ALGEMENE INLICHTINGEN 1.1
Naam van de initiatienemer
FLUXYS N.V. Kunstlaan 1040Brussel 1.2
Projectbeschrijving
Fluxys N.V. plant de aanleg van een nieuwe ondergrondse aardgasvervoerleiding met een totale lengte van ongeveer 133,333 kilometer in de provincies Vlaams-Brabant en Limburg tussen Opwijk en Voeren. Hiervan is 89,402 kilometer gelegen in de provincie Vlaams-Brabant en 43,931 kilometer in de provincie Limburg (waarvan ± 13 km op het gebeid van de gemeente Voeren). De aanlegfase, op voorwaarde dat de vereiste vergunningen tijdig bekomen zullen worden, is ten vroegste voorzien vanaf 2^ helft 2009. De voorziene aardgasvervoerleiding heeft een nominale diameter van 1200 mm. De leiding wordt maximaal aangelegd in open sleuf. De wettelijke gronddekking van de aardgasvervoerleiding bedraagt 80 cm, Fluxys N.V. opteert hier voor 110 cm. De werkstrookbreedte voor de aanleg van een leiding met nominale diameter 1200 mm in open sleuf bedraagt 36 m. Wanneer een bestaande leiding gevolgd wordt, gebeurt de stockage van grond op de vrijgehouden zone boven de bestaande leiding. De totale werkstrookkbreedte blijft gelijk. In figuur 1 worden de afmetingen van de werkstrook voor de aanleg van een aardgasvervoerleiding DN1200 in open sleuf volgens een nieuw trace weergegeven. In tabel l.wordt een gedetailleerde beschrijving van het gevolgde trace gegeven. Hier wordt tevens weergegeven met welke techniek de betrokken waterlopen en wegen gekruist zullen worden. De kruising van de Maas gebeurt door gebruik te maken van het bestaande tunnelcomplex. Vermits het gaat om gebruik van een bestaande tunnel worden hier geen bijkomende effecten verwacht. Voor de meeste kruisingen van belangrijke wegen en waterlopen wordt geopteerd voor de techniek van de persing. Voor dergelijke persingen worden twee werkputten aangelegd; de pers- en de ontvangstput. De persput is bij benadering 10 m lang, 5 m breed en 3 m diep. De afmetingen van de ontvangstput zijn 5m / 3 m / 3 m. Een alternatieve uitvoeringsmethode voor de persing is de techniek van de horizontaal gestuurde boring.
Figuur 1. Afmetingen van de werkstrook DN1200 bij aanleg in open sleuf
Tijdens de exploitatiefase wordt 10 m (5 m aan beide kanten van de leiding) vrijgehouden van diepwortelende vegetatie. Deze vrijgehouden zone zal bij het volgen van de bestaande Fluxys leiding in totaal ongeveer 19,1 m bedragen (rekening houdend met een tussenafstand van 8 m tussen de nieuwe Fluxys-leiding DN1200 en de bestaande Fluxys-leiding DN1000 en de vrijgehouden zone die 2 x 5 m bedraagt voor de beide leidingen) Bebouwde zones werden bij de initiele bepaling van het trace voor de leiding VTN I reeds maximaal ontweken. De nieuwe leiding VTN II ligt bijna over de gehele lengte parallel aan de bestaande leiding van Fluxys. Bij de uitvoering van deze aanlegwerken zullen er afsluitersknooppunten worden geplaatst op dezelfde lokaties als bij de leiding VTN I (figuur 2). Deze afsluitersknooppunten worden gebouwd binnen de omheining van de bestaande Fluxys stations voor VTN I. In de provincie Vlaams-Brabant gaat het om de afsluitersknooppunten te Opwijk, Zemst, Herent(Winksele), Lubbeek en Landen. In Herent(Winksele) worden ook 2 schraapkolfstations geplaatst. In de provincie Limburg wordt enkel het knooppunt te Heers aangedaan door het VTN II project Normaliter is er bij de aanleg van een aardgasvervoerleiding in open sleuf geen grondoverschot. Bij de wederinstaatstelling wordt alle uitgegraven bodem teruggeplaatst. Deze werkwijze is conform de code van goede praktijk voor de aanleg van nutsleidingen in kader van de regeling grondverzet. Mogelijks betekent dit, over de ganse breedte van de werkstrook gezien, een ophoging van enkele millimeters. Bij speciale punten (persing, boring) wordt dezelfde werkwijze gevolgd. Indien er toch een beperkt grondoverschot zou zijn dan wordt dit afgevoerd conform de regeling grondverzet.
3
ALGEMEEN VERLOOP VAN EEN WERF
3.1
Inleiding
We bespreken hier het algemeen verloop van een typische werf van Fluxys, enkel de belangrijkste ingrepen worden aangehaald. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek ten behoeve van het MER kunnen bepaalde milderende maatregelen ingebouwd worden waardoor er afwijkingen kunnen zijn van het algemene verloop van de werf. Het onderzoek bevindt zich in een te vroeg stadium om al harde uitspraken te doen met betrekking tot eventuele milderende maatregelen en afwijkingen van het algemeen verloop van de werf. ,
3.1.1
Veiligheid
Vooraleer met de uitvoering van het project wordt gestart, wordt het tijdens de studie opgemaakt dossier in het kader van de 'Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen" door de Fluxys veiligheidscoordinator ontwerp overgedragen aan de Fluxys veiligheidscoordinator uitvoering. Kick-off meetings, overlegvergaderingen, veiligheidsrondgangen in aanwezigheid van de veiligheidscoordinator van zowel Fluxys, contractant en zijn onderaannemers worden op regelmatige tijdstippen georganiseerd.
3.1.2 Aanleg leiding Een hogedruk aardgasvervoerleiding wordt bij voorkeur aangelegd doorheen landelijke gebieden en er wordt zoveel als mogelijk stedelijk gebied vermeden; het doorkruisen van lintbebouwing is hierbij echter onvermijdelijk. Bij de aanleg worden akkers, weilanden, bossen, wegen, spoorwegen, water-wegen, onbevaarbare waterlopen,... doorkruist. In het open veld wordt de leiding "in lijn" aangelegd in open sleuf met een minimum gronddekking van 1,10 m. Bij kruisingen van wegen, waterlopen en andere infrastructuren; de zogenaamde "Speciale Punten" en "Bijzondere Punten" (= belangrijke en omvangrijke kruisingen die bijzondere uitvoeringstechnieken vereisen) wordt de leiding dieper (1,20 m of meer) aangelegd hetzij in open sleuf, hetzij door middel van boringen/persingen, zinkers of een gestuurde boring. In voorkomend geval wordt boven de leiding een mechanische bescherming aangebracht d.m.v. betonplaten (open sleuf) of wordt de leiding in betonnen rnantelbuizen ingevoerd (boringen/persingen). Bij kruising van ondergrondse infrastructuren zoals kabels en nutsleidingen wordt de aardgasvervoerleiding in de meeste gevallen eronder doorgevoerd met een tussenafstand groter dan of ten minste gelijk aan de wettelijke voorziene 0,20 m, afhankelijk van de diameter van de Fluxysleiding en de vereisten van de kabel- of leidingbeheerder. Bij parallelle aanleg met bestaande ondergrondse infrastructuren zoals kabels en andere nutsleidingen wordt de aardgasvervoerleiding aangelegd met een tussenafstand die groter of ten minste gelijk is aan de wettelijk voorziene 0,40 m. De tussenafstand is afhankelijk van de diameter van de Fluxys leiding en de diameter en aard van de parallelle nutsleiding.
3.1.3 Domaniaal Tijdens de studiefase is met elke eigenaar/uitbater van zowel prive als openbaar domain contact opgenomen en wordt binnen de bepalingen van het koninklijk besluit van Verklaring van Openbaar Nut met prive-eigenaars een doorgangsovereenkomst afgesloten waarbij o.a. de door Fluxys te betalen vergoedingen worden vastgelegd. Deze doorgangsovereenkomst verschaft Fluxys het recht om enerzijds tijdens de werken de desbetreffende percelen tijdelijk te bezetten en anderzijds om de wettelijk verplichte inspecties en eventuele onderhoudswerken uit te voeren na aanleg, De specifieke eisen van de beheerders van infrastructuren of kabel- en leidingeigenaars worden opgenomen in de transport vergunning of toelating. Tevens worden topografische inplantingsplannen op schaal 1/1.000 of 1/500 (in geval van parallellisme) opgemaakt die het trace van de geplande leiding weergeven en waarop de kadastrale gegevens van de percelen zijn aangebracht. De eisen die zowel de openbare besturen als prive-eigenaars kenbaar maken tijdens de onderhandelingen worden besproken en verwerkt in het Bijzonder Bestek. De aanlegwerken worden uitgevoerd door terzake ervaren contractanten en staan onder het permanent toezicht van Fluxys en van een door het ministerie van Economische Zaken erkend onafhankelijk controle-organisme. Twee maanden voordat de werf een aanvang neemt, en na het verkrijgen van de "Verklaring Openbaar Nut", worden alle betrokken eigenaars en besturen per aangetekend schrijven door Fluxys ingelicht.
Voor de aanvang der werken wordt er voor alle prive terreinen, per betrokkene, door een FLUXYS aangestelde onderhandelaar, een voorafgaande tegensprekelijke plaatsbeschrijving opgesteld. De aangestelde contractant der werken verwittigt nogmaals alle betrokkenen ten minste vijftien dagen voor de effectieve bezetting van de bouwplaatsen en hij stelt zelf voorafgaandelijke tegensprekelijke plaatsbeschrijvingen op van alle betrokken openbare domeinen. De aanlegwerken van de leiding worden, ingevolge decretale bepalingen, van nabij gevolgd door archeologische diensten. Deze zijn voor het Vlaamse Gewest het Vlaams Instituut voor het onroerend erfgoed (VICE). Tijdens de studiefase is reeds overleg gepleegd over de zones die in aanmerking komen voor interessante archeologische vondsten. Eventuele afspraken in dit verband zijn opgenomen in het Bijzonder Bestek. Aangezien de archeologen vrije toegang tot de werkstrook hebben om de nodige onderzoekingen te kunnen verrichten, heeft dit een zekere invloed op de werkrnethode en fasering van de werken, o.m.: • de teelaarde dient afgegraven door kranen met bakken zonder tanden; • na het afgraven van de teelaarde dienen de archeologen in de gelegenheid te worden gesteld ongestoord de nodige vaststellingen te kunnen doen gedurende een periode van minimum 5 werkdagen waarbinnen geen zwaar werfverkeer toegelaten is; • draineringswerken mogen slechts na de archeologische werkzaamheden worden uitgevoerd. 3.2 Werfinstallatie en mobilisatie Na het toekennen van de opdracht start de contractant met de mobilisatie van het projectteam en de installatie van de werfburelen, atelier, opslagruimten m.i.v. aansluitingen voor electriciteit, water, sanitair, telecommunicatie, enz.... in overeenstemming met het projectschema en de bepalingen opgenomen in de bestekken. Samen met de werfmobilisatie, wordt al het nodige materiaal, de machines en de middelen voor de aanleg van de leiding naar de werf gebracht. Op de terreinen waar materiaal wordt gestapeld, wordt de teelaarde afgegraven en voorlopig gestapeld. De nodige verhardings- en nivelleringswerken worden uitgevoerd. Het volledige terrein van de werfmstallatie m.i.v. de materiaalopslagruimte, wordt omheind.
3.3 Topografische werkzaamheden • De aslijn van de leiding wordt op het terrein uitgezet met behulp van paaltjes. De asuitzetting wordt gerealiseerd door een topograftebureel in opdracht van Fluxys. • De ondergrondse installaties (kabels en leidingen) worden gelokaliseerd op basis van informatie . verstrekt door de diverse concessiehouders/nutsmaatschappijen. Naast detectie van deze installaties dient de exacte inplanting en diepteligging door de contractant te worden bepaald d.m.v. manueel gegraven proefsleuven. Deze worden topografisch ingemeten en verwerkt in het lengteprofielontwerp. • Op basis van het maaiveldprofiel, de opgemeten ondergrondse installaties (kabels en leidingen) en de bepalingen van de betrokken administraties, kabel- en leidingeigenaars, maakt de contractant het "lengteprofielontwerp" van de leiding op. • Binnen de werkstrook worden alle aanwezige merkpalen, luchtbakens, eigendomspalen, omheiningen en de loop van de aanwezige grachten en waterlopen, door de contractant ingemeten teneinde deze op dezelfde plaats terug te kunnen plaatsen of de loop van de grachten en/of waterlopen te kunnen herstellen. • De afbakening van de werkstrook gebeurt ten opzichte van de uitgezette as en volgens de configuratie zoals aangegeven wordt op het Fluxys standaardplan (zie figuur 1). • De afbakening van de werkstrook gebeurt met houten palen en/of andere afsluitingen aangepast aan de lokale noden en eisen. Plaatselijk worden doorgangen voorzien voor het vee en voor de exploitanten van de belendende percelen. • De bouwplaats dient ook voorzien van signalisatie overeenkomstig het verkeersreglement. Hiervoor kan worden verwezen naar de richtlijnen opgenomen in het ministerieel besluit van 7 mei 1999. 3.4
Inrichting van de werkstrook
3.4.1 Ruimtebeslag Het ruimtebeslag van de werkstrook omvat (figuur 1):
• een rijstrook voor het werfverkeer • een zone waar de leiding bovengronds wordt gelast en de lasnaden bekleed • de eigenlijke sleuf • een zone waar de ondergrond en de teelaarde zo zorgvuldig mogelijk gescheiden opgestapeld worden.
3.4.2 Inrichting Het inrichten van de werkstrook omvat: • het tijdelijk verwijderen van obstakels (bebakening, afsluitingen, ver-lichtingspalen,...), het verwijderen van aanwezige teelten, het rooien van bomen en struikgewas,... • nivelleringswerken van de grond • het gedeeltelijk en tijdelijk overbruggen van de gekruiste grachten en waterlopen • het inrichten van voorlopige toegangswegen • het afgraven van de teelaarde over de volledige werkstrookbreedte verminderd met de breedte van opslagzone van de teelaarde. In bos-, heide- en veengronden wordt de bovenste humuslaag afgegraven en behandeld zoals teelaarde in cultuur- en weilanden • het operationeel houden van in gebruik zijnde installaties (verplaatsing van kabels, nutsleidingen,...)Tijdens de gehele duur van de werf dient de waterbevoorrading (veedrinkputten, waterputten, waterbakken) en de elektriciteitsvoorziening in alle percelen te worden verzekerd. • de instandhouding van de drainering, de afloop van water van de terreinen die de werkstrook kruisen of die buiten de werkstrook vallen doch door de werken worden be'invloed; • het installeren van een drainering (horizontale of vertikale bemaling) nodig voor het uitvoeren van de werken. Bijzondere maatregelen worden getroffen voor uitvoering van werken in natuurgebieden, biologisch en landschappelijk waardevolle gebieden zoals deze zijn aangegeven in het milieueffectenrapport (MER). In deze gebieden dient te worden gestreefd naar een maximaal behoud van de oorspronkelijke toestand en een minimale verstoring van het milieu. Volgende aandachtspunten ter bescherming van het milieu worden vermeld: • vernauwing van de werkstrook • beperking van de bemaling in omvang en tijdsduur • maximaal behoud van bomenrijen en alleenstaande bomen • maatregelen om bodemverdichting te voorkomen: gebruik van werktuigen op rupsen of aanbrengen van rij platen • voorkomen van verontreinigingen veroorzaakt door lekken of morsen van brandstoffen, verven,... • gebruik van geluidsarme machines en pompen • herstel van het microrelief van weilanden ' - . -. • vrijwaren van brongebieden • beperken van lawaaihinder -. • 3.5 Laden, vervoer, lessen, opslag en verhandeling van materialen • Door Fluxys wordt een aantal materialen geleverd aan de contractant zoals de leidingelementen (buizen, vormstukken, bochten, afsluiters,...) • De buizen en bochten worden zorgvuldig behandeld om deuken, schade aan de afgeschuinde kanten en aan de bekleding te voorkomen. • Naargelang het geval worden de buizen rechtstreeks vanaf de vrachtwagen van de leverancier uitgereden langsheen het trace in de werkstrook hetzij tussentijds opgeslagen op daartoe ingerichte stapelplaatsen. • Bij het uitrijden van de buizen in de werkstrook worden buizen gelegd op houten blokken en in een richting parallel aan de aslijn van de leiding zodanig dat zij door eenvoudige manipulate aan elkaar kunnen worden gelast. 3.6 Richtingsveranderingen In functie van het trace (horizontaal) en de terreinconfiguratie (vertikaal) zullen richtingsveranderingen van de buizen nodig zijn. Deze richtingsveranderingen kunnen als volgt worden uitgevoerd: • door de elastische vervorming van de leiding in de sleuf met een minimale kromtestraal van 1200 maal de buitendiameter van de buis • door koudbuigen van de beklede buizen d.m.v. buigmachines op het terrein,R > 40 D • door warmbuigen van de onbeklede buizen in de fabriek, R > 6 D • * doorinlassen van vormstukken, R> 1,5 en 3 D
3.7 Lassen • In het veld worden de buizen bovengronds aan elkaar gelast tot strengen die enkele honderden meters lang kunnen zijn. De strengen worden onderbroken t.p.v. de speciale punten die afzonderlijk worden gelast en uitgevoerd en plaatsen waar de doorgang zolang als mogelijk moet worden gevrijwaard. Na het neerlaten in de sleuf worden de strengen aan elkaar gelast en verbonden met de gedeelten van de speciale punten d.m.v. verbindingslassen in de sleuf. • Voor het lassen dienen alle lasnaden van de buizen zowel in- als extern gereinigd te zijn. • Het lassen gebeurt volgens lasprocedures die vooraf op proefstukken zijn gekwalificeerd in overeenstemming met de Europese norm EN 288.3/A1, en goedgekeurd door het erkend Controleorganisme. . : • De lassen worden uitgevoerd door gekwalificeerde lassers • Laswerken voor hogedrukleidingen zijn wettelijk onderworpen aan controles die uitgevoerd worden door een "Erkend Controleorganisme". • Elke ondergrondse las wordt genummerd dmv een aluminiumplaatje. Dit gebeurt tweemaal: * na het aanbrengen van de grondlaag van de bekledingsproducten * bovenop de aangebrachte bekleding Het zelfklevend aluminiumplaatje met het nummer wordt aan de bovenkant de leiding aangebracht, behalve bij horizontaal gestuurde boringen. • Alle gegevens van de lassen worden opgetekend in het lasboek * de referenties van de lassers die de las hebben uitgevoerd * het lasnummer * de datum van uitvoering van de las * de nummers van de aan elkaar gelaste buizen * de gebruikte gekwaiificeerde lasprocedure * het aantal en de aard van de herstellingen, reden, datum
3.8 Bekleding van de leiding • De buizen zijn in de fabriek bekleed met polyethyleen volgens de normen EN 10825 t.e.m. 10290. • De uiteinden van de buizen zijn steeds onbekleed om voldoende ruimte vrij te houden voor het lassen. • Eens gemonteerd dienen alle naakte delen op de werf te worden bekleed. Het type bekleding is afhankelijk van de toepassing. • De werkmethode voor het aanbrengen van de bekleding is afhankelijk van het gebruikte type bekledingen en moet uitgevoerd worden door gecertificeerd personeel. • Herstellen van beschadigde bekleding in polyethyleen gebeurt met kunststofwikkelbanden. Voor herstelling van kleine fouten worden ook kunststofreparatiepleisters gebruikt. • Over de gehele lengte van de leiding wordt de bekleding gecontroleerd door middel van een elektrische borstel, het zogenaamd afvonken. • De controle gebeurt voordat de leiding in de sleuf wordt neergelaten en na herstelling van alle beschadigingen. Voor de verbindingslassen gebeurt de controle uiteraard na de bekleding van las in de sleuf. 3.9 Graven sleuf en neerlaten leiding in de sleuf • De sleuf wordt uitgegraven op basis van het lengteproflelontwerp en de uitgezette as van de leiding. Het-graven gebeurt met graafmachines uitgerust met graafbakken afgestemd op de grondsoort waardoor de sleufwanden onder een welbepaalde hellingshoek komen te staan of dmv kettinggraafmachines. Het uitgraven van de sleuf gebeurt bij voorkeur in talud onder hoek die bepaald wordt door de grondsoort. • De diepte van de sleuf en de ligging van de leiding is derwijze dat de leiding in alle richtingen een minimum gronddekking heeft van 1,10 m (vooral van belang bij grachten en hellende terreinen). Bij het uitgraven wordt rekening gehouden met de bochten, de specifieke vereisten in de buurt van wegen, spoorwegen, waterwegen, gedraineerde landbouwgronden en ondergrondse infrastructuren waardoor een diepere uitgraving nodig is. • De breedte van de sleufbodem is minstens 0,20 m breder dan de diameter van de leiding + eventuele mechanische bescherming (0,10 m van beide zijden). De bodem van de sleuf wordt zodanig genivelleerd dat de leiding over de volledige lengte op de grond steunt. Verder worden alle stenen en scherpe voorwerpen, die de bekleding van de leiding zouden kunnen beschadigen, verwijderd. De uitgegraven grond wordt op minstens 40 cm van de rand van de sleuf gestapeld. • In rotsgronden kan de sleuf gemaakt worden d.m.v. een ketting-sleufmachine. De sleufbodem wordt afgedekt met een laag zand van min. 0,20 m dikte, vrij van stenen en andere scherpe voorwerpen die de bekleding zouden kunnen beschadigen. • Uitgravingen in de buurt van ondergrondse leidingen en kabels gebeurt begeleid, deels manueel en indien mogelijk met graafmachines waarvan de krachtcapaciteit beperkt is.
• Na het vrij graven worden alle ondergrondse installaties (nutsleidingen, kabels, drainage, ...) zorgvuldig opgemeten door het topografiebureel van de contractant. • Indien de aard van het terrein het noodzaakt wordt de sleuf gestut om een stabiele en veilige werkomgeving te creëren. Dit kan ook nodig zijn in de omgeving van gebouwen en andere kunstwerken. • Om de leiding in een droge sleuf aan te kunnen leggen, kan het in bepaalde omstandigheden nodig zijn de sleuf te bemalen. Het drooghouden van de sleuf kan gebeuren door het plaatsen van een horizontale drainage volgens de as van de leiding of door door het plaatsen van verticale filters. De bemaling wordt in werking gesteld voor het uitgraven van de sleuf. Geluidsgedempte pompen worden geplaatst aan de buitenzijde van werkstrook. Het bernalingswater wordt via een stelsel van afvoergrachten, greppels, leidingen geloosd in een waterloop of riolering, waarvoor vergunning is bekomen bij de bevoegde overheid. • Na het graven van de sleuf en nadat de aaneengelaste buizenstreng volledig is bekleed, gecontroleerd met het elektrisch afvonkapparaat en goedgekeurd, wordt de leiding in de sleuf neergelaten met behulp van aangepast materieel • Het opheffen en verhandelen van de buizenstrengen geschiedt terug met beugels of sledes om beschadiging van de bekleding te voorkomen. Juist voor het neerlaten wordt nog een controle van de bekleding met de elektrische borstel uitgevoerd. Bij het neerlaten in de sleuf dient erop gelet geen ontoelaatbare spanningen te genereren. • In bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn dat de leiding in de sleuf wordt verzwaard om opdrijven ingevolge waterdrakken tegen te gaan. Dit kan bijvoorbeeld dmv het aanbrengen van een doorlopende bekleding van gewapend beton (gunitage). De bekleding van de te verzwaren buizen is initieel van een sterker type. • In ieder geval moet de leiding onmiddellijk na het neerlaten worden beveiligd om het opdrijven tengevolge van wateroverlast te voorkomen (onweer, doorbreken van een tijdelijke afdamming van een waterloop, ...). • Thv speciale punten, bijzondere punten, en andere reeds neergelaten leidingsecties , worden de verschillende leidingdelen met elkaar verbonden dmv verbindingslassen. Deze verbindingslassen mogen slechts uitgevoerd worden op leidingstukken die in elkaars verlengde en op hun definitief niveau liggen teneinde onaanvaardbare spanningen te vermijden. 3.10 Aanaarden van de sleuf en leggen signalisatiekabels • Voor de aanaarding van de sleuf dient de leiding en toebehoren te worden opgemeten teneinde een as built dossier te kunnen opstellen. De opmetingen hebben betrekking op: * de ligging van de leiding * de gronddekking * de plaatsbepaling van de lassen, betonplaten, mantelbuizen, HDPE kokers, ballast, verbindingen van de teletransmissiekabel en HDPE kokers, kabel- en verbindingsdozen van potentiaalmeetpunten, * bepaling van de hoeken en ligging van de richtingsveranderingen * kruisingen met obstakels, kabels, leidingen, drainage,... • De aanaarding van de sleuf verloopt in drie fasen: * kleine aanvul : aanaarding tot 0,30 m boven de leiding met losse aarde of zand. Alle harde voorwerpen (stenen, keien, ...) die de bekleding zouden kunnen beschadigen worden verwijderd. Eventueel dient de grond te worden vervangen door geschikt zand of aarde. Dit is o.m. het geval voor veengrond, gronden met te veel stenig materiaal. .* Na de kleine aanvul worden nog volgende werken uitgevoerd: plaatsen van de mechanische bescherming bestaande uit gewapende betonplaten ter hoogte van grachten, onbevaarbare waterlopen, wegenis ... - zoals bepaald in het Technisch en Bijzonder Bestek plaatsen van een waarschuwingsnet en -lint over het gehele trace in voorkomend geval plaatsen van een HDPE-mantelbuis voor een signalisatiekabel. Voor deze laatste wordt ook elke 2000 m een bezoekkamer in beton of kunststof geplaatst in openbaar domein of op Fluxys terrein (thv stations). * Grote aanvul: hierna wordt de sleuf verder opgevuld met de uitgegraven grond er zorg voor dragend dat de opeenvolgende lagen in dezelfde volgorde als de oorspronkelijke gelaagdheid worden teruggeplaatst. De aanvullingen gebeuren in lagen van max. 0,30 m en worden derwijze verdicht dat de oorspronkelijke dichtheid van de grond wordt bekomen.
* Tenslotte wordt de teelaarde teruggeplaatst tot op het oorspronkelijk niveau en dit over de volledige werkstrook, sleuf incluis. Vooraf wordt de ondergrond t.p.v. de rijstrook losgewoeld om de natuurlijke waterdoorlatendheid van de bodem te herstellen. • hi rotsgebieden dienen bijzondere maatregelen getroffen om de bekleding van de leiding tijdens de aanvul te beschermen. Deze kunnen zijn: * aanbrengen van een geotextiel min. dikte 8 mm rond de leiding. De aanvulling gebeurt met gemalen rotsgrond bekomen met de kettingsleufmachine of crusher * aanbrengen van een zandbed van 0,20 m dikte op de sleufbodem (tussen bodem en leiding), aanbrengen van een geotextiel min. 8 mm dik rond de leiding en aanvullen met verbrijzelde rots tot deeltjes < 30 mm * aanbrengen van hetzij een zandbed tot 0,30 m boven de leiding en 0,20 m onder de leiding hetzij niet rottende aaneensluitende houten latten dikte 15 mm rond de leiding hetzij een geotextiel dikte min. 8 mm rond de leiding met aanvul van verbrijzelde rots tot deeltjes < 30 mm • Tijdens de aanaardingswerkzaamheden dienen ook de aanwezige draineersystemen te worden hersteld en eventueel bijkomende drainering te worden geplaatst. De herstelde drains dienen van dezelfde aard te zijn als de oorspronkelijke drains (materiaal, dikte, diameter, perforatiepatroon, weerstand tegen samendrukking ...) De draineerbuizen worden in axiale richting verbonden met gronddichte klik- of schroefmoffen. De uitvoeringswij ze en materiaalkeuze worden vooraf besproken met de landeigenaars en goedgekeurd door Fluxys. • Bij klassiek drainherstel wordt het drainherstel over minimaal de volledige breedte van de sleuf en, afhankehjk van de omstandigheden, ook over de breedte van de werkstrook uitgevoerd. De hersteldrain wordt in een gegalvaniseerd metalen u-profiel geplaatst. Dit profiel rust ter hoogte van elk der sleufwanden op een in ongeroerde grond geplaatst gegalvaniseerd dwarsprofiel, teneinde te kunnen weerstaan aan de druk van de landbouwvoertuigen. Grote overbruggingen noodzaken houten tussensteunen waarop het u-profiel rust. • Als alternatief kan drainherstel plaatsvinden door het aanbrengen van langsdrains, evenwijdig met de leiding, hetzij in open sleuf, hetzij met sleufloze technieken. • Bijzondere maatregelen dienen te worden getroffen bij aanaarding van sleuven in hellende terreinen om uitspoeling van de aanaarding tegen te gaan o.m. ... * plaatsen van kleistoppen in de sleuf * plaatsen van een drain op de sleufbodem en indien nodig steenschouwen als buffer voor de waterevacuatie * Onmiddellijk herinzaaien van het terrein
3.11 Kathodische bescherming • De stalen leiding wordt primair tegen corrosie beschermd door de ornhullende polyethyleenbekleding. Om te vermijden dat er zich toch roest zou vormen door mogelijke kleine beschadigingen van de bekleding die hetzij aan de intensieve controles zijn ontsnapt, hetzij later zijn ontstaan door indringing van scherpe voorwerpen onder druk van de bovenbelastingen, wordt supplemental voorzien in een kathodische bescherming. Bij het doorsturen in de leiding van een elektrische stroom wordt een negatieve potentiaal ten opzichte van de grond ingesteld waardoor roestvorming wordt voorkomen. • Tenslotte wordt na de aanvul van de sleuf doch voor het plaatsherstel een finale controle van de bekleding uitgevoerd. Dit kan gebeuren door de zogenaamde Pearson-test. Deze test behelst het meten van het potentiaalverschil tussen de leiding en de grond. Meettechnici lopen met meetsondes na elkaar over de leiding. Met de ontvanger/versterker wordt het verschil in signaal tussen de eerste en de tweede persoon gemeten. Indien er geen bekledingsfouten zijn, is de gemeten waarde nagenoeg nul. Zo ja, neemt het detectiesignaal toe tot een maximum telkens een meettechnicus de fout passeert. 3.12 Eindbeproevingen, reinigen en drogen van de leiding • Na het voltooien van de aanleg van de leiding m.i.v. de aanaarding van de sleuf dienen volgende reglementaire proeven te worden uitgevoerd: * een weerstandsproef . * een dichtheidsproef • Deze proeven worden uitgevoerd onder toezicht van het erkend controleorganisme en Fluxys. • Na het uitvoeren van beide proeven wordt de leiding gereinigd en gedroogd.
3.13 Plaatsherstel en bebakening • Alle terreinen gebruikt voor de aanleg van de leiding worden in hun oorspronkelijke staat hersteld tot algehele voldoening van de landeigenaars en beherende overheden. Voor alle prive terreinen wordt, per betrokkene, een proces verbaal van vrijgave, inclusief een schadevergoedingsformulier opgemaakt door de Fluxys onderhandelaar. De contractant maakt samen met de betrokken overheden proces verbaal van wederinstaatstelling op voor alle betrokken openbare domeinen. • Deze werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden uitgevoerd en er wordt naar gestreefd deze ten laatste binnen 12 weken te beeindigen na het openen van de werkstrook. • De werkstrook wordt volledig ontruimd, de teelaarde teruggeplaatst en bewerkt met aangepaste landbouwwerktuigen teneinde de structuur zo goed als mogelijk te herstellen en de grond zaaiklaar te maken. Het inzaaien wordt bij voorkeur overgelaten aan de landeigenaar/uitbater (mils vergoeding). De tijdelijk weggenomen objecten worden teruggeplaatst en grachten worden geherprofileerd zoals initieel ingemeten. • Tot slot wordt het trace van de leiding gevisualiseerd door merkpalen en luchtbakens. • De betonnen merkpalen voorzien van signalisatieplaatjes worden geplaatst bij elke wegkruising en kruising van een waterloop en telkens zich een belangrijke richtingsverandering van de leiding voordoet. De merkpalen kunnen worden vervangen door merkblokken bij plaatsing op terreinen waar palen hinderlijk zijn (o.a. in wegenis). Luchtbakens worden geplaatst om het toezicht vanuit een helikopter mqgelijk te maken. Het geheel van bebakening wordt nog aangevuld met de meetpunten voor kathodische bescherming. Na het plaatsherstel worden alle nieuw geplaatste of herplaatste merkpalen, luchtbakens, omheiningen, ... opgemeten en de verdwenen objecten (vb gevelde bomen) genoteerd, derwijze dat as-built-inplantingsplannen van de leiding kunnen worden opgesteld die de meest recente toestand van het terrein na beëindiging van de werken weergeven. 3.14 Speciale uitvoeringstechnieken voor de kruising van hindernissen In specifieke situaties kunnen negatieve milieueffecten gemilderd worden door te opteren voor bepaalde uitvoeringsalternatieven. Meestal worden persingen/boringen toegepast in geval van een kruising van een belangrijke weg of waterloop. Wanneer men bepaalde gebieden echter niet wil verstoren bijvoorbeeld omwille van de hoge natuurwaarde of kwetsbaarheid kan men eveneens opteren voor een van deze alternatieve uitvoeringsmethodes. Wanneer de te doorkruisen zones te lang zijn voor een pers-of boortechniek kan men de alternatieve uitvoeringsmethode van de horizontaal gestuurde boring overwegen. Met betrekking tot het voorliggende project worden in eerste instantie persingen opgenomen bij het project (zie paragraaf 8.1.2). De initiatiefnemer voorziet 1 horizontaal gestuurde boring in de provincie Vlaams-Brabant. Het onderzoek moet uitwijzen of bijkomende persingen of gestuurde boringen noodzakelijk zijn.
4
RANDVOORWAARDENBIJDE UITVOERING
4.1 Technische beperkingen Omwille van het fmancieel-economische rendement wordt principieel gewerkt met een normale werkstrookbreedte. Doorgangsbeperkingen, richtingsveranderingen en werkstrookonderbrekingen of versmallingen zijn kostenverhogende elementen welke geval per geval afgewogen moeten worden tegenover de mogelijke milieueffecten. Bovendien is de veiligheid op de werf moeilijker te garanderen bij een versmalde werkzone aangezien alle activiteiten op een kleinere oppervlakte moeten plaatsvinden. Het MER moet uitwijzen waar een aangepaste werkstrookbreedte noodzakelijk is. ' . 4.2 Beperkingen Tijdens de graafwerken worden teelaarde, heide- en bosgrond en ondergrond zorgvuldig gescheiden gehouden en na de werken in de goede volgorde teruggeplaatst. Zodoende worden zaadbanken intact gelaten. Indien nodig wordt het terrein nadien vakkundig bewerkt (frezen, eggen,..) met daarvoor ontworpen landbouwmachines om het in zijn oorspronkelijke toestand terug te brengen. Aldus wordt de structuurschade tot een minimum herleid. Vermits aardgasvervoerleidingen quasi onderhoudsvrij zijn, worden schade en hinder beperkt tot tijdelijke en eenmalige ongemakken. Wel bepaalt het K.B. van 11 maart 1966 (art. 24) dat binnen de beschermde zone die zich uitstrekt over 15 m aan weerszijden van de inplanting van de gasvervoerinstallaties een voorbehouden zone wordt ingericht. Deze voorbehouden zone houdt beperkingen inzake bebouwing en beplanting in. Boven de leidingen worden heesters en struikgewas toegelaten, maar geen diep wortelende bomen. Deze vrijgehouden zone zal bij het volgen van de bestaande Fluxys leiding in totaal ongeveer 19,1 m bedragen rekening houdend met een tussenafstand van 8 m tussen de nieuwe Fluxys-leiding DN1200 en de bestaande Fluxys-leiding DN1000 en de vrijgehouden zone die 2 x 5 m bedraagt voor de beide leidingen. In geval van het voorliggende project wijkt de nieuwe leiding af van het parallellisme over een afstand van 605 m te Zemst, 180 m te Vilvoorde en 430 m te Haacht en dit op een totale tracelengte van ongeveer 133,333 km. In de provincie Limburg is het parallellisme volledig. Daar waar de leiding een uniek trace zal volgen, wordt in totaal 10 m vrijgehouden (2x5 m) Naar aanleiding van de bevindingen van het MER zijn eventuele bijkomende afwijkingen van het bestaande trace mogelijk.
4.3 Veiligheidsaspecten Het concept, de constructie en de exploitatie van de leiding dient aan de wettelijk vastgelegde veiligheidsvoorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden zijn vastgesteld in het Koninklijk Besluit (K.B.) van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, zoals laatst gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 24 januari 1991, waarin meermaals verwezen wordt naar internationaal erkende normen. . Het Koninklijk Besluit vermeldt o.a. de vereiste materiaalkeuzen, de dimensionering van de buis, de controles tijdens constructie, de opleveringsproeven, enz. Tijdens studie- en constructiefase wordt door een Erkend controleorganisme hierop toezicht uitgeoefend. Dit toezicht resulteert in een attest waarin bevestigd wordt dat aan de heersende wettelijke voorschriften werd voldaan. Het K.B. vermeldt daarnaast tevens exploitatievoorschriften (o.a. kathodische bescherming en toezicht houden / bewaken van de leiding). TECHNUM N.V. 43-60350
.
39
MER "Aardgasvervoerleiding VTN II Qpwijk - Voeren" KENNISGEVING
Luchtbakens worden geplaatst om het toezicht vanuit een helikopter mqgelijk te maken. Het geheel van bebakening wordt nog aangevuld met de meetpunten voor kathodische bescherming. Na het plaatsherstel worden alle nieuw geplaatste of herplaatste merkpalen, luchtbakens, omheiningen, ... opgemeten en de verdwenen objecten (vb gevelde bomen) genoteerd, derwijze dat as-built-inplantingsplannen van de leiding kunnen worden opgesteld die de meest recente toestand van het terrein na beeindiging van de werken weergeven. 3.14 Speciale uitvoeringstechnieken voor de kruising van hindernissen In specifieke situaties kunnen negatieve milieueffecten gemilderd worden door te opteren voor bepaalde uitvoeringsalternatieven. Meestal worden persingen/boringen toegepast in geval van een kruising van een belangrijke weg of waterloop. Wanneer men bepaalde gebieden echter niet wil verstoren bijvoorbeeld omwille van de hoge natuurwaarde of kwetsbaarheid kan men eveneens opteren voor een van deze
alternatieve uitvoeringsmethodes. Wanneer de te doorkruisen zones te lang zijn voor een pers-of boortechniek kan men de alternatieve uitvoeringsmethode van de horizontaal gestuurde boring overwegen. Met betrekking tot het voorliggende project worden in eerste mstantie persingen opgenomen bij het project (zie paragraaf 8.1.2). De initiatiefnemer voorziet 1 horizontaal gestuurde boring in de provincie Vlaams-Brabant. Het onderzoek moet uitwijzen of bijkomende persingen of gestuurde boringen noodzakelijk zijn.
8
INGREEP-EFFECTRELATIES
Het project omvat de aanleg van de aardgasvervoerleiding VTN n van Opwijk naar Voeren. Het project kan in vier fasen opgedeeld worden: 1. Aanlegfase: voorbereiding van de werken en de aanleg van de voorziene infrastructuren 2. Afgewerkt project 3. Exploitatie- en onderhoudsfase: exploitatie van de nieuwe infrastructuren en onderhoud ervan 4. Ontmantelingsfase Alvorens in te gaan op de verschillende fasen worden eerst de belangrijkste deelingrepen voorgesteld met aanduiding van de belangrijkste (directe) effecten die ontstaan als gevolg van deze ingrepen. Vervolgens wordt in een ingreep/effecttabel een overzicht gegeven van de tijdelijke en permanente effecten op het biotisch en abiotisch milieu. Op basis van gelijkaardige projecten die reeds eerder werden gerealiseerd, wordt in tabel 4 en 5 aangegeven welke de meest relevante effecten zijn om in dit dossier te onderzoeken. Voor deze effecten, die de grootste impact hebben, zal onderzocht worden of het effect relevant is binnen de aandachtsgebieden. Aanvullend aan deze effecten worden de geluidsaspecten van de werken kort toegelicht, en zullen de effecten van geluid op Fauna en Flora en op Landschap worden aangegeven. Indien een effect wordt verwacht, wordt in de tabel een " + " aangegeven. Indien een effect wordt verwacht van korte duur wordt een " * " aangegeven. Indien per geval moet nagekeken worden of er zich eventueel effecten kunnen voordoen, wordt een " # " gebruikt. In dit laatste geval zal tijdens de bespreking van de verschillende disciplines een uitspraak volgen.'
8.1 Analyseschema van de hoofdingreep en de deelingrepen De hoofdingreep, waarvoor dit MER wordt opgesteld, behelst de aanleg van een aardgasvervoerleiding. Voor de duidelijkheid wordt in dit MER de hoofdingreep opgesplitst: de eerste hoofdingreep is de aanleg van de leiding in open sleuf, de tweede is de (ondergrondse) kruising van belangrijke waterlopen of wegkruisingen. In tabel 1.wordt een gedetailleerde beschrijving van het gevolgde trace gegeven. Hier wordt tevens weergegeven met welke techniek de betreffende waterlopen en wegen gekruist zullen worden De kruising van de Maas gebeurt door gebruik te maken van het bestaande tunnelcomplex. Vermits het gaat om gebruik van een bestaande tunnel worden hiergeen bijkomende effecten verwacht.
8.1.1 Deelingrepen "aanleg leiding" in open sleuf De standaardmethode voor aanleg van een leiding in lijn inclusief het kruisen van wegen en waterlopen is de open sleuf-methode. Deelingrepen "aanleg leiding" in open sleuf A voorbereiding van de werkstrook Al afbakening van de werkstrook A2 overbruggen van waterlopen en grachten A3 aanbrengen van signalisatieborden A4 verwijdering van opgaande vegetatie
B, maatregelen om vrachtwagens toegang te verschaffen tot het trace C. verwijdering van de teelaarde van de rijstrook, de bouwsleufen de stapelzone ondergrond Cl afgraven C2 stockeren aan de zijkant van de werkstrook D. installeren bemalingspompen en bemalen Dl installatie D2 bemalen ...".'• D3 evacuatie bemalingswater E. uitgraven sleuf .
El E2
uitgraven met kraan stockeren van de grond naast de sleuf, gescheiden volgens grondsoort
F. aanleg aardgasleiding
Fl F2 F3 F4
aanvoer van buiselementen per vrachtwagen uitleggen buiselementen naast de sleuf montage van de buis (lassen) • . neerlaten buizen met kraan in de sleuf ,
G. afwerking bouwsleuf Gl kleine aanvulling met geschikte aarde - plaatsen waarschuwingslint en -net G2 grote aanvul ondergrond G2 herplaatsen met teelaarde ' H. ontruiming van de werkstrook HI ontruiming van materieel, materiaal, en afval H2 grondbewerking en herstel bodemstructuur /. herstel van het terrein in zijn oorspronkelijke staat . 11 terugplaatsing van de afsluitingen 12 verwijdering van de tijdelijke afsluitingen 13 herstel van waterlopen, grachten en wegenis 14 herstel van drinkwatervoorziening voor het vee 15 herinzaaien en heraanplanten
J aanbrengen van bebakening