ALGEMENE BEPALINGEN VERORDENEND ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1. Verordenende kracht De grafische plannen en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (kolom 1) hebben een verordenende kracht. Van deze bepalingen kan niet worden afgeweken. De toelichting bij de voorschriften beoogt een verduidelijking van de voorschriften te geven. 2. Werken en constructies van openbaar nut Werken en constructies in functie van openbaar nut en milieutechnische ingrepen kunnen in alle zones toegelaten worden mits ze qua volume en voorkomen niet storend zijn en qua uitbating geen abnormale hinder en/of risico betekenen voor de omgeving.
3. Afsluitingen Ieder esthetisch verantwoorde afsluiting met een maximale hoogte van 2 meter is toegelaten, indien maximaal geïntegreerd in de groenaanleg. Indien integratie in het buffergroen niet mogelijk is, dan dienen afsluitingen te worden beplant met streekeigen klimplanten. 4. Publiciteit Publiciteit is toegestaan zowel aangebracht aan een gevel als onder de vorm van een beperkte losstaande signalisatie t.b.v. de bedrijfsefficiëntie. 2 Voor losstaande signalisatie dient de oppervlakte beperkt tot 10 m . De publiciteit mag niet storend zijn voor het uitzicht van de omgeving en moet in harmonie zijn met de betrokken gevels. 5. Bepaling omtrent hoogte De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het huidige maaiveld (=referentiepeil) op het moment van voorlopige aanvaarding van het RUP. Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt max. 0,40 meter hoger dan
TOELICHTING
Werken en constructies i.f.v. openbaar nut = bv. onderhoud en inspectie van waterlopen, aanleg (ondergrondse) nutsleidingen, verdeelcabines voor distributie, werken en constructies noodzakelijk voor de goede werking van de spoorweg, … Milieutechnische ingrepen = bv. omleggen van waterlopen, aanleg waterbufferbekkens, aanpassingswerken aan riolering, pompinstallaties, waterzuivering, e.d.
Ten behoeve van de leesbaarheid wordt geoordeeld dat voor losstaande 2 signalisatie 10 m ruim voldoende is.
Het terrein heeft een hoogteverschil van 1,6 meter te meten vanaf zone 4 (zone voor interne wegenis) tot de Groeneweg. Het is niet de bedoeling het terrein op een gelijk niveau te brengen,
ALGEMENE BEPALINGEN VERORDENEND
TOELICHTING
dit referentiepeil. Oprichten van keermuren en constructies voor het opvangen van niveauverschillen op het terrein zijn toegelaten alsook beperkte reliëfwijzigingen nodig voor de realisatie van de bestemming. 6. Maatregelen omtrent waterhuishouding Het waterbergend vermogen van het plangebied mag door de aanleg van de bedrijvensite niet verminderd worden. De afvoer van hemelwater op de daken van de nieuwe gebouwen moet worden opgevangen in voldoende gedimensioneerde reservoirs, gesitueerd op eigen terrein. Deze reservoirs worden verplicht voorzien van een pompinstallatie zodat het hemelwater kan aangewend worden voor gebruik. Om te snelle afvoer van hemelwater ten gevolge van de verharding tegen te gaan moeten bufferbekkens worden aangelegd. Infiltratiemogelijkheden mogen eveneens voorzien worden in de groenbufferzone. Nieuwe verhardingen moeten zoveel mogelijk waterdoorlatend zijn.
omdat hierdoor een te groot niveauverschil ontstaat met de woningen gelegen in de Groeneweg, wat niet de bedoeling is. Beperkte reliëfwijzigingen zijn wel toegelaten (bv. voor laadkades, ...).
7. Beoordelingscriteria Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in de bestemmingszones 1 en 2 moet de aanvrager aantonen dat voldaan is aan volgende vereisten: Kwalitatief kleur- en materiaalgebruik Zuinig en compact ruimtegebruik Waterbeheersing Voldoende genomen maatregelen inzake hinder Kwalitatief en positief beeldondersteunende groeninkleding Toepassing van het principe van de best beschikbare technieken
Voor de dimensionering van de reservoirs en de bufferbekkens worden de codes van goede praktijk en de richtlijnen van de overheid gebruikt. De bedrijven moeten in de eerste plaats hun verantwoordelijkheid nemen inzake buffering van hemelwater. De bepalingen van de gewestelijke verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater blijft van kracht. Naast reservoirs en eventuele noodzakelijke bufferbekkens gesitueerd op de eigen bedrijfspercelen, wordt bijkomend een waterbufferbekken voorzien binnen zone 6 ‘zone voor waterbuffering’; Deze zone voorziet volgens de berekeningen uit de toelichtingsnota in een bekken van 3 2 450 m met een oppervlakte van +/- 1500 m . Petersime voorziet bijkomend voor zijn perceel in een bufferbekken met een capaciteit van 3 750 m .
De criteria in verband met milieu en veiligheid hebben niet de bedoeling om strenger te zijn dan de bestaande regelgeving, maar moeten ervoor zorgen dat er bij elke bouwaanvraag aandacht wordt geschonken aan milieu- en veiligheidsaspecten.
ZONE 1: ZONE VOOR DE GEVESTIGDE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND
TOELICHTING
BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming De gronden binnen deze zone gelegen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten in de metaal- en machineconstructie en de hierbij horende verhardingen, toeritten, bedieningswegen, parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen.
Het betreft het regionaal bedrijf Petersime, gespecialiseerd in de productie van broedmachines.
Seveso-inrichtingen zijn niet toegelaten.
2. Nevenbestemming In bijkomende orde zijn toegelaten: Ruimten en functies complementair aan de hoofdactiviteit van het bedrijf (kantoren, sociale uitrustingen, EHBO, eetzalen, tentoonstellingsruimten), milieutechnische installaties, niet overdekte stapelplaatsen, groenvoorzieningen en één bedrijfswoning. 3. Deelzone met uitsluiting van productie In de deelzone op het grafisch plan aangeduid met kan geen enkele vorm van productie plaatsvinden. Ook zijn uitgesloten: laad- en losplaatsen en niet overdekte stapelplaatsen. De bestaande productie kan nog tot ten laatste 2 jaar na goedkeuring van onderhavig RUP behouden blijven. 4. Nabestemming Bij het stopzetten van de huidige bedrijvigheid kan het terrein opgesplitst worden in afzonderlijke kavels/bedrijven met bijhorende wegenis. De bestemmings- en inrichtingsvoorschriften die van toepassing zijn op zone 2 ‘zone voor lokale bedrijvigheid’ zijn in dit geval van toepassing.
Onder Seveso-inrichtingen worden inrichtingen bedoeld die vallen onder artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Deze deelzone wordt in het plan voorzien uit respect voor de bewoning gelegen langsheen de Centrumstraat. Deze zone is enkel bedoeld voor zachtere functies zoals kantoren, tentoonstellingsruimte, parkeerplaatsen voor personenwagens,...
Het is niet de bedoeling een nieuw grootschalig bedrijf aan te trekken in deze zone.
ZONE 1: ZONE VOOR DE GEVESTIGDE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 5. Deelzone voor het verleggen van de waterloop De zone op het grafisch plan aangeduid met een arcering in overdruk is de bestemd voor het verleggen van de waterloop van 3 categorie. Deze deelzone is een overdruk op zowel zone 2 als onderhavige zone 1. Bijkomend is deze zone bedoeld voor de aanleg van een grasberm van min. 1,5 meter naast de kruin van de waterloop. De resterende ruimte binnen deze deelzone mag verhard worden. Grasberm en verharding maken deel uit van een noodzakelijke ruimingszone. Voor de breedte van de ruimingszone wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde reglementering. Voor het verleggen van de Sterkebeek wordt een aparte procedure gevolgd.
INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN 1. Inplanting van de gebouwen T.o.v. bufferzone: min. 8 meter, behoudens de bebouwing op het plan aangeduid met . Deze bestaande bebouwing kan met de huidige inplanting behouden blijven en verbouwd worden. In de deelzone op het grafisch plan aangeduid met kan in afwijking van bovenstaande tot op 1 meter van de bufferzone gebouwd worden. T.o.v. grens met zone 2 ‘zone voor lokale bedrijvigheid’: min. 8 meter T.o.v. rooilijn: min. 10 meter, de voorbouwlijn zoals deze bestaat bij voorlopige aanvaarding van het RUP dient als uiterste bouwlijn behouden te blijven.
TOELICHTING Via art. 2 van de algemene bepalingen is het verleggen van waterlopen in elke zone toegelaten. Binnen de zone in overdruk wordt de verlegging nog eens expliciet gesteld. de Waterloop 3 categorie: het betreft hier de Sterkebeek. De grasberm van min. 1,50 meter naast de kruin van de waterloop heeft als doen een landschappelijk en beeldbepalend element in het gebied in te brengen. De verharding kan reeds deel uitmaken van de toegangsweg tot de bedrijfskavel/bedrijfsgebouwen. De verplichte ruimingszone zal bv. bepalen waar een afsluiting kan geplaatst worden. referentiebeeld
ZONE 1: ZONE VOOR DE GEVESTIGDE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 2. Dimensie en voorkomen Hoogte Kroonlijsthoogte: max. 8 m Nokhoogte: max. 12 m Technische voorzieningen (zoals airco, schoorstenen, antennes, silo’s…) kunnen afwijken van deze maximaal toegelaten bouwhoogtes, mits deze niet meer dan 5% van de bebouwde oppervlakte innemen. Dakvorm De dakhelling is vrij, in het geval van hellende daken, bedraagt de dakhelling max. 30°. Oppervlakte en volume bedrijfswoning 2 De grondoppervlakte bedraagt max. 150 m en het volume max. 3 1000 m . De bedrijfswoning dient maximaal geïntegreerd te zijn in de bedrijfsgebouwen en dient er één architecturaal geheel mee te vormen. Het architecturaal voorkomen van de gebouwen zal harmonisch en eenvoudig zijn. De gebruikte materialen dienen duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en dienen zo gekozen dat zij een akoestische isolatie vormen. De gebruikte kleuren en materialen dienen zich maximaal te integreren in een groene, natuurlijke omgeving. 3. Ontsluiting Het aantal in- en uitritten tot de bedrijfssite dient beperkt te worden tot 3, waarbij deze elk afzonderlijk een max. breedte hebben van 15 meter. 4. Inrichting van de niet-bebouwde ruimte De niet-bebouwde, niet voor waterberging en niet voor groenaanplant dienende perceelsdelen mogen volledig verhard worden en dit maximaal in waterdoorlatende materialen. Voor de inrichting van de achteruitbouwzones dient een uniform beeld gerealiseerd samen met de achteruitbouwzones horend bij de bedrijven
TOELICHTING
De bestaande gebouwen zijn opgericht met een hellend dak.
Deze maximale integratie is zowel ruimtelijk als qua materiaalgebruik.
Gestreefd wordt naar materiaalgebruik in harmonie met de in de natuur voorkomende kleuren (groen, grijs, bruin-tinten) omdat deze tinten minder contrasten veroorzaken en beter integreren in de bufferzones. Op vandaag wordt toegang genomen over de volledige lengte van het bedrijfsperceel, parallel aan de spoorlijn. Dit dient gewijzigd te worden.
De achteruitbouwzone voor Petersime wordt uniform aangelegd met de achteruitbouwzones van de bedrijven gelegen binnen zone 2.
ZONE 1: ZONE VOOR DE GEVESTIGDE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND
TOELICHTING
binnen zone 2 ‘zone voor lokale bedrijvigheid’. In deze achteruitbouwzones dienen verplicht parkeerplaatsen aangelegd, haaks op de wegenis (zone 4) en dit in kleinschalige materialen. Tussen de parkeerplaatsen dient op regelmatige afstand een hoogstam aangeplant.
Gesuggereerd wordt onderstaand principe te handhaven: Tegenaan het wegdek: parkeerplaatsen in kleinschalige, opbreekbare materialen, loodrecht op het wegdek, met een diepte van min. 5,5 meter. Om de 5 parkeerplaatsen wordt een hoogstam aangeplant tussen de parkeerplaatsen; een voetgangerszone bevindt zich vóór de parkeerplaatsen (=binnen de rooilijnen). Deze voetgangerszone betreft geen voetpad, maar eerder een veilige zone voor voetgangers om vanaf hun wagen naar het bedrijf te stappen. Achter de parkeerplaatsen (= kant bedrijf) dient een uniforme haag aangeplant. Aan de overzijde van het wegdek is ruimte voor de eventuele aanleg van een dubbelrichting fietspad (=binnen de rooilijnen). Parkeerplaatsen en haag kunnen enkel onderbroken worden in functie van het toegang verlenen tot de site. Het betreft hier zowel zones voor inen uitrit (max. 3) als beperkte toegangen voor langzaam verkeer. In de toelichtingsnota is een inrichtingsschets gevoegd van wegenis en deel achteruitbouwzone.
De opslag van goederen dient maximaal binnen het bedrijfsgebouw georganiseerd te worden. In het geval de opslag buiten de bedrijfsgebouwen gebeurt, kan dit slechts op de bebouwbare terreinoppervlakte, achter de bedrijfsgebouwen of minstens niet zichtbaar van op de openbare weg. Aanplant groenelementen tussen parkeerplaatsen De groenaanplant dient te gebeuren het eerste plantseizoen na de aanleg van de parkeerplaatsen.
5. Deelzone voor het verleggen van de waterloop In deze deelzone zijn alle constructies en werken toegelaten noodzakelijk voor de inrichting (ontwikkeling van natuurlijke oeverzones, ...) de veiligheid, het beheer en de afvoer van hemelwater. Eveneens is de aanleg van riolering voor de afvoer van afvalwater toegelaten. Het ruimen van de Sterkebeek moet ten alle tijden gegarandeerd blijven. Voor de breedte van de ruimingszone wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde reglementering. BEHEERSVOORSCHRIFTEN Op de deelzone voor het verleggen van de waterloop rust een erfdienstbaarheid i.f.v. onderhoud van de waterloop.
Het is de bedoeling riolering te voorzien onder de 1,5-meter bouwvrije grasstrook t.a.v. de waterloop.
ZONE 2: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming Bestemd voor ambachtelijke bedrijven en nijverheid en dit voor zover de ruimtelijke draagkracht van de (woon)omgeving niet wordt overschreden en de aard van het bedrijf en de ermee gepaard gaande activiteiten geen abnormale hinder en/of risico's met zich meebrengen. Eveneens zijn toegelaten: Verhardingen, toeritten, bedieningswegen, parkeerplaatsen, laad- en losplaatsen; Ruimten en functies complementair aan de hoofdactiviteit van het bedrijf (kantoren, sociale uitrustingen, EHBO, eetzalen, tentoonstellingsruimten); Milieutechnische installaties; Niet overdekte stapelplaatsen; Groenvoorzieningen; Eén bedrijfswoning Deze zone is ook bestemd voor ruimtebehoevende bedrijven, nl. bedrijven die een groot deel van hun perceel nodig hebben voor de opslag van niet hinderlijke grondstoffen, materiaal of (stallen van) voertuigen en waarbij het bedrijfsgebouw/productiegebouw een minderheid betreft. Samenvoegen van bedrijfsunits binnen één bedrijvencampus is eveneens toegelaten. Volgende activiteiten zijn niet toegelaten: Seveso-bedrijven Louter kantoren Louter kleinhandel Louter agrarische bedrijven Mestverwerkingsbedrijven
TOELICHTING Onder Seveso-inrichtingen worden inrichtingen bedoeld die vallen onder artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Bij het ‘stallen van voertuigen’ wordt gedacht aan een busfirma of transportfirma.
ZONE 2: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 2. Deelzone voor het verleggen van de waterloop De zone op het grafisch plan aangeduid met een arcering in overdruk is de bestemd voor het verleggen van de waterloop van 3 categorie. Deze deelzone is een overdruk op zowel zone 1 als onderhavige zone 2. Bijkomend is deze zone bedoeld voor de aanleg van een grasberm van min. 1,5 meter, naast de kruin van de waterloop. De resterende ruimte binnen deze deelzone mag verhard worden. Grasberm en verharding maken deel uit van een noodzakelijke ruimingszone. Voor de breedte van de ruimingszone wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde reglementering.
TOELICHTING Via art. 2 van de algemene bepalingen is het verleggen van waterlopen in elke zone toegelaten. Binnen de zone in overdruk wordt de verlegging nog eens expliciet gesteld. de Waterloop 3 categorie: het betreft hier de Sterkebeek. De grasberm van min. 1,50 meter naast de kruin van de waterloop heeft als doen een landschappelijk en beeldbepalend element in het gebied in te brengen. De verharding kan reeds deel uitmaken van de toegangsweg tot de bedrijfskavel/bedrijfsgebouwen. De verplichte ruimingszone zal bv. bepalen waar een afsluiting kan geplaatst worden. referentiebeeld
Voor het verleggen van de Sterkebeek wordt een aparte procedure gevolgd.
INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN 1. Kavelgrootte 2 De kavelgrootte wordt beperkt tot 5000 m . 2. Inplanting van de gebouwen Plaatsing t.o.v. de rooilijn: min. 10 m en min. 4 meter t.o.v. de rooilijn van het keerpunt. Plaatsing t.o.v. de zijkavelgrenzen: er dient verplicht gebouwd te worden op de rechterkavelgrens, tenzij deze samenvalt met een bufferzone, in dit geval dient een afstand van min. 5 meter tot de bufferzone gerespecteerd te worden. Ten opzichte van de linkerkavelgrens dient een afstand gelijk aan de
Het samenvallen van de rechterkavelgrens met een bufferzone is het geval voor het laatste perceel (tegenaan deelzone voor langzaam verkeer).
ZONE 2: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND kroonlijsthoogte van het gebouw gerespecteerd te worden met een minimum van 5 meter. Plaatsing t.o.v. bufferzone: min. 5 m 3. Dimensie en voorkomen Kroonlijsthoogte: max. 8 meter De dakhelling bedraagt max. 15°. Technische voorzieningen (zoals airco, schoorstenen,…) kunnen afwijken van deze maximaal toegelaten bouwhoogtes, mits deze max. 1% van de bebouwbare oppervlakte innemen. Het architecturaal voorkomen van de gebouwen zal harmonisch en eenvoudig zijn. De gebruikte materialen dienen duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en dienen zo gekozen dat zij een akoestische isolatie vormen. De gebruikte kleuren en materialen dienen zich maximaal te integreren in een groene, natuurlijke omgeving. 4. Bedrijfswoning Oppervlakte en volume bedrijfswoning 2 De grondoppervlakte bedraagt max. 150 m en het volume max. 3 1000 m . De bedrijfswoning dient maximaal geïntegreerd te zijn in de bedrijfsgebouwen en dient er één architecturaal geheel mee te vormen. 5. Ontsluiting Het aantal in- en uitritten tot de bedrijfssite dient beperkt te worden tot 2, waarbij deze elk afzonderlijk een max. breedte hebben van 10 meter. 6. Inrichting niet bebouwde ruimte De niet-bebouwde, niet voor waterberging en niet voor groenaanplant dienende perceelsdelen mogen volledig verhard worden en dit maximaal in waterdoorlatende materialen. Voor de inrichting van de achteruitbouwzones dient een uniform beeld gerealiseerd samen met de achteruitbouwzone horend bij het bedrijf
TOELICHTING
Bedoeling is gebouwen met visueel platte daken op te richten.
Gestreefd wordt naar donker materiaalgebruik omdat deze kleuren minder contrasten veroorzaken en beter integreren in de bufferzones.
Maximaal integreren: het betreft zowel een maximale integratie naar ruimtelijk voorkomen als naar materiaalgebruik.
De achteruitbouwzone wordt uniform aangelegd met de
ZONE 2: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND
TOELICHTING
binnen zone 1 ‘zone voor de gevestigde bedrijvigheid’. In deze achteruitbouwzones dienen verplicht parkeerplaatsen aangelegd, haaks op de wegenis (zone 4) en dit in kleinschalige materialen. Tussen de parkeerplaatsen dient op regelmatige afstand een hoogstam aangeplant.
achteruitbouwzone voor het bedrijf Petersime. Gesuggereerd wordt onderstaand principe te handhaven: Tegenaan het wegdek: parkeerplaatsen in kleinschalige, opbreekbare materialen, loodrecht op het wegdek, met een diepte van min. 5,5 meter. Om de 5 parkeerplaatsen wordt een hoogstam aangeplant tussen de parkeerplaatsen; een voetgangerszone bevindt zich vóór de parkeerplaatsen (=binnen de rooilijnen). Deze voetgangerszone betreft geen voetpad, maar eerder een veilige zone voor voetgangers om vanaf hun wagen naar het bedrijf te stappen. Achter de parkeerplaatsen (= kant bedrijf) dient verplicht een uniforme haag aangeplant. Aan de overzijde van het wegdek is ruimte voor de eventuele aanleg van een dubbelrichting fietspad (=binnen de rooilijnen). In de toelichtingsnota is een inrichtingsschets gevoegd van wegenis en deel achteruitbouwzone. Ter hoogte van het keerpunt kan van een uniforme inrichting afgeweken worden. De uniformiteit wordt hier immers toch al gebroken door het feit dat de oriëntatie en ligging van de rooilijn reeds verschilt.
Achter de parkeerplaatsen dient verplicht een uniforme haag aangeplant. Parkeerplaatsen en haag kunnen enkel onderbroken worden in functie van het toegang verlenen tot de site. Het betreft hier zowel zones voor inen uitrit (max. 2) als beperkte toegangen voor langzaam verkeer. Van deze uniforme inrichting kan afgeweken worden ter hoogte van het keerpunt. Stapelen is niet toegelaten in de zijdelingse bouwvrije stroken. De opslag van goederen dient maximaal binnen het bedrijfsgebouw georganiseerd te worden. In het geval de opslag buiten de bedrijfsgebouwen gebeurt, kan dit slechts op de bebouwbare terreinoppervlakte, achter de bedrijfsgebouwen of minstens niet zichtbaar van op de openbare weg. Aanplant groenelementen tussen parkeerplaatsen De groenaanplant dient te gebeuren het eerste plantseizoen na de aanleg van de parkeerplaatsen.
ZONE 2: ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID VERORDENEND 7. Deelzone voor het verleggen van de waterloop In deze deelzone zijn alle constructies en werken toegelaten noodzakelijk voor de inrichting (ontwikkeling van natuurlijke oeverzones, ...) de veiligheid, het beheer en de afvoer van hemelwater. Eveneens is de aanleg van riolering voor de afvoer van afvalwater toegelaten. Het ruimen van de Sterkebeek moet ten alle tijden gegarandeerd blijven. Voor de breedte van de ruimingszone wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde reglementering. BEHEERSVOORSCHRIFTEN Op de deelzone voor het verleggen van de waterloop rust een erfdienstbaarheid i.f.v. onderhoud van de waterloop.
TOELICHTING
Het is de bedoeling de riolering te voorzien onder de 1,5-meter bouwvrije grasstrook t.a.v. de waterloop.
ZONE 3: GROENBUFFERZONE VERORDENEND BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor groenaanleg onder de vorm van een groenbuffer en voor verleggen van de Sterkebeek. Naast de Sterkebeek is een zone voor onderhoud van de beek toegelaten binnen de bufferzone.
2. Deelzone voor aanleg gracht De deelzone is aangeduid met een arcering in overdruk. In deze deelzone is bijkomend de aanleg van een gracht met bijhorende strook voor ruiming van de gracht toegelaten. De breedte van de gracht en ruimingstrook wordt zodanig beperkt dat er telkens een groenbufferzone van minimaal 5 meter breed kan voorzien worden. INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN 1. Algemeen De groenbuffer dient te bestaan uit een doorlopende combinatie van streekeigen hoogstammen en struiken. Het buffergroen moet min. 20% bladhoudende planten bevatten. Binnen deze bufferzone is elke vorm van stapelen verboden en zijn behoudens uitzondering alle vormen van verhardingen en toeritten verboden. Deze uitzondering doet zich voor ter hoogte van de pijlaanduiding (doorgang bufferzone) waar een doorsteek voor onderhoudsdiensten in
TOELICHTING
De Sterkebeek loopt momenteel deels onder de bedrijfsgebouwen van Petersime. Het is de bedoeling deze beekaf te koppelen vóór de gebouwen van Petersime en te verplaatsen tot op de grens van bestemmingszone 1 en 2 (deelzone voor het verleggen van de Sterkebeek). Vanaf het einde van de deelzone kanl de Sterkebeek in de bufferzone komen te liggen, namelijk het deel van de bufferzone tussen zone 2 en de bestaande loop van de Sterkebeek.
Er wordt gerekend op de aanleg van een gracht met kruinbreedte van ongeveer 2,5 meter en een ruimingstrook van 1,5 meter.
Het is bijgevolg niet toegelaten een brandweg aan te leggen in de bufferzone.
ZONE 3: GROENBUFFERZONE VERORDENEND
TOELICHTING
functie van onderhoud van het waterbekken voorzien is. Daar waar de Sterkebeek doorheen de bufferzone loopt, is aan één zijde de aanleg van een ruimingstrook voor de beek toegelaten. De breedte van de ruimingsstrook ingenomen in de bufferzone is beperkt tot 5 meter en dient 100% waterdoorlatend te zijn. Ook de zone voor onderhoud van de gracht dient voor 100% waterdoorlatend te zijn. Aan de bestaande toegangsweg tot Petersime heeft de bufferzone een breedte van slechts 1 meter. Enkel op deze locatie kan genoegen genomen worden met de aanleg van een haagstructuur langsheen de bestaande afsluiting. De groenaanplant dient op een ordentelijke en vakkundige manier in stand gehouden te worden, zodat deze ten allen tijde haar functie kan vervullen. 2. Handhavingsbepaling Het gebouw op het grafisch plan weergegeven met kan op de huidige locatie behouden blijven en gerenoveerd worden. Het gebouw kan normaal geëxploiteerd worden en komt in aanmerking voor uitbatings- en milieuvergunningen. Nieuwbouw is n iet toegelaten. Bij het in voege treden van de nabestemming van zone 1 dient de bufferzone integraal gerealiseerd. BEHEERSVOORSCHRIFTEN De buffer palend aan zone 5 ‘gemengde zone voor wonen’ dient, behalve in het geval de bufferzone is ingetekend op bestaande bebouwing, aangelegd vóór het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning binnen zone 1. Bij niet realisatie kan een stedenbouwkundige vergunning niet verkregen
Wanneer conform de geldende reglementering voor ruiming van grachten categorie 3, deze 5 meter strook niet voldoet, dient bijkomend ruimte voorhanden te zijn binnen zone 1 “zone voor de gevestigde bedrijvigheid”. De zone voor ruiming van de gracht situeert zich ter hoogte van zone 2 “zone voor lokale bedrijvigheid”.
Het intekenen van een bredere buffer in deze toegangszone is voor petersime absoluut problematisch. Om vrachtwagens te laten kruisen met een beetje marge en voetgangerspassage dient de bestaand breedte absoluut behouden te blijven. De vrije ruimte tussen trap inkom en tuinuur is heden slechts 7,6 meter.
Het gebouw op het grafisch plan aangeduid met dient absoluut behouden te blijven in functie van een optimale productieflow voor Petersime. Petersime heeft deze oppervlakte absoluut nodig teneinde verpakkings- en verzendingsactiviteiten op een degelijke manier te kunnen organiseren.
ZONE 3: GROENBUFFERZONE VERORDENEND
TOELICHTING
worden. De bufferzone ingetekend over bestaande bebouwing, dient aangelegd na het slopen van de gebouwen.
Het betreft dat deel van de bufferzone waar zich momenteel nog bedrijfsgebouwen bevinden.
ZONE 4: ZONE VOOR INTERNE WEGENIS VERORDENEND
TOELICHTING
BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming De zone is bestemd voor openbare wegen en daarbijhorende vrije ruimten (voetgangerszone, fietspaden,...), boven- en ondergrondse leidingen, straatmeubilair, groenvoorzieningen, signalisatie, verlichting, schuilhokjes, ... Nabij de Centrumstraat zijn binnen deze zone eveneens alle noodzakelijke werken/voorzieningen toegelaten voor de aanleg van de brug over de sporen. 2. Deelzone voor langzaam verkeer Deze deelzone, op het grafisch plan weergegeven met , is bestemd voor een fietsers- en voetgangersdoorgang. Gemotoriseerd verkeer (m.u.v. bromfietsen en interventietransport) is niet toegelaten binnen onderhavige deelzone.
Bedoeling is dat deze toegang naast langzaam verkeer, ook toegang kan verschaffen aan interventietransport (o.a. brandweer, ziekentransport). Het is niet de bedoeling hier een permanente toegang te voorzien voor personenwagens.
INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN
Het wegvak bevindt zich op minstens 2 meter van de grens van het RUP. In de 2-meter-zone kan ofwel een fietspad/voetpad aangelegd worden, ofwel dient deze strook in gras aangelegd.
Het betreft de grens van het RUP, parallel met de spoorlijnen.
ZONE 5: GEMENGDE ZONE VOOR WONEN VERORDENEND BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming Bestemd voor één- of meergezinswoningen en daarbijhorende bijgebouwen, koeren en hovingen, detailhandel, kantoren, diensten, vrije beroepen, horeca, kleinschalige ambacht en nijverheid, voor zover verenigbaar met de woonomgeving.
2. Deelzone met uitsluiting van bepaalde functies In de deelzone op het grafisch plan weergegeven met een arcering zijn de hoofdfuncties wonen, detailhandel, kantoren, diensten, vrije beroepen en horeca uitgesloten.
INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN 1. Inplanting van de gebouwen T.o.v. Centrumstraat: Indien de bestaande bebouwing is ingeplant tot op de grens met de Centrumstraat, kan ook bij herbouw deze inplanting behouden blijven. Nieuwe bebouwing, of herbouw van gebouwen die niet op de grens met de Centrumstraat zijn ingeplant, dienen op minstens 4 meter uit de grens met de Centrumstraat ingeplant te worden. 2. Dimensie en voorkomen Bouwhoogte: het maximum aantal toegelaten bouwlagen bedraagt 2 bouwlagen. Bouwdiepte: De bouwdiepte op de verdieping is beperkt tot maximum
TOELICHTING
Gezien de aanwezigheid van uiteenlopende functies en het achterliggend grootschalig bedrijf dat bovendien zal uitbreiden, is hier geopteerd om alle mogelijke functies die verenigbaar zijn met het wonen, in hoofdbestemming toe te laten. Bovendien maakt het woonlint functioneel deel uit van de kern van Olsene. Verenigbaar met de woonomgeving: dit betekent dat ambacht en nijverheid qua uitbating geen abnormale hinder en/of risico voor de omgeving betekenen en qua schaal overeenstemmen met de woonomgeving. Zijn dus wel toegelaten: bijgebouwen, koeren en hovingen en ambacht & nijverheid. De bestemming volgens het gewestplan voor onderhavige deelzone was eveneens “zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s”. Het is niet de bedoeling woningen en bepaalde andere kerngerelateerde functies in tweede bouworde toe te laten.
De Centrumstraat is een gewestweg.
ZONE 5: GEMENGDE ZONE VOOR WONEN VERORDENEND 12 meter. Dakvorm: Vrij te bepalen, bij hellende daken: max. 45°. 3. Bijgebouwen Bijgebouw, fysisch niet aangebouwd aan de hoofdbebouwing, en horende bij de woonfunctie zoals een garage, carport, tuinhuisje en berging kunnen binnen onderhavige zone voorzien worden mits aan volgende voorwaarden is voldaan: 2 De totale grondoppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m Inplanting op 0 meter of minimum 1 meter van de perceelsgrens Bij koppeling op de perceelsgrens met een gelijkaardige constructie op het aanpalend perceel dient een harmonieuze koppeling/aaneenschakeling te gebeuren De gebruikte materialen dienen zowel eigentijds, duurzaam als esthetisch verantwoord te zijn. De kroonlijsthoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter terwijl de nokhoogte max. 4 meter mag bedragen. 4. Aansluiting op aanpalende gebouwen Er dient gestreefd te worden naar een kwalitatieve en esthetisch verantwoorde aansluiting tussen aanpalende gebouwen, zodat continuïteit in het straatbeeld bewerkstelligd wordt. De delen van de bestaande gevel op de zijkavelgrens waar niet tegenaan wordt gebouwd of die om redenen visueel zichtbaar blijven, dienen op een harmonieuze en esthetisch verantwoorde manier afgewerkt te worden.
TOELICHTING
ZONE 6: ZONE VOOR WATERBUFFERING VERORDENEND BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor de aanleg van een waterbufferbekken, met bijhorende stroken voor onderhoud en groenaanplant. Daar waar delen van deze zone niet over hun volledige op het grafisch plan aangeduide oppervlakte gerealiseerd worden, geldt de bestemming van de onderliggende zone, nl. zone 2 ‘zone voor lokale bedrijvigheid’. INRICHTINGSVOORSCHRIFTEN Wanneer de onderliggende bestemming in werking treedt, dienen de bedrijfsgebouwen ingeplant op minstens 8 meter van de rand van het waterbekken.
RICHTINGGEVEND
Deze zone is voldoende ruim bestemd om de realisatie van een 2 3 bufferbekken van +/- 1500 m , met een capaciteit van 450 m mogelijk te maken.
TOELICHTING EN INTERPRETATIE