben voorzien van zaken die zich tijdens de gesprekken aan de waarneming van de gespreksleider onttrokken. ‘Last, but not least’ willen we de ondervraagde ouders hartelijk bedanken voor hun bereidheid om na te denken over hun eigen opvoedingssituaties en hun meningen en vragen met ons te delen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
6
2 Conclusies van de deelonderzoeken In dit hoofdstuk vindt u een bundeling van de conclusies voor de vier afzonderlijke specifieke groepen ouders: hoogopgeleiden, alleenstaanden, gereformeerden en allochtonen. Deze conclusies staan ook vermeld in de laatste paragrafen van de deelrapportages (als paragraaf 5 en 6 in de hoofdstukken 5, 6, 7, en 8 van deel 2). Het betreft hier een verkennend onderzoek. De kwalitatieve uitkomsten geven indicaties van factoren, die een rol spelen bij de werving en uitvoering van activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning aan specifieke groepen ouders.
2.1
Conclusies over hoogopgeleide ouders
2.1.1 Over de onderzoeksaanpak De conclusie van het onderzoek naar hoogopgeleide ouders is gebaseerd op een verkenning van aandachts- en verbeterpunten. Er is gebruik gemaakt van actuele, algemene literatuur over het veranderende opvoedingsklimaat in Nederland. In deze literatuur wordt geen onderscheid gemaakt naar specifieke groepen ouders. We hebben geen specifieke literatuur over hoogopgeleide ouders gevonden. Typeringen over hoogopgeleide ouders zijn wel te vinden in populaire tijdschriften. Het doel van deze tijdschriften is zowel informatie te verstrekken aan ouders als hen een spiegel voor te houden. De artikelen zijn over het algemeen niet wetenschappelijk onderbouwd. Dat wat in tijdschriften te lezen is, komt sterk overeen met de informatie van sleutelfiguren over hoogopgeleide ouders. Wat betreft de werving en onderzoeksmethode kan geconcludeerd worden dat deze niet de gewenste resultaten hebben opgeleverd. Er is een wetenschappelijk onderbouwde achtergrondinformatie gevonden. Het onderzoek bevestigt de vooronderstelling dat het moeilijk is om ouders te werven voor deelname aan het onderzoek. Er is te weinig aandacht geweest voor de motivatie voor deelname aan het onderzoek. Daarnaast is het tijdstip van werven zeer ongelukkig uitgevallen. Doordat de werving gebrekkig is verlopen, blijft het de vraag of hoogopgeleide ouders bereid zijn deel te nemen aan een gespreksbijeenkomst. Naar onze mening biedt een groepsgesprek met een kleine groep ouders mogelijkheden om dieper en spontaner op vraagstukken in te gaan dan nu het geval is geweest. Om tot brede conclusies te komen voor hoogopgeleide ouders is vervolgonderzoek nodig. Bij een eventueel vervolg is het raadzaam rond één of meer enthousiaste en betrokken ouders een groep te formeren. Het tijdsbestek van dit onderzoek was te kort om dit te realiseren. Ook kan gedacht worden aan de mogelijkheid om ouders individueel te benaderen, eventueel via een schriftelijke of telefonische enquête.
2.1.2 Bekendheid met het aanbod Voor de ouders die aan het gesprek in Moordrecht hebben deelgenomen, is het aanbod van opvoedingsondersteuning in en buiten hun gemeente onvoldoende bekend.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
7
2.1.3 Ondersteuningsbehoeften De ondervraagde ouders geven aan dat de zorg en ondersteuning goed geregeld is tot het kind vier jaar oud zijn. Als het dan de stap naar de basisschool maakt, verandert er veel. De veranderingen voor het kind en de ouder moeten ze zelf ondervinden en ontdekken. Veel nieuwe zaken gewoon horen bij de overgang en hoeven niet verontrustend te zijn. De ouders zouden graag in een vroeg stadium geïnformeerd worden. Dit kan op verschillende manieren: door middel van mondelinge en/of schriftelijke informatie zoals een folder “Naar de basisschool en dan….”? De rol van school wordt door ouders essentieel gevonden. De ouders geven aan dat school een goede locatie is om informatie te halen over opvoeding, ontwikkeling en instanties voor opvoedingsondersteuning. De school zien ze immers als de plek waar het kind en de ouder het meeste komen. De ouders blijken vooral behoefte te hebben aan steun en informatie dicht bij huis: waar kan ik heen met welke vraag en wie helpt mij bij het onderzoeken van de vraag? Ze vinden het moeilijk de juiste route te bewandelen voor de juiste ondersteuning. Ouders verwachten van school geen opvoedingsadviezen, maar wel een luisterend oor van iemand die hulp biedt bij het onderzoeken van de vraag en de weg wijst in opvoedingsland. Naast de informatievoorziening en de rol van school noemen ouders de behoefte aan themabijeenkomsten over opvoedkundige onderwerpen. Indien deze georganiseerd worden op een plek waar zij veel komen, zijn de aanwezige ouders geïnteresseerd in deelname. Het is onduidelijk hoe de grote groep ouders die niet aan het gesprek wilden deelnemen hierover denkt. 2.1.4 Aanbevelingen Ouders willen graag een actuele wegwijzer in de vorm van een folder, waarin ze geïnformeerd worden over het aanbod van opvoedings-ondersteuning zowel binnen de gemeente als landelijke voorzieningen (denk aan de opvoedtelefoon). Deze is ook voor (para)professionals te gebruiken. Ouders willen door en/of via school geïnformeerd en ondersteund worden. We stellen voor een project te starten waarin de taken en mogelijkheden van opvoedingsondersteuning op school centraal worden gesteld met als centrale vragen: welke taak en rol kan het basisonderwijs spelen in het kader van opvoedingsondersteuning? en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan? en welke personen binnen en buiten de school kunnen hier een rol in spelen? Ouders komen minder op school, zodra hun kind voortgezet onderwijs volgt. Ze hebben wel de behoefte om geïnformeerd en/of ondersteund te worden. Ook vanuit het voortgezet onderwijs is de informatievoorziening aan ouders van belang. We adviseren scholen voor voortgezet onderwijs na te denken over en te starten met opvoedingsondersteunende activiteiten. Versterking en verbreding van deskundigheid op het gebied van opvoedingsondersteuning voor medewerkers van peuterspeelzalen, kinderopvang en basisonderwijs is nodig om ouders beter van dienst te kunnen zijn.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
8
2.2 Conclusies over alleenstaande ouders 2.2.1 Over de onderzoeksaanpak Zoals we in de inleiding (paragraaf 1.3) hebben gelezen, gaat het bij ‘nog niet bereikte groepen’ vaak om ouders en gezinnen die tot de maatschappelijke onderlaag van de Nederlandse samenleving behoren. Genoemd worden risico-factoren zoals armoede, werkloosheid, discriminatie, sociaal isolement. Veel van deze factoren vinden we terug bij eenoudergezinnen. We zien in praktijk terug dat deze gezinnen vaak een meervoudige problematiek kennen. Opvoedingsproblemen blijven onderbelicht, wanneer er relatie- of familieproblemen zijn of financiële zorgen. De werving van ouders voor de vraaggesprekken kostte veel tijd en moeite. Het zijn veelal praktische zaken, die ouders belemmerden om te komen. Ze hebben een druk leven en beschikken over weinig vrije tijd. Binnen een bestaande groep bleken ouders bereid te zijn om aan een gesprek mee te doen. Onder ouders die elkaar niet kennen was weinig bereidheid om in een groep te praten. De individuele gesprekken die zijn gevoerd vroegen een forse tijdsinvestering. Het is de sleutelfiguren gelukt de eerste contacten met de ouders te leggen op de plaatsen waar de alleenstaande ouders komen. De gesprekken die we hebben gevoerd speelden in op randvoorwaarden voor deze ouders: kinderopvang, mogelijkheid van huisbezoek, gesprekken in de avonduren. 2.2.2 Bekendheid met het aanbod De ouders zijn niet bekend met de activiteiten of met de inhoud daarvan. In Rijswijk is het voor ouders niet duidelijk waar welk type hulp te halen valt. Op de website van de gemeente is wel een overzicht te vinden. De informatie daar is niet voor iedereen toegankelijk, omdat niet iedere alleenstaande ouder over internet beschikt. In Dordrecht is een groot aanbod van activiteiten; dat heeft een gebrekkige samenhang. 2.2.3 Belemmeringen voor deelname aan activiteiten • • • • • • • • •
Ouders zijn te druk met andere zaken, omdat ze problemen hebben op verschillende levensgebieden; zoals armoede, sociaal isolement, het regelen van de financiën, materiele zaken of echtscheiding. Ouders hebben deels ook slechte ervaringen vanuit het verleden met de hulpverlening. De alleenstaande ouders leiden een druk leven. Moeders met kleine kinderen kunnen moeilijk tijd vrij maken om wekelijks of tweewekelijks naar een activiteit te gaan. Praktische problemen, zoals het ontbreken van kinderopvang. Opvoedcursussen, opvoedtelefoon, de afsprakenlijn van het opvoedspreekuur: alles kost geld. Voor alleenstaande ouders levert dat vaak problemen op. Ouders zien niet direct het voordeel van de activiteiten. Het kost tijd, geld, wat levert het me op? Moeders durven er niet voor uit te komen dat ze opvoedingsvragen hebben, omdat ze daarmee aangeven dat ze het alleen niet aankunnen. Alleenstaande ouders voelen zich in een bijzondere positie en hebben een sterk gevoel zich te moeten bewijzen (ten opzichte van maatschappij en familie). Sommige moeders praten slecht Nederlands en nemen daarom niet deel aan een activiteit.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
9
• • • • •
• • •
Cultuurverschillen maken dat sommige groepen ouders zich niet kunnen vinden in de Nederlandse opvoedstijl, die tijdens een cursus of opvoedspreekuur ter sprake komt. De mate, waarin iets als een probleem wordt ervaren, verschilt van cultuur tot cultuur. In eerste instantie lossen ouders veel alleen op. Men wacht met hulp zoeken, totdat het echt niet meer gaat en zich een crisissituatie voordoet. Dat is meestal na verloop van een lange tijd. Ouders hebben niet altijd een duidelijke hulpvraag, terwijl de werkwijze van de instanties daarop gericht is. Mensen worden geacht voor hulp zelf contact op te nemen met een instantie. Dat vraagt nogal wat van de ouder, met name van ouders met meervoudige problemen. Hieronder zijn veel eenoudergezinnen met een allochtone achtergrond. Gebrek aan vertrouwen in de activiteiten. Moeders geloven niet dat het volgen van een opvoedcursus of een opvoedspreekuur helpt de gezinssituatie te verbeteren. Signalen van ouders zijn vaak troebel en diffuus. Eergevoel, loyaliteit en schaamte spelen daarbij een belangrijke rol. Daardoor worden signalen van de ouders vanuit de omgeving niet tijdig herkend. Als signalen wel worden herkend, wil dat niet zeggen dat daar gelijk iets mee wordt gedaan. Er is een zekere terughoudendheid bij welzijnswerkers, vrijwilligers om opvoedingsondersteuning voor te stellen. Deze mensen zijn bang het vertrouwen van de ouder te verliezen.
2.2.4 Aanbevelingen De vraag is hoe alleenstaande moeders beter zijn te bereiken voor activiteiten op het terrein van opvoedingsondersteuning. We zien als belangrijke uitgangspunt in de benadering, dat er gewerkt wordt vanuit contact, vertrouwen en maatwerk. Specifiek voor activiteiten voor alleenstaande ouders gelden een aantal randvoorwaarden. Deze zijn: • kinderopvangvoorziening of kinderen mee kunnen nemen; • nadruk op gezelligheid; • mogelijkheid tot het leggen van sociale contacten; • buiten werktijden, wellicht in het weekend; • bij iemand thuis of op een neutrale plek; • aandacht voor praktische zaken, kleding uitwisselen, elkaar helpen met het invullen van formulieren. Er zou meer gebruik gemaakt moeten worden van vrijwilligers en paraprofessionals die zich bevinden in de omgeving waar ouders signalen uitzenden. Het gaat om mensen met eenzelfde culturele achtergrond, die dezelfde (moeder)taal spreken en daardoor dicht bij het gezin staan. Ze zullen de ouders eerder begrijpen en doorvoelen. Deze zorgverleners winnen het gemakkelijkst het vertrouwen en kunnen functioneren als steunsysteem voor het gezin. Professionals moeten hen meer serieus nemen en gericht inzetten.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
10
Overige aanbevelingen • Het aanbieden van themabijeenkomsten op een vertrouwde plek dicht bij huis, met daarbij een voorziening voor kinderopvang. • De cursussen en themabijeenkomsten dienen een eenvoudige werkwijze en structuur te hebben. • In de cursussen dienen waardenoriëntaties, behoeften en probleempercepties van de doelgroep als uitgangspunt te fungeren. • Cursusleiders moeten in staat zijn intercultureel te werken. • Alle relevante actoren (buurtwerkers, leerkrachten, wijkverpleegkundigen, peuterspeelzaalleidsters, huisartsen) dienen op de hoogte te zijn van het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning, het te ondersteunen en aan te bevelen. • De moeders uit het onderzoek geven aan dat ze met andere alleenstaande moeders ervaringen willen uitwisselen in een informele sfeer. Huiskamerbijeenkomsten spreken meerdere moeders aan. • Het is aan te bevelen bestaande projecten voor huiskamerbijeenkomsten te evalueren en te kijken of het haalbaar is een dergelijk project op te zetten. • Alleenstaande ouders hebben vaak problemen op meerdere levensterreinen. In eerste instantie moeten ze ontlast worden. Home-Start is een programma, dat goed aansluit bij de wensen en behoeften van alleenstaande ouders ten aanzien van het ontvangen van praktische ondersteuning. Daarnaast is werken aan het doorbreken van het sociale isolement door het bieden van vriendschap relevant voor de alleenstaande ouders. Die beschikken immers vaak niet over een groot sociaal netwerk. • Huisbezoek is een effectieve manier om ouders te bereiken, zo blijkt uit HomeStart in Dordrecht. Home-Start bereikt de doelgroep wel!
2.3 Conclusies over gereformeerde ouders 2.3.1 Over de onderzoeksaanpak Bij dit onderzoek is uitgegaan van de vooraanname dat ouders uit de gereformeerde gezindte op een laat moment hulp vragen en dan met heftige problemen kampen. Deze vooronderstelling wordt bekrachtigd door onze onderzoekgegevens. De literatuur spreekt over traditionele ouders - uit met name plattelandsgemeenten met weinig migratie en sterk religieuze gemeenschappen - die pas komen met vragen wanneer de problemen al ernstig zijn en ook de mensen uit de sociale omgeving (het zogenaamde sociale referentiekader) niet meer weten wat te doen. Sleutelfiguren spreken over een gesloten houding ten aanzien van vragen en problemen in de persoonlijke sfeer. Ze schetsen het beeld van een gemeenschap, die de deksel op de pan houdt. Problemen komen laat aan het licht, vaak pas wanneer er al behoefte is aan jeugdbescherming. Moeders erkennen dat zij niet gemakkelijk naar buiten treden met opvoedingsvragen. Ze geven aan dat de mensen uit hun gemeente moeizame praters zijn. Daarmee bedoelen ze, dat ze niet gemakkelijk met persoonlijke zaken naar een ander stappen. De drempel naar hulp bestaat naast erkenning van een probleem uit schaamte, onbekendheid met de zorgverlener en angst om te stuiten op onbegrip.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
11
Bij de werving van ouders uit de gereformeerde gezindte is rekening gehouden met drempelverlagende factoren. • Plaatsen bezoeken waar ouders al komen, zoals het consultatiebureau en de basisscholen. Dat zijn plaatsen, waar ouders zich op hun gemak voelen. • Respecteren van de behoefte aan privacy door de mogelijkheid te bieden het vraaggesprek thuis te laten plaatsvinden en het gesprek alleen te voeren. • Inzetten van sleutelfiguren, die al contact hebben met ouders en vertrouwen genieten. • Bevorderen van een veilige sfeer, waarbij gelet is op houdingsaspecten. Bij deze groep ouders is met name zorgvuldig omgegaan met passend taalgebruik en het dragen van passende kleding. De voorkeur van ouders gaat uit naar individueel contact. Binnen bestaande groepen zien we bereidheid van ouders om met elkaar in gesprek te gaan. 2.3.2 Bekendheid met het aanbod Het vraagstuk over de moeilijke bereikbaarheid heeft twee kanten. Enerzijds maken de ouders weinig gebruik van (lokale) voorzieningen en zijn ze weinig bekend met de inhoud van de activiteiten. Anderzijds spelen voorzieningen volgens de ouders (te) weinig in op hun vragen en behoeften. Het geringe gebruik van de voorzieningen is deels te verklaren uit het gegeven dat de gereformeerde ouders zich er niet of niet zo thuis voelen, deels is men niet goed geïnformeerd. 2.3.3 Belemmeringen in de communicatie Centrale vraag is waarom ouders uit het gereformeerde milieu niet gemakkelijk gebruik maken van opvoedingsondersteunende activiteiten. Uit de gesprekken is duidelijk geworden dat moeders uit de gereformeerde gezindte niet gemakkelijk praten over de opvoeding van hun kinderen. Als reden wordt genoemd dat het praten over opvoeding een intieme zaak is, waar anderen niets mee hebben te maken. Verder ontlenen vrouwen binnen de gereformeerde gezindte hun identiteit met name aan het moederschap. Ze werken niet buitenshuis, maar zijn thuis voor de kinderen. Het moederschap neemt een zeer belangrijke rol in hun leven in. Het moederschap staat centraal en met de kinderen hoort het goed te gaan. Vanwege hun normatieve houding zullen ze opvoedingsproblemen niet gemakkelijk erkennen. De manier waarop kinderen zich gedragen wordt ervaren als een statussymbool. Moeders komen niet gemakkelijk met ongewenst gedrag of opvoedingsproblematiek naar buiten. Wij merken hierbij op dat deze ideologie een kenmerk van deze tijd is en bij alle ouders voorkomt. Echter, bij de gereformeerde gezindte is dit ‘goede gedrag’ zeer bepalend voor de manier waarop men zich binnen de plaatselijke gemeenschap geaccepteerd weet. Het gevolg is dat ouders met opvoedingsproblemen zich schamen en zo buiten een sociaal netwerk geraken. Er is gebrek aan vertrouwen in de zorggevers. Ouders hebben het idee dat ze zich moeten verantwoorden voor hun ideeën en opvattingen rondom levensstijl en opvoedingsstijl. Daar hebben ze geen zin in. Binnen een groep voelen ze zich een minderheid. Ze stuiten op vooroordelen, waartegen ze zich moeten verdedigen. Ze zijn bang dat ze niet geaccepteerd zullen worden. Ze hebben het idee dat de informatie die ze krijgen niet aansluit bij hun belevingswereld.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
12
Ouders ervaren cultuurproblemen: te weinig aansluiting bij de houding van de hulpverleners. De tips zijn niet uitvoerbaar of gaan in tegen hun waarden en normen. Daarnaast ervaren ze taalproblemen: de vocabulaire van de hulpverleners, sluit niet altijd aan bij de ouders, met vloekwoorden zoals: o je, joh, goh, jeetje, gossie. De manier van praten van de gereformeerden is anders. Zij spreken minder direct, weloverwogen. Ze benoemen alle negatieve aspecten eerst en wegen dan af. Meestal is een combinatie van redenen de oorzaak van het niet deelnemen aan activiteiten voor opvoedingsondersteuning. 2.3.4 Overige opmerkingen Het gaat bij de gereformeerden om grote gezinnen met veel kinderen. Moeders noemen zich ervaringsdeskundigen. Deze ouders herkennen zich minder in alledaagse opvoedingsvragen, waarmee het opvoedbureau adverteert. Moeders zoeken in eerste instantie de informatie binnen de anonimiteit van tijdschriften, brochures en door het lezen van literatuur. Ouders hebben behoefte aan literatuur en internetlinks vanuit een christelijke grondslag. De christelijke instellingen zijn toegerust om in te gaan op specifieke vragen van de ouders. Moeders gebruiken bij hun opvoedingsvragen het verkleinwoord ‘vraagje’, dan lijkt hun vraag minder zwaar. Ze proberen hun probleem te bedekken, omdat ze er niet goed voor uit durven te komen. Als ze naar buiten treden met vragen, stappen ze in eerste instantie naar mensen in de eigen kring. Themabijeenkomsten en cursussen nemen veel tijd in beslag. Moeders van een groot gezin met gemiddeld zeven kinderen hebben eenvoudigweg die tijd niet. Ouders zien niet altijd het voordeel van de activiteiten. Het kost tijd, geld en wat levert het op? 2.3.5 Aanbevelingen •
• • •
Het praten over opvoeden moet gewoon worden. Deze missie dient een gemeenschappelijk vertrekpunt te zijn van kerken en scholen en opvoedingsondersteuners. Artikelen in kerkblaadjes en lokale kranten kunnen aan de missie bijdragen. De thema’s moeten goed aansluiten bij de doelgroep en niet ingaan op onderwerpen, waarmee veel moeders van grote gezinnen al bekend zijn. Vertrouwen krijgen is een kernbegrip. Dat vertrouwen moet in eerste instantie gewonnen worden, bij zowel sleutelfiguren als ouders. Ouders moeten de mogelijkheid krijgen om vrijuit te praten, met waarborging van de privacy. Een regionaal telefonisch spreekuur kan een middel zijn. Samenwerking met sleutelfiguren (zoals leerkrachten van scholen, artsen en verpleegkundigen van het consultatiebureau, de vrouw van de dominee) kan bijdragen tot een beter bereik van de ouders. Ouders geven aan dat er een goede plek moet komen voor het aanbieden van opvoedingsondersteuning. Ze geven aan dat de activiteiten, dan wel de werving ervoor, het best kan gebeuren vanuit instanties waar ouders al komen, die ze al kennen, zoals het consultatiebureau en de (christelijke) basisscholen. Om de bekendheid van opvoedingsactiviteiten te vergroten, verdient het aanbeveling de werving via vertrouwde kanalen te laten verlopen, zoals schoolbladen en kerkblaadjes.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
13
•
• •
• • • •
Vergroot de ouderbetrokkenheid via de basisscholen. Basisscholen tonen grote bereidheid tot medewerking. De moeders benoemen de grote rol van de basisschool ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Het zou goed zijn basisscholen te betrekken in het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning. Aanpassing van de informatievoorziening met aandacht voor christelijke literatuur en internetlinks. Zorgverleners dienen een transculturele houding aan te nemen, met respect voor de protestants-christelijke identiteit. Het creëren van een veilige sfeer gaat verder dan het dragen van een rok. Om naast de ouders te staan is kennis van het geloof, de leef- en opvoedingssituatie onontbeerlijk: grote gezinnen, moeder zorgt voor de kinderen, autoriteitsgevoelig, wereldvisie, taalgebruik, kleding, levensstijl. Zo’n houding moet ook de kennis en toepassing omvatten van het sociale en religieuze taalveld en een professionele reflectie op de eigen aannames ten aanzien van het geloof. Hulpverleners moeten zich bewust zijn van het feit dat een op socialisering gericht opvoedingsproces andere kenmerken heeft dan een op persoonlijkheidsvorming gericht opvoedingsproces. Om te meten of de doelgroep daadwerkelijk meer gebruik gaat maken van het opvoedspreekuur, is het nodig om bezoekers ook te registeren naar geloofsovertuiging. Werken aan het vergroten van de draagkracht van ouders. Positieve ervaringen versterken het zelfvertrouwen en motiveren ouders in het begeleidingsproces. Inventarisatie van succesvolle projecten.
2.4 Conclusies over allochtone ouders 2.4.1 Over de onderzoeksaanpak Voor het onderzoek is contact gezocht met Marokkaanse moeders, die de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheersen en met wie om die reden de communicatie moeilijk tot stand komt (zie definitie van moeilijk bereikbaar in paragraaf 1.3). Via sleutelfiguren zijn ingangen gevonden om met moeders in gesprek te komen, op zogenaamde vindplaatsen. Zowel de werving van de ouders als de organisatie van de gesprekken vroeg om een goed op de doelgroep toegesneden aanpak. Meer dan bij de andere onderzochte specifieke groepen ouders moest worden uitgelegd, dat het normaal is om vragen te hebben over je kinderen en daarover te praten met anderen en soms ook met deskundigen. Zoals we in de Inleiding (paragraaf 1.3) hebben gelezen, gaat het bij ‘nog niet bereikte groepen’ vaak om ouders en gezinnen, die tot de maatschappelijke onderlaag van de Nederlandse samenleving behoren. Genoemd worden risico-factoren zoals armoede, werkloosheid, discriminatie, sociaal isolement. Veel van deze factoren benoemen de sleutelfiguren als kenmerkend voor de Marokkaanse gezinnen waar de ouders de Nederlandse taal niet goed spreken. We zien ook hier, net als bij de alleenstaande ouders, terug dat deze gezinnen vaak een meervoudige problematiek kennen en dat opvoedingsproblemen onderbelicht blijven, wanneer er relatie- of familieproblemen zijn of financiële zorgen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
14
Onze onderzoeksaanpak laat zien dat de taalschool, het consultatiebureau en bestaande moedergroepen bij onder andere Spel aan Huis, buurtcentra of theemiddagen op scholen geschikte plaatsen zijn om met moeders in contact te komen. Moedergroepen verbonden aan de moskee, met als doel de Arabische taal te leren, bieden ook een geschikte mogelijkheid om in contact te komen. Door naar de ouders toe te gaan wordt interesse getoond. Die toenadering alleen al biedt opening voor gesprek. Sleutelinformanten met dezelfde culturele achtergrond krijgen gemakkelijker het vertrouwen van ouders dan Nederlanders. Tijdens het onderzoek bleek dat hun inzet ter ondersteuning van gesprekken tussen Nederlandse beroepskrachten en ouders succesvol is. 2.4.2 Nog niet alle groepen bereikt De moeilijk bereikbare allochtone doelgroep wordt met moeite bereikt via reguliere kanalen. In Boskoop speelt de taalschool een belangrijke rol bij het bereiken van allochtone ouders. In Gouda lopen verschillende initiatieven voor allochtonen. Er zijn in de beide gemeenten al veel goede initiatieven genomen, waarmee allochtone ouders worden bereikt. Te denken valt aan het opvoedsteunpunt gekoppeld aan de taalschool, een pubercursus voor vaders die deelnemen aan de taalles, huiswerkbegeleiding in de moskee, kerngroepen met leden uit de eigen doelgroep. De activiteiten zijn veelal op projectbasis gestart. Het bereiken van en werken met de specifieke groep ouders kost tijd en energie. Ze verdienen het om door te gaan, ook al zijn er van de preventieve programma’s op korte termijn geen meetbare effecten te constateren. Wat we echter zien gebeuren, is dat beroepskrachten die dergelijke programma’s met succes begeleiden/begeleidden gedemotiveerd raken, wanneer juist op deze programma’s bezuinigd wordt. Hiermee dreigt een verlies van moeizaam verkregen know-how. Blijvend aandachtspunt is de kwaliteitscontrole van bestaande programma’s. Met opvoedingsondersteuning wordt vooral de moeders bereikt. Vaders hebben ook ondersteuning nodig, aangezien ze eveneens verantwoordelijkheid dragen als opvoeder. Bestaande voorlichtingsbijeenkomsten voor vaders (zoals “De band met uw kind”) zijn niet voldoende. Het is van belang activiteiten te laten aansluiten op de leefsituatie van de vaders. Creativiteit, flexibiliteit en tijd zijn enkele factoren om rekening mee te houden. Uit onderzoeken, zoals het Goudse “Project Salaam”, wordt duidelijk waar vaders te bereiken zijn. 2.4.3 Opmerkingen over de communicatie Volgens de sleutelinformanten komt het niet met derden communiceren deels voort uit schaamtegevoelens. Verder gebeurt het dat beroepskrachten problemen signaleren, die ouders zelf niet herkennen. Het kost Nederlandse beroepskrachten moeite om contact te leggen en te houden en om gesignaleerde problemen bespreekbaar te maken. Dit ligt voor een deel aan de ouders, omdat zij niet bereid of in staat zijn om problemen onder ogen te zien. Deels ligt de oorzaak bij de beroepskrachten, die onvoldoende vertrouwen weten te verwerven. Het aannemen van een transculturele houding is een belangrijke voorwaarde. Daaronder verstaan we, dat beroepskrachten in staat zijn zichzelf onder ogen te komen, zich bewust zijn van de eigen waarden en normen en interesse tonen in de ander. De meeste ouders zien in, dat het spreken van de Nederlandse taal een vereiste is om aan de samenleving deel te nemen. Er is er ook interesse om te weten hoe het er in Nederland aan toe gaat.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
15
Het geven van voorlichting is een goede manier om de kennis over de Nederlandse cultuur en samenleving te vergroten, ook de kennis over het aanbod aan activiteiten om goed met je kinderen om te gaan. Hoogopgeleide vluchtelingen maken ook gebruik van de taalschool. Er bestaan ook zogenaamde brugprojecten. Die sluiten aan bij de lager opgeleide ouders. Dit zijn taallessen, die dicht bij huis plaatsvinden. Die kunnen een goede rol spelen in het bereiken van nog niet bereikte ouders. Moeders moeten worden gestimuleerd om voor de dag te komen met hun zorgen. Die hebben dikwijls betrekking op verschillende levensterreinen. Zij staan vaak behoorlijk onder druk: ze zijn financieel afhankelijk, hebben weinig vrienden en familie, kampen met een grote sociale controle, kortom leven vaak in een sociaal isolement. Randvoorwaarde is het bieden van voldoende veiligheid in de groep, het tonen van begrip voor hun situatie en het serieus nemen van hun zorgen en twijfels. Het gaat er niet alleen om de moeders van kennis te voorzien, maar ook om hen te bekrachtigen in hun doen en laten en hun te stimuleren de ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen. Inzicht in hun leefsituatie is een vereiste om op professionele wijze een bijdrage te kunnen leveren aan hun integratieproces, hun emancipatieproces en aan hun opvoedingsproces. 2.4.4 Aanbevelingen Bij de ontwikkeling van een goed aanbod aan opvoedingsondersteuning is het van belang op lange termijn te denken en te handelen. Wanneer op de peuterspeelzaal of basisschool vroegtijdig wordt gesignaleerd welke kinderen ondersteuning nodig hebben, dan is het noodzakelijk handelingsgericht te antwoorden en ouders te benaderen. Ouders kunnen aangemeld worden voor laagdrempelige programma’s, die dicht bij huis plaatsvinden. De speelzaal of school kan gebruik maken van het (school)maatschappelijk werk, ofwel een zogenaamde voorpostfunctionaris van Bureau Jeugdzorg. Gezinnen kunnen ook bespreekbaar worden gemaakt in een zogenaamd meer-partijen-overleg, waarin verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn. Monitoring van gezinnen waar problemen zijn is ook aan te bevelen. Er lopen al vele initiatieven voor moeilijk bereikbare Marokkanen. Het is wenselijk zoveel mogelijk bestaande goedlopende projecten te consolideren en zicht te krijgen en te bieden op andere succesvolle programma’s. In diverse onderzoeksrapportages is te vinden welke succesfactoren er zijn in het benaderen van deze specifieke groep. Deze rapporten kunnen dienst doen bij de implementatie van projecten en programma’s die hun nut reeds hebben bewezen. Aan te bevelen is de ontwikkeling en implementatie van motivatietraining voor beroepskrachten, waaronder leerkrachten, om aan een transculturele houding te werken. Doel is te bereiken dat zij zich open stellen om de situatie van de moeilijk bereikbare allochtone ouders beter te begrijpen, met hun in contact te komen en contact te onderhouden. Positief neveneffect is mogelijk een vergroting van de betrokkenheid van ouders bij hun kinderen op school. Een dergelijke training kan aansluiten bij een lopend initiatief van de Gemeente Gouda om leerkrachten een training transculturele houding te laten volgen. Voor de reeds ontwikkelde training wordt nauwelijks belangstelling getoond vanuit het onderwijs. Een motivatietraining dient er aan vooraf te gaan, zo is de stelling van de gemeente.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
16
Het verdient aanbeveling moeders te werven via voorlichtingsbijeenkomsten, die plaatsvinden als nevenactiviteit van bijeenkomsten waar moeders zelf om vragen: knutselen, ontspanning, Nederlandse les, Arabische les, naailes et cetera op de zogenaamde vindplaatsen zoals buurthuis, moskee en koffiehuis. Het informele karakter en de nadruk op plezierig bezig zijn zorgen voor een lage drempel. Overige aanbevelingen • Een inventarisatie van succesvolle programma’s, die vaders bereiken. Zoals uit eerder onderzoek (Project Salaam, 2003) blijkt, is het zinvol vaders op de “eigen plekken” op te zoeken en een meer participerende rol te vervullen. Op deze wijze worden ook zij bij de activiteiten van opvoedingsondersteuning betrokken. Het is belangrijk paraprofessionals op te leiden die in staat zijn contact te leggen en te houden en die op creatieve wijze met vaders het proces aangaan waarin ze zich bewust worden van hun eigen opvoedingscultuur. Deze paraprofessionals worden getraind over algemene verwachtingen over kinderen in Nederland, dilemma’s die men tegen komt bij het opgroeien in twee culturen, zodat zij bij vragen gerichte ondersteuning kunnen bieden. • Geven van voorlichting met voorbeelden van herkenbare opvoedthema’s, zoals “Hoe voed ik mijn kinderen op tussen twee culturen?”, op aansprekende wijze belicht. Audio-visueel en vooral ook visueel materiaal kan een goed hulpmiddel zijn, zeker ingeval van taalbarrières. Omdat ouders niet bekend zijn met opvoedingsvoorlichting, is het van belang de ouders op te zoeken. • Bij voorlichting aan moeders, die niet of nauwelijks bij instellingen komen, valt te denken aan huisbezoeken en het inschakelen van paraprofessionals. • Langlopend participerend onderzoek naar de behoefte aan opvoedingsondersteuning is wenselijk. Nu is een beperkte groep in korte tijd bevraagd. Om een beter beeld te krijgen van de exacte opvoedingsbehoefte van nog niet bereikte allochtone ouders is meer vertrouwensopbouw nodig, meer kennis van en meer aandacht voor hun zorgen op andere levensterreinen dan de opvoeding. Het is wenselijk op bestaande contacten voort te bouwen en gebruik te maken van laagdrempelige benaderingsvormen, zoals huis-bezoeken, vindplaatsgericht werken en tolken die thuis zijn op het gebied van opvoedingsondersteuning. • Gebruikmaking van aansprekend materiaal voor voorlichting over opvoeding en bewustwording van eigen kindbeeld, opvoedingswaarden en normen. • Bevordering van samenwerking met intermediairs uit de eigen cultuur, die de eigen taal spreken. Zij kunnen aangeven vanuit welke gezamenlijke vertrekpunten een gesprek gestart kan worden. Ze hebben een houding die aansluit bij verwachtingen van landgenoten. Zij kunnen de ouders zaken duidelijk maken, waarbij door de herkenning minder gevoelens van schaamte en schande zullen optreden. • Het opzetten van kerngroepen, die bestaan uit de leden van de eigen doelgroep, begeleid door een professional. In Waddinxveen zijn door de Stichting Jeugd- en Jongerenwerk hiermee goede ervaringen opgedaan vanuit het opbouwwerk. De leden van een dergelijke kerngroep spelen een belangrijke rol in het contact met moeilijk bereikbare allochtone ouders. • Het bevorderen van een transculturele houding bij professionals. Die is te ontwikkelen vanuit een bereidheid om naar zichzelf te kijken, zich bewust te worden van de eigen waarden en normen patroon, fouten toe te geven en een open en geïnteresseerde houding aan te nemen. Deze houding levert vertrouwen van de doelgroep op. Wanneer mensen zich veilig voelen, levert dat meer openheid op om zaken bespreekbaar te maken.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
17
•
Vindplaatsgericht en ‘outreachend’ werken (naar de mensen toe gaan) is een voorwaarde om groepen bij elkaar te krijgen. Dat het werkt blijkt uit vele projecten. Het vraagt van de uitvoerders veel tijdsinvestering en flexibiliteit, omdat de werktijden niet binnen kantoortijd vallen. Deze manier van werken wordt nog rendabeler als vervolghulp hulp nodig is en deze ook toegankelijk is voor de cliënt. Dit vraagt een goede en zorgvuldige doorverwijzing en samenwerking tussen diverse partijen. De uitvoerende instelling zal intercultureel ingesteld moeten zijn en gelijkwaardigheid, vraaggericht werken centraal moeten stellen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
18
3 Algemene conclusies In dit hoofdstuk geven we de algemene conclusies weer, die we kunnen trekken uit ons verkennende onderzoek naar de vier onderscheiden specifieke groepen ouders. De uitkomsten per specifieke groep ouders zijn in het voorgaande hoofdstuk beschreven.
3.1 Nog niet bereikt? Zoals in de inleiding (zie paragraaf 1.3) reeds is gesteld, is het concept ‘moeilijk bereikbaar’ problematisch. De ouders beschouwen zichzelf niet als moeilijk bereikbaar. Sommige ouders weigerden aan de groepsgesprekken deel te nemen, omdat ze niet benaderd wilden worden als een aparte groep. Ook de ouders, die zich lieten ondervragen, beschouwen zichzelf niet als moeilijk bereikbaar. Uitzondering hierop vormen de gereformeerde moeders, die zeggen: “Onze groep maakt weinig gebruik van bestaande voorzieningen.” De communicatie tussen de lokale opvoedvoorzieningen en de ouders komt niet of nauwelijks tot stand met de gereformeerde ouders en de Marokkaanse ouders met taalproblemen. Ook vaders en vluchtelingen zijn ‘nog niet bereikt’. Voor de alleenstaande ouders geldt dat de groep vrij goed in beeld is bij de aanbieders, maar dat een groep binnen de groep, met name de allochtone alleenstaanden, (nog) niet bereikt wordt. Gereformeerde ouders worden wel bereikt door landelijke voorzieningen. Ons onderzoek onder alleenstaanden en Marokkanen is verlopen via bestaande groepen of activiteiten vanuit de basiseducatie, sociaal-cultureel werk en algemeen maatschappelijk werk. De ouders die daarvan geen gebruik maken, hebben we ook tijdens ons onderzoek niet bereikt. De moeilijkst bereikbare groep hebben we ook in ons onderzoek niet bereikt. Om met hen te spreken is het nodig contact te leggen via consultatiebureau en school. Veel ouders gaven tijdens de vraaggesprekken aan open te staan voor bezoek aan huis van opvoedingsondersteuners. Voorwaarde is dat ze duidelijke uitleg krijgen over de bedoeling. Gereformeerde ouders ontvangen liever geen bezoek in een ‘huis vol kinderen’. De hoogopgeleide ouders in ons onderzoek maken gebruik van het bestaande aanbod en worden wel bereikt. Ze weten de weg, kennen de voorzieningen, ook op internet. We hebben echter slechts zo’n gering aantal ouders gesproken, dat we aanvullend onderzoek nodig achten om brede conclusies te kunnen trekken.
3.2 Extra kwetsbaar Onze onderzoeksuitkomsten sluiten aan bij wat uit de literatuur al bekend is: bij ouders die problemen hebben op diverse levensterreinen (sociaal-economische positie, relatie- en of familieproblemen, financiële zorgen, cultuurproblemen) staan opvoedingsvragen niet centraal. Ze komen op de tweede plaats.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
19
Aandacht voor op-voedingsondersteuning is dan gewenst, omdat de hoofdproblemen grote risico’s opleveren voor de kinderen. Uit ons onderzoek blijkt dat kinderen van alleenstaanden en allochtonen om die redenen bovengemiddeld kwetsbaar zijn. Daarnaast zijn ook kinderen van gereformeerden extra kwetsbaar. Dit komt omdat de aansluiting bij lokale maatschappelijke organisaties moeizaam verloopt, vanwege verschillen in cultuur, gedragsregels, normen, waarden en opvattingen tussen deze groep en de dominante middenklasse en haar instellingen.
3.3 Contactlegging Voor deelname aan het onderzoek hebben we gemeenten geselecteerd, waar de groepen ouders duidelijk aanwezig zijn. Binnen die gemeenten hebben we gebruik gemaakt van sleutelfiguren (veelal medeopvoeders/paraprofessionals) om in contact te komen met de ouders en hun vertrouwen te winnen voor ons onderzoek. We hebben ouders benaderd dan wel door sleutelfiguren laten benaderen op plaatsen waar de ouders al komen. Dit zijn zogenaamde vindplaatsen, zoals peuterspeelzaal, vrouwencentrum en taalschool. Deze benaderingswijze, die gebaseerd is op uit de literatuur bekende en projectervaringen opgedane goedfunctionerende wervingsmethoden voor ‘nog niet bereikte groepen’, was nodig om met ouders uit de specifieke doelgroepen in contact te komen. Voor een groot deel zijn we erin geslaagd met ouders uit de specifieke groepen in contact te komen. We hebben niet over de hele linie zoveel ouders weten te werven voor een groepsgesprek, als we ons hadden voorgenomen. Deels komt dat, doordat we te weinig tijd reserveerden om met de sleutelfiguren tot een gunstige planning te komen voor de werving (dit geldt voor de hoogopgeleiden); deels merkten we dat ouders niet wilden meewerken aan een groepsgesprek (dit geldt met name voor hoogopgeleide, alleenstaande en gereformeerde ouders). Uiteindelijk is het gelukt alleenstaande en gereformeerde ouders over te halen tot deelname aan een individueel gesprek. Het persoonlijke contact van de onderzoeker met de ouders speelde hierbij een grote rol. Praten over opvoeding is privacygevoelig, zo bleek uit de groepsgesprekken met de allochtone moeders. Bij hen ging al snel de deur dicht, zodra een voorbeeld te dichtbij kwam. Het is dus niet alleen nodig om voldoende tijd te reserveren voor de contactlegging en de werving, maar ook om de privacy van de ouders en de gezinnen goed te waarborgen. Voor het praten in een groep komt daar bovenop, dat de deelnemers voldoende veiligheid moeten ervaren om te praten over zaken waarover ze onzeker zijn. Met name tijdens het werven van Marokkaanse ouders, die de Nederlandse taal niet goed beheersen en nog niet bereikt waren, hebben we de nodige aandacht besteed aan voorlichting over opvoeding en opvoedingsondersteuning. Een belangrijke succesfactor was persoonlijk contact van de onderzoeker met de ouders. De drempel blijkt lager te zijn als ouders weten naar wie ze toe gaan en wat ze kunnen verwachten. We concluderen dat een persoonlijke benadering met een duidelijke uitleg van vragen en thema’s over opvoeding kansrijk is, als het gaat om werving van ouders voor iets waarmee ze niet bekend zijn. Ons onderzoek bevestigt dat, wat uit de literatuur al bekend is: Kansen om ouders te informeren over en in contact te laten komen met professionele opvoedondersteuners liggen vooral bij de zogenaamde medeopvoeders (waaronder de paraprofessionals) op plaatsen waar ouders toch al komen (de ‘vindplaatsen’), zoals consultatiebureau, kinderdagverblijf en peuterspeelzaal, school, bij beroepskrachten die activiteiten voor volwassenen organiseren, zoals buurthuis, vrouwencentrum,
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
20
taalschool of bij beroepskrachten die met kinderen omgaan, zoals leerkrachten en leidsters van buitenschoolse opvang. Wat we tijdens het onderzoek veel van professionals hoorden, is dat het - om met succes gebruik te kunnen maken van de inzet van medeopvoeders en paraprofessionals – van belang is dat zij op de hoogte zijn van het lokale aanbod van opvoedingsmogelijkheden, zicht hebben op contactmogelijkheden met ouders en bewust worden ingezet in de keten van opvoedingsondersteuning. Dat vraagt niet alleen om kennisname van elkaars werk, afstemming en samenwerkingsafspraken, maar ook om facilitering en toerusting als verwijzer.
3.4 Vaders buiten beeld In de onderzoeksopzet is uitgegaan van de werving van zowel vaders als moeders uit verschillende specifieke groepen. De sleutelfiguren verwezen met name naar moeders. Vaders zijn niet of nauwelijks in beeld, daar waar het gaat om ondersteuning op het gebied van opvoeding. Bij de alleenstaande ouders gaat het met name om moeders, omdat zij (meer dan de vader, als die al in beeld is) de zorg voor de kinderen dragen. Bij allochtonen en gereformeerden is het met name de moeder die de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft en van daaruit de meeste kwesties in de opvoeding tegen komt. De enige vader die heeft meegedaan aan een vraaggesprek was een hoogopgeleide man.
3.5 Opmerkingen bij de ketenbenadering In de ketenbenadering van opvoedondersteuners 7 is niet meegenomen dat ouders veelgebruik maken van schriftelijke informatie, te vinden via internet, literatuur, tijdschriften en plaatselijke bladen. De folder van de landelijke opvoedtelefoon wordt genoemd als een goed voorbeeld van aansprekende en in het oog vallende folder. Ouders blijken doorgaans pas anderen te raadplegen, als er geen informatie is te vinden of als die niet voldoet. Als eerste raadplegen de ouders meestal de partner en/of iemand uit de sociale kring. De huisarts is niet in de keten geplaatst, terwijl juist ouders met meervoudige en ook somatische problemen (veel alleenstaande ouders) daar vaak terecht komen. Dwars door de ketenbenadering heen hebben we een aantal factoren gevonden die bepalen welke ouders in welk stadium een beroep doen op de verschillende typen van opvoedondersteuners. Ouders met een klein netwerk gaan eerder naar een medeopvoeder dan ouders die actief participeren in een groot verband van familie en/of kennissen. Sommige ouders met een klein netwerk maken geen gebruik van medeopvoeders en blijven buiten beeld. Mensen die gemakkelijk praten over opvoedingszaken raadplegen eerder iemand uit het eigen netwerk, dan ouders voor wie die drempel hoog ligt. Over het algemeen praten hoogopgeleide en alleenstaande ouders gemakkelijk over opvoedingsvragen en allochtone en gereformeerde ouders juist niet. Groepen met een groot netwerk beleven een probleem minder snel als zodanig dan mensen met een beperkt netwerk. Zij hebben veel aan familiecontacten. Ook ouders die andere, grotere, problemen ervaren (bijvoorbeeld op relationeel of sociaaleconomisch gebied) spreken niet zo snel over opvoedproblemen.
7
De ketenbenadering staat beschreven in de inleiding, in paragraaf 1.3.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
21
3.6 Aansluiten bij waardenoriëntaties en probleempercepties Ouders geven aan dat de deskundigen bekend moeten zijn met en open moeten staan voor de culturele achtergrond. Het belangrijkste hierbij is dat ze waardenoriëntaties, behoeften en probleempercepties van de groep ouders als uitgangspunt nemen en tegelijkertijd inspelen op zowel de eisen van het Nederlandse schoolsysteem als die van de maatschappij in het algemeen. Erkenning van waarden en kindbeelden is wenselijk, omdat ouders zich niet geholpen weten wanneer daarvan geen sprake is. Over het algemeen vinden ouders het prettig als ze opvoedingsondersteuning krijgen van iemand met eenzelfde culturele achtergrond. Opmerkelijk is dat de gereformeerde moeders juist niet vanuit de kerk geholpen worden. Maar ze willen wel erkenning voor de christelijke waarden.
3.7 Normatieve houding Ouders geven aan dat ze het vervelend vinden als een beroepskracht hen het gevoel geeft dat ze als ouder falen of een advies geeft, waarmee ze het niet eens zijn. Ze willen immers tot keuzes en handelingen komen, die bij hen passen. De omgeving speelt bij het praten over vragen rondom de kinderen een grote rol. Naarmate het meer gewoon wordt gevonden om te laten zien dat er twijfels en vragen zijn, komen ouders gemakkelijker met vragen en zorgen voor de dag. Ouders die een grote druk voelen om als ‘goede ouder’ te worden gezien, bijvoorbeeld de moeders van grote gereformeerde en allochtone gezinnen en soms ook alleenstaande moeders die het gevoel hebben zich als opvoeder te moeten bewijzen, treden minder gemakkelijk met hun vragen naar buiten. Ook ligt voor hen de drempel vaak hoger om hun vragen of zorgen in de directe sociale kring te bespreken. Ouders refereren ook aan het algemene wensbeeld, dat het met de kinderen goed hoort te gaan. Zij ervaren dat het als een zwakte van de ouders gezien, wanneer het niet goed gaat met een kind. Voor sommige ouders kan de angst om af te wijken van de norm (namelijk dat het goed gaat met je kind) als belemmering werken om een probleem voor te leggen. Als je kind het niet goed doet, dan faal je als ouder, zo wordt er gedacht. Dit wensbeeld komt bij alle groepen voor, maar hoorden we het vaakst terug bij allochtone en gereformeerde ouders (waar de vrouwen fulltime moeder zijn) en bij alleenstaande ouders (die soms het gevoel hebben zich als ouder te moeten bewijzen). Niet alle ouders durven vrijuit te praten over zorgen over de ontwikkeling of het gedrag van hun kind en de manier waarop ze daarmee zo goed mogelijk kunnen omgaan. Deze constatering is zorgelijk, omdat het vroegtijdig ingrijpen in de weg kan staan. Naar ons idee is het belangrijk dat opvoeders duidelijk communiceren dat praten over problemen met of van je kinderen gewoon is en dat alle ouders bij tijd en wijle vragen hebben over hun kinderen en hoe met ze om te gaan. Bewustwording is nodig van het gegeven dat problematische ontwikkelingen en gedrag van kinderen niet altijd door de ouders worden veroorzaakt of versterkt. Het is een maatschappelijk gegeven dat er kinderen zijn die problemen hebben/krijgen, van welke aard dan ook.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
22
3.8 Opvoedthema’s Als opmerking vooraf merken we op, dat ouders zeggen dat het praten met wie dan ook - mensen uit de sociale kring of professionals - uiteindelijk niets oplost. Ze moeten zelf met hun kind(eren) aan de slag om iets te verhelpen of te voorkomen. Ouders willen dan ook vooral praktische adviezen: wat staat me te doen en hoe kan ik dat het beste doen? Over het algemeen leggen de ouders geen link tussen ‘lastige zaken’ met kinderen en de opvoeding. Bij jonge kinderen hebben de ouders vooral vragen rondom lichamelijke ontwikkeling (voeding, eten, slapen, zindelijkheid). Bij schoolgaande kinderen tussen de 4 en 12 jaar leven bij ouders twee hoofdvragen: hoe ondersteun ik mijn kind op school? Hoe kan ik mijn kind beter leren luisteren? Ouders zijn bezorgd over de leerprestaties, vooral de hoogopgeleiden en de allochtonen. Bij het leren ‘luisteren’ komt de visie op opvoeding om de hoek kijken, want er zijn verschillende opvattingen over de betekenis van ‘luisteren’ en wanneer volgzaam gedrag meer of minder wenselijk is. Zo zijn hoogopgeleide ouders sterk gericht op versterking van de autonomie van hun kinderen en allochtonen en gereformeerden daarentegen juist op aanpassing aan de groep. In de puberleeftijd zien de ouders een relatie tussen opvoeden, de thuiscultuur en het gedrag van de kinderen, vooral als kinderen gaan experimenteren en zich vrijer willen gedragen dan hun ouders. Met name bij de groepen die afwijken van de Nederlandse cultuur, de gereformeerden en de allochtonen, spelen dan dergelijke vragen bij ouders. Allochtone ouders geven aan dat ze onzeker zijn over het opvoeden in twee culturen. Gereformeerde ouders ontwijken de Nederlandse cultuur zoveel mogelijk, door gebruik te maken van scholen en voorzieningen met een protestants-christelijke identiteit. Duidelijk is dat verschillende ouders verschillende kindbeelden hanteren en verschillende waarden nastreven omtrent autoriteit en ‘laissez-faire’. Bij alleenstaande ouders speelt het ontbreken van een ‘vaderfiguur’ als autoriteit vooral in die leeftijdsfase van de kinderen een rol. Hoogopgeleiden vinden autonomie van het kind van belang en hebben vragen rondom het omgaan met grenzen en regels, het bieden van structuur. Deze ouders hebben ook veel alledaagse vragen. Mensen met een lage opleiding (alleenstaanden, allochtonen) hebben vaak vragen van praktische aard: hoe vul ik die formulieren in? Waar heb ik allemaal recht op? Zij hebben behoefte aan heldere informatie, al dan niet gegeven tijdens bijeenkomsten met een eenvoudige, begrijpelijke structuur. Specifieke opvoedthema’s van gereformeerden zijn: mediagebruik, gewetensvorming en vragen rondom de puberteit. Doordat veel moeders grote gezinnen hebben dan wel andere moeders met grote gezinnen om zich heen, leven er relatief weinig alledaagse vragen rondom de lichamelijke ontwikkeling.
3.9 Vindplaatsen Voor de hand liggende plaatsen om ouders te informeren over mogelijkheden voor opvoedingsondersteuning (individueel en groepsgewijze), zijn organisaties waar ze toch al komen. Voor jonge kinderen is het consultatiebureau het duidelijkst bij alle ouders in beeld, naast peuterspeelzaal en kinderdagverblijf.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
23
Daarna komt de basisschool in beeld. Ouders vinden dat scholen weinig informatie en steun leveren en dat er te weinig en eenzijdige communicatie met de leerkrachten is. Via school krijgen ze geen goed beeld van het kind en missen ze de kans om samen met de leerkracht te komen tot een plan van aanpak. In ieder geval wensen ouders dat scholen meer handreikingen bieden voor het ondersteunen van kinderen in hun leerprestaties. Ook zijn scholen goede plaatsen van waaruit activiteiten voor op-voedingsondersteuning kunnen worden aangeboden. Ook centra waar volwassenen komen om elkaar te ontmoeten en bijeenkomsten en cursussen bij te wonen (zoals vrouwencentrum, buurthuis, taalschool en moskee) kunnen opvoedingsactiviteiten verzorgen of daarnaar doorverwijzen. Er is een groep ouders die enkel en alleen in beeld komt via de consultatiebureaus en scholen. Het verdient aanbeveling dat gemeenten investeren in activiteiten voor opvoedingsondersteuning vanuit die instellingen. Voor allochtone ouders, met wie zelfs vanuit die instellingen moeilijk de communicatie tot stand komt, kunnen huisbezoeken een geschikte manier zijn om ze te bereiken. Voor gereformeerden geldt dit niet, omdat ze liever geen bezoek ontvangen ‘in een huis vol kinderen’. Een veel gehoord geluid is dat de beroepskrachten wel opvoedingsproblemen signaleren, maar ouders niet doorverwijzen. Als redenen zijn genoemd: onwetendheid over het mogelijke aanbod, uit onduidelijkheid over de taak (is signaleren deel van mijn werk?) of niet goed methodisch hiermee om kunnen gaan.
3.10 Overige conclusies Opvoedingsondersteuning aan nog niet bereikte groepen ouders heeft een grote kans van slagen als het de waardenoriëntaties, opvoedingsopvattingen, behoeften en ervaren problemen van de ouders als uitgangspunt kiest en op basis hiervan een aanbod ontwikkelt of bijstelt. Naast groepsactiviteiten dienen mogelijkheden voor individuele ondersteuning gerealiseerd te worden, zeker voor groepen ouders die gesloten zijn en moeilijk met vragen en problemen rond de opvoeding naar buiten komen. Het is de moeite waard om meer mogelijkheden te scheppen voor ouders om via internet een deskundige te laten raadplegen. Nu kunnen ouders daarvoor alleen terecht bij de sites oudersonline.nl en J/M.nl, waar men de regionale sociale kaart niet kent. Het huidige aanbod en reeds ontwikkeld materiaal kan als uitgangspunt dienen voor verdere ontwikkeling van voorlichting en activiteiten voor de specifieke groepen ouders. Niet alles hoeft opnieuw opgezet te worden. Het ‘opvoeden in twee culturen’ moet methodisch verder worden uitgewerkt, zowel voor moeilijk bereikbare (niet geïntegreerde) allochtonen als voor gereformeerden. Het aanbod hoort in ieder geval toegankelijk te zijn, liefst ook ’s avonds of in het weekend, voor ouders met een laag inkomen. Hooggewaardeerd is praktische, informele steun vanuit een veilige plek, waar iemand met je meedenkt. De wervingsactiviteiten kunnen sterk worden verbeterd. Hierbij is voorlichting nodig over wat opvoeden is en waar je met vragen en zorgen terecht kan, bij voorkeur op plaatsen die laagdrempelig zijn, zoals de instellingen waar ouders toch al komen: consultatiebureau, school, peuterspeelzaal, kinderopvang, buurthuis en dergelijke. Voor veel ouders is het begrip opvoedingsondersteuning niet helder.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
24
Ouders denken vaak in termen van ‘vragen of zorgen over de kinderen’. Tijdens de voorlichting moet gewerkt worden met aansprekend materiaal en concrete voorbeelden. De inzet van mensen met een eenzelfde culturele achtergrond vergroot de kans op een succesvolle benadering, omdat zij meer dan gemiddeld in staat zijn, in letterlijke en figuurlijke zin, de taal van de ouders te spreken. Vanwege het grote gebruik van schriftelijke informatie, ook via internet, is het aan te raden informatie te bundelen op websites en in artikelen en folders en die informatie in de publiciteit te brengen en te verspreiden. Het aanbod dient in ieder geval ook betaalbaar en toegankelijk te zijn voor ouders met een laag inkomen. Zo kunnen instellingen vanuit een bibliotheek of mediatheek via een gratis te gebruiken Personal Computer ouders in staat stellen internet te raadplegen. Ook kunnen ze hen gericht attenderen op enkele grote sites voor opvoedingsondersteuning. JSO kan zelf gaan adviseren via de eigen website dan wel anderen stimuleren die dienstverlening te ontwikkelen. Het verdient aanbeveling beroepskrachten van organisaties waar kinderen al komen bij te scholen. Hun kennis van het aanbod aan opvoedingsondersteuning en hun vaardigheden om door te verwijzen dienen te worden versterkt. De organisaties waar zij werken dienen zich te beraden op hun rol als opvoeder en verwijzer. Gemeentelijke overheden, die een taak hebben in de regie, hebben behoefte om zich te laten ondersteunen. Ze kunnen zich laten bijstaan door gebruik te maken van relevante expertise van organisaties zoals JSO. Het is wenselijk op gemeentelijk niveau contactpersonen van instellingen uit de zogenaamde tweede en derde schakel van de keten structureel zorg te laten dragen voor informatie-uitwisseling, afstemming en samenwerking. Wij adviseren gemeenten een inhoudelijke deskundige de voortgang te laten bewaken en concrete afspraken te maken met alle betrokken instellingen, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. Wat we missen in de gemeenten die we hebben onderzocht, is aandacht voor een zogenaamde ‘doorgaande lijn’ in de opvoedingsondersteuning. Dat wil zeggen dat er onvoldoende mogelijkheden gegeven worden voor doorlopende ondersteuning aan jonge gezinnen, die voortgezet wordt tijdens de leeftijd van de basisschool en puberteit. Of dat men denkt aan monitoring of ‘follow up-activiteiten’ voor ouders die wél met vragen komen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
25
Deel 2
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
26
4
Algemeen onderzoek naar opvoeden in Nederland
In dit hoofdstuk geven we een beknopte samenvatting van actueel, algemeen onderzoek naar opvoeden in Nederland. De broninformatie gaat over veranderingen in het ouderschap in het algemeen. Om die reden nemen we deze informatie op, voorafgaand aan de rapportages over de onderscheiden specifieke groepen.
4.1 Algemene literatuur over opvoeden Uit de literatuur blijkt, dat onder succesvol opvoeden wordt verstaan: het vinden van een juiste balans tussen aandacht, affectie en ondersteuning aan de ene kant versus het uitoefenen van toezicht aan de andere kant. 8 Er worden verschillende factoren genoemd, die een risico vormen bij het opvoeden van kinderen. We geven hier een opsomming. • Er is in Nederland sprake van een veranderd ouderschap. Het vanzelfsprekend krijgen van kinderen is verdwenen. • Traditionele opvoedingsmodellen zijn weggevallen. Modellen waarin opvoeden werd gezien als eenrichtingsverkeer en waarbij de ouders de kinderen beïnvloeden. Op dit moment ziet men opvoeding meer als een dialoog tussen opvoeders en kinderen. Daarbij respecteert men het kind als persoon en geeft men het zo veel mogelijk ontwikkelingskansen. Dergelijke modellen tonen wel belangrijke waarden, maar ze bieden ouders weinig concrete handelingsvoorschriften. 9 • De sociale mobiliteit is toegenomen. Ouders wonen vaker verder weg van hun familie. Er zijn minder mensen beschikbaar om hulp of ondersteuning te bieden. • Er is sprake van toenemende individualisering. Men bemoeit zich minder dan voorheen met het privé-leven van een ander. • Onder meer door flexibilisering van de arbeidstijd treffen mensen elkaar minder in verenigings-, familie- of zelfs gezinsverband. • Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meeste ouders opvoeden niet als een probleem zien, maar dat zij wel vragen over de opvoeding hebben. 10 • De meest voorkomende opvoedingsvragen zijn vragen van ouders over opvoeding in het algemeen (regels en grenzen, communiceren met je kind e.d.), vragen omtrent de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind, vragen over moeilijk gedrag en vragen over school. Naast deze 4 categorieën van vragen hebben ouders vragen specifiek gekoppeld aan leeftijdsperioden (leeftijd 0-4 jaar, 4-12 jaar en 12-19 jaar). • Wanneer ouders vragen hebben over de opvoeding, dan doen zij in eerste instantie een beroep op het sociale netwerk. De partner komt op de eerste plaats. Vervolgens worden familieleden, vrienden en buren genoemd. Wanneer ouders met opvoedingsvragen gebruik maken van het professionele circuit, richten zij zich in de eerste plaats tot beroepskrachten met wie ze in hun dagelijks leven in contact komen.
8
De With, A, Onrust over opvoeden, 24-09-2004 Colpin, H, opvoedingsondersteuning voor ouders (deel 1), 2001, zoekindex Caleidoscoop Spel aan Huis is een programma dat vanwege het laagdrempelige karakter verschillende moeilijk bereikbare groepen allochtone ouders bereikt. 10 Rispens, J., Hermanns, J.M.A. & Meeuw, W.H.J. (1996). Opvoeden in Nederland. Assen: Van Gorcum 9
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
27
•
Opvoedingsonzekerheid komt vooral voor bij ouders van middel- en hogere sociale economische klassen. Als reden wordt genoemd een afname van de sociale steun vanuit het gezin van herkomst. Daarnaast hebben deze ouders een grotere bekendheid met pedagogische en psychologische inzichten, waardoor ze sneller problemen ervaren en/of erkennen. De drempel naar professionele ondersteuning is voor ouders vaak minder hoog. 11 Problemen in de opvoeding en ontwikkeling ontstaan zowel in zogenaamde affectiearme omgevingen waarin de nadruk ligt op controle, als in omgevingen waarin van kinderen wordt gehouden maar hen nooit een strobreed in de weg wordt gelegd. De belangrijkste risicofactoren in de opvoeding zijn de volgende. - Negatieve beleving van de opvoeding (opvoederkenmerk). - Laag welbevinden van de opvoeder (opvoederkenmerk). - Slechte huwelijksrelatie (gezinskenmerk). - Geringe gezinscohesie (gezinskenmerk).
•
•
Moeilijk gedrag van kinderen in combinatie met een negatieve beleving dan wel laag welbevinden van de opvoeder en een geringe gezinscohesie vormt een groot risico. Een cumulatie van risicofactoren heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van het kind.
4.2
Onderzoek Capelle aan den IJssel
In 2003 is in opdracht van de Stuurgroep Opvoedingsondersteuning van de Gemeente Capelle aan den IJssel onderzoek gedaan naar de behoefte aan een gemeentelijk Servicepunt Opvoedingsondersteuning 12 . Wij melden hier enkele interessante uitkomsten. Tabel Gesprekspartners voor ouders om opvoedvragen te bespreken Gesprekspartners Ouders, familie vrienden Consultatiebureau Huisarts Schoolarts
Ouders 0-4 jarigen en 75% 75% 33% N=42
Ouders 4-12 jarigen 75% 25% 8% N=12
75% van de ouders met een kind in de leeftijd van 0-4 jaar bespreekt vragen met andere ouders, familie en vrienden. Driekwart van de ouders bespreekt de vragen met het consultatiebureau en 33% van de ouders noemt de huisarts. Van de ouders met een kind in de leeftijd van 4-12 jaar bespreekt driekwart de vragen met andere ouders, vrienden enzovoorts, een kwart van de ouders noemt de huisarts. De schoolarts wordt weinig genoemd.
11
Hermanns&Vergeer, 1996; Janssens, 1999 Bureau Terpstra & Van Dijke: Servicepunt Opvoedingsondersteuning, oktober 2003. Ouders zijn benaderd door via enquêtes. Een klein deel van de ouders heeft deelgenomen aan panelgesprekken. Ook medewerkers van relevante instellingen zijn bevraagd. De ouders die hebben meegedaan zijn niet onderverdeeld naar opleidingsniveau. Het rapport zoemt daardoor niet specifiek in op hoogopgeleide ouders. 12
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
28
Van de ouders met een kind in de leeftijd van 0-4 jaar vindt de helft steun bij instellingen. Een derde van de ouders weet het niet. Het consultatiebureau wordt het meest door ouders genoemd. Van de ouders met een kind tussen de 4-12 jaar vindt eenderde steun bij de instellingen, eenderde niet en eenderde weet het niet. Ouders geven aan dat het een lange weg is van de eerste twijfel tot aan de erkenning of bevestiging van professionals dat er wel of niet iets aan de hand is. Soms moet je als ouder een ‘pitbull-mentaliteit’ hebben om een bevredigend antwoord te krijgen op vragen. Van de ouders met een kind in de leeftijd van 0-4 jaar weet driekwart van de ouders niet of de ondersteuning van instellingen aansluit bij wat zij willen. Van de ouders met een kind in de leeftijd van 4-12 jaar weten de meeste ouders niet of er aansluiting is tussen aanbod en vraag. Iets minder dan eenderde van de ouders is negatief over de aansluiting van het aanbod op de behoefte van ouders Ouders stellen het lang uit om ergens naar toe te gaan en hulp te vragen. Als er echt hulp nodig is, duurt het vaak lang voor die tot stand komt en is onduidelijk wat er gebeurt en vervolgens gaat gebeuren. Hoe eerder het duidelijk is wat er aan de hand is, hoe minder ouders gaan tobben. Door de meeste ouders werd gezegd dat zij iemand nodig hebben om mee te praten: ‘iemand die mij helpt om mijn gedachten op een rij te zetten, die mij de weg wijst en een luisterend oor heeft’. Ouders met een kind in de leeftijd van 0-4 jaar zijn tevreden met de verkregen hulp. Ouders gaan naar het consultatiebureau en zijn tevreden over het advies. De deelnemende ouders met een kind in de leeftijd van 4-12 jaar hebben geen specifieke hulpvraag bij een instelling gelegd. Wensen op het gebied van opvoedingsondersteuning: • meer schriftelijke informatie; • meer bekendheid omtrent cursussen en thema-avonden; • één herkenbaar, toegankelijk loket voor alledaagse en moeilijkere opvoedingsvragen met inloopspreekuur, telefoonlijn en opvoedwinkel, in een wijkgebouw, bijvoorbeeld in de vorm van een café; • meer lichte en laagdrempelige steun, waaronder groepscursussen, voorlichting over opvoedkundige aspecten zoals de interactie tussen ouders onderling, informatie over stoornissen, telefoonnummers. Onderzoeksconclusies Capelle aan den IJssel In de voorschoolse periode is de opvoedingsondersteuning grotendeels uitgekristalliseerd. Die functioneert grotendeels naar tevredenheid. Het basisonderwijs moet zich beraden op haar rol op het terrein van opvoedingsondersteuning. Ouders moeten weten wat er aan aanbod is aan laagdrempelige en op preventie gerichte opvoedingsondersteuning, zodat zij hier gericht gebruik van kunnen maken. Er wordt een knip ervaren tussen de Jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen en die voor 4-19 jarigen. Ouders met kinderen in de voorschoolse periode weten beter de weg te vinden naar de jeugdgezondheidszorg dan ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd. De zorgstructuur rond jeugdigen moet verder worden ontwikkeld.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
29
Van beroepskrachten in de jeugdgezondheidszorg, het peuterwerk en de kinderopvang, het basisonderwijs en jeugd en jongerenwerk verwachten ouders dat zij lichte opvoedingsondersteuning kunnen bieden aan ouders en dat ze ontwikkeling- en gedragsproblemen in een vroeg stadium kunnen signaleren en ouders zonodig kunnen verwijzen. Deze professionals zijn zich niet altijd bewust van hun functie in de keten van opvoeding en niet altijd voldoende toegerust om hun functie waar te maken. Het is belangrijk dat deze professionals deskundigen kunnen consulteren en weten welke route zijzelf en ouders kunnen volgen, als er sprake is van vragen en problemen. Sommige groepen ouders maken nauwelijks gebruik van voorzieningen. Soms omdat ze niet willen of niet kunnen of omdat zij wachten tot de problemen helemaal uit de hand lopen. Het advies is opvoedingsondersteuning aan te bieden aan ouders die daarvan uit zichzelf niet zo snel gebruik van zullen maken, via de inzet van buurtmoeders, gezinscoaches en dergelijke. Er bestaan al diverse initiatieven, projecten, plannen en experimenten op het gebied van opvoedingsondersteuning. Het ontbreekt aan overzicht, afstemming, planning en continuïteit. Aanbevelingen Capelle aan den IJssel • Een actuele, overzichtelijke en aansprekende folder om het aanbod bekend te maken. De informatie moet ook via Internet beschikbaar zijn. • Ontwikkelen van een module Deskundigheidsbevordering Opvoedingsondersteuning ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het basisonderwijs. • Ontwikkelen van aanvullende opvoedingsondersteuning zoals een telefoonlijn en een pedagogisch spreekuur. • Aanstelling van een ‘marktmeester opvoedingsondersteuning’, die zorg draagt voor coördinatie, afstemming, planning en continuïteit van activiteiten en diensten op het gebied van opvoedingsondersteuning. Een marktmeester is iemand die weet wat er in de verschillende kramen te koop is, waar iets te vinden is en welke kramen er nog moeten bijkomen. • Huisartsen positioneren in de keten van opvoedingsondersteuning. Er moeten goede afspraken komen over samenwerking en verwijzing. Huisartsen moeten goed worden geïnformeerd over het aanbod.
4.3 Afsluitende opmerking Met de kennis van de algemene literatuur in ons achterhoofd hebben we onderzoek gedaan onder de verschillende specifieke groepen ouders. De rapportage over het onderzoek in Capelle aan den IJssel is vooral meegewogen in de vragen voor hoogopgeleide ouders. De verslaglegging van de onderzoeken naar de specifieke groepen ouders vindt u in de volgende hoofdstukken.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
30
5 Hoogopgeleide ouders 5.1 Inleiding De gemeenten, die voor de doelgroep hoogopgeleide ouders zijn benaderd, zijn Moordrecht en Nieuwerkerk aan den IJssel. Beide gemeenten zijn relatief klein, respectievelijk 8.084 en 22.344 inwoners. Beiden behoren tot de regio MiddenHolland. De keuze is op deze gemeenten gevallen, omdat de groep hoogopgeleide ouders er voldoende tot goed vertegenwoordigd is. In de Gemeente Moordrecht bedraagt het percentage gezinnen met kinderen rond de 60%. Hiervan bestaat zo’n 23% uit ouders met een achtergrond op het niveau van Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) of Wetenschappelijk Onderwijs (WO). Nieuwerkerk heeft een aantal nieuwbouwwijken, te weten Esse Hoog en Esse Laag, met duurdere koopwoningen 13 . In deze twee wijken ligt het percentage gezinnen met kinderen gemiddeld op 60%. Het percentage ouders met een HBO- of WO-opleiding ligt in deze wijken rond de 39%. Het totale aantal hoogopgeleide bewoners in de gemeente Nieuwerkerk wordt geschat op 30% van de totale bevolking 14 . Naast de prominente aanwezigheid van ouders in deze gemeenten speelde bij de selectie een rol dat beide gemeenten een netwerk 0-12 jarigen hebben. De netwerken zijn tot stand gekomen gedurende de implementatie van de Voor-en Vroegschoolse educatie (VVE) en worden gecoördineerd door medewerkers van JSO. Instellingen, zoals consultatiebureau, kinderopvang, peuterspeelzaal en basisscholen, komen met een vaste frequentie bij elkaar om invulling te geven aan de VVE en om activiteiten voor ouders op elkaar af te stemmen. We zijn uitgegaan van de vooronderstelling, dat gebruikmaking van de netwerken een gunstig effect heeft op de werving van hoogopgeleide ouders. Door de afbakening van de te onderzoeken groep ouders tot ouders met kinderen van 0-12 jarigen hebben we niet gericht informatie kunnen verwerven over problemen die hoogopgeleide ouders ervaren met kinderen in de puberleeftijd. Tijdsdruk op de onderzoeksuitvoering maakte deze afbakening noodzakelijk. Er zijn gesprekken gevoerd met vijf sleutelinformanten, waarvan twee wijkverpleegkundigen, de coördinator van het opvoedbureau in Midden-Holland en twee coördinatoren van de kinderopvang en peuterspeelzalen. Zowel in het netwerk VVE in Moordrecht als in het netwerk 0-12 jarigen in Nieuwerkerk aan den IJssel zijn ervaringen van de aanwezige beroepskrachten met hoogopgeleide ouders besproken. De typeringen die de verschillende beroepskrachten geven over hoogopgeleide ouders zijn in dit verslag opgenomen. Ondanks de inzet van sleutelinformanten en het verstrekken van informatie over het doel van een groepsgesprek voor dit onderzoek is het niet of nauwelijks gelukt in gesprek te komen met hoogopgeleide ouders.
13
Bron: www.funda.nl Bron:www.funda.nl. Er zijn een aantal wijken met elkaar vergeleken, goedkopere en duurdere woningen en bekeken is hoe de buurtsamenstelling is en wat het opleidingsniveau is. De doorrekening komt uit op circa 30% hoogopgeleiden. Wat betreft ouders met kinderen schatten de wijkverpleegkundigen het aantal hoogopgeleide ouders op 50%, dit is echter niet onderzocht. ROTS registratie (ROTS=registratie opvoedingsondersteuning en monitoring)
14
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
31
Vijf ouders uit de Gemeente Moordrecht en nul ouders uit Nieuwerkerk aan den IJssel hebben deelgenomen aan een groepsgesprek. In paragraaf 3.3 gaan we in op mogelijke verklaringen voor de lage opkomst. Onze rapportage is over de hoogopgeleiden is beperkt en noodgedwongen gebaseerd op tijdschriftartikelen, informatie van sleutelfiguren en enkele ouders, eigen ervaringen en ervaringen van mensen uit onze eigen naaste omgeving als hoogopgeleide met de opvoeding.
5.2
Achtergrondinformatie
5.2.1 Literatuur Onze literatuurstudie is beperkt gebleven tot algemeen onderzoek naar opvoeden in Nederland. Dat gaat vooral in op factoren die spelen voor autochtone ouders. In hoofdstuk 4 hebben we daarvan een samenvatting gegeven. We hebben geen specifieke literatuur gevonden over hoogopgeleide ouders. Typeringen van hoogopgeleide ouders zijn wel te vinden in tijdschriften voor ouders, zoals J/M, Kinderen en Groter Groeien. In het januarinummer 2005 van het blad J/M is over hoogopgeleide ouders het volgende te lezen: ‘Hoogopgeleide ouders hebben hoog gespannen verwachtingen van hun kind(eren). Ouders verwachten dat hun kind het goed doet op school, dat ze vriendjes hebben en het liefst uitblinken in een sport of een hobby en dat ze lief en behulpzaam zijn. Ouders hebben het druk met het bereiken van al deze doelstellingen en zijn snel teleurgesteld als het kind niet een superkind, maar een normaal kind blijkt te zijn. Ouders trekken alles uit de kast om het kind zo te krijgen, zoals zij dat zelf willen. Daarnaast zijn hoogopgeleide ouders ook geneigd om hun kind(eren) klein te houden. Het toewerken naar zelfstandigheid kost tijd en geduld. Daarnaast is de tijd die ouders en kinderen met elkaar doorbrengen spaarzaam. Uitpuilende agenda’s van de ouders en die van de kinderen werken gemakszucht in de hand. Ook lijken hoogopgeleide ouders bang te zijn om een slechte ouder te zijn, waardoor zij alle confrontaties met hun kinderen uit de weg gaan. De onderhandelingsruimte die kinderen hebben, is groot.’ Hoogopgeleide ouders krijgen door bladen als J/M een spiegel voorgehouden over de wijze waarop zij hun kinderen opvoeden. Indirect krijgen hoogopgeleide ouders hiermee het advies om het kind te accepteren zoals het is en naast het geven van ruimte ook zorg te dragen voor het bieden van regels, grenzen en structuur. 5.2.2
Informatie van sleutelfiguren
Een wijkverpleegkundige omschrijft hoogopgeleide ouders als goed geïnformeerd. Volgens haar komen ze veel met vragen over dagelijkse opvoedingssituaties. Hoogopgeleide ouders willen de opvoeding goed doen. Zij streven naar de beste omstandigheden voor het kind, waarin zijn of haar ontwikkeling zo veel mogelijk wordt gestimuleerd. Hoogopgeleide ouders lijken hun kinderen niet ervaringsgericht op te voeden. Er wordt weinig tijd en rust genomen om te ervaren wie en hoe het kind nu werkelijk is. Voor veel hoogopgeleide ouders is het opvoeden één van de onderdelen van het dagelijkse bestaan. De combinatie zorg en werk wordt door veel hoogopgeleide moeders als zwaar ervaren. Ouders willen bij het eerste kind hun oude levensstijl zoveel mogelijk handhaven. Het kind dient zich aan te passen aan de leefstijl van de ouders. Bij de komst van het tweede kind komt vaak pas het besef dat de leefomstandigheden veranderen door de aanwezigheid van kinderen. Het aanpassen aan deze leefomstandigheden vinden deze ouders vaak moeilijk.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
32
De wijkverpleegkundige bracht de volgende casus in als exemplarisch voorbeeld. Beide ouders zijn hoogopgeleid en hebben een werkverband van 80-100%. De kinderen zijn voor 4 of 5 dagen in de week op het kinderdagverblijf. In de avonduren wordt er met de kinderen gespeeld, omdat daar overdag geen tijd voor is. De kinderen gaan voor hun leeftijd laat naar bed. In het weekeinde worden de kinderen meegenomen naar zowel noodzakelijke activiteiten (zoals het doen van boodschappen), als leuke activiteiten (speeltuin, feestjes enzovoorts). Het oudste kind vertoont druk gedrag. De ouders denken aan ADHD. De vraag aan de wijkverpleegkundige is hoe zij het gedrag van het kind kunnen aanpakken. De wijkverpleegkundige heeft samen met de ouders het weekprogramma van het kind en dat van henzelf in kaart gebracht. Het aantal rustmomenten van zowel het kind als de ouders blijkt minimaal te zijn. De ouders hebben, niet zonder slag en stoot, het weekritme aangepast. Het drukke gedrag van het kind is aanmerkelijk verminderd. Een schooldirecteur liet weten wat hoogopgeleide ouders doen, als zij bezorgd zijn over de ontwikkeling van het kind. Zij komen zeer goed geïnformeerd op school, vertellen wat er met het kind aan de hand is en geven aan wat de school moet doen. Mensen uit het onderwijs geven aan dat hoogopgeleide ouders het uitermate belangrijk vinden dat het goed gaat met het kind. Zij streven naar zo hoog mogelijke presentaties van hun kinderen. Een leerkracht gaf als voorbeeld dat zelfs bij de hoogste CITO-score ouders nog bedenkelijk kunnen kijken en vragen of dit wel goed genoeg is voor het kind. Leidsters van peuterspeelzalen in beide gemeenten geven aan dat hoogopgeleide ouders de zaken goed op orde lijken te hebben. Vragen over de opvoeding worden niet vaak gesteld. Als er sprake is van een vraag, dan wordt na goed overleg bekeken welke route de ouder het beste kan doorlopen. Vanuit de peuterspeelzaal in Moordrecht wordt bij dergelijke vragen doorverwezen naar de opvoedkundige medewerker van het opvoedbureau. De peuterspeelzaal in Nieuwerkerk heeft een eigen pedagoog in dienst. Zij wordt ingeschakeld op het moment dat er zorgen zijn over het kind. Hoogopgeleide ouders maken goed gebruik van de opvoedspreekuren in MiddenHolland. In het jaar 2003 zijn er onder de 578 ouders die gebruik hebben gemaakt van het opvoedbureau 95 hoogopgeleid (dit houdt in dat 16% van de ouders beschikt over een hogere en wetenschappelijke opleiding). Daarnaast hebben 47 in dat jaar deelnemende ouders een HAVO/VWO diploma. In het totaal maakt dit dat 31,5% van de deelnemende ouders hoogopgeleid is. Als we naar de provincie Zuid-Holland in zijn totaal kijken dan is 33% van de deelnemende ouders hoogopgeleid. In de eerste helft van 2004 is dit 30% 15 . In Nieuwerkerk aan den IJssel zijn in het jaar 2004 door de opvoedkundige medewerker 5 groepsbijeenkomsten verzorgd. In het totaal hebben 132 ouders aan deze bijeenkomsten deelgenomen. De bijeenkomsten zijn georganiseerd op de kinderopvang (1 bijeenkomst met 35 ouders over het thema ‘Peuters lief maar lastig’), op een basisschool in samenwerking met de peuterspeelzaal (1 bijeenkomst met 45 ouders over het thema regels en grenzen), op het voortgezet onderwijs (2 bijeenkomsten met in het totaal 37 ouders over de puberteit) en een bijeenkomst in het vrouwentrefcentrum waar 15 vrouwen met elkaar gesproken hebben over het 15
ROTS registratie (ROTS=registratie opvoedingsondersteuning en monitoring)
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
33
thema peuters lief maar lastig. De indruk van de opvoedkundige medewerker was dat een hoog percentage van de aanwezige ouders hoogopgeleid was. Naar het opleidingsniveau van de ouders is tijdens dergelijke themabijeenkomsten niet gevraagd. De coördinator van het opvoedbureau Midden-Holland geeft aan dat hoogopgeleiden vergelijkbare opvoedingsvragen hebben als niet hoogopgeleide ouders: vragen over gedrag, ontwikkeling en opvoeding. De wijze waarop een gesprek met hoogopgeleide ouders verloopt, is vaak anders. Hoogopgeleide ouders stellen de vraag vanuit zichzelf en niet omdat hun moeder of de buurvrouw iets heeft gezegd. Hoogopgeleide ouders willen hun opvatting en ideeën ventileren. Zij snappen snel wat de peda-gogische medewerker voorlegt. Hoogopgeleide ouders lijken na een gesprek snel zelf verder te kunnen. De medewerker vindt kenmerkend aan de stijl van opvoeden, dat hoogopgeleide ouders voortdurend in onderhandelingssituaties terechtkomen. Alles lijkt onderhandelbaar. Dit leidt tot veel vragen van ouders over structuur en regels en grenzen binnen het gezin. De weinige tijd die beschikbaar is voor de kinderen moet efficiënt besteed worden. Verder werd gezegd dat ouders het belangrijk vinden dat het kind zich goed ontplooit en streeft naar autonomie. Daarnaast zijn aan het kind hoge verwachtingen gekoppeld. Indien het kind daaraan niet voldoet, leidt dit snel tot teleurstelling. Indien het kind niet aan de hoge verwachting voldoet, gaan ouders snel verklaringen zoeken. Wat kan er zijn rond zijn/haar ontwikkeling? Waarom vertoont het kind dit gedrag? De verklaringen worden getoetst door te zoeken op internet of in contact te treden met andere ouders. Als het ouders lukt voldoende verklaringen te vinden, dan is geen overleg meer nodig met het formele circuit. In hoofdstuk 4 hebben we relevante uitkomsten vermeld uit een onderzoek onder ouders in Capelle aan den IJssel 16 . We merken op dat er veel overeenkomst is met de meningen van de sleutelfiguren. Het meest in het oog springend hierbij is dat er een knip wordt ervaren tussen de Jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen en die voor 4-19 jarigen; dat ouders met kinderen in de voorschoolse periode beter de weg weten te vinden naar de jeugdgezondheidszorg dan ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd.
5.3
Werkwijze bij de benadering van de ouders
Er is in de algemene onderzoeksopzet gekozen voor groepsbijeenkomsten om in gesprek te komen met ouders. We hebben ervaren dat weinig hoogopgeleide ouders ervoor voelen om deel te nemen. De opkomst op onze oproep was bijzonder laag. We denken dat het bij onderzoek onder hoogopgeleide ouders voortaan nodig is om meer aandacht te schenken aan het motiveren voor deelname en het lijkt raadzaam middelen in te zetten die nauwelijks een appel doen op de spaarzame vrije tijd. We zagen goede mogelijkheden voor de werving door gebruikmaking van het netwerk 0-12 jarigen. We realiseerden ons dat we daarmee geen uitdrukkelijke aandacht konden geven aan ouders met pubers.
16
Bureau Terpstra & Van Dijke: Servicepunt Opvoedingsondersteuning, oktober 2003. Ouders zijn benaderd door via enquêtes. Een klein deel van de ouders heeft deelgenomen aan panelgesprekken. Ook medewerkers van relevante instellingen zijn bevraagd. De ouders die hebben meegedaan zijn niet onderverdeeld naar opleidingsniveau. Het rapport zoemt daardoor niet specifiek in op hoogopgeleide ouders.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
34
Gezien de krappe planning voor de onderzoeksuitvoering vonden we het noodzakelijk om ons in de werving tot de groep ouders met kinderen van 0-12 jaar te beperken. De eerste reactie op het verzoek om mee te werken aan het onderzoek was in beide gemeenten positief. Er werden door de netwerkleden echter vraagtekens gezet bij hoogopgeleide ouders als specifieke doelgroep. Wat maakt hoogopgeleide ouders tot een moeilijk bereikbare groep? De noodzaak van onderzoek naar allochtone, alleenstaande en gereformeerde ouders werd in sterkere mate onderkend. Met name voor de uitkomsten van het onderzoek onder gereformeerde ouders bestaat in de regio Midden-Holland grote belangstelling. De beleidsmedewerkers van beide gemeenten waren bereid medewerking aan het onderzoek te verlenen. Door deelname aan het onderzoek wordt informatie verkregen over vier doelgroepen ouders. Beide gemeenten gaven aan deze informatie goed te kunnen gebruiken in het proces zicht te krijgen op de vraag van ouders op het gebied van opvoedingsondersteuning. In beide gemeenten is dit een actueel onderwerp. Moordrecht In Moordrecht is de keuze gemaakt om breed te werven. In het netwerk 0-12 jarigen is een mondelinge vooraankondiging gedaan over de aanleiding en globale opzet van het onderzoek, gericht aan vertegenwoordigers van de aan het netwerk deelnemende instellingen. Vervolgens is enkele weken later onder dezelfde groep een tweede vooraankondiging gedaan, via een brief. Alle netwerkleden zijn benaderd zijn met de vraag om aan ouders, die vallen onder de doelgroep hoogopgeleiden, een folder mee te geven. In de folder worden ouders uitgenodigd om deel te nemen aan een gespreksbijeenkomst. In totaal zijn aan de netwerkleden 180 folders verstrekt. Ons voorstel voor een gespreksbijeenkomst in december 2004 is negatief ontvangen. Het programma zat zowel voor ouders als voor medewerkers van de diverse instellingen overvol. In reactie hierop is de bijeenkomst verplaatst naar de derde week van januari 2005. Tussen de vooraankondiging, het ontvangen van de folders en het uitdelen van de folders heeft een vakantieperiode van twee weken gezeten. Het resultaat van deze wervingsroute is dat maar een kleine groep ouders onze folder uiteindelijk ontvangen heeft. De redenen waarom ouders geen folder hebben ontvangen zijn divers. Eén school heeft na intern overleg besloten de uitnodiging niet persoonlijk aan ouders mee te geven, maar de tekst van de folder eenmalig in de nieuwsbrief te plaatsen. Uiteindelijk is door een fout de uitnodiging niet in de nieuwsbrief gekomen. Een andere school vond het lastig na te gaan aan welke ouders de uitnodiging specifiek meegegeven zou moeten worden. Het is daar niet bekend hoeveel ouders de folder hebben ontvangen. Eén school had bezwaar tegen de manier waarop de werving is verlopen en heeft besloten de uitnodiging niet aan ouders mee te geven. De laatste school heeft een aantal ouders gericht benaderd voor deelname. Hoeveel ouders gericht zijn benaderd, is niet bekend. De medewerkers van het consultatiebureau hebben gericht bekeken welke ouders voor uitnodiging in aanmerking zouden komen. Het aantal hoogopgeleide ouders dat in de wervingsperiode het consultatiebureau heeft bezocht, was echter gering. Het kinderdagverblijf Kids en Zoo heeft aan alle ouders de folder uitgereikt. De coördinator en leidsters van de kinderopvang en peuterspeelzaal van De Kraal (dit is een multifunctioneel gebouw waarin kinderopvang, peuterspeelzaal, consultatiebureau, opvoedbureau en maatschappelijk werk gehuisvest zijn) hebben zo gericht mogelijk aan hoogopgeleide ouders de uitnodiging meegegeven. Tijdens een evaluatie van de werving werd door de netwerkleden aangegeven dat zij niet in voldoende mate geïnformeerd zijn over de inhoud en opzet van het onderzoek.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
35
Daarnaast zijn de folders voor de ouders op een zeer ongelukkig moment ontvangen, vlak voor de kerst. Nieuwerkerk aan den IJssel In Nieuwerkerk is de keuze gemaakt om de werving kleinschalig aan te pakken en te proberen in gesprek te komen met ouders van één peuterspeelzaal. Deze peuterspeelzaal staat in een wijk, waar veel hoogopgeleide ouders wonen, te weten Esse laag en Esse Hoog. De informatie en het belang van het onderzoek is voldoende met de coördinator van de peuterspeelzaal besproken. De coördinator heeft de leidsters van de betreffende peuterspeelzaal goed geïnformeerd. De verstrekking van de folder aan de ouders is goed verlopen. De reactie van de ouders was echter nihil. Bij navraag waarom ouders geen belangstelling hebben voor de bijeenkomst zijn de volgende argumenten genoemd. • Ik heb geen tijd. • Ik heb geen opvoedingsvragen. • Als ik opvoedingsvragen heb, weet ik de weg zelf goed te vinden. • Ik had andere activiteiten op de betreffende avond.
5.4 De groepsbijeenkomst Alleen in Moordrecht heeft een groepsgesprek plaatsgevonden. Daaraan namen vijf ouders deel. Ondanks, of misschien dankzij, het lage aantal was de sfeer binnen deze groep zodanig, dat er ruim 2 uur met elkaar gepraat is. Aan de orde zijn geweest de aard van de opvoedingsvraagstukken en de kanalen die gebruikt worden bij opvoedingsvragen. Ervaringen met de beschikbare kanalen zijn uitgebreid aan bod gekomen. 4.4.5
Opvoedingsvragen
De aanwezige ouders hebben allen twee kinderen, variërend in de leeftijd van 2 jaar tot 13 jaar. Eén van de deelnemende ouders heeft ten tijde van het gesprek een aantal dringende opvoedingsvragen. Deze vader is samen met zijn vrouw al geruime tijd op zoek zijn naar een goed advies. De aard van de vragen liggen op het gebied van niet willen eten en slapen, angst voor het onbekende en ruzies tussen de kinderen. De vader geeft aan dat hij en zijn vrouw van alles proberen en structureel aanlopen tegen een aantal gedragingen van met name het oudste kind. Een andere ouder geeft aan weinig tegen echte opvoedingsvraagstukken aan te lopen. Ze heeft, zoals zij zelf zegt, wel huis-, tuin- en keukenvragen. Ze maakt zich daar weinig druk over: ‘Als ik tegen iets aanloop binnen de opvoeding, dan ga ik op zoek naar informatie, praat ik erover met vrienden en merk ik al snel dat ik zelf verder kan.’ Binnen haar familie is een aantal kinderen met forse gedragsproblemen. Als zij de opvoeding van deze kinderen vergelijkt met die van zichzelf, dan vindt zij dat ze het makkelijk heeft. Een volgende ouder heeft een zoon met ADHD. Zij is met bijna alle kanalen van formele opvoedingsondersteuning in aanraking geweest, waaronder de kinderarts, schoolarts, de schoolbegeleidingsdienst en het RIAGG. Haar moeite met het formele circuit betrof vooral de communicatie tussen zichzelf en de professionals. “Professionals beoordelen en oordelen zonder dat mijn visie over mijn zoon daarin werd meegenomen. De zorg, informatie en advies werden onvoldoende op mij en mijn zoon afgestemd”.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
36
Deze ouder geeft aan dat de lotgenotengroep van Balans (oudervereniging voor ouders met onder andere ADHD en dyslexie) de enige plek is, waar zij echt steun, informatie en advies heeft gekregen. De vierde ouder heeft weinig tot geen opvoedingsvragen. Ze is tevreden over hoe het met de kinderen gaat. Bij vragen en twijfel maakt zij gebruik van de media- en informele kanalen. De laatste ouder heeft vorig jaar met haar oudste zoon problemen gehad. De aard van de problemen lagen op het gebied van een slechte motoriek, lees- en spellingsproblemen, gepest worden en veel huilen. Zij heeft zich verbaasd over de moeilijke weg, die zij heeft moeten bewandelen om zicht te krijgen op het probleem en om steun te verkrijgen. Door zowel school als ouders werd met name het gedrag van het kind als hoofdoorzaak van het probleem benoemd. Daarnaast gaf de school aan dat het kind veel moeite had met de spelling. De ouders kregen het advies om veel met het kind thuis te oefenen. Dyslexie komt aan beide kanten in de familie voor. De mogelijkheid dat dyslexie in combinatie met een beperkte motoriek ook van invloed is op het gedrag van het kind werd pas na langere tijd door de school onderkend. 5.4.2 Opvoedingsvragen naar leeftijd In het gesprek is onderscheid gemaakt in de leeftijd van het kind en het hebben van opvoedingsvragen. Per leeftijdsgroep zijn de ervaringen van de deelnemende ouders doorgesproken. Leeftijd 0-4 jaar Ouders vinden dat er een groot verschil is aan beschikbare informatie, advies en ondersteuning in de eerste vier levensjaren van het kind en de periode daarna. Vlak na de geboorte van het kind hebben ouders regelmatig contact met andere jonge ouders. Dit contact ontstaat onder andere door zwangerschapsgymnastiek. Na de geboorte krijgen ouders vanuit het eigen netwerk veel aandacht. Naast deze formele en informele kanalen lezen hoogopgeleide ouders in deze periode veel over de ontwikkeling van het kind en de opvoeding. Er wordt gebruik gemaakt van internet, boeken en tijdschriften. In de leeftijd van 0-4 jaar speelt het consultatiebureau een prominente rol. De medewerkers van het consultatiebureau zijn voor de ouders bekend. De contactmomenten met ouders zijn zo frequent, dat zij bij extra vragen en/of ondersteuning de weg naar het consultatiebureau weten te vinden. Naast het consultatiebureau maken bijna alle hoogopgeleide ouders gebruik van of de kinderopvang en/of de peuterspeelzaal. Bij beide voorschoolse voorzieningen is het contact tussen de ouders en de leidsters intensief. Voor ouders bestaat de mogelijkheid om contacten te leggen met leidsters en met andere ouders. Van het kind worden in de kinderopvang dagelijks rapportages gemaakt, die ouders kunnen inzien. Basisschoolleeftijd De overgang naar de basisschool wordt door alle aanwezigen als zeer groot ervaren. Van een veilige omgeving in thuissituatie, speelzaal of kindercentrum, waar aandacht is voor jou en je kind, gaan ouders over naar een schoolsysteem. Daar staat niet het individu maar de groep en het systeem centraal. Op school gelden regels die in de voorschoolse periode niet tellen. Met name ouders die voor het eerst de overgang naar het basisonderwijs meemaken, ervaren met regelmaat een cultuurschok. Tegelijkertijd met de overgang naar het basisonderwijs verandert ook het gedrag van het kind.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
37
Het moet kunnen zitten in een kring, zelfstandig naar de wc gaan, tussen de middag overblijven en na school met vriendjes spelen of naar de buitenschoolse opvang gaan. Zowel vanuit de school, als vanuit het kind krijgen ouders relatief weinig informatie. Hierdoor resteert weinig zicht op het gedrag en de ontwikkeling van het kind op school. De aanwezige ouders geven aan dat juist in deze periode ouders veel vragen hebben: vragen over het schoolsysteem, het gedrag van het kind en het verloop van de verdere ontwikkeling. Met deze vragen kunnen ouders nergens terecht. Het contact met het consultatiebureau is voorbij en de schoolarts wordt pas aangetroffen in groep 2 van de basisschool. Vanuit school organiseren leerkrachten twee- tot driemaal per jaar een zogenaamd tien-minuten-gesprek. In deze beperkte tijd is nauwelijks tijd voor vragen over de opvoeding. Het contact met medeouders is op school anders dan in de voorschoolse periode. Ouders zijn wisselend aanwezig en zijn het schoolsysteem in mindere of meerdere mate al langer gewend. Het is minder vanzelfsprekend contact te hebben. Vaak gaan de contacten pas lopen, als kinderen buiten school om met elkaar gaan spelen. De directe steun die je als ouder krijgt van medeouders op school wordt als wisselend ervaren. De gesprekken gaan meer over hoe goed het met het kind gaat en waar hij/zij in uitblinkt dan over de echte dagelijkse gang van het leven. Naast de informele steun wordt ook de formele steun vanuit school wisselend ervaren. Een ouder vertelt dat zij in groep 4 problemen kreeg met haar oudste kind. Vanuit school kreeg zij het signaal dat het kind niet wilde werken in de klas en afwijkend gedrag vertoonde. Pas in groep 6 heeft de ouder - na langdurig surfen op internet - samen met een intern begeleider van school boven tafel kunnen krijgen wat de mogelijke oorzaken zouden kunnen zijn van het gedrag van het kind. Op grond van de diagnose van de ouder is een plan van aanpak uitgezet wat deels door de ouders zelf en deels door de school is uitgevoerd. De ouder heeft het gevoel gehad dat zij zelf heeft moeten uitzoeken wat er aan de hand was. Zij heeft onvoldoende steun ondervonden van zowel de school als van medeouders. Voortgezet onderwijs Eén van de aanwezigen heeft een kind dat net gestart is in het voortgezet onderwijs. De overgang van de basisschool naar de middelbare school is deze ouder meegevallen. De rol als ouder wordt totaal anders ervaren dan op de basisschool. Als ouder kom je nauwelijks nog op school en ben je zo goed als helemaal afhankelijk van hetgeen wordt verteld door je kind. Vragen over de opvoeding worden door deze ouder niet gekoppeld aan school. Deze ouder wil wel graag geïnformeerd worden over de puberteit en vraagt zich af waar ze deze informatie kan halen. 5.4.3 Gebruikte kanalen om vragen te bespreken In het gesprek zijn de beschikbare kanalen op het gebied van opvoedingsondersteuning en de wijze waarop ouders daar wel of geen gebruik van maken uitgebreid doorgesproken. Deze zijn onderscheiden in media, informele en formele kanalen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
38
Media De ondervraagde ouders maken allen gebruik van internet. 17 Naast www.oudersonline.nl worden onderwerpen opgezocht met behulp van de zoekmachines op internet. Welke sites bezocht worden, hangt af van het vraagstuk. Een ouder heeft zowel over de inhoud (aard van het probleem) als over het aanbod (instanties met een bepaald aanbod, steunorganisaties als BALANS enzovoorts) informatie verzameld. Door middel van de informatie op internet heeft zij haar vraagstukken beter kunnen ontrafelen. Zij kon daardoor op school en aan professionals gerichte vragen stellen. Boeken over opvoeding worden door de ondervraagde ouders veelvuldig geraadpleegd. Met name in de eerste vier levensjaren wordt gebruik gemaakt van opvoedkundige en ontwikkelingsgerichte boeken. In de basisschoolleeftijd is het gebruik van boeken beduidend lager. De ouders weten niet welke boeken zij het beste kunnen raadplegen. Boeken over de puberteit worden door een aanwezige ouder wel gelezen. Aan de titel van het boek weet men vaak over welke ontwikkelingsfase van het kind het gaat. Tijdschriften zijn bij de ouders populair. Gelezen worden de bladen: Kinderen, Groter Groeien en J/M. Het laatste blad heeft nu ook een tijdschrift voor ouders met kinderen in de puberteit. De tijdschriften hebben voor de ouders niet alleen een informerende functie. De opvattingen van deskundigen en de verhalen van ouders hebben een ondersteunende en relativerende werking. Opvoedkundige programma’s op televisie worden niet veel bekeken door de ondervraagde ouders. De programma’s worden vaak uitgezonden op een tijdstip dat slecht uitkomt. Als er een programma komt dat specifiek ingaat op een vraag van de ouder, dan wordt er wel gekeken. In januari 2005 wordt een programma uitgezonden met de titel Eerste Hulp bij het Opvoeden, een Amerikaans programma waarin uit de hand gelopen opvoedingssituaties ouders op een intensieve manier begeleid worden. De beelden van deze gezinssituaties werken relativerend op de kijkende ouders, zo stellen de aanwezigen. Over kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar zijn veel voorlichtingsfolders voor ouders beschikbaar. Het consultatiebureau heeft folderrekken, waarin deels reclame en deels op opvoeding gerichte informatie te vinden is. Op de peuterspeelzaal en kinderopvang hangt een prikbord met veel informatie. Deze informatie is zoveel, dat ze door ouders slecht gelezen wordt. Alleen de folders en boodschappen die qua kleur en vormgeving opvallen, worden ze opgemerkt.
17
De Fontys Hogeschool in Eindhoven heeft in 2003 een onderzoek gedaan naar computergebruik in relatie tot opvoedingsondersteuning (Dinther, M. van (2003: Opvoedings-ondersteuning en ICT). Met de komst van de computer en met name van internet heeft een andersoortige vorm van informatieoverdracht en communicatie haar intrede gedaan. De indruk bestaat dat jonge ouders steeds vaker op internet antwoorden zoeken op vragen en steun zoeken bij problemen, die zij ervaren bij de ontwikkeling en opvoeding van hun kind(eren). De grootste en meeste bekeken website in Nederland is www.oudersonline.nl. Deze site trekt per maand 100.000 bezoekers. De bezoekers vragen per maand 4,5 miljoen pagina’s op en plaatsen 20.000 berichten op Forum. De redenen van ouders om de site te bezoeken zijn in kaart gebracht: 77% wil informatie verkrijgen, 14% komt voor het vinden van herkenning, 4% voor het ontvangen van een mening en 3% voor het vinden van een luisterend oor. 88% van de bezoekers van www.oudersonline.nl maakt ook gebruik van andere vormen van ondersteuning. Technologische supplementen lijken daarmee geen substituut blijken te zijn voor het oude, maar een aanvulling. Ouders combineren virtuele steun met steun van professionals. Het onderzoek constateert dat professionals te weinig verwijzen naar internet.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
39
Op de basisschool zijn doorgaans geen opvoedkundige folders beschikbaar. Ook daar is een prikbord. Dat wordt door ouders weinig bekeken. Informele kanalen De partner, zover deze er is, wordt door alle aanwezige als meest belangrijke ervaren, als het gaat om een gesprekspartner over opvoeding en ontwikkeling van de kinderen. Vragen en zorgen worden met de partner gedeeld. In veel gevallen is het delen van informatie voldoende. Als er echt iets aan de hand is, wordt er verder gekeken. Het consulteren van familie wordt door de aanwezigen verschillend ervaren. Het hangt erg van de aard van de relatie met de familie af of er met hen in gesprek wordt gegaan. Advies vragen aan moeders en zussen wordt met aarzeling begroet. Het zelf oplossen van vraagstukken ligt binnen deze groep ouders meer voor de hand. Eén van de ouders bestempelt door de problemen met de opvoeding binnen haar familie haar eigen situatie als tamelijk eenvoudig. Het praten met vrienden over kinderen wordt door alle aanwezigen als zeer prettig ervaren, want: “Je kunt gewoon vertellen, zonder dat er geoordeeld wordt”. Bij familie en ouders van school zijn de aanwezigen op hun hoede. Bij vrienden kunnen ze vaak vrijuit praten. Het vrijuit praten werkt ondersteunend, maar lost het vraagstuk niet op. Het oplossen moeten ouders uiteindelijk zelf doen. Formele kanalen De huisarts wordt door de aanwezigen niet direct gezien als iemand om te raadplegen als je als ouder vastloopt in de opvoeding. Eén van de ouders geeft aan dat zij de huisarts in het laatste stadium van haar zelfonderzoek heeft geraadpleegd. De weg die zij met haar kind wilde bewandelen, lag voor haar inmiddels vast. De huisarts moest alleen nog benaderd worden voor toestemming en verwijzing. De betreffende huisarts vond dit zelf geen prettige route, omdat zij zelf een aandeel wilde hebben naar wie het kind werd doorverwezen. De rol van het consultatiebureau wordt door alle ouders als belangrijk gezien. De medewerkers van het consultatiebureau zijn bekend bij ouders. Daardoor is het gemakkelijk om vragen te stellen. Ondanks de geringe beschikbare tijd voor het verhaal van ouders ervaren ouders het consultatiebureau als dichtbij. De schoolarts blijkt voor de aanwezige ouders geen vervanging te bieden voor het consultatiebureau. Het eerste contactmoment met de schoolarts is in groep 2 van de basisschool. De periode tussen het laatste consult op het consultatiebureau en het eerste contact met de schoolarts wordt door deze ouders als te lang ervaren. Tussen het eerste en tweede contactmoment met de schoolarts zit 5 jaar. Het begrip opvoedingsondersteuning wordt door de ouders niet in relatie gebracht met de schoolarts. Eén van de ouders ervaart de GGD als vragen stellend en weinig informatie biedend. De aanwezige ouders hebben geen van allen nog gebruik gemaakt van het opvoedbureau. Het feit dat er een opvoedspreekuur is in het gebouw, waarin zich ook het consultatiebureau, de kinderopvang en de peuterspeelzaal bevindt, is niet bekend. De aanwezige vader wil gebruik gaan maken van het opvoedbureau, maar zowel hijzelf als zijn vrouw kunnen niet op het dagdeel dat het spreekuur in Moordrecht plaatsvindt (2x per maand op de dinsdagmiddag). De beeldvorming bij een andere ouder over het opvoedbureau is, dat je daar heen gaat als je echt problemen hebt.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
40
Na uitleg over de werkwijze van het opvoedbureau gaf zij aan veel belangstelling te hebben voor een dergelijke vorm van opvoedingsondersteuning. De rol van school in relatie tot opvoedingsondersteuning wordt door alle ouders als zeer essentieel genoemd. Het is de plaats, waar zowel het kind als de ouder bijna dagelijks komen. Op school maakt het kind een grote ontwikkeling door. Ouders hebben behoefte daarover te praten. De steun en informatie vanuit school wordt door de aanwezige ouders als onvoldoende gezien. Ze stellen dat het vooral van jezelf afhangt of je wel of niet geïnformeerd wordt over je kind(eren). De aanwezige ouders willen graag functies van opvoedingsondersteuning koppelen aan school. Praten over je kind vindt in de kinderopvang en de peuterspeelzaal veelvuldig plaats, zo melden de ondervraagde ouders. Op de kinderopvang is per kind een schrift, waarin de dagelijkse ontwikkelingen beschreven staan. Op de peuterspeelzaal is dit minder het geval. Wel wordt ouders ruimte geboden om vragen te stellen. Het ochtend- en middag kopje koffie of thee wordt gewaardeerd en gezien als mogelijkheid om in gesprek te komen. Als leidsters zorgen hebben over de opvoeding en/of ontwikkeling, dan kunnen ze snel contact met de ouders zoeken. De ouders verwachten geen opvoedingsadviezen van de kinderopvang en peuterspeelzaal, maar wel informatie over de ontwikkeling van het kind. Zij willen er hun verhaal kwijt en een professionele persoon tegenover zich, die luistert. Het bestaan van de (landelijke) opvoedtelefoon is bij de aanwezige ouders bekend. De folder van de opvoedtelefoon valt door zijn kleur op en wordt tussen de andere folders op het prikbord opgemerkt. De aanwezige vader heeft 1x de opvoedtelefoon gebeld. Hij was zeer tevreden over de wijze waarop er naar hem werd geluisterd, vragen werden gesteld en advies werd gegeven. Dat er in Moordrecht opvoedkundige oudercursussen zijn georganiseerd, is bij de aanwezige ouders niet bekend. Over het bestaan daarvan wordt positief gereageerd. Op de vraag of ouders aan cursussen zouden deelnemen werd terughoudend gereageerd. Deelname hangt af van de inhoud van de cursus af en de duur van een cursus, zo stellen de ouders. Een cursus van 5 bijeenkomsten ervaren zij als veel. De interesse voor themabijeenkomsten onder de aanwezige ouders is groot. Wat hen betreft gaan zij zeker deelnemen aan themabijeenkomsten, met name als ze georganiseerd worden op een plaats waar zij vaak komen. Het maximale aantal groepsbijeenkomsten, waaraan zij willen deelnemen, stellen ze op 2 of 3 keer per jaar. Als thema’s noemen ze: regels en grenzen, waarden en normen en sociaalemotionele ontwikkeling. In Gemeente Moordrecht houdt een vrijgevestigde pedagoog praktijk. Er is een folder van haar praktijk beschikbaar. Geen van aanwezige ouders heeft ervaring met haar. Op de vraag wanneer ouders naar een vrijgevestigde pedagoog gaan, worden met name complexiteit van het vraagstuk en anonimiteit als aanleiding genoemd. In geval van hoge nood zouden deze ouders bereid zijn de kosten voor een vrijgevestigde pedagoog zelf te betalen. Maatschappelijk werk en opvoedingsondersteuning worden door de aanwezige ouders niet aan elkaar gekoppeld. Het blijkt dat het Algemeen Maatschappelijk Werk in Moordrecht zich vooral richt op volwassenen. Wat Bureau Jeugdzorg doet, is bij de aanwezigen onvoldoende bekend. Het klinkt voor hen als een zware instantie, waar je komt als er echt iets aan de hand is met je kind. Dat Bureau Jeugdzorg ook functies heeft op het gebied van opvoedingsondersteuning, is voor de ouders nieuwe informatie.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
41
5.4.4 Wensen op het gebied van opvoedingsondersteuning Op grond van de ervaringen met de beschikbare kanalen hebben de aanwezige ouders de volgende wensen geformuleerd. • Duidelijke informatie over (zowel lokale, regionale als landelijke) voorzieningen op het gebied van opvoedingsondersteuning. • Veel meer informatie en advies vanuit de basisschool. School zien ouders als de plek waar opvoedingsondersteuning vorm en inhoud kan krijgen. • Themabijeenkomsten over opvoedkundige onderwerpen, te organiseren vanuit kinderopvang, peuterspeelzaal en school, de plekken waar deze ouders komen.
5.5 Conclusies over hoogopgeleide ouders 5.5.1 Over de onderzoeksaanpak De conclusie van het onderzoek naar hoogopgeleide ouders is gebaseerd op een verkenning van aandachts- en verbeterpunten. Er is gebruik gemaakt van actuele, algemene literatuur over het veranderende opvoedingsklimaat in Nederland. In deze literatuur wordt geen onderscheid gemaakt naar specifieke groepen ouders. We hebben geen specifieke literatuur over hoogopgeleide ouders gevonden. Typeringen over hoogopgeleide ouders zijn wel te vinden in populaire tijdschriften. Het doel van deze tijdschriften is zowel informatie te verstrekken aan ouders als hen een spiegel voor te houden. De artikelen zijn over het algemeen niet wetenschappelijk onderbouwd. Dat wat in tijdschriften te lezen is, komt sterk overeen met de informatie van sleutelfiguren over hoogopgeleide ouders. Wat betreft de werving en onderzoeksmethode kan geconcludeerd worden dat deze niet de gewenste resultaten hebben opgeleverd. Er is een wetenschappelijk onderbouwde achtergrondinformatie gevonden. Het onderzoek bevestigt de vooronderstelling dat het moeilijk is om ouders te werven voor deelname aan het onderzoek. Er is te weinig aandacht geweest voor de motivatie voor deelname aan het onderzoek. Daarnaast is het tijdstip van werven zeer ongelukkig uitgevallen. Doordat de werving gebrekkig is verlopen, blijft het de vraag of hoogopgeleide ouders bereid zijn deel te nemen aan een gespreksbijeenkomst. Naar onze mening biedt een groepsgesprek met een kleine groep ouders mogelijkheden om dieper en spontaner op vraagstukken in te gaan dan nu het geval is geweest. Om tot brede conclusies te komen voor hoogopgeleide ouders is vervolgonderzoek nodig. Bij een eventueel vervolg is het raadzaam rond één of meer enthousiaste en betrokken ouders een groep te formeren. Het tijdsbestek van dit onderzoek was te kort om dit te realiseren. Ook kan gedacht worden aan de mogelijkheid om ouders individueel te benaderen, eventueel via een schriftelijke of telefonische enquête. 5.5.2 Bekendheid met het aanbod Voor de ouders die aan het gesprek in Moordrecht hebben deelgenomen, is het aanbod van opvoedingsondersteuning in en buiten hun gemeente onvoldoende bekend.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
42
5.5.3 Ondersteuningsbehoeften De ondervraagde ouders geven aan dat de zorg en ondersteuning goed geregeld is tot het kind vier jaar oud zijn. Als het dan de stap naar de basisschool maakt, verandert er veel. De veranderingen voor het kind en de ouder moeten ze zelf ondervinden en ontdekken. Veel nieuwe zaken gewoon horen bij de overgang en hoeven niet verontrustend te zijn. De ouders zouden graag in een vroeg stadium geïnformeerd worden. Dit kan op verschillende manieren: door middel van mondelinge en/of schriftelijke informatie zoals een folder “Naar de basisschool en dan….”? De rol van school wordt door ouders essentieel gevonden. De ouders geven aan dat school een goede locatie is om informatie te halen over opvoeding, ontwikkeling en instanties voor opvoedingsondersteuning. De school zien ze immers als de plek waar het kind en de ouder het meeste komen. De ouders blijken vooral behoefte te hebben aan steun en informatie dicht bij huis: waar kan ik heen met welke vraag en wie helpt mij bij het onderzoeken van de vraag? Ze vinden het moeilijk de juiste route te bewandelen voor de juiste ondersteuning. Ouders verwachten van school geen opvoedingsadviezen, maar wel een luisterend oor van iemand die hulp biedt bij het onderzoeken van de vraag en de weg wijst in opvoedingsland. Naast de informatievoorziening en de rol van school noemen ouders de behoefte aan themabijeenkomsten over opvoedkundige onderwerpen. Indien deze georganiseerd worden op een plek waar zij veel komen, zijn de aanwezige ouders geïnteresseerd in deelname. Het is onduidelijk hoe de grote groep ouders die niet aan het gesprek wilden deelnemen hierover denkt.
5.6 Aanbevelingen Ouders willen graag een actuele wegwijzer in de vorm van een folder, waarin ze geïnformeerd worden over het aanbod van opvoedings-ondersteuning zowel binnen de gemeente als landelijke voorzieningen (denk aan de opvoedtelefoon). Deze is ook voor (para)professionals te gebruiken. Ouders willen door en/of via school geïnformeerd en ondersteund worden. We stellen voor een project te starten waarin de taken en mogelijkheden van opvoedingsondersteuning op school centraal worden gesteld met als centrale vragen: welke taak en rol kan het basisonderwijs spelen in het kader van opvoedingsondersteuning? en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan? en welke personen binnen en buiten de school kunnen hier een rol in spelen? Ouders komen minder op school, zodra hun kind voortgezet onderwijs volgt. Ze hebben wel de behoefte om geïnformeerd en/of ondersteund te worden. Ook vanuit het voortgezet onderwijs is de informatievoorziening aan ouders van belang. We adviseren scholen voor voortgezet onderwijs na te denken over en te starten met opvoedingsondersteunende activiteiten. Versterking en verbreding van deskundigheid op het gebied van opvoedingsondersteuning voor medewerkers van peuterspeelzalen, kinderopvang en basisonderwijs is nodig om ouders beter van dienst te kunnen zijn.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
43
6 Alleenstaande ouders 6.1 Inleiding Het onderzoek onder alleenstaande moeders heeft plaatsgevonden in de gemeenten Dordrecht en Rijswijk. Dordrecht is een stad met 120.000 inwoners, verdeeld over 11 wijken. Uit de sociale staat van Dordrecht, een monitor waarmee de leefsituatie en participatie van Dordtse burgers in beeld wordt gebracht, blijkt dat één op de negen huishoudens een eenoudergezin betreft. Rijswijk is een gemeente met 48.000 inwoners. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit 2004 komt naar voren dat er 650 eenoudergezinnen in Rijswijk wonen. Met medewerking van de beleidsambtenaar opvoedingsondersteuning van de Gemeente Dordrecht, de manager van de Dordtse Welzijns Organisatie (DWO ) en de regioconsulenten van JSO zijn zeven sleutelinformanten benaderd: een manager van DWO, een coördinator van het peuterwerk Dordrecht, een coördinator van het vrouwencentrum Menzil, een coördinator van Sentro di mama, een coördinator van Home-Start Dordrecht en twee peuterspeelzaalleidsters. Met medewerking van de beleidsambtenaar Welzijn, Cultuur en Onderwijs van de gemeente Rijswijk en de regioconsulent Haaglanden van JSO zijn zes mensen benaderd: een leidster van kinderopvang Rijswijk, een medewerker van de Sociale Dienst, een medewerker van het opvoedbureau Rijswijk, een wijkverpleegkundige van het consultatiebureau Rijswijk, een spelbegeleidster van Spel op maat in Rijswijk en een maatschappelijk werker van het Algemeen Maatschappelijk werk Rijswijk. Deze sleutelinformanten hebben geholpen met de werving van ouders voor het onderzoek en zij hebben algemene informatie gegeven over de doelgroep. In totaal is met 18 moeders gesproken. Er zijn 12 individuele gesprekken met moeders gevoerd en er heeft één groepsbijeenkomst met 8 moeders plaatsgevonden.
6.2 Achtergrondinformatie Op verschillende manieren is geprobeerd algemene informatie te krijgen over alleenstaande ouders. We geven allereerst weer wat we gevonden hebben aan recente wetenschappelijke inzichten over de opvoeding in eenoudergezinnen. In paragraaf 3.2.2 schetsen we de inzichten die we hebben verkregen uit gesprekken met sleutelfiguren in de lokale situaties Dordrecht en Rijswijk. 6.2.1 Literatuur Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal eenoudergezinnen de afgelopen decennia fors is toegenomen. Het aandeel eenoudergezinnen van het totale aantal huishoudens met kinderen is met 22% het hoogst in Zweden, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met 17%. In Nederland ligt het percentage op 11%. Ons land ligt hiermee boven het Europese gemiddelde van 9%. In de eenoudergezinnen is in negen op de tien gevallen sprake van een alleenstaande moeder. Een ruime meerderheid van de alleenstaande ouders in de Europese Unie is 25 - 49 jaar oud. 18
18
Lehman, P. en C.Wirtz, Household formation in the EU-Lone parents, 2004
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
44
In eenoudergezinnen gaat het om een gezin, waarin één ouder samenleeft met haar of zijn kinderen in een huishouden, waarin geen vaste partner van de ouder aanwezig is en waarin tenminste één kind jonger dan 18 jaar aanwezig is. 19 Het begrip eenoudergezin kan in enge of in ruime zin geïnterpreteerd worden. 20 In enge zin kan men stellen, dat het alleen gaat om gezinnen waarbij de ouder helemaal alleen verantwoordelijk is voor de opvoeding. In ruime zin zijn er gezinnen, waarin na een echtscheiding beide ouders de opvoedingsverantwoordelijkheid dragen door middel van co-ouderschap en al dan niet via nieuw samengestelde gezinnen, waarin een ouder met kinderen een gezin gaat vormen met een nieuwe partner met of zonder kinderen. In dit onderzoek gaan we uit van de enge opvatting, waarbij we doelen op een gezin waarin één ouder alleen verantwoordelijk is voor de opvoeding van één of meer kinderen. Ook wanneer we deze enge definitie van eenoudergezinnen gebruiken, vormen deze gezinnen een zeer gevarieerde groep. De verschillen onderling zijn gebaseerd op 21 : • oorzaken en motieven van het eenouderschap, zoals overlijden of (echt)scheiding • (al dan niet naar eigen keuze); • kenmerken van de alleenstaande ouder; • kenmerken van de kinderen; • kenmerken van het gezin. De grote verscheidenheid aan gezinnen maakt dat het moeilijk is algemene uitspraken te doen over ‘de’ opvoeding en ‘de’ ontwikkeling van de kinderen in eenoudergezinnen. Onderzoek in de tachtiger jaren 22 heeft aangetoond dat kinderen uit eenoudergezinnen vaker problemen hebben dan kinderen uit intacte tweeoudergezinnen. Verschillen doen zich voor op een drietal domeinen. • Kinderen uit eenoudergezinnen vertonen gemiddeld meer gedrags- en emotionele problemen. • Zij leveren gemiddeld minder goede schoolprestaties, stromen minder door naar hoger onderwijs. • Kinderen uit eenoudergezinnen hebben gemiddeld meer gezondheidsproblemen. De effecten blijken groter te worden onder slechtere economische omstandigheden. 23 Ook in de adolescentie en de volwassenheid blijven ze doorspelen. 24 In meer recent onderzoek 25 is men vooral geïnteresseerd in de factoren, die leiden tot problemen bij deze kinderen en die verklaren waarom kinderen uit eenoudergezinnen het minder goed doen. Als klassieke basisveronderstellingen met betrekking tot de opvoeding worden genoemd: • de ouder-kind relatie wordt beschouwd als een wisselwerking, waarin beide partners elkaar voortdurend beïnvloeden (het zogenaamde transactionele model); 19
Bron: Nederlands Sociaal en Cultureel Planbureau, van Delft, M.& Niphuis-Nell, M,Eenoudergezinnen: ontstaan , leefsituatie en voorzieningengebruik, 1988 20 Van den Bergh & Van Dongen, De positie van eenoudergezinnen inVlaanderen, 1998 21 Van den Bergh & Van Dongen, De positie van eenoudergezinnen in Vlaanderen, 1998 22 Hetherington & Stanley-Hagan, The adjustmentof children with divorced parents; a risk en resiliency perspective, Journal of Child Psychology and Psychiatry, 1999 23 Dronkers, J., Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van kinderen. Mens en Maatschappij, 1992 24 Amato, P.R. Children of divorched parents as young adults, 1999 25 Colpin, Vandemeulebroecke, De Munter, 2000
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
45
•
de opvoeding wordt gesitueerd in samenhang met ander factoren (individuele ouderkenmerken, individuele kindkenmerken, gezinsfactoren en omgevingsfactoren) 26 (het zogenaamde ecologische model).
Ondanks de verscheidenheid treden een aantal zaken bij de eenoudergezinnen op de voorgrond als specifieke risico’s. Die verklaren deels waarom bij kinderen uit eenoudergezinnen relatief veel problemen voorkomen. Risicofactoren Nasleep ingrijpende levensgebeurtenis Eenoudergezinnen ontstaan vaak naar aanleiding van een ingrijpende levensgebeurtenis, zoals verlies van partner en ouder door overlijden of scheiding. Dat kan gepaard gaan met intense gevoelens van verdriet en in geval van scheiding met veel conflicten. Dit kan een grote druk leggen op het gezin. Schuldgevoelens kunnen bij kinderen spelen, omdat ze denken dat ze de oorzaak zijn van de scheiding. De alleenstaande ouder kan negatieve gevoelens hebben ten aanzien van het kind, omdat het hem of haar voortdurend doet denken aan de partner. In deze periode doen zich veel psychosomatische klachten voor bij ouders en emotionele problemen bij kinderen. Taakverzwaring De alleenstaande ouder moet alle taken uitvoeren die in volledige gezinnen door twee volwassenen worden gedeeld, zoals zorgen voor inkomen, huishouden, opvoeden van de kinderen. Zeven op de tien alleenstaande ouders in Nederland werkt in deeltijd. 27 In een studie naar het gezinsfunctioneren in eenoudergezinnen blijkt, dat tweederde van de ouders zich af en toe overbelast voelt. Naast het vele werk speelt het alleen dragen van verantwoordelijkheid hierbij een rol. Beroepsactieve alleenstaande ouders kampen veel meer met tijdgebrek dan niet alleenstaande ouders. Economische positie De sociaal–economische situatie is een zeer belangrijke risicofactor voor eenoudergezinnen. Het gezinsinkomen is doorgaans veel lager dan dat in volledige gezinnen. Het armoedepercentage is in eenoudergezinnen dubbel zo hoog als in de totale groep gezinnen. Het armoedeprobleem treft vooral alleenstaande gescheiden moeders. Deze situatie is een hoofdoorzaak van de grote omvang aan problemen bij kinderen uit eenoudergezinnen. Maatschappelijke positie Verschillende Nederlandse onderzoeken wijzen op een sociaal isolement van alleenstaande ouders, als persoon en als groep. Veel van deze moeders erkennen hun eenzaamheid en isolement. Zelfs wanneer men beroepsactief is en daardoor meer kansen heeft op sociale contacten en steun, is de combinatie werk en gezin vaak zo belastend dat het sociale leven daardoor op een laag pitje staat. De belangrijkste problemen op het vlak van sociale contacten zijn de gebondenheid aan huis, het niet beschikbaar zijn of niet kunnen betalen van kinderopvang en het niet kunnen betalen van uitgaansactiviteiten Sociale isolatie wordt bevorderd door stigmatisering. Hoewel de Nederlandse samenleving de laatste decennia toleranter is geworden ten aanzien van eenoudergezinnen, worden zij nog vaak negatief bejegend.
26 27
Colpin, Vandemeulebroecke, De Munter, 2000 Centraal Bureau Statistiek, bevolkingstrends, 2004
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
46
Daar waar eerst werd gestigmatiseerd in de vorm van mensen die gescheiden zijn, wordt tegenwoordig meer de groep gestigmatiseerd vanwege achterstands-, probleem- of kansarme situaties. Factoren in de opvoeding ‘Minder’ opvoeden Verschillende studies hebben aangetoond dat de periode rond een scheiding gepaard gaat met minder aandacht van de ouders, minder communicatie, affectie, controle en monitoring (volgen en weten waar het kind mee bezig is). 28 Verminderde gezagsfunctie • Een eenduidige vaststelling in de verschillende pedagogische onderzoeken bij eenouder-gezinnen is de verminderde gezagsfunctie bij zowel alleenstaande moeders als vaders. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven. • Een tweede ouder kan het gezag van een ouder versterken. • Moeders schieten tekort in de gezagsfunctie, omdat zij niet gesocialiseerd zijn in de traditioneel vaderlijke taak. 29 • Het gedrag van de partner tijdens de scheiding kan ondermijnend zijn voor het gezag van de alleenstaande ouder. • De scheiding kan schuldgevoelens, gevoelens van incompetentie en gebrek aan zelfvertrouwen veroorzaken, waardoor het voor de ouder moeilijker is om de gezagsfunctie op te nemen. • Door de scheiding wordt de relatie tussen de alleenstaande ouder en de kinderen vaak hechter en minder hiërarchisch. Afwezigheid van rolmodel De aanwezigheid van slechts één ouder betekent ook de afwezigheid van een rolmodel of identificatiefiguur voor het andere geslacht. Dit is meestal de vaderfiguur. Er is de laatste tijd veel aandacht voor de negatieve invloed van de afwezigheid van een vaderfiguur voor jongens. In een artikel in de Dordtenaar van 2 augustus 2004 komt een boek van psychologe Martine Delfos onder de aandacht waar gedragsverschillen tussen jongens en meisjes worden beschreven. Zij pleit voor meer mannen in de kinderopvang, want, zegt ze:: ”Jongens hebben seksevoorbeelden nodig.” Opvoedingsonzekerheid Alleenstaande ouders zijn in hun eentje verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Hun situatie is soms complex als gevolg van de scheiding van hun partner en daaruit voortkomende sociaal-economische en pedagogische regelingen en conflicten. Alleenstaande ouders zijn meer onzeker over de opvoeding en hebben meer opvoedingsvragen, vooral met betrekking op de gezagsfunctie en het ongewenst gedrag van kinderen. 30 Behoefte aan steun Doorgaans is bij vragen en problemen rondom opvoeding de partner de belangrijkste vorm van steun. Alleenstaande ouders hebben geen direct klankbord. Onderzoek van Hermanns en Vergeer (1996) toont aan dat alleenstaande ouders grote mate open staan voor advies en ondersteuning met betrekking tot de opvoeding van buitenaf. Toch worden alleenstaande ouders als moeilijk bereikbaar beschouwd. Verklaringen hiervoor kunnen zijn dat er veel onzekerheid bestaat bij alleenstaande ouders. 28
Avenevoli, S.Sessa, F.M. & Steinberg, L. Family structure, parenting practices and adolescent adjustment: An ecological examination, 1999 29 Thomson, E., Mc Lanahan, S.S & Curtin, R.B. Family structure, gender en parental socialization. 30 Bosman, 1995, Hermanns en Vergeer, 1996,
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
47
Ook kan het zijn dat opmerkingen uit de omgeving (onterecht) als kritiek worden ervaren. Mogelijk hebben alleenstaande ouders veel behoefte aan begrip en erkenning voor hun situatie, maar zijn ze tegelijkertijd bang dat hierdoor een negatief beeld van hun ontstaat, alsof ze de taken niet alleen aankunnen.
6.2.2 Lokale situaties Dordrecht Tabel Leeftijd huishoudens per huishoudentype 1 januari 2004 Leeftijd
0-4 j 5-9 j 10-14 j 15-19 j 20-24 j 25-29 j 30-34 j 35-39 j 40-44 j 45-49 j 50-54 j 55-59 j 60-64 j 65-69 j 70-74 j 75-79 j 80-84 j 85-89 j 90-94 j 95 ouder Totaal
Twee personen gehuwd
Twee personen ongehuwd
Twee ouder gezin met kind (eren)
2 110 323 379 338 324 450 1.021 1.899 1.737 1.527 1.321 991 561 168 36 3
17 354 836 718 403 315 270 264 260 150 127 102 78 55 35 11 1
0 73 406 1.547 2.468 2.577 2.301 1.713 965 343 157 84 42 19 4
11.190
3.996
12.699
Een ouder gezin met kind (eren)
Meerpersoons huishoudens (3 e.m.)
Een persoons huishouden
Totaal
52 333 571 992 1.024 977 760 494 234 102 84 71 67 39 29 9 1
16 44 82 44 36 47 32 42 48 27 19 13 2 7 6 2
115 784 1.424 1.432 1.228 1.094 1.017 1.089 1.251 1.074 1.075 1.176 1.308 1.245 679 292 38
202 1.698 3.642 5.042 5.497 5.334 4.830 4.623 4.657 3.433 2.989 2.767 2.488 1.926 921 350 43
5.769
467
16.321
50.442
Dordrecht telt op 1 januari 2004 120.000 inwoners. 31 Hiervan behoren 5.769 inwoners (circa 5%) tot een eenoudergezin. In de sociale staat van Dordrecht, een monitor waarmee de leefsituatie en participatie van Dordtse burgers in beeld wordt gebracht, worden de eenouder-gezinnen ‘kwetsbare’ groepen genoemd. Ten aanzien van deze doelgroep wordt op basis van het onderzoek het volgende geconstateerd. De financiële situatie is ongunstig, maar er lijkt een positieve ontwikkeling te zijn. Ten opzichte van 2001 hebben zij minder vaak een laag inkomen en zeggen ze minder schulden te moeten maken. Verder spelen een rol: de lage maatschappelijke participatie, het minder gebruik maken van vrijetijdsvoorzieningen. 16% van de alleenstaande ouders is sociaal geïsoleerd, 9% is dat enigszins. De gezondheid wordt vaker als slecht ervaren. Er is vaker sprake van psychosomatische klachten. Dordrecht kent een ruim aanbod van activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning, maar deze mist samenhang. Van een aantal projecten is bekend in hoeverre ze de doelgroep eenoudergezinnen bereiken.
31
Schiff, J.M. , Weide, M.G. , sociale staat van Dordrecht 2003, juni 2004
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
48
Bij Home-Start is 80% van de gezinnen een eenoudergezin. Dit komt neer op 80% van 45 ouders (oftewel 36 ouders). 18,2% van de bezoekers van het opvoedbureau is alleenstaand (totaal 36 ouders in 2003). Rijswijk In Rijswijk wonen op 1 januari 2004 iets meer dan 48.000 personen. 32 Daarvan maakt een groep van 9650 (20% = 650) deel uit van een eenoudergezin. Op een totaal van 310 eenoudergezinnen met een bijstandsuitkering telt Rijswijk bij schatting, meren-deels vrouwen, die jonger dan 25 jaar zijn, dat is bijna 10%. Tabel Aantal eenoudergezinnen met jonge kinderen Rijswijk, CBS 1-1-2004 Totaal Leeftijdsklassen kinderen: Jongste 0-5 jaar Jongste 0-5 jaar, oudste 0-5 jaar Jongste 0-5 jaar, oudste 6-11 jaar Jongste 0-5 jaar, oudste 12-17 jaar totaal
347 225 79 33
1 2 3 kind kinderen kinderen of meer absoluut 190 108 49 190 34 1 0 57 22 0 13 20
684
380
212
92
In Rijswijk kwam in 2003 29% van het aantal bezoekers van het opvoedbureau uit een eenoudergezin. Dat komt neer op één op de drie ouders. Het programma Spel op Maat bereikt niet tot nauwelijks eenoudergezinnen. Aan een onlangs gegeven oudercursus over pubers van het Algemeen Maatschappelijk Werk namen 12 ouders deel, waaronder 7 alleenstaande moeders. Zij gaven aan na de cursus behoefte te hebben aan een vervolg. In de beide gemeenten wordt de doelgroep eenoudergezinnen redelijk bereikt. 6.2.3 Informatie van sleutelfiguren De ondervraagde sleutelfiguren in Rijswijk en Dordrecht zijn afkomstig uit verschillende werksoorten: welzijn, jeugdgezondheidszorg, jeugdhulpverlening, buurtwerk, sociaal cultureel werk, kinderopvang, vrijwilligerswerk. De sleutelfiguren benadrukken de diversiteit van de doelgroep alleenstaande ouders. In Dordrecht wonen veel alleenstaande Antilliaanse (tiener)moeders. In Rijswijk zijn de alleenstaande Nederlandse moeders in de meerderheid. Er is sprake van een opeenstapeling van problematieken, zoals huisvesting, werkloosheid, weinig financiële mogelijkheden, eenzaamheid. Moeders kampen met veel met psychosomatische klachten, zoals vermoeidheid en depressieve gevoelens. Veel moeders slikken antidepressiva. Bij allochtone alleenstaande ouders spelen ook problemen met taal en het opvoeden in twee culturen een rol. De alleenstaande ouders verzuipen in de hoeveelheid problemen en zijn niet goed in staat om de juiste hulp te mobiliseren. Mensen wachten te lang voordat ze hulp vragen. Meestal is er dan al sprake van een crisissituatie.
32
CBS, 2004
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
49
Dordrecht kent een ruim aanbod aan opvoe-dingsondersteuning, maar het mist samenhang. Een beperkt aantal instellingen is bekend (zoals huisarts, consultatiebureau en school). Voor ouders is echter niet duidelijk waar ze met welk probleem terecht kunnen. De sleutelfiguren signaleren een geslotenheid bij de Marokkaanse doelgroep. Bij deze ouders spelen gevoelens van schaamte en schuld een rol. Een aantal sleutelfiguren geeft aan, dat er vanuit het welzijnswerk te weinig doorverwijzingen komen, terwijl daar wel veel problemen gesignaleerd worden. Voor het benaderen van de moeilijk bereikbare alleenstaande ouders vinden de informanten dat moet worden uitgegaan van laagdrempelige activiteiten. Contact krijgen en vertrouwen winnen zijn belangrijke kernbegrippen. Dit kan door ontmoetingsplekken voor ouders te creëren. In Dordrecht zijn een aantal van deze ontmoetingsplekken gerealiseerd, zoals Sentro di Mama (een gezellige plek voor alleenstaande Antilliaanse moeders) en vrouwencentrum Menzil. Daar komen vrouwen met een verschillende culturele achtergrond voor allerlei activiteiten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en opvoeding. Het programma Home-Start biedt alleenstaande moeders een aanbod dat aansluit bij de wensen en behoeften van deze doelgroep. Ouders met een kind onder de 6 jaar krijgen een dagdeel in de week praktische ondersteuning van een vrijwilliger, die bij hen thuiskomt. In Dordrecht bestaat 80% van het cliëntenbestand van Home-Start uit eenoudergezinnen. De sleutelfiguren vinden het belangrijk dat in de ondersteuning van alleenstaande moeders de nadruk ligt op ontlasting van de moeder, het begrip tonen voor hun situatie en het kunnen uitwisselen van ervaringen. Daarnaast heeft een groot deel van de ouders behoefte aan praktische ondersteuning op het gebied van het invullen van formulieren, het vinden van een goedkope en goede oppas. Ouders zijn om tal redenen vaak niet in staat om naar de instelling toe te gaan, een huisbezoek biedt daarin uitkomst. Daarmee is gelijk het probleem van de kinderopvang weg.
6.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders In de periode november 2004 tot en met januari 2005 zijn ouders geworven voor het onderzoek. In eerste instantie is ervoor gekozen ouders te werven via de peuterspeelzalen, aangezien we daar ouders vinden van jonge kinderen. Die zouden nog lange tijd baat kunnen hebben bij opvoedingsondersteuning. In Dordrecht is ervoor gekozen niet alle peuterspeelzalen te benaderen, maar alleen de peuterspeelzalen in de wijken die vallen onder Dordtse Welzijns Organisatie (DWO). Daarvan is bekend dat 20% van de ouders alleenstaand is en dat er veel mensen met lage inkomens wonen. De coördinator van het peuterwerk heeft informatiebrieven verspreid onder de peuterspeelzaalleidsters. De leidsters hebben vervolgens aan de alleenstaande ouders om medewerking gevraagd. Aangezien zij voor de ouders een bekend gezicht zijn, leek dit de beste ingang. De uitkomsten waren teleurstellend. Slechts drie ouders waren bereid mee te doen aan het onderzoek, door middel van een individueel gesprek thuis. De leidsters gaven aan dat er verschillende oorzaken zijn waarom deze ouders niet bereid zijn om deel te nemen. Allereerst speelt het feit dat ze onbekend zijn met JSO, de organisatie die het groepsgesprek wil voeren. Verder is de agenda van de decembermaand altijd erg vol. Ook speelt angst voor de Sociale Dienst een rol. Als laatste factor voor terughoudendheid is genoemd het gevoel als aparte groep te worden bestempeld met de daarbij behorende vooroordelen. Vervolgens heeft de coördinator van Sentro di Mama toegezegd alleenstaande Antilliaanse ouders te werven. Daarnaast heeft de coördinator van vrouwencentrum Menzil aan de werving meegeholpen. In totaal zijn in Dordrecht 10 moeders bevraagd.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
50
Daarvan zijn 4 individuele gesprekken gevoerd, waaronder 2 huisbezoeken en 2 individuele gesprekken op het Vrouwencentrum. Ook is een groepsbijeenkomst gehouden met 6 moeders. In Rijswijk is contact gelegd met de Sociale Dienst. Vanwege privacyredenen zijn er geen gegevens verstrekt van alleenstaande ouders. Via het consultatiebureau en het Algemeen Maatschappelijk Werk zijn in Rijswijk ouders geworven. Dit leverde 3 contacten op. Een spelbegeleidster van het programma Spel op maat in Rijswijk, tevens woonachtig in deze gemeente, heeft via de basisschool van haar dochter en via de kinderopvang contacten gelegd met alleenstaande ouders. Deze acties leverden 5 contacten op. Vervolgens zijn deze 8 ouders uitgenodigd voor een groepsinterview bij het Algemeen Maatschappelijk werk. Bij deze instantie is ook het consultatiebureau aangesloten. Op de geplande ochtend kwam slechts één moeder. Met haar is een individueel gesprek gevoerd. De moeders die niet kwamen gaven als reden op: te druk met andere zaken, een ziek kind, werk, zelf ziek, geen vervoer. Deze moeders zijn opgebeld en vervolgens zijn deze moeders via een individueel gesprek bij hen thuis ondervraagd. Deze gesprekken duurden 1 tot 3 uur. In totaal is in Rijswijk met 8 alleenstaande ouders gesproken.
6.4 De vraaggesprekken In totaal hebben 18 alleenstaande moeders deelgenomen aan de interviews. Daarvan zijn 12 individuele gesprekken gevoerd. Er heeft een groepsbijeenkomst plaatsgevonden met 6 Antilliaanse moeders. We geven hier een opsomming van de antwoorden op de vragen die zijn voorgelegd. De aantallen achter de antwoorden hebben betrekking op het aantal moeders dat het betreffende antwoord heeft gegeven. 6.4.1 Achtergrondkenmerken van de doelgroep De 18 alleenstaande moeders, die hebben deelgenomen aan het onderzoek, hebben een leeftijd tussen de 24 en 45 jaar. Ze vormen een zeer heterogene groep. Om een afspiegeling te hebben van de bevolking is hiervoor bewust gekozen. Tabel Deelname naar land van herkomst Nederlandse Antillen Suriname Indonesie Turkije Ghana Marokko Nederland
8 1 1 1 1 2 4 N=18
6.4.2 Opvoedthema’s De meerderheid van de ondervraagde moeders geeft aan veel vragen te hebben op persoonlijk vlak en in mindere mate op het terrein van opvoeding. De Antilliaanse groep geeft aan, dat dit te maken heeft met het feit dat zij niet snel een situatie als probleem ervaren.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
51
Als moeders opvoedingsvragen hebben, dan gaat het veelal over lichamelijk gerelateerde problemen, zoals eetproblemen, bedplassen, en gedragsproblemen zoals druk gedrag, slecht luisteren, agressief gedrag en driftbuien, geen ‘nee’ kunnen verdragen. Verder werd als aandachtspunt genoemd dat kinderen vaak alleen zijn, ze geen vriendje mee naar huis kunnen nemen en niet kunnen samenspelen. Over opvoedingskennis en -vaardigheden zeiden de moeders dat ze moeite hebben met het aanbrengen van structuur en met basale verzorgingstaken, zoals het op tijd naar bed sturen, op tijd eten, gezond eten. 6.4.3 Problemen van de ouders Tijdens de individuele gesprekken die met de moeders zijn gevoerd, kwamen diverse problemen aan de orde; genoemd zijn: • negatief zelfbeeld; • problemen op verschillende leefgebieden; • schuldgevoel ten aanzien van kinderen; • depressiviteit; • sociaal isolement; • werkloosheid; • overbelasting; • trauma; • financiële problemen; • faalangst; • gebrek aan duidelijke dagindeling; • weinig zelfvertrouwen; • vermoeidheid; • huisvesting. Tijdens de groepsbijeenkomst zijn deze onderwerpen niet uitgediept. Dit kan te maken hebben met het feit dat moeders over dergelijke persoonlijke problemen niet makkelijk praten in een groep. 6.4.4 Waar gaan ouders met vragen naartoe? Tabel Mensen en instellingen waar moeders naartoe gaan met vragen Familie en vrienden Huisarts Consultatiebureauarts Medewerker vrouwencentrum School Nergens naartoe
10 5 6 2 1 1 N=18
De meeste moeders praten met familie en vrienden over opvoedingsvragen. Daarnaast zijn arts van het consultatiebureau en de huisarts populair. Veel onderzochte moeders slikken anti-depressiva of hebben dat geslikt. Dit lijkt voor huisartsen de oplossing om hen te helpen bij de meervoudige problematieken. Zij verwijzen nauwelijks door naar het aanbod opvoedingsondersteuning, zo vertelden de moeders.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
52
6.4.5 Wensen van alleenstaande ouders Tabel Voorzieningen waarvan alleenstaande moeders gebruik willen maken Aleenstaande moedergroep Sentro di Mama (ontmoetingsplaats voor Antilliaanse moeders) Home-Start Opvoedspreekuur
12 6
10 4 N=18
Tabel Vormen van opvoedingsondersteuning die alleenstaande ouders aanspreken Groepsbijeenkomsten Huisbezoek Folder
12 10 8 N=18
De meerderheid van de ouders wil met andere alleenstaande moeders in contact komen. Met als doel het uitwisselen van ervaringen rondom opvoeding en rondom praktische zaken zoals oppasregeling en kledingruil. De nadruk moet liggen op gezelligheid, een informele sfeer, eventueel te houden bij iemand thuis. Moeders geven aan dat ze het fijn zouden vinden, als er iemand op huisbezoek zou komen die praktische ondersteuning geeft. Ze hebben weinig individuele contacten. Ze geven aan teveel problemen te hebben op verschillende gebieden. Het praten over opvoeding komt op de tweede plaats. Eerst moeten ze ontlast worden.
6.5 Conclusies over alleenstaande ouders 6.5.1 Over de onderzoeksaanpak Zoals we in de inleiding (paragraaf 1.3) hebben gelezen, gaat het bij ‘nog niet bereikte groepen’ vaak om ouders en gezinnen die tot de maatschappelijke onderlaag van de Nederlandse samenleving behoren. Genoemd worden risico-factoren zoals armoede, werkloosheid, discriminatie, sociaal isolement. Veel van deze factoren vinden we terug bij eenoudergezinnen. We zien in praktijk terug dat deze gezinnen vaak een meervoudige problematiek kennen. Opvoedingsproblemen blijven onderbelicht, wanneer er relatie- of familieproblemen zijn of financiële zorgen. De werving van ouders voor de vraaggesprekken kostte veel tijd en moeite. Het zijn veelal praktische zaken, die ouders belemmerden om te komen. Ze hebben een druk leven en beschikken over weinig vrije tijd. Binnen een bestaande groep bleken ouders bereid te zijn om aan een gesprek mee te doen. Onder ouders die elkaar niet kennen was weinig bereidheid om in een groep te praten. De individuele gesprekken die zijn gevoerd vroegen een forse tijdsinvestering. Het is de sleutelfiguren gelukt de eerste contacten met de ouders te leggen op de plaatsen waar de alleenstaande ouders komen. De gesprekken die we hebben gevoerd speelden in op randvoorwaarden voor deze ouders: kinderopvang, mogelijkheid van huisbezoek, gesprekken in de avonduren.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
53
6.5.2 Bekendheid met het aanbod De ouders zijn niet bekend met de activiteiten of met de inhoud daarvan. In Rijswijk is het voor ouders niet duidelijk waar welk type hulp te halen valt. Op de website van de gemeente is wel een overzicht te vinden. De informatie daar is niet voor iedereen toegankelijk, omdat niet iedere alleenstaande ouder over internet beschikt. In Dordrecht is een groot aanbod van activiteiten; dat heeft een gebrekkige samenhang. 6.5.3 Belemmeringen voor deelname aan activiteiten • • • • • • • • • • • • • •
• • •
Ouders zijn te druk met andere zaken, omdat ze problemen hebben op verschillende levensgebieden; zoals armoede, sociaal isolement, het regelen van de financiën, materiele zaken of echtscheiding. Ouders hebben deels ook slechte ervaringen vanuit het verleden met de hulpverlening. De alleenstaande ouders leiden een druk leven. Moeders met kleine kinderen kunnen moeilijk tijd vrij maken om wekelijks of tweewekelijks naar een activiteit te gaan. Praktische problemen, zoals het ontbreken van kinderopvang. Opvoedcursussen, opvoedtelefoon, de afsprakenlijn van het opvoedspreekuur: alles kost geld. Voor alleenstaande ouders levert dat vaak problemen op. Ouders zien niet direct het voordeel van de activiteiten. Het kost tijd, geld, wat levert het me op? Moeders durven er niet voor uit te komen dat ze opvoedingsvragen hebben, omdat ze daarmee aangeven dat ze het alleen niet aankunnen. Alleenstaande ouders voelen zich in een bijzondere positie en hebben een sterk gevoel zich te moeten bewijzen (ten opzichte van maatschappij en familie). Sommige moeders praten slecht Nederlands en nemen daarom niet deel aan een activiteit. Cultuurverschillen maken dat sommige groepen ouders zich niet kunnen vinden in de Nederlandse opvoedstijl, die tijdens een cursus of opvoedspreekuur ter sprake komt. De mate, waarin iets als een probleem wordt ervaren, verschilt van cultuur tot cultuur. In eerste instantie lossen ouders veel alleen op. Men wacht met hulp zoeken, totdat het echt niet meer gaat en zich een crisissituatie voordoet. Dat is meestal na verloop van een lange tijd. Ouders hebben niet altijd een duidelijke hulpvraag, terwijl de werkwijze van de instanties daarop gericht is. Mensen worden geacht voor hulp zelf contact op te nemen met een instantie. Dat vraagt nogal wat van de ouder, met name van ouders met meervoudige problemen. Hieronder zijn veel eenoudergezinnen met een allochtone achtergrond. Gebrek aan vertrouwen in de activiteiten. Moeders geloven niet dat het volgen van een opvoedcursus of een opvoedspreekuur helpt de gezinssituatie te verbeteren. Signalen van ouders zijn vaak troebel en diffuus. Eergevoel, loyaliteit en schaamte spelen daarbij een belangrijke rol. Daardoor worden signalen van de ouders vanuit de omgeving niet tijdig herkend. Als signalen wel worden herkend, wil dat niet zeggen dat daar gelijk iets mee wordt gedaan. Er is een zekere terughoudendheid bij welzijnswerkers, vrijwilligers om opvoedingsondersteuning voor te stellen. Deze mensen zijn bang het vertrouwen van de ouder te verliezen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
54
6.6 Aanbevelingen Het is de vraag hoe alleenstaande moeders beter zijn te bereiken voor activiteiten op het terrein van opvoedingsondersteuning. We zien als belangrijke uitgangspunt in de benadering, dat er gewerkt wordt vanuit contact, vertrouwen en maatwerk. Specifiek voor activiteiten voor alleenstaande ouders gelden een aantal randvoorwaarden. Deze zijn: • kinderopvangvoorziening of kinderen mee kunnen nemen; • nadruk op gezelligheid; • mogelijkheid tot het leggen van sociale contacten; • buiten werktijden, wellicht in het weekend; • bij iemand thuis of op een neutrale plek; • aandacht voor praktische zaken, kleding uitwisselen, elkaar helpen met het invullen van formulieren. Er zou meer gebruik gemaakt moeten worden van vrijwilligers en paraprofessionals die zich bevinden in de omgeving waar ouders signalen uitzenden. Het gaat om mensen met eenzelfde culturele achtergrond, die dezelfde (moeder)taal spreken en daardoor dicht bij het gezin staan. Ze zullen de ouders eerder begrijpen en doorvoelen. Deze zorgverleners winnen het gemakkelijkst het vertrouwen en kunnen functioneren als steunsysteem voor het gezin. Professionals moeten hen meer serieus nemen en gericht inzetten. Overige aanbevelingen • Het aanbieden van themabijeenkomsten op een vertrouwde plek dicht bij huis, met daarbij een voorziening voor kinderopvang. • De cursussen en themabijeenkomsten dienen een eenvoudige werkwijze en structuur te hebben. • In de cursussen dienen waardenoriëntaties, behoeften en probleempercepties van de doelgroep als uitgangspunt te fungeren. • Cursusleiders moeten in staat zijn intercultureel te werken. • Alle relevante actoren (buurtwerkers, leerkrachten, wijkverpleegkundigen, peuterspeelzaalleidsters, huisartsen) dienen op de hoogte te zijn van het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning, het te ondersteunen en aan te bevelen. • De moeders uit het onderzoek geven aan dat ze met andere alleenstaande moeders ervaringen willen uitwisselen in een informele sfeer. Huiskamerbijeenkomsten spreken meerdere moeders aan. • Het is aan te bevelen bestaande projecten voor huiskamerbijeenkomsten te evalueren en te kijken of het haalbaar is een dergelijk project op te zetten. • Alleenstaande ouders hebben vaak problemen op meerdere levensterreinen. In eerste instantie moeten ze ontlast worden. Home-Start is een programma, dat goed aansluit bij de wensen en behoeften van alleenstaande ouders ten aanzien van het ontvangen van praktische ondersteuning. Daarnaast is werken aan het doorbreken van het sociale isolement door het bieden van vriendschap relevant voor de alleenstaande ouders. Die beschikken immers vaak niet over een groot sociaal netwerk. • Huisbezoek is een effectieve manier om ouders te bereiken, zo blijkt uit HomeStart in Dordrecht. Home-Start bereikt de doelgroep wel!
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
55
7 Gereformeerde ouders 7.1 Inleiding De betrokken gemeenten in het onderzoek naar de gereformeerde ouders zijn Hardinxveld–Giessendam en Nieuw-Lekkerland. Beide gemeenten maken deel uit van de zogenaamde ‘bible belt’ 33 en tellen relatief veel burgers van gereformeerde gezindte. Zij werken als eerste gemeenten mee aan onderzoek in Zuid-Holland naar wensen en behoeften van gereformeerde ouders ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Door de wet op de jeugdzorg (in 2004 ingevoerd) zijn gemeenten verplicht een aanbod aan opvoedingsondersteuning te realiseren. Dit geldt ook voor de betrokken gemeenten. Zij behoren tot het gebied Alblasserwaard Vijfheerenlanden. Samen met andere kleine gemeenten uit dit gebied zijn ze betrokken bij de realisatie van regionale opvoedspreekuren. De resultaten van dit onderzoek kunnen als onderlegger worden gebruikt bij het opzetten van de opvoedspreekuren en andere activiteiten voor ouders van de gereformeerde gezindte. De Gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft sinds twee jaar een goedlopend opvoedspreekuur. Uit gesprekken met medewerkers van het plaatselijke opvoedbureau komt naar voren dat gereformeerde ouders niet tot nauwelijks worden bereikt. Met de uitkomsten van dit onderzoek hoopt de gemeente meer inzicht te krijgen in mogelijkheden en voorwaarden om bedoelde ouders te bereiken. Vervolgens wil de gemeente bezien of zij het bestaande aanbod beter kan laten aansluiten op behoeften van deze doelgroep. De Gemeente Nieuw-Lekkerland heeft geen aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning, maar is wel partner bij de realisatie van een dekkend netwerk van opvoedspreekuren in Zuid-Holland-Zuid. De gemeente denkt samen met andere gemeenten uit het gebied Alblasserwaard Vijfheerenlanden mee in het opzetten van regionale opvoedspreekuren. De uitkomsten van dit onderzoek wil ze gebruiken als vertrekpunten voor een aanbod van activiteiten en diensten, mits ze binnen gemeentelijke financiële kaders passen. Voor het onderzoek zijn sleutelfiguren benaderd. Er zijn face-to-face gesprekken gehouden met verschillende functionarissen van diverse organisaties: • twee medewerkers van het opvoedspreekuur (GGD & Rivas thuiszorgorganisatie) te Hardinxveld-Giessendam; • schoolmaatschappelijk werker te Hardinxveld-Giessendam; • schoolmaatschappelijk werker te Nieuw-Lekkerland; • pastoraal maatschappelijk werker te Nieuw-Lekkerland; • teamleider Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn SGJ te Dordrecht; • een trainer van het begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs (BGS) te Gouda.
33
Dit een geografische aanduiding voor de brede strook van zuidwest naar noordoost Nederland, waar de gereformeerde gezindte woonachtig is.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
56
Met de volgende personen is telefonisch contact geweest: • arts en verpleegkundigen van het consultatiebureau te Hardinxveld-Giessendam; • directeur van de basisschool De Schakel te Nieuw-Lekkerland; • directeur van de Dominee van de Veldenschool te Nieuw-Lekkerland; • directeur van basisschool de Wegwijzer te Nieuw-Lekkerland; • directeur van de Koningin Wilhelminaschool te Hardinxveld-Giessendam; • secretaris van de ouderraad van de Koningin Wilhelminaschool te HardinxveldGiessendam. De sleutelfiguren hebben geholpen met het werven van moeders voor het onderzoek. In totaal hebben 30 moeders uit beide gemeenten meegewerkt aan diverse gesprekken. In Hardinxveld-Giessendam zijn acht moeders aangemeld via het consultatiebureau, twee moeders via het opvoedspreekuur. Deze moeders gaven allen aan de privacy belangrijk te vinden en daarom niet in een groep over een intieme zaak als opvoeding te willen praten. Deze moeders zijn daarom thuis bezocht. Met hen zijn individuele gesprekken gevoerd. De gesprekken zijn gevoerd aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst. De gesprekken duurden ongeveer een uur. Ze vonden plaats in de periode november-december 2004. In Nieuw-Lekkerland zijn in december 2004 drie groepsbijeenkomsten georganiseerd. Twee gesprekken zijn op basisscholen gehouden. De opkomst van de eerste groep was tien moeders en van de tweede groep vijf moeders. De derde groepsbijeenkomst bestond uit een huisbezoek, waarbij de moeder vriendinnen had uitgenodigd. Deze groep telde ook vijf moeders. De gesprekken duurden anderhalf uur tot twee uur. In Nieuw-Lekkerland zijn de groepsbijeenkomsten gehouden in een bestaande groep ouders. Doordat het een bestaande groep was, was het voor ouders minder moeilijk om een gesprek aan te gaan met elkaar. Opvallend was dat er tussen de drie groepsbijeenkomsten in Nieuw-Lekkerland nauwelijks tot geen verschillen waren.
7.2 Achtergrondinformatie 7.2.1 Literatuur Aan de hand van verschillende onderzoeksrapporten geven we in deze paragraaf een beeld van de omvang van de doelgroep en de culturele kenmerken. Daarnaast zal kort worden ingegaan op het eigen voorzieningenstelsel. Naast literatuuronderzoek hielpen de gesprekken met sleutelinformanten ons om het beeld van de doelgroep compleet te maken. Volgens het rapport “Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte” 34 omvat de gereformeerde gezindte (opgevat als de achterban van SGP en Christenunie) omstreeks 4,5% van de Nederlandse bevolking. Dit komt overeen met een omvang van 710.000 personen in de gereformeerde gezindte. Ze zijn woonachtig in een brede strook van zuidwest naar noordoost Nederland, de zogenaamde ‘bible belt’. Deze mensen hebben een protestants-christelijke identiteit, die nader omschreven kan worden als reformatorische identiteit.
34
Polder, J.J., van der Wal, H. Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte, 2000
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
57
De identiteit van de gereformeerde gezindte betekent het in leer en leven identiek willen zijn aan Christus en daarnaar handelen. Tegelijkertijd gaat het om een nadere aanscherping van met name de cultuur in de zin van normen en waarden. De gereformeerde gezindte omvat een zevental kerkgenootschappen. In alfabetische volgorde gaat het om: • De Christelijke Gereformeerde Kerken. • De Gereformeerde Gemeenten. • De Gereformeerden Gemeenten in Nederland. • De Gereformeerden Gemeenten in Nederland buiten verband. • De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. • De Nederlands-Hervormde Kerk (gereformeerde bond). • Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De reformatorische identiteit wordt vormgegeven op grond van de Bijbelse waarden en normen. In hoofdlijnen heeft dit betrekking op zondagsrust, christelijke sfeer, omgangsvormen en relaties, op kleding en mediagebruik, zo meldt het genoemde rapport. Zondagsrust Op de zondag staat de dienst van het woord van God centraal door zoveel mogelijk gezamenlijk bezig te zijn met Zijn woord en het (doen) zingen van psalmen tot Zijn eer. De zondag is een rustdag en zal zoveel mogelijk worden nagelaten wat gedaan moet worden. De mensen gaan, indien mogelijk, twee keer naar de kerkdiensten van de gereformeerde Gemeente, de anderen luisteren naar de kerktelefoon. Rust betekent ook dat mensen niet reizen en dus niet op bezoek gaan of bezoek ontvangen. Christelijke sfeer Dit komt tot uiting door het creëren van een sfeer waarin eerbied voor Gods Woord tastbaar is en die van liefde en harmonie doortrokken is. Dit betekent onder meer, dat “vloeken en oneerbiedig spreken over God en de Bijbel” wordt afgewezen. Het bidden en een dankwoord uitspreken voor en na de maaltijd is hier een praktisch voorbeeld van. Omgangsvormen Bij omgangsvormen gaat het over de wijze waarop mensen over elkaar spreken. In gesprekken met en over anderen wil men niet roddelen of een verkeerde voorstelling van zaken geven. Bij omgangsvormen gaat het ook om relatievorming en seksualiteit. Op grond van de Bijbel wordt het huwelijk als gouden standaard gezien. Andere relatievormen worden afgewezen, evenals losse seksuele contacten, omdat wij het monogame huwelijk als door God gegeven vorm van omgang tussen man en vrouw is. Kleding Vrouwen worden geacht geen broeken of broekrokken te dragen, ze dragen hun lange haar in een staart, vlecht of opgestoken. Vrouwen dragen geen make-up. Op zondag gaan de mannen in een driedelig zwart pak gekleed en dragen zij een zwarte hoed. Criterium Criterium voor het lezen van boeken, tijdschriften en ander drukwerk en voor het beluisteren van muziek is of de inhoud en stijl passen binnen de identiteit van de voorziening. Het gebruik van televisie is niet toegestaan. Voor de dagelijkse nieuwsvoorziening is het Reformatorisch Dagblad beschikbaar.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
58
Over deze zaken wordt binnen de gereformeerde gezindte verschillend gedacht. De mensen uit de Gereformeerde Gemeenten verschillen hierover met de mensen uit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Het voert te ver om hier op deze verschillen in te gaan. Ten aanzien van de opvoeding in de gereformeerde gezindte schetst Timmers– Huigens 35 een aantal kenmerken. De opvoedingssituatie wordt gekenmerkt door een vaststaand rollenpatroon. Het gezin is de hoeksteen van de samenleving, met de vader als kostwinnaar en de vrouw thuis. Zij neemt de belangrijkste zorgtaken op zich, waaronder de zorg voor de kinderen. De opvoeding is meer gericht op socialisatie en minder op persoonlijkheidsvorming. Er is nog steun van familie, die vaak dichtbij woont en vrienden en kennissen, denk ook aan sociale controle uit de buurt en de kerkgemeenschap. De opvoeding wordt gekenmerkt door vaste patronen, duidelijke vuistregels die ‘wij’ nu eenmaal hebben en een sterke intrinsieke motivatie om de kinderen in een bepaalde richting te sturen. Dergelijke ouders komen pas met vragen en problemen, als er ernstige opvoedingsproblemen zijn en ook wanneer mensen uit het eigen netwerk niet meer weten wat te doen. Westerman 36 geeft een aantal kenmerken voor opvoedingspatronen van traditioneel georiënteerde autochtone ouders: • rolgerichte opvoeding; • weten wat van je verwacht wordt; • er zijn vele medeopvoeders: familieleden en kennissen en ook oudere kinderen zorgen voor de jongere broertjes en zusjes; • huisbezoeken van leerkrachten, buurtnetwerkers worden argwanend tegemoet getreden; • opvoedingsmiddelen zijn: het goede voorbeeld geven, disciplineren, weren van kwade invloeden. Critici brengen de discussie over een (te) beschermend opvoedingsklimaat op gang. Hun argumenten baseren ze op recente onderzoeken. Zo blijkt uit een onderzoek 37 naar de loverboy-problematiek dat meisjes uit streng gelovige Nederlandse gezinnen, zoals Jehova getuigen en de christelijk gereformeerde gemeente, tot een risicogroep behoren. Onder de slachtoffers van loverboys komen veel meisjes voor uit gezinnen waarin de normen over relaties, seksualiteit en vrijheid afwijken van de gemiddelde Nederlandse normen en waarden. In dat onderzoek schetsten de meisjes een beeld van een knellende en beperkende gezinscultuur: niet mee mogen op schoolkamp, geen broek mogen dragen, geen vriendje mogen hebben. Mogelijk dat deze meisjes door de beschermende gezinscultuur minder weerbaar en naïef zijn, waardoor ze situaties niet kunnen inschatten of geen grenzen aan kunnen geven. Tegelijkertijd zijn deze meisjes ook op zoek naar vrijheid, spanning en sensatie, vanuit een houding van ‘ik bepaal zelf wel wat ik doe’. Uit een studie 38 naar de leefwereld van jongeren op gereformeerde scholen blijkt, dat de jongeren op de scholen verblijven tussen leeftijdgenoten die in hun doen en laten veel op elkaar lijken. Door de homogene setting ontstaat een afstand tot andere Nederlandse jongeren op een aantal punten, zoals uitgaansgedrag en godsdienstige kenmerken. Door hun kinderen naar een gereformeerde school te sturen, beschikken ouders over een instrument dat hen een zekere grip geeft op de sociale en pedagogische omgeving, waarin jongeren naast het gezinsleven verkeren. 35
Timmers-Huigens, D. , opvoeden praktisch bekeken, 1999 Westerman, W,E, achtergronden van geboortegronden, 1993 37 Onderzoeksbureau Terpstra &van Dijke, One of a kind, evaluatie onderzoek Pretty Women, juni 2003 38 Dijkstra, A. Werelden apart? Leefstijlen van middelbare scholieren, 2002 36
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
59
Dit geldt overigens ook voor het stelsels van eigen voorzieningen. Daar zal nu kort een beeld van worden geschetst. Identiteitsgebonden zorg Nederland kent een lange traditie van christelijke initiatieven in het onderwijs, de gezondheidszorg en het maatschappelijk middenveld. 39 Met name in de na-oorlogse jaren is er vanuit vele kerkelijke denominaties gebouwd aan eigen zuilen. Onder invloed van secularisatie is sinds de zeventiger jaren het christelijk karakter van veel zorginstellingen op de achtergrond geraakt. Een andere oorzaak is dat veel Roomse en protestants-christelijke organisaties fuseerden met algemene organisaties en in korte of langere tijd qua identiteit van kleur verschoten. Een klein deel van de bevolking zag deze ontwikkeling met lede ogen aan en ontplooide initiatieven voor nieuwe instellingen met een christelijke identiteit die veelal werden aangeduid als ‘reformatorisch’. De overheid heeft deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. De zorginstellingen binnen de gereformeerde gezindte omvatten de volgende sectoren: kraamzorg, algemeen maatschappelijk werk, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, verpleging en verzorging. Kenmerken van de zorginstellingen zijn: • de nadruk op de identiteit; • de beperkte schaalgrootte; • landelijk werkgebied. Deze kenmerken maken de identiteitsgebonden zorg uniek, maar ook kwetsbaar. Het overheidsbeleid is namelijk primair gericht op grote, algemene en veelal regionaal werkende zorginstellingen. Wat voor de algemene organisatie van de gezondheidszorg verstandig en zinvol beleid is, kan voor de identiteitsgebonden instellingen nadelig uitwerken. De zorginstellingen binnen de gereformeerde gezindte kunnen rekenen op een trouwe achterban die bereid is om de instellingen financieel te steunen. Er bestaan geen christelijke instellingen op het gebied van opvoedingsondersteuning. Wel bieden een aantal christelijke hulpverleningsinstellingen 40 opvoedingsondersteunende activiteiten aan. Aan de gereformeerde hogeschool De Driestar in Gouda is een schoolbegeleidingsdienst 41 gekoppeld, die een aanbod heeft in opvoedingsondersteunende activiteiten, zoals opvoedspreekuren en ouderavonden. Basisscholen kunnen deze zorg van hun inkopen. Uit recent onderzoek 42 naar de behoefte aan christelijke zorg onder personen, die zich rekenen tot het gereformeerde volksdeel, blijkt dat 93% kiest voor christelijke zorg. De meerderheid van de christelijke zorgvragers komt toch terecht bij een algemene instelling. Er zit tussen voorkeur en gedrag van mensen uit de gereformeerde gezindte een forse kloof. Deze kloof heeft te maken met het ontbreken van een keuzemogelijkheid tussen een algemene en een christelijke instelling. De beperkte geografische dekking speelt de christelijke zorg parten. Uit het rapport blijkt ook dat de zorgvragers criteria zoals kwaliteit, afstand, wachttijd en het advies van de huisarts laten prevaleren boven de identiteit van de instelling.
39
Polder, J.J., van der Wal, H. Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte, 2000 Stichting Chris 41 Begeleidingscentrum Gereformeerd Onderwijs, BGS Talent 42 TNS-NIPO vraagpeiling christelijke zorg, 2004 40
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
60
7.2.2 Informatie van de sleutelfiguren In de periode oktober 2004 tot en met januari 2005 hebben verschillende gesprekken met sleutelfiguren plaatsgevonden. De gesprekken zijn face-to-face gevoerd met verschillende functionarissen uit de jeugdgezondheidszorg, jeugdhulpverlening en onderwijs, allen werkzaam in de gemeenten Hardinxveld-Giessendam en NieuwLekkerland. We geven hier een opsomming van de belangrijkste signaleerde problemen en kansen. Gesignaleerde problemen • Houding van professionals, directeuren van basisscholen, huisartsen die problemen niet erkennen, met opmerkingen zoals: ”Als je in de poep gaat roeren, dan gaat het stinken”. • Mensen binnen de gereformeerde gezindte zijn over het algemeen moeizame praters, terughoudend, Ze willen ‘eerst alles gehad hebben’. Ze noemen alle negatieve zaken als eerste, ‘dan zijn die alvast duidelijk’. • Oplossen in eigen kring, kerken, scholen. Ze houden de deksel erg op de pan. • Wanneer problemen aan het licht komen, dan zijn er gelijk veel kinderen bij betrokken door de gezinsgrootte. • Toename aanmeldingen bij de jeugdbescherming. Ouders komen pas, wanneer de problemen de pan uit rijzen, wanneer die al op het vlak van de jeugdbescherming zitten. • Drempel naar voorzieningen. Er heerst angst voor herkenning, in geval je bij een voorziening zou komen. Ook heerst er angst voor onbekende personen, angst voor afwijzing en angst voor onbegrip. • In een nieuw samengestelde groep praten mensen niet gemakkelijk. Oudercursussen slaan niet aan. • Ook scholen houden problemen erg bij zichzelf. Er wordt meer doorverwezen naar een interne begeleider dan naar de schoolmaatschappelijk werker. • Ouders zijn tegen inentingen. • Voor ouders is het soms al een hele hobbel om een stukje te erkennen van opvoedingsvragen. • Ouders maken andere keuzes en laten die afhangen van het geloof. • Gezinnen hebben geen verzekering. Wanneer er iets gebeurt, ontvangen ze grote giften vanuit de sociale omgeving. Kansen • De zorgverlener dient een bekend gezicht te zijn in de gemeente. • Uitgangspunt is dat als eerste het vertrouwen gewonnen moet worden. • Bied hulp dicht bij huis. • Outreachend werken door bij de gezinnen op huisbezoek te gaan (geen koffiepraatjes). • Gebruik sleutelfiguren zoals de vrouw van de dominee. Zij gaat op kraambezoek bij de gezinnen thuis, ze kent de doelgroep. • De leeftijd van de zorgverlener speelt een rol, ook het moeder zijn, praten vanuit menszijn. De zorgverlener moet zich onder de mensen begeven. • Treed in contact met ouders via de scholen. Daar moeten zorgverleners het vertrouwen winnen. De scholen stralen vertrouwen uit. Om die reden komen de ouders daar. • Houd je aan de spelregels rondom taalgebruik (niet vloeken), kleding aanpassen, rust uitstralen. • Maak een rustige start in een gesprek, wees niet opdringerig, neem de tijd ervoor. • Werving door informatieavonden in kerken, kerkblaadjes, eigen kranten.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
61
•
Samenwerking en afstemming met de kerken. De pastoraal maatschappelijk werkers die deskundigheidsbevordering geven aan de vrijwilligers, mantelzorgers binnen de kerk.
Successen • Present is een pilot-project in Zwolle. De coördinator is door gemeente aangesteld en maakt een match tussen hulpvragers aan hulpaanbieders voor het aanbieden van praktische ondersteuning. Voorbeeld: een alleenstaande moeder die gaat verhuizen helpen met behangen. Door de kerk worden jongeren geworven die hulp thuis aanbieden. • Een pastoraal maatschappelijk werk kreeg via de vrouw van de dominee een gezin doorgespeeld. Dit was een goede doorverwijzing. • Vanuit het Schoolmaatschappelijk werk is op een christelijke basisschool een themabijeenkomst gegeven over grenzen stellen. Opkomst: 25 moeders. • Vanuit de christelijke schoolbegeleidingsdienst is een ouderavond verzorgd op een basisschool rondom sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen. Opkomst: 80 ouders.
7.3 Werkwijze bij de benadering van de ouders De sleutelfiguren hebben een onmisbare rol vervuld in het leggen van contacten met ouders. Bij het werven van ouders is in eerste instantie gekeken naar de plaatsen waar gereformeerde ouders komen, de zogenaamde vindplaatsen. In Hardinxveld-Giessendam is in eerste instantie contact gelegd met de directie van de protestants-christelijke basisschool. Deze verwees door naar de ouderraad. Echter, de ouderraad had voorlopig geen tijd voor deelname aan een onderzoek. Zij gaf aan wel nieuwsgierig te zijn naar de uitkomsten. Zelf willen ze een soortgelijk onderzoek doen in het voorjaar van 2005 specifiek voor ouders van hun school. De uitkomsten van hun onderzoek willen ze gebruiken om goed aan te sluiten bij de behoeften van de ouders ten aanzien van opvoedingsondersteuning door school. De school maakt hiervoor gebruik van de diensten van de christelijke schoolbegeleidingsdienst Talent. Deze organiseert ouderavonden over opvoeding vanuit een christelijke grondslag. Met de school is afgesproken de resultaten van dit onderzoek te overleggen. Vervolgens is contact gelegd met een arts van het consultatiebureau. Zij was bereid haar team te mobiliseren tot het werven van moeders. Tijdens de consulten is moeders gevraagd medewerking te verlenen aan het onderzoek. De moeders is de keuze gegeven uit deelname aan een groepspanel of aan een individueel gesprek tijdens een huisbezoek. Zo zijn acht moeders bereid gevonden deel te nemen aan het onderzoek. Daarvan gaven zeven moeders aan dat ze een individueel gesprek wilden voeren. Eén moeder had geen voorkeur. De schoolmaatschappelijk werker gaf aan geen protestants-christelijke ouders te begeleiden. Via het opvoedspreekuur van GGD/Rivas zijn nog twee moeders benaderd. Zij waren bereid mee te werken aan het onderzoek, op voorwaarde dat het een individueel gesprek zou zijn. In totaal hebben in Hardinxveld-Giessendam tien moeders ingestemd met een individueel gesprek. De ambtenaar Jeugd van Nieuw-Lekkerland heeft voorgesteld ouders te werven via de drie christelijke basisscholen. Met de directeuren daarvan is contact gelegd. Zij waren allen gemotiveerd om mee te werken. Een school heeft de leden van de activiteitencommissie benaderd.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
62
Op deze school is een ouderpanel samengekomen, bestaande uit vijf ouders. Een andere school organiseerde een ingelaste vergadering voor de ouderraad. Daar bestond het ouderpanel uit tien ouders. De derde school liet door de leerkrachten briefjes uitdelen aan alle kinderen om ouders te werven. Dit leverde één ouder op. De schoolmaatschappelijk werker uit Hardinxveld-Giessendam verwees door naar één moeder. Deze vrouw was zo enthousiast, dat zij een avond organiseerde en daarbij nog vier vriendinnen van de kerk uitnodigde. Met deze groep vond het derde groepsgesprek plaats. In totaal zijn in Nieuw-Lekkerland drie groepspanels georganiseerd, met in totaal 20 ouders.
7.4 De groepsgesprekken De resultaten van de vraaggesprekken zijn geclusterd. Ze hebben betrekking op de moeders in Hardinxveld-Giessendam en Nieuw-Lekkerland. Daar waar duidelijke verschillen waren in de uitkomsten tussen de twee gemeenten worden deze apart beschreven. 7.4.1 Kenmerken van de ondervraagde moeders Van de 30 ondervraagde moeders is van 15 moeders bekend tot welke kerkelijke groepering ze behoren. Tijdens twee groepsbijeenkomsten is hier namelijk niet naar gevraagd. Van de ondervraagde moeders behoren vijf moeders tot de oudgereformeerde gemeenten in Nederland. Vijf moeders behoren tot de gereformeerde gemeenten in Nederland en vijf moeders behoren tot de Nederlands-Hervormde kerk (het zogenaamde Hersteld Verband). De gemiddelde leeftijd, waarop de moeders hun eerste kind kregen, is 22 jaar. Een kenmerk van deze ouders is,dat ze grote gezinnen hebben. Er wordt geen gebruik gemaakt van anticonceptie. Alle moeders hebben meer kinderen, variërend van 2 (bij een leeftijd van 26 jaar) tot 12 kinderen (bij een leeftijd van 48 jaar). Gemiddeld hebben de moeders 7 kinderen. Alle ondervraagde moeders zijn full-time huismoeder. Ze geven allen aan, dat de geloofsovertuiging een zeer belangrijke rol in hun leven speelt. 7.4.2 Vragen van ouders Alle moeders geven aan wel eens vragen te hebben over de opvoeding van hun kinderen. De jonge moeders geven aan meer opvoedingsvragen te hebben dan de oudere moeders. De laatste groep heeft ook meer kinderen en is vele ervaringen rijker. De meeste vragen gaan over het gedrag van kinderen (zoals gehoorzaamheid, druk gedrag, brutaliteit) en de opvoeding (zoals regels en grenzen stellen). De moeders vinden gezag in de opvoeding belangrijk: “Kinderen moeten gewoon luisteren” en ”Met acht kinderen in huis is er geen tijd voor discussie. Dan wordt het hier een kippenhok.” Ouders hebben in mindere mate vragen over lichamelijke groei en gezondheid en de ontwikkeling van kinderen. Hun argument is het volgende: ”Na een paar kinderen weet je wel hoe het gaat met eten en slapen.” Hiernaast noemen ouders opvoedingsthema’s, waarover ze wel eens vragen hebben: gewetensontwikkeling, opvoeden in een tijd met TV en internet. Hoe ga je om met mediagebruik? Slechts één van de 30 respondenten heeft een televisie thuis. Ze noemen de TV ‘koude liefde’ en volgens de ouders gaat er een slechte invloed van uit. Een aantal ouders beweert dat er in hun gemeenschap minder problemen met kinderen zijn, doordat kinderen geen TV kijken.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
63
De strenge opvoeding heeft ook met respect voor ouderlijk gezag te maken. Dat maakt dat kinderen veel gehoorzamer zijn, aldus de ouders. De meeste gezinnen beschikken thuis over internet en passen daarop filters toe. Ouders krijgen het moeilijker, naarmate de kinderen ouder worden. Rondom de puberteit blijkt het voor de gezaghebbende moeder moeilijker haar rol vast te houden. Thema’s rondom kleding, make-up, uitgaan, alcohol, seksueel contact gaan een rol spelen en leiden tot het ter discussie stellen en afstand nemen van de waarden van de ouders. 7.4.3 Bij wie vinden moeders ondersteuning bij de opvoeding? De moeders is hiernaar gevraagd. Hier volgt een opsomming van mensen bij wie ze steun zoeken. Tabel Mensen bij wie gereformeerde moeders steun zoeken Man Vrienden Buren Broers, zussen (Schoon)ouders School/schoolbegeleidingsdienst Andere familieleden Mensen van de kerk Andere ouders Huisarts Predikant, ambtsdrager, oudste, voorganger Opvoedspreekuur Anders, nl. boeken en tijdschriften
30 25 20 20 18 18 15 10 10 7 3 2 25 N=30
Als moeders opvoedingsvragen hebben, dan praten ze er in eerste instantie met hun man over. Of ze gaan op zoek naar christelijke literatuur over het onderwerp. De moeders geven nadrukkelijk aan, dat opvoeding niet vaak een onderwerp van gesprek is. “Het probleem lost zich vaak vanzelf op”, wordt vaak gezegd. Als dat niet zo is, dan zoeken ze hulp in eigen kring, bij vrienden, broers en zussen of buren. Wanneer die hulp niet voldoende is, dan stellen ze vragen aan de leerkracht op school of aan de arts of verpleegkundige van het consultatiebureau. Ondervraagde jonge moeders geven eerder aan vragen te stellen (gemiddelde leeftijd rond 26 jaar met gemiddeld 2 kinderen) dan de oudere moeders (gemiddelde leeftijd 37 jaar met 8 kinderen). Jonge moeders, met kinderen die nog niet naar school gaan, geven aan behoefte te hebben aan meer sociale contacten. Ze verheugen zich op de tijd dat hun kinderen naar school gaan, omdat ze daar andere moeders treffen. De oudere moeders geven aan dat ze na 8 kinderen zo ervaringsdeskundig zijn, dat ze zelden alledaagse opvoedingsvragen hebben over hun jonge kinderen. Moeders geven wel aan dat de problemen groter worden naarmate de kinderen ouder worden. Slechts twee moeders hebben kinderen in de puberleeftijd. Een moeder vertelt dat haar dochter uit huis is geplaatst en geen contact meer met de ouders wil. De moeder vindt het heel erg.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
64
Slechts 7 van de 30 moeders praten met de huisarts over een opvoedingsvraag. Dit zijn de moeders uit Nieuw-Lekkerland. In de groep werd hierover gediscussieerd. Het blijkt vooral aan de persoon te liggen of ze er wel of niet naartoe gaan. Moeders geven aan dat dit te maken heeft met de deskundigheid van de huisarts. Hiermee bedoelen ze vaardigheden als een open houding en goed kunnen luisteren. Moeders geven aan dat ze in Nieuw-lekkerland niet veel keuze hebben in mensen of instanties waar ze met een opvoedingsvraag terecht kunnen. Vandaar dat de huisarts bij deze groep een optie is. Uit het onderzoek blijkt dat moeders de kerk en de mensen van de kerk niet toegankelijk vinden voor alledaagse opvoedingsvragen. De moeders gaan liever elders naar toe. Een minderheid van de moeders (2) praat met mensen van de kerk over opvoedingsvragen. Het algemene beeld is: “Daar praat je niet met elkaar over” en “Daar heeft een ander niets mee te maken.” Wanneer de opvoedingsvraag is gerelateerd aan het geloof, dan zeggen alle moeders daar de kerk bij te willen betrekken. Maar die situatie heeft zich nog niet voorgedaan bij de ondervraagde moeders. Moeders geven aan dat het onderwerp opvoeden summier ter sprake komt vanuit de kerk. Vanuit de kerk in Hardinxveld-Giessendam is onlangs een themabijeenkomst georganiseerd over het gebruik van internet. Van de tien ondervraagde moeders is hier één moeder naartoe gegaan. De andere moeders geven aan, dat ze vanwege tijdgebrek niet zijn gegaan. Een minderheid van de moeders (drie vrouwen) raadpleegt wel eens een predikant. Moeders die niet met de predikant over opvoedingsvragen praten, geven hiervoor de volgende redenen: • daarvoor heeft de predikant te weinig inhoudelijke kennis (11); • daar wil ik hem niet mee lastig vallen (9); • daarvoor heeft hij te weinig invoelend vermogen (2); • het geloof staat los van de opvoedingsvragen (2); • angst dat het wordt doorverteld, want familielid zit in de kerkraad (1); • daar is onvoldoende tijd voor (2). In het groepsgesprek in Nieuw-Lekkerland schetsten moeders ook een wensbeeld van de persoon van de zorgverlener. Daarbij kwam aan de orde dat moeders rondom opvoedingsvragen het meeste vertrouwen hebben in een vrouw die niet te jong is en zelf ook moeder is., met een christelijke identiteit. Twee ondervraagde moeders uit Hardinxveld-Giessendam zijn naar het opvoedspreekuur geweest. De overige moeders zijn wel bekend met het opvoedspreekuur, maar geven aan dit niet nodig gehad te hebben. In NieuwLekkerland is geen opvoedspreekuur. Van de 10 ouders in Hardinxveld-Giessendam geven er acht aan goed te zijn geïnformeerd over het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning. De twee ouders, die vinden dat ze niet goed zijn geïnformeerd, geven aan geen interesse te hebben in het aanbod.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
65
Tabel Kanalen waarlangs moeders uit Hardinxveld-Giessendam informatie kregen over opvoedingsondersteuning Artikel in de krant Folders en posters Consultatiebureau Mond-op-mond-reclame Ouderavond op school Huisarts Predikant, ambtsdrager, oudste, voorganger Anders, nl. schoolarts, krantje van thuiszorg
9 7 6 4 2 1 1 1 N=10
De moeders in Nieuw-Lekkerland geven aan niet goed te zijn geïnformeerd over het bestaande aanbod. Ze weten eigenlijk niet goed waar ze naartoe moeten buiten hun eigen kring met een opvoedingsvraag. Ze noemen wel het consultatiebureau, maar ze geven aan dat de verpleegkundigen rondom opvoedingsvragen te weinig inhoudelijke kennis hebben en dat ze te weinig gespreksvaardigheden bezitten. Als voorbeelden werden genoemd dat een vraag niet werd begrepen en dat tips werden opgelegd. “Ik zeg dan maar ja, om van het gezeur af te zijn”, is een gedeelde uitspraak. Slechts 1 van de 20 ondervraagde ouders heeft gehoord van het schoolmaatschappelijk werk. 7.4.4. Waar zouden ouders naartoe willen gaan? De moeders is gevraagd naar factoren die meespelen bij de keuze van een bepaald aanbod aan opvoedingsondersteuning. Factoren die volgens hen belangrijk zijn bij de keuze, zijn de volgende: • reisafstand; • identiteit van de zorginstelling; • deskundigheid van het personeel; • bejegening door het personeel; • het al dan niet bestaan van een wachtlijst. Van deze factoren wegen de deskundigheid en de bejegening van het personeel het zwaarste. Moeders geven aan geen zin te hebben om voor een advies over alledaagse opvoedingsvragen ver te reizen. Volgens hen betekent het bestaan van een wachtlijst, dat je al helemaal niet meer komt. De identiteit van de zorginstelling vinden ze zeer belangrijk, maar niet doorslaggevend. De kwaliteiten van het personeel staan voorop. Hiervoor gaan ze af op hoe de instelling staat aangeschreven. Met de kwaliteiten van het personeel bedoelen ze de houdingsaspecten. Moeders geven aan het belangrijk te vinden dat de hulpverlener weet aan te sluiten bij hun belevingswereld. Ze geven aan dat ze verwachten dat een hulpverlener met een christelijke identiteit meer begrip kan opbrengen en meer inzicht heeft in hun levenssituatie. Het uitdragen van christelijke waarden vinden de moeders belangrijk tot zeer belangrijk. Daarmee bedoelen ze het dragen van een rok en passend taalgebruik. Dit komt het vertrouwen ten goede, zo menen zij. In Hardinxveld-Giessendam geven zes moeders aan dat de school een goede plek is om opvoedingsondersteuning te bieden, omdat men op school het kind kent en mede opvoedt. School is een bekende plek voor ouders. Het consultatiebureau is ook een bekende en vertrouwde plek voor ouders. Niemand kiest voor de kerk, omdat er volgens de moeders geen deskundige zit op het gebied van opvoeding.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
66
Tabel Eerste voorkeur voor opvoedvoorzieningen Opvoedbureau Opvoedtelefoon Media: Boeken en tijdschriften, internet Pastoraal maatschappelijk werk Diaconaal maatschappelijk werk Christelijke jeugdzorg Themabijeenkomst Opvoedcursus Leerkracht school Schoolmaatschappelijk werk Algemeen Maatschappelijk werk Consultatiebureau Huisarts Kerk
11 4 2 1 1 1 N=20
Tijdens de groepspanels in Nieuw-Lekkerland waren verschillende voorzieningen door middel van folders en plaatjes tentoongesteld. In eerste instantie is de werkwijze van de verschillende instanties toegelicht. Ouders kregen daarna een pion, die ze bij de voorziening van eerste voorkeur konden zetten. Het merendeel van de moeders kiest ervoor om naar een opvoedbureau te gaan. Als argumenten zijn genoemd: daar zit een echte deskundige op het gebied van opvoeding, er is face-to-face contact, er is voldoende tijd om je verhaal te doen, laagdrempeligheid: je kunt er zo binnenlopen en je hoeft geen problemen te hebben. Iemand die de tijd voor je neemt en een luisterend oor biedt, kan al voldoende zijn. Het is een informatiepunt, waar ze naast boekentips ook interessante internetlinks en informatie over verschillende instellingen kunnen krijgen. Moeders vinden het een goed idee om het centrale nummer van de thuiszorgorganisatie, de zorglijn, als afsprakenlijn te laten functioneren voor het opvoedspreekuur. Dit nummer is namelijk goed bekend. Moeders geven aan dat ze het prettig zouden vinden een opvoedtelefoon te hebben, waarnaar ze kunnen bellen met opvoedingsvragen en vragen om informatie over instellingen in de regio. De landelijke opvoedtelefoon is bij niemand bekend. Moeders geven hun voorkeur aan een regionale opvoedtelefoon, omdat dan verwezen kan worden naar mensen die goed aansluiten bij de leefomgeving en weten wat er in de directe woonomgeving te halen valt. Voor ingewikkelde opvoedingsvragen vinden de moeders de opvoedtelefoon minder geschikt. Moeders, die niets voelen voor een opvoedtelefoon, geven aan dat ze het lastig vinden om mondeling hun situatie uit te leggen. Twee moeders vinden het christelijke karakter van de instelling onmisbaar, wanneer ze zorg vragen. Daarbij noemen ze dat ze zich dan meer op hun gemak voelen bij de hulpverlener en verwachten dat ze beter begrepen worden. Zij kiezen daarom voor een christelijke instelling, waar ze terecht kunnen met opvoedingsvragen. Er zijn veel moeders die literatuur over opvoeding gebruiken om antwoorden te vinden op hun vragen. Het is dan wel christelijke literatuur. Twee moeders geven aan dat het lezen van literatuur hun eerste keuze is, omdat dat veilig is. Ze zullen niet gemakkelijk over hun persoonlijke leven in gesprek gaan met een vreemde.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
67
7.4.5
Welke vormen spreken moeders aan?
Moeders in Hardinxveld-Giessendam en Nieuw-Lekkerland is gevraagd een mening te geven over meerdere varianten. Tabel Aansprekende vormen van informatievoorziening Schriftelijke informatie, tijdschriften, boeken Telefonisch gesprek Persoonlijk gesprek bij een instelling Voorlichtingsbijeenkomst Cursus Huisbezoek
29 25 18 8 5 4 N=30
In Hardinxveld-Giessendam, waar de individuele gesprekken plaatsvonden, kiest een meerderheid van de moeders voor schriftelijke informatie. Ze doelen op christelijke opvoedingsboeken en tijdschriften, waar ze praktische tips uit halen. Daarnaast kiezen moeders voor een voorlichtingsbijeenkomst voor ouders vanuit de basisschool. Een telefonisch gesprek en een gesprek op een instelling wordt vijf keer gekozen. Maar een huisbezoek is voor 4 moeders ook een optie. Vijf ouders geven aan een cursus te willen volgen. Maar slechts 1 moeder heeft dat wel eens gedaan. Moeders geven aan dat ze behoefte hebben met andere ouders in gesprek te gaan rondom opvoeden. Op de vraag waarom ze zich niet opgeven bij een cursus van de thuiszorgorganisatie, noemen ze als argumenten: • onze mensen praten niet gemakkelijk over de opvoeding; • onze mensen praten niet gemakkelijk in een groep; • angst om met andersdenkenden in een groep te zitten, het gevoel zich te moeten verdedigen tegen vooroordelen, zoals: “Het kan toch niet goed voor een kind zijn om in zo’n groot gezin te wonen? Vind je het gek dat je kind zo druk is?” “Een strenge opvoeding is zielig voor de kinderen.” De moeder die wel een cursus heeft gevolgd, geeft aan dat het voor haar een hele stap was. Ze was naar de cursus gegaan met een vriendin. Dat maakte het makkelijker. Ze waren in een groep van 10 de enige twee gereformeerde ouders. Bij het voorstellingsrondje had ze moeite om te vertellen dat ze 7 kinderen had en opnieuw zwanger was. Uiteindelijk was de moeder niet echt tevreden over de cursus, omdat hun opvoedings- en levensstijl niet aansloot bij de overige moeders. Veel voorbeelden gingen over TV kijken, verhalen over Winnie de Pooh, Harry Potter en Bob de Bouwer. Daar konden zij niet over meepraten, omdat zij geen TV kijken. Een moeder die op het opvoedspreekuur was geweest, was niet tevreden over de hulp. Ze voelde zich niet prettig bij de pedagogische adviseur. Als tip kreeg ze mee dat ze haar kind keuzes moest aanbieden: ”Maar in mijn gezin van 12 kinderen heeft dat geen zin. Ze moeten gewoon luisteren en doen wat ik zeg.” Ze kon dus niet met het advies uit de voeten. In Nieuw-Lekkerland geven alle moeders aan schriftelijke informatie erg prettig te vinden. 13 moeders geven aan daarnaast een persoonlijk gesprek te willen met een deskundige van een instelling. Ze geven nadrukkelijk aan geen huisbezoek te willen. Ze vinden het niet prettig, wanneer de deskundige bij hun thuis komt. Als meest ideale locatie voor ouders zien ze het consultatiebureau of een school.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
68
De school zien ze als een minder neutrale plek. Als reden hiervoor geven ze aan dat iedereen kan zien, dat je als ouder met een opvoedprobleem zit. Net als de moeders in Hardinxveld-Giessendam willen de moeders van NieuwLekkerland graag een telefonisch spreekuur. Ze zien dat als een veilige manier om een vraag met iemand te bespreken. Het lijkt ze prettig, als die persoon ook de weg wijst. Slechts één moeder kiest voor een themabijeenkomst. Daar heeft ze goede ervaringen mee. Ze vindt het prettig om mondeling informatie te ontvangen van een deskundige, zonder daarbij centraal te staan. Niemand kiest voor een cursus. De onderwerpen van cursussen zijn wel interessant, vindt men. Gezegd wordt dat deelname veel tijd kost. De moeders geven aan dat ze problematische opvoedingssituaties liever in een individueel gesprek bespreken dan in een groep. De moeders geven aan dat ze behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning, maar ze willen problemen in eerste instantie zelf oplossen door middel van het opvolgen van tips uit de literatuur. Daarnaast geven ze het aan dat een opvoedtelefoon ook een veilige plek is, waar moeders hun opvoedvraag kunnen neerleggen. Met name in Nieuw-Lekkerland geven moeders aan behoefte te hebben aan een plek, waar ze met een deskundige over een opvoedingsvraag kunnen praten. Op dit moment ervaren ze dat ze nergens naartoe kunnen, behalve de huisarts. Daar waar moeders in Hardinxveld-Giessendam ook met een opvoedingsvraag naar het consultatiebureau gaan, doen de moeders in Nieuw-Lekkerland dat niet. Dit zou kunnen verklaren waarom moeders zo graag een opvoedspreekuur willen. In de minderheid kiezen ouders voor groepsbijeenkomsten. Opvallend is dat ouders aangeven dat ze groepsbijeenkomsten vanuit school gemakkelijker zullen bezoeken dan vanuit een algemene instelling. In Hardinxveld-Giessendam wordt zelfs een aantal keer genoemd dat het een voorwaarde is. 7.4.6
De protestants-christelijke identiteit van de zorgverlener
Alle ondervraagde moeders hebben aangegeven, dat het geloof een sterke rol in hun leven speelt. Ten aanzien van opvoedingsondersteuning geven moeders aan dat de kerk daar een ondergeschikte rol in speelt. Als moeders wordt gevraagd waar opvoedingsondersteuning aangeboden dient te worden, wordt dit duidelijk. Als eerste noemen zij de school. Tabel Waar moet men opvoedingsondersteuning aanbieden? School Thuis Bij een instelling die hulp aanbiedt Kerk
19 12 12 5 N=30
Met ‘thuis’ wordt niet altijd een huisbezoek genoemd. Moeders geven daarmee aan, dat ze vanuit huis naar de opvoedtelefoon willen bellen. Een moeder merkt op dat het voor haar extra moeilijk zou zijn, als zij met mensen van haar gemeente in een gespreksgroep over opvoeding zou zitten. Zij zou bang zijn het ergens niet mee eens te zijn en ze zou dat in die groep niet durven zeggen. De moeders is gevraagd hoe belangrijk het christelijke karakter van een instelling zou wegen voor hen. Zij antwoorden allemaal dit zeer belangrijk te vinden.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
69
Ze zeggen dat ze zich daardoor eerder op hun gemak voelen. De deskundigheid en bejegening van het personeel vinden ze minstens zo belangrijk en zijn doorslaggevend, zo zeggen ze. Op die punten gaan ze af op de naam en faam van de instelling. Daarnaast vinden de moeders het belangrijk dat er geen lange reisafstanden en geen wachtlijsten zijn. Een meerderheid van de moeders vindt dat er voor opvoedingsvragen geen aparte christelijke voorziening moet worden opgezet. Moeders gaan ervan uit dat ze ook door een deskundige van een algemene voorziening goed geholpen kunnen worden. Ze geven daarbij aan dat de voorkeur naar een christelijke instelling uitgaat, wanneer de opvoedingsvraag gerelateerd is aan het geloof. Ze noemen daarbij voorbeelden van situaties rondom de puberteit, wanneer een kind zou willen uitgaan. Ook bij hulp aan huis, zoals kraamhulp of gezinsondersteuning thuis, vinden ze een hulpverlener met dezelfde geloofsovertuiging belangrijk. Deze persoon moet in het gezin meedraaien en daarin passen. 10 van de 30 ondervraagden hebben met christelijke hulpverlening te maken of hebben ermee te maken gehad. Een meerderheid geeft aan minder tevreden of ontevreden te zijn over de geboden hulp. Als reden noemden zij dat binnen de christelijke hulpverlening de oorzaak van het probleem wordt gezocht bij de ouder: ‘Je zult wel iets fout gedaan hebben, het is een straf van God’, zo geven de moeders als voorbeeld. Zowel binnen de individuele gesprekken als binnen de drie groepsbijeenkomsten kwamen de slechte ervaringen met christelijke hulpverleningsinstanties ter sprake. Niet alle moeders hebben zelf deze ervaringen. Soms spraken ze namens anderen. Een moeder die in Hardinxveld-Giessendam naar een ouderavond was gegaan op de basisschool, vertelde dat ze naar huis ging met het gevoel een slechte opvoeder te zijn. Haar signaal werd door enkele andere moeders bevestigd. Ze vinden dat ze te snel beschuldigend bejegend worden.
7.5 Conclusies over gereformeerde ouders 7.5.1 Over de onderzoeksaanpak Bij dit onderzoek is uitgegaan van de vooraanname dat ouders uit de gereformeerde gezindte op een laat moment hulp vragen en dan met heftige problemen kampen. Deze vooronderstelling wordt bekrachtigd door onze onderzoekgegevens. De literatuur spreekt over traditionele ouders - uit met name plattelandsgemeenten met weinig migratie en sterk religieuze gemeenschappen - die pas komen met vragen wanneer de problemen al ernstig zijn en ook de mensen uit de sociale omgeving (het zogenaamde sociale referentiekader) niet meer weten wat te doen. Sleutelfiguren spreken over een gesloten houding ten aanzien van vragen en problemen in de persoonlijke sfeer. Ze schetsen het beeld van een gemeenschap, die de deksel op de pan houdt. Problemen komen laat aan het licht, vaak pas wanneer er al behoefte is aan jeugdbescherming. Moeders erkennen dat zij niet gemakkelijk naar buiten treden met opvoedingsvragen. Ze geven aan dat de mensen uit hun gemeente moeizame praters zijn. Daarmee bedoelen ze, dat ze niet gemakkelijk met persoonlijke zaken naar een ander stappen. De drempel naar hulp bestaat naast erkenning van een probleem uit schaamte, onbekendheid met de zorgverlener en angst om te stuiten op onbegrip. Bij de werving van ouders uit de gereformeerde gezindte is rekening gehouden met drempelverlagende factoren.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
70
•
Plaatsen bezoeken waar ouders al komen, zoals het consultatiebureau en de basisscholen. Dat zijn plaatsen, waar ouders zich op hun gemak voelen. • Respecteren van de behoefte aan privacy door de mogelijkheid te bieden het vraaggesprek thuis te laten plaatsvinden en het gesprek alleen te voeren. • Inzetten van sleutelfiguren, die al contact hebben met ouders en vertrouwen genieten. • Bevorderen van een veilige sfeer, waarbij gelet is op houdingsaspecten. Bij deze groep ouders is met name zorgvuldig omgegaan met passend taalgebruik en het dragen van passende kleding. De voorkeur van ouders gaat uit naar individueel contact. Binnen bestaande groepen zien we bereidheid van ouders om met elkaar in gesprek te gaan. 7.5.2 Bekendheid met het aanbod Het vraagstuk over de moeilijke bereikbaarheid heeft twee kanten. Enerzijds maken de ouders weinig gebruik van (lokale) voorzieningen en zijn ze weinig bekend met de inhoud van de activiteiten. Anderzijds spelen voorzieningen volgens de ouders (te) weinig in op hun vragen en behoeften. Het geringe gebruik van de voorzieningen is deels te verklaren uit het gegeven dat de gereformeerde ouders zich er niet of niet zo thuis voelen, deels is men niet goed geïnformeerd. 7.5.3 Belemmeringen in de communicatie Centrale vraag is waarom ouders uit het gereformeerde milieu niet gemakkelijk gebruik maken van opvoedingsondersteunende activiteiten. Uit de gesprekken is duidelijk geworden dat moeders uit de gereformeerde gezindte niet gemakkelijk praten over de opvoeding van hun kinderen. Als reden wordt genoemd dat het praten over opvoeding een intieme zaak is, waar anderen niets mee hebben te maken. Verder ontlenen vrouwen binnen de gereformeerde gezindte hun identiteit met name aan het moederschap. Ze werken niet buitenshuis, maar zijn thuis voor de kinderen. Het moederschap neemt een zeer belangrijke rol in hun leven in. Het moederschap staat centraal en met de kinderen hoort het goed te gaan. Vanwege hun normatieve houding zullen ze opvoedingsproblemen niet gemakkelijk erkennen. De manier waarop kinderen zich gedragen wordt ervaren als een statussymbool. Moeders komen niet gemakkelijk met ongewenst gedrag of opvoedingsproblematiek naar buiten. Wij merken hierbij op dat deze ideologie een kenmerk van deze tijd is en bij alle ouders voorkomt. Echter, bij de gereformeerde gezindte is dit ‘goede gedrag’ zeer bepalend voor de manier waarop men zich binnen de plaatselijke gemeenschap geaccepteerd weet. Het gevolg is dat ouders met opvoedingsproblemen zich schamen en zo buiten een sociaal netwerk geraken. Er is gebrek aan vertrouwen in de zorggevers. Ouders hebben het idee dat ze zich moeten verantwoorden voor hun ideeën en opvattingen rondom levensstijl en opvoedingsstijl. Daar hebben ze geen zin in. Binnen een groep voelen ze zich een minderheid. Ze stuiten op vooroordelen, waartegen ze zich moeten verdedigen. Ze zijn bang dat ze niet geaccepteerd zullen worden. Ze hebben het idee dat de informatie die ze krijgen niet aansluit bij hun belevingswereld. Ouders ervaren cultuurproblemen: te weinig aansluiting bij de houding van de hulpverleners. De tips zijn niet uitvoerbaar of gaan in tegen hun waarden en normen. Daarnaast ervaren ze taalproblemen: de vocabulaire van de hulpverleners, sluit niet altijd aan bij de ouders, met vloekwoorden zoals: o je, joh, goh, jeetje, gossie. De manier van praten van de gereformeerden is anders. Zij spreken minder direct, weloverwogen. Ze benoemen alle negatieve aspecten eerst en wegen dan af.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
71
Meestal is een combinatie van redenen de oorzaak van het niet deelnemen aan activiteiten voor opvoedingsondersteuning. 7.5.4 Overige opmerkingen Het gaat bij de gereformeerden om grote gezinnen met veel kinderen. Moeders noemen zich ervaringsdeskundigen. Deze ouders herkennen zich minder in alledaagse opvoedingsvragen, waarmee het opvoedbureau adverteert. Moeders zoeken in eerste instantie de informatie binnen de anonimiteit van tijdschriften, brochures en door het lezen van literatuur. Ouders hebben behoefte aan literatuur en internetlinks vanuit een christelijke grondslag. De christelijke instellingen zijn toegerust om in te gaan op specifieke vragen van de ouders. Moeders gebruiken bij hun opvoedingsvragen het verkleinwoord ‘vraagje’, dan lijkt hun vraag minder zwaar. Ze proberen hun probleem te bedekken, omdat ze er niet goed voor uit durven te komen. Als ze naar buiten treden met vragen, stappen ze in eerste instantie naar mensen in de eigen kring. Themabijeenkomsten en cursussen nemen veel tijd in beslag. Moeders van een groot gezin met gemiddeld zeven kinderen hebben eenvoudigweg die tijd niet. Ouders zien niet altijd het voordeel van de activiteiten. Het kost tijd, geld en wat levert het op?
7.6 Aanbevelingen •
• • •
•
• •
Het praten over opvoeden moet gewoon worden. Deze missie dient een gemeenschappelijk vertrekpunt te zijn van kerken en scholen en opvoedingsondersteuners. Artikelen in kerkblaadjes en lokale kranten kunnen aan de missie bijdragen. De thema’s moeten goed aansluiten bij de doelgroep en niet ingaan op onderwerpen, waarmee veel moeders van grote gezinnen al bekend zijn. Vertrouwen krijgen is een kernbegrip. Dat vertrouwen moet in eerste instantie gewonnen worden, bij zowel sleutelfiguren als ouders. Ouders moeten de mogelijkheid krijgen om vrijuit te praten, met waarborging van de privacy. Een regionaal telefonisch spreekuur kan een middel zijn. Samenwerking met sleutelfiguren (zoals leerkrachten van scholen, artsen en verpleegkundigen van het consultatiebureau, de vrouw van de dominee) kan bijdragen tot een beter bereik van de ouders. Ouders geven aan dat er een goede plek moet komen voor het aanbieden van opvoedingsondersteuning. Ze geven aan dat de activiteiten, dan wel de werving ervoor, het best kan gebeuren vanuit instanties waar ouders al komen, die ze al kennen, zoals het consultatiebureau en de (christelijke) basisscholen. Om de bekendheid van opvoedingsactiviteiten te vergroten, verdient het aanbeveling de werving via vertrouwde kanalen te laten verlopen, zoals schoolbladen en kerkblaadjes. Vergroot de ouderbetrokkenheid via de basisscholen. Basisscholen tonen grote bereidheid tot medewerking. De moeders benoemen de grote rol van de basisschool ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Het zou goed zijn basisscholen te betrekken in het aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning. Aanpassing van de informatievoorziening met aandacht voor christelijke literatuur en internetlinks. Zorgverleners dienen een transculturele houding aan te nemen, met respect voor de protestants-christelijke identiteit.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
72
• • • •
Het creëren van een veilige sfeer gaat verder dan het dragen van een rok. Om naast de ouders te staan is kennis van het geloof, de leef- en opvoedingssituatie onontbeerlijk: grote gezinnen, moeder zorgt voor de kinderen, autoriteitsgevoelig, wereldvisie, taalgebruik, kleding, levensstijl. Zo’n houding moet ook de kennis en toepassing omvatten van het sociale en religieuze taalveld en een professionele reflectie op de eigen aannames ten aanzien van het geloof. Hulpverleners moeten zich bewust zijn van het feit dat een op socialisering gericht opvoedingsproces andere kenmerken heeft dan een op persoonlijkheidsvorming gericht opvoedingsproces. Om te meten of de doelgroep daadwerkelijk meer gebruik gaat maken van het opvoedspreekuur, is het nodig om bezoekers ook te registeren naar geloofsovertuiging. Werken aan het vergroten van de draagkracht van ouders. Positieve ervaringen versterken het zelfvertrouwen en motiveren ouders in het begeleidingsproces. Inventarisatie van succesvolle projecten.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
73
8 Allochtone ouders 8.1
Inleiding
Het onderzoek onder allochtone ouders is uitgevoerd in Gouda en Boskoop. In deze gemeenten wonen moeilijk bereikbare allochtone ouders. In beide gemeenten is een relatief groot percentage van de bevolking van Marokkaanse afkomst. De groep allochtone ouders is samengesteld uit ouders uit diverse landen en culturen. De groep ouders, waarmee de onderzoeker in contact is gekomen, bestond vooral uit Marokkaanse moeders die de taal niet of nauwelijks beheersen. Het is de wens van gemeenten om deze ouders beter te ondersteunen bij hun opvoedingsvragen. Deze wens vloeit voort uit het lokale jeugdbeleid, waar opvoedingsondersteuning deel van uitmaakt. In beide gemeenten is sprake van het nauwelijks of niet bereiken van allochtone ouders die de taal slecht spreken met het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning. In beide gemeenten zijn gesprekken gevoerd met sleutelinformanten. In Boskoop heeft een groepsinterview op de Taalschool van het ID-College plaatsgevonden, met negen moeders. In Gouda werd informatie verkregen door middel van een diepte-interview met een opvoedingsvoorlichter ‘eigen taal en cultuur’ en via participerende observatie tijdens een drietal bijeenkomsten van een moedergroep van Spel aan Huis. Deze groep, waaraan zes moeders deelnamen, werd georganiseerd door Spel aan Huis in samenwerking met een maatschappelijk werker van de Stichting Kwadraad. Tabel Aantal ondervraagde respondenten Plaats Boskoop Gouda
Aantal sleutelinformanten 7 5
Aantal allochtone moeders 9 6
Gezien de korte tijd waarbinnen het onderzoek moest plaatsvinden, was het van belang gebruik te maken van bestaande contacten en netwerken van de onderzoeker. De Gemeente Boskoop is erg geïnteresseerd in de uitkomst van het onderzoek en bereid mee te werken aan een vervolgtraject. Het beleid voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is in Boskoop op gang gekomen en heeft onder meer tot doel dat meer er allochtone kinderen worden ingeschreven op de peuterspeelzalen. De Gemeente Gouda heeft interesse en geeft tegelijkertijd aan dat er al veel initiatieven zijn voor allochtone doelgroepen. In beide gemeenten zijn gesprekken gevoerd met de gemeenteambtenaar die verantwoordelijk is voor opvoedingsondersteuning en andere sleutelinformanten, zoals een opbouwwerker, een leerplichtambtenaar, een allochtone medewerker van het opvoedbureau, een opvoedingsvoorlichter et cetera. Het gaat om zowel allochtone als autochtone sleutelinformanten.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
74
8.2 Achtergrondinformatie 8.2.1
Literatuur
Bij de informatieverzameling over allochtone ouders hebben we gebruik gemaakt van bestaand onderzoek. 43 We noemen hier enkele belangrijke zaken. Als er gesproken wordt over ouders die niet of moeilijk worden bereikt met het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning, dan gaat het om ouders aan wie men graag opvoedingsondersteuning wil bieden, maar die geen gebruik maken van aangeboden activiteiten en diensten. Bekend zijn een aantal redenen waarom ouders twijfels hebben over het bestaande aanbod. Allochtone ouders zijn vaak niet gewend met buitenstaanders te praten over privéproblemen. De drempel ligt daardoor vrij hoog om bij een instantie binnen te stappen, dan wel om in een groep met onbekende mensen daarover te praten. Allochtone ouders hebben een specifieke culturele achtergrond en een migratie - of vluchtgeschiedenis. Het is de vraag of reguliere Nederlandse voorzieningen in staat zijn hen goed te ondersteunen. Het houdt veel allochtone ouders bezig hoe zij hun kinderen tussen twee culturen moeten opvoeden. Ze praten daar zelf niet of weinig over met derden. Sommige Marokkanen van de tweede generatie hebben behoefte aan gespreksgroepen samen met Nederlandse ouders. Zij willen juist geen apart aanbod. Het komt veel voor dat ouders niet op de hoogte zijn van het aanbod. Dit ligt deels aan een gebrekkige taalkennis. Daarnaast speelt mee dat ouders niet bekend zijn met het type aanbod. Er is gerichte voorlichting over opvoedingsondersteuning voorhanden, maar men maakt er onvoldoende gebruik van. Er zijn ouders, die wel zouden willen deelnemen, maar dit niet (kunnen) doen. Als reden geven ze: een druk bestaan met veel verplichtingen, zoals een inburgerings- of taalcursus naast een druk huishouden en de zorg voor de kinderen, of grote zorgen op maatschappelijk vlak. Uit onderzoek is bekend dat er nog meer belemmerende factoren een rol kunnen spelen, zoals weerstand van de man en/of andere familieleden om de vrouw naar een instelling dan wel activiteit te laten gaan en angst om naar een plaats te gaan, waar ouders zich niet bekend voelen. Er zijn ouders die niet kunnen en niet willen komen, de zogenaamde zeer moeilijk bereikbare allochtone doelgroep. Gezegd wordt dat bij hen de weerstand meespeelt ten aanzien van de Nederlandse samenleving en het bewust handhaven van een zeer groot sociaal isolement. Deze ouders zijn moeilijk of niet te motiveren. Het gaat in de meeste gevallen om gezinnen met een problematische opvoedingssituatie (POS). In deze gezinnen groeien de kinderen op tussen twee totaal gescheiden culturen. Zo komt het veel voor dat kinderen thuis sociaal wenselijk gedrag vertonen, terwijl de beroepskrachten op straat en op school met grensoverschrijdend gedrag te maken hebben, aldus de sleutelinformanten. Nederlandse beroepskrachten geven aan moeite te hebben om met allochtone ouders in contact te komen, wanneer ze over gesignaleerd probleemgedrag van hun kinderen willen praten. Ouders herkennen de problematiek niet, die Nederlanders benoemen. 43
-
Veen,A, van de Veen, I, Koopman,P, Capabel, 2003 Dogan, G, van Dijke,A, Terpstra,L, Wie zijn er ‘moeilijk bereikbaar’, 2003 Doggen, R, Kleurrijke vrouwen over de drempel, 2003 van der Hulst, M, Bouharrou,M,Kavak, S, Bochama, Z, Kharkhach,N, Project Salaam,2003
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
75
Zij ervaren zelf geen problemen met de kinderen en leggen de oorzaak van probleemgedrag in de Nederlandse samenleving. Deze ouders zijn niet of alleen via laagdrempelige programma’s te bereiken. De groep moeilijk te bereiken gezinnen kampt vaak met problemen op verschillende levensterreinen en de problemen betreffen de kinderen, de moeders en/of de vaders. Wanneer het al lukt met deze ouders in contact te komen, dan blijkt het moeilijk om in contact te blijven. Instellingen werken niet graag met deze groepen, omdat zij hen als “moeilijk” en “zwaar” ervaren. De gangbare benaderingen en methoden werken niet. En toch hebben bijvoorbeeld leerplichtambtenaren de plicht tegenover deze ouders te blijven aangeven dat juist hun zonen spijbelen. Er lijkt nauwelijks veranderingsperspectief te zijn. Verplichting en dwang lijken de enige middelen te zijn die ingezet kunnen worden. Die zijn methodisch echter nauwelijks ontwikkeld. Vaders Enkele jaren geleden heeft onderzoek al uitgewezen dat vaders meer moeten worden betrokken bij opvoedingsondersteunende activiteiten. 44 De begeleiding richt zich vooral op moeders. Het is wellicht ook mogelijk ouderparen te begeleiden met als doel daarmee het probleem van een haperende samenwerking tussen beide opvoeders te voorkomen. Vaders van de eerste generatie geven aan dat zij niet in staat zijn om opvoedingsproblemen te signaleren. De tussengeneratie vaders geeft aan dat er vaak meningsverschillen bestaan tussen de beide ouders, hetgeen voor spanningen zorgt. Er bestaan grote verschillen tussen het opvoeden van kinderen in Marokko en in Nederland. Ouders staan er in Nederland meer alleen voor. Wanneer de ouders problemen signaleren, zal deze generatie niet gauw gebruik maken van de reguliere voorzieningen. De tweede generatie benadrukt de moeite die zij heeft met het leven tussen twee culturen. Zij moeten zich overal aanpassen, maar voelen zich niet geaccepteerd. 45 Vluchtelingen Een groep ouders, die in beide gemeenten ook ruim vertegenwoordigd is, is vluchteling. Deze ouders zijn in de regel hoger opgeleid. Zij hechten veel waarde aan goede prestaties en hebben in eigen land meestal hoge posities ingenomen. Via de inburgering in de Nederlandse samenleving maken ze zich in snel tempo het Nederlands eigen. Ze werken doorgaans hard om opnieuw goede posities in te kunnen nemen. Ook voor hen geldt vaak dat zij een opvoedings- en kindbeeld hebben, dat niet overeenkomt met de Nederlandse waarden en normen. Verder hebben sommige ouders traumatische ervaringen, die doorspelen in het dagelijkse leven. Kinderen uit deze groep lopen extra risico’s. Ook deze ouders moeten over een passend aanbod aan opvoedingsondersteuning kunnen beschikken. 8.2.2. Informatie over de lokale situatie De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op zowel onderzoek als informatie van sleutelfiguren. Het merendeel van de Marokkanen in Boskoop en Gouda is afkomstig uit hetzelfde gebied in Marokko. De ‘wij-cultuur’, de wijze waarop respect getoond dient te worden, de eer en de schande en niet te vergeten de sociale controle werken intensief door in de gemeenschap.
44 45
Pels,T, Schreurs,D, ‘Meer ondersteuning Marokkaanse vaders, 1998 vander Hulst,M, Bouharrou, M, Kavak, S, Bouchama,Z, Kharkhach,N, Project Salaam, 2003
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
76
Van deze sociale controle ging in Marokko een beschermende werking uit, terwijl ze hier eerder een beklemmende werking heeft. Een aantal kernmerken van hun opvoedingscultuur noemen we hier. 46 • Het ontwikkelen van een islamitische identiteit. • In een pluriforme samenleving is het van wezenlijk belang dat het kind zijn of haar identiteit leert en tot uitdrukking brengt. Wanneer dit niet gebeurt, raakt het kind tussen wal en schip. • Het opleiden van voorbeeldige individuen, dat wil zeggen: Godvrezend, Godbewust, goed opgevoed, rechtvaardig, verantwoordelijkheidsbesef dragend, eerlijk, zedelijk, gehoorzaam, vrijgevig, geduldig, genegen, gemanierd, broederlijk en oprecht. Allah beveelt hen al deze eigenschappen in zich op te nemen, zodat zij op het juiste pad zullen blijven. • Het ontwikkelen van een sterk gemeenschapsgevoel (zie www.islam.nl). Boskoop De Gemeente Boskoop is een kleine gemeente met een relatief hoog percentage allochtone burgers. Exacte cijfers kon de Gemeente Boskoop binnen de looptijd van dit onderzoek niet verstrekken. Velen van hen werken in de boomkwekerijen. Het gaat om een betrekkelijk grote groep Marokkanen, met een eigen moskee. Verder is er een toenemend aantal geaccepteerde vluchtelingen als gevolg van het inlopen van een achterstand in het plaatsingsbeleid. Een heel klein percentage allochtone kinderen zit op de peuterspeelzaal. Het beleid voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) kan hierin verandering brengen. Volgens de sleutelinformanten bestaan er grote problemen met een deel van de allochtone jeugd. Ouders zijn moeilijk te bereiken. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van de taalschool, terwijl dit één van de best lopende activiteiten is voor de allochtone gemeenschap. Spel aan Huis wordt gezien als een goed programma om gezinnen met jongere kinderen te bereiken. De spelbegeleidsters zijn in staat vertrouwen op te bouwen en vanuit die veiligheid kunnen ze een eventuele doorverwijzing bespreekbaar maken. Het consultatiebureau van De Vierstroom, een instelling voor ouder- en kindzorg, bereikt bijna de gehele allochtone doelgroep. Door huisbezoeken te brengen aan allochtone ouders krijgen de medewerkers kansen om voorlichting te geven over het opvoedingsondersteunend aanbod, zoals de peuterspeelzaal, het opvoedbureau, oudercursussen en Spel aan Huis. Sinds enige tijd probeert het opvoedbureau Midden-Holland opvoedsteunpunten te koppelen aan bestaande groepsbijeenkomsten. In Boskoop komt één keer in de zoveel tijd iemand van het opvoedbureau van Marokkaanse afkomst voorlichting geven aan moeders die deelnemen aan taallessen. Vervolgens biedt zij de mogelijkheid direct na de les langs te komen op haar opvoedspreekuur.
46
Het gaat om opvoedingskenmerken, waarmee niet alleen de in het onderzoek betrokken gemeenten, maar de hele Nederlandse samenleving te maken krijgt.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
77
Gouda Tabel Bevolking naar etnische groep 47
Marokko Andere niet-westerse landen Westerse landen Nederland Totaal
Percentage 8 5 7 80 100
In Gouda is 13% allochtoon, waarvan 8% van Marokkaanse afkomst is en 5% uit andere niet-westerse landen komt. In Gouda is al veel ondernomen om allochtone ouders te bereiken. Er blijven groepen ouders moeilijk bereikbaar voor het aanbod aan opvoedingsondersteuning en jeugdhulpverlening. Het VVE-beleid is in volle gang en er worden cursussen gegeven waarin voorlichting centraal staat. De opzet is om ouders - in dit geval de moeders – de opgedane kennis te laten inpassen in het dagelijkse leven, passend bij hun eigen culturele gewoonten en waarden. Onduidelijk is nog of die opzet datgene oplevert, wat men ervan verwacht. De taalschool en het consultatiebureau in Gouda hebben tamelijk goed zicht op de moeilijk bereikbare doelgroepen. Laagdrempelige programma’s spelen een belangrijke rol in het verwijzen van zeer moeilijk bereikbare ouders naar de taalschool. Er zijn basisscholen, die bouwen aan een goed contact met ouders door het organiseren van activiteiten zoals de theemiddagen. Er is in mei 2003 een onderzoeksrapport verschenen met als titel “Project Salaam”. Het is in opdracht van Bureau Jeugdzorg Gouda uitgevoerd en geeft een goed beeld van de oorzaken waarom de Marokkaanse gemeenschap nauwelijks gebruik maakt van de jeugdhulpverlening. Dit rapport geeft inzicht in de migratiegeschiedenis en ervaringen van de doelgroep zelf. Het schetst ook redenen waarom zij nauwelijks bereikt worden door Bureau Jeugdzorg. Ouders signaleren geen opvoedingsproblemen bij hun kinderen, zij voelen zich niet begrepen, zij kunnen zich onvoldoende in de Nederlandse taal uitdrukken, er heerst een gevoel van schaamte et cetera. De onderzoekers zijn erin geslaagd vaders en jongens te benaderen uit de doelgroep. Sommige groepen allochtone ouders maken niet of nauwelijks gebruik van reguliere voorzieningen. Deze constatering kan deels verklaren waarom deze ouders ook niet of nauwelijks bereikt worden door het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning. Marokkaanse cliënten blijken pas om ondersteuning te vragen, wanneer de zaak eigenlijk al uit de hand gelopen is. Radio en TV zouden passende kanalen kunnen zijn om informatie te verstrekken over opvoeding. Het zou een stimulerende invloed kunnen hebben op de gebruikmaking van bestaande voorzieningen. Ondersteuners zouden de doelgroep moeten opzoeken, benaderen op de “eigen plek”, zoals in de moskee en het buurthuis 40 . Volgens de sleutelinformanten is het hebben van een transculturele beroepshouding noodzakelijk voor beroepskrachten, die met allochtonen werken.
47
Bron: www.gemeentegouda.nl
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
78
Om daaraan te werken is de Gemeente Gouda een project gestart, waarin de deelnemers via creatieve middelen reflecteren op hun eigen handelen en kennisnemen van andere culturele waarden en normen. Het project is aan scholen aangeboden, maar vanwege gebrek aan belangstelling (te weinig motivatie om deel te nemen) niet doorgegaan. De sleutelinformanten zouden het op prijs stellen wanneer dit project alsnog zou worden uitgevoerd. Ondersteuning hierbij is gewenst.
8. 3
Werkwijze bij de benadering van de ouders
Gemeentelijke ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor opvoedingsondersteuning, zijn benaderd met de vraag of zij interesse hebben in deelname aan dit onderzoek en het meedenken over een pilot project om de specifieke groepen ouders beter te bereiken met het aanbod aan opvoedingsondersteuning. Tevens is hen gevraagd sleutelinformanten te leveren, die informatie zouden geven en die intensief contact hebben met Marokkaanse ouders. Op hun verzoek heeft JSO een informatiebrief verstuurd om het onderzoek kort toe te lichten en de verwachtingen van de onderzoeksbijdrage van de gemeente te verhelderen. Deze brief is in de bijlagen opgenomen. Voor ondervraging van de sleutelinformanten is een vragenlijst ontwikkeld. Die diende als richtlijn. Deels hebben de gesprekken face-to-face plaatsgevonden, deels telefonisch. De face-to-face interviews duurden ongeveer 1½ uur. De onderzoeker heeft zoveel mogelijk een neutrale houding ingenomen. Dit om te voorkomen dat er sociaal wenselijke antwoorden zouden worden gegeven. Door de tijdsintensieve aanpak kon slechts een beperkt aantal sleutelinformanten worden bevraagd. Bij het organiseren van de vraaggesprekken is aansluiting gezocht bij bestaande groepen. In Boskoop bood een docent de mogelijkheid een groepsinterview te houden met negen moeders die naar taalles gaan en die verder alleen bereikt worden via het consultatiebureau. Ze gaf aan het onderzoek zeer op prijs te stellen, omdat de gesprekken de moeders aanzet tot nadenken, hen meer bewust maakt van hun eigen handelen en helpt een mening te vormen. De wijze van bevragen is aangepast aan de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal van de vrouwen. Er zijn open vragen gesteld, er is gebruik gemaakt van visueel materiaal, er zijn rollenspelen gedaan en non-verbale spelvormen gebruikt. Er is twee keer contact geweest met de groep. Beide keren kwam een tweede persoon mee om te observeren. De observant lette op datgene wat door de moeders werd gezegd, de non-verbale uitdrukkingen van de moeders en op de rol van de onderzoeker. Dit in verband met feedback over de manier waarop de moeders op haar reageerden. In de eerste bijeenkomst ging het om kennismaking en uitleg van het doel van het vraaggesprek. Tijdens de tweede bijeenkomst vond het eigenlijke vraaggesprek plaats. Beide keren waren aanwezig: de onderzoeker, een observant en een tolk. In Gouda kreeg de onderzoeker de mogelijkheid moedergroepen te bezoeken van Spel aan Huis. Dit programma, met als thema “empowerment van de vrouw”, bestond uit een reeks van zeven bijeenkomsten, georganiseerd in samenwerking met het Algemeen Maatschappelijk Werk. Een opvoedingsvoorlichter van Marokkaanse afkomst was verantwoordelijk voor de organisatie. Zij sprak zowel Arabisch als Berbers. Zij vervulde een intermediaire rol en gaf feedback. Via haar kon de onderzoeker drie keer deelnemen aan de bijeenkomsten. Zij heeft op een natuurlijke wijze de onderzoeker geïntroduceerd.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
79
Hierdoor accepteerden de moeders dat er een “vreemde” deelnam. Uit deze gesprekken is veel informatie verkregen over wat de moeders bezig houdt en waaraan ze behoefte hebben.
8.4 De groepsgesprekken Boskoop Het groepsgesprek is gehouden met negen moeders met kleine kinderen en pubers. Zij wonen gemiddeld drie jaar of langer in Nederland. De meeste moeders hadden weinig beheersing van de Nederlandse taal en weinig taalbegrip. Het ging vooral om moeders die laag of niet opgeleid zijn. Er is zowel in het Arabisch als in het Berbers vertaald. Door de inzet van een tolk begrepen de moeders wat bedoeld werd en was er geen taalbelemmering om eigen ideeën over opvoeding naar voren brengen. Introductie De eerste bijeenkomst duurde een half uur. Er is duidelijk toegelicht dat het groepsgesprek zou gaan over opvoedingsvragen en dat het hebben van vragen normaal is: dat iedere ouder vragen heeft, ook Nederlandse ouders. De onderzoeker had voorbeeldplaten meegenomen van opvoedingsvragen en vroeg de moeders om reactie. De voorbeeldplaten visualiseerden opvoedingsvragen over jongere kinderen en pubers. De moeders gaven bij de platen over kleine kinderen aan dat de kwesties hen bekend voorkomen. Het ging om rommel maken in hun kamer en ruzie maken. De platen over pubers riepen minder herkenning op. De moeders gaven duidelijk aan geen problemen met hun pubers te hebben. Oudere kinderen stellen zichzelf wel eens aan, zeiden ze, maar dat deden zij zelf vroeger ook. Ze praten met hun oudere kinderen en anders doen de vaders dat wel. Het begrip ‘pubers’ was hen niet bekend. Dit is tijdens het gesprek uitgelegd. De moeders droegen zelf geen andere punten aan. Het consultatiebureau blijkt bij alle moeders bekend te zijn. Zij gaan daar regelmatig naar toe. Ze gaven aan dat zij, wanneer ze vragen zouden hebben, die vragen daar ook zouden stellen. Sommige moeders hebben meegedaan aan het programma Spel aan Huis. De moeders is gevraagd na de bijeenkomst verder na te denken over vragen die zij hebben. Hen is duidelijk gemaakt dat de onderzoeker tijdens een volgende bijeenkomst op die vragen zou kunnen ingegaan en zo zou kunnen nagaan of zij behoefte hebben aan ondersteuning en zo ja, op welke wijze. Duidelijk werd dat de vrouwen niet gewend zijn over hun kinderen en opvoeding na te denken en te praten. Ze stelden de aandacht op prijs. Er ontstond al gauw een vertrouwde sfeer. Echter, zodra de moeders het gevoel kregen dat zij voor de dag zouden moeten komen met problemen, gingen de deuren dicht. Het groepsinterview Het eigenlijke groepsgesprek duurde 2½ uur. Tijdens deze bijeenkomst moest gekeken worden of de moeders over bepaalde opvoedingvraagstukken iets zouden willen zeggen. Daarnaast moest ook tijd worden besteed aan voorlichting over verschillende onderwerpen, om ze te verduidelijken. Aan het begin is opnieuw tijd besteed aan kennismaking. Iedereen maakte een naambordje, zodat men elkaar bij de naam kon aanspreken.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
80
De bijeenkomst was ingedeeld in verschillende thema’s: 1. Opvoedingsvragen kleine kinderen. 2. Opvoeden tussen twee culturen. 3. Pubers. 4. Voorlichting over opvoedingsondersteunende programma’s in Boskoop aan de hand van folders. 5. School. Voor de voorlichting is gebruik gemaakt van verschillende soorten informatie. • Videoband over opvoeden in twee culturen (“Opvoeden in beeld”). • Schriftelijk materiaal in het Arabisch van “Opvoeden in beeld” over opvoeden van pubers. • Mondelinge toelichting aan de hand van vragen van de moeders zelf, onder andere over het leren omgaan van kinderen met keuzevrijheid. • Foldermateriaal. Het groepsgesprek is gestart met een inventarisatie van nieuwe vragen van de moeders. De volgende zijn genoemd. • Kinderen en televisie kijken. • Het delen van speelgoed en de omgang daarmee. • Hoe ga je om met pubers die geen zin hebben iets te ondernemen? • Hoe moeten pubers leren met de computer om te gaan? Ouders hebben er geen verstand van. De computer is belangrijk in Nederland. • Hoe kan ik bevorderen dat pubers goede leerprestaties op school leveren? • Hoe ga je om met pubers, die een duidelijke eigen mening hebben? Bij alle vragen en thema’s merkten de moeders op dat ze geen problemen hadden. Er is een deel vertoond van de video ‘Opvoeden in beeld’ over opvoeden tussen twee culturen. Deze was voor de moeders herkenbaar. Zij gingen er verder niet op in. Er is gevraagd naar de eigen ervaringen ten aanzien van het opvoeden in Nederland en het opvoeden in Marokko. De moeders vinden dat de jongeren in Nederland veel te vrij worden gelaten. In Marokko is meer controle dan hier in Nederland. En de familie speelt een belangrijke rol. Eén moeder uit Afghanistan noemde, dat het veilig is in Nederland en dat de kinderen kansen krijgen op school. Niet alle moeders namen aan het gesprek deel. Er is aan de moeders voorlichtingsmateriaal gegeven over het aanbod aan opvoedingsondersteuning in Boskoop. Zij konden aangeven waarvoor zij zouden kiezen bij vragen. De voorkeuren lopen uitéén. Sommigen kiezen voor huisbezoeken, anderen voor opvoedingsondersteuning gekoppeld aan de taalschool en weer anderen geven aan dat zij hun vragen met familie bespreken. Waarvoor ze kiezen, wordt beïnvloed door het al dan niet aanwezig zijn persoonlijke contact. Een voorbeeld: wannneer de moeders worden gewezen op Bureau Jeugdzorg, dan reageren zij niet. Wanneer ze gewezen worden op iemand die zij bij name kennen en die verbonden is aan Bureau Jeugdzorg, dan reageren ze wel. Na twee bijeenkomsten durfden de moeders ook hun vragen aan de onderzoeker te stellen. De moeders hebben geen contact met leerkrachten op school. De vaders wel, omdat zij de taal beter beheersen. Het leggen van contact vanuit de school met moeders vinden ze minstens zo belangrijk, omdat moeders graag hun kinderen willen helpen. Op de vraag of de onderzoeker op soortgelijke wijze met vaders in gesprek zou kunnen gaan, gaven zij als antwoord dat de onderzoeker dat aan de vaders zelf moest vragen. Zij gaven tegelijkertijd aan dat de contacten beter zouden kunnen worden gelegd via de school van hun kinderen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
81
Gouda In Gouda is de onderzoeker vooral met moeders in contact gekomen via Spel aan Huis. Dit is een laagdrempelig programma, waarbij moedergroepen worden georganiseerd in samenwerking met een maatschappelijk werker van de Stichting Kwadraad. De opvoedingsvoorlichter gaf aan dat van de zeer moeilijk bereikbare gezinnen niet alle moeders naar de bijeenkomst komen. Sommige moeders zijn alleen bereid een spelbegeleidster thuis toe te laten. Zij maken geen gebruik van de taalschool. Er zijn zeven bijeenkomsten georganiseerd en per keer komen er gemiddeld zes moeders. De kinderen zijn apart opgevangen. Sommige moeders die deelnemen, hebben in het verleden al eerder aan de moedergroepen meegedaan. Er zijn drie bijeenkomsten bijgewoond door de onderzoeker. Zij heeft een open houding aangenomen en is op de achtergrond gebleven. Om het vertrouwen te winnen, toonde ze interesse in de moeders. Iedere bijeenkomst is geëvalueerd met de organisator. De bijeenkomsten bestonden uit creatieve activiteiten, waarvan de moeders zichtbaar genoten. Zij vergaten hun omgeving en waren geconcentreerd aan het werk. Door het meedoen van de organisatoren ontstond een gevoel van gelijkwaardigheid en een ontspannen sfeer. De moeders raakten op ongedwongen wijze met elkaar in gesprek, betrokken op elkaar, pratend in hun eigen taal. De organisator gaf de moeders regelmatig complimenten en had aandacht voor datgene wat zij maakten, hetgeen de moeders goed deed. De moeders hadden veel lol. Hun houding werd steeds opener. Ze kwamen ook met vragen over hun kinderen. Die stelden zij gericht aan de opvoedingsvoorlichter, die zowel Arabisch als Berbers spreekt. De vragen gingen over: mijn kind vertoont druk gedrag op school; • mijn kind spreekt de Nederlandse taal niet goed; • mijn kind is druk; • mijn kind luistert slecht; • mijn kinderen maken ruzie; • mijn kinderen zijn koppig. De opvoedingsvoorlichter was in de gelegenheid individuele ondersteuning te bieden. Na drie bijeenkomsten nam een maatschappelijk werker de leiding over. Zij maakte de moeders bewust van hun spanningen en leerde hen manieren deze goed te reguleren. De ontspanningsoefeningen deden de moeders goed. Zij kwamen steeds meer voor de dag met zorgen op diverse terreinen: relatieproblemen, problemen met de schoonfamilie, financiële problemen, huisvestingsproblemen et cetera. De bijeenkomsten duurden te kort om overal op in te kunnen gaan. Besloten is dat de moeders in groepsverband met elkaar verder gaan. Op de vraag aan de moeders waaraan zij behoefte hebben, geven zij aan: • bijeenkomsten zoals van Spel aan Huis; • voorlichting over en begeleiding in hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen; • Arabische taalles; • naailes; • Nederlandse taalles. Eén moeder maakte duidelijk dat de voorlichtingsbijeenkomsten op een VVE-peuterspeelzaal haar veel inzicht had verschaft in het belang van het spelen met je kinderen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
82
Wat de laagdrempelige aanpak in Gouda laat zien, is dat moeders worden uitgenodigd om gezellig met elkaar te knutselen. Het beoogde doel gaat verder, namelijk het bieden van een gelegenheid aan moeilijk bereikbare moeders om met opvoedings- en andere vragen voor de dag te komen en daarover met andere moeders en begeleider(s) in gesprek te raken.
8. 5 Conclusies over allochtone ouders 8.5.1 Over de onderzoeksaanpak Voor het onderzoek is contact gezocht met Marokkaanse moeders, die de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheersen en met wie om die reden de communicatie moeilijk tot stand komt (zie definitie van moeilijk bereikbaar in paragraaf 1.3), hier ‘moeilijk bereikbare Marokkaanse ouders’ te noemen. Via sleutelfiguren zijn ingangen gevonden om met moeders in gesprek te komen, op zogenaamde vindplaatsen. Zowel de werving van de ouders als de organisatie van de gesprekken vroeg om een goed op de doelgroep toegesneden aanpak. Meer dan bij de andere onderzochte specifieke groepen ouders moest worden uitgelegd, dat het normaal is om vragen te hebben over je kinderen en om daarover te praten met anderen en soms ook met deskundigen. Zoals we in de inleiding (paragraaf 1.3) hebben gelezen, gaat het bij ‘nog niet bereikte groepen’ vaak om ouders en gezinnen die tot de maatschappelijke onderlaag van de Nederlandse samenleving behoren. Genoemd worden risico-factoren zoals armoede, werkloosheid, discriminatie, sociaal isolement. Veel van deze factoren benoemen de sleutelfiguren als kenmerkend voor de Marokkaanse gezinnen waar de ouders de Nederlandse taal niet goed spreken. We zien ook hier, net als bij de alleenstaande ouders, terug dat deze gezinnen vaak een meervoudige problematiek kennen en dat opvoedingsproblemen onderbelicht blijven, wanneer er relatie- of familieproblemen zijn of financiële zorgen. Onze onderzoeksaanpak laat zien dat de taalschool, het consultatiebureau en bestaande moedergroepen bij onder andere Spel aan Huis, buurtcentra of theemiddagen op scholen geschikte plaatsen zijn om met moeders in contact te komen. Moedergroepen verbonden aan de moskee, met als doel de Arabische taal te leren, bieden ook een geschikte mogelijkheid om in contact te komen. Door naar de ouders toe te gaan wordt interesse getoond. Die toenadering alleen al biedt opening voor gesprek. Sleutelinformanten met dezelfde culturele achtergrond krijgen gemakkelijker het vertrouwen van ouders dan Nederlanders. De onderzoekspraktijk laat zien dat hun inzet ter ondersteuning van gesprekken tussen Nederlandse beroepskrachten en ouders succesvol is. 8.5.2 Nog niet alle groepen bereikt De moeilijk bereikbare allochtone doelgroep wordt met moeite bereikt via reguliere kanalen. In Boskoop speelt de taalschool een belangrijke rol bij het bereiken van allochtone ouders. In Gouda lopen verschillende initiatieven voor allochtonen. Er zijn in de beide gemeenten al veel goede initiatieven genomen, waarmee allochtone ouders worden bereikt.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
83
Te denken valt aan het opvoedsteunpunt gekoppeld aan de taalschool, een pubercursus voor vaders die deelnemen aan de taalles, huiswerkbegeleiding in de moskee, kerngroepen met leden uit de eigen doelgroep. De activiteiten zijn veelal op projectbasis gestart. Het bereiken van en werken met de specifieke groep ouders kost tijd en energie. Ze verdienen het om door te gaan, ook al zijn er van de preventieve programma’s op korte termijn geen meetbare effecten te constateren. Wat we echter zien gebeuren is dat beroepskrachten die dergelijke programma’s met succes begeleiden/begeleidden, gedemotiveerd raken wanneer juist op deze programma’s bezuinigd wordt. Hiermee dreigt een verlies van moeizaam verkregen know-how. Blijvend aandachtspunt is de kwaliteitscontrole van bestaande programma’s. Met opvoedingsondersteuning wordt vooral de moeders bereikt. Vaders hebben ook ondersteuning nodig, aangezien ze eveneens verantwoordelijkheid dragen als opvoeder. Bestaande voorlichtingsbijeenkomsten voor vaders (zoals “De band met uw kind”) zijn niet voldoende. Het is van belang activiteiten te laten aansluiten op de levenssituatie van de vaders. Creativiteit, flexibiliteit en tijd zijn enkele factoren om rekening mee te houden. Uit onderzoeken, zoals het Goudse “Project Salaam”, wordt duidelijk waar vaders te bereiken zijn. 8.5.3 Opmerkingen over de communicatie Volgens de sleutelinformanten komt het niet met derden communiceren deels voort uit schaamtegevoelens. Verder gebeurt het dat beroepskrachten problemen signaleren, die ouders zelf niet herkennen. Het kost Nederlandse beroepskrachten moeite om contact te leggen en te houden en om gesignaleerde problemen bespreekbaar te maken. Dit ligt voor een deel aan de ouders, omdat zij niet bereid of in staat zijn om problemen onder ogen te zien. Deels ligt de oorzaak bij de beroepskrachten, die onvoldoende vertrouwen weten te verwerven. Het aannemen van een transculturele houding is een belangrijke voorwaarde. Daaronder verstaan we, dat beroepskrachten in staat zijn zichzelf onder ogen te komen, zich bewust zijn van de eigen waarden en normen en interesse tonen in de ander. De meeste ouders zien in, dat het spreken van de Nederlandse taal een vereiste is om aan de samenleving deel te nemen. Er is er ook interesse om te weten hoe het er in Nederland aan toe gaat. Het geven van voorlichting is een goede manier om de kennis over de Nederlandse cultuur en samenleving te vergroten, ook de kennis over het aanbod aan activiteiten om goed met je kinderen om te gaan. Hoogopgeleide vluchtelingen maken ook gebruik van de taalschool. Er bestaan ook zogenaamde brugprojecten. Die sluiten aan bij de lager opgeleide ouders. Dit zijn taallessen, die dicht bij huis plaatsvinden. Die kunnen een goede rol spelen in het bereiken van nog niet bereikte ouders. Moeders moeten worden gestimuleerd om voor de dag te komen met hun zorgen. Die hebben dikwijls betrekking op verschillende levensterreinen. Zij staan vaak behoorlijk onder druk: zijn financieel afhankelijk, hebben weinig vrienden en familie, kampen met een grote sociale controle, kortom leven vaak in een sociaal isolement. Randvoorwaarde is het bieden van voldoende veiligheid in de groep, het tonen van begrip voor hun situatie en het serieus nemen van hun zorgen en twijfels. Het gaat er niet alleen om de moeders van kennis te voorzien, maar ook om hen te bekrachtigen in hun doen en laten en hun te stimuleren de ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen. Inzicht in hun leefsituatie is een vereiste om op professionele wijze een bijdrage te kunnen leveren aan hun integratieproces, hun emancipatieproces en aan hun opvoedingsproces.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
84
8.6 Aanbevelingen Bij de ontwikkeling van een goed aanbod aan opvoedingsondersteuning is het van belang op lange termijn te denken en te handelen. Wanneer op de peuterspeelzaal of basisschool vroegtijdig wordt gesignaleerd welke kinderen ondersteuning nodig hebben, dan is het noodzakelijk handelingsgericht te antwoorden en ouders te benaderen. Ouders kunnen aangemeld worden voor laagdrempelige programma’s, die dicht bij huis plaatsvinden. De speelzaal of school kan gebruik maken van het (school)maatschappelijk werk, ofwel een zogenaamde voorpostfunctionaris van Bureau Jeugdzorg. Gezinnen kunnen ook bespreekbaar worden gemaakt in een zogenaamd meer-partijen-overleg, waarin verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn. Monitoring van gezinnen waar problemen zijn is ook aan te bevelen. Er lopen al vele initiatieven voor moeilijk bereikbare Marokkanen. Het is wenselijk zoveel mogelijk bestaande goedlopende projecten te consolideren en zicht te krijgen en te bieden op andere succesvolle programma’s. In diverse onderzoeksrapportages is te vinden welke succesfactoren er zijn in het benaderen van deze specifieke groep. Deze rapporten kunnen dienst doen bij de implementatie van projecten en programma’s die hun nut reeds hebben bewezen. Ontwikkeling en implementatie van motivatietraining voor beroepskrachten, waaronder leerkrachten, om aan een transculturele houding te werken. Doel is te bereiken dat zij zich open stellen om de situatie van de moeilijk bereikbare allochtone ouders beter te begrijpen, met hun in contact te komen en contact te onderhouden. Positief neveneffect is mogelijk een vergroting van de betrokkenheid van ouders bij hun kinderen op school. Deze training kan aansluiten bij een lopend initiatief van de Gemeente Gouda om leerkrachten een training transculturele houding te laten volgen. Voor deze reeds ontwikkelde training bestaat echter nauwelijks belangstelling in het onderwijs. Een motivatietraining dient er aan vooraf te gaan. Het verdient aanbeveling moeders te werven via voorlichtingsbijeenkomsten, die plaatsvinden als nevenactiviteit van bijeenkomsten waar moeders zelf om vragen: knutselen, ontspanning, Nederlandse les, Arabische les, naailes et cetera op de zogenaamde vindplaatsen zoals buurthuis, moskee en koffiehuis. Het informele karakter en de nadruk op plezierig bezig zijn zorgen voor een lage drempel. Overige aanbevelingen • Een inventarisatie van succesvolle programma’s, die vaders bereiken. Zoals uit eerder onderzoek (Project Salaam, 2003) blijkt, is het zinvol vaders op de “eigen plekken” op te zoeken en een meer participerende rol te vervullen. Op deze wijze worden ook zij bij de activiteiten van opvoedingsondersteuning betrokken. Het is belangrijk paraprofessionals op te leiden die in staat zijn contact te leggen en te houden en die op creatieve wijze met vaders het proces aangaan waarin ze zich bewust worden van hun eigen opvoedingscultuur. Deze paraprofessionals worden getraind over algemene verwachtingen over kinderen in Nederland, dilemma’s die men tegen komt bij het opgroeien in twee culturen, zodat zij bij vragen gerichte ondersteuning kunnen bieden. • Geven van voorlichting met voorbeelden van herkenbare opvoedthema’s, zoals “Hoe voed ik mijn kinderen op tussen twee culturen?”, op aansprekende wijze belicht. Audiovisueel en vooral ook visueel materiaal kan een goed hulpmiddel zijn, zeker ingeval van taalbarrières. Omdat ouders niet bekend zijn met opvoedingsvoorlichting, is het van belang de ouders op te zoeken.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
85
• •
• •
•
•
•
Bij voorlichting aan moeders, die niet of nauwelijks bij instellingen komen, valt te denken aan huisbezoeken en het inschakelen van paraprofessionals. Langlopend participerend onderzoek naar de behoefte aan opvoedingsondersteuning is wenselijk. Nu is een beperkte groep in korte tijd bevraagd. Om een beter beeld te krijgen van de exacte opvoedingsbehoefte van nog niet bereikte allochtone ouders is meer vertrouwensopbouw nodig, meer kennis van en meer aandacht voor hun zorgen op andere levensterreinen dan de opvoeding. Het is wenselijk op bestaande contacten voort te bouwen en gebruik te maken van laagdrempelige benaderingsvormen, zoals huisbezoeken, vindplaatsgericht werken en tolken die thuis zijn op het gebied van opvoedingsondersteuning. Gebruikmaking van aansprekend materiaal voor voorlichting over opvoeding en bewustwording van eigen kindbeeld, opvoedingswaarden en normen. Bevordering van samenwerking met intermediairs uit de eigen cultuur, die de eigen taal spreken. Zij kunnen aangeven vanuit welke gezamenlijke vertrekpunten een gesprek gestart kan worden; ze hebben een houding die aansluit bij verwachtingen van landgenoten. Zij kunnen de ouders zaken duidelijk maken, waarbij door de herkenning minder gevoelens van schaamte en schande zullen optreden. Het opzetten van kerngroepen, die bestaan uit de leden van de eigen doelgroep, begeleid door een professional. In Waddinxveen zijn door de Stichting Jeugd en Jongerenwerk hiermee goede ervaringen opgedaan vanuit het opbouwwerk. De leden van een dergelijke kerngroep spelen een belangrijke rol in het contact met moeilijk bereikbare allochtone ouders. Het bevorderen van een transculturele houding bij professionals. Die is te ontwikkelen vanuit een bereidheid om naar zichzelf te kijken, zich bewust te worden van de eigen waarden en normen patroon, fouten toe te geven en een open en geïnteresseerde houding aan te nemen. Deze houding levert vertrouwen van de doelgroep op. Wanneer mensen zich veilig voelen, levert dat meer openheid op om zaken bespreekbaar te maken. ‘Outreachend’ (naar de mensen toe gaan) en vindplaatsgericht werken is een voorwaarde om groepen bij elkaar te krijgen. Dat het werkt blijkt uit vele projecten. Het vraagt van de uitvoerders veel tijdsinvestering en flexibiliteit, omdat de werktijden niet binnen kantoortijd vallen. Deze manier van werken wordt nog rendabeler als vervolghulp hulp nodig is en deze ook toegankelijk is voor de cliënt. Dit vraagt een goede en zorgvuldige doorverwijzing en samenwerking tussen diverse partijen. De uitvoerende instelling zal intercultureel ingesteld moeten zijn en gelijkwaardigheid, vraaggericht werken centraal moeten stellen.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
86
Literatuurlijst Bakker e.a. O + O = O2. Naar een samenhangend beleid en aanbod van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering voor kinderen en ouders in risicosituaties. 1997 Brake, van de, Wilhelmina Rouwhorstlezing, 1988 Dogan, G., A. van Dijke, en L. Terpstra Wie zijn er ‘moeilijk bereikbaar’?. Nederlands tijdschrift voor Jeugdzorg nummer 5, 1999 Dogan, G., A. van Dijke, en L. Terpstra Wie zijn er ‘moeilijk bereikbaar’ Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van ‘moeilijk bereikbare’ gezinnen en jongeren. Utrecht, NIZW, 2003 Houwers, B. en R. Zijlstra Keten compleet!?.Quickscan Opvoedingsondersteuning bij gemeenten, instellingen en ouders. JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding. In opdracht van de provincie Zuid-Holland, 2003 Koch, W. en B. Prinsen Vragen staat vrij. Naar een vraaggerichte opvoedingsondersteuning in de jeugdgezondheidszorg. Utrecht, NIZW, 2001. Kroesbergen, H.T., en H.E. Franken-van der Toorn Bemoeizorg in de jeugdgezondheidszorg. Een pilot in de JGZ 0-19 jr in Roosendaal naar methodiek, omvang en beleid. West-Brabant, GGD, juli 2003 Slavenburg, A. Moeilijk bereikbare groepen. Een onderzoek in opdracht van de Stichting Spel – en Opvoedingsvoorlichting. Utrecht, Rijksuniversiteit van Utrecht in het kader van een stage, juli 1992 Veen, A., I. van der Veen, I., en P. Koopman Wie doen mee aan Capabel?. Onderzoek naar de kenmerken van niet-deelnemers aan de activiteiten van Capabel in Bos en Lommer. Amsterdam, SCO - Kohnstamm Instituut, 2003 Westenbrink, W., Büyümek. Onderzoek naar vraag en aanbod van opvoedingsondersteuning voor moeilijk bereikbare doelgroepen in Lelystad, juli 1999.
Extra literatuur hoog opgeleide ouders Avort, van der A., Cuyvers, P., Hoog, de K. Het Nederlandse gezinsleven aan het einde van de twintigste eeuw. Den Haag: Nederlandse Gezinsraad, 1996 Boendermaker, L. & Yperen, van T. Kansen in de keten. Een gemeenschappelijk referentiekader voor de justitiële jeugdinrichtingen, 2003
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
87
Bois-Reymond, M. du., Poel, Y. te & Ravesloot, J. Jongeren en hun keuzes, uitgeverij Coutinho, 1998 Bouwmeester, M., Dekovic, M. & Groenendaal, H. Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland. Van Gorcum, 1998 Bureau Terpstra & Van Dijke: Servicepunt Opvoedingsondersteuning, 2003 Brink, G. van den Hoge eisen, ware liefde. De opkomst van een nieuw gezinsideaal in Nederland. NIZW, 1997 Dinther, M. van Opvoedingsondersteuning en ICT, 2003 Gezinsenquete NGR/Nibud Het gezin anno 2004, 2004 Groenendaal, H. & Dekovic, M. Risicofactoren voor kwaliteit van de opvoeding. Pedagogiek, jaargang 20 nr. 1, maart 2000, ISSN 1567-7109. Hooghiemstra, B.T.J. & Pool, M.M. Tussen partners: Gezamenlijke keuzen tijdens de levensloop. Nederlandse Gezinsraad, 2003 Hooghiemstra, B.T.J. Gezinsnotitie NGR: Naar een vruchtbaar, productief en zorgzaam gezinsbeleid. Nederlandse Gezinsraad, 2004 Hulsman, W.G. & Wolvers, G. Het gezin op drift. Ministerie van WVC Opvoedingssteun op maat: Hoofdlijnen pedagogische preventie in het kader van het jeugdbeleid. Rijswijk: Ministerie van WVC, 1992 Rispens, J., Goudena, P.P. & Groenendaal, J.J.M. Preventie van psychosociale problemen bij kinderen en jeugdigen. Bohn Stafleu Van Loghum, 1994 Rispens, J., Hermanns, J.M.A. & Meeuw, W.H.J. Opvoeden in Nederland. Van Gorcum, 1996 RMO Aansprekend opvoeden, 2001 VPRO Gids 11 Een pedagogische woestenij, 2002 Winter, M. de Beter maatschappelijk opvoeden, hoofdlijnen van een eigentijdse participatiepedagogiek (inaugurele rede). Van Gorcum, 2000
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
88
Extra literatuur over alleenstaande ouders Colpin, Vandemeulebroecke, De Munter Opvoeding in eenoudergezinnen, 2000 Goderie, M., Steketee, M. Gezinnen in Onbalans, onderzoek naar het bereiken van gezinnen in probleemsituaties, Verwey Jonker instituut, november 2003 Schiff, J.M., Weide, M.G. Sociale staat van Dordrecht, Sociaal geografisch Bureau, juni 2004 Zijlstra, R., Veluw van, N. Samen opvoeden in Oud-Krispijn. Basismodel voor opvoedingsondersteuning in het kader van de school in de samenleving, S&O stichting voor opvoedingsondersteuning, 2000 Centraal Bureau voor de statistiek, CBS Bevolkingstrends, derde kwartaal 2004 Lehman, P, Wirtz, C. Household formation in the EU-lone parents.Statistics in focus, no 5. Eurostat, Luxemburg, 2004 Hermanns, J.M.A..Vergeer M.M. Opvoeding en opvoedingsondersteuning, in J. Rispens, J.M.A. Hermanns & W.H.J. Meeuws Opvoeden in Nederland, Van Gorcum, 1996 Thomson, E. McLanahan, S.S., Curtin, R.B. Family structure, gender and parental socialization. Journal of Marriage and the family,1992 Delft van, M., Niphuis-Nell, M. Een oudergezinnen: ontstaan, leefsituatie en voorzieningengebruik, Sociaal Cultureel Planbureau, 1988 Dronkers, J. Zullen wij voor de kinderen bij elkaar blijven? De veranderende effecten van eenoudergezinnen op de schoolloopbanen van kinderen, Mens en maatschappij, 1992 Donkers, J. Het effect van ouderlijke ruzie en echtscheiding op het welzijn van middelbare scholieren, Comenius, 1996 Amato, P.R. Children of divorced parents as young adults In E.M. Hetherington Coping with divorce, single parenting and remarriage. A risk and resiliency perspective, 1999 Avenevoli, S. Sessa, F.M., Steinberg, L. Family structure, parenting practices and adolescent adjustment: An ecological examination. In E.M. Hetherington, Coping with divorce, single parenting and remarriage. A risk and resiliency perspective, 1999
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
89
Janssen, K, Colpin, H., Vandenmeulebroecke, L., Ghesquiere, P. Problemen bij de schoolloopbaan van kinderen uit nieuwe gezinsvormen: Overzicht van het onderzoek en suggesties voor ondersteuning, Tijdschrift voor orthopedagogiek, 2001 B&A Beleidsrendement, Bijlagenrapport januari-juni 2004, Provinciale monitor projecten sociaal-mentoraat, 2004
Extra literatuur over gereformeerde ouders Lems, S Vraagpeiling Christelijke zorg TNS NIPO, februari 2004 Timmers-Huigens, D. Opvoeden praktisch bekeken, Bohn Stafleu van loghum, 1999 Westerman, W.E. Achtergronden van geboortegronden. Multiculturele zorgverbreding in het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs, Intro, Nijkerk, 1993 Bureau Terpstra en Van Dijke One of a kind. Evaluatieonderzoek Pretty Woman, Utrecht, juni 2003 Egmond van, Y, Kok de, M. Plan van aanpak 2004-2007, Regionale opvoedbureaus in Zuid-Holland Zuid JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding, september 2004 Dijkstra, A. B. Werelden apart? Leefstijlen van middelbare scholieren. Een vergelijkende studie naar de leefwereld van jongeren op gereformeerde scholen, Koninklijke Van Gorcum, 2002 Polder, J.J., Wal van der, H. Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte, Oikonomos Foundation Putten, 2000 Websites www.mijnzorg.nl www.eleos.nl www.stichtingchris.nl www.focaris.nl
Extra literatuur over allochtone ouders Nota Ondersteuning bij opvoeding Gouda, december 2001 Roggen, R. Kleurrijke vrouwen over de drempel. Wervingsmethoden van projecten gericht op maatschappelijke participatie van allochtone vrouwen. StimulanSZ, augustus 2003. Aanbevelingen: Studiedag minderheden, 2002
Interculturele
Hulpverlening
en
etnisch-culturele
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
90
Gemert, F. vam Ieder voor zich. Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens. Amsterdam, Het Spinhuis, 1998. van der Hulst, M, Bouharrou, M, Kavak, S, Bouchama, Z, Kharkhach, N. Project Salaam. Gouda, in opdracht van Bureau Jeugdzorg, 2003. Pels, T. Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. Van Gorkum, 1998 Swanborn, P.G. Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Meppel, Boom, 1987 Websites: • www.opvoedingsondersteuning.info • www.NIZW.nl www.islam.nl • www.stimulanSZ.nl • www.Pavem.nl • www.verwey-jonker.nl •
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
91
Bijlage 1
Informatiebrieven hoogopgeleide ouders (Informatiebrief aan de sleutelfiguren in Moordrecht)
Onderzoek moeilijk bereikbare ouders Wij willen u informeren over een onderzoek dat JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding, uitvoert in opdracht van de provincie Zuid Holland. Het onderzoek richt zich op specifieke doelgroepen ouders die weinig of geen gebruik maken van opvoedingsondersteunende voorzieningen. De groepen ouders die onderzocht worden zijn allochtone ouders; alleenstaande ouders; hoogopgeleide ouders en protestant/christelijke ouders. De vraagstelling van dit onderzoek is: ‘Wat doen hoogopgeleide ouders op het moment dat zij vragen hebben over de opvoeding en op welke wijze willen deze ouders in de opvoeding ondersteund worden?’ Het onderzoek vindt plaats binnen 8 gemeenten van de provincie Zuid Holland in de periode tot en met eind januari 2005. De bevindingen worden verwerkt in een notitie die ter beschikking wordt gesteld aan instellingen en gemeenten. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek worden methodieken uitgewerkt die als doel hebben de specifiek doelgroep beter te bereiken. Het uitgangspunt van deze methodieken is niet gericht op het ontwikkelen van nieuwe activiteiten maar op het beter en meer vraaggericht aanbieden van het huidige aanbod op het gebied van opvoedingsondersteuning. Moordrecht Binnen de gemeente Moordrecht woont, naast de aanwezigheid van de overige doelgroepen, een groep hoogopgeleide ouders. Onder hoogopgeleide ouders worden alle ouders verstaan die minimaal een HBO opleiding hebben afgerond. JSO wil met deze groep ouders in gesprek over de volgende vraagstukken: • Wat doen de deelnemende, ouders op dit moment als zij vragen hebben over de opvoeding. Vragen zij ondersteuning aan de directe omgeving (o.a. familie; vrienden; kinderdagverblijf; peuterspeelzaal; school), maken zij gebruik van de media (o.a. tijdschriften; bibliotheek; Internet; opvoedtelefoon) of van het professionele aanbod (o.a. huisarts; consultatiebureau; opvoedbureau; particuliere pedagoog/psycholoog). • Welke voorzieningen op het gebied van opvoedingsondersteuning zijn beschikbaar in de gemeente Moordrecht • Van welke voorzieningen wordt gebruik gemaakt en waarom? • Van welke voorzieningen wordt geen gebruik gemaakt en waarom? • Welke voorzieningen zijn in Moordrecht niet aanwezig waar ouders wel vraag naar hebben? • Welke voorwaarden zijn nodig voor het gebruik (gaan) maken van voorzieningen. Hierbij valt te denken aan de factoren: tijdstip; frequentie; kosten; deskundigheid, bejegening van de beroepskracht enz.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
92
Bijeenkomst 18 januari 2005 Op 18 januari 2005 wordt een bijeenkomst in de Kraal georganiseerd voor een groep hoogopgeleide ouders/tweeverdieners. De bijeenkomst start om 20.00 uur (inloop vanaf 19.45 uur) en zal duren tot 21.30 uur. De vraag is of u de ouders die tot deze doelgroep wilt benaderen met de vraag om deze gespreksbijeenkomst bij te wonen. Naast de informatie die u ouders mondeling kunt geven, stuur ik u flyers met informatie voor de ouders toe. Wilt u deze flyer aan de ouders (behorende tot de doelgroep) meegeven met de vraag de aanmeldingsstrook in te vullen en deze zo spoedig mogelijk weer bij u in te leveren. Als laatste verzoek ik u de ingeleverde strookjes voor 13 januari geven/sturen aan Trees van der Gun op de locatie van de Kraal. Ik hoop van harte dat u wilt meewerken om deze ouderbijeenkomst tot een succes te maken en dat de uitkomsten informatie oplevert die allen die met ouders te maken hebben kunnen gebruiken.
Alvast heel hartelijk bedankt voor de medewerking en iedereen een prettige jaarwisseling toegewenst!!!
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
93
(Uitnodiging voor ouders)
Waarom Iedere ouder heeft vragen over de opvoeding. Met wie gaat u daarover nu wel of juist niet in gesprek? Zoekt u eerst informatie op Internet of in de bibliotheek? Gaat u in gesprek met familie; vrienden; buren; de leidsters van de kinderopvang; de peuterspeelzaal of de leerkracht op school? Het kan ook zijn dat u uw vraag voorlegt aan een medewerker van het consultatiebureau; de jeugdarts/verpleegkundige of het opvoedbureau. Als u vragen heeft over de opvoeding wat kunnen professionele instellingen voor u doen? Wat wilt u het liefst voor uzelf? Wij stellen u deze vragen omdat uit onderzoek en de dagelijkse praktijk blijkt dat veel hoogopgeleide ouders/tweeverdieners weinig gebruik maken van bestaande voorzieningen op het gebied van opvoedingsondersteuning. Waarom u weinig gebruikt van deze voorzieningen is voor de betreffende instellingen niet bekend. Met wie en door wie Wij willen met u over deze vraagstelling in gesprek. Met u bedoelen wij een ouder van een of meer kinderen die zelf minimaal een HBO opleiding heeft gevolgd en waarvan, bij voorkeur, beide ouders een werkkring hebben. Wij zijn Ineke Wulp en Trees van der Gun, beiden werkzaam voor JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoedingsondersteuning. Tijdens een bijeenkomst willen wij u informeren over de bestaande opvoedingsvoorzieningen en in discussie gaan over de voor- en nadelen. De gemeenten en de provincie Zuid Holland willen uw reacties en argumenten samen met die van ouders uit andere gemeenten gebruiken om de opvoedingsondersteuning op vraaggerichte wijze aan te bieden. We hopen van harte dat u uw mening wilt geven, zodat de aanbiedende instellingen, gemeenten en Provincie Zuid-Holland weten wat hoogopgeleide ouders/tweeverdieners willen op het gebied van opvoedingsondersteuning
Waar en Wanneer Datum: dinsdag 18 januari Plaats: gebouw de Kraal, Beatrixstraat 15 Moordrecht Tijd: 20.00 – 21.30. (inloop vanaf 19.45 uur)
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
94
Bijlage 2 Informatiebrieven alleenstaande ouders Aan alle leidsters van de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Dordrecht Betreft: Onderzoek naar de wensen en behoeften van de doelgroep alleenstaande ouders ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Ik ben Monique Kierczak en ik ben werkzaam bij JSO. Dit staat voor expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding. JSO heeft van de provincie Zuid-Holland de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar specifieke doelgroepen in het kader van opvoedingsondersteuning. Er worden wel activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning georganiseerd, maar in de praktijk blijkt dat niet alle typen ouders daar komen. Ik baseer mijn onderzoek op het bereiken van alleenstaande ouders. In mijn onderzoek wil ik antwoord vinden op de volgende vragen. • Hebben deze ouders opvoedingsvragen? • Zo ja, over welke onderwerpen? • Wat zijn de wensen en behoeften van alleenstaande ouders ten aanzien van deze opvoedingsvragen? • Willen ouders hier iets mee? • Zo ja wat dan, een folder, opvoedspreekuur, informatiebijeenkomst met elkaar…etc. • Wie en waar moet die aanbieden? • Wat vinden ouders belangrijk aan de manier waarop het wordt aangeboden? • Randvoorwaarden, kinderopvang, gratis, overdag of juist ’s avonds….etc. Door middel van literatuuronderzoek en gesprekken met sleutelfiguren wil ik antwoord vinden op deze vragen, maar de alleenstaande ouders zelf zijn in dit onderzoek onmisbaar. Daarom wil ik aan jullie vragen of jullie mij willen helpen bij het benaderen van de alleenstaande ouders. Omdat ze jullie kennen zal dit de makkelijkste weg zijn. Zouden jullie bijgaand formulier met alleenstaande ouders die op de opvang komen willen invullen? Over de antwoorden kunnen corresponderen via de mail en/of telefonisch of jullie kunnen de ingevulde formulieren terugsturen naar JSO, Kromhout 120, 3311 RH Dordrecht, t.a.v. Monique Kierczak. Alvast bedankt voor jullie medewerking! Groeten van Monique Kierczak Tel. 078-6391908 (ma, di, do)
[email protected]
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
95
Aan: Menzil t.a.v. Naima, Nella en Yilnaz J.J.L.ten Katestraat 21 3314 SN Dordrecht Dordrecht , 15 december 2004 Betreft: Onderzoek naar de wensen en behoeften van de doelgroep alleenstaande ouders ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Beste Yilnaz, Naima en Nella, Ik ben Monique Kierczak en ik ben werkzaam bij JSO. JSO heeft van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Dordrecht de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar specifieke doelgroepen in het kader van opvoedingsondersteuning. Er worden wel activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning georganiseerd, maar in de praktijk blijkt dat niet alle typen ouders daar komen. Ik baseer mijn onderzoek op het bereiken van alleenstaande ouders. In mijn onderzoek wil ik antwoord vinden op de volgende vragen. • Hebben deze ouders opvoedingsvragen? • Zo ja, over welke onderwerpen? • Wat zijn de wensen en behoeften van alleenstaande ouders ten aanzien van deze opvoedingsvragen? • Willen ouders hier iets mee? • Zo ja wat dan, een folder, opvoedspreekuur, informatiebijeenkomst met elkaar…etc. • Wie en waar moet die aanbieden? • Wat vinden ouders belangrijk aan de manier waarop het wordt aangeboden? • Randvoorwaarden, kinderopvang, gratis, overdag of juist ’s avonds….etc. Door middel van literatuuronderzoek en gesprekken met sleutelfiguren wil ik antwoord vinden op deze vragen, maar de alleenstaande ouders zelf zijn in dit onderzoek onmisbaar. Daarom wil ik aan jullie vragen of jullie mij willen helpen bij het benaderen van de alleenstaande ouders. Omdat ze jullie kennen zal dit de makkelijkste weg zijn. Het is voor mij het makkelijkste om naar Menzil te komen en daar met een groepje alleenstaande ouders te praten, maar ik ben ook bereid om individuele gesprekken te voeren met de ouders en eventueel op huisbezoek te gaan. Het is de bedoeling dat de groepsbijeenkomst en /of de individuele gesprekken in januari worden gevoerd. De individuele gesprekken duren ongeveer 1 uur. Een groepsgesprek zal waarschijnlijk wat langer duren, maar maximaal anderhalf uur. Met Yilnaz heb ik afgesproken dat ik in januari weer contact met jullie opneem om te inventariseren hoeveel alleenstaande ouders bereid zijn om mee te werken aan het onderzoek. Ik zal in week 2 weer contact met jullie opnemen. Hebben jullie nog vragen dan kunnen jullie mij bereiken op Tel. 078-6391908 (ma, di, do) of email
[email protected] Alvast bedankt voor jullie medewerking! Met vriendelijke groet, Monique Kierczak
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
96
Beste ouders,
Een onderzoekje onder alleenstaande ouders, wat is dat? Heeft u weleens vragen over de opvoeding van uw kind(eren) zoals; druk gedrag van uw kind, ongehoorzaamheid, eetproblemen, slaapproblemen of andere onderwerpen? Graag zou ik van u willen weten of u behoefte heeft aan informatie rondom de opvoeding van uw kind en zo ja, wat voor soort informatie? Zodat wij een aanbod beter kunnen afstemmen op uw vraag. Daarmee kunnen wij u nu, maar vooral ook later, zo goed mogelijk helpen.
Zou u bereid willen zijn om met een groep alleenstaande ouders over deze vragen te praten? Ja / nee (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Zou u bereid zijn om in een individueel gesprek vragen te beantwoorden? Ja / nee (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Indien ja, Zou u uw naam en telefoonnummer willen noteren zodat ik contact met u op kan opnemen. Naam………………………………………………………………………………………… Telefoonnummer……………………………………………………………………………
NB: Het beantwoorden van vragen neemt hoogstens een half uur tijd in beslag, gegevens worden anoniem verwerkt. Vriendelijk bedankt! Namens Monique Kierczak
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
97
Bijlage 3 Informatiebrieven gereformeerde ouders Aan directie en ouders van basisschool De Schakel te Nieuw-Lekkerland, Betreft: Onderzoek naar de wensen en behoeften ten opvoedingsondersteuning van ouders uit het Prot. Christelijk milieu
aanzien
van
Ik ben Monique Kierczak en ik ben werkzaam bij JSO. Dit staat voor expertisecentrum jeugd, samenleving en opvoeding. JSO heeft van de provincie Zuid-Holland de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar specifieke doelgroepen in het kader van opvoedingsondersteuning. Er worden wel activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning georganiseerd, maar in de praktijk blijkt dat niet alle typen ouders daar komen. De gemeente Nieuw-Lekkerland heeft gevraagd om het onderzoek in hun gemeente uit te voeren, omdat zij graag willen inventariseren waar de wensen en behoeften van de ouders uit Prot. Christelijk milieu ten aanzien van opvoedingsondersteuning liggen. Met de informatie kan gekeken worden of een aanbod opvoedingsondersteuning wenselijk is en zo ja in wat voor vorm. In mijn onderzoek wil ik antwoord vinden op de volgende vragen. • Hebben jullie zicht op opvoedingsvragen die leven bij ouders? Wat zijn veelbesproken onderwerpen? • Zouden ouders iets met die vragen willen? • Waar zou je met een opvoedingsvraag naartoe gaan? • Wat zijn ervaringen met algemene instellingen op het gebied van opvoedingsondersteuning? • Wat zou een ideale plek zijn waar activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning worden aangeboden? • Zou er voor de Prot. Christelijke doelgroep een aparte voorziening opgezet moeten worden? • In wat voor vorm, middels spreekuur op afspraak, huisbezoek of groepsbijeenkomst? • Wie, welke instelling zou die hulp moeten aanbieden? • Wat voor werving zou geschikt zijn om de bekendheid van dergelijke voorziening/activiteit te vergroten bij de doelgroep? Hierbij wil ik u uitnodigen om in een groepsbijeenkomst met mij in gesprek te gaan over deze vragen. De bijeenkomst vindt plaats op donderdag 16 december van 10.1511.15 op Basisschool De Schakel. De gegevens zullen anoniem worden verwerkt. U kunt reageren bij Dhr. Kooyman. Met vriendelijke groet, Monique Kierczak JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
98
Beste ouders, Heeft u weleens vragen over de opvoeding van uw kind(eren) zoals; kind en mediagebruik, ongehoorzaamheid, eetproblemen, waarden en normenoverdracht of andere opvoedingsvragen? Graag zou ik van u willen weten of u behoefte heeft aan informatie rondom de opvoeding van uw kind en zo ja, wat voor soort informatie? Zodat wij een aanbod beter kunnen afstemmen op uw vraag. Daarmee kunnen wij u nu, maar vooral ook later, zo goed mogelijk helpen.
Zou u bereid willen zijn om met een groep ouders over deze vragen te praten? Ja / nee (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Zou u bereid zijn om in een individueel gesprek vragen te beantwoorden? Ja / nee (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Indien ja, Zou u uw naam en tel. nr willen noteren zodat ik contact met u op kan opnemen. Naam…………………………………………………………………………………………… ……….. Telefoonnummer…………………………………………………………………………….. NB: Het beantwoorden van vragen neemt hoogstens een half uur tijd in beslag, gegevens worden anoniem verwerkt. Dit formulier kunt u inleveren bij de leerkracht. Vriendelijk bedankt! Namens Monique Kierczak JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
99
Bijlage 4 Informatiebrieven allochtone ouders Groepsinterview “moeders Boskoop” Datum: 26 november 2004 Tijd: 10.45 uur – 11.15 uur Ruimte: ‘t Praathuis (taalles) Plaats:Boskoop
Inleiding Ik ben Annemarie van Kooij, onderzoeksmedewerker van JSO. Dit is een organisatie die alle ouders wil ondersteunen in de opvoeding van kinderen tussen de 0 en 19 jaar. In Nederland gaan we er van uit dat alle ouders vragen hebben over de ontwikkeling en de opvoeding van kinderen. Dat is normaal. De een heeft een vraag over druk gedrag, de ander over de taalontwikkeling. Bijvoorbeeld: het kindje van mijn zus sliep als baby altijd op zijn buik, is dat erg?” Met deze vraag kun je terecht bij het consultatiebureau. In opdracht van de provincie Zuid Holland wordt aan ouders zelf gevraagd wat zij willen weten over de opvoeding, wat zij lastig vinden en hoe zij ondersteund zouden willen worden. Mijn gesprek met jullie zou ik graag willen opnemen, zodat ik kan luisteren naar hoe ik het heb gedaan en ervan kan leren voor de volgende keer, bovendien kan ik beter vastleggen welke informatie jullie mij geven. Dit is belangrijk voor de volledigheid van het onderzoek. Vinden jullie dit goed? Ook is Tanja Trooster, een student van de Hogeschool Rotterdam, met mij mee gekomen om een verslag te maken van deze bijeenkomst. Allereerst zou ik graag een kennismakingsrondje willen doen met eventueel naambordjes, zodat ik jullie namen kan leren uitspreken. Misschien kun je vertellen hoe lang je al in Nederland woont en of je kinderen hebt en in welke leeftijd. Ik begin met het geven van enkele voorbeeldvragen die elke ouder kan hebben tijdens de opvoeding van hun kinderen: Jonge kinderen 1. Kinderen zijn beweeglijk …… - Herken je dit? - Wat doe je dan 2.
Kinderen maken rommel in hun kamer. - Hoe kun je ze begeleiden in het spel
3.
Ruzie tussen kinderen/zusjes en broertjes - Hoe los je dat op
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
100
Oudere kinderen/pubers Je dochter maakt er een troep van in haar kamer. - Hoe ga jij daar mee om Mijn kind gaat met de verkeerde vrienden om. - Hoe ga je daar mee om Mijn kind wil zelf haar kleren kopen, merkkleding. - Vanaf welke leeftijd kun je een kind kleedgeld geven?
Dit zijn voorbeelden van normale vragen tijdens de opvoeding van je kinderen •
Herken je deze vragen?
•
Of heb je andere vragen over de opvoeding, wat vind jij lastig, wanneer vind jij je kind lastig?
In deze bijeenkomst stond kennismaken centraal en de uitleg over de onderzoeksvragen. In een volgende bijeenkomst van 2½ uur ging het erom nader in te gaan op eventuele opvoedingsvragen en de behoefte aan ondersteuning en op welke wijze.
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
101
Groepsinterview 2 “moeders Boskoop” Datum:
13 december 2004
Tijd:
13.00 uur – 15.30 uur
Ruimte:
’t Praathuis (buurtcentrum tijdens taalles)
Plaats:
Boskoop
Inleiding Voorstelrondje, dit keer met naambordjes. JSO – organisatie doet mee aan een onderzoek. Vorige keer hebben we het gehad over vragen die je kunt hebben over de ontwikkeling en opvoeding van je kinderen. We hebben toen een aantal kaartjes gezien, waarop vragen staan die kunnen voorkomen tijdens de opvoeding. Iedere leeftijd van kinderen kan vragen oproepen. Kleine kinderen en pubers (pubers zijn kinderen tussen de 12-18 jaar) Een aantal vragen herkenden jullie: • •
Ruzie maken Rommel opruimen
Hebben jullie nog meer vragen over jullie kinderen? Wat vind je lastig? Wat vinden jullie dat de kinderen goed doen en wat vinden jullie niet goed gaan? Wanneer zeg je “mag niet” en wanneer “goed zo”?
1.
Nederland (opvoeden tussen twee culturen)
Stukje video Het is voor vele Nederlandse ouders moeilijk hun kinderen op te voeden, laat staan wanneer je uit een andere cultuur komt en je leeft in twee culturen. Het hebben van vragen is normaal! Voorbeeld 1: Het contact met Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes Wat zijn jullie ervaringen?
2.
Opvoeding (voorbeeldplaten)
Waar denk je aan: • ruzie makende kinderen • voeding • vragen om merkkleding • eten • zwaar in Nederland
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
102
Rollenspel: ruzie makende kinderen & grenzen stellen Hoe ga je daarmee om? Tips:
3.
Pubers (12-18 jaar) + voorbeeldplaten
Waar denk je aan: eigen wil/eigen mening vrienden zijn belangrijk: ben je op de hoogte welke vrienden je kind heeft en met welke ouders je te maken hebt lichamelijke ontwikkeling opvangnet is belangrijk
Een stukje info uitdelen in het Arabisch (hoofdstuk 1) Stukje video in het Berbers over moeders met pubers
Tips: Voor alle vragen is het van belang: • positief opvoeden (2) • praten met je puber (4)
Opdracht 1: Alle voorbeeldplaten worden op tafel neergelegd en jullie moeten twee groene pionnen zetten op de platen die je het meest belangrijk vindt en twee rode op de platen die je minder belangrijk vindt. In Nederland kun je op verschillende manieren over opvoedingsvragen praten: • Met je buren/familie/vrienden • Thuis (iemand komt op huisbezoek) Spel aan Huis, Opvoedbureau, Migrantenbureau C.B. • Met andere ouders in groepsverband (Cursussen, ouderavonden, taallessen) • Met instanties (C.B., Opvoedsteunpunt, Jeugdzorg, etc.) Wat sluit het beste bij jou aan, wat heb je het liefst? Opdracht 2: Zet je pion op het blad wat je het liefste zou willen! 5 x A3 bladen 4.
School van je kinderen
Waar denk je aan: Contact met de leerkrachten Weet je hoe het gaat op school Welke vriendjes heeft je kind Gaat je kind altijd naar school Wat doen ze op school
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
103
1. 2.
Krijgen jullie genoeg informatie van de leerkrachten? Durf je vragen te stellen aan de leerkracht?
5. Slotvragen Sta je er alleen voor bij het opvoeden of krijg je steun van je echtgenoot? Wanneer ik jullie zou willen bereiken voor een activiteit, hoe zou dat het beste kunnen? Als ik de vaders wil bereiken, zou ik dat op dezelfde manier kunnen doen als vandaag?
6.
Dankwoord (uitdelen van pennen + onkostenvergoeding tolk)
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
104
Ter informatie (aan de Gemeente Gouda) Onderzoek naar specifieke doelgroepen Ten aanzien van bereikbaarheid in opvoedingsondersteuning Projectgroep Moeilijk Bereikbare Groepen In opdracht van de provincie start JSO een onderzoek naar de vraag “hoe bereiken we specifieke doelgroepen ouders” met kinderen tussen 0-19 jaar wat betreft het aanbod aan opvoedingsondersteuning binnen een gemeente. Het doel is: Zicht te krijgen of onderzochte doelgroepen opvoedingsondersteuning willen. Zicht te krijgen op wat ze willen. Helderheid krijgen wat groepen vragen (ook in werving, samenwerking, netwerken en eventueel methodiek ontwikkeling). De specifieke doelgroepen zijn die onderzocht worden zijn: Allochtone ouders Alleenstaande ouders Tweeverdieners Protestant/Christelijke ouders Er worden 8 gemeenten in de provincie Zuid-Holland benaderd om één van de specifieke doelgroepen binnen hun gemeente nader te onderzoeken op de onderzoeksvraag. In de periode tot en met eind januari 2005 worden de knelpunten in het bereik van deze specifieke doelgroepen onderzocht en geprobeerd te achterhalen waaraan deze specifieke doelgroepen behoefte hebben. Tenslotte wordt een notitie geschreven waarin de gemeente hierover wordt geïnformeerd. Er volgt een advies dat als pilot project, ook in opdracht van de provincie, nader wordt uitgewerkt, om de specifieke doelgroepen beter te kunnen bereiken. Concreet betekent het dat het de gemeente vooral informatie oplevert over een specifieke, moeilijk te bereiken doelgroep. De gegevens die verzameld worden over de verschillende doelgroepen worden gebundeld, waardoor de informatie over andere doelgroepen ook voor handen is. Ik zelf heb de opdracht gekregen de allochtone doelgroep nader te onderzoeken op moeilijke bereikbaarheid ten aanzien van opvoedingsondersteunende activiteiten. Vragen zijn Zijn er knelpunten in het bereiken van allochtone ouders met kinderen tussen 0-19 jaar? Over welke groep gaat het? Wat verstaan jullie in dit geval onder “moeilijk bereikbaar”? Wie zijn eventuele sleutelfiguren die mee zouden kunnen nadenken? Zijn jullie geïnteresseerd in de informatie hierover en over het vervolgtraject? Willen jullie hierin meedenken vanaf de zijlijn en op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen? Met vriendelijke groet, Annemarie van Kooij JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
105
Bijlage 5 Opzet hoogopgeleide ouders Inleiding • • •
A
Aanleiding onderzoek Opzet onderzoek: verkennend onderzoek Opzet bijeenkomst
Waar denk je aan als je het hebt over opvoedingsvragen Opvoedingsvraag
Opvoedingstwijfel/ spanning
Opvoedings probleem
Gedrag • Niet luisteren • Brutaal zijn • Stil gedrag • Druk gedrag • Ruzie maken Ontwikkeling • Motorische ontwikkeling • Cognitief • Sociaal emotioneel Opvoedingsuitgangs punten + vaardigheden • Regels en grenzen • Waarden en normen • Belonen en straffen
Overige
Matrix doornemen: Wanneer is er sprake van een opvoedingsvraag; wanneer is er sprake van twijfel en wanneer is er sprake van een opvoedingsprobleem
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
106
B
Welke kanalen zijn beschikbaar bij opvoedingsvragen
Media Internet Boeken/Tijdschriften Televisie Video/DVD Voorlichtingsfolders Informele kanalen • Partner • Familie • Vrienden • Anderen Formele kanalen • Huisarts • Consultatiebureau • Schoolarts • Opvoedbureau • School: leerkracht/intern begeleider • Leidster kinderopvang/peuterspeelzaal • Opvoedtelefoon • Cursussen • Themabijeenkomst(en) • Particulier pedagoog/psycholoog • Maatschappelijk Werk • Bureau Jeugdzorg
Vraagstelling Met welke opvoedingsvraag maak je gebruik van welk kanaal/kanalen?
Werkwijze 1 Stel je hebt een opvoedingsvraag. Vraag: Van welke kanalen maak je gebruik of denk je gebruik te gaan maken? 2 Stel je hebt opvoedingstwijfel/spanning Vraag: Van welke kanalen maak je gebruik of denk je gebruik te gaan maken? 3 Stel je hebt een opvoedingsprobleem Vraag: Van welke kanalen maak je gebruik of denk je gebruik te gaan maken?
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
107
C Wat zijn argumenten om geen gebruik te maken van de bestaande kanalen Waarom of wanneer maak je geen gebruik van Internet Boeken/Tijdschriften Televisie Video/DVD Voorlichtingsfolders • • • •
Partner Familie Vrienden Anderen
• • • • • • • • • • • •
Huisarts Consultatiebureau Schoolarts Opvoedbureau School: leerkracht/intern begeleider Leidster kinderopvang/peuterspeelzaal Opvoedtelefoon Cursussen Themabijeenkomst(en) Particulier pedagoog/psycholoog Maatschappelijk Werk Bureau Jeugdzorg
D Welke kanalen zijn beschikbaar in Moordrecht en wat zijn uw ervaringen?
E Wat zijn uw wensen in het kader van opvoedingsondersteuning in Moordrecht?
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
108
Bijlage 6 Item lijst alleenstaanden Achtergrondgegevens • Leeftijd • Culturele achtergrond • Aantal kinderen • Hoelang alleenstaande moeder Inhoud van de vragen van de moeders Waar gaan ze met de vragen naartoe? Familie Vrienden 0pvoedspreekuur Consultatiebureau Themabijeenkomst Opvoedcursus Sentro di mama School Peuterspeelzaal Schoolarts Opvoedtelefoon Home-start Maatschappelijk werk Welke vormen van opvoedingsondersteuning spreken ouders aan? Groepsbijeenkomst middels; Themabijeenkomst Opvoedcursus Ontmoeting met andere alleenstaande ouders Individueel gesprek huisbezoek Opvoedtelefoon Literatuur, internet
Deze onderwerpen zijn besproken aan de hand van beeldend materiaal (foto’s, folders en posters van betreffende voorzieningen)
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
109
Bijlage 7 Vragenlijst gereformeerden Wensen en behoeften opvoedingsondersteuning
van
ouders
uit
de
gereformeerde
gezindte
aan
Deel 1: Algemene gegevens 1. Wat is uw woonplaats? …………………………………………………………………. 2. Wat is uw leeftijd? ………………………………………………………………….. 3. Hoeveel kinderen heeft u? ………………………………………………………………….. 4. Het eerste kind is : Het volgende kind is : Het volgende kind is : Het volgende kind is : Het volgende kind is :
…… jaar. Dit is een jongen / meisje …… jaar. Dit is een jongen / meisje …… jaar. Dit is een jongen / meisje …… jaar. Dit is een jongen / meisje …… jaar. Dit is een jongen / meisje
5. Kruis aan; ik ben full-time moeder ik werk full-time ik werk part-time Anders, namelijk……………………………………………………………………..
6. Tot welke kerkelijke groepering behoort u? Christelijk Gereformeerde Kerken Gereformeerde Gemeenten (Gereformeerde Bond) Nederlands Hervormde Kerk (Gekrookte Riet) Nederlands Hervormde Kerk (overig) Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) Oud gereformeerde Gemeenten (in Nederland) Gereformeerde Gemeenten in Nederland Nederlands Gereformeerde Kerken Anders, namelijk…………………………………………………………………………… 7. Speelt de geloofsovertuiging een belangrijke rol in uw leven? Ja, sterk Ja, enigszins Nee, nauwelijks Nee, in het geheel niet
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
110
Deel 2: Vragen over de opvoeding 8. Heeft u weleens vragen over het gedrag van uw kind(eren) met anderen, zoals? Ongehoorzaamheid ja/nee Koppigheid ja/nee Brutaliteit ja/nee Bedplassen-drukken ja/nee Stil gedrag ja/nee Druk gedrag ja/nee Ruzie maken ja/nee Zeuren ja/nee Anders, namelijk……………………………………………….
9. Heeft u weleens vragen over de ontwikkeling van uw kind(eren)? Problemen met leren ja/nee Lezen en schrijven ja/nee Spelen met speelgoed ja/nee Televisie kijken ja/nee Computergebruik ja/nee Anders, namelijk………………………………………………..
10. Heeft u weleens vragen over de lichamelijke groei en gezondheid van uw kind(eren)? Ziek zijn ja/nee Eten ja/nee Slapen ja/nee Anders, namelijk……………………………………………….
11. Heeft u weleens vragen over de opvoeding van uw kind(eren)? Regels en grenzen stellen ja/nee Straffen en belonen ja/nee Luisteren ja/nee Anders, namelijk………………………………………………
12. Heeft u weleens behoefte aan iemand die luistert naar vragen over? Het gedrag van uw kind(eren? ja/nee De ontwikkeling van uw kind(eren)? ja/nee De lichamelijke groei en gezondheid van uw kind(eren)?ja/nee De opvoeding van uw kind(eren)? ja/nee
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
111
Deel 3: Vragen over de steun in de opvoeding 13. Bij wie vindt u de beste steun bij deze vragen? Is dit een goede steun? (meerdere antwoorden mogelijk) man/vrouw ja/nee (schoon)ouders ja/nee broers, zussen ja/nee andere familieleden ja/nee vrienden/vriendinnen ja/nee buren ja/nee mensen van de kerk ja/nee predikant, ambtsdrager,oudste, voorganger ja/nee huisarts ja/nee school/schoolbegeleidingsdienst ja/nee opvoedspreekuur ja/nee andere ouders (met dezelfde opvoedingsvragen) ja/nee andere zorgverleners (professionals) ja/nee anders, namelijk……………………………………………………………………..
14. Heeft u de indruk dat u goed bent geïnformeerd over de bestaande activiteiten op het gebied van opvoedingsondersteuning? Ja Nee Weet niet
15. Zo ja, op wat voor manier werd u attent gemaakt op de instelling? Door mond op mond (familie, vrienden, kennissen, buren, gemeenteleden) Folders en posters Artikel in krant Ouderavond op school Huisarts Consultatiebureau Predikant, ambtsdrager, oudste, voorganger Anders, namelijk, …………………………………………………………………………
16. Als u steun of informatie van iemand wilt hebben buiten uw familie-en vriendenkring, wat voor steun zou dat dan moeten zijn? Schriftelijke informatie Persoonlijk gesprek, bij een instelling Telefonisch gesprek Gesprekken in een groep Voorlichtingsbijeenkomst Cursus Huisbezoek Anders, namelijk……………………………………………………… 17. Waar zou die steun dan aangeboden moeten worden? School Thuis Bij de kerk Op de instelling die de hulp aanbiedt Anders, namelijk………………………………………………………..
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
112
19. Wanneer u de keuze maakt voor een zorginstelling, hoe belangrijk zijn dan de volgende kenmerken van de zorginstelling?
Nvt
Zeer Onbelangrijk Neutraal Onbelangrijk
Belangrijk
Zeer belangrijk
Reisafstand Identiteit Zorginstelling Deskundigheid Personeel Wachtlijst
20.Vindt u het nuttig als er naast de algemene voorzieningen die opvoedingsondersteuning aanbieden een aparte instelling zou zijn met een christelijke identiteit? Ja, omdat………………………………………………………………….. Nee, omdat…………………………………………………………………
Als er geen zorg kan worden ontvangen van een christelijke instelling, hoe bezwaarlijk zou dat dan voor u zijn? De christelijke identiteit zou sterk worden gemist De christelijke identiteit zou een beetje worden gemist De christelijke identiteit zou niet of nauwelijks worden gemist
Deel 4 : contacten met het pastoraat Zou u met opvoedingsvragen de predikant, oudste of voorganger raadplegen? Ja Nee
Waarom zou u dit niet doen? Daar wil ik hen niet mee lastig vallen Daar is onvoldoende tijd voor Daar heeft men niets mee te maken Daarvoor heeft de predikant, oudste of voorganger te weinig invoelend vermogen Daarover heeft de predikant, oudste of voorganger te weinig inhoudelijke kennis Schaamte Angst dat het wordt doorverteld Het geloof staat los van de opvoedingsvragen Anders, namelijk…………………………………………………………………….
Als u geen zorg van een christelijke instelling zou ontvangen, is dan de pastorale zorg die u ontvangt van de predikant, ambtsdrager, oudste of voorganger voldoende voor u om het in de christelijke instelling toch goed naar uw zin te hebben? Ja Nee
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
113
Heeft u nog vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze vragen? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………
Dank u wel!
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
114
Bijlage 8 Vragenlijst sleutelfiguren Vragenlijst voor sleutelfiguren die contact hebben met de allochtone doelgroep en zicht hebben op vragen; • • • • • • • • • • • • • • •
Zijn sommige allochtone ouders moeilijk bereikbaar? Wat wordt verstaan onder moeilijk bereikbaar? Welke knelpunten komen naar voren? Heeft deze groep behoefte aan ondersteuning? Zijn de ouders bekend met het begrip opvoedingsondersteuning? Hebben ouders specifieke opvoedingsvragen? Hoe zouden de ouders betrokken willen worden bij activiteiten t.a.v. opvoedingsondersteuning? Welke opvoedingsvragen hebben zij over jonge kinderen en pubers? Wat zijn hun wensen en verwachtingen t.a.v. ondersteuning? Wat zouden succesfactoren/werkzame bestanddelen kunnen zijn? Welke instellingen spelen hierin een belangrijke rol? En op welke wijze? Hebben jullie het idee dat door de verschillende instellingen de hele doelgroep wordt bereikt? Hoe zou het aanbod eruit moeten zien? Om welke specifieke kenmerken van de ouders zou het kunnen gaan?
Schema Capabel Gaat het om ouders die wel willen, maar niet kunnen Gaat het om ouders die niet willen, maar wel kunnen Gaat het om ouders die niet willen en niet kunnen
Spelen de volgende factoren een belangrijke rol? Tijdsgebrek Geen toestemming Laag opleidingsniveau Zien het nut van opvoedingsondersteuning niet in Hebben de handen vol aan zich zelf Schaamte om met hun problemen voor de dag te komen Brainstorming over hoe je ze zou kunnen bereiken? Wat willen ouders zelf Betere informatievoorziening Wat zijn goede randvoorwaarden Veel energie in vertrouwensrelatie
Onderzoek naar bereik en behoefte aan opvoedingsondersteuning van specifieke groepen ouders
115