Doelstelling(en) Leerplandoelen - -
Leerplandoelstelling 1 Koppelt interne en externe factoren die de mens en zijn gedrag kunnen beïnvloeden aan concreet gedrag. Leerplandoelstelling 35 Geeft voorbeelden van de band tussen mens- en wereldbeeld en waarden en normen binnen een samenleving.
Algemene doelen en de link met de vakoverschrijdende eindtermen vind je in de handleiding bij dit lespakket.
Werkwijze
Deel één: ‘Welke invloed heeft zwerfvuil op ons en hoe kunnen we jongeren sensibiliseren (motiveren) om er iets aan te doen?’ De leerlingen starten met het invullen van een enquête. Ze staan stil bij het sociale aspect van zwerfvuil. De enquête bevat twaalf vragen die te maken hebben met zwerfvuil. (Wat vind je er zelf van? Doe je er iets aan? Wat zou je kunnen doen?) Wanneer de enquêtes ingevuld zijn, houden de leerlingen een groepsgesprek samen met de leerkracht. Het groepsgesprek is gebaseerd op de vragen uit de enquête. De leerkracht baseert de vragen voor het gesprek op de vragen uit de enquête. De leerlingen staan stil bij hun eigen idee/mening en luisteren naar die van de anderen. De laatste vragen van de enquête hebben te maken met het opruimen van zwerfvuil. Deze vragen zijn belangrijk om verder te gaan met het volgende onderdeel van de les. Deel twee: ‘Hoe kunnen we anderen sensibiliseren om zwerfvuil op te ruimen?’ De leerling heeft eerst zijn eigen handelen van naderbij bekeken en zal nu ‘onderzoeken’ hoe zij/ hij anderen kan aansporen om actie te ondernemen. Om het voor de leerlingen nog iets makkelijker te maken, kijken ze eerst naar een filmpje van een opruimactie. Zo krijgen ze al een idee over hoe dit concreet in zijn werk gaat. De leerkracht staat kort even stil bij de begrippen ‘groepsdruk’ (in deze les gaat het om positieve groepsdruk; d.i. anderen aanzetten tot het deelnemen aan een opruimactie) en ‘motiveren’. Daarna laat de leerkracht de leerlingen even brainstormen over enkele ideeën die de leerlingen van de eerste graad zouden aanzetten tot actie. De ideeën die de leerlingen hebben, worden op een groot A3-blad geschreven. De leukste ideeën worden geselecteerd. Deze ideeën worden dan doorgegeven aan het vak informatica om er een affiche e.d. rond uit te werken. De leerlingen denken ook al eens na over de concrete uitwerking van de opruimactie. Als laatste worden de leerlingen in groepjes verdeeld en gaan ze op zoek naar een slogan die andere leerlingen van de school zou prikkelen. Deze slogan wordt ook doorgegeven aan de leerkracht informatica die er dan verder mee aan de slag gaat.
Materiaal/media
- Computer met internetverbinding en beamer voor filmpje (http://www.youtube.com/watch?v=HbPYvVi9x6E) - Enquête (bijlage 1) - A3-bladen
Legende
Suggesties en voorbeelden staan steeds cursief gedrukt.
Lesbegin Doel: - De leerlingen vullen een enquête over het thema zwerfvuil in.
Materiaal: - Enquête (bijlage 1)
Werkvorm en/of organisatie: - Geleide waarneming - Zelfstandig werk - Onderwijsleergesprek
Tijd: 20 minuten
De leerlingen vullen individueel de enquête in. Nadat alle leerlingen de vragenlijst hebben ingevuld, volgt een groepsgesprek. Hierbij kan je de banken aan de kant plaatsen en een kring vormen met de stoelen. Lesfase 1: Groepsgesprek Doel: - De leerlingen kunnen stilstaan bij het begrip zwerfvuil. - De leerlingen kunnen een eigen mening vormen rond zwerfvuil. - De leerlingen kunnen verwoorden welke invloed onze omgeving op ons heeft. - De leerlingen kunnen op een correcte wijze een gesprek voeren.
Materiaal: - Ingevulde enquête
Werkvorm en/of organisatie: - Groepsgesprek
Tijd: 30 minuten
De leerkracht overloopt de antwoorden van de vragenlijst en peilt naar de mening van de leerlingen omtrent zwerfvuil, de persoonlijke meningen omtrent groepsdruk, … Vragen die gebruikt kunnen worden tijdens het groepsgesprek: - Wie heeft al eens iets langs de kant van de weg gegooid? Bij deze vraag kan je peilen naar de gewoontes van de leerlingen. Zo kan je al enkele reacties uitlokken en wordt het gesprek op gang getrokken. - Wie vindt dat zwerfvuil in het straatbeeld niet stoort? Het mag er blijven liggen. Het ligt toch niet in de weg. - Wie vindt dat zwerfvuil wel stoort en dat er iets moet aan gedaan worden? - Wie zou er, moest hij/zij er de kans toe krijgen, spontaan meewerken aan een opruimactie hier op school? - Zou je reageren wanneer je iemand anders iets op de grond ziet gooien? Ja, wat zou je dan zeggen? - Zou je zelf dingen oprapen van de grond of loop je gewoon door, omdat het jou niet stoort? - Stoort het je als één van je vrienden iets op de grond gooit? Of hecht je hier geen belang aan? - Zou je het leuk vinden om samen met je vrienden op te ruimen? Lesfase 2: Motivatie van een groep + brainstorm Doel: - De leerlingen kunnen realistische ideeën naar voor brengen. - De leerlingen kunnen op een correcte manier hun eigen ideeën naar voor brengen. - De leerlingen kunnen zich inleven in de leefwereld van de jongeren.
Materiaal: - Grote bladen - Computer met internetverbinding, beamer
Werkvorm en/of organisatie: - Groepsgesprek. - Onderwijsleergesprek - Brainstorm
Tijd: 25 minuten
Het doel is om de leerlingen van de eerste graad te motiveren om zwerfvuil op te ruimen. Ter inspiratie kijken de leerlingen naar het filmpje over de opruimactie. Vervolgens staat de leerkracht kort stil bij de begrippen ‘groepsdruk’ en ‘motiveren’. Deze twee begrippen kunnen een grote invloed hebben op het opzetten van een opruimactie. Het begrip motiveren/motivatie: - Enthousiasme voor een taak. - Bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. Motivatie is een inwendige factor. - Begrip dat verwijst naar een geheel van factoren die maken dat de mens een bepaalde handeling stelt of nalaat deze te stellen. Motivatie is een term die in de psychologie gebruikt wordt voor de innerlijke gesteldheid waardoor een levend wezen tot zekere activiteiten komt. - De bereidheid van medewerkers om zich in te zetten voor de realisatie van de prikkel die mensen ertoe beweegt om iets te doen of om vooropgestelde doelstellingen na te streven (motivatie, s.d.). Voorbeelden motiveren: - Motivaties van het menselijke gedrag: geldingsgedrag, machtsgedrag, hang naar erkenning en bevestiging, ... - Motiveren studies in het onderwijs: gebruik van activerende werkvormen. - Motivatie in sport: goed blijven presteren, mooi figuur, altijd willen winnen, … De leerkracht praat daarna met de leerlingen even over het begrip groepsdruk. De leerlingen kennen dit reeds vanuit de cursus sociale wetenschappen. Definitie groepsdruk: “Groepsdruk is de benaming voor de druk die een ‘peergroup’ uitoefent op een bepaalde persoon of kleinere groep om diens gedrag te veranderen zodat het overeenkomt met het gedrag van die ‘peergroup’. Dit kan zowel in positieve, als in negatieve zin gebeuren en kan te maken hebben met opvattingen over bepaalde onderwerpen, voorkeuren voor muziek en kleding of de kijk op het leven.” (http://nl.wikipedia.org/wiki/Groepsdruk) Voorbeeld van groepsdruk “Groepsdruk betekent dat de mensen die in jouw omgeving zijn, druk op je uitoefenen. Deze druk kan bewust of onbewust zijn. Als je bijvoorbeeld samen sport met een vast groepje en de hele groep sport twee uur, dan is er sprake van gezonde druk; jij gaat ook meer sporten omdat de groep dat ook doet. Je moedigt elkaar als groep op een positieve manier aan. Maar stel je voor dat je je door de groep gedwongen voelt om iets te doen waar je helemaal niet achter staat zoals bijvoorbeeld roken of stelen. Dat is ongezonde groepsdruk.” (http://www.hulpmix.nl/vrienden_relaties/groepsdruk/algemene_informatie) Mogelijke vragen: - Heb jij ooit al eens onder druk gestaan? (Bijvoorbeeld vier van je vrienden die je blijven vragen om mee te gaan naar een fuif totdat jij toestemt.) - Hoe kan je het begrip groepsdruk linken aan zwerfvuil? De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier en geeft de opdracht om na te denken over een opruimactie. De leerlingen overleggen ook over de concrete aanpak. Hierbij wordt de link gelegd met de begrippen groepsdruk en motivatie. De vragenlijst kan hierbij een hulpmiddel zijn. Door te kijken naar het eigen handelen, kunnen de leerlingen zich beter inleven in de leefwereld van hun doelpubliek. Elk groepje noteert haar ideeën op een A3-blad. Tot slot worden alle ideeën samengelegd en kiezen de leerlingen de drie leukste ideeën.
Lesafsluiting: Bedenken van een slogan Doel: - De leerlingen kunnen een leuke slogan die bij het thema past, bedenken. - De leerlingen kunnen zich uitdrukken in correct Nederlands.
Materiaal: A3-bladen
Werkvorm en/of organisatie: - Onderwijsleergesprek - Zelfstandig werk - Groepswerk
Tijd: 25 minuten
Om deze leuke acties te verwezenlijken, is er ook een goede slogan nodig. Eén slogan die alle acties vertegenwoordigt, moet centraal staan. De leerkracht overloopt samen met de leerlingen de eigenschappen waaraan een goede slogan moet voldoen. Leerlingen bedenken per twee/vier een aantal leuke slogans. Na twintig minuten worden alle slogans genoteerd op het bord. Samen met de klas wordt de beste slogan gekozen. Criteria waaraan een goede slogan moet voldoen: 1) Overdrijven: In heel veel slogans zie je superlatieven opduiken: beste, goedkoopste, snelste, … Op zich is daar niets mis mee. Het is niet zo eenvoudig om het zo te formuleren dat het niet zweemt naar stoeferigheid. Het volgende voorbeeld is een mooie illustratie van hoe overdrijving niet stoort.
Het is leuk als je weet dat je de snelste bent
2) Allitteratie is een stijlvorm waarbij de eerste medeklinker van een woord herhaald wordt. Dit is een typische techniek die studenten gebruiken om hun leerstof te onthouden. En zoals we reeds schreven: slogans moeten onthouden worden, willen ze een effect bereiken. Alliteratie is dus zeker een geschikte techniek om in een slagzin toe te passen.
Mannen weten waarom
3) Beeldspraak: Ook metaforen kom je vaak tegen in slogans. Het onderstaande voorbeeld is een mooi voorbeeld van hoe de mascotte van het bedrijf in kwestie in de slogan verwerkt wordt.
Stop een tijger in je tank
4) Herhaling van woorden legt in korte zinnen nog meer nadruk op het herhaalde woord. De onderstaande slogan is overigens een mooie illustratie van hoe grote merken (soms) verkiezen om hun slogan te vertalen.
Elke dag een mooie dag
5) Ook tegenstellingen doen het goed in slogans. Neem nu de onderstaande waarin zelfs een dubbele tegenstelling gebruikt wordt. Een beetje van ons, zoveel van jezelf
Bron: http://www.merkendiewerken.be/tekst/tips-voor-een-goede-slagzin/
Enkele ideeën die aan bod kunnen komen (stimuleren van opruimen zwerfvuil): - Een zwerfklas: elke middag is 1 klas verantwoordelijk voor het opruimen van de speelplaats. - Maken van een filmpje met de hele klas waarin te zien is dat samen opruimen ook leuk kan zijn. - Ontwerpen van een affiche die daarna op school opgehangen kan worden. Voorbeelden van slogans: - Vergeet je zwerfvuil niet ! - Probeer maar eens onder zwerfvuil uit te komen ! - Verover de wereld, stop zwerfvuil nu ! - Iedereen praat over zwerfvuil, maar wat doe jij eraan? - Zwerfvuil, gehoorzaam als geen ander, blijft gewoon altijd liggen !! - Ooit van zwerfvuil gehoord? - Zwerf je vuil !
Vul onderstaande vragen zo eerlijk mogelijk in. 1. Wat versta je onder het begrip zwerfvuil?
…………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………
2. Hoe sta jij tegenover zwerfvuil? (Duid aan wat voor jou van toepassing is.) o Ik heb hier zelf geen last van. o Ik vind het storend. o Ik zou graag meewerken aan een opruimactie. o Ik heb hier geen mening over. 3. Wanneer je iets op de grond gooit, doe je dit vaak: o bewust o onbewust 4. Wanneer je andere mensen iets op de grond ziet gooien, wat denk je hier dan van?
…………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………
5. Plaats een kruisje in de kolom die voor jou van toepassing is. JA Wanneer je een papiertje ziet liggen op de grond, zou je dit dan uit eigen beweging oprapen? Vind je een proper straatbeeld belangrijk? Waarom wel of waarom niet? ……………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… Heb je zelf ooit al eens iets langs de kant van de weg gegooid? Wanneer iemand van je vrienden iets op de grond gooit, zou je hem/haar er dan over aanspreken? Waarom wel of waarom niet? ……………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… Zou je onder druk (bijvoorbeeld van je vrienden) dingen langs de kant van de weg gooien? Zou je het leuk vinden om samen met je vrienden actie te ondernemen tegen het zwerfvuil?
NEE
6. Wat zou jou aanzetten om vuilnis langs de weg op te ruimen? o Een leuke actie met leuke affiches en slogans. o Een leuk filmpje op het internet. o Een artikel dat wijst op de problematiek van zwerfvuil. o Een vriend(in) die jou aanspreekt om met hem/haar mee te doen. o Andere 7. Wat zou je liever doen en waarom? o Samen opruimen met je vrienden o Met de hele klas opruimen o Alleen opruimen