Beste vrienden, Wat hebben we een warme en zonnige maand juli achter de rug. De tuin van The Cathouse heeft menige gasten verwend met een zuiderse sfeer te midden van haar bloemen en planten. De gasten hebben er dan ook ten volle van genoten...en wij ook. Zouden we mogen hopen op een bisnummer voor de maand augustus? The Cathouse gaat in ieder geval voor zwoele menu's zorgen om de sfeer aan te houden. The Cathouse start in het kader van haar maandelijks kruidenthema toch een beetje anders. Kruiden en specerijen hangen heel nauw samen: wat zouden de gerechten aan smaak en geur niet moeten ontberen als ze niet harmonieus met de ingrediënten vermengd werden. The Cathouse probeert op die manier steeds een persoonlijk tintje aan haar gerechten te geven. Ooit peperduur, tegenwoordig een niet weg te denken aromatoevoeging aan ons eten: specerijen. Eerst maar eens de definitie. Die blijkt lastig. De Grote van Dale is vaag: ‘aromatische, plantaardige stof die in kleine hoeveelheid als smaak- of reukgevend toevoegsel bij spijzen en dranken gebruikt wordt’. Maar dat kun je van kruiden ook zeggen. Vaak wordt het woord specerij begrensd in geografische zin – specerijen komen uit de tropen – of botanische – specerijen bestaan uit de niet-groene delen van planten, dus alles behalve de bladeren. Gecombineerd kom je een heel eind: peterselie (groen, Europees) is een kruid, kaneel een specerij (boombast uit Sri Lanka). Maar er zijn talloze twijfelgevallen. Is de jeneverbes (gematigde en koude zones) een kruid, citroengras of sereh een specerij? En waarom is gember een specerij en onze eigen knoflook niet? Inderdaad, kruiden en specerijen worden in zinnen vaak door elkaar gebruikt, maar er is wel degelijk een onderscheid tussen deze twee. Kruiden komen over het algemeen uit landen met een gematigd klimaat en bestaan voornamelijk uit bladeren en stengels van groene planten. Specerijen komen vaak uit landen een met subtropisch of tropisch klimaat en kunnen uit andere plantendelen bestaan als bloemknoppen, peulen of wortels. Maar beiden zijn even belangrijk voor onze smaakpapillen en The Cathouse houdt van diversiteit en dus werd het thema kruid al dikwijls verrijkt met het thema specerij in vorige menu's. De specerijenroute is ooit heel belangrijk geweest en dus zal The Cathouse op vrijdag 9 augustus de maand starten met een Specerijenroute Menu. Het is exact 25 jaar geleden dat de 28-jarige Jean-Michel Basquiat, een Amerikaans neo-expressionistisch (en van oorsprong graffiti)-kunstenaar van Haïtiaanse en Porto Ricaanse afkomst, sterft aan een overdosis. Hij heeft korte tijd samengewerkt met Andy Warhol. The Cathouse besteedt hem aandacht in haar Basquiat Menu op vrijdag 16 augustus. Wie kent er de Kleine Zeemeermin ( en ze is echt klein) in Kopenhagen niet? Ze werd op 23 augustus 1913, exact 100 jaar geleden, onthuld en werd het symbool bij uitstek van de Deense hoofdstad. Ze vormt ook het hoofdpersonage in één van Hans Christian Andersen's sprookjes. Jullie kunnen dromen van zeemeerminnen op vrijdag 23 augustus 2013 in The Cathouse tijdens het Zeemeermin Menu. Wie zich Easy Rider herinnert, weet ook wat een Harley-Davidson is. Diverse feesten worden gehouden rondom de 110-jarige verjaardag van Harley-Davidson. Ter gelegenheid hiervan vinden er een jaar lang vieringen plaats in elf landen op zes continenten. Dit alles eindigt met een groots feest in de thuisstad van het bedrijf: Milwaukee, Verenigde Staten. Deze viering vindt plaats in het laatste weekend van augustus en meer bepaald op vrijdag 30 augustus, datum waarop het allemaal begon en waarop The Cathouse jullie een Harley-Davidson Menu voorstelt. Vergeet niet om je tijdig in te schrijven voor de twee unieke proefavonden rond ‘Thee & Gin’, die 'The Cathouse organiseert in het kader van de Week van de Smaak onder het thema 'Water & Vuur". Theesommelier Ann Vansteenkiste onthult alle geheimen van de thee en in samenwerking met GinTonicHouse, waaraan ook sommelier Jurgen Lijcops verbonden is, leer je je favoriete gin tonic maken. Wat kan je tijdens deze 2 avonden verwachten?
1
De eerste avond, de theehappening, zal op zaterdag 16 november 2013 om 19u30 plaats hebben. Thee is sterk in opmars. Na een (te) lange periode, waarin druipende theezakjes in asbakken het gezicht van onze theecultuur bepaalden, krijgt thee eindelijk de aandacht die hij verdient. Traditionele theespecialiteiten uit India, China, Japan, Ceylon, Indonesië en Taiwan vinden langzaam maar zeker hun weg naar de betere hotels, exclusieve restaurants en stijlvolle tearooms.Thee is ongetwijfeld de meest populaire drank ter wereld, met de langste en rijkste geschiedenis. Achter een kopje thee schuilt een hele cultuur. De Japanners maken er een uitgebreide spirituele ceremonie van, terwijl de Russen zich rond de samowar scharen om er gezellig bij te praten. India is ’s werelds grootste theeleverancier, maar het is in China dat 2727 voor Christus de eerste theeblaadjes in het kokende water van keizer Shen Nun vielen en de thee ontstond. Niet minder dan theemeester Ann Vansteenkiste (herboriste, aromatherapeute en theesommelier) vertelt jullie alles over thee doorheen een boeiende reis van 5000 jaar theecultuur: het verschil tussen thee en infusie, de legendes rond thee, de geschiedenis van de thee, hoe thee in Europa terechtkwam, de soorten, indelingen, rituelen, gezondheidsaspecten, …De deelnemers krijgen 5 soorten thee te proeven (witte, groene, rode, zwarte en een mengeling) waarbij The Cathouse een bijpassend hapje serveert. Voor een digitale syllabus, 5 soorten thee en hapjes betaal je slechts € 25. Je kan je nu al inschrijven via
[email protected] of tel 0473 66 48 66 om zeker te zijn van je plaats. De tweede avond, de Gin Tasting, zal op vrijdag 22 november 2013 eveneens om 19u30 plaats hebben. Gin is bezig aan een succesvolle ‘comeback’. Deze gedistilleerde drank die wereldwijd een renaissance doormaakt, wordt ook in België steeds populairder. Hoe wordt gin gemaakt? Welke zijn de klassieke cocktails? Niet alleen krijg je het verhaal van gin in een notendop op The Cathouse ginavond, maar je proeft ook verschillende soorten gin. Eerst worden de gin toppers binnen het London Dry segment geproefd en vergeleken met dagdagelijkse gins. Daarna krijg je een gin degustatie met enkele kwaliteitsvolle maar iets specialere gins die afwijken van de gangbare norm zoals een Hendrick’s en Monkey 47 te proeven. Natuurlijk wordt er niet alleen geproefd. je wordt geïnformeerd over de smakenpallet, de distillatietypes, de cocktailcombinaties, enz. Als afsluiter wordt er ook nog uitgelegd hoe je zelf de gincocktail bij uitstek kan maken en ga je met je favoriete gin van de avond jouw onverbeterlijke en ultieme Gin & Tonic maken. Dit alles wordt met enkele bijpassende The Cathousehapjes ondersteund, zodat de verschillende ginsmaken nog beter tot hun recht komen. Voor de Gin Tasting avond met gin tonics en hapjes betaal je slechts € 28. Ook hiervoor kan je je nu al inschrijven via
[email protected] of tel 0473 66 48 66. Dit jaar organiseert The Cathouse uiteraard ook haar 3de StreetCatFoodFestival op zondag 29 september 2013! Zoals elk jaar maken we in samenwerking met het district Deurne en de bewoners van de wijk Muggenberg-Arena er weer van 15.00 tot 20.00 een fantastisch wijkfeest van. Naast het koken van streetfood (paella, zoute & zoete pannenkoeken, borscht ) wordt er muziek gespeeld door Sacha Van Loo en Jokke Schreurs. De toegang is gratis. Wie weet wordt het eens een zonnige dag dit jaar! Meer informatie krijgen jullie in de volgende nieuwsbrieven. De werken in het pand naast The Cathouse zijn nog steeds op gang. Wie echter graag een workshop, atelier, lezing, tentoonstelling, cursus, noem maar op wil organiseren op het gelijkvloers, kan informatie vragen via mail of telefoon! De prachtige gastenkamer voor 1 à 5 personen op het 1ste verdiep heeft al enkele tevreden buitenlandse gasten ontvangen. Hebben jullie vrienden of familieleden op bezoek en je hebt geen plaats om ze te laten overnachten, ben je hier op het juiste adres. Je kunt ze zelfs naar The Cathouse nemen voor een etentje, waar ze dan kunnen overnachten na een gezellig en lekker etentje. Wie graag een kijkje neemt naar de inrichting, kan dit op volgende site:
https://www.airbnb.be/rooms/991824 Uiteraard mogen jullie ook in 2014 rekenen op onze gastvrijheid, ons goed humeur en sfeervolle stemming en natuurlijk niet te vergeten, onze lekkere gerechten! The Cathouse, waar gezelligheid, originaliteit, cultuur en vorming troef blijven, kijkt nu al ongeduldig uit naar jullie hongerige interesse! The Cathouse’ zal jullie allen, alleen, met 2 of met meerderen op vrijdagavond, soms zaterdagavond of zelfs op jullie vraag, een andere dag, met veel enthousiasme ontvangen. Ook voor bedrijven die een toffe en gezellige sfeer onder hun collega’s willen verzekeren, is: ‘The Cathouse’ ‘the place to be’. Dit werd al meermaals bewezen...
2
Alle informatie van, in en rond The Cathouse, alsook heel wat foto's die de heersende joviale en warme sfeer weergeven, vind je op onze website: www.thecathouse.be Vele foto’s zijn eveneens op Facebook te vinden. Je hoeft zelf geen facebook-pagina te hebben om de foto's te bekijken! Wil je met de tram terug naar huis, dan houden wij u op de hoogte van het tramverkeer via http://reisinfo.delijn.be/realtime/halte/103070 of BOB brengt je naar huis... Achteraan de nieuwsbrief staat zoals gewoonlijk alle concrete informatie over ‘The Cathouse’. Reserveren kan telefonisch op het nummer 0473 66 48 66 of elektronisch op het mailadres
[email protected] Of
[email protected]
3
Inhoudstafel: 1. Specerijenroute Menu: Op vrijdag 9 augustus 2013 2. La Petite Histoire 1. 2. 3. 4.
De specerijenroute Wat zijn specerijen? Sichuan peper 9 augustus
3. Basquiat Menu: Op vrijdag 16 augustus 2013 4. La Petite Histoire 5. Jean Michel Basquiat 6. Asopao 7. 16 augustus
5. Zeemeermin Menu: Op vrijdag 23 augustus 2013 6. La Petite Histoire 8. 9. 10. 11.
De kleine zeemeermin H.C.Andersen Deense zeeforel 23 augustus
7. Harley Davidson Menu: Op vrijdag 30 augustus 2013 8. La Petite Histoire 12. Harley Davidson 13. Hell's Angels 14. Easy Rider 15. 30 augustus
8. Concrete Toelichtingen
4
Specerijenroute Menu “But in truth, should I meet with gold or spices in great quantity, I shall remain till I collect as much as possible, and for this purpose I am proceeding solely in quest of them. ” Christopher Columbus
Op vrijdag 9 augustus 2013 Aperitief
Specerijenroute Cocktail Of Vers Fruitsap
Voorgerecht
Sardienenfilets Gemarineerd Met Diverse Kruiden Kaneel, Kruidnagel, Steranijs Met een Zoet Zuur Tintje The Cathousebrood
Hoofdgerecht
Magret de Canard Met een KruidigeHoning & Sichuan Peper Een Compote Met Aubergine,Venkel Tomaten, Olijven, Pijnboompitten Fijn Gekruid met Komijn, Saffraan, Cayennepeper Aardappelen
Dessert
Geconfijte Kerstomaten Met Appel, Ananas & Peer Waaier aan Kruidige Smaken Bolletje Vanilleijs
5
Wijnsuggestie : Rode Wijn afkomstig uit Béziers Domaine Montrose Salamandre
La Petite Histoire
De Specerijenroute De specerijenhandel is een commerciële activiteit, waarbij in de oudheid, middeleeuwen en vroegmoderne tijd specerijen, peper en andere exotischeAziatische producten naar Europa werden geëxporteerd in ruil voor goud en zilver. De specerijen waren destijds in de keuken zeer gewild alssmaakstoffen en conserveringsmiddelen. Ook schreef men er gunstige geneeskundige werkingen aan toe. Door hun schaarste waren specerijen ultiemeluxeproducten voor de elite van de westerse rijken. Deze specerijenhandel heeft een grote invloed uitgeoefend op de wereldgeschiedenis. Een netwerk van handelsroutes verbond ver van elkaar gelegen gebieden in Europa en Azië. Langs deze routes werden eeuwenlang behalve goederen ook kennis en ideeën uitgewisseld. In tegenstelling tot dezijderoute, die China door middel van karavaanroutes met het Midden-Oosten verbond, verliep de handel in specerijen vooral over zee. De Indische Oceaan met zijn regelmatige moessonwinden was al heel vroeg een belangrijke verkeersader voor de Aziatische handel. In het westen van deze oceaan vormden de Rode Zee en de Perzische Golf de toegangspoorten tot de Europese afnemers van de specerijen. Een eerste bloeiperiode kende de specerijenhandel in de Hellenistische en Romeinse tijd. Alexander de Grote (356 v.Chr.–323 v.Chr.) had de landroute naar India verkend. Vanuit Egypte organiseerden eerst de Ptolemaeën en later de Romeinen een directe handel met India over de Arabische Zee. Met de ineenstorting van het Romeinse Rijk kwam deze directe handel ten einde. De islamitische veroveringen in de zevende eeuw sneden het christelijke Europa helemaal af van de Indische Oceaan, die eeuwenlang gedomineerd werd door Arabische zeevaarders en handelaren. In het kielzog van deze zeevaarders kreeg de islam vaste voet aan de grond in de Aziatische kustgebieden. Door de toenemende Europese welvaart na het jaar 1000 en onder invloed van de kruistochten kwam de specerijenhandel met Europa weer tot leven. Italiaanse stadstaten als Genua en vooralVenetië domineerden de handel in de Middellandse Zee. De Italianen kochten hun waren in Alexandrië en distribueerden ze over heel Europa. Voor Venetië was deze handel de grondslag voor haar rijkdom, net als voor de Mamelukken, de Egyptische machthebbers. Voor andere Europeanen was de wens om directe toegang te verkrijgen tot de rijkdommen van Azië een belangrijke stimulans voor de grote ontdekkingsreizen rond het jaar 1500. Christoffel Columbus ontdekte in 1492 een Nieuwe Wereld op zoek naar een westwaartse route naar Azië. De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama slaagde er in 1498 als eerste Europeaan in om India via het omzeilen van Afrika te bereiken. De Portugezen wisten de specerijenhandel naar Europa een tijdlang naar zich toe te trekken, maar slaagden er uiteindelijk niet in de handelsroute via de Rode Zee naar Egypte te elimineren. Uiteindelijk wist de Nederlandse Vereenigde Oostindische Compagnie een gedeeltelijk monopolie op de handel te verkrijgen. Dit vormde de basis voor het koloniale rijk Nederlands-Indië. Na de 17e eeuw werden de specerijen echter meer en meer een normaal handelsartikel en verloren ze hun betekenis als drijvende kracht in de wereldhandel. De eerste beschrijvingen van kruiden en specerijen stammen uit de tijden van het Oude Egypte. De 100.000 arbeiders die ongeveer 2600-2100 v. Chr. werkten aan de bouw van de piramides kregen uien en knoflook te eten om hun krachten op peil te houden. Naast het gebruik als voedingsmiddel, speelden kruiden en specerijen ook een belangrijke rol bij het mummificeren van de lichamen van de farao’s. Het geloof in de terugkeer van de geest in het lichaam zorgde ervoor dat de oude Egyptenaren er alles aan deden om het lichaam van een overledene zoveel mogelijk intact te houden. Hiervoor werd onder andere de buikholte gereinigd en gespoeld met specerijen. Men gebruikte daarvoor komijn, anijs, majoraan, nootmuskaat en kaneel. Van meerdere volkeren uit deze periode is het gebruik van kruiden en specerijen bekend als medicijn, wierook en parfum. De oude Grieken staan bijvoorbeeld bekend om het maken van een krans van laurierbladeren voor de winnaar van de Olympische spelen. Religieuze vertellingen Het gebruik van kruiden en specerijen staat beschreven in verschillende vertellingen in de Bijbel. Zo gaf de Koningin van Sheba tijdens haar bezoek aan Koning Salamo zeer kostbare geschenken waaronder goud en edelstenen, maar ook kruiden en specerijen. Koning Salamo is na het ontvangen van degelijke geschenken betrokken geraakt bij de handel in kruiden en specerijen, waardoor hij een zeer rijk man geworden is. Een andere bekende vertelling uit de Bijbel die verbonden is met de specerijenhandel, is het verhaal van Jozef en zijn jaloerse broers. De broers waren zo jaloers op de getalenteerde Jozef, dat ze op een dag besloten om hem te vermoorden. Ze stopten hem in een waterput, waar ze hem ten dode opgeschreven achter zouden laten. Ruban, een van zijn broers, kon het niet over zijn hart verkrijgen om zijn broer zo achter te laten. Juist op dat moment passeerde er een karavaan met slaven. Ruban besloot Jozef te
6
verkopen, zo bleef hij in ieder geval in leven. Aan Jacob, hun vader, vertelden ze dat hun broer was gegrepen door een wild dier. Om het treurige nieuws geloofwaardig over te laten komen, gaven ze Jacob één van Jozefs kledingstukken ingewreven met het bloed van een wild dier. Jozef werd doorverkocht aan het hof van Egypte, waar hij na verloop van tijd zeer gewaardeerd werd, omdat hij de betekenis van de dromen (over de 7 magere en 7 vette jaren) van de farao kon verklaren. Door de uitleg van Jozef werd het land van hongersnood behouden. Zijn broers werden wel getroffen en kwamen naar het hof voor graan in ruil voor specerijen. Naast het Christendom is ook de Islam verbonden met de specerijenhandel. Mohammed, de profeet van de Islam, trouwde met een rijke weduwe van een specerijenkoopman. Het verhandelen van specerijen ging vergezeld met het verkondigen van het geloof. De specerijen Van Dale geeft de volgende omschrijving voor specerij: 'aromatische plantaardige stoffen die in kleine hoeveelheid als smaak- of reukgevend toevoegsel bij spijzen en dranken gebruikt worden'. Vanuit botanische, chemische, culinaire of historische perspectieven zijn de indelingen echter steeds verschillend. In de specerijenhandel ging het concreet om een aantal tropische planten uit Azië, met als belangrijkste: peper, kruidnagel, nootmuskaat, foelie en kaneel. Peper was commercieel gezien de belangrijkste van de specerijen. Het is de vrucht van de Piper nigrem, een inheemse struik in Kerala in India, waarvan zwarte, witte en groene peperkorrels worden geoogst. Zwarte peper wordt geoogst als de korrel nog onrijp is. Na kort in water gekookt te zijn wordt de korrel in de zon gedroogd. Net als de andere specerijen is de gedroogde peperkorrel jarenlang houdbaar. Zonder deze eigenschap zou de langeafstandshandel onmogelijk zijn geweest. Kaneelstokjes worden gemaakt van de bast van de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum), inheems op Ceylon. Verwant aan de kaneel is de van oorsprong Zuid-Chinese kassie. De andere drie specerijen hadden een nog exotischer herkomst. Kruidnagel groeide alleen op vijf kleine vulkanische eilandjes van de Noord-Molukken, waarvan Ternate en Tidore de belangrijkste waren. Het is de gedroogde, onrijpe bloemknop van de acht tot tien meter hoge kruidnagelboom (Syzygium aromaticum). De muskaatboom (Myristica fragrans) kwam oorspronkelijk alleen voor op de negen Zuid-Molukse Banda-eilanden. Als de geelachtig oranje vruchten van deze boom gedroogd worden, komt de harde, geurige noot tevoorschijn. Het omhulsel is de foelie. Gebruik De aromatische specerijen speelden een belangrijke rol als smaakmaker in de keuken van de oudheid en de middeleeuwen. De Romeinen waren de eerste Europeanen, die specerijen en dan vooral peper royaal gebruikten. In De Re Coquinaria, het kookboek van de rijke Romeinse gourmet Apicius, werden 349 van de 468 recepten met peper bereid. De toepassingen omvatten allerlei sauzen, gekruide wijnen, zoete nagerechten, evenals buitenissige gerechten zoals met peper en noten gevulde slaapmuizen. Een dieet van veel vlees en vis was in de middeleeuwse keuken de norm voor het rijkere deel van de bevolking. Door gebrek aan wintervoedsel werd een groot deel van het vee in het najaar geslacht en ingezouten. Ook vis werd veelal in gezouten vorm genuttigd. Dankzij de specerijen kom men de eentonige sleur van dit voedsel doorbreken. Voor wijn gold een vergelijkbaar verhaal: door oxidatie in de slecht afgesloten tonnen kreeg wijn al snel een muffe, bittere smaak die alleen met kruiden bestreden kon worden. Dit probleem werd pas in de zestiende eeuw door het gebruik van flessen en kurken verholpen. Men dichtte specerijen ook conserverende eigenschappen toe. De oudst gevonden toepassing hiervan kan worden toegeschreven aan de peperkorrels in de neus en buik van de mummie van de Egyptische farao Ramses II. De gewoonte om specerijen te gebruiken bij begrafenissen hield lang stand. De evangelisten Lucas en Johannes meldden, dat het lichaam van Jezus werd ingesmeerd met specerijen. Uiteraard vond dit voorbeeld navolging onder zijn aanhangers. De Romeinen verbrandden hun doden samen met specerijen. Ook in de heidense tempels van de oudheid was het verbranden van grote hoeveelheden specerijen een vast onderdeel van de plechtigheden. De heilzame werking van specerijen beperkte zich niet tot het terrein van religie en magie. In de geneeskunde maakte men veelvuldig gebruik van specerijen, in navolging van de toonaangevende GrieksRomeinse arts Galenus. Nog in het Engeland van de zeventiende eeuw meende de dichter John Donne dat de welriekende geuren van specerijen bescherming boden tegen de slechte lucht, die de pest zou verspreiden. De hete en vurige specerijen werden ook beschouwd als lustopwekkend, een associatie met seks die al in het bijbelse Hooglied werd gelegd en tot de dag van vandaag stand heeft gehouden. Tenslotte waren de specerijen door hun schaarste en prestige uitermate geschikt als statussymbolen. Zowel in de oudheid als de middeleeuwen etaleerden de rijken hun vermogen door het gebruik van grote hoeveelheden specerijen. Deze overdaad riep dan weer een reactie op van meer ascetisch ingestelde personen als de Romeinse schrijver Plinius de Oudere en de Franse abtBernardus van Clairvaux. De handel in de Oudheid De oorsprong van de specerijenhandel gaat duizenden jaren terug. In het Syrische stadje Puzurum aan de Eufraat, hemelsbreed 10.000 kilometer van de Molukken, zijn bij opgravingen kruidnagels gevonden. Deze konden gedateerd worden op het jaar 1721 v.Chr. Deze kruidnagels waren gedurende hun lange reis van
7
de ene handelaar naar de andere overgedragen. Een belangrijke schakel in deze keten was het legendarische eiland Dilmun (nuBahrein) in de Perzische Golf, waar zoet water uit de zee opwelde. Dit handelscentrum verbond Mesopotamië met de Indusbeschaving. Vanuit Egypte organiseerden de farao's expedities naar het land Punt in het zuiden van de Rode Zee. Eén van de bekendste is die van de vrouwelijke farao Hatsjepsoet (ca. 1508 v.Chr.–1458 v.Chr.). Ook de Israëlische koning Salomo zond in de tiende eeuw v.Chr. met behulp van de Feniciërshandelsvloten naar het zuiden. Via de zogenaamde wierookroute werden wierook en mirre uit Zuid-Arabië, specerijen uit India en ivoor en goud uit Afrika geïmporteerd. De verovering van het Perzische rijk door Alexander de Grote bracht Europeanen voor het eerst in direct contact met dit deel van de wereld. Alexander bereikte de Indusvallei voordat zijn soldaten hem dwongen terug te keren. Zijn vlootvoogd Nearchus verkende bij de terugkeer naar Babylon de kust tussen de monding van de Indus en de Perzische Golf. De opkomst van het Parthische rijk in de tweede eeuw v.Chr. sneed de weg naar India via de Perzische Golf echter af voor de Grieken. Meer succes hadden de Ptolemaeën, de heersers over Egypte. In opdracht van Ptolemaeus VIII ondernam Eudoxos van Cyzicus (ca. 130 v.Chr.) een succesvolle tocht naar India via de Rode Zee. Zijn navolger (en mogelijke stuurman) Hippalus pionierde een nieuwe, snellere route naar India. Demoessonwinden waaiden in de zomermaanden vanuit het zuidwesten en in de winter vanuit het noordoosten. De zomermoesson was vaak stormachtig maar sloot wel goed aan op de in die maanden heersende noordenwind in de Rode Zee. De sterke, bespijkerde Griekse schepen waren in staat de zomermoesson te trotseren en in één ruk vanuit de Rode Zee de Arabische Zee naar Zuid-India over te steken. De fragielere Arabische dhows volgden de langzame kustroute tijdens de rustigere noordoostmoesson. De Romeinse keizer Augustus veroverde in 30 v.Chr. Egypte. Zijn regering luidde een bloeitijd van het Romeinse rijk in. De Romeinen pakten de specerijenhandel voortvarend aan. Waar de Grieken met ongeveer 20 schepen naar India voeren, meldde de historicus Strabo (ca. 64 v.Chr.-19 na Chr.) dat 120 Romeinse schepen jaarlijks de tocht maakten.[6] Een onbekende Griekse handelaar beschreef in de Periplus van de Erythreïsche Zee de routes, de havens, de goederen die bij deze handel een rol speelden. De Romeinen dienden flink in de buidel te tasten: Plinius schatte dat er jaarlijks voor 50 miljoen sestertiën naar India verdween.[7] Op den duur konden de Romeinen zich deze luxe niet meer permitteren. In India zijn bij opgravingen veel Romeinse munten aangetroffen, maar slechts een zeer gering aantal daarvan is gedateerd na de regering van Caracalla (gestorven in 217 na Chr.). Middeleeuwen Na het verdwijnen van de Romeinse schepen op de Indische Oceaan namen Arabische en Perzische handelaren de activiteiten over, zij het op een veel lager niveau. Het geringe aanbod van peper in Europa leidde tot een verviervoudiging van de prijs in het jaar 300, vergeleken met de tijd van Plinius. De kennis over India en de herkomst van de specerijen verdween. De kerkvader Hiëronymus van Stridon (ca. 347420) dacht dat de bron nabij het aards paradijs lag en werd bewaakt door griffioenen, draken en andere monsters. Dit soort fabels zette de toon voor de komende duizend jaar.[8] De opkomst van de islam na de Hidjra van 622 vormde een extra barrière tussen het christelijke Europa en India. Het Islamitisch Kalifaat strekte zich uit over het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika. De islamitische handelaren werden actief in het gehele gebied van de Indische Oceaan en Oost-Azië. Door verbeteringen in scheepsbouw en navigatietechnieken slaagden ook zij erin om grote watermassa's als de Arabische Zee en de Golf van Bengalendirect over te steken. Via de Straat van Malakka bereikten ze Indonesië en China. De reis van de Perzische Golf naar de Zuid-Chinese kust kon in een halfjaar worden voltooid. De verbouw van peper had zich in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling verspreid naar Sumatra en andere Indonesische eilanden. De Molukse specerijen, kruidnagel en nootmuskaat, werden structureel opgenomen in het handelsverkeer. China werd een belangrijke afnemer toen de Tang-dynastie (618-907) het land openstelde voor buitenlandse invloeden. Duizenden moslims hadden zich in de achtste eeuw gevestigd in Kanton. Gesteund door deze handelsactiviteiten verspreidde het islamitische geloof zich in de loop der eeuwen over de Aziatische kuststreken. In de late middeleeuwen veroverde het sultanaat Malakkazich een dominante positie in Indonesië, ten koste van het hindoe-boeddhistische rijk Majapahit. In het Middellandse Zeegebied beheerste aanvankelijk het Byzantijnse Rijk de handel in de specerijen, maar vanaf de negende eeuw namen de Italiaanse stadstaten deze rol over. De aartsrivalenGenua en Venetië betwistten elkaar de lucratieve handel. Venetië sloeg in 1204 een belangrijke slag toen doge Enrico Dandolo erin slaagde om de deelnemers van de Vierde KruistochtConstantinopel te laten veroveren. Venetië wist strategisch gelegen eilanden als Kreta en later Cyprus te bemachtigen. De Serene Republiek was een belangrijke macht in het oostelijke Middellandse Zeegebied tot de opkomst van het Ottomaanse rijk. De kruisvaarders ondernamen in 1169 en 1217 ook aanvallen op de Egyptische haven Damietta in de hoop zo een bres te slaan in de islamitische controle op de doorvoer van specerijen, maar deze aanvallen werden afgeslagen. De Mamelukken grepen in 1250 de macht in Egypte en haalden een belangrijk deel van hun inkomsten uit de tolheffing over de specerijenhandel.
8
De Europeanen kregen langzaam maar zeker wel een steeds nauwkeuriger beeld van de herkomst van de specerijen door de berichten van reizigers als Marco Polo (1254-1324), de missionarisOdoric van Pordenone († 1331) en van de Venetiaanse koopman Niccolò da Conti (1395-1469). De laatste informeerde in 1444 paus Eugenius IV over de locatie van de specerijeilanden ten oosten van Java. Tijdperk van de grote ontdekkingen In de vijftiende eeuw begonnen de Portugezen onder leiding van Hendrik de Zeevaarder de Afrikaanse kusten te verkennen. Zij gebruikten een nieuw scheepstype, het karveel, dat scherp aan de wind kon zeilen en een geringe diepgang had. De Portugese zeevaarders verkregen steeds meer ervaring met de windsystemen van de Atlantische Oceaan en het navigeren over open zee. Het plan rijpte om via het omzeilen van Afrika de Indische Oceaan te bereiken. Behalve specerijen hoopten ze daar ook de legendarische Priester Johannes te vinden, een mogelijke bondgenoot in de strijd tegen de Moren. In 1488 bereikte Bartolomeu Dias Kaap de Goede Hoop en toonde aan dat de Indische Oceaan inderdaad op deze wijze bereikbaar was. De Genuees Christoffel Columbus had een andere route in gedachten. Hij was ervan overtuigd dat een westwaartse tocht over de Atlantische Oceaan de snelste manier was om Azië te bereiken. Hij slaagde er in om aan het Spaanse hof steun voor zijn plan te verkrijgen. In 1492 voer hij vanaf deCanarische Eilanden westwaarts en stuitte daarbij op een Nieuwe Wereld. Zelf bleef Columbus tot zijn dood overtuigd dat hij wel degelijk Azië had bereikt, hoewel er geen spoor te vinden was van de machtige koninkrijken en specerijen uit de verhalen. Jaren later, in 1521, lukte het een andere Spaanse expeditie onder leiding van Ferdinand Magellaan wel om via Straat Magellaan en de Stille Oceaan de specerijeilanden van de Molukken te bereiken, maar de afstand was te groot voor een regelmatig handelsverkeer. De Portugezen slaagden wel: in 1498 bereikte Vasco da Gama Calicut, het belangrijkste handelscentrum aan de zuidwestkust van India. De Portugezen zonden vervolgens de ene vloot na de andere naar de Indische Oceaan en bonden de strijd aan met de islamitische handelaren. Deze waren niet opgewassen tegen de met kanonnen uitgeruste Portugese schepen. De doorvoer naar het Midden-Oosten werd zodanig bedreigd dat de Egyptische Mamelukken een vloot naar de Indiase kust zonden. Opvallend genoeg kregen de islamitische Mamelukken hierbij technische steun van Venetië, dat zijn handelsbelangen eveneens bedreigd zag. In 1509 versloeg de Portugese onderkoning Francisco de Almeida het Egyptische eskader echter bij Diu. Dit was de eerste zeeslag in de geschiedenis, die beslist werd door de tegenstander met kanonnen te bestoken en zonder gebruik te maken van rammen of enteren. Afonso de Albuquerque, de tweede onderkoning, legde tussen 1509 en 1515 de basis voor het koloniale rijk Portugees-Indië. Zijn doel was vier knooppunten te veroveren en vanuit deze marinebases de specerijenhandel in het gebied van de Indische Oceaan te beheersen. Hij had Goa aan de Indiase westkust, Aden aan de ingang van de Rode Zee, het eilandje Hormuz in de Perzische Golf en Malakka in de straat Malakka op het oog. De onderkoning slaagde er in drie van de vier plaatsen te veroveren. Alleen de aanval op Aden mislukte in 1513. Daarnaast bouwden de Portugezen forten langs de Oost-Afrikaanse kust, zoals bij Ilha de Moçambique en Sofala. Albuquerque stelde een systeem van paspoorten in: alle schepen in de Indische Oceaan dienden deze aan te schaffen en tol te betalen in de Portugese havens, anders liepen ze het risico om in gekaapt te worden. Portugal miste echter de manschappen en de schepen om het gehele gebied van de Indische Oceaan te controleren. Ten oosten van Malakka konden de Portugezen bijvoorbeeld nauwelijks een vuist maken. Francisco Serrão had in 1512 als eerste Europeaan Ternate bereikt, maar in 1575 verdreef de islamitische sultan Baab de Portugezen. Na de verovering van Aden door hetOttomaanse Rijk in 1538 slaagden de Portugezen er niet meer in de Rode Zee af te sluiten. De oude handelsroutes herstelden zich. Vanuit het Sultanaat Atjeh op Sumatra voeren islamitische dhows rechtstreeks naar de Rode Zee. Na 1550 arriveerden weer meer specerijen via de Rode en Middellandse Zee in Europa dan via de nieuwe route rond Afrika.[9] De Vereenigde Oostindische Compagnie De Spaanse koning Filips II verwierf in 1580 ook de Portugese kroon. Door de uitgebreide koloniale rijken van de twee Iberische naties regeerde Filips letterlijk over een Rijk waar de zon nooit ondergaat. Door de Spaanse connectie raakte Portugal ook betrokken bij de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de opstandige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De jonge Republiek ontwikkelde zich tot een formidabele zeevarende natie, die na de nederlaag van de Spaanse Armada in 1588 een wereldwijd offensief tegen het rijk van de voormalige heerser in gang zette. De verspreide maritieme bezittingen van Portugal in Brazilië, Afrika en Azië vormden een natuurlijk doelwit voor de Nederlandse agressie, meer dan de landinwaarts gelegen koloniën van Spaans Amerika. De Nederlander Jan Huygen van Linschoten had als klerk van de aartsbisschop van Goa veel informatie over de gang van zaken in India verzameld. Op basis van diens informatie organiseerde de Amsterdamse Compagnie van Verre een expeditie van vier schepen naar Indië onder leiding van Cornelis de Houtman. In 1597 keerden drie van de vier schepen behouden terug van deze Eerste Schipvaart. Deze eerste succesvolle reis leidde tot een explosie van activiteit. Binnen vijf jaren werden vijfenzestig schepen,
9
verdeeld over vijftien vloten, uitgezonden naar Indië. Ter vergelijking: de Portugezen zonden in de tweede helft van de zestiende eeuw gemiddeld vijf schepen naar Azië.[10] De felle concurrentie, vooral tussen de Amsterdamse en de Zeeuwsevoorcompagnieën, dreigde de winstgevendheid van de expedities te ondermijnen. Op initiatief van de Hollandse landsadvocaat Johan van Oldenbarneveltwerd daarom in 1602 de VOC, de Vereenigde Oostindische Compagnie, opgericht. Deze handelsonderneming kreeg het alleenrecht op de Nederlandse handel met Azië. De VOC-vloten behaalden al snel successen in de strijd tegen de Portugezen. Steven van der Hagen veroverde in 1605 Ambon en Tidore, hoewel het laatste eiland een jaar later weer verloren ging. Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen vestigde het hoofdkwartier van de compagnie in Batavia op Java. Na de verovering van Malakka in 1641 door Antonio van Diemen was de Portugese rol in Indonesië vrijwel uitgespeeld. De VOC zette alle middelen in om een monopolie in de handel in nootmuskaat, foelie en kruidnagelen te verkrijgen. Jan Pieterszoon Coen roeide in 1621 een groot deel van de bevolking van de Banda-eilanden uit en verdreef de rest. De ontvolkte eilanden werden vervolgens gekoloniseerd met koelies, die uitsluitend aan de compagnie leverden. Daarna werd de Engelse concurrentie uitgeschakeld. De Engelsen hadden ook een Oost-Indische compagnie opgericht. De VOC werkte de Engelse aanwezigheid op de Molukken zo veel mogelijk tegen. In 1623 leidde dat een incident, waarbij op Ambon tien Engelsen werden gemarteld en onthoofd, op last van de Nederlandse gouverneur Herman van Speult. Deze zogenaamde Ambonse Moord werd dertig jaar later door de Engelse regering nog aangehaald bij de oorlogsverklaring van de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog. Het duurde nog veertig jaar voordat ook de kruidnagelteelt stevig in Nederlandse handen was. Cornelis Speelman bezette in 1667 de vrijhaven Makassar. In dezelfde periode verdreven de Nederlanders de Spanjaarden van Tidore. Het monopolie van de VOC in deze specerijen kwam in de achttiende eeuw ten einde toen de Franse avonturier Pierre Poivre (1719-1786) erin slaagde om steks van de muskaatboom en de kruidnagelboom naar Mauritius te smokkelen. Tegelijkertijd verloren de specerijen in Europa hun toonaangevende rol in het dagelijks leven. Het voedingspatroon was minder eenzijdig geworden door de introductie van nieuwe gewassen uit Amerika. Na duizenden jaren waren specerijen eindelijk een gewoon product geworden. Specerijenhandel op dit moment De voornaamste handelscentra voor specerijen zijn tegenwoordig Rotterdam, Hamburg, Singapore en Bombay. Hoewel de handel zelf veelal via email, fax en telefoon plaatsvindt, is er voor de daadwerkelijke levering van specerijen niet eens zoveel veranderd in de loop der tijd. Nog steeds worden specerijen verpakt in grote jute balen en worden ze per schip naar de plaats van bestemming vervoerd. Tegenwoordig vinden we het bijna vanzelfsprekend dat diverse soorten kruiden en specerijen voorverpakt verkrijgbaar zijn in iedere supermarkt. Mensen die zich de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog nog kunnen herinneren weten dat vroeger onder andere alle kruiden en specerijen persoonlijk door de kruidenier voor iedere klant werden afgewogen. Hier is de naam ‘kruidenier’ aan ontleend. Het is bijna niet voor te stellen dat een pond gember ooit de waarde van een schip had en een zak peper ooit een mensenleven waard was. Kruiden en specerijen zijn op het moment relatief betaalbaar, zeker gezien de kleine hoeveelheid die we nodig hebben om een gerecht op smaak te brengen. Onze multiculturele samenleving en verre vakanties stimuleren de vraag naar exotische gerechten uit alle werelddelen. Ook door de vele kookprogramma’s op tv en de niet aflatende stroom van nieuwe boeken op dit gebied neemt de vraag naar kruiden en specerijen de laatste jaren toe. De handel is dan ook levendiger dan ooit. Wat zijn specerijen Een specerij is een gedroogd deel van een plant, een vrucht, zaad, wortel, schors of een andere plantaardige substantie die in kleine hoeveelheden aan onze voeding wordt toegevoegd als smaakmaker of soms als bewaarmiddel. Bij matig gebruik kunnen specerijen een gunstig effect hebben op de spijsvertering en de gezondheid in het algemeen. Specerijen komen voornamelijk uit landen met een tropisch of subtropisch klimaat. Specerijen, meestal afkomstig van houtachtige gewassen, mogen niet verward worden met kruiden, de verse of gedroogde groene delen van niet-houtachtige inheemse aromatische planten. Meestal gebruikt een keuken die arm is aan grondstoffen ook veel specerijen, waarschijnlijk om de smaak van het eentonige voedsel te variëren. Het woord specerij stamt af van het Latijnse woord 'species' wat soort betekent: een weinig zeggende betekenis. Er werd in de middeleeuwen mee bedoeld; uitzonderlijke soorten specerijen. Toen was dat vooral kaneel, saffraan, kruidnagel en peper. Specerijen waren ook een goede handelswaar waarmee kon betaald worden of die kon geruild worden tegen andere goederen. Daarom spreken we nu nog steeds over betalen in "speciën". Zo kregen specerijen ook de betekenis van koopwaar of handelswaar. Zie ook het Engelse woord "spice" en het Franse "épice". Duidelijk van dezelfde stam afkomstig.
10
Zout vormt een uitzondering want zout is een minerale stof. Daarom behoort volgens sommigen zout niet tot de specerijen. Voor de gemakkelijkheid zullen we zout hier toch opnemen. Op een rij Het is een keus, want er bestaan nog flink wat andere aromatiserende planten. Bloemen Kruidnagel – zo hard dat je niet bedenkt dat het een gedroogd bloemetje is. Daverend van geur. Rozenknoppen – niet uit de tropen, wel gebruikt in de keukens van de Arabische wereld. Bloemstampers Saffraan – ’s werelds duurste specerij, is rood maar kleurt andere zaken geel. Intens, beetje muffig aroma. Vruchten, bessen Koriander‘zaad’ – geen zaad maar een gedroogd vrucht met een zoet aroma. Vormt samen met komijn een internationaal vermaard duo, van Mexico via Noord-Afrika tot Zuidoost-Azië. Steranijs – intenser van geur dan het Europese anijszaad. Een van de bestanddelen van Chinees 5kruidenpoeder. Sumak – donkerrood poeder van een zurig vruchtje uit het Midden-Oosten, vervangt citroen waar geen citroenen groeien. Jeneverbes – geen specerij als je vindt dat specerijen uit de tropen komen. Kruidige smaak, wordt gebruikt in zuurkool en wildgerechten. Peper – en dan wel zwarte (met vel gedroogd), witte (zonder vel gedroogd), groene (onrijp op pekel bewaard of vers verkocht in de toko). Chilipeper is een andere plant. Chili – rode, groene en gele pepertjes, of ze nou Spaans heten, espelette, cayenne, rawit, jalapeño of madam jeanette, zijn allemaal vruchten van de capsicumfamilie. Oorspronkelijk uit Midden-Amerika. Zaden Nootmuskaat – ondanks de naam geen noot, maar een zaad. Zelf gemalen is beduidend beter van aroma dan kant-en-klaar poeder. Fenegriek – gebruiken wij zelden puur, maar is belangrijk in de Indiase keuken. Zeer aromatisch, bitter. Vast onderdeel van kerrie. Piment – allspice. Spraakverwarring alom, want Fransen noemen chili’s ‘piments’, terwijl allspice een eigen bes is, die in zijn eentje naar kruidnagel, kaneel en nootmuskaat ruikt. Komt uit Jamaica. Peul Vanille – is dus geen ‘stokje’ maar een gefermenteerde peul. De beroemdste kwaliteit komt van La Réunion, het Franse eilandje in de Indische Oceaan dat vroeger ‘Bourbon’ heette. Madagaskar levert ook heel goede, maar de meeste vanille komt uit Mexico. Kardemom – ruikt friszoet. Arabieren voegen het toe aan koffie, Indiërs aan rijst en heel veel gerechten. Bestanddeel van kerrie en chique speculaaskruiden. Kraak de peultjes licht om de smaak van het erin zittende zaad vrij te maken. De echte kardemom heet groen, zwarte is nep. Zaadmantel Foelie – de gedroogde zaadmantel van de nootmuskaat. Ruikt verfijnder dan hetgeen hij omhult. Bast Kaneel – opgerold stukje boombast. Kassia – nepkaneel, goedkoper en minder intens. Zit vaak gemalen in potjes waar ‘kaneel’ op staat. Stengel Zoethout – de tak zelf van de zoethoutstruik. Hars, plantensap Asafoetida – ‘duivelsdrek’. Gedroogd sap uit de wortel van een plant. Ruikt zeer sterk met een knoflookachtige geur. Wortels en wortelstokken Gember – vers smaakt geheel anders dan gedroogd, konfijten geeft weer een andere smaak. Geelwortel – kurkuma, koenjit. Intens geelkleurend, maar niet zonder aroma: smaakt vers pikant, maar gemalen meer medicinaal. Laos – galanga. Smaakt harsig in verse staat, zoeter in gedroogde. Bewaren van kruiden en specerijen Bewaar zowel hele als gemalen gedroogde kruiden en specerijen in een gesloten pot op een donkere plaats. Licht, warmte en vocht tasten de kwaliteit aan. Hele specerijen zijn het langst houdbaar, mits zorgvuldig verpakt. De meeste gemalen specerijen verliezen geleidelijk hun kleur, geur en aroma na circa zes maanden. De specerijen zijn dan weliswaar nog bruikbaar, maar u heeft doorgaans meer nodig voor hetzelfde resultaat. Verse kruiden en specerijen kunt u het beste gekoeld bewaren, tenzij ze dezelfde dag nog gebruikt worden. Diverse soorten gras en bladeren zijn maximaal twee weken houdbaar wanneer u ze in keukenpapier wikkelt en op circa 5 graden (groentelade van koelkast) bewaart.
11
Het vriesdrogen van kruiden en specerijen is een manier om de kenmerken van verse specerijen langer te behouden. Door het weken van deze kruiden en specerijen (in water, melk of elk ander vocht wat in het verdere recept voorkomt) komen de kwaliteiten van de verse variant weer terug. Bereidingstechnieken Roosteren In de Indiase keuken worden veel specerijen geroosterd. Roosteren of droogbakken doet u in een kleine pan met dikke bodem (circa 1 minuut voorverwarmen op matig vuur) gedurende twee minuten onder voortdurend roeren of schudden. Hierdoor geven met name komijn, koriander, venkel, mosterdzaad en maanzaad een rijk aroma af. Wrijf ze na het roosteren fijn in een vijzel voor een optimaal resultaat. Bakken in olie Hele specerijen worden soms in olie gebakken, hetzij aan het begin van een recept voor het toevoegen van de andere ingrediënten of alleen om de olie smaak te geven. Malen en kneuzen De beste smaak wordt verkregen door specerijen kort voor gebruik (niet langer dan 1 of 2 dagen) te malen of kneuzen. Een uitzondering wordt hierbij gemaakt voor foelie, gedroogde gember, geelwortel en kaneel. Deze specerijen zijn moeilijk zelf te malen en kunnen daarom beter in poedervorm worden gekocht. Een stamper en vijzel is geschikt voor kleine, gemakkelijk te malen specerijen zoals komijn-, venkel-, karwijzaden en kruidnagels. Korianderzaden, piment en sommige hardere specerijen (zoals fenegriek) kunnen goed in een pepermolen worden gemalen. Een gemakkelijker en sneller hulpmiddel voor deze harde specerijen is een elektrische koffiemolen. Maal kleine hoeveelheden met korte intervals. Verse kruiden en specerijen kunnen makkelijk in een vijzel worden fijngewreven. Vijzels met een geribbelde of onregelmatige binnenkant zijn vooral goed bruikbaar voor natte specerijenmengsels en pasta’s. Raspen Verse wortels, zoals mierikswortel en gember, maar ook hele nootmuskaatnoten worden vlak voor gebruik geraspt. Schil de gember- of mierikswortel en rasp hem op de fijnste kant van een roestvrijstalen rasp. Voor nootmuskaat zijn speciale raspen in de handel. Is deze niet voorhanden, gebruik dan de fijne kant van een gewone rasp. Persen Knoflook wordt meestal uitgeperst in plaats van fijngehakt. Voor een simpele en effectieve manier van knoflook persen verwijdert u het worteleinde en zet u het ongepelde teentje met het snijvlak naar onder in de knoflookpers. Zo kunnen na het persen de overgebleven velletjes makkelijk uit de pers worden verwijderd. Snijden of fijnhakken Verse specerijen zoals gember, knoflook en limoenblaadjes worden voor gebruik in fijne reepjes of stukjes gesneden om hun aroma en smaak te kunnen afgeven. Rol blaadjes op en snijd ze met een scherp mes in zeer dunne reepjes. Wortels snijd u het beste eerst in de lengte en voorts in dunne reepjes. Houd een paar reepjes bij elkaar en hak ze fijn. Weken Sommige specerijen worden voor gebruik eerst in een warme vloeistof geweekt. Door het weken van saffraan komt niet alleen een heerlijk aroma vrij, maar ook de felgele kleur. Vriesgedroogde kruiden en specerijen kunt u ook beter eerst weken voor gebruik, tenzij het in een soep of ander overwegend vloeibaar gerecht wordt gebruikt. Water, melk of een vloeistof die in het verdere recept voorkomt zijn hiervoor het meest geëigend. Stoven en koken De meeste gemalen kruiden en specerijen verliezen aan smaak wanneer u ze te lang mee stooft of kookt. Voeg ze daarom maximaal 20 minuten voor het serveren toe aan het gerecht. Kwaliteit Doorgaans heeft u twee keer zoveel verse als gedroogde kruiden nodig voor een even sterke smaak. De smaakkwaliteit van een vers kruid of specerij is dan ook niet te vergelijken met de gedroogde variant. Kruiden en specerijen danken hun reuk- en smaakeigenschappen aan de etherische oliën die hierin van nature aanwezig zijn. Deze oliën zijn zeer vluchtig. Kruiden en specerijen worden om die reden zorgvuldig gemalen. Verhitting mag hierbij vooral niet optreden. De oliën zouden dan vervliegen. De geur en smaak van kruiden en specerijen wordt (net als bij wijndruiven) sterk beïnvloed door de grond waarop het kruid of specerij groeit en door de klimatologische omstandigheden. Vandaar dat bijvoorbeeld Muntok peper anders smaakt dan Serawak peper en Braziliaanse peper weer een totaal andere reuk en smaak heeft. Kruiden en specerijen zijn zo talrijk dat het jammer zou zijn wanneer u zich bij het bereiden van uw maaltijden tot slechts enkele kruiden of specerijen zou beperken. Laat echter nooit de kruiden en specerijen de boventoon voeren in een gerecht. Deze tongstrelende ingrediënten mogen slechts een aanvullende of afrondende functie hebben.
12
Sichuan Peper
Hoe heet het? Sichuan peper, Sichuan peperkorrels, Szechuan pepper, “bloempeper”, huā jiāo / 花椒 of shān jiāo / 山椒 (China), sanshō / 山椒 (Japan), chopi / 초피 (Korea), andaliman (Indonesië). Wat is het? Szechuanpeper, genoemd naar de Chinese provincie Szechuan die bekendstaat om haar pittige keuken, is geen echte peper, maar familie van de citrusvruchten. Deze specerij heeft dan ook een lichte citroensmaak. De sechuanpeper ook wel kiespijnboom is een zeldzame, sterke heester tot kleine boom uit Noord- tot Midden-China. Na 10 jaar is de slanke struik 2,5m. Na de groengele tot witte bloei in juni ontstaan de rode naar zwart rijpende vruchtjes. Deze zijn een pittige specerij, sterker en heter dan zwarte peper. De hele vruchtjes kunnen worden meegekookt, na drogen (eventueel roosteren) en malen ontstaat een zeer sterke tafelpeper. Verder zijn voor deze plant vele medicinale toepassingen bekend, vooral op het gebied van darmaandoeningen en vochtafdrijving. De wortels worden zelfs gebruikt na een giftige slangenbeet! Kweek minstens 3 planten of geef de buren er een paar… de planten zijn n.l. tweehuizig, je hebt een mannelijke en vrouwelijke plant nodig. Andere bronnen zeggen echter dat de plant zelfbestuivend is. (we horen graag van iemand die zelf ervaring met de planten heeft) Geef de planten een schaduwrijke, vochtige, maar wel goed gedraineerde plaats. De plant heeft stekels, die later op de bast doorgroeien tot decoratieve knobbels! Tenslotte: de plant is goed tot een decoratieve bonsai te telen!Het is de donker-roze schil van de kleine vruchtjes (Ø 2-3 mm) van een aantal soorten planten in het geslacht Zanthoxylum. In het Chinees heet het huajiao (“bloempeper”), ook wel shanjiao (“bergpeper”). Dit is ook de Japanse naam, maar dan uitgesproken als sanshō. Sichuanpeper heeft een geheel eigen smaak en geur die lastig met andere smaken te vergelijken is. Het is niet heet/pedis zoals de naam zou kunnen doen vermoeden, maar het heeft een droge citrusachtige smaak die een vreemd, verlammend effect op de tong heeft. Een beetje alsof je met je tong een batterij aanraakt. Het Chinees heeft een apart woord voor deze smaaksensatie: ma (麻). Hoe te gebruiken? Onbehandeld bakken in olie tot het geur afgeeft, in marinades, of meestoven in gerechten. Een andere manier is de peperkorrels even droog te roosteren in een hete pan, net lang genoeg tot het begint te geuren. Daarna kunnen ze grof of fijngemalen verwerkt worden in gerechten. Onmisbaar in de Sichuan keuken.
9 augustus
De Sixtijnse kapel is bekend als de locatie van pauselijke conclaven, maar is in de eerste plaats de fysieke locatie van de pauselijke hofkapel. De kapel wordt ingewijd: de eerste mis werd gehouden op 9 augustus 1483; ze werd opgedragen aan de Hemelvaart van de Heilige Maagd.
13
Basquiat Menu "A man I don't think about art when I'm working. I try to think about life." ~ Jean-Michel Basquiat
Vrijdag 16 augustus 2013 Aperitief
Piña Basquiat ColadaCocktail Of Vers Fruitsap
Voorgerecht
Kleurrijk Palet Met Ceviche van Kabeljauw Empanadillas Met Rundvlees Guacamole Met Nachos
Hoofdgerecht
Dessert
Asopao met Kip Met Tomaten, Koriander & Oregano Erwtjes, Chorizo, Gambas & Olijven Ronde Rijst Gebakken Banaan Met Kaneel Haïtiaanse Rum & Bolletje Ijs
14
Wijnsuggestie : Rode Wijn afkomstig uit Monsant (Catalonië) Tossals Junior
La Petite Histoire
Jean Michel Basquiat De meeste kunstenaars hebben veertig, vijftig jaar om aan een groot en rijk oeuvre te werken. Ze hebben de tijd zich te ontwikkelen en gebruik te maken van hun groeiende ervaring. Basquiat brak in 1980 in kleine kring door. Acht jaar later was hij dood. Een overdosis. Het is dan ook onvoorstelbaar dat hij in zo weinig tijd zoveel heeft kunnen maken en met zoveel unieke kwaliteit. Hij was een natuurtalent, zeker, maar hij putte uit een referentiekader dat je voor een kunstenaar van zijn leeftijd nauwelijks voor mogelijk houdt. Jean-Michel Basquiat (New York City, 22 december 1960 – aldaar, 12 augustus 1988) was een Amerikaans neo-expressionistisch (en van oorsprong graffiti)-kunstenaar van Haïtiaanse en Porto Ricaanse afkomst. Hij heeft korte tijd samengewerkt met Andy Warhol. Jean-Michel Basquiat komt uit een christelijk middenklasse gezin. Zijn moeder heeft haar roots in Puerto Rico, zijn vader in Haïti. Op zijn zevende raakt Basquiat betrokken in een auto-ongeluk, waardoor hij enige tijd in het ziekenhuis ligt. Om hem te troosten koopt zijn moeder het anatomie boek van Gray’s voor hem. De gedetailleerde tekeningen van het menselijk lichaam blijven in zijn latere werk een inspiratiebron. Hij weet wat het is om in diaspora te leven, hij weet wat het is om als Afrikaanse Amerikaan in een overwegend blank land te wonen. Omdat hij opgroeit in de wijk Brooklyn weet hij zich echter dagelijks omringd door mensen met een vergelijkbare achtergrond en historie. Dat verklaart vermoedelijk waarom hij zich nooit als slachtoffer gedraagt, eerder als een strijder die trots is op zijn identiteit. In zijn jonge jaren tekende Basquiat al cartoons en bezocht hij vaak het Brooklyn Museum of Art. Op zijn zeventiende begon hij, in samenwerking met zijn vriend Al Diaz, met het zetten van teksten, symbolen en gedichten op de muren van New York. Hij brengt het grootste deel van zijn tijd op straat door. De straatcultuur, de hip-hop-cultuur en de vele bezoeken aan het Brooklyn Museum worden zijn kunstopleiding. Hij schildert, spuit en spat slogans op muren en metrotreinen. Die kreten zijn een mengeling van rapteksten en zwarte poëzie. Hij ondertekent ze met zijn persoonlijke tag: Samo, gevolgd door het copyrightteken. Samo staat voor ‘the Same Old Shit’. Nadat hij uit zijn ouderlijk huis vertrekt verkent de jonge Basquiat de stad op muzikaal en kunst gebied. Om rond te komen verkoopt hij handgeschilderde T-shirts en ansichtkaarten en vormt hij met vrienden de band ‘Gray’. Na eind jaren zeventig samen met zijn vriend Al Diaz als graffiti-artiest onder de naam SAMO (van 'same old shit') gewerkt te hebben, heeft hij vanaf begin jaren tachtig zeer explosieve ezelwerken geproduceerd. De New-York kunstscene in de jaren tachtig was niet bepaald verstoken van geld en er werden dan ook werken voor ongelooflijke bedragen verhandeld. In het New York van de jaren ’70 ontstond een ware hiphop cultuur door de muziek, kunst en dans van jonge artiesten. Basquiat gaf met zowel zijn muziek als zijn kunst gehoor aan deze nieuwe cultuur. In de jaren ’80 exposeert hij met andere jonge kunstenaars en wordt al snel ontdekt door kunstcritici. Zij raken erg enthousiast over de persoonlijke stijl van Basquiat en al snel wordt hij bekend. Een jaar na zijn ontdekking exposeert hij in New York, Californië, Europa en Japan. Woorden en zinnen zijn nooit meer uit zijn werk verdwenen. Voor hem zijn teksten en beelden net zo belangrijk. Er is geen hiërarchie. Woorden staan in zijn ogen voor informatie en informatie staat op haar beurt weer voor macht. Omdat hij weet dat de gemiddelde kijker geconditioneerd is in het kijken naar beelden, streept hij de woorden in zijn tekeningen en schilderijen soms opzettelijk door of hij spelt ze bewust verkeerd om zo de aandacht van de kijker ernaar toe te lokken. Behalve een uitzonderlijk talent heeft Basquiat ook geluk. De tijdgeest ontvangt hem met open armen. Zijn kunstenaarsschap ontpopt zich namelijk in een tijd waarin de kunst zich bevrijdt van het strenge, conceptuele verleden, waarin kunstenaars de vrijheid nemen zich te uiten zoals ze willen, waarin alle kunstvormen zijn toegestaan, waarin de grenzen tussen de verschillende artistieke disciplines worden genegeerd, waarin het citeren van voorgangers als normaal wordt beschouwd, waarin er weer plaats is voor figuratie en waarin emotie weer haar ware gezicht mag laten zien. Dat neo-expressionisme, die nieuwe-wilden-filosofie manifesteert zich internationaal, maar met name in New York en, nog specifieker, in de East-Village. Het is daarom niet verwonderlijk dat het talent van Jean-Michel Basquiat daar het eerste wordt herkend en erkend. Daar kan hij soepel de overstap maken van de straat naar een galeriecircuit dat zich helemaal richt op die nieuwe ontwikkelingen. Bovendien worden die ondersteund door kunstcritici die kennelijk ook toe zijn aan iets anders. Niet alleen zijn er allerlei tijdschriften die in die buurt ontstaan – The East Village Eye, ZG etc. – ook de gevestigde media als de New York Times en Artforum (met name René Ricard) besteden er in hun kolommen uitgebreid aandacht aan.
15
Wat maakt het werk van Basquiat zo bijzonder? Eigenlijk is hij altijd een tekenaar gebleven. Hij tekent in grillige zwarte lijnen zijn figuren en teksten op linnen, papier of ook op houten panelen. Zeker in het begin gebruikt hij iedere drager die voor handen is. Vervolgens brengt hij even grillige kleurvlakken aan, die soms de figuratie inkleuren, maar die vaak ook buiten de lijnen gaan. Als zijn het slechts kleurige en willekeurige vlakvullers die niet uit zijn op het zoeken naar een bepaalde balans of een bepaald formeel ritme. Meestal zijn de kleuren die hij gebruikt ongemengd, als die van abstract werkende voorgangers. Een werk beperkt zich zelden tot één beeldelement. Zelfs portretten – hij maakt veel zelfportretten – worden omringd door kleine, gedetailleerde nevenbeelden. Het lijken allemaal verhalen die zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken dat naast elkaar wordt verteld. Er zit geen chronologie in. Dat maakt dat zijn werken een onhandig soort primitiviteit uitstralen. Alsof hij niet weet wat perspectief is en alsof hij niet weet hoe hij diepte of gelaagdheid moet suggereren. Om, onder en in de beelden bewegen zich woorden. Ik zeg bewegen, omdat ze met een snelle hand op het doek of het papier zijn geschreven. Meestal in blokletters, vaak schots en scheef, veelal omcirkeld, op een ruwe manier ingekaderd en/of aangevuld met een cijfer of een tekentje. Het is niet zo, dat Basquiat de Westerse kunst afwijst. Hij zoekt naar een eigen beeldtaal waarin Afrika en het Westen elkaar vinden. Dat is het beste te zien als hij maskers schildert. Die zijn net zo authentiek als ze cartoonesk zijn. Zijn onhandige, primitieve stijl verwijst evenveel naar traditionele volkskunst als naar populaire westerse strips. Op één werk vind je een woord als Nuba – volk uit Zuid Soedan – broederlijk naast het woord Memphis. Helden zijn vaak het onderwerp van zijn tekeningen en schilderijen. Het meest direct blijkt dat uit twee werken uit 1983: ‘Discography One’ en ‘Discography Two’. Op een zwarte ondergrond schrijft hij in witte letters – als op een schoolbord – welke nummers er achtereenvolgens op een plaat van Charlie Parker en van Miles Davis staan. In ‘All Colored Cast’ van een jaar eerder combineert hij Alexander de Grote met de bokser Jersey Joe Walcott. Soms is hij minder expliciet. Dan citeert hij uit boeken van bijvoorbeeld Herman Melville of de bijbel zonder de bron te noemen. Cartoonhelden en ontdekkingsreizigers komen ook steeds terug: Vasco de Gama en Pluto delen het speelveld alsof ze “best friends” zijn. Uit zijn heldenvoorkeur blijkt dat het zwarte erfgoed en het blanke erfgoed niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Ze gaan samen. In heel veel werken worden menselijke figuren aangevuld of toegelicht met de namen van de lichaamsdelen. Uit die haast educatieve stijl valt zijn bewondering voor Leonardo da Vinci te lezen. Het is duidelijk dat hij diens getekende (naakt)studies goed kent. Ook al heeft hij misschien de schijn tegen – zijn werk oogt makkelijk en vluchtig – Basquiat bewondert vakmanschap. Hij tekent constant om zich de techniek en een persoonlijke stijl eigen te maken. Een symbool dat veel terugkeert is een kroon. Dat lijkt een soort handtekening, zoals het copyrightteken een handtekening is. Het is echter meer. De kroon is tevens een voorbeeld van zijn altijd ironische, relativerende ondertoon. Ze relativeert zijn eigen heldendom, de Cassius Clay branie waarvan zwarten zich vaak bedienen, maar ze relativeert ook oorspronkelijkheid. Alsof ieder kunstwerk een eigen stempel móét hebben. Alsof authenticiteit een kunstwerk beter maakt. Als er iemand open staat voor invloed van anderen, dan is Basquiat het wel. Zijn werk is één groot eerbetoon aan anderen. Soms vind ik het frustrerend dat het niet mogelijk is de vele verwijzingen te identificeren. Anderzijds is het onzin om het te willen. Basquiat komt uit een graffiticultuur die tekens en symbolen achterlaat, maar die tegelijkertijd anoniem wil blijven en zich in een waas van geheimzinnigheid wil hullen. Bovendien komt hij uit een (Afrikaanse) vertelcultuur waarin de suggestie borg moet staan voor spanning, voor het opwekken van nieuwsgierigheid. Een goed verteller geeft zijn geheimen niet prijs. Die karakteristieken geven kunstenaar Julian Schnabel in 1996 een unieke mogelijkheid om de speelfilm ‘Basquiat’ te maken. Fictie hoort bij het leven van zijn hoofdrolspeler. Dat de erfgenamen Schnabel verbieden om zijn echte werken te gebruiken, is dan ook nauwelijks een probleem. Zijn naïeve stijl met elementen uit zijn eigen ervaring zijn zeer expressief en kleurrijk en met een grote mate van vrijheid geschilderd. Meestal zijn het grote formaten in acryl met daaroverheen lijntekeningen en teksten met oil-paintstick. Hoewel zijn werk getergd kan overkomen, sijpelt er ook een bepaalde haast kinderlijke vreugde doorheen. Ook impliceert het door de snelle manier van werken een bijna chaotische snelheid, die nog versterkt wordt door de veelheid aan symbolen. Hoewel dit op het eerste gezicht vaak een sinecure en triviaal lijkt, zit er wel degelijk een doordachte lijn in. De critici dichtten Jean-Michel Basquiat, na actief te zijn als graffitikunstenaar, al spoedig ‘echte’ kwaliteiten toe. Sinds 1981 schilderde hij in een expressieve, krasserige stijl op een meestal monochrome ondergrond krabbels, rebus-achtige tekens, logo's, diagrammen, getallen en opschriften en combineerde deze met skeletachtige figuren, donkere wezens en hoofden met grimassen en 'dreadlocks' . Basquiat werd aanvankelijk beïnvloed door de Art Brut en het werk van Dubuffet. Er zijn ook duidelijke invloeden van Pollock en Twombly, en van het late werk van Picasso. Vooral van Twombly is de invloed enorm, zoals Basquiat zelf zei. Zie bv. de graffitistijl en de vele verwijzingen naar de oudheid en de klassieke mythologie. Maar anders dan Twombly is Basquiat niet verstild, poëtisch of filosofisch, maar veeleer luid en jazzy,
16
chaotisch, nerveus en ondervonden in het modegevoelige New York een geweldige belangstelling en aftrek. Zijn ‘apocalyptische visioenen’ werden verder ook in verband gebracht met de dichter T.S. Eliot en met Picasso. De verschillende getekende elementen staan los van elkaar en zijn alleen op een associatieve wijze met elkaar te verbinden. Hij trachtte zo de energie en emoties van de subcultuur en het stadsleven over te brengen en tegelijkertijd een beeld te schetsen van zijn culturele identiteit - Basquait was van Puertoricaanse-Haïtiaanse afkomst - en zijn achtergestelde positie als Afro-Amerikaan. Hij maakte ook schilderijen in samenwerking met Warhol en Clemente. Het was niet zijn ambitie om voor de Afro-Amerikaanse cultuur een eigen plaats te bevechten, maar om op voet van gelijkheid te concurreren met zijn mentor Warhol. In 1983 ontmoet Basquiat Andy Warhol, één van zijn grote helden. De beroemde kunstenaar groeit uit tot een soort mentor. Uiteraard profiteert Basquiat van die relatie. Zijn roem wordt er groter door. Het is echter niet zo, dat hij Warhol nodig heeft voor zijn carrière. Het is zelfs legitiem het omgekeerde te beweren. De schilderijen waarin ze letterlijk samenwerken zijn niet best, omdat beide kunstenaars er hun eigenheid in verliezen. Ze verplaatsen zich beiden in een wereld waarin ze zich niet thuis voelen. Ze horen er niet in. De extra roem heeft bij nader inzien zelfs een desastreuze bijwerking. Door zijn omgang met een fenomeen, maakt hij zichzelf steeds meer tot fenomeen. Hij wordt een societyfiguur, meer dan een kunstenaar. De publieke aandacht verschuift van zijn werk naar zijn persoon. Mensen kopen zijn werk omdat het van de “exoticized other” is, zoals Marcia Tucker, de toenmalige directeur van het New Museum het uitdrukt. Die roem en het daarbij horende grote geld worden hem uiteindelijk teveel. Zijn kunstenaarsschap mag dan vroeg volwassen zijn, in het omgaan met de bijverschijnselen heeft hij meer moeite. De fatale overdosis kan bijna niet uitblijven: verguisd en geliefd in de kunstwereld is Basquiat op zeer jonge leeftijd door een overdosis aan zijn einde gekomen. In 1996 heeft mede-kunstenaar Julian Schnabel de film Basquiat over het leven van Basquiat gemaakt met Jeffrey Wright in de hoofdrol. Andere rollen werden vertolkt door onder anderen David Bowie, Gary Oldman, Dennis Hopper, Claire Forlani en Courtney Love. De muziek bij de film werd verzorgd door John Cale (medeoprichter van de The Velvet Underground) en Julian Schnabel. Zijn werken De schilderstijl van Basquiat is te omschrijven als neo-expressionistisch. De kunstenaar verwerkt persoonlijke elementen met gebeurtenissen uit zijn tijd en zet dit in felle kleuren en met een bijna kinderlijke techniek op het doek. Naast canvas gebruikt hij muren, papier en alledaagse voorwerpen als koelkasten als ondergrond. Ook vermengt hij bekende merken en producten in zijn werk, een populaire techniek in de jaren ’80 die diende als reactie op de massamedia en consumptie maatschappij. Zijn stijl van snelle strepen en losse stroken verf geven een impressie van leven en beweging. In nagedachtenis aan het auto-ongeluk op z’n zevende, tekende Basquiat vaak botsende auto’s, die tevens als metafoor voor het hectische stadsleven dienden. Basquiat valt op door zijn eigen stijl. Zo verbindt hij elementen van de Afrikaanse diaspora met zelfbedachte symbolen Al sinds zijn graffititijd in zijn tienerjaren maakte de kunstenaar gebruik van deze persoonlijke symbolen. Het meest voorkomende symbool is een kroon. In het schilderij ‘Trompet’ uit 1987 speelt de kroon een prominente rol. Het schilderij laat een figuur zien met een trompet en een zwevende kroon boven zijn hoofd. Aan het skeletachtige hoofd zijn de invloeden van Afrikaanse kunst en de schilderijen van Picasso’s Afrikaanse maskers te zien. Hoewel het werk geabstraheerd is, kan het gezien worden als een portret; door bij de figuur een trompet en een kroon te plaatsen, maakt Basquiat duidelijk dat hij de trompettist Charles Parker (1920-1955) wilde verbeelden. Parker was een altsaxofonist, wiens muziek een verbinding legde tussen de traditionele en de moderne jazz. Basquiat was een groot fan van hem. Hij gebruikte de kroon in zijn schilderijen om zijn respect te tonen voor bepaalde personen. In andere werken zet hij een kroon op geabstraheerde figuren die Warhol en hemzelf voorstellen. Parker werd echter door Basquiat zelf als de echte koning neergezet; hij beschrijft hem ook wel als ‘Charles I’. De kat van Basquiat en Felix the cat Vele vragen rijzen rond Basquiat's kat. Een portret waarop hij met een (Siamese) kat op zijn schoot poseert, is alom bekend. Was die kat een inspiratiebron, een trouwe viervoeter, een muse? En is die kat dezelfde als op de schilderij die hij met Warhol heeft gemaakt 'Felix The Cat' in 1985? De samenwerking tussen Warhol en Basquiat was trouwens geweldig. Warhol zei dat hij de dynamiek van de jonge Basquiat nodig had om energie uit te putten. Andersom was de grote naam die Warhol had niet onnutig voor Basquiat's eigen faam. 'Felix the Cat' werd in de studio van Warhol geschilderd. Beide artiesten complementeerden elkaar: de losse verfstreken van de graffiti kenner vs de mechanische methode en 'ready-made' iconografie eigen aan Warhol. Het stripfiguur van Warhol dat zich verbindt met de Afrikaanse vrouwemotieven en de blauwe linten van Basquiat.Toch een historisch moment vermits Warhol nog eens verf gebruikte op een canvas. Dit had hij sinds 1962 niet meer gedaan. Toch kende de samenwerking van beide artiesten bij het publiek weinig succes.De schilderij Felix the Cat werd op openbaar verkocht voor niet minder dan 512 000$.
17
Retrospectie over Jean-Michel Basquiat in de Musée d’art moderne de la ville de Paris in 2010. De speelfilm Downtown 81 van de Zwitserse fotograaf en cineast Edo Bertoglio uit 1981 is een real life snapshot van de ultrahippe subcultuur van het New Yorkse postpunktijdperk. In deze pseudodocumentaire speelt Jean-Michel Basquiat (1960 – 1988) zichzelf. In de ganse film is er amper een schilderij te zien. We zien Basquiat door de straten van de Lower East Side lopen, teksten op de muren spuiten en muziek maken. Op het moment van de opnamen is hij dakloos. Hij doet de opmerkelijke uitspraak dat hij zichzelf beschouwt als ‘schrijver’. Het jaar daarop staat hij op de zevende Documenta. Het levensverhaal van Jean-Michel Basquiat is tot een mythe uitgegroeid: Hij wordt geboren in Brooklyn als kind van een Haïtiaanse vader en een Portoricaanse moeder; Debuteert met graffiti in downtown Manhattan; Wordt ontdekt door Andy Warhol en opgepikt door de kunstwereld; Wordt op zijn eenentwintigste door Rudi Fuchs uitgenodigd voor de zevende Documenta; Stelt een jaar later als eerste zwarte kunstenaar en als jongste deelnemer ooit tentoon op de New Yorkse Whitney Biennial; Is op zijn vijfentwintigste de meest succesvolle kunstenaar van zijn generatie; Overlijdt in New York aan een overdosis, net geen achtentwintig jaar oud. In 2010 zou Jean-Michel Basquiat vijftig jaar geworden zijn. Voor het Musée d’art moderne de la ville de Paris was dit een gelegenheid om een retrospectieve te organiseren. De schrijver Basquiat krijgt hier duidelijk gestalte. Zijn vroegste graffiti bestaat hoofdzakelijk uit teksten, aforistische zinnen, die het midden houden tussen politieke boodschappen en poëzie. De eenvoud van de zwart-witcontrasten en het ritme van de grafische beweging sluiten aan bij de rapmuziek die hij begin jaren 80 beoefende. Technieken van scratching en sampling, recyclage en herhaling, die de esthetiek van de hiphop weerspiegelen, vinden we ook terug in zijn plastisch werk. Zijn schilderijen zijn het resultaat van zijn obsessie voor muziek en zijn passie voor het schrift. Tevens vond hij inspiratie in stripverhalen, publiciteit, Afrikaanse mythen en voodoorituelen. Hij toont zich een volwaardige erfgenaam van de Cobrabeweging en van kunstenaars als Dubuffet en Cy Twombly. Op nog geen tien jaar tijd maakte hij meer dan duizend schilderijen, gepassioneerd op zoek naar een eigen beeldtaal. De grafische werken met uitsluitend tekst behoren tot de meest oorspronkelijke. Ze verwijzen, net als veel werk van zijn ‘voorgangers’, vaak naar de jazz, de Afro-Amerikaanse muziek die een belangrijke invloed heeft gehad in de ontwikkeling van zowel de populaire als ernstige muziek. De helden van Basquiat waren dan ook Miles Davis, Dizzy Gillespie, Billie Holliday en vooral Charlie ‘Bird’ Parker. De tekeningen overtuigen meer dan de schilderijen. Het sterk grafische karakter en de directe vertaling van de impulsieve geste, waarvan ook de schilderijen getuigen, gedijen beter in de context van de tekening. Zijn werk is ook overtuigender op klein formaat. Desalniettemin gaat een overzichtstentoonstelling als deze, met ongeveer honderdvijftig sterk op mekaar lijkende werken, snel vervelen. Basquiat was geen begenadigd schilder. Zijn werk moet het hebben van de directheid. Zijn haast gewelddadige manier van schilderen heeft een onmiddellijke impact, maar het schokeffect produceert geen echo. Van intrigerende concepten of opmerkelijke evoluties is in het oeuvre geen sprake. De composities zijn erg schematisch en steeds volgens hetzelfde systeem opgebouwd. De kleuren zijn niet subtiel, niet berekend op effect. Het coloriet lijkt eerder arbitrair. De tentoonstelling speelt dan ook meer in op het fenomeen dan op het werk. Basquiat was de juiste man op het juiste moment op de juiste plaats. Zijn kunst was nauw verbonden met het New York van de jaren 80. Terwijl de muziek dankzij radicale vernieuwingen als punk en new wave nieuw leven werd ingeblazen, kreeg ook de schilderkunst een nieuw elan, en de energie van deze jonge geweldenaar, primitief, subversief en provocatief, werd het symbool van deze radicale reactie tegen de dood van de schilderkunst. Het werk van Basquiat staat symbool voor de uitwassen van de kunsthandel in de jaren 80 en is synoniem voor commercialisering en speculatie. De chronologie van de tentoonstelling wordt niet bepaald door de evolutie van de kunstenaar – van evolutie was er immers nauwelijks sprake – maar door de opeenvolgende galerieën waar de kunstenaar tentoonstelde. Hierdoor treedt vooral het verhaal van gewiekste galeriehouders op de voorgrond die met de juiste strategieën en de nodige marketing dit uitzonderlijke moment wisten te verzilveren. Al bij al biedt de tentoonstelling een mooie momentopname van de jaren 80. Veel van het getoonde werk heeft de tand des tijds echter niet doorstaan. Basquiat heeft de evolutie van de schilderkunst nauwelijks beïnvloed. Het belang van deze kunstenaar ligt vooral in het feit dat hij als een van de eerste niet-blanke kunstenaars door de kunstwereld ernstig werd genomen. Veiling Op 27 juni 2012 werd bij Christie's tijdens de avondveiling van Post-War & Contemporary Art in Londen een belangrijk werk van Jean-Michel Basquiat geveild: een record: bijna 5,6 miljoen pond, omgerekend zo'n zeven miljoen euro. Basquiat maakte het schilderij Untitled in 1981 en het wordt gezien als een van zijn eerste meesterwerken. Het schilderij behoorde voorheen toe aan de collectie van het Israel Museum in Jeruzalem. Veilingrecord
18
In 2007 werd het schilderij voor 14,6 miljoen dollar verkocht (ca. 11,7 miljoen euro), inmiddels is de verwachte opbrengst 20 miljoen dollar (ca. 16 miljoen euro), waarmee dit schilderij het huidige veilingrecord van Basquiat (16,3 miljoen dollar) waarschijnlijk zal verbreken. Brett Gorvy, voorzitter en hoofd van de afdeling Post-War and Contemporary Art, vertelde Art Daily: “The art market has never been this strong, and the demand for masterpieces like this work is global. We are happy to offer this work in June in London, following the record auction results achieved in New York a few weeks ago.” Voordat Jean-Michel Basquiat schilderdoek kon betalen, schilderde hij op alles wat hij tegenkwam: muren, deuren en kasten. In 1979, toen de kunstenaar nog niet bekend was, maakte hij van het appartement van zijn toenmalige vriendin Alexis Adler in East Village Manhattan een ware installatie. De hiëroglief-achtige muurtekeningen en geschilderde kronen en 'Famous Negro Athletes' op de deur heeft ze nooit over geschilderd, hoewel ze in 1980 uit elkaar gingen. De kunstenaar overleed in 1988. Slimme zet Daarnaast heeft ze ook zijn notitieboeken, foto's, kleding en een aantal tekeningen bewaard. Adler verklaart dat ze er nu pas iets mee wil doen omdat ze er eerder geen tijd voor had. Ze gaat een samenwerking aan met Basquiats assistent Stephen Torton en wil een boek met het werk publiceren. In november is er op een veiling het grootste bedrag dat ooit voor zijn werk betaald is binnengehaald, namelijk zo'm 21 miljoen euro (26,4 miljoen dollar). Lars Ulrich, drummer van de heavymetalband Metallica, wil uit zijn schilderijenverzameling een werk van Jean-Michel Basquiat laten veilen. Veilinghuis Christie's in New York hoopt op een recordopbrengst voor een werk van de Newyorkse graffitikunstenaar. Ook U2 heeft al eens een Basquiat laten veilen. Bokser Het laagste bod voor een werk van Basquiat bedraagt 12 miljoen dollar. Het hoogste was voor het in mei 2007 bij Christie's geveilde 'Untitled': 14,6 miljoen dollar. Het door Ulrich onder de hamer gelegde werk 'Untitled (Boxer)' toont een zwarte gewichtheffer tegen een graffiti-achtergrond. De kunstenaar vervaardigde het in 1982 toen hij op het hoogtepunt van zijn creatief scheppingsproces was, zes jaar voor hij aan een overdosis drugs overleed. Liefhebber Adam Clayton Ulrich is een kunstliefhebber en heeft al tien jaar de Basquiat in zijn bezit. Hij vindt het nu tijd om het werk weer in omloop te brengen. Ook kunst- en Basquiatminnend is bassist Adam Clayton van U2. Indertijd haalde hij de andere leden van het Ierse kwartet over om "Untitled (Pecho/Oreja)" gezamenlijk aan te kopen nadat hij in 1989 in een Newyorkse galerie op het werk was gestoten. Het kwam in de opnamestudio van U2 in Dublin te hangen en werd begin juli jl bij Sotheby's in Londen voor 5,08 miljoen pond geveild. Basquiat is de zoon van een Haïtiaanse vader en een Portoricaanse moeder. Zijn werk is door Newyorkse straten geïnspireerd, met sterke invloeden van Picasso en de Afrikaanse kunst zoals het werk dat door U2 is geveild. De verfilming van zijn leven Met de film Basquiat heeft beeldend kunstenaar Julian Schnabel het korte en heftige bestaan van collegakunstenaar Jean-Michel Basquiat geportretteerd. Dit opmerkelijke initiatief leverde een knap gemaakte en interessante film op. Het lijkt er alleen op dat Schnabel er een verborgen agenda op na hield. Hij plaatst zichzelf hinderlijk op de voorgrond. In de jaren tachtig was New York het centrum van de kunstwereld. Er werd zoveel geld verdiend met moderne kunst dat galeriehouders en kunstverzamelaars naarstig speurden naar 'the next hottest thing on the art scene': een nog onontdekte kunstenaar wiens werk later goud zou gaan opleveren. Zo kon het gebeuren dat een getalenteerde jonge, zwarte kunstenaar, Jean-Michel Basquiat, praktisch van de ene op de andere dag rijk en beroemd werd. Een tekeningetje dat hij maakte om een pakje sigaretten van twee dollar te betalen, werd een week later verhandeld voor vijfduizend dollar. Zijn foto stond op de voorkant van New York Times Magazine. De openingen van zijn tentoonstellingen — in de meest toonaangevende galerieën — stonden garant voor de grootste opwinding. Zijn bekendheid en status benaderde die van een popster. Basquiat stond tweeslachtig tegenover zijn plotselinge roem. Enerzijds had hij bereikt wat hij altijd wilde: erkend worden als een groot kunstenaar. Anderzijds leed hij onder het gekonkel en geroddel dat daar een onvermijdelijk gevolg van was, en beklaagde hij zich over zijn rol als 'zwarte mascotte' van het kunstcircus. 'De Eddie Murphy van de kunstscene' werd hij wel genoemd. Een andere ster uit die kunstscene, Julian Schnabel, maakte een film over het korte en onstuimige leven van Basquiat, die in 1988 op 27-jarige leeftijd overleed aan een overdosis drugs. Motorisch gestoord Van de 'echte' Basquiat is bekend dat hij met geld smeet, aan de lopende band vrouwen versierde en cocaïne gebruikte tot zijn neustussenschot het begaf, waarna hij overstapte op de heroïne. In de film Basquiat komt zijn levenswijze er nog genadig van af. Schnabel concentreert zich op de dramatische aspecten van Basquiats bestaan: de moeder die in een gesloten inrichting zit, Basquiats ongemakkelijke
19
positie als zwarte kunstenaar in een overwegend blanke kunstwereld, en de gespannen verhouding met Andy Warhol, met wie Basquiat langdurig samenwerkte. Schnabel heeft Basquiats opkomst en ondergang van nabij meegemaakt. Zijn film laat ons met de blik van een insider kijken naar de New Yorkse kunstwereld, en dat levert een interessant verhaal op. Schnabel was echter niet zo goed bevriend met Basquiat dat hij ook diens zorgen en gedachten kende. Als psychologisch drama is de film dan ook niet zo sterk. Basquiat blijft een tamelijk vlak, bijna onwezenlijk figuur. Voor een deel ligt dat ook aan de vertolking van Jeffrey Wright, die Basquiat bijna karikaturaal neerzet als een licht motorisch gestoorde, met een kinderlijk verbaasde blik om zich heen kijkende artiest die ook nog eens nauwelijks uit zijn woorden komt. Familie Schnabel Het sterkste punt van de film is de grote zorg die besteed is aan zaken als kadrering, kleurgebruik en cameravoering. Het is goed merkbaar dat Schnabel met een kunstenaarsoog naar het medium film gekeken heeft. Voor een debuterend regisseur heeft Schnabel een bijzonder knappe film gemaakt. Hij heeft zich dan ook omringd met een door de wol geverfde crew en cast — zelfs de kleinste rolletjes zijn bezet door topacteurs als Willem Dafoe en Christopher Walken. Helaas vond Schnabel het niet genoeg zijn naam op de credits vermeld te zien als regisseur, scenarioschrijver en componist. Hij heeft zichzelf ook nog eens een rol in de film toegedicht in de vorm van de figuur van Albert Milo, gespeeld door Gary Oldman. Deze Milo is een zogenaamd fictief karakter in de film, die volgens Schnabel staat voor 'een andere New Yorkse kunstenaar uit die periode'. Bij nadere beschouwing kan Albert Milo niemand anders zijn dan Schnabel zelf. Immers: Milo's schilderijen zijn te herkennen als die van Schnabel, en de ouders, de vrouw en de dochters van Milo (die om onduidelijke redenen ook allemaal in de film figureren) dragen niet alleen de voornamen van Schnabels echte verwanten, ze worden zelfs gespeeld door de familie Schnabel. Albert Milo duikt op in tal van scènes en telkens is zijn aanwezigheid storend. In werkelijkheid speelde Schnabel niet zo'n belangrijke rol in Basquiats leven. Door zichzelf als Albert Milo zo sterk op de voorgrond te plaatsen, laadt Julian Schnabel de verdenking op zich liever een film over zichzelf te hebben willen maken. Dat is erg jammer. Jean-Michel Basquiat heeft beter verdiend dan dat. Asopao L'asopao is een kruising tussen een stoofpot, een soep en een gumbo (pikante gerecht uit het zuiden van de VS) Het wordt bereid met rijst, kip, chorizo, zeevruchten en groenten zoals paprika"s, chili's, ajuin en erwten en gearomatiseerd met voornamelijk koriander, paprika en look: een feestmaaltijd in een kom. Deze culinaire specialiteit uit Puerto Rico kent zijn oorsprong in de paella, Er zijn heel wat variaties op dit gerecht. 16 augustus Op 16 augustus 1858 - De eerste trans-Atlantische telegraafkabel wordt in gebruik genomen, waarbij koningin Victoria een felicitatietelegram verstuurt aan president James Buchanan.
20
Zeemeermin Menu “I have heard the mermaids singing, each to each. I do not think that they will sing to me.” ― T.S. Eliot, The Love Song of J. Alfred Prufrock.
Op Vrijdag 23 augustus 2013 Aperitief
Voorgerecht
Blue MermaidCocktail Of Vers Fruitsap Haring Op Glasblazerswijze Gerookte Zalm Met Slagroomsaus met Mierikswortel Met Rode Ui, Gember, Koriander The Cathouseroggebrood
Hoofdgerecht
Deense Zeeforel Gebakken In de Oven Met Groene Kruiden Op een Bedje van Venkel Gebakken Krielaardappelen
Dessert
Kopenhaagse Lagenbiscuit Met Abrikozenjam & Room
21
Wijnsuggestie : Witte Wijn afkomstig uit Catalonië Parellada Carles Andreu
La Petite Histoire
De kleine zeemeermin De kleine zeemeermin (Den lille Havfrue) is een beroemd sprookje van de Deense schrijver Hans Christian Andersen, dat voor het eerst is uitgegeven in 1836. Het sprookje Het sprookje van de kleine zeemeermin begint met een beschrijving van de kleur, diepte en weidsheid van de zee. Daarin woont de meermin met haar vader, de koning, haar oma en haar 4 oudere zussen. Op haar 15e mag zij, zoals alle meerminnen, naar de oppervlakte zwemmen en de wereld daarboven bekijken. De 5 zussen zijn geboren met 1 jaar tussen ieder, en in de kleinste zeemeermin groeit het verlangen om met haar zusters mee te kunnen naar de oppervlakte zodat ook zij de mensen en hun steden kan zien. Op haar 15e is het zo ver, zij zwemt naar de oppervlakte. Daar ziet ze een mooie prins op een schip en wordt op slag verliefd op hem. Een heftige storm steekt op en de prins komt bijna te overlijden, maar ze weet hem te redden en naar een strand vlak bij een tempel te brengen. Daar laat zij de bewusteloze prins achter. De kleine zeemeermin blijft naar de prins verlangen, ze verlangt naar het hebben van een ziel en een eeuwig leven na de dood zoals de mensen - in plaats van in schuim op de oppervlakte van de zee te veranderen zoals de meermannen doen. Ten einde raad gaat ze naar de zeeheks. In ruil voor een toverdrank die haar benen geeft, staat zij haar tong (en daardoor haar mooie stem) af aan de heks. Het drinken van de toverdrank voelt alsof er een zwaard door haar heen gaat en lopen alsof ze over scherpe messen loopt. De enige manier voor haar om een ziel te krijgen, is dat de prins van haar houdt en met haar trouwt. Gebeurt dit niet, zal ze overlijden en tot schuim op de zee veranderen op de dag dat de prins haar hart breekt door met een andere vrouw te trouwen. Ze drinkt de toverdrank en ontmoet de prins. Hij voelt zich aangetrokken door haar schoonheid en haar mooie manier van bewegen. Ze kan niet met hem praten omdat zij door het afstaan van haar tong stom is geworden, maar hij houdt van haar zoals iemand van een klein kind houdt. Op een dag trekt de prins eropuit om een bruid te vinden. Hij gaat naar een van de buurrijken, daar blijkt de dochter van de koning diegene te zijn die de prins op het strand vond waar de kleine zeemeermin hem achterliet na de storm. De prins wordt verliefd en na een korte tijd kondigt hij de bruiloft aan. Dat breekt het hart van de kleine zeemeermin, en ze wordt wanhopig terwijl de bruiloft nadert. Haar zusters weten raad, ze geven haar een mes dat ze in ruil voor hun mooie haar bij de Zeeheks hebben gekocht. Als de kleine zeemeermin de prins vermoordt met dat mes, kan ze weer een meermin worden en terug naar haar familie gaan voor de rest van haar leven. Dit kan ze niet doen, ze stort zich zelf in de zee en verandert in schuim. Zij sterft echter niet, ze wordt een dochter van de lucht - onzichtbaar voor de mensen. Als ze 300 jaar lang goede daden heeft verricht, heeft ze haar ziel verdiend en komt ze het koninkrijk van de hemelen binnen. Maar voor ieder goed kind dat een dochter van de lucht vindt kan ze een jaar van de 300 aftrekken, terwijl ze voor ieder kwaad of ondeugend kind huilt - en iedere traan voegt een dag toe aan de jaren. Trivia In de haven van Kopenhagen staat sinds 23 augustus 1913 een beeld van de Kleine Zeemeermin, gemaakt door de beeldhouwer Edward Eriksen, dat een van de bekende trekpleisters van de stad is. Op 24 april 1963 werd het beeld door een onverlaat onthoofd. De daad werd later opgeëist door de Deense kunstenaar Jørgen Nash. Het driedelige symfonisch gedicht Die Seejungfrau van Alexander von Zemlinsky is gebaseerd op het sprookje van H.C. Andersen. Een experimentele toonzetting werd gecomponeerd door Else Marie Pade in 1958. Sinds 1970 is in het Sprookjesbos in de Efteling een beeld van de Kleine Zeemeermin te zien. Disney maakte in 1989 een tekenfilm van het sprookje. Het verhaal is gebaseerd op het sprookje maar verschilt inhoudelijk enorm. Zie hiervoor: De kleine zeemeermin. Disneys De kleine zeemeermin heeft af en toe een stripverhaal in het weekblad Donald Duck. De Japanse producent Fuji maakte in 1991 een tekenfilm van het sprookje; in datzelfde jaar werd de serie ook bewerkt voor het Amerikaanse publiek door Saban. Zie hiervoor: Saban's Adventures of the Little Mermaid. In 2004 maakte DreamWorks Shrek 2, waarin de Kleine Zeemeermin ook even te zien is.
22
In de extreem populaire Japanse serie Puella Magi Madoka Magica is de verhaallijn van het personage Sayaka Miki gebaseerd op de kleine zeermeermin. Deze verkoopt namelijk haar ziel voor een jongen waar ze verliefd op was, waarna hij voor een ander kiest en zij in een heks veranderd. Tijdens theaterseizoen 2011/2012 en 2012/2013 bracht Joop van den Ende entertainment een bewerkte versie van de musical The Little Mermaid (musical) naar Nederland. De hoofdrollen werden vertolkt door Tessa van Tol als Ariël, Tommie Christiaan als Prins Erik en Marjolijn Touw als Ursula. De musical ging eerst op tour door Nederland om vervolgens voor vast in het Beatrixtheater in Utrecht te staan. De Kleine Zeemeermin Het is maar een klein beeldje maar wel een van de meest gefotografeerde vrouwen ter wereld. Het beeldje werd gemaakt door Edvard Eriksen in opdracht van Carl Jakobsen, de oprichter van de Carlsberg Brouwerijen. De Kleine Zeemeermin is een sprookje van Hans Christian Andersen. De zeemeermin redt het leven van een prins die schipbreuk heeft geleden. Om met hem te kunnen trouwen moet ze haar mooie stem en haar vissenstaart opgeven. In 1909 zag Jakobsen een uitvoering van dit verhaal door het Koninklijk Deens Ballet. Hij was daardoor zo gefascineerd dat hij besloot een beeldje van de zeemeermin te schenken aan de stad Kopenhagen. Het werd in 1913 onthuld en werd al snel het symbool van de stad. Eriksen gebruikte zijn vrouw als model voor dit beeldje, of tenminste… een deel van haar. De beeldhouwer maakte het hoofd naar de danseres Ellen Price. Dat hoofd is overigens niet het origineel, tot twee keer toe werd De Kleine Zeemeermin onthoofd. Het beeld was in de jaren zestig geregeld het doelwit van protestacties. Zo werd ze meerdere keren beklad en feministes trokken haar een beha aan. Die tijden zijn voorbij al willen vandalen nog weleens graffiti op haar aanbrengen. Het bronzen beeldje is een van de populairste bezienswaardigheden. Daardoor is het moeilijk om haar overdag te fotograferen zonder dat er toeristen op de foto komen. Als u een ‘maagdelijke’ foto van De Kleine Zeemeermin wilt, dan moet u er vroeg bij zijn, het liefst direct na het eerste ochtendgloren. Op 24 april 1964 werd het beeld onthoofd. Deze daad werd later opgeëist door de kunstenaar Jørgen Nash. Sinds die tijd is het beeld vaker beklad en beschadigd door vandalen. Een kort overzicht van vandalistische handelingen: 1 september 1961 – beschilderd met bh, voorzien van een onderbroek en rood haar. 28 april 1963 – besmeurd met rode verf 24 april 1964 – onthoofd 15 juli 1976 – met verf besmeurd 22 juli 1984 – rechterarm afgebroken 5 augustus 1990 – poging tot onthoofden 6 januari 1998 – onthoofd 11 september 2003 – met explosieven van rots geblazen 8 maart 2006 – besmeurd met groene verf, dildo aan hand bevestigd 3 maart 2007 – besmeurd met roze verf Verder is ze verscheidene keren aangekleed. Al minstens twee keer heeft ze een boerka aangehad en in mei 2007 werd ze uitgedost met een hoofddoekje. Wellicht wordt het beeld verder in het water geplaatst zodat het lastiger is het te bereiken. Trivia Deze zeemeermin heeft tot aan de enkels twee duidelijk te onderscheiden benen en heeft twee staarten. In 2010 werd het beeld naar de Chinese stad Sjanghai getransporteerd om daar te worden tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling. Dit leidde in Denemarken tot veel verontwaardiging. Veel Denen lieten weten dat de zeemeermin thuishoort in Kopenhagen en nergens anders. Het Deense Natuurhistorisch Museum plaatste bij wijze van grap een zeemeerminnenskelet op de lege sokkel. Edward Eriksen Edward Eriksen (10 maart 1876 - 12 januari 1959) was een Deens beeldhouwer. Een van zijn bekendste werken is De kleine zeemeermin in Kopenhagen. Eriksen werd in 1895 tot beeldhouwer opgeleid. In 1902 werd voor het eerst een werk van hem in een belangrijke tentoonstelling in Charlottenborg opgenomen. In 1904 volgde zijn doorbraak doordat het Staatsmuseum een werk van hem aankocht. In 1913 werd De kleine zeemeermin onthuld. Hans Christian Andersen Een autodidact, theaterman, dichter, tekenaar, papierknipkunstenaar, schrijver en al twee eeuwen over de gehele wereld bekend. Hans Christian Andersen werd op 2 april 1805 in de Deense stad Odense op het eiland Funen geboren. In eigen land wordt hij gewoonlijk bij zijn voorletters H.C. Andersen genoemd (Deense uitspraak: ho cee).
23
Hans Christian Andersen werd geboren en groeide op in Odense, in grootte de derde stad van Denemarken. Vader was schoenmaker, moeder wasvrouw. Andersen werd twee maanden na het huwelijk van zijn ouders geboren in het huis waar zijn moeder Anne Marie de was deed. Later vertrok het jonge gezin naar het huisje in de Hans Jensens Stræde, waarin nu het Hans Christian Andersen Museum is gevestigd. Zijn vader overleed toen Hans Christian 11 jaar oud was. In zijn vroege jeugd speelde hij graag met zijn poppenkast. Hij wilde graag acteur worden, maar werd niet aangenomen bij de koninklijke theaterschool (1819). Zijn opleiding kreeg hij aan een school voor armen, totdat hij op 17-jarige leeftijd via vrienden een beurs kreeg voor een goede school. Op deze laatste school werd hij veel gepest door leraren en leerlingen. Andersen stond bekend als een verlegen en stil persoon, niet goed in de omgang met anderen. Daarom wordt gezegd dat het lelijke eendje een autobiografisch sprookje is; hierin wordt een lelijk eendje een mooie zwaan, zo ook in het echte leven van Andersen: de 'zwakkeling' wordt een beroemd schrijver. Van figurant tot wereldberoemd schrijver Hans Christian Andersen bezocht in 1812 voor het eerst het theater in Odense. Daarna wist hij het zeker: hier lag zijn toekomst. Maar dan niet in Odense. Andersen vertrok in 1819 naar Kopenhagen. Korte tijd was hij zanger, acteur en danser, maar het werd algauw duidelijk dat hier onvoldoende talent voor had. Invloedrijke mensen bespeurden wel een ander talent en zetten zich in voor de jonge kunstenaar. Andersen moet nog veel leren en theaterman Jonas Collin zorgde ervoor dat Hans Christian Andersen alsnog een gedegen opleiding kreeg. In deze tijd ontdekte Andersen ook 'de pen' en hij schreef en dichtte dat het een lust was. In 1826 verwerft hij enige bekendheid met het gedicht 'Het stervende kind’, dat al snel in het Duits verscheen. In 1829 debuteerde Andersen met proza. Zijn eerste werken ‘Fodrejse’ (Voetreis) en ‘Kærlighed i Nicolas’ Tårn’ (Liefde In Nicolaas' Toren) werden een succes. In 1835 werd zijn eerste novelle 'Improvisatoren' gepubliceerd. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen werden mensen als Walter Scott, William Shakespeare, Heinrich Heine en Wolfgang von Goethe. De literaire faam van Hans Christian Andersen groeide. Een reeks van toneelstukken, sprookjes en vertellingen volgde en werd in vele talen vertaald, waaronder in het Nederlands. In Duitsland waren vooral de sprookjes van Andersen geliefd. Wie anders dan Andersen kon die zo mooi vertellen en opschrijven? In 1835 publiceerde Andersen zijn eerste sprookjes, in 1872 zijn laatste. De Engelsen hielden meer van zijn vertellingen. Andersen heeft ook veel invloed gehad op het sociaal -realisme in de literatuur. Sfeerbeelden die zo bekend zijn in de verhalen van Dickens zijn al bij Andersen te vinden. Bij een recent onderzoek werd door 90% van de ondervraagden Charles Dickens aangewezen als schrijver van "Het meisje met de zwavelstokjes" (geschreven door Andersen). Ofschoon Andersen zijn wortels heeft in de Romantiek is hij een moderne geest. Juist in zijn eigen tijd. Dit dankt hij onder meer aan zijn sociale ervaringen, zijn psychologisch inzicht, het geloof in de vooruitgang en de industriële ontwikkeling. De bijzondere kwaliteit van zijn sprookjes ligt in de beheerste combinatie van poëzie, fantasie en alledaagse werkelijkheid. Zijn debuut was in 1827 met het gedicht Det døende Barn (Het stervende kind) dat hem zeer onder de aandacht bracht. In 1835 werd de roman Improvisatoren (De improvisator) uitgebracht na een studiereis door Europa. Deze roman was zowel een pittoreske beschrijving van Italië als een autobiografie. In 1835 werd ook zijn eerste verzameling Eventyr, fortalt for Børn (Sprookjes, aan kinderen verteld) uitgegeven. Dit waren hervertellingen van veelal traditionele sprookjes. De vorm was een zeer verfijnde - vaak met een dubbele bodem - die voor kinderen te begrijpen was, terwijl de bundel op volwassenen geënt was. Zijn latere sprookjesbundels, vol eigen sprookjes met een grote spanwijdte, weken verder en verder van kinderliteratuur af. Ze vallen in meerdere categorieën uiteen, vanaf de poëtisch-filosofische mythe tot aan realistischer korte verhalen. Gemeenschappelijk is echter het humoristische inzicht van Andersen. Andersen schreef meerdere autobiografieën, maar het in 1855 gepubliceerde Mit Livs Eventyr (het sprookje van mijn leven) is de belangrijkste. In Odense is het Hans Christian Andersenmuseum te vinden, waarin zijn leven is te volgen. Het huis waarin hij opgroeide is daar ook te bezichtigen. Ook was hij een graag geziene maar bovenal gehoorde gast aan het hof van koningin Victoria. Andersen hield een uitgebreid dagboek bij. Uit dit dagboek weten we dat Andersen een bezoek heeft gebracht aan Amsterdam. Hij logeerde aldaar bij koopman Brandt die woonde in de grootste van de vier Cromhouthuizen (Herengracht 364 - 370) op nummer 368. In dit pand is nu het Bijbels Museum gevestigd. Het museum gebruikt deze anekdote graag. Andersen zou er ook aan een sprookje hebben gewerkt, maar het is niet bekend welk. Reizen In 1831 reisde Hans Christian Andersen met een bundel gedichten in zijn bagage naar Duitsland. Vanaf die tijd was zijn reislust niet te stuiten. Hij maakte een reis naar Frankrijk en Italië waar hij kennismaakte met de kunstwereld aldaar. Je zou Andersen de eerste reisjournalist kunnen noemen, want veel van zijn
24
indrukken verwerkte hij in zijn werken en reisverslagen. Andersen maakte 29 reizen door Europa en bracht in totaal meer dan 9 jaar buiten Denemarken door. Hij kwam er in hoog geplaatste kringen. Reizen was voor Andersen echter niet altijd even plezierig. De kiespijn, zijn grote voeten (33 centimeter lang) die op zijn reizen bijna voortdurend geplaagd werden door likdoorns en het ontberen van comfort deerden hem echter weinig. Vooral Duitsland, Italië, Frankrijk en Zwitserland behoorden tot zijn favoriete landen. Vanaf 1840 reisde hij voornamelijk per trein. Hij legde internationale contacten met onder meer componist Robert Schumann, die zelfs vijf gedichten van Andersen op muziek zette. De Noorse componist Edvard Grieg deed dat ook. In Engeland maakte Andersen kennis met Charles Dickens. De vijf reisboeken van Hans Christian Andersen waren in heel Euro-pa een succes. H.C. Andersen in Nederland en België Hans Christian Andersen is in 1847 en 1866 in Nederland geweest. In juni 1847 deed hij Nederland aan op doorreis naar Engeland. Hij had in die tijd te kampen met een groeiend eenzaamheidsgevoel. Tijdens zijn verblijf van een week in voornamelijk Amsterdam fleurde Andersen wel wat op. Hij ontmoette hier schrijver en advocaat Jacob van Lennep en genoot van de huldiging, die hem op 19 juni in het bijzijn van diverse kunstenaars in Hotel de l’Europe ten deel viel. In 1866 was Andersen een paar weken in Nederland. Hij had toen contacten met de vertalers C. Nieuwenhuis, J. Nepveu en J. ten Kate. In Artis genoot Andersen vooral van de nijlpaarden. Verder bezocht hij concerten, een opera in de Stadsschouwburg en ontmoette hij vooraanstaande Nederlanders als J. Kneppelhout en het kunstenaarsechtpaar Bosboom-Toussaint. Vanuit Nederland reisde Hans Christian Andersen naar België, waar hij het Rubenshuis en Manneke Pis bezocht. In Brussel zag hij voor vier francs een opera, die bijna in de war liep. Vanuit België reisde Hans Christian Andersen door naar Spanje en Portugal. In de lente van 1868 was Hans Christian Andersen andermaal in Nederland toen hij op doorreis naar België (Antwerpen en Gent) en Zwitserland was. Het vele reizen en het grote aantal ontmoetingen brachten regelmatig onzekerheid bij Andersen. Moest hij zich richten op het schrijven, of moest hij louter het tekenen van karikaturen gaan beoefenen. Andersen had daarnaast een vaardige hand in het knippen van ragfijne silhouetten in papier. Vooral in zijn vaderland Denemarken is de papierknipkunst van Andersen bekend. Het schrijven bleef echter hoofdzaak. Andersens afkomst en zijn onduidelijke seksuele identiteit waren (en zijn) voer voor biografen. Er worden bewijzen aangedragen dat Hans Christian de onwettige zoon zou zijn van een hooggeplaatste figuur; er wordt zelfs gesuggereerd dat hij een bastaardzoon was van de Deense kroonprins Christian Frederik, de latere koning Christian VIII. Ook wordt aan de hand van dagboeken en brieven beweerd dat hij homoseksueel was. Een laatste opmerking die in hedendaagse biografieën is terug te vinden is het feit dat Andersen dyslecties was. Collectie Koninklijke Bibliotheek De Koninklijke Bibliotheek beheert een zeer omvangrijke collectie “Anderseniana”: zowel in het Deens als in het Nederlands en in andere talen. De Algemene Catalogus van de KB geeft in februari 2005 maar liefst 528 treffers op auteursnaam Andersen, Hans Christian. Daarvan zijn er 47 in de Deense taal, waaronder een 12-delige uitgave van de dagboeken, verschenen van 1971-1977: H. C. Andersens dagbøger, 1825-1875. Een zeer bijzondere uitgave is H.C. Andersen Album I-V, in 1980 in Kopenhagen uitgegeven. Het is een facsimile herdruk in zeer groot formaat, bijna 50 cm hoog, van vijf plakalbums van Andersen, met daarin tekeningen, portretten, brieven in verschillende talen, ook in het Nederlands, gedroogde bladeren en bloemen, enzovoorts In het voorjaar van 1872 viel Andersen uit zijn bed en raakte hij ernstig gewond. Hij herstelde niet meer volledig maar leefde nog tot 4 augustus 1875. Zijn lichaam werd bijgezet op Assistens Kirkegård in Kopenhagen. Een groteske Deen met een hart van een kind was heengegaan. Sprookjes Enkele bekende sprookjes zijn: De prinses op de erwt De nieuwe kleren van de keizer De Chinese nachtegaal Het lelijke eendje De kleine zeemeermin De rode schoentjes Het meisje met de zwavelstokjes Het tinnen soldaatje De sneeuwkoningin Duimelijntje De wilde zwanen
25
De tondeldoos Klaas Vaak De mestkever In 2005 opende de Efteling haar 25e sprookje in het Sprookjesbos: Het meisje met de zwavelstokjes. Eerder waren al De Chinese Nachtegaal, De kleine zeemeermin en De rode schoentjes van Andersen in het sprookjespark te bewonderen. Sinds 8 november 2012 is hier ook het sprookje De nieuwe kleren van de keizer te bewonderen. Romans Improvisatoren (1835) O.T. (1836) Kun en Spillemand (1837) De to Baronesser (1848) At være eller ikke være (1857) Lykke-Peer (1870) Drama's[bewerken] Bruden fra Lammermoor (1832) Ravnen eller Broderprøven (1832) Agnete og Havmanden (1833) Festen paa Kenilworth (1836) Den Usynlige paa Sprogø (1839) Mulatten (1840) Maurerpigen (1840) Kongen drømmer (1844) Lykkens Blomst (1845) Den nye Barselstue (1845) Liden Kirsten (1846) Brylluppet ved Como-Søen (1849) En Nat i Roeskilde (1849) Meer end Perler og Guld (1849) Ole Lukøie (1850) Hyldemoer (1851) Nøkken (1853) Han er ikke født (1864) Muziek en Andersen Andersen werkte in zijn leven samen met verschillende componisten en was een groot muziekliefhebber. Hij volgde de ontwikkelingen in de muziek met grote interesse. Gedurende zijn reizen ontmoette hij Mendelssohn, Robert Schumann en Richard Wagner. Als ‘theaterman’ had hij met name grote interesse in opera. Hij beschreef Wagners muziek voordat het Deense publiek met diens muziek had kennisgemaakt. Ook na Andersens dood bleef zijn werk vele componisten inspireren; er verschenen diverse balletten en opera's naar zijn sprookjes en liederen naar zijn gedichten en dat gebeurt ook nu nog. In de jaren 1830 werkte Andersen samen met de bekende Deense componist Christoph Ernst Friedrich Weyse aan het romantisch zangspel ’Festen pø Kenilworth’ dat in 1836 in het Koninklijk Theater van Kopenhagen werd opgevoerd. Een andere componist met wie Andersen samenwerkte was zijn leeftijdgenoot Johan Peter Emilius Hartmann. Deze samenwerking duurde lang en was intensief. Hun eerste werk was de opera ’Ravnen, eller Broderprøven’, een ambitieus werk in 3 aktes dat in 1832 zijn première kreeg. Andersen baseerde dit werk op een toneelstuk van Carlo Gozzi. Ook de opera ‘Liden Kirsten’ uit 1844-46 was een resultaat van hun samenwerking.[1] Andersen schreef ook een aantal libretto’s voor opera’s: Bruden fra Lammermoor (een bewerking van The Bride of Lammermoor van Walter Scott) voor de componist I.F. Brendal, 1832; Ravnen, eller Broderprøven voor J.P.E. Hartmann, 1832; Festen på Kenilworth voor C.E.F. Weyse, een romantisch zangspel, 1836; Brylluppet ved Como-Søen (de bruiloft aan het Comomeer) voor de Duitse componist Franz Gläser, 1849; Nøkken (de watergeest) ook voor de componist Gläser, 1853; Liden Kirsten, op.44, een opera van J.P.E. Hartmann uit 1846. Muziekwerken geïnspireerd op Andersens werk Dit is geen volledige lijst. Niels W. Gade: Agnete og Havmanden (toneelmuziek), op. 3 (1842) August Enna: Den lille pige med svovlstikkerne (opera) (1899) Alexander von Zemlinsky: Die Seejungfrau (1903) Igor Stravinsky: Solovey (Le rossignol) (muzieksprookje) (1908-14) - Pesnya solov'ya (Chant du Rossignol)
26
Paul von Klenau: Klein Idas Blumen (ballet naar: Lille Idas blomster) (1916)(symfonisch gedicht / ballet, beide gebaseerd op Nattergalen) [arrangement van Solovey] (1917) Charles Villiers Stanford: The travelling Companion, op.146 (opera, gebaseerd op Rejsekammeraten) (1919) Alfred Bruneau: Le jardin du paradis (conte lyrique, gebaseerd op Paradisets have) (1921) Alexandre Tansman: Le jardin du paradis (ballet) (1922) Florent Schmitt: Le petit elfe ferme-l'oeil, op. 73 (ballet) (1923) Nino Rota: Il principe porcaro (opera, gebaseerd op Svinedrengen) (1926) Ernst Toch: Die Prinzessin auf der Erbse, op. 43 (opera, gebaseerd op Prinsessen på ærten) (1927) Igor Stravinsky: Le baiser de la fée (The fairy's kiss) (allegorisch ballet) (1928) Rudolf Wagner-Régeny: Der nackte König (opera, gebaseerd op Kejserens nye klæder) (1928) Louis Glass: Episoder af H. C. Andersens eventyr ‘Elverhøj’, op. 67 (1931) Daniel Sternefeld: Mater Dolorosa (opera, gebaseerd op Historien om en moder) (1935) Finn Høffding: Det er ganske vist, op. 37 (1940) Poul Schierbeck: I Danmark er jeg født, op. 43 (1941) Werner Egk: Die chinesische Nachtigall (ballet) (1953) Else Marie Pade: De kleine zeemeermin (1958) Hans Werner Henze: L’usignolo dell’imperatore (pantomime) (1959) Alexandre Tansman: Les habits neufs du roi (ballet) (1959) Alun Hoddinott: What the Old Man does is always Right (opera) (1977) Søren Hyldgaard: Hans Christian Andersen Suite (for concertband) 1997 Edward Ferdinand: De Sneeuwkoningin (musical) 2006 Pet Shop Boys: The Most Incredible Thing (ballet, geïnspireerd op Det Utroligste) (2011) Zeemeermin De zeemeermin komt vaak voor in de heraldiek, hier in het wapen van de gemeente Eemsmond Een zeemeermin of meermin is een mythisch wezen, met het bovenlichaam van een vrouw en in plaats van benen een vissenstaart. Haar mannelijke tegenpool, die veel minder voorkomt, is de zeemeerman. Geschiedenis Verhalen over zeemeerminnen gaan tot heel ver terug in de oudheid. Het mythische wezen van de zeemeermin/zeemeerman vindt zijn oorsprong bij de Babyloniërs en Sumeriërs. Zij kenden de god Ea of Enki, de god van de zoete wateren, die volgens de mythologie de schepper en redder van de mens is. Hij werd afgebeeld met een vissenstaart of met een vis over zijn hoofd. De eerste meerminnen, zeedemonen, half-vrouw, half-vogel, hadden hun domicilie gekozen in de grotten en op de rotsen rond de Tyrreense Zee. Door hun zachte gezang lokten zij de schippers op de klippen. Zij worden voor het eerst genoemd in de Odyssee van Homerus, waar zij hun charmes aan Odysseus tentoonspreidden. Odysseus beval zijn matrozen was in de oren te stoppen en liet zich vervolgens door zijn bemanning aan de mast van zijn schip vastbinden om aan het liefelijke gezang van de sirenen te ontkomen. Dit verhaal werd in de middeleeuwen door de kerk gebruikt om mensen te waarschuwen voor het kwaad van de verleiding. In die tijd vond je dan ook in veel kerken, kloosters en kathedralen afbeeldingen van zeemeerminnen. Zeemeerminnen met een vissenstaart werden voor het eerst beschreven door de Heilige Adelmus omstreeks 680 na Christus. Columbus zag zeemeerminnen op zijn reis naar Amerika. Hij beschrijft ze in zijn dagboek. De middeleeuwse fantasie van meerminnen met een vissenstaart komt van de verhalen van zeelui, die dachten deze wezens in het schuim gezien te hebben. In werkelijkheid hebben zij waarschijnlijk zeekoeien of lamantijnen gezien: deze zoogdieren uit tropische wateren hebben een spitse vorm; de vrouwtjes hebben ook tepels, die het beeld van de vrouwelijke lichaamsvormen oproepen. Niet zo verbazend dat de lichtgelovige scheepsgangers een dergelijke vergissing konden maken. Verhalen Een beroemd modern sprookje is "De Kleine Zeemeermin" van Hans Christian Andersen. In Nederland is de zeemeermin van Edam, ook wel de zeemeermin van Haarlem genoemd, bekend. Deze meermin zou in 1403 na een zware storm, nadat de dijken gebroken waren, gevangen zijn in het Purmermeer bij Edam. Ze is naar Haarlem gebracht, heeft daar spinnen geleerd en een christelijke begrafenis gehad[1]. Het verhaal over deze zeemeermin werd gedurende 600 jaar door veel schrijvers opgeschreven. Ook Muiden kent een zeemeerminlegende, als vissers een gevangen exemplaar vrijlaten zingt ze: Muiden zal Muiden blijven, Muiden zal nooit beklijven. Een ander bekend verhaal is De zeemeermin van Westenschouwen. Er is ook een verhaal over een kofschip op de Noordzee dat opeens stil lag. De schipper ging kijken en zag een meerman aan het roer hangen. Hij zegt dat zijn vrouw in barensnood is en hij vraagt of de vrouw van de schipper haar wil ondersteunen. De schippersvrouw heeft zelf zes kinderen en weet wat de zeevrouw doormaakt. Ze gaat meteen overboord en verdwijnt in de diepte. Het schip ligt stil en na lange tijd brengt de meerman de schippersvrouw naar boven. Ze is droog, alleen de zoom van haar rok wordt nat als de
27
schipper haar in zijn armen pakt. Het schip zeilt razendsnel verder en haalt binnen een kwartier de stilstand in. De koopvaarder doet goede zaken en zolang hij de Noordzee bevoer, zat alles hem mee. Gerapporteerde waarnemingen In 1493, voor de kust van Hispaniolia, rapporteerde Columbus dat "vrouwelijke vormen" die hoog uit de zee zouden rijzen, maar niet zo mooi waren als vaak weergegeven. Het logboek van Zwartbaard, een Engelse piraat, rapporteert dat hij zijn bemanning instrueert om bepaalde wateren te mijden die hij "betoverd" noemt vanwege zeemeerminnen, welke door Zwartbaard en zijn bemanning zouden zijn gezien. Tijdens de tweede wereldoorlog in 1943 hebben Japanse soldaten verschillende zeemeerminnen gezien voor de kust van de kei eilanden. Ze beschreven wezens die in het het water - en één op het strand - met een roze huid en stekels aan hun hoofd. Naar schatting waren de wezens zo'n 1,5 meter lang met ledematen en gezichten lijkend op die van een mens maar met een mond als een karper. De lokale bevolking noemt ze Orang Ikan of "Vis Mens". Een aantal van deze waarnemingen werden gerapporteerd aan Sgt. Taro Horiba, welke de lokale bevolking om meer informatie vroeg. Deze gaven aan dat de wezens soms in hun visnetten vastzaten. Ze beloofden de sergeant om hem te waarschuwen als ze er weer een vingen. Uiteindelijk werd er een dood gevonden op het strand welke hij kon bekijken. Hij was overtuigd en ging terug naar Japan om wetenschappers te overtuigen om naar de eilanden te gaan en ze te bestuderen, maar hij werd niet geloofd. In augustus 2009, na dat tientallen mensen beweerden een zeemeermin uit het water te zien springen en truukjes te zien doen, loofde het Israëlische kustplaatsje Kiryat Yam een beloning van $1.000.000 uit voor bewijs van het bestaan van de zeemeermin. In februari van 2012 is het werk aan twee reservois in de buurt van Gokwe en Mutare in Zimbabwe stil komen te liggen toen arbeiders weigerden verder te werken omdat ze naar eigen zeggen werden weggejaagd door zeemeerminnen. Discovery Channel In mei 2012 zond het Amerikaanse Animal Planet de documentaire, Mermaids: The Body Found uit. Deze documentaire draait om oud medewerkers van de National Oceanic and Atmospheric Administration. Het team beweert zelf in bezit te zijn geweest van een menselijke vis die in de buik van een haai werd gevonden, maar het leger heeft de bewijzen vernietigd zodra het nieuws bekend werd. Ze laten amateurgeluidsopnamen horen die volgens hen afkomstig zijn van zeemeerminnen. Verder bevat de documentaire een CGI-animatie hoe zeemeerminnen miljoenen jaren geleden zouden zijn ontstaan uit de toen mensachtigen. Het team denkt dat er vroeger veel meer zeemeerminnen/mannen waren, maar dat deze met uitsterven zijn bedreigd. Zij halen hun bewijs over hun bestaan uit grottekeningen: overal ter wereld zijn oude afbeeldingen van zeemeerminnen/mannen terug te vinden, hoewel de culturen toen onderling nog geen contact konden hebben. De documentaire toont nog een video van een gestrande en een gevangen zeemeermin. Beide fragmenten zijn opgenomen met gsm's. Het eerste bevat een opname op een visboot waar in het net een mensachtige gedaante te zien is waarop de vissers beslissen om de inhoud van het net terug vrij te laten. Het tweede fragment werd opgenomen door twee tieners nadat er op het strand walvissen waren aangespoeld. Zij worden aangevallen door "een levende zeemeermin"[3]. Desondanks is men het er niet mee eens of de beelden authentiek zijn of niet. Een anonieme exmedewerker van het Amerikaanse leger verklaart dat sonartesten met diepzeeduikers wel degelijk de walvissen en dolfijnen hun reisroute hinderen waardoor deze stranden. Volgens deze medewerker worden de walvissen regelmatig vergezeld van zeemeerminnen en houdt het Amerikaanse leger moedwillig informatie achter uit vrees dat mensen massaal op zoek zouden gaan naar de zeemeerminnen. Verder wordt geïnsinueerd dat dolfijnen en zeemeerminnen samenwerken. Dat zou ook het verhaal kunnen verklaren waarom dolfijnen mensen zouden redden of waarom men in Brazilië in staat is om met dolfijnen op visjacht te gaan.[4]. In juli 2012 heeft het NOAA gezegd dat er nooit bewijs is gevonden voor het bestaan van aquatische mensachtigen. De documentaire is in juni 2013 uitgezonden op Discovery Channel Nederland. In mei 2013 heeft Animal planet een tweede documentaire uitgezonden, Mermaids: The New Evidence, met niet eerder uitgezonden video materiaal. De video's tonen twee verschillende shots met wat lijkt op een mensachtig wezen dat de duikboot van IJslandse wetenschappers benaderd en aanraakt. Echter, op de aftiteling van beide programma's wordt aangegeven dat het om pure fictie gaat. Ook tijdens de eerste documentaire verschijnt regelmatig een melding dat wat men toont een overdreven versie is met de realiteit en/of daarmee indruist. Eind mei 2013 berichtte het Britse dagblad Daily Mail dat de documentaires een zeer groot kijkerspubliek hadden getrokken. Deense zeeforel Langs de ruim 7.000 kilometer lange kustlijn van Denemarken zwemt een vis van allure, die met een lichte spinhengel prima te bevissen is. We hebben het hier over de zeeforel, de koning van de salmoniden. Denen
28
zijn gek op de visserij op zeeforel langs onze eigen kustzone en dat is niet zonder reden! Langs de kustlijn zijn vele duizenden hotspots te vinden en tezamen met de vele kleine ei landjes en de slingerende kustlijn georiënteerd op alle denkbare windrichtingen, is het eigenlijk altijd wel mogelijk om een goede stek te vinden, hoe hard de wind ook blaast uit de ‘verkeerde hoek’. Daarbij komt nog het feit dat de infrastructuur in Denemarken buitengewoon goed is te noemen. Met andere woorden; wanneer de auto is geparkeerd hoef je vaak nauwelijks meer dan een half uur te lopen om op de beste stekken te geraken en dat maakt het vissen gemakkelijk en comfortabel! Kopje kleiner Het gemiddelde formaat van de vissen verschilt per gebied en gedurende de tijd van het jaar. Langs sommige kusten is de gemiddelde zeeforel zodoende tussen de 35 en 45 cm lang, bijvoorbeeld langs noordelijk Sealand (het eiland waar Kopenhagen op is gelegen), terwijl er ook gebieden zijn waar een forel van 45 tot 55 centimeter vrij normaal is. Hoe lang de gemid delde zeeforel ook is, het mooie is dat je altijd kans maakt op een veel grotere vis. Vang je in Dene marken een zeeforel van 3 kilo, dan mag je gerust spreken van een kapitaal exemplaar. Toch is de kans er relatief groot dat je er een vangt. Een vis van meer dan 5 kilo is toch een ander verhaal. Het is zeker niet onmogelijk, maar je zult er wel hard voor moeten werken! Elk jaar worden er ook echt gigantische zeeforellen van 9 tot 10 kilo en zelfs nog groter gevangen langs de Deense kust. Seizoenpraat Vroeg in het jaar, van januari tot en met februari, kan het vissen aan de open zee erg lastig zijn. De meeste zeeforel is door de paai namelijk nog steeds op de rivieren aanwezig. Mocht je zeeforel op zee aantreffen, dan zij ze vaak wel prachtig zilverkleurig en bovendien te herkennen aan de kleine, losse schubben. In de volksmond worden ze ook wel ‘overspringere’ genoemd, ofwel zeeforellen die in zee zijn achtergebleven en het paaien een jaartje overslaan. Is het water erg koud, bijvoorbeeld 3 graden, dan kan het lonen om de fjorden op te zoeken en dan vooral de binnenste baaien, waar liefst ook nog zoetwater het fjord instroomt. Bij echte koude kan het namelijk goed zo zijn dat de vissen hier samenscholen en met wat geluk kun je dan wel 10 tot 30 vissen op één dag vangen. Dit heeft alles te maken met het feit dat zeeforel zijn inwendige zoutbalans op peil moet houden, ook wel osmose genaamd. Belangrijk hierbij om te weten is dat het verschil tussen het zoutgehalte in het vissenlichaam met dat van het brakkere water kleiner is dan met water van de open zoutere zee. Met andere woorden is osmose zeker op zout water een energierovend proces is en vandaar dat zeeforel bij een koude watertemperatuur geneigd is het brakke water op te zoeken, aangezien elke energiebesparing mooi meegenomen is.De watertemperatuur kan allesbepalend zijn en daarom is het zeker raadzaam om een thermometer mee te nemen. Is het water in een fjord 2 graden, maar vind je plotseling een stuk waar het 3 graden is, dan is het hier voor zeeforel net wat beter toeven en kan dit een plek zijn waar zich een schooltje bevindt. 1 tot 2 graden kan met andere woorden al het verschil maken tussen vangen of blanken.Wanneer vanaf maart het water opwarmt en de afgepaaide vis sen vanaf de rivier richting open zee trekken zullen er meer en meer zeeforellen in de kustwa teren te vinden zijn. De periode van maart tot en met halverwege mei (met een piek in april) wordt dan ook beschouwd als het top seizoen. Naarmate het water opwarmt wordt het gemakkelijker om voedsel te vinden en jaagt zeeforel actief om dit tot zich te nemen. Als je van plan bent om voor de zeeforelvisserij richting Denemarken te komen, dan is april absoluut de beste maand. Visvergunning Het enige wat je nodig hebt om in de Deense kustwateren te mogen vissen is een staatsvergunning. Deze kost voor een dag 35 Deense Kronen, voor een week 100 DKR en voor een jaar 140 DKR (1 DKR is ca. € 0,14). Je kunt deze vergunningen kopen via www.fisketegn.dk. Het maakt niet uit wie het land bezit of wat er aan de kust ligt, je bent met deze vergunning gemachtigd om vanaf deze kust te vissen. Dit geeft je haast ongekende mogelijkheden. Het is wel verboden om te vissen op plaatsen waar de rivieren uitmonden in zee. Is de rivier meer dan twee meter breed, dan is het normaal gesproken niet toegestaan om in 500 meter aan weerszijden van de monding te vissen. Geep De gehele winter tot en met eind april, begin mei kan de visserij overdag lonend zijn, alleen kan de geep vanaf de laatste week van april een gerichte visserij op zeeforel soms aardig in de war schoppen. Dit is namelijk de periode dat deze vissoort in grote getale de Deens kust aandoet. Wanneer de warmere perioden aanbreken, wordt het azen van de zeeforel langs de kust tijdens daglicht zeldzamer. Nu zijn het meer de avonden en vroege ochtenden die productief kunnen zijn. Gedurende hoogzomer kun je de meeste actie tussen 11 uur in de avond en 4 of 5 uur in de ochtend verwachten. Dit is bovendien de tijd van het jaar om eventueel een hele nacht door te vissen.Hiermee wil ik niet zeggen dat het onmogelijk is om tijdens hoogzomer midden op de dag zeeforel te vangen, maar dan alleen op speciale plekken. Bijvoorbeeld daar waar je heel diep, koud en zuurstofrijker water dicht bij de kust hebt of daar waar een
29
landtong harde stroming over een stenen rif laat stromen en zuurstofrijk water creëert. Voorbeelden van dit soort plekken zijn Gniben/Sjællands Odde, Kronborg Pynten op Helsingør of Sletterhage op Oostelijk Jutland. De zeeforel begint van juni tot juli zijn migratie richting de rivieren. Een proces dat zijn hoogtepunt in september tot en met oktober bereikt. Daarna kan het vissen heel erg goed zijn in oktober en november, maar ondanks dat er heel veel vis in de kustwateren zwemt, zijn deze (voor de paai) veel minder makkelijk te vangen dan bijvoorbeeld in april. Veel zeeforel die van het open water op weg is naar de paaigronden op de rivier, zijn uitgerust in een fraai paaikleed. Vanaf 16 november is het niet toegestaan om deze vissen voor consumptie mee te nemen. De vissen zonder paaikledij zijn te herkennen aan de compleet zilveren kleur en loslatende schubjes. Vanaf no vember is het vissen aan de open zee moeilijker en wordt het vissen in de fjorden juist beter. Hotspots Een compleet overzicht geven van de ruim 7.000 kilometer lange kustlijn is simpelweg onmogelijk. Zeeforel kun je namelijk vangen langs eigenlijk de gehele Deense kustlijn.Over het algemeen is het gemiddeld formaat van de zeeforel groter in oostelijk Sealand en de eilanden in de buurt van de Stevns pinensula, het eiland Møn en het eiland Bornholm,ten zuiden van Zweden. De grote aantallen vis zijn weer te vinden in noordelijk en westelijk Sealand, op Funen en langs oostelijk Jutland. Ook kun je terecht aan Je kunt je visserij prima op minder gunstige omstandigheden afstemmen.Zoals jullie even lekker op snoek kunnen vissen, zo kunnen wij een korte sessie op zeeforel inlassen. Het vissen op zeeforel is eigenlijk op zoek gaan naar een ideale mix van verschillende factoren. In ieder geval is april in Denemarken de topmaand! Veel artikelen die hotspots beschrijven zijn geschreven in het Deens en ook al zul je deze taal niet machtig zijn, de illustraties spreken boekdelen en zijn redelijk eenvoudig te interpreteren. Veel van deze bruikbare artikelen kun je vinden op de website www.fiskogfri.com en zoek je door onder het kopje ‘artikler’ havørred de naam van het gebied dat je wilt bevissen te typen. Een andere tip is om een lokale hengelsportzaak te bellen of te bezoeken. Het vissen op zeeforel kan zoeken zijn naar een ideale combinatie van verschillende factoren zoals het getijde, de stroming, wind en temperatuur. Zelden zul je natuurlijk de ultieme mix meemaken, maar je kunt je visserij natuurlijk ook afstemmen op minder gunstige omstandigheden. Bij bijvoorbeeld windkracht 3 of hoger kun je beter op zoek gaan naar plekken waar je aflandige wind hebt, dus de wind in je rug. Zou je nu met aanlandige wind vissen, dan loop je namelijk een groot risico dat je met je kunst aasvisserij ernstige hinder ondervindt van losdrijvend zeewier. Ideaal is het om een stuk water te vinden met wat golfslag en beweging in het water, het liefst relatief helder, maar niet kraakhelder, want dan zijn de zeeforellen erg schuw. Is het water te troebel, dan zullen ze het kunstaas moeilijk kunnen zien. Tacitus Zelfs al heb je informatie over goede gebieden, dan nog moet je ter plekke zoeken naar de vis. Houd je ogen open, want jagende vis verraadt zich aan de oppervlakte. Dit is echter niet altijd het geval. Vis systematisch langs de kust en beweeg jezelf voort wanneer je werpt, net zo lang totdat je actie aantreft. Voordat je met waadpak het water in gaat, is het slim om eerst een paar keer voor en naast je uit te werpen. Het zal je namelijk verbazen hoe dicht zeeforel langs de kust zwemt en het zou zonde zijn als je ze bij het waden verjaagt… Zeeforel wordt vaak aangetroffen op plekken waar de bodem er donker uitziet. Concentreer je visserij door over deze donkere gebieden te vissen; zeker op de grens van donker naar licht heb je een goede kans op aanbeten. Een prima methode om deze plekken te ontdekken is door van te voren de Deense kustlijn middels Google Earth te verkennen; je kunt in bepaalde gebieden zo prima deze donkere plekken vinden. Tegelijkertijd kun je je verlekkeren aan de oneindige reeks van stekken die de Deens kust je te bieden heeft. 23 augustus Op 23 augustus 1927 worden in Boston worden de Italiaans-Amerikaanse anarchisten Sacco en Vanzetti terechtgesteld.
30
Harley Davidson Menu “Live to ride. Ride to live.” ― leuze van de Hells Angels
Op Vrijdag 30 augustus 2013 Aperitief
Voorgerecht
Hoofdgerecht
Dessert
Motorbike Cocktail Of Vers Fruitsap Easy Rider Salade Met Reepjes Kip & Scampis Mango & Tomaten Frambozenazijn & Olijfolie & Pijnboompitten The Cathousebrood Gemarineerde Entrecôte Hells Angel Gebakken op de BBQ Met Fleur de Sel & Lookboter Thijm & Rozemarijn Gratin van Zoete Ui met Parmesan Aardappel in de Schil American Apple Pie Met een Snuifje Kaneel & Ijs
31
Wijnsuggestie : Rode Wijn afkomstig uit Spanje Tobia Graciano Tinto 2007
La Petite Histoire
Harley Davidson Harley-Davidson is een Amerikaanse producent van motorfietsen uit de staat Wisconsin. Het merk brak door toen tijdens de Tweede Wereldoorlog grote aantallen motorfietsen werden geleverd aan het Amerikaanse leger, onder de naam Liberator. Harley-Davidson kent een schare van fanatieke fans - onder wie Hells Angels - die van geen kritiek op hun merk willen weten. Volgens niet-fans zijn Harley-Davidsons matig ontwikkeld, schieten ze vermogen tekort, laten de prestaties te wensen over en is de wendbaarheid matig. Toch ziet het bedrijf al twintig jaar op rij zijn omzet en winst stijgen. Harley-Davidson is de enige overgebleven grote Amerikaanse motorfietsenfabrikant. De grootste concurrent is het Japanse Kawasaki, dat twee keer zo groot is. Geschiedenis Twee jonge engineers, William Harley en Arthur Davidson, vrienden sinds hun jeugd, werkten in hun vrije tijd aan hun eerste motorfiets. Twee broers van Arthur, Walther en William, voegden zich al snel bij dit duo, maar een onbekend gebleven Duitse immigrant, die de Franse "De Dion" motor kende, gaf de doorslag aan de totstandkoming van hun bedrijf. In 1903 verscheen een eencilindermotorfiets met een vermogen van 3 pk. Op 30 augustus van dat jaar werd de Harley-Davidson Motor Company opgericht. Bill (William) Harley, de ontwerper van de groep, ging verder studeren op zuigermotoren, en in 1909 verscheen de eerste "V-twin", een zuigermotor met twee cilinders onder een hoek van 45 graden. Deze "Vtwin" werd al snel een succes. De "V-twin" werd uitgevonden door Glenn Curtiss, die in 1904 al menig race record verbrak met een tweecilinder V-twin. In de jaren twintig stonden de HD's bekend als bijzonder robuust en betrouwbaar op de toen tamelijk ruwe racecircuits. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog stond er een stenen Harley-Davidsonfabriek in Milwaukee. In de Tweede Wereldoorlog werd de Harley-Davidson internationaal bekend als motorfiets van de bevrijders. Ze werden per schip via Moermansk in groten getale naar Rusland verscheept als oorlogshulp, en reden zodoende ook aan het oostelijk front. Menig verzamelaar heeft later zijn "Liberator" ergens uit een boerenschuur in het Oostblok gehaald en gerenoveerd. Beroemde typen zijn de genoemde "Liberator", de "Knucklehead" (1936), de "Duo Glide" (het eerste model met voor- én achtervering) en de majestueuze "Electra Glide" (1965) (het eerste model met elektrische startmotor). Na een periode van samengaan met andere firma's binnen de AMF-groep (American Machine & Foundry), waarbij ook andere motoren werden voorzien van het HD-merk (Aermacchi-HD en HDCagiva), kocht een groep van 13 gefortuneerde liefhebbers, waaronder Willie G. Davidson, kleinzoon van de oprichter,[1] in 1981 de naam Harley-Davidson terug voor 75 miljoen dollar ("The Buyback"). Ze kwamen in 1983 met een nieuwe lijn HD-motorfietsen met het zogeheten Evolution-blok, bijgenaamd Blockhead, op de markt waaronder de 833cc-Sportster, een goedkoper maar kwalitatief goed instapmodel dat was bedoeld als concurrent van de vele Japanse motorfietsen. Velen kochten daarna de grotere V-twins van 1340 cc. Er zijn vele modificaties bedacht en men ziet HD's zowel in de meest kale, als in bijzonder opgesmukte versies rondrijden. In de cultfilm Easy Rider speelden HD-motoren van het type "custom", ook wel chopper genoemd, een hoofdrol. Customs met hun vele chroom en extreem hoge sturen, zijn in de jaren zestig (en lang daarna) een hype geweest. Veel merken hebben een vergelijkbaar model uitgebracht. Huidige tijd Typen V-twin-blokken: Flathead (Liberator), Knucklehead, Panhead, Shovelhead, Blockhead. Deze namen verwijzen naar de vorm van het kleppendeksel en zijn in feite bijnamen. HD zelf heeft steeds een andere typeaanduiding (bijvoorbeeld: model J, F, ..., Evolution²). Liefhebbers blijven de oudere modellen onderhouden en berijden. Er zijn veel HD-clubs van enthousiaste mannen en vrouwen. Enige bekende HD-modellen van de laatste jaren: de "Softail" waarbij de achtervering onderaan het frame is verborgen zodat de motorfiets eruit ziet als een hardtail, zoals in de jaren voor de invoering van de achtervering; de "Fat Boy" die feitelijk een apart model is in de softail-familie; en de "Heritage", een softail in retro-uitvoering; de Sportster-familie; en de Touring familie, waartoe onder meer de "Electra Glide" en de "Road King" behoren. Meest recent is de ontwikkeling van het "Revolution"-blok in 2001. Dit is een vloeistofgekoeld 60 gradenV-twinmotorblok dat wordt toegepast in de VRSC-familie. Het bekendste model uit deze familie is de "V Rod". Dit hoogtoerige motorblok is nogal een trendbreuk met de luchtgekoelde V-twins, iets waar de overwegend traditionele Harleyliefhebbers vaak aan moeten wennen. Het blok is ontwikkeld in samenwerking met autofabrikant Porsche.
32
In 2008 bracht Harley-Davidson de "Rocker" en de "Rocker C(Chroom)" uit naar aanleiding van haar 105-jarig bestaan. Deze behoren ook tot de Softail-familie. De twee opvallendste kenmerken aan deze motoren zijn: ze kunnen zowel als mono-zitter alsook als duo-zitter worden gebruikt door een kliksysteem dat zich onder het hoofdzadel bevindt, en ze hebben een brede achterbrug voor een 240mm-achterband (in het dagelijks leven wordt dan ook wel gesproken van een dikke/vette kont). In 2010 bracht Harley-Davidson opnieuw een retro bike uit, de Forty-eight of 48, die behoort tot de Sportster-familie met een 1200cc-motor. De naam van deze motor verwijst naar het jaar waarin het het model van de tank, de zogenoemde Peanuttank voor het eerst het daglicht zag. De motor ziet eruit als een Bobber (zie Chopper). Kenmerkend is het zeer kleine benzinetankje, vet voorwiel, forward controls en lage zit, waardoor dit model (net als alle Sportsters) aantrekkelijk is voor kleinere personen. Van 1963 tot 2012 was Willie G. Davidson hoofd van de ontwerpafdeling en hij was onder andere betrokken bij de ontwikkeling van de Super Glide, Low Rider, Heritage Softail Classic, Fat Boy, V-Rod en Street Glide. Spot- en bijnamen Spot- en bijnamen voor Harley-Davidson zijn er legio. Soms worden ze zelfs door het merk in stand gehouden: Harley-Davidson (fabriek): The Company, American Iron, Hog heaven, Milwaukee Iron Harley-Davidson-raceteam dat in 1921 werd opgeheven: The wrecking crew Harley-Davidson (motorfietsen): American Iron, Milwaukee Iron, Hog, Help Douwen (HD), Milwaukee Vibrator Harley-Davidson 350 cc model A, AA, B en BA 1926: Peashooter (naar het geluid) Harley-Davidson C-serie (500 cc, ca. 1927): Baby Harley-Davidson Harley-Davidson C-Serie (500 cc, ca. 1934) Harley-Davidson Evolution-blok: Blockhead, Evo-head Harley-Davidson F-head v-twin 1909: Silent Grey Fellow (deze eerste Harley V-twin was stiller dan de eencilinder en grijs gespoten). Harley-Davidson Heritage Softail Nostalgia: Cow Glide, Moo Glide (naar de Cowhide-cover van de buddyseat) Harley-Davidson-kopkleppers vanaf 1966: Shovelhead, Shovel (de kleppendeksels deden aan een kolenschop denken) Harley-Davidson-kopkleppers vanaf het Model E (1936): Knucklehead (de cilinderkoppen zaten vast met grote moeren die aan de knokkels van een vuist deden denken) Harley-Davidson-kopkleppers vanaf het model F (1948): Panhead (naar de panvormige kleppendeksels) Harley-Davidson-modellen met silent blocks: Rubber Glide Harley-Davidson Screamin'Eagle-opvoerkit: Screamin' illegal Harley-Davidson Sportster 1970: Boatback Harley-Davidson Sportsters met Shovelhead-blok: Ironhead Harley-Davidson VRSC-blok dat samen met Porsche werd ontwikkeld: Revolution Engine Harley-Davidson Wide Glides: Duck Tail Harley-Davidson XR 750 (1970): The waffle iron (de cilinderkoppen werden zo heet dat de zuigers smolten) Harley-Davidson XR 750 (1972): Alloy head (aluminium cilinderkoppen om de problemen met the waffle iron op te lossen) Harley-Davidson-zijkleppers: Flathead (de cilinderkoppen waren plat omdat er geen kleppen in zaten) Harley Davidson als onderdeel van populaire cultuur. Harley Davidson is ontstaan als een motorfiets die ook voor de gewone mens betaalbaar was en nu is uitgegroeid tot een heus ‘cultmerk’ en een merk dat symbool staat voor vrijheid en individualiteit. Volgens sommigen staat een Harley voor geld, aanzien, macht en respect. Maar hoe dit merk zo’n respect oproept en hoe het is geëvolueerd van een product voor de lagere klasse naar een product voor de hogere middenklasse en de elite wekt toch wat onderzoek. Harley Davidson is een motormerk dat niemand onberoerd laat. Dit merk is nog steeds één van de meest spraakmakende in de motorindustrie, en heeft zodoende een grote naambekendheid. De merknaam is zelfs zo bekend dat hij vaak als metoniem gebruikt wordt. Dit wil zeggen dat er geen overeenkomst is, maar een logische relatie tussen een object en een beeld. Metoniemen kunnen in verschillende vormen voorkomen, maar in dit kader heeft het betrekking op de maker in plaats van op het voorwerp. Wij zeggen dan ook vaak: ‘wij zagen een Harley rijden’, wat in feite staat voor ‘wij zagen een Harley Davidson motor rijden’ (Nelissen, 1999). Harley Davidson De geschiedenis van Harley Davidson
33
Verenigde Staten van Amerika De geboorte van de eerste Harley dateert van 1901. In een schuurtje in Milwaukee in de staat Wisconsin in de Verenigde Staten, knutselden vier vrienden, Bill Harley en Arthur, Walter en William Davidson, hun eerste motorfiets in elkaar. Zij hadden maar één filosofie voor ogen: het motorrijden promoten. Zij wisten toen nog niet dat zij iets ontwikkeld hadden dat nog steeds onbetwist aan de top zou staan in het jaar 2002... In 1918 was Harley Davidson de grootste motorfietsfabrikant ter wereld. Zelfs de depressie heeft deze fabrikant overleefd. De V-Twin motoren waren de specialiteit van Harley en het bedrijf probeerde in de jaren ‘30 om zijn enige overgebleven rivaal, Indian, te verslaan. Maar in deze jaren, toen de motorfietsen uit de gratie raakten en prijzen van auto’s aantrekkelijker werden (de T-Ford ging de markt op), ging het allemaal wat moeilijker en probeerde Harley Davidson geld te verdienen met het maken van onderdelen, zijspannen en zelfs vliegtuigmotoren. Maar ook in de slechtere tijd bleven ze hun eigen motoren verfijnen. In de jaren 50 overleefde Harley Davidson nog een slechte periode. De Britten hadden o.a. met hun Triumph 40 % van de markt veroverd. In 1957 kwam gelukkig de Sportster, de snelste Harley tot dan toe. Net als de Engelse motorfietsindustrie hield Harley Davidson vast aan de techniek, de stijl en het karakter die de motor generaties lang geliefd maakte. In tegenstelling tot de Engelse fabrikanten overleefde Harley Davidson deze beslissing. Eveneens in de jaren ’50 en ’60 werd Harley Davidson de geliefde motor voor een outlaw biker subcultuur: de Hell’s Angels. Ook boekte dit motormerk nog op een andere wijze succes en bekendheid: in 1986 ging Harley Davidson naar de beurs en het publiek was gek op een stukje van het bedrijf met de Amerikaanse vlag. De twee miljoen aandelen werden ver overtekend. Over de hele wereld is de verkoop van Harley’s constant, maar in Amerika heeft Harley-Davidson 62% van de markt van motoren met meer dan 850 CC in handen, wat een heus record is. Toch is hun filosofie veranderd tijdens de loop van jaren, want nu profileren ze zich als volgt: ‘Wij maken dromen waar door de pure beleving van het motorrijden, wij bieden motorrijders en het brede publiek een uitgebreide keuze motorfietsen, merkproducten en diensten in specifieke marktsegmenten.’ Met de pure beleving van het motorrijden bedoelen ze de vrijheid die samengaat met het motorrijden. Doordat na de Tweede Wereldoorlog veel Amerikaanse veteranen zich afkeerden van de maatschappij en hun heil zochten bij Harley, ontstond het idee dat Harley synoniem staat voor een vrijgevochten levensstijl, concreter gezegd, voor vrijheid. Critici vinden de term vrijheid ongepast en opteren voor een ‘vlucht uit de realiteit’. Europa Er zijn maar weinigen die zich kunnen herinneren wanneer de opmars van Harley Davidson in Europa écht begonnen is. Het gebeurde samen met één van de belangrijkste gebeurtenissen van de vorige eeuw die in zéér grote mate het politieke klimaat van Europa bepaald heeft: Wereldoorlog II. Met de landing van de Amerikanen op onze kusten is immers de Harley-Davidson Liberator in onze contreien beland. Na de oorlog keerden de Amerikanen terug naar hun eigen helft van de wereld, met achterlating van al wat te zwaar was, waaronder duizenden Liberators. In die tijd waren motorfietsen nog zeer belangrijk als vervoermiddel en zo’n Harley was een fantastisch werkpaard. Overal inzetbaar, altijd paraat, voor die tijd erg snel en betrouwbaar, eenvoudige mechaniek waar gemakkelijk aan te werken was. Zo begon de successtory van Harley Davidson in Europa. Lifestyle Hoe komt het toch dat dit merk zo’n respect oproept? Is het de uitstraling? Is het de "sound"? Zijn het de vibraties? Of zit het geheim van z’n ongenaakbare status in de geschiedenis van het merk misschien? Harley bezitters zijn mensen uit elke laag van de bevolking. In de maatschappij zullen ze verschillen maar bij het rijden met een Harley zijn ze allemaal hetzelfde. Het heeft iets magisch, iets mysterieus. Mensen die in de samenleving zo verschillend zijn doordat ze een andere functie uitoefenen, andere achtergronden hebben, kortom uit een andere klasse afkomstig zijn, vormen samen een grote hechte groep wanneer het gaat om Harley Davidson. Het verbondenheidsgevoel is enorm groot en de verschillen in klasse worden niet waargenomen of zijn alleszins niet bepalend voor de omgang met elkaar. Binnen de Harley rijders zijn er verschillende afscheidingen waaronder de Hell’s Angels de meest bekende is. Zij worden later besproken in deze paper. Zoals gezegd bestaat de groep van Harley rijders uit een zeer gevarieerd publiek. De laatste jaren zijn er door de prijsstijging van Harley motoren meer en meer mensen van een hogere klasse eigenaar geworden van een Harley. De zakenmensen zijn nu de belangrijkste groep kopers van Harley Davidson. Deze, meestal mannen, kopen zo’n moto tijdens hun midlifecrisis om weer even hun jonge jaren te proeven en een beetje rebels te zijn. Onderzoek, gedaan door Harley Davidson, wijst uit dat de gemiddelde leeftijd van de Harley Davidson biker 40 jaar is en dat zijn gemiddeld jaarlijks inkomen schommelt rond de 65.000 $. Dit bedrag is momenteel ongeveer gelijk aan € 65.000. De uiterlijke kenmerken zijn uitermate belangrijk voor ‘bikers’. Naast de moto zelf, spelen ook de tatoeages, kleding en andere accessoires een belangrijke rol. Al deze materiële aspecten, gebonden aan de bikerscultuur, communiceren veel boodschappen. Bovendien zijn ze ook een aanduiding voor een
34
statussymbool en lokken ze veel reacties uit bij andere bikers en outsiders. Tatoeages en kleding laten ook uitschijnen bij welke club of ‘chapter’ men aangesloten is (Hell’s Angels) en deze materiële kenmerken tonen ook de loyaliteit ten opzichte van het motormerk aan. De representativiteit dient hierbij wel in vraag gesteld te worden en ook de resultaten dienen met een korrel zout genomen te worden aangezien er zowel arbeiders als bankdirecteurs in de groep zetelen. Harley Davidson in de cultuurdriehoek Dat Harley Davidson een bijzonder en oud motormerk is, weet iedereen Maar dat is lang niet alles. Harley staat symbool voor vrijheid. In bijna honderd jaar is Harley Davidson uitgegroeid van een eenvoudig prototype motorfiets tot een van de belangrijkste iconen van de westerse wereld. Het merk roept het gevoel op van individualiteit en vrijheid. Dit is wereldwijd de gemeenschappelijke cultuur van de Harley rijder. Zo vindt ook Jeff Bleustein, de vorige chief executive officer van Harley Davidson. Hij omschrijft het op de volgende wijze: ‘HarleyDavidson is an American icon and there is a sense of adventure and a desire for freedom and independence that runs very deep in people, and I think that's what Harley-Davidson and motorcycling means to people today’. Individualiteit is ook een zeer belangrijk gegeven wanneer we kijken naar Harley Davidson. Deze term wil eigenlijk zeggen dat de inbreng van de Harley Davidson rijder zeer bepalend is. In de hele wereld is geen enkele identieke Harley te vinden en dit juist door het feit dat de ‘bikers’ hun Harley ombouwen en er hun eigen persoonlijkheid in proberen te verweven. De eigenaars, afkomstig uit alle geledingen van de maatschappij, drukken er hun stempel op, of ze nu over veel geld beschikken of niet. Klassenverschillen zijn hierdoor uiterlijk zeer goed waarneembaar. Mensen die behoren tot de hogere middenklasse, hebben logischerwijze meer economisch kapitaal waardoor ze ook meer geneigd zijn om dit te tonen. Voor enkele Harley rijders is hun moto in wezen dan ook geen vervoersmiddel, maar eerder een statussymbool. Niet alleen de HOG (Harley Owners Group) en de verschillende HOG Chapters tellen een aanzienlijk aantal leden, ook de Hell’s Angels vormen een grote internationale vereniging en uiteraard zijn de Harley rijders in het algemeen goed vertegenwoordigd. ‘De tweede betekenis leeft dankzij de oppositie ‘hoge’ cultuur tegenover ‘lage’ cultuur’ Alles wat zich tussen de hoge en lage cultuur bevindt kan men populaire cultuur noemen. Ook hier past Harley Davidson perfect in. Harley Davidson begon als een product voor de lage cultuur, maar is in de loop der jaren opgeklommen en baant zich een weg naar de hoge cultuur. Zo ver zal het nooit komen aangezien er nog veel mensen van een lagere klasse Harley rijders zijn, maar we kunnen wel besluiten dat Harley Davidson zeker tot in de middenklasse is opgeklommen en een onderdeel vormt van de massa- en consumptiecultuur. De derde betekenis toont ons dat populaire cultuur vaak als synoniem gebruikt wordt voor massacultuur. Harley Davidson beantwoordt slechts aan enkele kenmerken die aan de massacultuur gelieerd worden. Vooreerst is Harley ook zeer populair en heeft het een zekere betekenis en bestemming. Het is zeker een massaproduct, ook wel sexy en betoverend. Heel af en toe hangt er een glamourwolk rond deze moto’s, maar we kunnen er wel 100% van overtuigd zijn dat ook dit een big business is, onder andere met alle merchandising er rond. Toch voldoet Harley Davidson niet aan alle kenmerken die verbonden zijn met de term massacultuur. Zo kunnen we stellen dat Harley Davidson zeker niet vergankelijk is aangezien het merk reeds 100 jaar bestaat, bovendien is het niet zo’n goedkoop merk, maar dit laatste werd veroorzaakt door de forse prijsstijging van de laatste jaren. Jong valt Harley nu niet direct te noemen. Niet alleen omdat de merknaam een eeuw oud is, maar ook omdat deze motor vooral ouderen aantrekt. De gemiddelde leeftijd van de Harley rijder bedraagt 40 jaar. Harley wou hier verandering in brengen en lanceerde nieuwe modellen, maar aangezien deze niks te maken hadden met de historie van het merk waren ze gedoemd om een flop te worden. Een gevolg hiervan is dat Harley nog steeds aansluiting mist met de jongerenmarkt. Ook de term van consumptiecultuur hoort bij de massacultuur. Deze vorm van cultuur kende een grote opmars in de jaren ’80 toen producten ook als een merkteken voor een bepaalde lifestyle stonden. Het is ook vanaf dan, dat vele mensen de Harley eerder als een statussymbool zagen dan als een vervoermiddel. De populariteit van het merk swingde de pan uit want het is vanaf toen dat men de Harley als de Ferrari onder de moto’s ziet. Uit al deze informatie kunnen we concluderen dat Harley Davidson met zijn levensstijl, als product en diens gebruikers een uitgelezen voorbeeld zijn van populaire cultuur. Harley Davidson als voorbeeld van postmodernisme Opheffen van het onderscheid tussen cultuur en maatschappij Het onderscheid tussen cultuur en maatschappij wordt niet echt opgeheven door het merk Harley Davidson of de hier bij horende levenswijze. We kunnen eerder het tegendeel aantonen aangezien de Harley cultuur het omgekeerde is van wat er in onze maatschappij omgaat. Harley staat voor vrijheid, individualiteit en rebellie. Vrijheid en rebellie zijn juist in tegenstrijd met onze maatschappij. Daarom kunnen we ook stellen dat de Harley cultuur een tegencultuur is of een subcultuur die zich afzet tegen de
35
bestaande waarden in onze huidige samenleving. De rebellie die ermee gepaard gaat, is dan ook een uitgelezen manier om het verzet van een Harley rijder kracht bij te zetten. Wanneer we het profiel van een Harley biker hebben besproken, valt ons ook op dat hij het motorrijden ziet als een vlucht uit de realiteit om zo een zekere vrijheid na te streven. Op zijn moto waant hij zich ongenaakbaar en niet vatbaar voor de overheersende Big Brother in onze samenleving. Individualiteit heeft bij Harley Davidson gebruikers een hele andere betekenis. Zo zien we dat zoals bij de Hell’s Angels, er een zeer grote loyaliteit, solidariteit en vriendschap heerst tussen alle Harley rijders. Iedereen, van welke klasse ook, wordt gelijk behandeld. De enige vorm van individualiteit die gehandhaafd wordt, is het uitbouwen van de motor, maar dit dient niet om klassenverschillen openbaar te maken, maar om de eigen persoonlijkheid kenbaar te maken. De nadruk op stijl ten koste van inhoud Critici menen dat we vandaag de dag, beelden en tekens consumeren omwille van de symbolen zelf en niet meer vanwege hun bruikbaarheid of vanwege de diepere waarden die ze zouden symboliseren. Deze stelling kan grotendeels aanvaard worden als we ze bekijken in het licht van Harley Davidson. Een Harley Davidson motor, heeft een hoge tekenwaarde. Deze waarde komt vooral aan het oppervlak wanneer we de lifestyle van de Harley Davidson gebruikers onder de loep nemen. Zo kan men de volgende stelling citerenr ‘in tegenstelling tot de socio-demografische verankering van vroeger is het mogelijk dat individuen verschillende levensstijlen na elkaar of zelfs tegelijk aanhangen: deftige burger op kantoor en Harley Davidson rijder in het weekend. Consumptieobjecten worden aangewend als indicators, markers van een levensstijl.’ Dit voorbeeld is een uitstekende illustratie voor wat ik reeds gezegd had over de Harley als statussymbool. Natuurlijk koopt niet iedereen een Harley om te tonen hoeveel kapitaal hij wel bezit, maar in zeker mate is elk voorwerp een statussymbool. Iedereen wil zichzelf een soort stijl aanmeten en gebruikt hiervoor verschillende consumptiegoederen (motor, kleding, tatoeage). Uiterlijkheden dienen altijd om het innerlijke te verbergen of om het juist expliciet te maken. Dit is tevens een plausibele verklaring waarom bikers hun moto uitbouwen/verbouwen. Het verdwijnen van het onderscheid tussen hoge en lage cultuur Het tot stand komen van een gemeenschappelijke cultuur kan op twee verschillende wijzen, ofwel wordt de cultuur van de lagere klasse overgenomen door de elite ofwel vice versa. Deze laatste mogelijkheid heeft weinig kans van slagen omdat de elite haar cultuur op een vrij opdringerige manier wil opvoeren aan de lagere klasse. De eerste mogelijkheid is evenmin gemakkelijk realiseerbaar aangezien de elite, de cultuur van de lagere klasse minderwaardig vindt. Toch is het dat wat gebeurd is bij Harley Davidson. Het merk, dat zeer goedkoop was en dus beschikbaar voor zowat iedereen is nu ook doorgedrongen in de elitecultuur aangezien de Harley rijders afkomstig zijn uit alle klassen. We kunnen concluderen dat het verschil tussen hoge en lage cultuur is weggewerkt en dat er een gemeenschappelijke cultuur in de plaats is gekomen. Vervaging van tijd en ruimte De geschiedenis heeft duidelijk niet veel impact gehad op Harley Davidson. Het merk is bekender dan ooit tevoren en kent een massa aanhangers. Natuurlijk zijn de technische aspecten van de honderdjarige motor mee geëvolueerd, maar aan de filosofie en de symboliek van de moto is er nog maar weinig of niks veranderd. Hiermee is het tijdsaspect al besproken, maar ook het ruimtelijk aspect komt nog aan de orde. Harley Davidson is een op en top Amerikaans merk. Niet alleen omdat de motor daar ontwikkeld is maar ook omdat ‘the american way of life’ verweven is in de Harley cultuur en diens lifestyle. Men kan moeilijk stellen dat de Amerikaanse cultuur de lokale cultuur verdringt. Nee, er was voordien geen gelijkwaardige cultuur op dit niveau. De Amerikaanse Harley cultuur is er gewoon bijgekomen. De Europese cultuur is dus niet meer louter Europees, maar eerder een mengvorm van verschillende culturen. Er dient dan wel uitdrukkelijk bij vermeld te worden dat deze ‘melting pot’ van culturen niet tot stand is gekomen ten koste van de lokale cultuur. We kunnen het eerder omschrijven als een uitbreiding van de cultuur. We kunnen besluiten dat Harley Davidson, zowel het product als de lifestyle, een duidelijk voorbeeld is van postmodernisme. De subcultuur in de Harley Davidson cultuur: de Hell’s Angels Geschiedenis van de Hell’s Angels De Hell’s Angels zijn opgericht in Fontana in California, na de Tweede Wereldoorlog. De naam is afkomstig van een B-17 squadron ten tijde van de oorlog. Snel na hun oprichting, in 1948 te San Bernadino, verspreidde de ‘gang’ zich als een lopend vuurtje in Amerika. Het hoofdkwartier is in Oakland gevestigd (Mother Chapter) met als President Sonny Barge. Niet alleen in Noord-Amerika zijn zij momenteel actief, maar ook in Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië, de Benelux, Frankrijk, Spanje, Portugal en de Scandinavische landen. De Hell’s Angels worden ook omschreven als een ‘motorcycle gang on Harleys’. Hun officiële naam luidt ‘Hell’s Angels Motorcycle club’ of korter ‘HAMC’. Voor alle leden van deze vereniging is Harley Davidson een heuse ‘way of life’. Deze motor is pas na de oprichting van de Hell’s Angels een symbool geworden voor de groep. De (praktische) reden hiervoor was dat deze voertuigen hen nooit in de steek lieten
36
wanneer ze lange trips maakten doorheen Amerika. Vanaf nu stond de merknaam van Harley niet alleen synoniem voor vrijheid en individualiteit, maar ook voor rebellie. Lifestyle Zij zien de "burgermaatschappij" niet zo zitten en het liefst houden zij zich niet aan enig gebod of verbod. Het streven naar vrijheid staat hoog in hun vaandel. Het imago van de club is thans echter dat van een criminele organisatie, die zich bezighoudt met drugstransporten, wapenhandel en het op grote schaal stelen van motorfietsen en auto's. Een wereldwijd netwerk zorgt voor de infrastructuur en is tegelijkertijd een afzetmarkt voor onderdelen van gestolen motoren. Over de hele wereld worden Hell's Angels genoemd in relatie met criminaliteit. Hun levensstijl kan omschreven worden als één van vrijheid, verbondenheid en rebellie. De leden zien zichzelf niet als lid van een vereniging, maar eerder als lid van een familie, van mensen op wie ze altijd kunnen rekenen. Hun eerste grondregel is dan ook dat ze mekaar en hun ‘bikes’ respecteren. De verbondenheid is er al van bij de oprichting van de motorclub. Het is eigenlijk een fundament waarop de bende is gebouwd. De reden hiervoor is dat de oprichters en eerste leden allemaal dezelfde achtergrond hadden. Zij waren, net als de eerste generatie Harley rijders, oud-strijders van verschillende oorlogen. Om zich af te zetten tegen deze periode vormde deze groepering de perfecte uitlaatklep (vandaar Harley Davidson als een tegencultuur). Zij konden en/of wilden zich na hun diensttijd niet aanpassen aan het "normale" leven. Het is dan ook evident dat de term rebellie direct geassocieerd wordt met de Hell’s Angels. Een ander kenmerk van de Hell’s Angels subcultuur is hun idee omtrent mannelijkheid. Mannen omschrijven zichzelf als superieure wezens en representeren zich als de stereotype mannelijke overheerser. Ze lossen hun problemen op met de vuist en ze zijn grote drinkebroers. Omdat deze subcultuur gedomineerd wordt door mannen, worden vrouwen als zeer minderwaardig behandeld. Seksisme is de regel in de cultuur van de Hell’s Angels. Ook drugs vormen een belangrijk onderdeel van hun subcultuur. Zij staan bekend om hun groot druggebruik en bovendien is het ook algemeen geweten dat ze dealen en mee instaan voor de drugtrafiek. In Nederland zijn zij een van de grootste XTC trafikanten. Volgens velen zijn zij dan ook een bedreiging voor onze samenleving. Rond de Hell's Angels hangt jammer genoeg niet alleen meer de geur van benzine, olie, rubber, leer, bier en vrijheid, maar helaas ook van hash, weed, bloed en geld. De subcultuur van de Hell’s Angels in de cultuurdriehoek ‘In het algemeen kan gesteld worden dat, wanneer rekening gehouden wordt met de brede variaties aan normen, waarden en praktijken die in een bepaalde cultuur voorkomen , er clusters van culturen worden onderscheiden, die met de term subcultuur kunnen worden aangeduid. De levensstijl en de tegencultuur die de Hell’s Angels propageren zijn dan ook duidelijke kenmerken van een subcultuur. Een andere opmerking heeft ook betrekking op de cultuurdriehoek. De afzonderlijke groepen en subgroepen in onze samenleving zouden zich niet onderscheiden door totale subculturen, maar veeleer door graduele verschillen met betrekking tot bepaalde culturele elementen. Wat we hieruit kunnen verstaan is het volgende: de Hell’s Angels onderscheiden zich niet van andere groepen door alleen hun subcultuur. Hun levensstijl en tegencultuur zijn dus niet bepalend genoeg voor hun subcultuur. De groepen onderscheiden zich vooral door hun omgang met bepaalde culturele elementen. Zo zijn er naast de Hell’s Angels nog verschillende motorbendes of motorclubs. Ook zij zijn verzot op hun motor, maar elke groep gaat hiermee anders om. Voor de ene staat de motor synoniem voor vrijheid en rebellie (Hell’s Angels) maar voor andere groepen kan de motor synoniem staan voor ontspanning en krijgt het object niet zo’n waardevolle betekenis. Lid worden van de Hell’s Angels zal niet meevallen. Ondanks ongeveer 1000 echte leden wereldwijd, kent de club een heel strak toelatingsbeleid. Meestal wordt je lid op uitnodiging en dan vaak ook nog meestal na een proeftijd. Zoiets spreekt tot de verbeelding. Verhalen over het drinken van motorolie; een motor stelen; een vrouwelijke aanhangster van een rivaliserende motorbende ontvoeren en verkrachten, steken dan ook herhaaldelijk en onuitroeibaar de kop op. Het bestuur van een plaatselijke afdeling beslist uiteindelijk of de gegadigde het clubembleem (de gevleugelde doodskop) mag dragen. Rond de echte clubs hangen zogenaamde puppet-clubs, waarvan de leden allerlei hand- en spandiensten aan de Angels verlenen. Meestal worden uit leden van die puppet-clubs de gegadigden geselecteerd. Hieruit kunnen we besluiten dat de subcultuur van de Hell’s Angels zeer gesloten is. Besluit Uit deze informatie kunnen we heel wat afleiden met betrekking tot Harley Davidson rijders, de Hell’s Angels en de cultuurdriehoek. Het verduidelijkt ons waar we deze twee groepen in de populaire cultuur dienen te situeren. Harley Davidson is een product, een levensstijl en nog zoveel meer. Het hele gebeuren rond dit motormerk kunnen we positioneren bij de massa- en consumptiecultuur, en dit om verschillende redenen die in de paper reeds werden aangehaald. De Hell’s Angels als institutie kunnen we beter catalogeren onder de term van subcultuur. Anderzijds vertoont deze vereniging ook kenmerken van een tegen- of verzetscultuur.
37
Het is heel moeilijk om deze groepen (Harley Davidson & Hell’s Angels) in een bepaalde klasse in te delen aangezien hun publiek zeer uitgebreid en gedifferentieerd is. Het grootste deel van de leden kunnen we plaatsen bij de middenklasse, alhoewel er de laatste jaren ook veel nieuwe motorrijders uit de hogere klasse zich bij het gezelschap gevoegd hebben. Alhoewel dit laatste alleen, niet van toepassing is op de Hell’s Angels. De lagere klasse was reeds vertegenwoordigd, aangezien het allemaal begon met een motorfiets voor de minder gegoeden. Maar er wordt geen onderscheid gemaakt op een Harley, onder de Harley rijders of onder de leden van de Hell’s Angels. Daar zijn ze allemaal mekaars gelijke en delen ze samen dezelfde leuze: live to ride, ride to live. Paus Franciscus zegende vandaag duizenden Harley-Davidson-motors en -rijders. Dit deed hij terwijl hij - onder het luide geronk van V-Twin-motoren - zijn weg baande door het massaal toegestroomde publiek in Vaticaanstad. Geheel in de geest van het legendarische merk namen HarleyDavidson-fans vanuit de hele wereld deel aan de zondagse ceremonie van de opperpriester ter gelegenheid van het 110-jarig jubileumfeest van Harley-Davidson in Rome. "De belofte die we aan klanten maken is om hen 'once in a lifetime'-ervaringen te laten beleven die slechts weinig andere merken kunnen bieden", zegt Mark-Hans Richer, Chief Marketing Officer van de HarleyDavidson Motor Company. "De zegening van vandaag maakt deze belofte meer dan waar." Paus Franciscus bedankte tijdens zijn mis alle deelnemers aan de feesten in Rome ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van Harley-Davidson. Het vierdaagse feest kwam tot een eind met een vol muziek- en entertainmentprogramma in de haven van Ostia in Rome. Het evenement is de Europese editie diverse feesten rondom de 110-jarige verjaardag van Harley-Davidson. Ter gelegenheid hiervan vinden er een jaar lang vieringen plaats in elf landen op zes continenten. Dit alles eindigt met een groots feest in de thuisstad van het bedrijf: Milwaukee, Verenigde Staten. Deze viering vindt plaats in het laatste weekend van augustus. Verschuivingen aan de Harley-Davidson top Michael van der Sande is benoemd tot managing director van Harley-Davidson Europe. De 41-jarige Nederlander neemt deze functie over van John Russell, die heeft aangekondigd de firma te verlaten. In z’n nieuwe functie is van der Sande verantwoordelijk voor de sales, marketing en distributie van HarleyDavidson en Buell motoren, P&A en motorkleding in Europa, het Midden-Oosten en Afrika. Michael van der Sande werkte al voor Nissan Europe en Rolls-Royce/Bentley voor hij in ’96 bij Harley begon. Van der Sande was ondermeer Director of Marketing voor Europa en Director of Strategic Planning in het Amerikaanse hoofdkantoor in Milwaukee. Van der Sande heeft een bachelors- en mastersdiploma van Nyenrode Business Universiteit in Nederland. In zijn nieuwe functie wordt hij lid van twee senior managementgroepen van Harley-Davidson: de Functional Leadership Group en de Sales and Marketing Circle. “Michael heeft veel strategische initiatieven van de Motor Company geleid en hij is een van de langst dienende leidinggevenden van ons Europese kantoor,” aldus Jim McCaslin, President en Chief Operating Officer van Harley-Davidson Motor Company. “Zijn ervaring in deze sector en zijn zakelijke expertise zijn een grote troef voor ons en ik ben erg verheugd dat hij onze Europese activiteiten zal gaan leiden.” Harley Owners Group (H.O.G.), grootste fabrieksgesponsorde motorclub ter wereld, bestaat dertig jaar en viert dit groots De Harley Owners Group (H.O.G.) bestaat dertig jaar en viert dit met een groot aantal evenementen wereldwijd. De twaalfde editie van de Benelux H.O.G. Rally aan het Zilvermeer in Mol, in de Belgische Kempen, is daar een van. Dit muzikale motorfestival vindt plaats van 7 t/m 9 juni 2013. En iedere motorfan is welkom, met of zonder Harley-motor en met of zonder motorrijbewijs. De H.O.G. is met meer dan een miljoen leden de grootste fabrieksgesponsorde club van motoreigenaren ter wereld. Maar dat is niet het enige, want 2013 is een extra bijzonder jaar. Harley-Davidson Motor Company bestaat 110 jaar en ook dat wordt uiteraard groots gevierd. Benelux H.O.G. Rally De H.O.G.-leden van het Kempen Chapter Belgium organiseren de Benelux H.O.G. Rally in samenwerking met Harley-Davidson Benelux. Het Kempen Chapter is gelieerd aan de lokale Authorized Dealer: Silver Lake Harley-Davidson in Geel. Dit jaar heeft de rally als thema ‘Bikers of the Caribbean’. Inschrijven voor de Benelux H.O.G. Rally 2013 kan via www.beneluxrally2013.be. Voor een festivalticket van 62 euro krijgen bezoekers een speciaal jubileumrallypakket bestaande uit een tas, T-shirt, pin, twee ontbijtbonnen, een barbecuebon voor zaterdagavond en verschillende goodies. Het ticket geeft toegang tot het complete terrein van vrijdag tot en met zondag. Er zijn ook losse dag- en weekendkaarten te krijgen. Op het festivalterrein staat een markt met motoraccessoires, er spelen bands en er zijn diverse shows. Voor de ingang staat de befaamde HarleyDavidson Experience Truck. Bezoekers die deze imposante, uitklapbare truck binnenstappen, ontdekken de rijke geschiedenis van Harley-Davidson en maken kennis met de diverse kleding- en merchandise-collecties. Daarnaast kunnen ze het ultieme Harley-gevoel ervaren door een demorit te boeken. Enthousiastelingen
38
zonder motorrijbewijs ervaren het Harley-gevoel door ‘een ritje’ te maken op de Jump Start: een motor in een speciale beugel om stilstaand te ‘rijden’. “Het is een bijzondere mijlpaal”, zegt Martin Mulder, Country Manager Benelux bij Harley-Davidson. “De Harley Owners Group is de brandstof voor het merk HarleyDavidson. De passie en het enthousiasme van de leden maken Harley-Davidson tot wat het nu is: het beroemdste motormerk ter wereld. De passie van onze leden komt tot uiting in de onvergetelijke events die wereldwijd al dertig jaar een groot succes zijn.” Easy Rider Easy Rider is een film uit 1969 van Dennis Hopper met in de hoofdrollen Dennis Hopper, Peter Fonda, Jack Nicholson en Karen Black. De film is gebaseerd op een origineel scenario van Hopper en Fonda en heeft een grote cultstatus. Bij het uitkomen van Easy Rider werden alle bezoekerrecords gebroken. De film die voor een schijntje was gemaakt (400.000 dollar) bracht in de VS 40 miljoen dollar op en wereldwijd 60 miljoen dollar (januari 1972). Het succes leidde er toe dat de New Hollywood-fase werd versneld, een fase in de geschiedenis van de Amerikaanse filmindustrie waarbij de studio's jonge avant-garde regisseurs de kans gaf films te maken waarover ze complete controle hadden. Het was de eerste film afkomstig uit de protestcultuur van de hippie-beweging, en daarmee de eerste film die inging op deze jeugdcultuur. Het geluidsspoor bestond volledig uit popmuziek met nummers van vooral The Byrds, maar ook The Band, Jimi Hendrix en Steppenwolf. Centraal in de film staan de tegenstellingen tussen jeugd en de oudere generaties en het platteland en de stad. Maar vooral is Easy Rider een ode aan de vrijheid en het weidse Amerikaanse landschap. In 1998 werd de film vanwege het historische, esthetisch en cultureel belang opgenomen in het National Film Registry van de Amerikaanse Library of Congress. Verhaal Het verhaal gaat over twee motorrijders, Billy en Wyatt, die een cocaïnedeal sluiten om "rijk" te zijn en op deze manier volledige vrijheid te verkrijgen. Ze reizen op hun choppers door het Amerikaanse landschap en dromen van vrijheid en geluk. Ergens voor de Rocky Mountains ontmoeten ze een hippie, die ze een lift naar zijn commune geven. Hier zien ze hoe vrijheid weer afgenomen kan worden. Daarna besluiten ze Mardi Gras te gaan vieren in New Orleans. Ze rijden op de reis daar naartoe door een fanfare heen en worden gearresteerd. In eerste instantie worden ze in de gevangenis slecht behandeld, maar als een jonge advocaat het voor ze op neemt, worden ze al snel vrijgelaten. Ze besluiten de advocaat, die alcoholist is, mee te nemen naar Mardi Gras, omdat hij gratis kaartjes voor het beste bordeel van de VS heeft en omdat hij ze geholpen heeft. Tijdens een stop worden ze erg bekeken vanwege hun lange haar en vreemde kleren, wat ertoe leidt dat ze moeten vluchten. Ze worden alsnog in elkaar geslagen, waarbij de advocaat het leven laat. Om van het lijk af te komen verbranden ze dit. Vervolgens besluiten ze toch het bordeel te bezoeken. Ze komen twee prostituees tegen en worden verliefd. Op het kerkhof nemen ze LSD, waarna ze een slechte 'trip' beleven. Tijdens de laatste etappe van de reis komen ze twee eendenjagers in een grote Amerikaanse pick-uptruck tegen, die hen proberen de stuipen op het lijf te jagen door te dreigen en te schieten. De hoofdpersonen negeren dit echter volledig, een steekt er zelfs zijn middelvinger op. Deze respectloze daad van een 'minderwaardige' langharige kost hem zijn leven. Zijn metgezel wil hem redden door een arts te zoeken, maar wordt, omdat hij getuige is, ook vermoord. Zo komt er een einde aan de droom van vrijheid. Rolverdeling Peter Fonda - Wyatt Dennis Hopper - Billy Jack Nicholson - George Hanson Luke Askew - Vreemdeling op de snelweg Phil Spector - Connection Karen Black - Karen Toni Basil - Mary Antonio Mendoza - Jesus Mac Mashourian - Lijfwacht Warren Finnerty - Rancher Tita Colorado - Vrouw van rancher Luana Anders - Lisa Sabrina Scharf - Sarah Robert Walker Jr. - Jack Sandy Brown Wyeth - Joanne Voorgeschiedenis The Loners
39
In 1967 was acteur Peter Fonda in Toronto bezig met de publiciteitscampagne voor de film The Trip van Roger Corman. Een van zijn fans vroeg hem een handtekening te zetten op een foto waarop Fonda stond afgebeeld met acteur Bruce Dern. De foto kwam uit de film The Wild Angels (1967) en ging over een groep Hell's Angels in San Pedro. De foto gaf Fonda een flits van inspiratie. In zijn autobiografie "Don't tell Dad" zag hij een visioen van een film over motorrijders, seks en drugs. Niet de zoveelste Hell's Angelfilm maar, maar een moderne versie van de western The Searchers van John Ford waarbij hij en Dennis Hopper als John Wayne en Jeffrey Hunter op zoek waren naar Natalie Wood maar waarbij Wood zou zijn vervangen door de VS. Een roadmovie gecombineerd met een moderne western, waarbij het tweetal zou worden vermoord door een groep hillbillies. Opgewonden keerde Fonda terug naar zijn hotel, het visioen bleef door zijn hoofd spoken en midden in de nacht belde hij zijn vriend Dennis Hopper en presenteerde zijn idee. Hopper, die na een aantal teleurstellingen in Hollywood overwoog om een baan als leraar aan te nemen, was gelijk enthousiast. In zijn hoofd schoten de ideeën al op en neer en hij stelde voor om de motorrijders Wyatt en Billy te noemen (Naar de westernhelden Wyatt Earp en Billy the Kid). Ter plekke werd een titel bedacht, "The Loners". Hopper zou de regie doen en Fonda de productie, beide acteurs zouden het scenario schrijven en de hoofdrollen spelen. Raybert Peter Fonda vloog vervolgens naar Frankrijk voor de opnamen van "Metzengerstein," een onderdeel van de fantasyfilm in drie delen Spirits of the Dead (1968). De film werd geregisseerd door Fonda's zwager Roger Vadim en zijn zuster Jane Fonda speelde de hoofdrol. Tijdens deze productie ontmoette Fonda scenarist Terry Southern die had meegewerkt aan Dr. Strangelove (1964). Toen Fonda zijn idee voor "The Loners" omschreef was Southern gelijk enthousiast. Hij beloofde mee te werken aan het scenario. Fonda en Hopper probeerden het project te verkopen aan American International Pictures met Roger Corman als executive producer. De studio aarzelde echter en eiste vervolgens te veel aanpassingen. Fonda zette "The Loners" even op ijs en ging met een ander project op stap. Het was een politieke film onder de titel "The Queen" bedacht door hemzelf, Hopper en toneelschrijver Michael McClure. Ze presenteerden het project aan Bob Rafelson en Bert Schneider van Raybert Productions. Raybert was rijk geworden van de hitserie The Monkees en had geld te besteden. Rafelson en Schneider zag niets in "The Queen", maar waren wel gecharmeerd van "The Loners". Fonda en Hopper kregen een klein budget om de film te realiseren en moesten vrijwel onmiddellijk aan het werk. Een belangrijk deel van de film speelde namelijk tijdens Mardi Gras in New Orleans en dat festival naderde snel. Toen de deal met Raybert werd gesloten was ook de naam van het project gewijzigd. Terry Southern stelde voor om de film Easy Rider te noemen. Scenario Samen met Terry Southern ging Fonda weer terug naar Los Angeles om met Dennis Hopper te werken aan het scenario. Hopper had inmiddels de verhaallijn uitgewerkt en een derde personage toegevoegd, en wel dat van de alcoholische advocaat George Hanson. Hij had ook bevestiging van acteur Rip Torn om dit personage te vertolken. Terry Southern nam een bandrecorder mee en Hopper sprak zijn ideeën in. Vervolgens werkte Southern de aantekeningen uit tot een scenario van 21 pagina's. Zo werd er onder andere besloten dat het personage van Wyatt zou worden gebaseerd op Roger McGuinn, de voorman van popgroep The Byrds en Billy op David Crosby van dezelfde groep. Het scenario was eigenlijk niet meer dan een uitgebreid synopsis. Dialogen zouden worden geïmproviseerd en er was maar een vaag idee hoe de film verder zou verlopen. Casting Besloten werd dat Fonda de rol van Wyatt zou spelen en Hopper die van Billy. De derde belangrijke rol in de film, die van George Hanson, werd speciaal geschreven voor acteur Rip Torn, een vriend van Terry Southern. Begin 1968 ontmoette Rip Torn Hopper en Fonda in een restaurant in New York om de rol te bespreken. Torn kwam uit Texas en begon zich te ergeren aan Dennis Hopper die maar door bleef praten over die 'rotzakken van een rednecks' die hij was tegen gekomen tijdens een locatiescouting in het zuiden van de VS. Het liep uit de hand en het scheelde niet veel of Hopper en Torn waren elkaar in de haren gevlogen. Hopper was zo kwaad dat Torn de rol niet kreeg. In zijn plaats werd Jack Nicholson gecast. Voor deze laatste betekende zijn definitieve doorbraak in Hollywood. In 1994 werd Hopper door Jay Leno geïnterviewd over Easy Rider in The Tonight Show. De acteur/regisseur zei toen dat Rip Torn hem met een mes bedreigd had in het restaurant. Het kwam Hopper op een proces wegens smaad te staan dat hij verloor. Voordat Nicholson werd gecast was Jack Starlett kandidaat voor de rol van Hanson, maar hij weigerde. Bruce Dern had ook belangstelling voor de rol maar de acteur had al filmopnames voor een ander project. Het grootste deel van de acteurs werd gecast na de opnames in New Orleans (voor de Mardi Grasscènes) bijvoorbeeld Luke Askew, Luana Anders, Robert Walker, Jr. en Sabrina Scharf. Allemaal acteurs die Fonda kende van films van Roger Corman als "The Trip". Eén van de vrouwen in de commune is de een jaar later voor een Academy Award genomineerde Carrie Snodgress. Zij debuteerde in Easy Rider op het witte doek. Productie
40
Preproductie Mardi Gras in New Orleans speelde een grote rol in de film en het festival was al begonnen. Hopper reisde met een haastig bijeen gehaalde filmploeg naar de hoofdstad van Louisana. Behalve Fonda ging ook actrice Karen Black mee, net als danseres en choreografe Toni Basil. Black en Basil speelden twee prostituees die met de motorrijders aanpappen. Er was meer dan voldoende alcohol en drugs en Hopper genoot met volle teugen. Maar de drugs maakten hem paranoïde en hij kreeg grote problemen met de filmploeg. Hopper had het gevoel dat hij de controle verloor en dat de filmploeg uit was op een machtsovername. Op zeker ogenblik ontstond er ruzie met cinematograaf Barry Feinstein over het filmen van neonlicht in de regen. Hopper beschadigde de gitaar van Feinstein en gooide een televisietoestel naar hem. Ze gingen op de vuist en konden met moeite gescheiden worden. Feinstein verliet de set en werd vervangen door Laszlo Kovacs. De gebruikte film in de preproductie was 16 mm, maar voor de rest van de opnamen zou 35 mm worden gebruikt. Improvisaties De film werd opgenomen tussen maart en mei 1968. Er werd snel gewerkt, eigenlijk zonder scenario en met veel improvisatie. Toen bijvoorbeeld de hippiecommune bij Taos, New Mexico geen toestemming gaf om te filmen, bouwde men zelf een commune bij Santa Monica in Californië. Bij de opnamen in en bij het restaurant In Morgan City, Louisiana huurde Fonda de lokale bevolking in als figuranten. Om de mannen te inspireren om woedend op Billy en Wyatt te reageren, vertelde Hopper dat de twee filmpersonages volgens het scenario een meisje hadden verkracht en vermoord. Hopper gebruikte min of meer hetzelfde argument om Fonda tot een betere acteerprestatie te inspireren. Op de scène op het kerkhof moest Fonda, zogenaamd onder invloed van LSD, tegen een Madonnabeeld praten. Hopper zei tegen Fonda dat hij net moest doen alsof hij tegen zijn moeder sprak. Fonda's moeder had zelfmoord gepleegd toen hij tien was en hij was aanvankelijk niet blij met Hoppers regieaanwijzing. Later ging Fonda helemaal om en gebruikte zelfs Dylans "It's Alright, Ma (I'm Only Bleeding)" als achtergrondmuziek bij de scène. Er werd zo veel mogelijk gebruikgemaakt van het natuurlijke daglicht en vrijwel alle buitenopnamen zijn zonder extra filmlampen geschoten. Tijdens het filmen zorgden twee trucks van ieder vijf ton voor het vervoer van de filmapparatuur en de motoren. De filmploeg had een camper ter beschikking. Nadat de opnamen waren afgerond, kwamen Hopper en Fonda er achter dat ze de kampvuurscène vergeten waren. De opnames werden alsnog gemaakt, maar zonder de motoren op de achtergrond, die waren inmiddels al gestolen of vernietigd. Drugs voor iedereen Tijdens de opnamen vloeide de drank rijkelijk terwijl er voortdurend marijuana werd gerookt. Het druggebruik voor de camera was echt, althans wat betreft de marijuana. Er zijn tegensprekende berichten over het LSD en cocaïnegebruik voor de camera. Volgens Fonda in zijn autobiografie, "Don't tell daddy", werd er geen LSD gebruikt tijdens de zogenaamde 'acid scène'. Andere bronnen zeggen weer dat er wel LSD werd gebruikt voor de camera, maar geen cocaïne. Fonda zegt in zijn biografie dat er sprake is van 'method acting', omdat hij het effect van LSD kent, kan hij dit als acteur voor de camera overbrengen zonder de drug te gebruiken. De LSD-scène ziet er in de film overigens apart uit met zijn vreemde lichteffecten. Dit was geen bewust effect, maar het gevolg van overbelichting toen een nog niet ontwikkelde film per ongeluk aan licht werd blootgesteld. Jack Nicholson vertelde later in een vraaggesprek met Time Magazine dat de acteurs 155 joints hadden gerookt voor de scènes bij het kampvuur. Steeds als de opnames werden stilgelegd voor een shot uit een andere hoek werd een nieuwe joint opgestoken die vrijwel geheel werd opgerookt. In de film zien we de personages tijdens deze scène langzaam stoned worden, maar volgens Nicholson had hij op zeker ogenblik zoveel gerookt dat hij zich moest dwingen om te acteren dat hij niet stoned was. Wat ook niet hielp was de regie van Hopper die inmiddels ook stoned was en hysterisch stond te lachen. Nicholson probeerde niet naar hem te kijken en zich te concentreren op zijn acteerwerk. Nicholson was niet de enige die last had van Hoppers druggebruik. De filmploeg was het zo zat dat ze door Hopper, onder invloed van drank en drugs, werd uitgescholden dat ze stiekem opnames van de regisseur maakten. De banden werden naar de studio gestuurd als verklaring voor het vertrek van verschillende leden van de filmploeg. De motoren Easy Rider is bekend als een film met motorfietsen. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw hingen de tienerkamers in de VS en Europa vol met posters van Hopper en Fonda op de motorfiets. De gebruikte motorfietsen waren speciaal voor de film gebouwd door chopperbouwers Cliff Vaughs en Ben Hardy gebaseerd op ideeën van Peter Fonda. Fonda kende Hardy nog van de opnamen voor "The Wild Angels" waarvoor de laatste de motorfietsen had gebouwd. Tijdens de opnamen waren monteurs Tex Hall en Dan Haggerty voor het onderhoud verantwoordelijk. Vaughs en Hardy kochten vier oude politiemotoren op een veiling, Harley Davidsons van 1200cc uit 1949. 1950 en 1952. Ze werd gekocht in één bod voor 500 dollar per stuk. De basis werd gevormd door 'hardtail' frames met Panhead motorblokken. Er werden vier motorfietsen gebouwd, waarvan twee als reserve. Captain America en de Billy Bike
41
De motor van Fonda kreeg de bijnaam "Captain America" vanwege de Amerikaanse vlag op de benzinetank. Deze motor werd op het einde van de film in brand gestoken. De andere drie motoren werden tijdens de productie gestolen. Dan Haggerty herbouwde de verbrande motor en exposeerde het exemplaar in een museum. De "Captain America"-replica werd vervolgens in 2001 op een veiling verkocht. Uiteindelijk kwam het terecht in het National Motorcycle Museum in Anamosa, Iowa. De andere motor werd simpelweg "Billy Bike" gedoopt. Deze motor was minder chopperachtig dan de "Captain America". De reden hiervoor was dat Dennis Hopper veel minder ervaring had met motoren dan Fonda. De "Captain America" was een echte uitgerekte chopper en moeilijk te berijden. Zelfs de passagiers, zoals bijvoorbeeld Jack Nicholson in zijn rol als Hanson, hadden moeite met hun balans. Nicholson klemde op zeker moment zijn knieën zo stevig in Fonda's zij, dat de acteur een rib brak. Een van de handelsmerken van de film was het jasje met de Amerikaanse vlag dat werd gedragen door Peter Fonda. Het was gemaakt door twee oude vrouwtjes uit Los Angeles. Fonda droeg het jasje terwijl hij de chopper inreed. Een hele week reed hij rond om zowel jasje als chopper een gebruikte indruk te geven. De politie was wantrouwend ten opzichte van de "hippie" op de motor die de Amerikaanse vlag misbruikte. Fonda werd zo vaak aangehouden dat hij overwoog het design te veranderen. Uiteindelijk besloot hij de vlag toch te handhaven. Postproductie Nadat de film was opgenomen, begon de postproductie. Er lag kilometers aan film te wachten op de montage. Hoppers werkte 22 uur aan een stuk om het filmmateriaal van vier uur terug te brengen tot 2 uur en 45 minuten, de zogenaamde flash-forwardversie. Hiermee probeerde hij de film een verhaalstructuur te geven waarbij in eerdere scènes al stukjes van latere scènes zitten, als een soort voorgevoel bij de personages van wat gaat komen. Maar Bob Rafelson en Bert Schneider keurden deze versie af. Het enige wat overbleef was de flash-forwardscène van Wyatt in het bordeel in New Orleans, waarin hij een voorgevoel heeft van het einde dat te zien is in de laatste scènes. Rafelson en Schneider haalden editor Henry Jaglom er bij om samen met editor Donn Cambern de film te monteren. Ze stuurden Hopper op reis naar Taos, New Mexico, om hem uit te weg te hebben. Cambern en Jaglom monteerden een versie van 95 minuten. Bij zijn terugkeer was de regisseur woedend over het eindresultaat van de montage. Hij vergeleek het met een tv-showmontage. Rafelson praatte op Hopper in en uiteindelijk ging hij overstag. Later zou Hopper zeggen dat Jaglom de film naar zijn idee had gemonteerd. Ondanks zijn grote inbreng in de montage kreeg Jaglom alleen een vermelding als montageconsulent. Locaties Er werd gefilmd op verschillende plaatsen in de VS. Voor de buitenlocatie van gevangenisscènes werden opnamen gemaakt in 157 Bridge Street, Las Vegas, New Mexico, voor de binnenlocaties werd Bryans Gallery, Camino de la Placitas, Taos, New Mexico gebruikt. Flagstaff, Arizona, een bekende naam op de Route 66-snelweg, leverde de locaties van de scènes bij het benzinestation (Sacred Mountain Mountain Gas Station - Highway 89, voor de scène waar de lifter wordt opgepikt (Sunset Crater Volcano National Monument) en voor de kampeerscène met de lifter (Wupatki National Monument). Arizona en Route 66 leverden meer locaties zoals Pine Breeze Inn - W. Route 66, Bellemont en verder Cottonwood, de Painted Desert, Prescott, Topock, Tucson en Valentine. New Orleans werd in de preproductie intensief gebruikt, zoals voor de Mardi Grasparade en de scènes op het kerkhof (St Louis No.1 Cemetery). Het redneckcafé stond in Morganza, Louisiana, terwijl aanvullende scènes werden gedraaid in Franklin, Krotz Springs, Lafayette en Lake Pontchartrain. Monument Valley in Utah vormde een groot decor evenals Ballarat en Malibu (de hippiecommune) in Californië. Los Angeles International Airport 1 was het decor voor de openingsscènes in de film. Muziek Achtergrond Minstens zo belangrijk als de beelden waren de rocknummers die in Easy Rider zijn te horen. Al tijdens de montage speelde editor Donn Cambern al bestaande rockmuziek om het bekijken van eindeloze meters film van motorrijders die door het landschap rijden, dragelijk te maken. De rechten van de gebruikte muziek werden afgekocht voor 1 miljoen dollar. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de nieuwe supergroep Crosby, Stills & Nash de liedjes voor de film zouden schrijven, maar toen de drie bandleden een ruwe versie van de film zagen met bestaande rocknummers zagen ze hier vanaf. Het enige nummer dat CS&N schreven voor de film was een nummer van Stephen Stills was "Find the Cost of Freedom", bedoeld voor de eindscène, maar Hopper zou het nummer uiteindelijk niet gebruiken. Het enige nieuwe nummer was Ballad of Easy Rider. Bob Dylan had de eerste regels van het nummer geschreven en liet het nummer vervolgens afmaken door Roger McGuinn die het ook uitvoerde. McGuinn zong ook het oorspronkelijke Dylannummer, "It's Alright, Ma (I'm Only Bleeding)" opnieuw in voor de film. Videoclip De Welshe band Stereophonics hebben hun videoclip van de single I Wouldn't Believe Your Radio gebaseerd op de film.
42
Nummers De volgende nummers zijn in de film (soms gedeeltelijk) te horen: "The Pusher" (Hoyt Axton) - uitgevoerd door Steppenwolf "Born to Be Wild" (Mars Bonfire) - uitgevoerd door Steppenwolf "I Wasn't Born to Follow" (Gerry Goffin & Carole King) - uitgevoerd door The Byrds "The Weight" (Robbie Robertson) - uitgevoerd door The Band "If You Want to Be a Bird" (Antonia Duren) - uitgevoerd door The Holy Modal Rounders "Don't Bogart Me" (Elliott Ingber/Larry Wagner) - uitgevoerd door Fraternity of Man "If Six Was Nine" (Jimi Hendrix) - uitgevoerd door The Jimi Hendrix Experience "Let's Turkey Trot" (Gerry Goffin & Jack Keller) - uitgevoerd door Little Eva "Kyrie Eleison" (David Axelrod) - uitgevoerd door The Electric Prunes "Flash, Bam, Pow" (Mike Bloomfield) - uitgevoerd door The Electric Flag "It's Alright Ma (I'm Only Bleeding)" (Bob Dylan) - uitgevoerd door Roger McGuinn "Ballad of Easy Rider" (Roger McGuinn) - uitgevoerd door Roger McGuinn Belang Cinematografie en regie Easy Rider is een voorbeeld van method acting; de acteurs doen in werkelijkheid wat de hoofdpersonen in de film doen, om zich beter te kunnen inleven. Bijna alle drugsscènes zijn dus echt (met uitzondering van de cocaïne en LSD-scènes). Verhaallijnen worden zelden uitgeschreven, omdat de drugsgebruikers vanzelf een conversatie aangaan. Er wordt dus alleen aan de hand van sleutelbegrippen gestuurd. Ook de cinematografie en regie zijn volledig vrij. Het geheel berust op de wisselwerking tussen de acteur en de cameraman. Een bekend voorbeeld hierbij is de scène waarin de hoofdpersonen door de Painted Desert rijden. Een van de motoren zwenkt uit, waarbij hij de camera als het ware 'mee opzij' duwt. Hierdoor ontstaat een dynamisch effect. Ook kenmerkend voor de film is de zeer geringe aandacht die besteed wordt aan de verhaallijn. De kijker is geen deelgenoot van het geheel en alles berust volledig op suggestie. Daardoor is het onmogelijk de verhaallijn volledig helder te krijgen. Deze aanpak zorgt er voor dat de toeschouwer een zekere mate van spanning voelt, als bij een detective. New Hollywood In 1967 was de film Bonnie and Clyde uitgekomen. De film was een kassucces en bracht bij de studio's in Hollywood het besef dat het oude Hollywood voorbij was. In Bonnie and Clyde is zeer expliciet geweld te zien en veel seksuele verwijzingen. Dit was mogelijk geworden nu de censuur van de Hays Code op Hollywoodfilms was verdwenen. De film leidde de fase in van New Hollywood waarbij niet langer de studio's de macht hadden, maar de focus verschoof naar de regisseurs. Easy Rider vol met drugs, geweld, seks en een nadruk op de hippiecultuur bevestigde voor de studio's dat het oude Hollywood had afgedaan. Voortaan kregen avant-garde regisseurs die konden werken met lage budgetten complete controle over de film. Dit leidde in de jaren zeventig tot de doorbraak van regisseurs als Woody Allen, Francis Ford Coppola, Martin Scorsese, George Lucas en Steven Spielberg. De fase zou begin jaren tachtig van de vorige eeuw eindigen met de gigantische flops van Heaven's gate en One from the Heart. Dennis Hopper, aanvankelijk gezien als de voorman van New Hollywood kwam niet verder dan The Last Movie uit 1971. De film flopte zo enorm dat Hopper de eerste tien jaar geen film meer mocht regisseren. Ook Fonda zakte door het ijs, zijn The Hired Hand was eveneens een gigantische flop. De twee hadden al spanningen gehad tijdens de opnamen van Easy Rider, en stonden daarna tegen over elkaar bij een rechtszaak over het auteurschap van de film. Ode aan de vrijheid Het thema van Easy Rider is vrijheid. Aan de oppervlakte lijkt de film te gaan over twee drugdealers die rijk worden van een cocaïnedeal en dit gaan vieren in New Orleans, maar in wezen is de film een ode aan de vrijheid, dit wordt weerspiegeld in het weidse landschap van de VS waar de twee doorheen rijden. De motor is zowel symbool van die vrijheid als personage. Tegelijkertijd toont de film een dwarsdoorsnede van de verschillende Amerikaanse culturen, zoals de hippiebeweging, maar ook de ultrarechtse en racistische rednecks. Wyatt en Billy behoren noch tot de hippies noch tot de rednecks, en zijn echt vrij. Dit laatste wordt ze ook fataal, als je niet tot een groep behoort, dat heb je geen bescherming, hetgeen leidt tot vernietiging. Alleen op de weg op hun choppers zijn ze echt vrij. De bijbehorende muziek, de eerst keer dat rockmuziek als onderdeel van de film werd gebruikt (afgezien van Beatlefilms als Help!) onderstreept dit net zo goed als de prachtige beelden van het Amerikaanse landschap. Prijzen en nominaties Dennis Hopper ontving de Prix de la première œuvre tijdens het Cannes Filmfestival van 1969. Voor de Academy Awards kreeg Jack Nicholson een nominatie voor Beste mannelijke bijrol en was er een nominatie voor het beste originele scenario.
43
30 augustus Op 30 augustus 1146 wordt tijdens een conferentie van Europese leiders besloten om het gebruik van de kruisboog te verbieden. De leiders verwachten dat door die maatregel het verschijnsel oorlog voor altijd verleden tijd is.
44
Concrete Toelichtingen Adres:
‘The Cathouse’ bevindt zich op de Muggenberglei 228 te 2100 Deurne. Reservatie verplicht via Telefoon: Gsm: 0473 66 48 66 Mailadres:
[email protected] [email protected] Prijs van het menu: 25 euro. Betalen is enkel cash mogelijk. Inbegrepen in de prijs van 25 euro: aperitief, voorgerecht, hoofdgerecht en dessert Niet inbegrepen in de prijs: de drank: frisdrank, wijn, bier, koffie of thee Concept: Elke vrijdag wordt een specifiek menu voorgesteld. Een menuoverzicht wordt via de nieuwsbrief maandelijks aangeboden. Het menu kan aangepast worden voor vegetariërs. Wens je met een hele groep te komen, neem dan gerust contact. Het is mogelijk om een menu op aanvraag samen te stellen. Je bent dan eveneens op andere dagen welkom in ‘The Cathouse’. Een primeur: Wij bieden een speciale service aan voor wie wijn bestelt uit de aangeboden wijnkaart. Wij zorgen voor een BOB, die U en uw gezelschap met uw persoonlijke wagen naar huis brengt. Deze service is gratis indien U binnen een omgeving van 10 km woont.
45