ALGEMENE INFORMATIE OVER ‘ONDERWIJS ONDERSTEUNEND GEDRAG’ Inleiding over onderwijs ondersteunend gedrag Je kind steunen bij zijn schoolloopbaan 1. Onderwijs ondersteunend gedrag Een veilig en warm thuis Veel praten met je kind Samen actief zijn; spelen is ontwikkelen Hoge en reële verwachtingen Samenwerken met school 2. Ouders en school Ouderbetrokkenheid Verwachtingen 3. De ontwikkeling van mijn kind Van baby tot puber 4. Wat leert mijn kind op de basisschool 5. Huiswerk Plannen Stress bij kinderen •
Als we over ouders praten, bedoelen we ook opvoeders en verzorgers van kinderen. Als we het over ‘zonen en hij’ hebben bedoelen we ook ‘dochters en zij’. Dit hebben we zo gedaan omdat het dan prettiger leest.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
1
Inleiding over onderwijs ondersteunend gedrag
Je kind steunen bij zijn schoolloopbaan
Hoe kun je je kind steunen bij wat hij leert op school? Wat leert je kind eigenlijk op school? Wanneer is praten met school nodig? Welke verwachtingen heb je van je kind?
Als ouder wil je natuurlijk dat je kind het goed doet op school. Je wilt je kind hier zo goed mogelijk bij steunen. De manier waarop ouders hun kind thuis ondersteunen, bepaalt voor een groot deel hoe ze zich ontwikkelen en hoe goed ze het doen op school. Veel ouders denken dat ze hun kind alleen kunnen steunen bij het maken van het huiswerk. Maar dat is niet zo. Er is veel meer dat je als ouder thuis kunt doen om je kind te steunen. Dit wordt onderwijs ondersteunend gedrag genoemd. Dit begint al voordat je kind naar school gaat.
1. Onderwijs ondersteunend gedrag Onderwijs ondersteunend gedrag: Is het gedrag van ouders dat bijdraagt aan gunstige leeromstandigheden thuis, een positieve houding tegenover school en het werk van kinderen en het thuis helpen bij leertaken.
De basis van onderwijs ondersteunend gedrag bestaat uit 5 onderdelen: •
Een veilig en warm thuis
•
Veel praten met je kind
•
Samen actief zijn, spelen is ontwikkelen
•
Hoge en reële verwachtingen
•
Samenwerken met school
Het begint allemaal met een veilig en warm thuis en een goede relatie met je kind. Positief opvoeden helpt hierbij. Positief opvoeden (steunen, sturen, stimuleren en samenwerken) is een manier van opvoeden die erop gericht is om de ontwikkeling van je kind te bevorderen. Het betekent dat je op een opbouwende en niet kwetsende manier omgaat met het gedrag en de emoties van je kind. Je geeft je kind liefde en genegenheid, stelt duidelijke regels en grenzen en houdt rekening met de behoeften en leeftijd van je kind. Je geeft positieve aandacht aan dingen die je kind goed doet en zorgt voor een regelmatig leefpatroon (rust, reinheid en regelmaat). Je kind zit hierdoor lekkerder in zijn vel, doet het goed en loopt minder kans om gedragsproblemen te ontwikkelen.
Thuis veel praten met je kind helpt bij het opbouwen van een goede relatie. Dit kun je doen door voor te lezen, samen te praten, praten over de groep, over wat je kind meemaakt op de groep, over het thema op school, enzovoorts. Als je wilt praten met je kind zul je ook goed moeten luisteren. Wanneer je goed luistert naar je kind kun je makkelijker aansluiten bij wat je kind bezighoudt. Als ouder kun je Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
2
dan praten vanuit de beleving van je kind. Je zult merken dat je veel meer contact maakt met je kind en ook echt een gesprek in twee richtingen kunt voeren.
Spelen is ontwikkelen. Thuis samen actief zijn vergroot de ontwikkelingsmogelijkheden van je kind. Je kunt verschillende activiteiten samen doen (en daarbij veel taal aanbieden), bijvoorbeeld huishoudelijke klusjes doen, buiten spelen, boeken lezen, tekenen, schilderen en knutselen, dansen, zingen, doen alsof-spel, bouwen, puzzelen, stoeien, contact (laten) maken en (laten) spelen met andere kinderen, enzovoorts. Behalve voor de vroege ontwikkeling, is dit ook van belang voor de ontwikkeling van latere hobby’s en interesses. Dus spelen = leren en noodzakelijk voor de ontwikkeling en schoolloopbaan van je kind.
Het hebben van hoge en reële verwachtingen over de ontwikkeling en het schoolsucces van je kind, vergroot ook echt de ontwikkelingsmogelijkheden en het schoolsucces van je kind. Zorg er wel voor dat je verwachtingen passen bij de leeftijd en ontwikkeling van je kind. Praat met je kind over je verwachtingen en help je kind ze te realiseren. Dit draagt bij aan een positief zelfbeeld. Praat ook over dingen die met school te maken hebben, je kind merkt dan dat je het belangrijk vindt om te weten wat hij op school doet. Dus praat met je kind over school, moedig je kind aan en heb daarbij een realistisch pad voor ogen. Praten en samenwerken met school over de schoolloopbaan van je kind. Om op de hoogte te zijn over hoe het op school gaat met je kind, is het goed om naast de ouderavond en rapportbespreking (het 10 minuten gesprek) regelmatig even met de leerkracht te praten. Op deze manier krijg je een band met de leerkracht van je kind. Je kunt dan ook bijvoorbeeld vragen welke boekjes je het beste thuis kan lezen. Mochten er ooit problemen zijn met je kind, dan ken je de leerkracht al en is het makkelijker om er samen over te praten. Soms komt de leerkracht ook een keer thuis op bezoek. Zorg ook goed voor jezelf! Gaat het goed met jou, dan gaat het goed met je kind en dan gaat het ook goed op school.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
3
Geef me de vijf!
Bron: groep 0, een goede start
2.
Ouders en school*
Als ouder kun je op verschillende manieren betrokken zijn bij de school van je kind: •
Je kunt meehelpen met de organisatie van zaken op de school. Denk aan meelopen naar het zwembad, voorlezen in de klas, luizenouder en de ouderraad.
•
Je kunt meedenken en meebeslissen over het beleid van de school in de medezeggenschapsraad.
•
Je hebt contact met school over de ontwikkeling van je kind.
Vroeger was er een duidelijke taakverdeling tussen school en ouders. Ouders gingen over opvoeden en school over onderwijs. Tegenwoordig worden opvoeding en onderwijs gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school, dit noemen we educatief partnerschap. Educatief partnerschap wil zeggen dat ouders en school samen voor de beste omstandigheden zorgen voor de ontwikkeling en het leren van het kind, thuis en op school. Ouders en de school gaan hierover met elkaar in gesprek en werken zoveel mogelijk samen. Verwachtingen Wat verwacht de school van je als ouder en wat verwacht je als ouder van de school. Zorg ervoor dat de verwachtingen over en weer duidelijk zijn. Praat hierover met de school en de leerkracht. Ouders en school willen eigenlijk hetzelfde: dat het goed gaat met het kind. Door daarover te praten, kun je het samen eens worden over wat er goed gaat en wat er beter kan. School en ouders werken dan samen. Er zullen altijd verschillen zijn tussen het leven thuis en het leven op school. Dat hoeft helemaal geen probleem te zijn. Maar als ouders en de school samenwerken en weten wat er verwacht wordt, is dat voor je kind (dat er tussen in zit) wel heel prettig en duidelijk.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
4
Daarvoor is het wel nodig dat de school je als ouder serieus neemt. Als de leerkracht duidelijk vertelt wat zijn mening is over je kind (over de prestaties en het gedrag in de klas), kun je nagaan of je het daarmee eens bent. Het is belangrijk om daarover te praten. Als het nodig is, kun je samen met de school afspraken maken en kiezen voor de beste aanpak voor je kind. Vertel ook eens zelf iets over je kind. De leerkracht vindt het altijd prettig om te horen hoe het met je kind thuis gaat. Ook als er iets bijzonders aan de hand is (een geboorte of een sterfgeval in de familie), is het belangrijk om dit aan de leerkracht te vertellen. * Waar school staat bedoelen we ook de peuterspeelzaal of de kinderopvang.
3. De ontwikkeling van je kind Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter presteren wanneer ouders hoge verwachtingen hebben van hun kind, zolang het maar reële verwachtingen zijn! Om te weten wat reëel is, is het goed om kennis te hebben over de ontwikkeling van het kind in het algemeen. Een kind maakt in de eerste jaren van zijn leven een enorme groei en ontwikkeling door. Die ontwikkeling speelt zich af op de volgende gebieden; lichamelijk, sociaal emotioneel, taal en cognitief. Er worden een aantal fasen onderscheiden: •
Baby
•
Dreumes
•
Peuter
•
Kleuter
•
Het schoolgaande kind; onderbouw en bovenbouw
•
Pubertijd en adolescentie
Baby: In het eerste jaar van zijn leven ontwikkelt je kind zich razendsnel. De ontwikkelingen op lichamelijk, sociaal-emotioneel en cognitief gebied gaan hand in hand. In het eerste jaar leert je baby om zich steeds bewuster en gecontroleerder te bewegen. Ook zijn zintuigen worden steeds beter, zodat hij de wereld om zich heen kan leren kennen. Je baby is, zeker in het begin, nog hulpeloos. Hij kan nog niet weglopen van iets wat hij niet leuk vindt. Het is jouw taak om hem liefde, warmte en veiligheid te bieden. De denk- en taalontwikkeling komen op gang, zodra je baby indrukken van buitenaf kan verwerken.
Dreumes: In het tweede jaar van zijn leven leert je kind lopen en praten: twee belangrijke vaardigheden. Hij kan daardoor steeds meer zelf op onderzoek uitgaan. En hij ontdekt dat hij een eigen persoontje is. Je dreumes begint nu langzaam een beetje te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Zijn nieuwsgierigheid zorgt voor veel nieuwe indrukken, die zijn cognitieve ontwikkeling stimuleren. Op taalgebied gaat je dreumes van het eerste woordje naar tweewoord zinnetjes.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
5
Peuter: Tussen zijn tweede en vierde verjaardag is je kind een peuter. Ook in deze periode maakt hij weer een aantal belangrijke ontwikkelingen door. Hij wordt bijvoorbeeld zindelijk. En als persoontje wordt hij steeds zelfstandiger, maar heeft ook grenzen nodig. En af en toe kan hij ook heel verlegen zijn. Hij leert zijn bewegingen verfijnen en nog iets beter coördineren. De taal van je peuter wordt tussen zijn tweede en vierde verjaardag steeds rijker en ingewikkelder. Hij begint de regels van de taal te begrijpen en krijgt steeds meer woordsoorten tot zijn beschikking.
Kleuter: Tussen zijn vierde en zesde verjaardag verandert er heel wat in het leven van je kind. Want op zijn vierde verjaardag gaat hij voor het eerst naar school. Dat levert heel wat nieuwe uitdagingen op. De taalontwikkeling van je kleuter gaat nu hand in hand met zijn sociale en cognitieve ontwikkeling. Met behulp van taal probeert hij al spelend, greep te krijgen op dingen in zijn werkelijke omgeving en in zijn fantasie. Je kleuter kan steeds langere zinnen maken. De motoriek van je kind ontwikkelt zich verder, je kind wordt rechts- of linkshandig en kan bewust nieuwe bewegingen leren. . Schoolgaande kind: Tussen 6 en 9 jaar verandert je kind van een grote kleuter in een echt schoolkind. Je kind groeit snel. Vanaf zijn 7e verjaardag wordt je kind voorzichtiger en rustiger. Hij krijgt meer controle over zijn lichaam en denkt meer na voordat hij iets doet. En hij leert ook om meer geduld te hebben. Meisjes zijn hierin iets sneller dan jongens. Vanaf 6 jaar maakt je kind steeds betere zinnen. Hij leert steeds meer woorden goed gebruiken. Op school leert je kind lezen; dat is een enorm grote stap! Tegelijk geeft het lezen zijn taalontwikkeling weer een impuls, want daarmee vergroot hij zijn woordenschat. Hij leert dat een woord verschillende betekenissen kan hebben, en dat er regels zijn waar de taal zich aan houdt (grammatica). Zo leert hij ook om na te denken over taal. Jongens lopen ongeveer 1,5 jaar achter op meisjes wat taalontwikkeling betreft. Rond z’n 7
de
jaar maakt je kind een grote sprong in zijn cognitieve ontwikkeling. Hij leert namelijk om
concreet te denken. Dat betekent dat hij minder fantasie krijgt. Hij denkt nog wel in plaatjes: wat hij leert, moet hij vóór zich kunnen zien. Dit helpt hem bij het leren van de schoolvakken. Je kind wordt voorzichtiger en rustiger en krijgt meer controle over zijn lichaam. Je kind gaat steeds meer over zichzelf nadenken: ‘Wat kan ik? Wat kan ik niet? Hoe zie ik eruit? Hoe voel ik me? Wat wil ik?’ Vanaf een jaar of 8 vergelijkt hij zichzelf daarbij met andere kinderen: ‘Ik kan niet zo goed voetballen als Joep. Maar ik ben beter in tennis dan hij.’ In deze fase kun jij je kind helpen om een realistisch en positief zelfbeeld te ontwikkelen. Je kind wordt onafhankelijker. Hij gaat zijn eigen gedrag én dat van anderen meer vanuit een ethisch oogpunt beoordelen: zo moet het, en niet anders. Spelregels en normen past hij eerst nog vrij strak toe, maar vanaf 8 jaar kan hij zien dat er achter het gedrag van een ander (of hemzelf) een bepaalde bedoeling zit.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
6
Wat kun je van een 4 tot 8 jarige verwachten? Ik kan nog niet…
Ik kan al…
•
Tegen mijn verlies
•
Rekening houden met anderen
•
Spelregels zien als afspraken
•
Gezelschapsspelletjes doen
•
Goed delen
•
Mijn goede manieren laten zien
•
Boete doen om iets wat niet mocht
•
Gehoorzamen aan afspraken
•
Oorzaak en gevolg overzien
•
Veertig minuten alleen spelen
•
Verantwoord alleen op de stoep spelen
•
Taakjes in huis doen
•
Op excursie, alleen naar het toilet
•
Mijn naam schrijven
•
Waaromvragen beantwoorden
•
Verder dan morgen kijken
Tussen 9 en 12 jaar verandert je kind van een schoolkind in een prepuber. Bij jongens en meisjes beginnen de geslachtskenmerken zich te ontwikkelen. Het lichaam van je kind verandert doordat hij andere hormonen in zijn lijf krijgt. En die hebben ook invloed op zijn gevoelens: het ene moment is hij blij, en het volgende moment is hij somber. Je kind is nog geen puber, maar wel bijna. Hij is een ‘prepuber’. De oog- handcoördinatie van je kind is op deze leeftijd goed ontwikkeld. Wat hij nu goed kan, is bijvoorbeeld: heel snel reageren, bijvoorbeeld bij computerspelletjes, makkelijk in hutten of bomen klimmen, een nieuwe sport leren. Je kind leert de regels van de grammatica steeds beter en hij kan steeds beter zeggen wat hij bedoelt. Hij leert ook meer uitdrukkingen kennen. Als je bijvoorbeeld zegt: ‘Je hebt een pluim verdiend!’ begrijpt hij dat hij niet echt een pluim krijgt, maar dat het een compliment is. Lezen en schrijven heeft je kind voor het grootste deel onder de knie. Rond 12 jaar kan je kind abstract denken. Hij hoeft dan geen plaatje meer van iets te zien. Nu kan hij bijvoorbeeld wiskunde leren begrijpen. Vanaf 12 jaar kan je kind eigenlijk ieder schoolvak leren. Maar sommige kinderen leren gemakkelijker dan andere kinderen. Tussen 9 en 12 jaar leert je kind dat er een verschil is tussen 'nu eenmaal ergens goed in zijn' en 'ergens je best voor doen'. Hij begrijpt dat zijn inspanning niet altijd een garantie is voor succes. Je kind krijgt steeds meer behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en eigen verantwoordelijkheid. Je kunt je kind ook best van dit soort verantwoordelijkheden geven. Dat sterkt zijn zelfvertrouwen. Tegelijk zal je kind steeds vaker kritisch staan tegenover regels die jij stelt. Ook kan hij zich gaan schamen voor de manier waarop jullie je als ouders gedragen. Je kind spiegelt zich steeds meer aan zijn leeftijdsgenoten. Hij gaat zich net zo kleden en gedragen als zij. De normen en gewoonten van zijn vrienden vindt hij steeds belangrijker. Al deze veranderingen (andere normen en gewoonten, anders omgaan met leeftijdsgenoten, meer verantwoordelijkheid, zelfstandigheid én lichamelijke veranderingen) zorgen er vaak voor dat je kind last kan hebben van een soort emotionele instabiliteit. Ook kan hij tijdelijk wat minder zelfvertrouwen hebben. Geef je kind daarom extra aandacht in deze periode. Zorg ervoor dat hij een positief en Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
7
realistisch zelfbeeld blijft houden. Help hem omgaan met de gevoelens die horen bij alle veranderingen in deze fase. Bied een luisterend oor, maar probeer je ook niet te veel met kleine dingen te bemoeien. Geef je kind de ruimte om zijn eigen weg te vinden en ervaringen op te doen. En laat hem weten dat je er altijd bent als hij ergens over wil praten, of als er eens iets misgaat.
Wat kun je van een acht- tot twaalf jarige verwachten? Je kind van negen is niet meer zo afhankelijk van zijn ouders. Hij gaat alleen naar school en blijft bij vrienden eten. Zijn wereld wordt groter en als ouder sta je aan de zijlijn. Aan de ene kant eist een schoolkind deze onafhankelijkheid op, wil hij op avontuur, maar aan de andere kant is hij jong en vraagt hij veiligheid en geborgenheid van zijn ouders. Want zo zelfredzaam is hij nu ook weer niet. Zorg dragen voor de huissleutel kan hij, maar verwacht niet dat hij de sleutel niet kwijtraakt. Leg een reservesleutel klaar, zodat je kind altijd het huis in kan. Vanaf de middelbare schoolleeftijd kun je pas volledige verantwoordelijkheid voor een sleutel verwachten. Dan kun je je kind er wel op aanspreken. Je kind gaat zich steeds meer bezighouden met wie hij is. Hij wil zich meten met andere kinderen en kan slecht tegen zijn verlies. Hij is volop bezig om zichzelf neer te zetten en te bewijzen. Deze onderlinge competitie kan geen kwaad, zolang er maar aandacht is voor iedereen en er in de klas geen pikorde ontstaat. Vanaf groep vijf begint groepsdruk mee te spelen. Je kind wordt soms keihard uit de groep gezet, soms met dreigende taal. Zo kan je kind helemaal van slag thuis komen als hij niet is gevraagd voor een partijtje of uit een clubje is gezet. Groepsdruk is een hardnekkig, bijna niet uit te roeien middel om je positie in de klas veilig te stellen. Soms zijn kinderen aan elkaar gewaagd. Dan lossen ze ruzies op en vallen er geen slachtoffers. Zodra iemand de dupe is, spreken we over pesterijen. Pesten is altijd schadelijk voor een kind en moet direct gestopt worden. In het geval van pesterijen is klikken verplicht! Ieder kind moet zich veilig voelen op school.
Pubertijd en adolescentie: De puberteit is het begin van de adolescentie: de periode van volwassenwording die duurt van 10 tot ongeveer 23 jaar. De puberteit duurt gemiddeld 10 tot 15 jaar en heeft met name betrekking op lichamelijke veranderingen en geslachtsrijping. Tijdens de adolescentie rijpen met name de hersenen van je kind nog verder uit. Pas rond zijn 23e is je kind ook geestelijk volwassen. Je puber houdt jou als ouder tijdens deze periode kritisch tegen het licht. Een tijdlang kom jij er niet goed vanaf. Je puber wil zich van jou losmaken, zelfstandig worden en op een meer gelijkwaardige manier door jou behandeld worden. Daarom zet hij zich tegen je af. Echte zelfstandigheid kan je puber alleen bereiken als jij hem loslaat. Het vergt ook van jou als ouder dus een verandering in je houding tegenover je puber. Dat kan soms best lastig zijn. Tegelijk heeft je puber je nog steeds nodig. Het mag er dan soms op lijken dat hij zich helemaal niets van je aantrekt, maar dat is niet helemaal waar. Onder alle stoerdoenerij wil hij nog steeds graag weten, dat je er voor hem bent en dat je van hem houdt. Hij zal alleen niet expliciet om die bevestiging vragen.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
8
Vergeet niet Ieder kind is anders, het heeft een eigen karakter en tempo van ontwikkelen. Bron: www.anababa.nl, CJG Maasland, Boek: kijk, vergelijk en verrijk, Hilde Marx, Spectrum.
4. Wat leert je kind op de basisschool Per dag zit je kind zo’n 5 ½ uur op school. Wat ze er leren dat staat in het schoolplan. Elke school heeft een schoolplan, maar dit plan is niet voor elke school hetzelfde. Er is in de wet voorgeschreven wat de school minimaal per vak moet aanbieden (dat zijn de kerndoelen). Scholen hebben wel een grote vrijheid in hoe zij het de kinderen leren. Dan gaat het om de manier van lesgeven en om de boeken die in de klas worden gebruikt. Globaal gezien leert je kind in groep 1 tot en met 8 het volgende: Groep 1 De nadruk ligt op het wennen aan naar school gaan. Er is aandacht voor regelmaat en rituelen. Het leren gebeurt spelenderwijs. Er wordt gespeeld en gewerkt aan tafels en in hoeken, bijvoorbeeld de huizenhoek (dat heette vroeger de ‘poppenhoek’) en de bouwhoek. Groep 2 Je kind wordt al spelend voorbereid op het leren lezen, schrijven en rekenen dat in groep 3 gebeurt. Het voorbereidend rekenen is verpakt in herkenbare verhaaltjes. Je kind leert om samen te werken en te spelen, maar ook om dat alleen te doen. Groep 3 In groep 3 begint het echte leren. Je kind moet nu stilzitten en luisteren. Je kind leert lezen: aan het eind van groep 3 kan hij een zin per regel lezen. Hij leert ook rekenen: optellen en aftrekken met getallen tot 20, ruimtelijk inzicht en de getallenlijn. Met schrijven wordt ook een begin gemaakt. De lees- en schijfmethode sluiten meestal op elkaar aan. Groep 4 Je kind leert om doorlopende zinnetjes te lezen. Er is aandacht voor spelling en grammatica. De tafels van vermenigvuldiging komen aan bod. Groep 5 In groep 5 leert je kind om langere zinnen te lezen: van 9 of 10 woorden. De taalkundige en rekenkundige vraagstukken worden moeilijker. Het beheersen van de spellingregels wordt belangrijker. Er wordt begonnen met voorbereidende topografie.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
9
Groep 6 Met rekenen komen delingen en breuken aan bod. Bij taal blijven spelling en grammatica belangrijk. Ook tekstbegrip wordt geoefend. De topografie van Nederland wordt behandeld en geoefend. Je kind moet af en toe een werkstuk maken of een boekbespreking houden. Groep 7 Je kind krijgt nu huiswerk. De rekenstof wordt uitgebreid met sommen over oppervlakte en inhoud. Je kind leert taalkundig en redekundig ontleden. Spelling blijft ook belangrijk. De topografie van Europa komt aan bod. Je kind moet een werkstuk maken, een spreekbeurt en een boekbespreking houden. Je kind start met Engels. Groep 8 Bij taal en rekenen wordt de stof uitgediept en moeilijker gemaakt. Het tempo gaat omhoog: je kind krijgt meer opgaven in minder tijd. Hij leert de topografie van de wereld. Ook in groep 8 moet je kind een werkstuk maken, een spreekbeurt en een boekbespreking houden. Hij krijgt meer huiswerk, als voorbereiding op het voortgezet onderwijs.
Je kind krijgt ook aardrijkskunde, geschiedenis en natuur. Soms vallen deze vakken samen onder de noemer ‘wereldoriëntatie’. Vaak wordt er gewerkt aan de hand van thema’s. Bijvoorbeeld ‘het klimaat’. Daarnaast is er aandacht voor verkeer, bewegingsonderwijs(gymnastiek) en expressievakken (tekenen, zingen, drama, handvaardigheid). Bron: www.anababa.nl
5. Huiswerk Vanaf groep 7 krijgt je kind huiswerk. Dit is om hem voor te bereiden op het voortgezet onderwijs. Je kunt je kind stimuleren en steunen bij het maken van het huiswerk; •
door je kind aan te moedingen (nog even doorzetten, je bent bijna klaar),
•
door onder de indruk te zijn (ik wist niet dat je dat allemaal moest leren) en
•
door vragen te stellen (is het gelukt? Was het moeilijk?).
Ook is het goed om afspraken te maken met je kind over het maken van het huiswerk en aandacht te besteden van de plek waar je kind zijn huiswerk kan maken. Hier wat tips: •
Richt een speciaal rustig plekje in voor je kind voor het maken van het huiswerk
•
Spreek af hoeveel tijd je kind besteed aan het maken van het huiswerk, zit je kind op de basisschool dan is een half uur per dag meestal genoeg. Zit je kind op het voortgezet onderwijs kan een uur per vak nodig zijn. Spreek ook af wanneer je kind zich kan ontspannen.
•
Leer samen met je kind voor toetsen, overhoor je kind en stel vragen over de lesstof.
•
Controleer of het huiswerk ook echt gemaakt is.
•
Vraag extra hulp als dat nodig is. Praat hierover (samen met je kind) met de leerkracht.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
10
Plannen In het voortgezet onderwijs is alles anders georganiseerd dan op de basisschool. Je kind krijgt een lesrooster, dit is het schema van alle lessen die je kind per week krijgt. En hij gaat een agenda gebruiken, hierin schrijft hij het rooster en het huiswerk. Elke dag bestaat uit verschillende lessen van 50 minuten. Is de les klaar dan moet je kind vaak naar een ander lokaal voor de volgende les. In het voortgezet onderwijs krijgt je kind meer zelfstandigheid. Hij krijg te maken met tussenuren, huiswerkuren en huiswerk thuis. Je kind is zelf verantwoordelijk voor een goede tijdsbesteding, op school en thuis. Als ouder kun je je kind, helpen met het leren plannen. De volgende huiswerktips kun je je kind meegeven: •
Noteer je huiswerk goed in je agenda.
•
Wacht niet te lang met je huiswerk. Anders wordt het moeilijker om te beginnen.
•
Kijk in het weekend al wat je de komende week aan huiswerk hebt, zo kom je niet voor verrassingen te staan.
•
Maak gebruik van huiswerkuren en tussenuren. Dat bespaart je thuis veel werk.
•
Meedoen in de les, scheelt je de helft aan huiswerktijd.
•
Als je leerwerk hebt, doe dit dan op een rustige plek.
•
Kijk of er in de buurt of op school huiswerkklassen zijn.
•
Als je iets, ook na nog eens lezen niet snapt, stop dan. Je wordt er alleen maar zenuwachtig van. Vertel je probleem zo snel mogelijk aan de leraar.
•
Werk niet te lang aan één vak.
•
Overhoor jezelf bij leerwerk of laat je overhoren.
•
Leer woordjes liever 10 keer 5 minuten dan één keer anderhalf uur.
•
Als het leren niet meer lukt, stop dan en ga even bewegen. Dat bevordert de concentratie.
Stress bij kinderen Dat volwassenen wel eens stress hebben is bekend, dat ook kinderen stress kunnen ervaren is iets waarover je pas de laatste tijd wat hoort. Het ligt voor de hand om dan te denken aan toetst momenten die stress veroorzaken, zoals de Cito toetst. Maar vanaf groep 1/ 2 kan je kind al stress ervaren. De stress kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door verwachtingen die de leerkracht heeft, doordat ze zien dat andere kinderen in de klas iets beter kunnen, doordat ze prestatie druk ervaren van de ouders of doordat ze buiten de groep vallen. Met wat gezonde stress is niets mis, die kan er zelfs voor zorgen dat je kind beter presteert. Maar te veel stress is niet goed en kan allerlei vervelende gevolgen hebben zoals, slaap- en concentratie problemen, angst en gedragsveranderingen. Nu zal iedereen in zijn leven te maken krijgen met moeilijke periodes die stress veroorzaken. Als ouder is het daarom belangrijk dat je let op signalen van stress bij je kind en je kind ermee leert omgaan. Dit kun je doen door; samen met je kind te kijken naar wat het wel weet en er over te praten. Geef je kind aandacht, toon begrip en genegenheid, prijs je kind regelmatig. Stel verwachtingen bij (zowel van je kind als van jezelf), stel niet te hoge eisen, je kunt niet meer doen dan je best. Help je kind op tijd te beginnen aan het (huis)werk.
Achtergrondinformatie
Onderwijs ondersteunend gedrag
11