Alexander Philip van der Capellen (1745-1787) Alexander Philip van der Capellen - Jacques Baartmans
Een leven met problemen in de achttiende eeuw
Jacques Baartmans
Alexander Philip van der Capellen (1745-1787) Een leven met problemen in de achttiende eeuw
Jacques Baartmans
Afbeelding op de omslag: Portret van Alexander Philip. Tekening door J.F. Eick.
Woord vooraf
Er zijn boeken voor mensen die moeite hebben met lezen. Dat zijn bijna altijd verzonnen verhalen. Bijvoorbeeld sprookjes. Soms worden moeilijke boeken naverteld in eenvoudige taal. Ook dat zijn romans of verhalen. Of het is een dagboek, zoals van Anne Frank. Gemakkelijke boeken over het verleden zijn er niet veel. Boeken over geschiedenis zijn bijna altijd alleen voor ervaren lezers. Dat is jammer. Ook laaggeletterden willen weten wat er vroeger gebeurd is. Geen verzonnen verhalen, maar echt gebeurd. Daarom is er dit boek. Het gaat over een prins en zijn kamerheer. Maar het is geen sprookje. Het is een ware geschiedenis. Het speelt zich af rond 1785. 3
Er is ook een uitgave voor geoefende lezers: een dik boek met kleine letters en lange zinnen. De prins was Willem V. Hij leefde van 1748 tot 1806. Hij had een paar belangrijke taken in Nederland. De kamerheer heette Alexander Philip van der Capellen. Hij leefde van 1745 tot 1787. Hij hielp prins Willem bij zijn taken. Dat was het werk van een kamerheer. Prins Willem had tegenstanders. Eén van hen was een broer van Alexander Philip. Kon dat in die tijd wel goed gaan? Dat vertelt dit boek. Alles wat erin staat, is onderzocht. Daarvoor zijn boeken, kranten en brieven uit die tijd gebruikt. Ik heb deze versie gemaakt voor de ambassadeurs laaggeletterdheid. En voor de cursisten die nog bezig zijn met beter leren lezen. Ik wens ze allemaal veel leesplezier.
Jacques Baartmans
4
Inhoud
Inleiding........................................................................................... 9 Hoofdstuk I In dienst van de prins-stadhouder, 1745-1783......................... 11 Alexander Philip van der Capellen en zijn familie........... 11 Alexander Philip en prins Willem V...................................13 Alexander Philip en zijn gezin............................................ 14 Alexander Philip en zijn broer Robert Jasper.................... 18 Alexander Philip en de politiek.......................................... 20 Hoofdstuk II Problemen voor Alexander Philip in Den Haag, 1783-1784... 23 Een vervelend boekje........................................................... 23 Bij Gijsbert Jan van Hardenbroek....................................... 25 5
Donkere wolken................................................................... 27 Steun voor Alexander Philip............................................... 29 Het ontslag............................................................................ 33 Na het ontslag....................................................................... 34 Eindelijk: Het gedrag.............................................................. 37
Hoofdstuk III Werk bij de stallen van de prins, 1784-1787.............................. 43 De prins en zijn stalmeester............................................... 43 Taken in de stallen en bij de ruiters................................... 46 Kwade droes of brand bij de paarden?............................... 47 Last met het personeel......................................................... 51 Zorgen om de spullen.......................................................... 54 Problemen door de politiek................................................ 56 Hoofdstuk IV Een onmogelijk karwei in Gorkum, 1787................................. 61 Een moeilijke opdracht....................................................... 61 De aanval op Gorkum.......................................................... 63 Overgave van de stad............................................................ 66 Krijgsgevangene................................................................... 67 Hoofdstuk V In de ‘hel’ van Wezel, 1787........................................................... 69 De tocht naar de citadel...................................................... 69 6
Bang en alleen....................................................................... 72 Hulp....................................................................................... 75 Ziek en eenzaam................................................................... 76 Tussen hoop en vrees........................................................... 78 In vrijheid, maar te laat....................................................... 81 Na de dood van Alexander Philip....................................... 84
Herkomst van de af beeldingen................................................... 89
7
Portret van prinses Wilhelmina. Gravure door Daniël Chodowiecki.
8
Inleiding
In de achttiende eeuw was Nederland een republiek. Er was geen koning of koningin. Het bestuur was in handen van de Staten-Generaal. Daarin zaten personen uit alle provincies of ‘gewesten’. Zij kwamen ook toen al in Den Haag bijeen. Zij hielden zich bezig met het buitenlandse beleid en met oorlog of vrede. Nederland had toen ook ‘koloniën’: Oost-Indië, Suriname en eilanden in de Caribische Zee. Er was meestal wel een ‘stadhouder’. Hij was aanvoerder van het leger. Ook mocht hij mensen aanwijzen voor banen in het bestuur. Het hing van hem af wie er in het bestuur zat van een stad of provincie. Die bestuurders zijn de ‘regenten’. De stadhouder kwam uit de familie Van Oranje-Nassau. Hij was 9
dus ‘prins’. Meestal woonde de stadhouder met zijn gezin in Den Haag. Hij had daar een ‘Hof ’ en een hofhouding. Rond 1780 was prins Willem V de stadhouder. Soms werd hij ‘prins’ genoemd en soms ‘stadhouder’. Hij was getrouwd met een Duitse prinses, Wilhelmina van Pruisen. Haar broer werd in 1787 koning van Pruisen. Veel mensen vonden het prima dat er een stadhouder was. De meeste bestuurders zorgden ervoor dat ze vriend met hem bleven. Dan kregen ze een nieuwe benoeming. De mensen met een laag inkomen in de steden vonden een stadhouder ook best. Zij hadden weinig tijd om aan politiek te doen. Samen vormden zij de partij van de ‘prinsgezinden’ of ‘Oranjepartij’. Maar de stadhouder had ook tegenstanders. Rijke burgers vonden dat ze te weinig rechten hadden. Ze konden niet meedoen aan het bestuur. Deze burgers vonden dat de stadhouder de verkeerde personen benoemde. Dit was de partij van de ‘staatsgezinden’. Ook sommige ‘regenten’ kozen partij tegen de stadhouder. Zij vonden dat het niet goed ging met het land. Zij gaven de prinsstadhouder daarvan de schuld. De ‘staatsgezinden’ werden ook wel ‘patriotten’ genoemd. 10
Hoofdstuk I In dienst bij de prins – stadhouder, 1745-1782
Alexander Philip van der Capellen en zijn familie Alexander Philip werd op 5 februari 1745 geboren in Eefde, bij Zutphen. Hij was het zesde kind van Frederik van der Capellen en Anna Margaretha van Lijnden. Zijn ouders waren van adel. Hij had vier broers: Alexander Hendrik, Goderd, Frederik Benjamin en Robert Jasper. Zijn zussen heetten Luthera en Carolina. Een ander zusje, Anna, stierf kort na haar geboorte. De jongens kregen dus meestal een dubbele voornaam, ook Alexander Philip. Meestal kon de familie Van der Capellen goed opschieten met de Oranjefamilie. Daarom werd Alexander Philip ‘page’ van prins Willem V. Hij was toen vijftien jaar oud. Later werd hij ‘kamerheer’. Hij zorgde ervoor dat alles aan het Hof goed verliep. Hij 11
Portret van Robert Jasper van der Capellen. Gravure door Reinier Vinkeles.
12
hield bijvoorbeeld de agenda bij van de prins-stadhouder. Dat deed hij samen met de andere kamerheren. Eén van zijn broers koos de partij die tegen de stadhouder was. Dat was Robert Jasper. Die werd patriot en kreeg zelfs de leiding van zijn partij. Ook een achterneef, Joan Derk van der Capellen, was een belangrijke patriot. Hij schreef in 1781 het programma van de partij. Alexander Philip was erg gesteld op Robert Jasper. Dat bleef zo toen Robert Jasper patriot werd. Maar hij kreeg natuurlijk wel een probleem. Zijn ‘baas’, prins Willem V, vertrouwde het niet. Een kamerheer die veel omging met een patriot! De prins vond het niet goed, ook al ging het om broers. Maar voorlopig, tot 1780, was er nog niets aan de hand. Alexander Philip en prins Willem V Prins Willem V en prinses Wilhelmina hadden ongeveer 250 personen in dienst. Dat waren kamerheren en hofdames, pages en lakeien. Ook waren er klerken, militaire raadgevers, een hofprediker, dokters, leraren voor de kinderen van prins en prinses, muzikanten, koks en stalpersoneel. De hofhouding kende drie afdelingen. Het Hof zelf met aan het hoofd de opperhofmeester. Daarbij hoorde de keuken en het woongedeelte. Dan was er de Stal, geleid door de opperstalmeester. 13
Die ging over de koetsen, de paarden en de lijfwacht. En er was de Kamer, onder leiding van de opperkamerheer. Die had de zorg voor de het werk van de prins. De kamerheren waren van adel, net als Alexander Philip. Ze kwamen uit de verschillende gewesten. In 1783 waren er tien. Dat was het laatste jaar dat Alexander Philip kamerheer was. Hij had ook nog een andere baan in Den Haag in dienst van de prins. Hij was ook officier van de lijfwacht en stalmeester. Het ging lang goed tussen de prins en Alexander Philip. Meer dan twintig jaar. De omgang was vertrouwelijk. Alexander Philip kende dus alle goede en minder goede kanten van de prins. Willem V was een tamelijk lastige man. Soms erg kinderachtig, meestal slordig en dikwijls lui. Zijn vrouw, Wilhelmina, was heel anders. Ze lette erop dat het met haar man niet uit de hand liep. Alexander Philip gaf de prins soms goede raad in politieke kwesties. Dat stelde de prins wel op prijs. Toch volgde hij de adviezen nooit op. Hij luisterde meer naar zijn vroegere voogd, de Duitse hertog Lodewijk van Brunswijk. In 1773 kreeg Alexander Philip een hoge rang, hij werd ‘oudste luitenant’. Alexander Philip en zijn gezin Alexander Philip had kennissen en familie in Utrecht. Hij had ook de familie Taets van Amerongen leren kennen. Gerard Godard 14
Taets van Amerongen was in de provincie Utrecht een belangrijke bestuurder. Ook was hij eigenaar van een landgoed. Hij had een dochter Maria en met haar wilde Alexander Philip trouwen. Daarvoor had je in die tijd hulp nodig. Mensen met veel gezag konden een goed woordje voor je doen. Natuurlijk dacht Alexander Philip daarbij aan zijn werkgever, de prins. Het was zelfs zo dat die het eens moest zijn met zijn keuze. Alexander Philip schreef hem een brief, op 13 februari 1773: Mijnheer, Volgens mij bent u tevreden over mijn dienst bij u. Daarom durf ik u een paar gunsten te vragen. Ik ben van plan om een meisje ten huwelijk te vragen. Ze woont in Utrecht en is de dochter van de heer Taets van Amerongen en mevrouw Hasselaar. Ik denk wel dat u deze families kent. Ik weet dat ik uw hulp nodig heb voor mijn plan. Het meisje heet Maria en ze is achttien jaar. Haar familie heeft veel aanzien in de provincie Utrecht. Zelf is ze heel hartelijk, ze heeft een goed karakter. Bovendien zal ze later flink wat geld erven. Ik wil mijn plan voorlopig nog geheim houden. Alleen u weet ervan. Pas als ik haar gevraagd heb en zij ‘ ja’ heeft gezegd, mag het bekend worden. Misschien zijn er nog andere mannen die graag met haar trouwen. Ik ben dus erg voorzichtig. 15
Als u achter mijn keus staat, ga ik de stap wagen. En dan wil ik ook graag een paar weken verlof. Dan kan ik in Utrecht het goede moment afwachten. Ook als getrouwd man zal ik u graag blijven dienen als kamerheer. Met veel hoogachting, Alexander Philip van der Capellen Prins Willem V heeft meegewerkt aan het plan van zijn kamerheer. En dat plan slaagde. Maria koos voor Alexander Philip. Ze gingen al in het voorjaar van 1773 samenwonen. Op 16 november van dat jaar werd het huwelijk in Houten gesloten. Hun eerste kind, een jongen, werd begin januari 1774 geboren. Ze noemden hun zoon Willem. Dat was een bewijs van dank aan de prins. Die had immers meegewerkt aan het huwelijk. Dat had hij vooral gedaan door aan Alexander Philip een hoge rang als militair te geven. Bij de doop van Willem wilden de prins en prinses Wilhelmina betrokken worden. Ze konden niet zelf aanwezig zijn, maar lieten anderen in hun naam als getuigen optreden. Die getuigen waren Hendrik van Tuyll en zijn vrouw, goede vrienden van Maria en Alexander Philip. Maria was geboren op 14 mei 1755. Ze had een broer: Gerard Arnold. Die was een beetje jaloers op zijn zus. Maar met zijn schoonvader kon Alexander Philip heel goed opschieten. Alexander Philip en Maria kregen zes kinderen: Willem (1774), 16
Portret van prins Willem V. Gravure door Jacob Houbraken.
17
Anna (1776), Godard (1778), Frederica (1780), Catharina (1783) en Robert (1784). Soms had Alexander Philip veel zorgen over de gezondheid van zijn vrouw. Bijvoorbeeld in juni 1783. Hij schreef de prins daarover op 15 juni. Hij had de hele nacht bij zijn vrouw moeten waken omdat ze veel pijn had. Hij vroeg verlof om bij de ‘lieve zieke’ te mogen blijven. De week daarna ging het wat beter. Zijn werk bij de stallen deed hij in die weken als ‘thuiswerk’. Alexander Philip en zijn broer Robert Jasper Robert Jasper maakte zich vanaf het jaar 1780 steeds meer zorgen over zijn broer. De dienst bij de prins was volgens hem niets voor Alexander Philip. Het hele Hof was één grote kliek, vond hij. Daar was Alexander Philip volgens zijn broer te goed voor. Op 26 januari en 30 maart 1782 schreef Robert Jasper zijn broer daarover brieven. Hij gaf hem goede raad: Probeer ander werk te vinden, beste broer. Dan kun je meer van je leven genieten en meer bij je vrouw en kinderen zijn. Je toestand gaat me aan het hart. Dat werk bij de prins lijkt eervol. Maar het maakt een slaaf van je. Je zou in Deventer commandant kunnen worden. De omgeving daar is heel prettig om te wonen. En het is er veel goedkoper dan in Den Haag. Denk er alsjeblief goed over na en verlies geen tijd. Tegen de prins kun je 18
zeggen dat het leven in Den Haag te duur is voor je groeiend gezin. Je bent pas weer vrij als je niets meer met die kliek aan het Hof te maken hebt. Echt: ze willen jou alleen maar kwaad doen. Ik ken je hart en weet het zeker: je hebt een grote hekel aan deze manier van leven. Ook ik zou heel blij zijn als ik vrijuit met je zou kunnen praten. De vraag van Robert Jasper was dringend. Toch bleef Alexander Philip in Den Haag. Hij gaf wel toe dat hij het er lang niet altijd prettig vond. Maar een baan met meer rust was niet gemakkelijk te vinden. Hij had de indruk dat spionnen hem in de gaten hielden. Brieven die hij kreeg, waren soms opengemaakt. Zijn vijanden aan het Hof wilden hem erin laten lopen. Robert Jasper werd steeds belangrijker als leider van de patriotten. Daarvan maakten de tegenstanders van Alexander Philip gebruik. Ze probeerden hem zwart te maken bij de prins. En de prins zelf voelde zich ook niet op zijn gemak. Kon hij een broer van een bekende patriot in dienst houden? Alexander Philip antwoordde zijn broer: Natuurlijk zou ik wel een leven met meer rust willen. Maar toch voel ik dat ik mijn werk moet volhouden. Ik hoop dat ik een beetje mee kan helpen aan het welzijn van ons land. Dat wil jij op jouw manier ook. Ik ben het lang niet altijd met je eens. Maar ik weet dat jij eerlijk bent en de beste bedoelingen hebt. 19
Ook tegen jou wil ik zeggen: ben voorzichtig! En net zo goed als ik zou jij het rustiger aan moeten doen. Maar dat kunnen we geen van beiden. Die laatste zin klopte precies. Ze kregen het allebei op hun eigen manier nog heel moeilijk in hun leven. Alexander Philip en de politiek Alexander Philip vond dat de prins en zijn partij het lang niet altijd goed deden. Maar ook de patriotten gingen volgens hem wel eens in de fout. Dat ging allemaal ten koste van het land. In 1781 kwam het boek Aan het Volk van Nederland uit. Dat werd het programma van de patriotten. De schrijver wilde niet dat zijn naam bekend zou worden. Hij was bang dat hij er anders last mee zou krijgen. Alexander Philip vond de inhoud te radicaal. Het ging hem te ver. Dat schreef hij aan zijn broer Robert Jasper. Later werd duidelijk dat neef Joan Derk van der Capellen de schrijver was. Dus kreeg Alexander Philip er toch last mee, al was hij het niet met de schrijver eens. Het ging vooral om de rol van de stadhouder. Daar wilden de patriotten verandering in brengen. Sommigen wilden hem afzetten. Anderen vonden dat hij minder macht moest krijgen. Er waren ook andere kwesties. De stadhouder wilde een goede band met Engeland. De patriotten vonden dat Frankrijk een betere bondgenoot was. De stadhouder wilde het landleger sterker 20
maken. Maar de patriotten vonden de zeemacht belangrijker. Omdat de stadhouder vriend was met Engeland, wilde hij de Verenigde Staten niet erkennen. De VS waren in oorlog met Engeland om zelfstandig te worden. Maar de patriotten wilden de VS daarbij juist helpen. Volgens Alexander Philip had het land een stadhouder nodig. Maar die moest dan beter luisteren naar verstandige mensen. En daar hoorde zijn broer Robert Jasper bij, vond hij. En er waren ook andere patriotten met goede ideeën, zoals Cornelis de Gijselaar. Maar de stadhouder luisterde naar de verkeerde raadgevers. Hij ging graag om met allerlei nietsnutten, die aan het Hof rondliepen. Daarom ging het zo slecht met het land. Zo dacht Alexander Philip erover. Hij was trouw aan zijn familie én aan zijn baas, de prins. Maar hij had vijanden. Die roken hun kans, want Alexander Philip was een Van der Capellen. In augustus 1782 merkte hij voor het eerst dat er iets aan de hand was. Hij was aan de beurt om met de prins mee te gaan bij een bezoek aan de vloot bij Texel. Maar de prins sloeg hem over. Alexander Philip wilde weten waarom hij niet mee mocht. De prins gaf toe dat hij Alexander Philip niet meer helemaal vertrouwde. Iemand met zo’n familie! Dat was een harde klap voor Alexander Philip.
21
Portret van Alexander Philip. Gravure door Jacobus Buys.
22
Hoofdstuk II Problemen voor Alexander Philip in Den Haag, 1783-1784
Een vervelend boekje In het begin van het jaar 1783 gebeurde er iets wat heel pijnlijk was voor Alexander Philip. Er verscheen een politiek ‘pamflet’ met een spottende aanval op hem. Het boekje kwam eerst in het Frans uit en daarna in het Nederlands. Ook andere mensen werden erin bespot, onder anderen Robert Jasper en Joan Derk. Maar dat waren allemaal leiders van de patriotten. Dat hij bespot werd, was dus vervelend. Maar ook kwam het slecht uit dat de schrijver hem samen met de patriotten noemde. Dat klopte ook helemaal niet. Maar Alexander Philip kreeg er veel last mee. De spot ging over zijn dienst bij de prins. De schrijver stelde hem 23
voor als iemand die op een laffe manier verraad pleegde. Achter de rug van de prins om zou hij allerlei berichten doorgeven aan de patriotten. Het was een en al leugen. Maar natuurlijk was het opnieuw een schok voor Alexander Philip. Hij praatte erover met prins Willem. Hij hoopte dat de prins hem wilde helpen. Als die maar zou zeggen dat van het verhaal helemaal niets klopte, zou hij tevreden zijn. Dan was zijn eer hersteld. Maar dat viel bitter tegen. Het werd duidelijk: prins Willem begon zijn kamerheer steeds minder te vertrouwen. Hij vond het verdacht dat Alexander Philip omgang had met Cornelis de Gijselaar. Die was leider van de patriotten in het gewest Holland. Prins Willem wist precies hoe vaak Alexander Philip en De Gijselaar elkaar gesproken hadden. Dat was dus werk van spionnen. De stadhouder vroeg Alexander Philip waarover hij gepraat had met De Gijselaar. Alexander Philip zei dat dat over de VS was gegaan. Robert Jasper, zijn broer, zou daar misschien gezant worden. Maar hij vergat één gesprek met De Gijselaar. Dat ging niet over politiek, maar over de ziekte van zijn vrouw Maria. Hoe gek ook, de prins bleef hem kwalijk nemen dat hij ‘iets had verzwegen’. Het was duidelijk. Van de prins had hij niets meer te verwachten. Hoe moest dat verder met het herstel van zijn eer? Alexander Philip was daar heel gevoelig voor. 24
Bij Gijsbert Jan van Hardenbroek Een bekende man in die tijd was Gijsbert Jan van Hardenbroek. Hij had een groot netwerk, vooral in Den Haag en Utrecht. Alles wat hij te weten kwam, schreef hij op. Hij hoorde heel veel over het leven aan het Hof van de prins. Zijn aantekeningen zijn na zijn dood uitgegeven in boekvorm, zes dikke delen. Alexander Philip had veel contact met hem. Hij vertelde ook over zijn werk bij de prins. Dat kon hij veilig doen, want Gijsbert Jan was een wijze man. Hij vertelde het niet verder, maar schreef het dus wel op. Hij is een goede bron voor wat wij nu nog over die tijd in Den Haag weten. Op 14 juli 1783 vertelde Alexander Philip over zijn problemen met de prins. Hij zag het somber in. Het lukte hem niet om het vertrouwen van de prins terug te krijgen. Ook als prinses Wilhelmina erbij was, hielp het niet. Ook zei hij tegen Van Hardenbroek dat de schuld vooral lag bij andere mensen aan het Hof. Bijvoorbeeld de heer en mevrouw Van Heiden. Die probeerden hem, Alexander Philip, zwart te maken. Ze roddelden over hem bij de prins. De heer en mevrouw van Heiden hadden een grote hekel aan de familie Van der Capellen. Alexander Philip vroeg aan Van Hardenbroek om hem op de hoogte te houden. Hij wilde op alles voorbereid zijn. Ook was hij toen al van plan om zelf een boek te schrijven. Hij wilde zijn gedrag als kamerheer verdedigen, als dat nodig zou zijn. 25
Portret van Gijsbert Jan van Hardenbroek. Schilderij door A.J. van der Wall.
26
Van Hardenbroek praatte soms ook met de prins. Die vertelde hem dat hij Alexander Philip echt niet meer vertrouwde. De prins dacht zelfs dat Alexander Philip slechte dingen over hem vertelde en in de krant liet zetten. Maar daar geloofde Van Hardenbroek niets van. Prins Willem hoopte dat Alexander Philip een andere baan zou willen nemen. Anders zou hij hem misschien moeten ontslaan. Van Hardenbroek was daar heel verbaasd over. Maar hij vertelde dit niet aan Alexander Philip. De prins had hem gevraagd om het geheim te houden. Donkere wolken In juni en juli 1783 was Maria, de vrouw van Alexander Philip, ernstig ziek. De dokter dacht dat Den Haag niet goed was voor haar. Ze wilde daarom een tijd bij haar ouders in Utrecht gaan wonen. Alexander Philip en de kinderen zouden meegaan. Hij vroeg verlof, een korte vakantie. De prins vond dat meteen een heel goed idee. Dat was wel erg verdacht, vond Alexander Philip. En daarin had hij gelijk. De prins wilde hem uit de buurt hebben. Hij hoopte dat Alexander Philip dan vanzelf ergens anders zou gaan werken. Maar de kamerheer trapte daar niet in. Hij bleef met zijn gezin in Den Haag. Maria werd gelukkig toch weer gezond. De prins probeerde ook nog een andere list. Alexander Philip had 27
een paar jaar daarvoor om promotie gevraagd als officier van de lijfwacht. Dat wilde prins Willem nu wel in orde maken. Dan zou Alexander Philip bij de stallen van de prins kunnen gaan werken. En hij hoefde dan geen dienst meer te doen als kamerheer. Maar ook nu snapte Alexander Philip dat het een truc was. Hij bedankte voor de eer en bleef kamerheer. Maar op deze manier begon het er toch somber uit te zien. De prins had een hekel aan hem gekregen. Hoe lang kon het nog goed gaan? Ook buiten het Hof werd bekend dat er iets aan de hand was. De kranten begonnen erover te schrijven. Meestal waren de berichten niet helemaal juist. De krant van Maastricht schreef op 25 juli 1783 dat Alexander Philip ontslag had gekregen. Hij mocht zelfs geen leiding meer geven aan de lijfwacht. Ook in de Zuid-Hollandse krant stond dat nieuws. Maar die berichten klopten niet. Alexander Philip wilde een ingezonden stuk in de kranten laten zetten. Zo zou hij de verkeerde berichten kunnen tegenspreken. Hij vroeg de prins om zijn ingezonden stuk mee te ondertekenen. Maar dat deed prins Willem natuurlijk niet. Hij was het ook niet helemaal eens met het artikel. Toch liet Alexander Philip het in de kranten zetten: Ik, Alexander Philip van der Capellen, deel mee dat ik nog steeds kamerheer van de prins ben. Er worden verhalen verteld die mijn eer en goede 28
naam aantasten. Maar dat zijn leugens van mensen die mij kwaad willen doen. Als het nodig is, zal ik openlijk vertellen wat er precies aan de hand is. Vooral met die laatste zin was de prins het niet eens. Hij vond het erg vervelend dat Alexander Philip zich openlijk wilde verdedigen tegen alle roddels. Dat plan zou een grote rol blijven spelen in het conflict. Alexander Philip schreef alles wat er gebeurde op, ook zijn gesprekken met de prins en de prinses. Later kon hij al deze aantekeningen gebruiken voor het boek over zijn gedrag. Alexander Philip was op zijn eer gesteld. Ook was hij tamelijk koppig. Hij bleef de prins vragen om open en eerlijk te zijn. Maar ook de prins vond dat hij niet helemaal ongelijk had. Het werd een strijd die heel lang duurde. Het conflict was niet op te lossen. Steun voor Alexander Philip Er waren mensen die Alexander Philip wilden helpen. Zij vonden dat de prins hem niet goed behandelde. Bijvoorbeeld de vader van Maria, dus schoonvader van Alexander Philip. Gerard Godard Taets bracht een bezoek aan de prins. Hij legde hem uit waarom Alexander Philip en Maria in Den Haag bleven wonen. Ook al was Maria ziek. De vijanden van Alexander Philip zouden zeker misbruik maken van een vertrek uit Den Haag. 29
Taets vroeg de prins om het gedrag van zijn schoonzoon goed te onderzoeken. Als hij niets fout had gedaan, zou de prins dat openlijk moeten erkennen. Als hij wel iets verkeerd had gedaan, moest hij gestraft worden. Dat was toch duidelijk? De prins luisterde vriendelijk naar Taets. Maar daar bleef het bij. Hij deed verder niets. De prins vond dat Alexander Philip er niet zo’n punt van moest maken. Het weekblad De Politieke Kruyer schreef over de zaak. Het artikel was van Maximiliaan d’Yvoi. Hij wist dat het bericht over ‘ontslag’ niet klopte. Hij vond het vreemd dat zoiets over Alexander Philip van der Capellen werd verteld. Dat was nou juist een man die geen verkeerde dingen deed. Als kamerheer was hij trouw aan zijn baas, de prins. Hij werkte hard en goed en was eerlijk. En tegelijk had hij een heel goede band met zijn familie, vooral met zijn broer Robert Jasper. Daar was toch niets op tegen? Robert Jasper was dan wel patriot, dus tegen de prins-stadhouder. Maar dat zei niets over Alexander Philip. Die was neutraal. Zo dacht D’Yvoi erover. D’Yvoi vond dat de prins wel wat meer kon doen voor zijn kamerheer. Dan zou het afgelopen zijn met de kwade praatjes. Ook dacht hij dat Alexander Philip nu wel gauw met zijn boek zou komen. Maar daar vergiste hij zich in. Een goede vriend van Alexander Philip was Hendrik Willem van Tuyll. Ook die wilde hem helpen. Hij schreef een brief aan prins 30
Titelpagina van het tijdschrift waarin d’Yvoi schreef.
31
Willem over de zaak. De prins had hem verteld dat Alexander Philip aan het Hof nooit iets verkeerds had gedaan. Maar die ingezonden brief in de kranten nam hij zijn kamerheer erg kwalijk. Hendrik Willem van Tuyll vond dat de prins dat te zwaar opnam. De prins kon er zelf voor zorgen dat het boek van Alexander Philip er niet zou komen. Hij hoefde alleen maar een beetje soepel te zijn. Een goed woordje voor Alexander Philip zou ook voor de prins zelf alleen maar voordelen hebben. Veel mensen zouden dat erg waarderen. Maar Van Tuyll vergiste zich. De prins werd boos om de brief die Van Tuyll hem stuurde. Zijn antwoord was: Waar bemoei je je mee? Ik heb me vergist in mijn kamerheer. Hij kiest voor zijn familie. Ik vertrouw hem niet meer. Ik ben al aardig genoeg geweest voor hem. Anders had ik hem al lang de laan uitgestuurd. Ik blijf proberen hem een andere baan te geven. Maar als kamerheer wil ik hem niet meer. Een paar maanden later probeerde de oudste broer van Alexander Philip iets te doen. Die heette ook Alexander, met als tweede naam Hendrik. Maar ook zijn bezoek aan de prins haalde niets uit. De prins was kwaad om het artikel in De Politieke Kruyer. En ook omdat op 4 oktober drie leden van de familie Van der Capellen bij een vergadering van de patriotten waren. Dat waren Robert Jasper, 32
Frederik Benjamin en Joan Derk. De prins wilde dus niets meer met de familie te maken hebben. Alexander Hendrik zei wel dat zijn jongste broer zeker geen patriot was. Hij schreef ook nog een brief aan de prins. Daarin legde hij uit wat de prins voor zijn broer kon doen. Maar de prins gaf geen antwoord. Het ontslag In naam was Alexander Philip nog steeds kamerheer. Maar de prins liet hem geen dienst meer doen. Dat was voor Alexander Philip niet vol te houden. Op 1 december 1783 nam hij ontslag. Hij hield de eer aan zichzelf. Hij deelde het de prins en de prinses mee tijdens een bezoek. Ook schreef hij het per brief. Hij stuurde de sleutel van het Hof mee. Die sleutel was een soort symbool voor zijn werk. Het nieuws kwam ook weer in de kranten. Maar opnieuw op een verkeerde manier. Volgens de krant in Maastricht was Alexander Philip door prins Willem ontslagen. Ook een Duitse krant schreef het zo, nog wel op de voorpagina. Daar wilde Alexander Philip iets tegen doen. Hij schreef een brief voor de kranten. Ook vroeg hij hulp aan de Duitse gezant in Den Haag. Die moest ervoor zorgen dat zijn brief in die Duitse krant kwam. Maar de gezant, Von Thulemeyer, vond de brief te scherp. Hij stelde zelf een minder harde brief op. Die werd geplaatst door 33
de Duitse krant. Ook de prins werkte deze keer mee aan het bericht. De krant meldde op 24 december: Ons bericht van 10 december was fout. De heer Van der Capellen heeft zelf ontslag genomen. Dat weten we nu uit betrouwbare bron. Robert Jasper vond het ontslag goed en moedig van zijn broer. ‘Nu kun je meer van je gezin genieten’, schreef hij. ‘En je bent van de prins af ’. Maar zo zou het niet gaan. Alexander Philip wilde dat de de prins iets voor hem zou doen. Die moest openlijk verklaren dat zijn kamerheer niets verkeerds had gedaan. Alexander Philip vond dat nodig voor zijn eer. Maar de prins wilde daar niets van weten. Allebei waren ze erg koppig. Bijna een jaar lang bleef Alexander Philip de prins bezoeken en brieven sturen. Maar de prins gaf niet toe. Na het ontslag Alexander Philip had laten weten dat hij een boek zou schrijven over wat er gebeurd was. Hij wachtte daar heel lang mee. Eerst wilde hij proberen of de prins zou doen wat hij wilde. Zijn vrienden werden ongeduldig. Ook de kranten vroegen waarom het zo lang duurde. Ze waren daar verbaasd over. Ook vonden ze het een beetje verdacht. Als Alexander Philip zo zeker van de zaak was, kon hij dat toch gewoon laten weten? 34
D’Yvoi schreef erover in De Politieke Kruyer. Waarom had Alexander Philip al ontslag genomen? Hij zou toch eerst zijn boek uitgeven? Toch geloofde D’Yvoi nog niet dat Alexander Philip schuld had. Misschien wilde hij andere kamerheren niet in de weg zitten. Of vond hij het beter om zijn handen vrij te hebben. Maar nu zou het boek snel komen, dacht D’Yvoi. Hij vroeg zijn lezers om nog even geduld te hebben. D’Yvoi vergiste zich. Het zou nog meer dan een half jaar duren. Alexander Philip bleef maar onderhandelen met de prins. Soms was ook de prinses erbij. Het liep erg stroef. Soms begrepen ze elkaar niet. Soms vergat de prins wat hij de dag tevoren beloofd had. Dan weer had hij geen tijd of geen zin. Ook Alexander Philip ging wel eens in de fout. Zeker één keer liet hij een kans liggen. Soms overdreef hij in wat hij van de prins wilde. Het ging erom dat de prins een openlijke verklaring zou uitgeven. Daarin moest staan dat Alexander Philip geen enkele schuld had. Dat was duidelijk na een jaar onderzoek. Maar de prins wilde dat niet in het openbaar doen. Twee belangrijke mensen aan het Hof wilden bemiddelen, Voigt en Van Heeckeren. Dat gebeurde op verzoek van de prins. Ook Alexander Philip had een bemiddelaar: Johan van Nagel. Maar ook dat hielp niet. 35
In mei was het geduld van D’Yvoi op. Hij schreef opnieuw over Alexander Philip in De Politieke Kruyer. Nu was het een afkeurend artikel. D’Yvoi liet eerst een vijand van Alexander Philip aan het woord, hofmaarschalk De Marsay: Van der Capellen is de schuld van alles. Het is prima dat hij geen kamerheer meer is. De prins wil alleen maar goed voor hem zijn. Maar Van der Capellen wijst alles af. Hij zal zich zelf ook wel schuldig voelen. Anders had hij zijn boek al lang uitgegeven. De vrienden van Alexander Philip moeten het ook maar toegeven. De Marsay had geen gelijk. Maar D’Yvoi ging toch twijfelen. Ook andere vrienden van Alexander Philip werden onzeker. Waar bleef het beloofde boek? Alexander Philip bleef tot begin juni 1784 met de prins in gesprek. Hij zette alles op alles. Hij wilde zijn boek pas uitgeven als het echt niet anders kon. De prins zette op 2 juni een stap. Hij gaf toe dat hij Alexander Philip niet had hoeven verdenken van stiekem gedrag. Maar Alexander Philip wilde een openbare verklaring in de kranten. En dan zou hij zelf een stuk tekst bijvoegen. Dat weigerde de prins. En daarmee was het contact afgelopen. Alexander Philip probeerde uit te leggen waarom zijn boek er nog niet was. Hij zette de verklaring van de prins toch in de krant. 36
Zijn eigen opmerkingen voegde hij toe: “Ik heb dus helemaal niets verkeerds gedaan. De prins en mijn vijanden hebben ongelijk”. Dat was een tussenstap. Misschien zou het publiek het genoeg vinden. Want de prins gaf zelf toe dat hij zijn kamerheer niet had hoeven verdenken. Alexander Philip vergiste zich. Het publiek en de pers vonden het niet duidelijk genoeg. Ze vonden het zelfs laf als Alexander Philip het hierbij zou laten. Dus: de prins boos, de pers ontevreden en het publiek onzeker. Niet best voor Alexander Philip. Vooral de reactie van Van der Kemp kwam hard aan. Van der Kemp was een goede vriend van Robert Jasper. Hij schreef in de Post van den Neder-Rhijn. Dat was het voornaamste blad van de patriotten. We zitten niet te wachten op een braaf berichtje. Wij willen het beloofde boek. Dit lijkt nergens op. Zo gaan zelfs wij denken dat er toch iets aan de hand is met Alexander Philip. Eindelijk: Het gedrag... Op 31 juli 1784 liet Alexander Philip de prins weten dat zijn boek er zou komen. In september was het klaar. Hij stuurde de prins het eerste exemplaar toe. Ook de prinses kreeg er een. Dat deed Alexander Philip niet om de prins en de prinses te pesten. Hij 37
Titelpagina van het boek van Alexander Philip over zijn gedrag.
38
wilde juist laten zien dat hij respect voor ze had. Hij schreef ze allebei een brief: Het spijt me, maar ik kan nu niet anders meer. Ik hoop dat u beiden het wilt begrijpen. We konden het niet eens worden. Maar ik moet dit doen voor mijn eer. Ik vind het zelf erg jammer. Ik blijf denken dat u, mijnheer de prins, toch iets meer voor mij had kunnen doen. Maar het is niet anders. Ik groet u hartelijk en blijf respect voor u houden. Het boek heeft een lange titel. Maar in het kort kan het genoemd worden: Het gedrag van A.P. van der Capellen. In 1784 werd het al herdrukt. Ook kwam er een vertaling in het Frans. Vrienden van Alexander Philip vonden het boek erg goed. Ze waren helemaal tevreden met de inhoud. Ook mensen die hem niet persoonlijk kenden, waren het daar mee eens. De hele kwestie werd nu duidelijk. Je kon zien dat Alexander Philip alles goed had bijgehouden wat er gebeurde. Ook Van der Kemp was blij met het boek. Hij gaf een lange bespreking in De Post van den Neder-Rhijn. Hij vond geen enkel zwak punt in het boek. Van der Kemp vond Alexander Philip niet te ijdel. Hij vond hem zelfs bescheiden. En Alexander Philip spaarde de prins zo veel mogelijk. De prins had dus niet zo bang hoeven te zijn voor het boek. 39
In de Post van de Neder-Rhijn werd er ook een gedicht over geschreven. De inhoud was ongeveer zo:
Aan Alexander Philip van der Capellen
Het boek is er, het was niet te vermijden. U schreef het voor de eer van de Capellenstam. Het stelt uw vriend gerust en slaat uw vijand lam. Zo doet u recht naar allebei de zijden.
Nu weten we hoe u hebt moeten strijden en waar de houding van de prins vandaan kwam en wie het met de waarheid niet zo nauw nam en wat voor onrecht u hebt moeten lijden.
Jaloerse mensen aan het hof zullen proberen opnieuw u zwart te maken en openlijk te onteren, ook bij prins en prinses. Dat zijn ze vast van plan.
Maar wat de leugenaars u ook ten laste leggen, wie waarheid spreekt, kan alleen maar van u zeggen: u was en bent en blijft een goed en eerlijk man.
De vijanden van Alexander Philip bleven stil, toen het boek er was. Pas na een paar jaar had iemand het er nog eens over met Van 40
Titelpagina van het tijdschrift waarin van der Kemp schreef.
41
Hardenbroek. Dat was de secretaris van de prins, De Larrey. Hij vond dat Alexander Philip te gevoelig was geweest voor zijn goede naam. Maar ook de prins had volgens hem fouten gemaakt. Hij luisterde niet naar goede raad en nam soms verkeerde besluiten. Hij had meer vertrouwen kunnen hebben in zijn kamerheer.
42
Hoofdstuk III Werk bij de stallen van de prins, 1784-1787
De prins en zijn stalmeester De prins en Alexander Philip bleven bij elkaar uit de buurt, toen het boek er was. Maar Alexander Philip deed nog wel werk voor de prins. Hij was ook stalmeester en officier van de lijfwacht. Dat werk ging door. Maar daarvoor hoefde hij de prins niet zelf te spreken. Ze konden het af met brieven. Elke dag stelde Alexander Philip ook een dagrapport op voor zijn baas, de prins. De prins en zijn gezin woonden meestal in paleis Huis ten Bosch. De stallen waren toen waar nu het Buitenhof is en aan het Lange Voorhout. Prins en stalmeester schreven elkaar veel over het werk. In hun brieven gaat het niet meer over het ontslag en het boek. Dat was voorbij. Maar er kwamen wel andere problemen. De hoogste officier van de lijfwacht was Lodewijk van Brunswijk. 43
Het Buitenhof in Den Haag in de tijd dat Alexander Philip er werkte. Tekening door een onbekende kunstenaar.
44
Die was vroeger voogd geweest van de prins. De patriotten vonden dat hij te veel macht had. Ze dwongen hem uit Den Haag te vertrekken. Dat was in 1782 gebeurd. De prins was het daar helemaal niet mee eens. In het geheim had hij veel contact met Van Brunswijk. Het werk van Van Brunswijk bij de lijfwacht werd overgenomen door Alexander Philip. Hij werd ‘waarnemend commandant’. Zolang hij ook nog kamerheer was, vond hij dat best. Maar na zijn ontslag wilde hij meer zekerheid. Hij wilde ‘vaste’ commandant worden. Dan zou hij ook meer gezag hebben bij de ruiterij. En meer salaris zou ook niet gek zijn. Dat vroeg hij allemaal aan de prins in zijn brieven. Maar de prins ging daar niet op in of wees het af. Dat werd dus een nieuw probleem. Vanaf september 1785 woonde de prins met zijn gezin niet meer in Den Haag. De patriotten maakten het hem in het gewest Holland steeds lastiger. Voor zijn rust en veiligheid vertrok hij naar Gelderland. Soms woonde hij in Nijmegen en soms in paleis Het Loo. Het contact per brief werd dus wat lastiger. De post werkte toen minder snel dan nu. Het ging per paard of per schip. Ook ging er wel eens post verloren. Daar kwam nog iets anders bij. Het maakte de prins niet zoveel meer uit hoe het ging in Den Haag. Een deel van de lijfwacht was bij hem in Gelderland. Alexander Philip moest dus soms maanden wachten op bericht van de prins. Dat 45
was lastig als hij iets moest weten voor zijn werk. Ook dat werd een probleem. Taken in de stallen en bij de ruiters Het werk in de stallen ging om het personeel, de paarden en de uitrusting. Bij het personeel hoorden stalknechten, verzorgers van de paarden, veeartsen of paardendokters en de ruiters van de lijfwacht. Die moest Alexander Philip allemaal ‘aansturen’. Ook moest hij mensen aannemen of ontslaan. Hij zorgde voor de orde en de tucht. Hij betaalde het loon uit. Het ging om zo’n honderd man personeel. Zorg voor de paarden betekende vooral goed en genoeg voedsel. De paarden op stal of buiten? Was er genoeg fris grasland? Alexander Philip moest beslissen welke paarden mee konden doen aan acties. Hij zorgde voor aankoop van jonge paarden. Hij bepaalde welke paarden werden afgedankt. Hij bedacht wat er met de oude paarden moest gebeuren. Heel belangrijk was ook: wat te doen als er ziekte was bij de paarden. De uitrusting vroeg ook om goede zorg. Het onderhoud van de gebouwen was belangrijk. De rijtuigen moesten er goed uitzien. De uniformen moesten goed worden bijgehouden: rijbroek, jas, mantel, laarzen, hoed. De wapens moesten in orde zijn. Alexander 46
Philip hield ook de kas in de gaten. Hij moest de prins op tijd om nieuw geld vragen. Soms had hij toestemming nodig van de prins. Het was dus lastig als hij geen antwoord kreeg. Hij klaagde daar vaak over. Maar dat hielp niet. In mei 1785 verhuisde Alexander Philip naar Voorschoten bij Den Haag. Hij huurde het kasteel Duivenvoorde. Dat was beter voor de gezondheid van Maria. Hij woonde nu wat verder weg van zijn werk. Maar de prins vond het goed. In dezelfde maand, op 4 mei, overleed de moeder van Alexander Philip. Ze is 77 jaar oud geworden. In die tijd was dat een heel hoge leeftijd. Weinig mensen werden zo oud. Ze woonde bij haar oudste zoon op De Boedelhof. De rest van het jaar schreef Alexander Philip zijn brieven op papier met een zwarte rand. Kwade droes of brand bij de paarden? In 1785 heerste er een ziekte bij de paarden. Dat duurde meer dan een half jaar. Het begon in maart. Alexander Philip had er veel mee te stellen. Het deed hem ook veel leed. Hij vroeg raad aan paardendokters. De eigen veearts vertrouwde hij niet helemaal. Die man heette Tobias. Die dronk soms te veel en was slordig. 47
Kasteel Duivenvoorde, woning van Alexander Philip en zijn gezin vanaf 1785. Tekening door Abraham de Haan.
48
De zieke paarden werden apart gezet. Een man van de lijfwacht kreeg opdracht goed op ze te letten. Deze man, Muller, moest vooral letten op water, voedsel en medicijnen. Alexander Philip schreef de prins over de ziekte. Die schrok en gaf meteen antwoord. Paarden waren voor hem erg belangrijk. De prins dacht aan een ziekte die ‘kwade droes’ heet. Dat is een ontsteking in neus en mond van het paard. Daardoor kunnen longen en andere organen worden aangetast. Kwade droes kan andere dieren en mensen besmetten. Er is ook een lichte vorm: gewone droes. Hoe erg ook, paarden met kwade droes moesten worden gedood en onderzocht. Daarna moesten ze worden verbrand. Ook het gerei van deze paarden moest worden verbrand: zadel, teugels, sporen, bit. Volgens paardendokter Hamakers waren twee paarden erg ziek. Een van de twee stierf. Het andere moest worden gedood. Veearts Hamakers onderzocht de paarden. Het bleek dat dierenarts Tobias fouten had gemaakt. Alexander Philip schreef de prins, begin april: Al vanaf 1779 is Tobias onze dierenarts. Ik heb hem vaak gesproken. Maar nu is hij brutaal geweest. Hij wilde niets meer met de paarden te 49
maken hebben. En hij wilde ook niet meer met mij praten. Ik denk dat hij de schuld is van de ziekte bij de paarden. Hij heeft ze verkeerde pillen en poeders gegeven. Ik zal het verder uitzoeken. Als hij schuldig is, moeten we hem straffen.
Het was geen ‘kwade droes’. Het was ‘steendroes’, verstening van de luchtweg. Bij twee paarden was het ernstig. Andere paarden waren besmet, maar niet dodelijk. Ook heerste er ‘brand’. Dat is een ontsteking met koorts. Dat wees onderzoek door de paardendokter uit. Alexander Philip wilde Tobias ontslaan. Hij had zijn werk niet goed gedaan. Dat bleek uit onderzoek door drie deskundigen. Tobias had verkeerd voedsel én verkeerde medicijnen gegeven. De prins wilde nog even wachten met ontslag. Misschien zou Tobias zijn excuus aanbieden en zijn leven beteren. Maar dat gebeurde niet. Tobias werd ontslagen. Hij werd vervangen door veearts Kuijpers. Nog meer paarden werden ernstig ziek. Ook die werden gedood. Pas in de herfst van 1785 was de ziekte voorbij. Een jaar later gebeurde weer iets vreemds met enkele paarden. Die liepen in een wei bij Leiderdorp. Twee paarden werden dood gevonden. Daags tevoren had iemand ze nog helemaal gezond 50
zien lopen. Veearts Kuijpers stelde vast dat ze vergiftigd waren. Dat moest iemand met opzet hebben gedaan. Het ging om paarden van de prins. Alexander Philip had zelf ook paarden. Van zijn dieren werden er ook twee dood gevonden. Ze hadden dezelfde sporen van vergif. Wie kon zoiets doen? Een vijand van de prins? Een vijand van Alexander Philip? Een vijand van allebei? Alexander Philip liet een onderzoek doen. Maar de daders werden niet gevonden. Last met het personeel Meestal ging het goed met het personeel. Maar niet altijd. Een van de ruiters, Crult, had last van doofheid. Moest hij verlof krijgen en toch betaald worden? In die tijd waren er nog geen CAO’s en vakbonden. De ruiter Ludwig had een meisje zwanger gemaakt. Hij wilde met haar trouwen. Het was tegen de regels. Zijn soldij mocht niet verhoogd worden. De vader van het meisje wilde helpen. Alexander Philip keurde het huwelijk dus toch goed. Met lijfwacht Holwarda was het erger. Hij was in zijn verloftijd een paar keer stomdronken geweest. Daarom kreeg hij geen verlof meer van Alexander Philip. Maar Holwarda was toch naar Amsterdam gegaan. En hij had weer veel te veel gedronken. Op 51
de terugweg overleed hij aan een beroerte. Alexander Philip zorgde voor een stille en toch waardige begrafenis. Ook lijfwacht Deventer dronk wel eens te veel. Alexander Philip liet hem een pak slaag geven met een ruitersabel. Zo ging dat in die tijd. En Deventer moest ook nog in de cel. Maar het hielp allemaal niet. Hij kreeg ontslag. Er waren ook ruiters die lui waren of schulden maakten. Als straf niet hielp, kregen ze ontslag. En dan was er geen uitkering of bijstand. In augustus 1786 was er een flink probleem. Vier ruiters waren zonder verlof uit geweest. Ze heetten Eberlé, Honcoop, Swaanhuisen en Hullman. Zij hadden bij een café ruzie gemaakt met Enning, een soldaat uit Den Haag. Een paar burgers waren getuige geweest. Het ging erom wie hoger in rang was: een ruiter van de prins of een Haagse soldaat. Enning was gewond geraakt, maar niet ernstig. De rechter in Den Haag wilde het onderzoek doen. Volgens hem moesten de vier van de ruiterij in een cel in Den Haag worden gezet. Ook het hof van de provincie Holland wilde de zaak uitzoeken. Daar was Alexander Philip het niet mee eens. Hij wilde de vier niet uitleveren. Hij wilde het onderzoek zelf uitvoeren. Volgens hem viel de ruiterij van de prins niet onder de stad Den Haag. En ook niet onder de provincie Holland. 52
Eberlé was op de vlucht. Die moest eerst worden gevonden. Alles bij elkaar was het een moeilijke zaak. Alexander Philip vroeg de prins om raad. Maar die vond dat Alexander Philip het zelf maar moest uitzoeken. Alexander Philip leverde zijn ruiters niet uit. Ze hadden wel de regels van de lijfwacht overtreden. Maar verder waren ze volgens hem niet schuldig. Uit het verhoor bleek dat Enning fout zat. Hij had het eerst zijn sabel gebruikt. Eberlé had zich alleen maar verdedigd. Volgens de baas van het café was Enning altijd ruzie aan het zoeken. Terwijl Eberlé buiten stond te plassen, was Enning op hem af gekomen. Enning had een paar borrels teveel op. Dat zeiden de getuigen. Het bestuur van Den Haag en de provincie werden het eens. De vier moesten naar de gevangenis van de stad. Alexander Philip wilde dat nog steeds niet. Hij vroeg advies aan twee advocaten. Die raadden hem aan om de vier toch maar uit te leveren. Op 26 oktober werden Honcoop, Swaanhuisen en Hullman vrijgesproken. Toen durfde Eberlé zich weer te melden. Zijn zaak duurde veel langer. Alexander Philip was het er niet mee eens dat Eberlé in Den Haag gevangen zat. Hij probeerde hem weer terug te halen. Hij wilde hem liever in de cel bij de stallen gevangen zetten. Pas op 16 maart 53
kwam Eberlé vrij. Hij werd onschuldig verklaard. Ook Alexander Philip en de prins gaven hem geen straf. Zorgen om de spullen Alexander Philip moest op veel dingen letten. Waren er genoeg paarden? Moest hij nieuwe kopen of oude verkopen? Hij zorgde ook voor zadels, teugels, sporen en hoofdstellen. Hij bekeek of er nieuwe uniformen of nieuwe wapens nodig waren. Dan deed hij de bestelling. Wat moest er gebeuren als er brand was of ander alarm? Ook als er in Huis ten Bosch zoiets aan de hand was, moest Alexander Philip leiding geven. Hij regelde het feest als nieuwe leden van de lijfwacht met hun werk begonnen. Die legden dan een eed af. In april 1785 was er te weinig geld in kas. Dat lag aan de extra zorg voor zieke paarden. Ook gingen een paar leden van de lijfwacht met pensioen. Hij had 4000 gulden nodig om rekeningen te betalen. Dat was in die tijd enorm veel geld. De prins was deze keer op tijd en stuurde het geld op. Een tijd daarna was er een ander probleem. In de stallen werd gestolen. Iemand van de ruiterij miste zijn kostbare ruitermantel. Ook andere spullen werden vermist. Alexander Philip probeerde de dief te betrappen. Dat lukte niet. 54
Huis Ten Bosch, paleis van prins Willem V en prinses Wilhelmina. Tekening door Paulus Constantijn la Fargue.
55
Hij begon de leden van de lijfwacht te verdenken. Hij lette scherp op en vroeg de ruiters om dat ook te doen. Er kwam een streng toezicht met allerlei regels. Toen hielden de diefstallen op. Maar de dief werd niet gevonden. Alexander Philip maakte een voorstel voor nieuwe regels. Die gingen over het geld, de soldij, toezicht op de stallen, zorg voor de paarden. De prins keurde zijn voorstel goed. Maar het duurde meer dan een jaar voor dat antwoord kwam. Alexander Philip vroeg in maart 1786 ook weer om een vaste baan. Hij was nog steeds ‘waarnemer’. Ook dacht hij dat hij recht had op een hogere rang. In februari 1787 probeerde hij het nog een keer. De prins gaf hem beide keren zijn zin niet. Dat was weer tweemaal een bittere pil voor Alexander Philip. Problemen door de politiek De prins-stadhouder was in de Republiek (dus Nederland) de hoogste baas van het leger. Hij was kapitein-generaal. In september 1786 wilden de patriotten in Holland dat veranderen. De prins mocht niet langer het bevel voeren over het leger. De patriotten vonden dat prins Willem een grote fout had gemaakt. Hij had geweld gebruikt tegen twee steden in Gelderland: Hattem en Elburg. In die steden wilden de burgers meer rechten hebben. Ze wilden zelf het bestuur van de stad benoemen. Prins Willem keurde het goed dat het leger daar een eind aan maakte. 56
Dat was het begin van een soort burgeroorlog in Nederland. De provincie Holland ging het verste. Het bestuur van die provincie voerde voortaan het bevel over de militairen. De prins was daar dus geen aanvoerder van het leger meer. Ook Alexander Philip en de lijfwacht van de prins kregen daarmee te maken. Ze kregen voortaan orders van de Staten en niet meer van de prins. In september 1786 waren ongeveer zestig leden van de lijfwacht in Den Haag in dienst. Veertig leden hadden verlof. Er was niet veel werk omdat de prins in Gelderland woonde. De leden van de lijfwacht hadden een eed van trouw aan de prins gezworen. De Staten wilden die eed ongeldig verklaren. Alexander Philip was daar niet blij mee. Hij vroeg de prins wat die ervan vond. Ook de officieren en andere leden van de lijfwacht kwamen in verzet. Alexander Philip schreef een brief aan de Staten, een Memorie. Ik wil niet onder het bevel van een Haagse of Hollandse officier staan. En de leden van de lijfwacht willen alleen opdrachten krijgen voor dienst aan de prins. De lijfwacht moet dus apart behandeld worden. De leden hebben een eed afgelegd. Jullie kunnen die eed niet ongedaan maken. Alleen de prins kan dat.
57
Portret van Willem V te paard. Tekening door Tethart P.C. Haag.
58
De Staten vonden het eerste punt goed. De lijfwacht zou niet onder een andere officier komen staan. Over de andere punten gaven ze nog geen antwoord. Alexander Philip vroeg de prins wat hij van de eed vond. Het antwoord van de prins was verrassend. Het kon hem niet schelen dat de eed ongeldig werd verklaard. Op 19 oktober liet Alexander Philip dat aan de lijfwacht weten. Veel leden kwamen in opstand. Ze wilden eervol ontslag als de eed niet meer telde. Alexander Philip was verbaasd. Hij vertrouwde het niet. Ging het echt om die eed? Of waren ze bang voor meer werk? Hij vroeg of ze het ontslag in een brief wilden aanvragen. Ook wilde hij weten wat de prins ervan vond. Het bestuur van de provincie was streng. Het gaf opdracht om de leden die bezwaar maakten, te ontslaan. Alexander Philip probeerde de hele lijfwacht in dienst te houden. Hij praatte op ze in. Het lukte hem op twee na. Gungrich en Roseveldt hielden vol. Bij hen ging het echt om de eed. Ze kregen eervol ontslag. Maar Alexander Philip was nog niet helemaal tevreden. Volgens hem hadden vier leden de anderen opgezet om op 19 oktober in opstand te komen. Dat waren Beckman, Lorzbach, Oebschelwitz en Leimbach. Opstand is voor soldaten in dienst een ernstig 59
vergrijp. Het was ook een opstand tegen de prins. Die had zelf de eed ongeldig verklaard. Alexander Philip wilde de vier oneervol ontslaan. De prins tilde er niet zo zwaar aan. Dat viel Alexander Philip tegen. Hij vroeg de prins om er nog eens goed over na te denken. Maar dat hielp niet. De prins bleef het oneens met Alexander Philip. De vier mochten in dienst blijven. Alexander Philip volgde de order op. Hij erkende de prins én de Staten van Holland als zijn meerderen. Maar het werd wel lastig. De prins was ver weg, in Nijmegen. En de Staten zaten dichtbij, in Den Haag. In 1787 kreeg Alexander Philip een paar keer een opdracht van de Staten. Hij had daar grote moeite mee. In juli 1787 schreef hij zijn broer Robert Jasper: De Staten van Holland maken er een warboel van. Ze laten de patriotten hun gang gaan. Overal lopen groepen soldaten rond. Dat zijn ongeoefende vrijwilligers. Ze weten niet wat gezag en orde is. Zo wordt het niks met de politiek en het land. Maar ook Alexander Philip moest doen wat de Staten wilden. Eén opdracht zou hem fataal worden.
60
Hoofdstuk IV Een onmogelijk karwei in Gorkum, 1787
Een moeilijke opdracht Op 12 september 1787 kreeg Alexander Philip een erg vervelend bericht. Het bestuur van de provincie Holland (de Staten) stelde hem aan als commandant van de vesting Gorkum. Hij moest het aannemen, of hij wilde of niet. Hij had er totaal geen zin in. Daar had hij een paar redenen voor. Hij wist dat er een groot Pruisisch leger op komst was. Dat leger wilde een eind maken aan de macht van de patriotten in Holland. De koning van Pruisen was een broer van prinses Wilhelmina. Hij heette Frederik Willem II. De prinses was door de patriotten beledigd. Ze was op reis naar Den Haag tegengehouden en teruggestuurd. Koning Frederik Willem wilde zijn zus helpen. En ook stadhouder Willem V moest in zijn eer worden hersteld. 61
Alexander Philip zou Gorkum moeten verdedigen alsof hij ook patriot was. Maar dat was hij niet. Eigenlijk was hij nog steeds trouw aan de prins-stadhouder. Het was dus niet gek dat hij het lastig vond. Een paar weken eerder was de partij van de patriotten aan de macht gekomen in Gorkum. Ze hadden de aanhangers van de prins afgezet. Gorkum was een belangrijke stad in Holland. Dat wisten de patriotten. Daarom moest de verdediging goed in orde zijn. Maar dat was helemaal niet zo. Er waren wel genoeg wapens: kanonnen, geweren, kogels. Maar er waren veel te weinig soldaten. En ze waren niet geoefend. De meesten waren recruten of vrijwilligers. Dat ontdekte Alexander Philip toen hij in Gorkum aankwam. Hij schrok ervan dat het zo slecht in orde was. De stad was niet te verdedigen tegen een groot leger. Alexander Philip was ook ongerust over zijn vrouw en kinderen. Vanuit Gorkum kon hij niet voor ze zorgen. Hij hoopte dat zijn familie en zijn vrienden dat zouden doen. Hij schreef zijn broer Robert Jasper: Heb meelij met mijn vrouw en kinderen. Ik kan nu niets voor ze doen. En Maria is ziek. Ook is ze erg ongerust over mij. Ik ben wanhopig. Kun jij 62
helpen? Ook jouw vrouw en kinderen zijn niet veilig als de Pruisen komen. Misschien moeten ze allemaal vluchten naar Amsterdam of Haarlem. Het liep anders. Robert Jasper moest asiel zoeken in het buitenland. Hij ging met zijn gezin naar België en daarna naar Frankrijk. Maria en de kinderen hoefden maar kort in Haarlem te blijven. Ze konden al gauw naar Voorschoten terug. Zonder Alexander Philip. De aanval op Gorkum De Duitse schrijver Von Pfau heeft de hele veldtocht beschreven. Ook Alexander Philip schreef meteen op wat hij allemaal meemaakte en ontdekte. Zijn aantekeningen zijn in 1789 in boekvorm uitgegeven. In Gorkum was dus niets in orde. Heel veel wapens, en maar een paar honderd soldaten. De omgeving van Gorkum had eigenlijk onder water moeten staan. Dat was een deel van de verdediging. Maar ook dat was niet gebeurd. Het leger van de Pruisen telde tienduizend goed getrainde soldaten. De bevelhebber was hertog Karel van Brunswijk. Hij had een goed strijdplan. Een paar duizend man deden mee aan de aanval op Gorkum. Hun leiders waren generaal De Gaudi en generaal Von Romberg. 63
De belegering van Gorkum door de Pruisen. Tekening door Jacobus Buys.
64
In de nacht van 16 op 17 september trokken de Pruisen heel stil naar Gorkum. Verkenners waren eerst gaan kijken wat de beste weg was. Het was donker en het regende. De wachters in de stad hadden niets in de gaten. Toch waren er op bevel van Alexander Philip dubbele wachtposten. Om vijf uur ’s morgens kreeg Alexander Philip nog bericht dat alles veilig was. Geen vijand te zien. Alexander Philip verbood het om te schieten zonder dat hij zelf een bevel gegeven had. Om zes uur werd het licht. Toen ontdekten de wachtposten dat de voorhoede van de vijand vlakbij de stad was. Deze voorhoede stond veilig achter een dijk opgesteld. Bij die groep hoorde ook een trompetter. Als die op zijn trompet blies, was dat een teken. Dan wilde de vijand onderhandelen. Op de trompetter mocht nooit geschoten worden. Zo was het krijgsgebruik. Een kapitein van de Pruisen ging met de trompetter naar de stad. Hij gaf een brief af voor Alexander Philip. Daarin stond dat de Pruisen de overgave van de stad eisten. Anders zouden ze de stad bombarderen. Alexander Philip kreeg één uur de tijd om te beslissen.
65
Na een uur was kwam de kapitein met de trompetter terug. Vanuit Gorkum werden ze onder vuur genomen. Dat was tegen de regels. Het was ook tegen het bevel van Alexander Philip. De kapitein en de trompetter werden niet geraakt. Maar later kreeg Alexander Philip de schuld van wat er gebeurd was. De aanvoerder van de Pruisen, Von Romberg, gaf toen het bevel tot de aanval. Alexander Philip liet vanuit Gorkum ook vuur geven. Maar hij had niets in te brengen. Het geschut van de vijand stond achter een dijk. En de verdedigers van de stad wisten niet hoe ze het aan moesten pakken. Van der Capellen had geen tijd om het ze te leren. Al heel snel werd de molen in Gorkum door een gloeiende kogel geraakt. Hij raakte in brand. Vlakbij was een oliemagazijn. Ook daar brak brand uit. Overgave van de stad In een half uur stond de stad op vier plaatsen in brand. Alexander Philip overlegde met het stadsbestuur. Het besluit was: de stad overgeven aan de vijand. Er was geen beginnen aan. In Gorkum waren te weinig goede soldaten om de vele wapens te gebruiken. Ze hesen een witte vlag op de toren. Vrijwilligers uit andere plaatsen mochten uit de stad vluchten. Dat deden ze via de poort aan de andere kant van de stad, richting Dordrecht. 66
Alexander Philip hoorde toen dat er op de trompetter en de kapitein was geschoten. Hij schrok daarvan, maar kon er niet meer aan doen. Hij ging de stad uit voor overleg met Von Romberg. Von Romberg wilde dat alle soldaten in Gorkum hun wapens zouden inleveren. Ze moesten ook in de stad blijven. Alexander Philip moest daarvoor zorgen. Hij beloofde dat en werd een soort gijzelaar. Maar intussen ontsnapten veel soldaten uit de stad. Ook daar kreeg Alexander Philip de schuld van. Toen hij terug was in de stad, ontsnapte niemand meer. Toch werd Alexander Philip krijgsgevangen gemaakt.
Krijgsgevangene Generaal Van Brunswijk vond dat Alexander Philip in Gorkum moest blijven. Hij mocht niet naar zijn gezin terug. Alexander Philip legde het stadsbestuur uit wat er gebeurd was. Ook schreef hij een brief aan het bestuur van de provincie. Hij was erg bang om wat er met hem ging gebeuren. Dat blijkt uit een brief om hulp aan de prins:
Mijnheer,
Tegen mijn zin ben ik commandant gemaakt in Gorkum. De stad was niet te verdedigen. Ook was er geen tucht bij de soldaten. 67
Ik had verboden om op de Pruisen te schieten. Toch is dat gebeurd. Pas toen de Pruisen de stad bombardeerden, gaf ik bevel terug te schieten. Maar al gauw zat er niets anders op dan de stad over te geven. Dat heb ik gedaan. Nu ben ik krijgsgevangen gemaakt. Ik hoop dat u een goed woordje voor mij wilt doen. Want eigenlijk ben ik uw krijgsgevangene. Hier in Gorkum ken ik niemand. Ik kan hier niets doen voor mijn gezin. Mijn vrouw en zes kinderen hebben mijn hulp nodig. Ze kunnen niet zonder mij. Ik kan niet zonder hen. Ook thuis kan ik krijgsgevangene blijven. U kunt mij daar laten bewaken. Ik zal me aan uw orders houden. Maar laat me alstublieft naar huis gaan. Maar de prins deed niets. Hij gaf geen antwoord op de brief van Alexander Philip. Samen met Alexander Philip werden tachtig soldaten in Gorkum gevangen genomen. Een van hen heette Willem Bos. Hij schreef in zijn dagboek dat ze bespot werden en klappen kregen. Dat deden inwoners van Gorkum die vóór de prins waren, aanhangers van Oranje.
68
Hoofdstuk V In de ‘hel’ van Wezel, 1787
De tocht naar de citadel De gevangen genomen soldaten moesten eerst naar Meerkerk lopen. Ze kregen geen eten en drinken, alleen een paar appels. Alexander Philip mocht in een rijtuig naar Meerkerk. Zijn knecht was bij hem. De volgende dag, 18 september, ging het verder, naar Utrecht. Onderweg kregen de patriotten eindelijk eten en drinken. Maar in Utrecht werden ze weer bespot en bespuwd door aanhangers van de prins. De Pruisen zorgden ervoor dat het niet te erg werd. Van Utrecht ging het verder, te voet naar Arnhem. Daar waren de mensen aardig voor de patriotten. Ze gaven kleding en voedsel. Willem Bos schreef dat hij de Arnhemmers erg dankbaar was. Daarna moesten ze verder naar Wezel. 69
Portret van prinses Wilhelmina. Schilderij door Johann F.A. Tischbein.
70
Ook Alexander Philip maakte de tocht naar Wezel. Maar hij hoefde niet te lopen. Hij had recht op een tocht per rijtuig. Dat was omdat hij kolonel was. Maar ook hij was een mikpunt voor spot. Vooral in Nijmegen. Een zekere IJsseldijk schold hem uit. Alexander Philip had het er erg moeilijk mee. Bij toeval zag een zoon van prins Willem V het gebeuren. Dat was de latere koning Willem I. Hij woonde nog in Nijmegen. Hij schreef er over in een brief aan zijn vader: Ik zag Van der Capellen, uw vroegere kamerheer. Mensen scholden hem uit voor smerige patriot. Hij moest een oranje lint kussen. Een paar relschoppers wilden stenen naar hem gooien. Gelukkig waren er beveiligers bij. Van der Capellen was er slecht aan toe. Hij was wanhopig. De oudste broer van Alexander Philip woonde in Gelderland, op de Boedelhof. Dat was Alexander Hendrik. Hij hoorde wat er met Alexander Philip gebeurde. Hij trok het zich erg aan. Hij schreef een brief aan prinses Wilhelmina. De prinses was in de buurt, in Nijmegen. Ze zou dus iets kunnen doen. Maar ze schreef terug dat ze dat niet van plan was: Het is eigen schuld van uw broer. Hij had beter naar de prins moeten luisteren. Dan was hij nog kamerheer geweest. Ik heb wel medelijden met zijn vrouw en kinderen. Daarom zal ik uw 71
brief doorsturen naar generaal Van Brunswijk. Verder kan en wil ik niets doen. Generaal Van Brunswijk wil dat uw broer naar Wezel wordt gebracht.
Met vriendelijke groet, Wilhelmina
Vanuit Gorkum, Tiel en Nijmegen schreef Alexander Philip brieven naar zijn vrouw Maria. Hij moest ze open inleveren. Pas na twee weken werden ze naar Maria gestuurd. Op 21 september kwam hij in Wezel aan. Ook tussen Nijmegen en Wezel scholden veel mensen hem uit. In Wezel wilde hij in een hotel uitrusten. Maar dat ging niet door. Hij moest van majoor Rommel, onderbaas in de stad, meteen de cel in. Die cel was in de kelder van de citadel. Het was er koud en nat. Bang en alleen In Holland was het leger van de Pruisen nog niet klaar. De patriotten in Amsterdam verdedigden hun stad. De Pruisen dachten dus niet aan de gevangen genomen Nederlanders in Wezel. Ook prins Willem V en prinses Wilhelmina deden niets voor Alexander Philip. Het zag er dus niet goed voor hem uit. 72
Hij vroeg toch om aandacht van bevelhebber Van Brunswijk. Hij schreef op 22 september een smeekbrief:
Mijnheer,
Thuis in Holland is mijn vrouw ziek van verdriet. Mijn kinderen missen mij. Daarom smeek ik u om mij meer vrijheid te geven. Laat mij alstublief teruggaan naar huis. Daar kunt u mij laten bewaken. In deze cel ga ik dood als u niets doet. Ik kan niet tegen deze onzekerheid over mijn gezin. Ik vraag u om over mijn zaak na te denken. In Gorkum heb ik alleen mijn plicht gedaan. Ik heb gedaan wat nodig was voor de inwoners van de stad. Ik ben vrijwillig gijzelaar geworden. Ik verdien het niet om zo slecht behandeld te worden. Ik weet dat u een goed mens bent. Dus ik hoop op uw hulp. Heb medelijden met mijn vrouw, kinderen en mijzelf. Alexander Philip had een slecht bed in zijn cel. Ook hielden zijn bewakers hem uit de slaap. Ze vloekten tegen hem en scholden hem uit. Zij poepten met opzet vlak onder zijn raam. Zijn knecht mocht niet bij hem zijn. Zijn geld en zijn kleren moest hij inleveren.
73
De gevangenis in de citadel van Wezel. Gravure door een onbekende kunstenaar.
74
Het was allemaal tegen het oorlogsrecht. Zo mocht een soldaat, en zeker een officier, niet worden behandeld. Op 28 september schreef Alexander Philip een tweede brief aan Van Brunswijk. Hij legde opnieuw uit wat hij in Gorkum gedaan had. Hij vroeg dringend om een goed onderzoek. En weer smeekte hij om medelijden met zijn vrouw en kinderen. Maar Van Brunswijk gaf nog steeds geen antwoord. Hulp In Wezel woonden een paar bekenden van Alexander Philip. Een van hen was een advocaat, Carp. Hij hoorde hoe slecht Alexander Philip eraan toe was. Hij probeerde te helpen. Hij liet betere meubels bezorgen. Ook zorgde hij voor boeken. En hij liet goed eten brengen. Carp had jicht. Daarom kon hij niet op bezoek komen. Een andere vriend kon hem wel een paar keer bezoeken. Hij heette D’Averhoult en was patriot. Hij kwam uit Utrecht en had meegedaan aan de verdediging van die stad. Daarom hadden de Pruisen hem krijgsgevangen gemaakt. Maar hij werd veel beter behandeld dan Alexander Philip. Hij mocht in de stad Wezel wonen en niet in een cel van de citadel. Als hij op bezoek kwam, was er altijd een Pruisische officier bij. Ze konden dus niet vrijuit praten. Een paar jaar later heeft D’Averhoult opgeschreven wat hij in Wezel 75
had meegemaakt met Alexander Philip. D’Averhoult was toen balling in Frankrijk. Zijn verhaal over Alexander Philip is bewaard gebleven. D’Averhoult vroeg om een betere behandeling van Alexander Philip. Daarvoor moest hij bij generaal Eichman zijn. Die was militair commandant in Wezel. Maar het was een harde en norse kerel volgens D’Averhoult. Er veranderde dus niets. Ook Maria probeerde iets voor haar man te doen. Ze schreef een brief aan prinses Wilhelmina. De prinses kon ervoor zorgen dat Alexander Philip vrijkwam. Dat wist Maria. De prinses beloofde dat ze haar invloed zou gebruiken. Maar ze deed niets. Maria schreef natuurlijk ook brieven aan haar man. Het duurde tot 5 oktober voor Alexander Philip ze kreeg. Op die dag schreef hij zijn derde smeekbrief aan Van Brunswijk. Die brief hielp dus een klein beetje. Ziek en eenzaam Op 1 oktober kreeg Alexander Philip zijn geld en kleren terug. Het geld gebruikte hij om soep te kopen voor andere gevangenen. Zo kregen die ook wat beter eten. De hele maand oktober moest Alexander Philip in zijn cel blijven. Overdag mocht zijn knecht bij hem zijn. Maar ’s nachts was hij alleen. 76
Erger was dat hij ernstig ziek werd. Hij werd onderzocht door een legerarts, Bilger. Die stelde vast dat het dysenterie (buikloop) was. Dat was zeker in die tijd een gevaarlijke ziekte. Alexander Philip vroeg aan Eichman en Van Brunswijk of hij ergens anders behandeld mocht worden. In de cel blijven zou zijn dood betekenen. De brief is van 24 oktober:
Mijnheer,
Weer smeek ik om aandacht en medelijden. Ik kan mijn pen bijna niet meer vasthouden. Ik voel me doodziek. In deze cel kan ik niet beter worden. Ik heb rust en een goed bed nodig, ergens anders. En ook moet ik de goede medicijnen krijgen. Als ik moet doodgaan, heb ik toch nog een wens. Ga dan door met het onderzoek naar mijn daden. Mijn eer en goede naam moeten worden hersteld. Ik hoop dat jullie dat willen doen. Dat is ook nodig voor mijn vrouw en kinderen. Het beste zou zijn als ik terug zou mogen naar Den Haag. Daar zou ik genezen. En ik zou toch jullie gevangene blijven en bewaakt worden. De dokter is het met mij eens. Ik stuur zijn verklaring in deze brief mee. Pas twee weken later kreeg Alexander Philip een kamer in plaats van een cel. Maar hij bleef gevangene. De deur van zijn kamer 77
moest open blijven staan. De bewakers konden dus alles volgen. Alexander Philip mocht bezoek hebben van twee predikanten uit Wezel : Wijntjes en Siegfried. Dat beviel hem goed. Hij voelde zich minder eenzaam. Generaal De Gaudi zorgde voor deze ‘gunsten’. Maar D’Averhoult mocht niet meer op bezoek komen. Volgens De Gaudi moest Van Brunswijk beslissen over het lot van Alexander Philip. Eind oktober was Van Brunswijk in Wezel. Hij kwam op bezoek bij Alexander Philip. Maar Van Brunswijk zei dat hij niets kon doen zonder de koning van Pruisen. Die had het laatste woord. De koning van Pruisen liet niets horen. En toen Van Brunswijk weg was, werd majoor Rommel weer de baas. Die maakte een eind aan alle hoop. Alexander Philip werd nog zieker. Dat was begin november. Tussen hoop en vrees Een nicht van Alexander Philip hoorde over het lot van haar oom. Deze nicht, Stephanie, wilde hem komen helpen. Ze was getrouwd met een officier in het Pruisische leger. Haar man vond het goed. Per brief bood ze haar hulp aan. Ze kreeg antwoord van Eichman en een rechter die in Wezel woonde. Die rechter had dezelfde naam als een van de predikanten: Siegfried.
78
Portret van generaal Karel van Brunswijk. Gravure door Eberard Siegfried Henne.
79
Eichman en rechter Siegfried schreven dat het nu beter ging met Alexander Philip. Hij mocht nu in de stad Wezel wonen. Siegfried had hem in zijn huis opgenomen. Dat was gebeurd in de eerste week van november. De legerarts Bilger woonde in de buurt. De hulp van Stephanie was dus niet nodig. Ze vond dat aan de ene kant wel jammer. Ze had graag willen helpen. Maar aan de andere kant was ze er blij om. Oom Alexander Philip was dus aan de dood ontsnapt. Dat schreef ze aan Frederik Benjamin, een broer van Alexander Philip en dus ook een oom van haar. Die brief is op 9 november geschreven. Ze liet oom Frederik Benjamin weten dat ze toch wel naar Wezel wilde. Oom Alexander Philip zou best wel hulp kunnen gebruiken, dacht ze. Ze vertrouwde Eichman en Siegfried niet helemaal. Half november ging Stephanie naar Wezel. Ze kon meereizen met de heer en mevrouw Van Romberg. Ze zag haar zo geliefde oom Alexander Philip terug. Er was op dat moment geen levensgevaar. Maar hij was nog steeds heel zwak. Hij lag de hele dag op bed. Stephanie was blij dat ze hem mocht verzorgen. Op 30 november kwamen ook de oudste broer en Frits, een neef, in Wezel aan. Die wilden zorgen voor een reis naar huis van Alex80
ander Philip. Maar dan moest hij eerst vrijgelaten worden. En dat was nog steeds niet het geval. De koning van Pruisen was op jacht. Hij liet niets van zich horen. Elke dag langer in Wezel was gevaarlijk. Alexander Philip was erg zwak. Een slecht bericht of geen bericht kon nog steeds fataal zijn. In vrijheid, maar te laat Op 1 december kwam Alexander Philip eindelijk vrij. De Gaudi liet dat weten aan de broer, neef en nicht die in Wezel waren. Vooral Stephanie was helemaal in de wolken door het bericht. Ze viel zelfs flauw, toen ze het hoorde. Dat schreef ze aan oom Frederik Benjamin. Broer Alexander Hendrik en neef Frits waren er nog niet gerust op. Ze zagen dat Alexander Philip nog erg ziek was. Zou hij het redden? Alexander Philip wilde zo snel mogelijk naar zijn gezin. Zijn broer en neef konden een schip huren. Daarmee kon Alexander Philip over de Rijn naar Utrecht varen. De ouders van Maria woonden daar. In hun huis zouden Maria en de kinderen op hun man en vader wachten. Dokter Bilger ging mee. Hij zou voor de zieke zorgen. Op 5 december kwamen ze aan in Arnhem. Daar kwam dominee Van den Berg een paar keer op bezoek. Hij kende de familie Van 81
Titelpagina van het boekje met brieven van Maria Taets over het overlijden van haar man Alexander Philip.
82
der Capellen goed. Alexander Philip was een gelovig man. Hoe zwak hij ook was, hij praatte met de dominee. Hij hoopte in leven te blijven ter ere van God en voor zijn gezin. Van den Berg schreef daar later een brief over aan Maria. Op 8 en 9 december ging de reis verder naar Utrecht. Intussen reisde ook Maria met de kinderen naar het huis van haar ouders. Ze wist niet dat haar man zo ernstig ziek was. Ook wist ze niet precies wanneer Alexander Philip zou aankomen. Op 10 december was Alexander Philip in Utrecht. Hij werd naar het huis van zijn schoonouders gebracht. De reis was te zwaar geweest. Zijn toestand was kritiek. Hij was niet bij kennis. Maria kwam een paar uur na haar man aan. Ze schreef aan dominee Van den Berg hoe het afliep: Mijn man was heel erg zwak. Ik mocht niet bij hem. De dokter vond dat beter. Hij was bang dat zijn hart daar niet tegen kon. Bijna vier maanden had ik hem niet gezien. Ik was wel vlak bij hem. Ik stond bij de deur van zijn kamer. Ik kon alleen maar bidden voor zijn leven. Ik hoorde hem adem halen. Maar dat hield op. Pas na zijn dood kon ik hem in mijn armen nemen. Alexander Philip is dus maar 42 jaar oud geworden. 83
Na de dood van Alexander Philip Alexander Philip werd begraven in Schalkwijk. Dat ligt in de provincie Utrecht. De Utrechtse tak van de familie Van der Capellen had daar een familiegraf. Maria liet aan prins Willem weten dat zijn vroegere kamerheer was gestorven. Hij gaf meteen antwoord. Het deed hem verdriet, schreef hij. Hij zou proberen iets voor haar en de kinderen te doen. D’Averhoult gaf de prins en de prinses de schuld van de dood van Alexander Philip. Zij hadden op tijd kunnen zorgen voor vrijlating. Maar ze deden niets. Het was een soort wraak om wat er vroeger was gebeurd. Veel patriotten waren het met D’Averhoult eens. Robert Jasper gaf vooral de Oranjepartij de schuld. Hij geloofde dat het verdriet van de prins echt was. Maar ook hij vond dat de prins meer had kunnen doen. Vrienden van Alexander Philip schreven na zijn dood gedichten over hem.
84
Bij het graf
Hier rust een eerlijk man: Van der Capellen. Ik kan van hem alleen maar goeds vertellen. Hij diende trouw zijn prins en zo ook Nederland. En had ook met zijn broers een ijzersterke band. Hij bleef buiten de politieke twisten. Maar jaloerse mensen gebruikten listen En maakten het hem lastig bij zijn dienst aan ‘t Hof. Geen leugen was hun te erg, geen laster hun te grof. Hij moest tegen zijn zin een keuze maken: Ontslag als kamerheer ofwel verzaken Aan zijn broers en vrienden. Zij waren patriot. Hijzelf niet, maar toch bepaalde dat zijn lot. Hij nam ontslag en moest het Hof verlaten. Hij kwam in dienst van de Hollandse Staten. Die stuurden hem naar Gorkum, de vestingstad, Waar hij veel wapens, maar weinig mannen had. De Pruisen kwamen het gezag herstellen Van prins en van prinses zodat Capellen Heel snel zag: als ik me meld als gijzelaar Is er een kans dat ik stad en burgers spaar. Maar het gevolg van zijn edele gedachten Was dat de Pruisen hem naar Wezel brachten. De vijand schond zijn eer, behandelde hem slecht 85
Portret van Alexander Philip en gedicht over hem na zijn dood. Gravure door Abraham Hulk en Jacobus Wijsman.
86
En stoorde zich niet aan zijn vraag om hulp en recht. Prins Willem hielp niet, hij liet Capellen lijden. Toen waren ziekte en wanhoop niet meer te vermijden. Meer dan twee maanden gingen zo voorbij. Toen het te laat was, kwam hij eindelijk vrij. Met spoed liet hij zich naar Utrecht varen Waar zo hij wist, zijn vrouw en kinderen waren. Maar het harde lot sloeg daar als laatste slag Dat hij haar niet en zij hem stervend zag.
De dochters van Alexander Philip en Maria zijn niet oud geworden. Anna stierf toen ze achttien jaar was, in 1794. Catharina werd vijftien jaar en stierf in 1798. Frederica trouwde met een belangrijke politicus, Adam van Limburg Stirum. Maar ook zij stierf jong, in 1810. Ze was toen dertig jaar oud. De zoons leefden langer. Willem werd militair en verhuisde naar Duitsland. Hij is overleden in 1826. Goderd werd een goede bestuurder. Hij had veel hoge functies. In 1848 is hij gestorven. De jongste zoon, Robert, was soms militair en soms bestuurder. Hij kreeg de militaire Willemsorde. Hij leefde tot 1860. De weduwe van Alexander Philip, Maria Taets van Amerongen, stierf op 10 augustus 1809. Zij woonde vanaf 1804 op slot IJsselstein. Tot 1791 had ze met de kinderen in Voorschoten gewoond en daarna bij haar familie in Utrecht. 87
88
Herkomst van de af beeldingen
Collectie Jan Harenberg, Zutphen af beeldingen omslag, pagina 2 Eigen collectie auteur af beeldingen pagina 12, 26, 48, 74 Gelders Archief, Arnhem af beelding pagina 82 Haags Gemeentearchief af beeldingen pagina 8, 44, 55, 58, 70 Koninklijke Bibliotheek, Den Haag af beeldingen pagina 22, 31, 38, 41, 64, 79 89
Rijksmuseum Amsterdam af beeldinge pagina 17, 86
Met dank aan De Twee Snoeken, ’s-Hertogenbosch 90