Publicatiereeks Intelligence Dit is een uitgave in de publicatiereeks van het lectoraat Intelligence van de Politie academie. Het lectoraal Intelligence richt zich op het versterken van de kennispositie op het terrein van intelligence ten behoeve van de politie en het politieonderwijs. Intelligence is het analyseren van informatie en kennis en deze gebruiken om beslissingen te nemen over het politiewerk. Het gaat hierbij om het politiewerk in zijn volle breed te; opsporing, noodhulp en handhaving. Het Intelligenceproces bestaat uit waarnemen, informatie ontsluiten, technisch door systemen maar vooral ook uit de hoofden van de agenten, die analyseren en op basis van die analyse besluiten nemen. Om proactief en preventief handelen mogelijk te maken en zo bij te dragen aan veiligheid versterkt de politie het intelligenceproces verder. Door het versterken van de kennispositie omtrent intelligence draagt het lectoraat hier direct aan bij.
Alertheid van politiemensen bij signalen van ‘onraad’ ‘You cannot not behave’
POLITIEACADEMIE
De focus van het lectoraat ligt op het doen van onderzoek dat voldoet aan wetenschap pelijke criteria als validiteit en betrouwbaarheid en direct toepasbaar en relevant is voor politiepraktijk en –onderwijs. Ook bevordert het lectoraat het gebruik van deze kennis in onderwijs en politiepraktijk. De publicatiereeks is hier een voorbeeld van. In deze reeks verschijnen naast eigen onderzoeken ook relevante onderzoeken van andere onderzoekers, docenten, studenten en medewerkers in korpsen. Zo bundelt het lectoraat de kennis van intelligence en bevordert het lectoraat het gebruik hiervan in het onderwijs en de politiepraktijk.
10-104
Nicolien Kop Peter Klerks
www.politieacademie.nl
Alertheid van politiemensen bij signalen van ‘onraad’
Alertheid van politiemensen bij signalen van ‘onraad’
Nicolien Kop Peter Klerks Politieacademie Lectoraat Recherchekunde
De volgende publicaties zijn verkrijgbaar: 1. Mariëlle den Hengst (maart 2010), Informatierijk en toch kennisarm!?; 2. Cees Sprenger, Eefje Teeuwisse, Else Pragt, Gieta Bhansing en Agnes Dinkelmans (juni 2010). Bouwen aan een Community of Intelligence; 3. Nicolien Kop en Peter Klerks (juni 2010), Alertheid van politiemensen bij signalen van ‘onraad’; 4. Peter Klerks en Nicolien Kop (juni 2010), Toekomsten verkennen voor analisten; 5. Peter Versteegh, Theo van der Plas en Hans Nieuwstraten (juni 2010), The Best of three worlds.
‘You cannot not behave’
Deze publicaties zijn verkrijgbaar bij: Politieacademie Lectoraat Intelligence Postbus 834 7301 BB Apeldoorn
[email protected]
Uit: Givens, 2008
Inhoud HOOFDSTUK 1 Aanleiding onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 HOOFDSTUK 2 Methoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 HOOFDSTUK 3 Waarnemen, het maken van keuzes en intuïtie . . . . . . . 11 HOOFDSTUK 4 Alertheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 HOOFDSTUK 5 Verdacht gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 HOOFDSTUK 6 Alertheid is aan te leren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 HOOFDSTUK 7 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Referenties
ISBN
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
978-90-79149-26-1
© Politieacademie Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd. 4
5
HOOFDSTUK 1 Aanleiding onderzoek
In april 2009 is de doctrine IntelligenceGestuurd Politiewerk (IGP) verschenen. De auteurs N. Kop & P. Klerks geven in deze doctrine aan dat IGP grofweg een viertal kernbegrippen bevat: sturing, informatie verzamelen, analyseren en delen van de informatie en vervolgens het daadwerkelijk gebruiken van deze informatie (resultaatgerichte actie). Sturen op informatie en met intelligence is hierbij het uitgangspunt. Met intelligence wordt bedoeld: geanalyseerde informatie en kennis op grond waarvan beslissingen over de uitvoering van de politietaak worden genomen. Met het verzamelen van actuele en goede informatie valt of staat de aansturing van het politiewerk. Het verzamelen van informatie komt voor een belangrijk deel neer op de politiemensen die op straat werkzaam zijn. Het kan plaatsvinden naar aanleiding van een verstrekte werkopdracht van de leidinggevende, maar ook op eigen initiatief van politiemedewerkers. Vanuit de eigen professie weet c.q. voelt een agent vaak of een bepaalde situatie, locatie of persoon ‘wel of niet pluis is’. Dit ‘onderbuik’ gevoel is veelal moeilijk te benoemen, maar het bepaalt in grote mate het gedrag van de agent. De ene agent zal alerter op deze signalen zijn dan de andere. In deze rapportage wordt specifiek aandacht besteed aan alertheid van politieagenten op straat. Ingegaan wordt op de volgende onderzoeksvragen: • • •
Wat is alertheid? Welke signalen duiden op verdacht gedrag? Hoe is alertheid in het politiewerk aan te leren?
Dit onderzoek is door het lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde uitgevoerd in opdracht van het Programma Intelligence Politie Nederland.
6
7
HOOFDSTUK 2 Methoden
Door middel van een literatuurstudie en interviews zijn de onderzoeksvragen beantwoord. Dit eerste verkennende onderzoek levert inzichten op die voor de praktijk en het onderwijs bruikbaar zijn. Literatuurverkenning Bij de politie is alertheid een belangrijk thema. Onderzoek uit diverse vakgebieden geeft inzicht in de perceptie en het herkennen van indicatoren van onraad. Er is literatuur bestudeerd vanuit onder andere de psychologie (waarneming en perceptie), over intuïtie, criminele signalen en verdacht gedrag en over radicalisering en terrorisme. Centraal bij de literatuurverkenning stond alertheid en het herkennen van verdacht gedrag. Interviews In de interviews is aan tien politiemensen op strategisch, tactisch en met name operationeel niveau gevraagd, hoe zij betekenis geven aan alertheid. In de gesprekken was aandacht voor bewuste waarneming en alertheid. Zien de respondenten bijvoorbeeld een verschil in alertheid bij verschillende collega’s? Waarin uit zich dat? En is alertheid aan te leren? Training alertheid Daarnaast is er contact gelegd met dhr. Brouwer van de Politieacademie die een training heeft ontwikkeld over alertheid tijdens de uitvoering van het werk. In de training ‘search, detect, react’ (SDR) wordt ingegaan op (risicovolle) signalen in openbare ruimtes als stations en luchthavens. Deze training is bedoeld voor onder andere de (spoorweg)politie en marechaussee. In mei 2009 is aan deze tweedaagse training deelgenomen. De opbouw van dit rapport is als volgt: Eerst wordt ingegaan op waarnemen, het maken van keuzes en intuïtie (paragraaf 3) in brede zin. Daarna wordt specifiek op alertheid ingezoomd (paragraaf 4) en op afwijkend c.q. verdacht gedrag (paragraaf 5). Tot slot is er aandacht voor de vraag of alertheid is aan te leren (paragraaf 6) en volgen de conclusies (paragraaf 7).
8
9
HOOFDSTUK 3 Waarnemen, het maken van keuzes en intuïtie
Van politieagenten op straat wordt verwacht dat ze alert zijn. Dat klinkt vanzelfsprekend en makkelijk, maar het is complexer en ingewikkelder dan het in eerste instantie wellicht lijkt. Alertheid heeft te maken met hoe er naar situaties, objecten en personen wordt gekeken. Van de grote hoeveelheid informatie die op mensen afkomt moet een selectie worden gemaakt van hetgeen relevant is. In de cognitieve psychologie is veel onderzoek gedaan naar de manier waarop mensen ongestructureerde werkelijkheden ordenen tijdens het verwerken van informatie. Mensen ordenen hun werkelijkheid, er worden selecties gemaakt en daarbij wordt de informatie ook nog geïnterpreteerd. Slechts met een heel klein deel van alle informatie wordt bewust wat gedaan. Factoren die de waarneming sturen zijn persoonlijkheid, omgeving, opgedane kennis en ervaring en de bevattelijkheden van dat moment. De ‘mindset’ van iemand verkeert niet elke dag in dezelfde conditie (Heuer, 1999). Centraal in het boek van Heuer staat de notie dat ieder mens zijn eigen realiteit creëert van waaruit wordt bepaald hoe hij naar de wereld om zich heen kijkt, welke info hij daarbij opneemt, hoe hij die info opslaat en indeelt en welke betekenis hij eraan toekent. Omdat de mindset in zo belangrijke mate bepalend is voor de vraag hoe informatie wordt opgepikt en verwerkt, is het noodzakelijk dat politiemensen zich bewust zijn van het feit dat zij ‘die bril’ de hele dag door dragen. Iedereen kijkt vanuit zijn eigen mindset. Daarbij worden mensen -meer dan zij beseffen- onbewust gestuurd. Vonk (2007), hoogleraar sociale psychologie te Nijmegen, schreef in de Intermediair een kolom over het bewustzijn. De conclusie die zij trekt, en met haar vele psychologen, is dat de rol van het onbewuste groot is. Zowel bij het nemen van beslissingen, het maken van keuzes en bij het waarnemen. Zie kader.
10
11
Het bewustzijn kan in feite maar één ding tegelijk. Als we het daarvan moesten hebben, zouden we niet veel voor elkaar krijgen. Autorijden, door een drukke straat lopen zonder tegen iemand op te botsen, woorden en zinnen vormen uit letters, gezichten herkennen, aanvoelen of er een ‘klik’ is, allemaal zaken die zouden mislopen als het onbewuste dat niet grotendeels voor ons regelde. Terwijl je bewust dit verhaal leest, registreer je onbewust geluiden op de achtergrond (en veer je op als je ergens je naam hoort, of iets anders dat van belang is), zie je per woord maar een paar letters en vul je de rest in (waardoor je typefouten niet opmerkt), zoek je je geheugen af naar een woord waar je zonet niet op kon komen (waardoor je het straks opeens weet) en werk je misschien zelfs aan de oplossing van een groot probleem (waar je later met een eureka-gevoel kennis van neemt). Je onbewuste bevat een heel legioen aan ‘werknemers’ die allerlei nuttige zaken regelen. Ze doen dat achter de schermen: zolang ze bezig zijn, zie je er helemaal niets van. Pas als ze klaar zijn met een klus, of een deeltaak, schuiven ze het eindresultaat naar voren. Daarvan worden we ons dan bewust. Bijvoorbeeld: een hele berg subtiele non-verbale gedragingen van een sollicitant hebben we onbewust verwerkt, en in ons bewustzijn dient zich aan: ‘Ik heb er geen goed gevoel over’ (dat noemen we dan intuïtie). Op die manier kiezen we auto’s, partners, huizen, voedsel, banen, enzovoort. De afwegingen die tot zo’n keuze leiden, zijn grotendeels achter de schermen gemaakt. Het proces is onzichtbaar, alleen het resultaat kennen we. Omdat de onbewuste werknemers nooit slapen en omdat ze meer dingen tegelijk kunnen, doen ze logischerwijs het meeste werk. Hoeveel, dat weten we niet. Als vuistregel wordt weleens gezegd 95 procent, maar die schatting is gebaseerd op een grapje van onderzoeker John Bargh. Toen men hem op een congres vroeg hoeveel procent van wat we doen, denken en voelen onbewust is, zei hij 94,8 procent. Daar bedoelde hij mee dat we geen idee hebben. Onlangs hoorde ik de Nederlandse deskundige op dit gebied, mijn collega Ap Dijksterhuis, op de radio zeggen dat 99,9 procent onbewust is. Toen ik hem later naar dit getal vroeg grapte hij: ‘Ach ja, ik dacht: laat ik naar boven afronden.’ Hij bedoelt: we hebben geen idee, maar dat het onbewuste veel doet, dat is zeker. Het goede nieuws is dat het onbewuste ons hiermee veel werk uit handen neemt. Volgens Dijksterhuis is het zelfs zo dat je complexe beslissingen beter aan je onbewuste kunt overlaten.
De rol van het onbewuste is ook voor alertheid belangrijk. Door de psycholoog Miller is in de vijftiger jaren van de vorige eeuw onderzoek gedaan naar de hoeveelheid informatie die mensen in hun werkgeheugen kunnen vasthouden. De uitkomst is wat door psychologen ‘het magische getal 7 plus of min 2’ genoemd wordt. Zeven brokken, plus of min twee, informatie kunnen bewust worden vastgehouden. Het blijkt vrijwel onmogelijk te zijn om tegelijkertijd meer dan zeven brokken informatie te verwerken. Dit betekent dat er voortdurend ‘keuzes’ worden gemaakt in welke informatie wordt vastgehouden. Daarnaast spelen ook de omstandigheden een rol. Wanneer de hoeveelheid informatie 12
toeneemt, neemt de kwaliteit van het bewust nadenken snel af omdat de capaciteit wordt overbelast (Dijksterhuis, 2007). Bovendien is er onderscheid tussen dat wat we bewust waarnemen en hetgeen we onbewust waarnemen. Onderzoek toonde aan dat we onbewust 200.000 keer zoveel informatie verwerken als bewust. Het absolute maximum voor bewuste verwerking ligt rond de 60 bits per seconde. Meer kan ons bewustzijn niet aan. De verwerkingscapaciteit van ons bewustzijn is maar een fractie van onze totale capaciteit om informatie op te nemen. In totaal kunnen we ongeveer 11,2 miljoen bits per seconde verwerken, waarvan alleen al 10 miljoen bits per seconde door ons gezichtsvermogen. Als het om verwerkingscapaciteit gaat is ons onbewuste een moderne computer, maar ons bewustzijn niet meer dan een ouderwets telraam (Dijksterhuis 2007). Er wordt wel eens gezegd dat mensen niet zo snel moeten oordelen (in termen van goed en fout). Maar snelle oordeelsvorming is van levensbelang voor dieren die in het wild leven en dat deden mensen gedurende het grootste deel van hun evolutionaire geschiedenis-. Om te overleven moet men direct zien wie en wat men wil benaderen, en wanneer er gevaar dreigt en men moet vechten of vluchten moet er snel een stoot adrenaline door de aderen worden gepompt. Bij dreiging is directe reactie cruciaal: vaststellen of er lekkere besjes aan een boom zitten kan wel even wachten, maar de snelheid waarmee wordt bepaald of een roofdier hongerig is, maakt in de natuur het verschil tussen ‘the quick and the dead’ (Vonk, 2009). Wat bij dieren instinct heet, wordt bij mensen intuïtie genoemd. Het gaat in veel situaties niet om leven en dood, maar wel om het oordeel of een situatie veilig is of dat mensen te goeder trouw zijn. Intuition...
Business leaders prize it, police officers cautiously trust it (the “blue sense”), and even medical personnel are exploring its potential to help with diagnosis. Great scientific and mathematical breakthroughs have been attributed to intuition, as have famous inventions and equally famous fortunes. Naturally, there are hundreds of people out there who offer to teach you how to use it. But just what is intuition? Psychological research tells us that intuition is a mix of (1) information in current awareness, (2) unconscious information such as overheard conversations or long forgotten readings as well as unconsciously sensed information such as the emotional state of a colleague, and, perhaps most importantly (3) an ability to synthesize this unconscious and conscious information and assess various outcome probabilities in an unconscious manner (Intuition Laboratories, 2002).
13
Er is een groot aantal boeken over intuïtie geschreven. Gladwell (2005) beschrijft dat veel beslissingen in een oogopslag (‘blink’) worden genomen die rationeel niet verklaard kunnen worden. Zijn boek is een aaneenrijging van voorbeelden waaruit blijkt dat mensen zich niet bewust zijn dat er op die manier, in een oogopslag dus, beslissingen worden genomen. Eén van de voorbeeld is die van een Grieks beeld (Kouros) dat onecht bleek te zijn. Sommige deskundigen zagen dit direct, hoewel ze niet konden uitleggen waarom. Gladwell geeft aan dat mensen vaak niet weten waarop ze moeten letten in de grote hoeveelheid informatie die op hen afkomt. Maar wanneer iemand bewust, dan wel onbewust weet waarop hij moet letten, wat de signalen zijn die ertoe doen, heeft die persoon maar heel weinig nodig (flinterdunne informatieplakjes zoals Gladwell dat noemt) om een beslissing te nemen. Het is niet eenvoudig te achterhalen wat die onderscheidende factoren zijn. […] experiments suggest that what we think of as free will is largely an illusion: much of the time, we are simply operating on automatic pilot, and the way we think and act – and how well we think and act on the spur of the moment – are a lot more susceptible to outside influences than we realize. (p.58) Ook een Duitse wetenschapsredacteur (Traufetter, 2009) stelt in zijn boek ‘Intuition: Die Weisheit der Gefühle’ dat de belangrijkste beslissingen in het leven gevoelsmatig worden genomen. Intuïtie werd lange tijd als onbetrouwbaar gezien in een wereld die de rede en logica verkoos boven het gevoel. Daar komt nu door uitgebreid hersenonderzoek verandering in. In plaats van ‘ik denk, dus ik besta’ is het tegenwoordig ‘ik voel, dus ik besta’, aldus Traufetter. Hij verwijst daarmee naar de hersenonderzoeker Antonio Damasio, die ontdekte dat elke beslissing op gevoelens is gebaseerd. Onze vaardigheid om bewust beslissingen te nemen moeten niet worden overschat. Bewuste beslissingen zijn duidelijk in de minderheid. Om niet te verdrinken in de overvloed aan informatie moeten mensen selecteren en verdringen.
HOOFDSTUK 4 Alertheid
Met de informatie uit de vorige paragraaf in het achterhoofd terug naar het thema alertheid. Het woordenboek Van Dale definieert alert als ‘waakzaam, attent’. Wij definiëren alertheid bij politiemensen als het vermogen van een individu om in een fysieke of informatieomgeving informatie te verzamelen, transformeren en selecteren die relevant is in relatie tot een bepaalde opgave. In ons geval bestaat die opgave dan uit het vervullen van bepaalde politietaken. Synoniemen voor alert zouden ‘oplettend’ en ‘opmerkzaam’ kunnen zijn. Alertheid vereist altijd voorkennis, omdat men bij benadering moet weten waarop men alert moet zijn. Hoe meer kennis en ervaring, hoe selectiever en gevoeliger men alert kan zijn. Vanuit de biologie is inzicht verworven met betrekking tot alertheid bij dieren. Zo is er bij dieren altijd sprake van een trade-off tussen tijd besteed aan feitelijk eten en alert zijn op roofdieren. Een té alerte zebra wordt niet opgegeten door de leeuw, maar komt wel om van de honger. Het hoofd van de zebra moet dus soms naar beneden om te eten. Dieren hebben verschillende strategieën om een compromis te optimaliseren: bijvoorbeeld het eten in een kudde, waarbij steeds enkele dieren alert zijn en anderen kunnen waarschuwen. Het blijkt dat alertheid verandert gedurende de levenscyclus: oudere dieren kunnen het zich, na volbrachte voortplanting, evolutionair gezien veroorloven minder alert te zijn. Verder vreet alertheid energie, het is erg intensief en altijd gefocused. Het is daarom onmogelijk om altijd alert te zijn. Tot slot, alertheid is leerbaar en trainbaar. Pioniers in de ethologie als Jane Goodall, die mensapen in het wild bestudeerde, moesten jaren investeren voor ze effectief konden observeren, omdat ze nog niets herkenden en konden benoemen. Zij stelden patronen en categorieën vast en ontwikkelden zodoende een vocabulaire et cetera. Daardoor kunnen navolgers en studenten veel sneller effectief leren observeren. Er is onderzoek verricht naar de rol van zogenoemde ‘human factors’ bij ongelukken met snelle vaartuigen dat lijkt te indiceren dat selectie van medewerkers op ‘good perceptiveness’ (goed waarnemingsvermogen) mogelijk en zinvol is.1
1
14
Antao, P. & C. Guedes Soares (2003). Analysis of high speed craft incidents. In: Bedford, T. and P.H.A.J.M. van Gelder (Eds.) Safety & Reliability. Proceedings of the ESREL 2003 Conference. Lisse: Swets & Zeitlinger.
15
Niet iedereen blijkt van nature even opmerkzaam, waarbij naast goede ogen ook mentale aspecten een rol spelen. Aangetroffen rapportages over onderzoeken naar alertheid en waarnemingsvermogen bij optreden onder stressvolle en vermoeiende condities in een militaire context en scheepvaart leverde geen bruikbare informatie op, anders dan dat bepaalde farmaceutica vermoeidheid voor enige tijd kan onderdrukken. Terug naar de politiepraktijk. Alertheid bij politieagenten duidt op de opmerkzaamheid, het scherpe oog van de diender in welke functie dan ook, die signaleert wat mogelijk verdacht en relevant voor de politietaak is (en dat vervolgens muteert om de juiste collega’s te informeren). Daarbij is het delen van informatie in het politiewerk van cruciaal belang: dit kan namelijk de alertheid op bepaalde situaties of personen weer stimuleren. In een onderzoek van de DSP-groep wordt gesteld dat (onder andere) alertheid effectief is bij het voorkomen, dempen en kanaliseren van maatschappelijke onrust (Van Hoek, e.a. 2009). Geïnterviewde respondenten uit opsporing en basispolitiezorg geven aan dat er duidelijke verschillen in alertheid zijn tussen politiecollega’s, dat wil zeggen de gevoeligheid voor relevante signalen uit de taakomgeving. Waar sommigen onraad haast letterlijk lijken te ‘ruiken’ wandelen anderen ongemerkt langs een plaats delict. In de praktijk speelt het onderbuikgevoel, de intuïtie, vaak een belangrijke rol. Het is lastig te definiëren waar op politieagenten precies moet letten. In de interviews kwam een voorbeeld naar voren over het herkennen van bijvoorbeeld radicalisme. Wijkagenten hadden een korte cursus gevolgd om signalen van radicalisme te herkennen. Maar wanneer iemand niet in staat is om dit in een juiste context te plaatsen, dus geen kennis heeft van de cultuur, zegt dit weinig. ‘Ik weet niet waar ik op moet letten. Ik weet niet wat normaal is en wat afwijkend is binnen een vreemde cultuur. Voor mij is de hele cultuur afwijkend. Als je onbekend bent met een cultuur lijkt alles afwijkend, terwijl het binnen die gemeenschap heel gewoon is’.
HOOFDSTUK 5 Verdacht gedrag
‘You cannot not behave’
(Givens, 2008, p.65)
Recent is er door TNO (Lousberg & Langelaan, 2009) een conceptrapportage opgeleverd over ‘monitoring van afwijkend gedrag’. Een drietal psychologische gedragsmodellen worden besproken.2 De belangrijkste bevindingen kunnen als volgt worden samengevat. •
• •
Afwijkend (verdacht) gedrag kan worden beschouwd als een weerspiegeling van de gedachten en plannen (intenties) die iemand heeft. Daarmee is dergelijk gedrag relevant in het detecteren van mensen die kwaadwillend zijn, maar dit verborgen willen houden. Afwijkend gedrag is een dynamisch proces, en altijd een interactie van de zender, ontvanger en omgeving. Afwijkend gedrag kan het best worden gedetecteerd op basis van clusters van gedragingen, in plaats van op basis van specifieke, op zichzelf staande gedragingen. Afwijkend gedrag kan pas worden bepaald als er eerst een norm van ‘normaal’ gedrag is.
Literatuur op het gebied van lichaamstaal is relevant om inzicht te krijgen in verdacht gedrag waarop politieagenten alert dienen te zijn. Isaacs (2007) beschrijft drie categorieën van verdacht gedrag: 1) verdachte dingen, 2) verdachte mensen en 3) verdachte (‘niet pluis’) gevoelens.
(interview)
Dit brengt de vraag met zich mee: wat is afwijkend c.q. verdacht gedrag? Waar moet / kan een politieagent alert op zijn?
16
2
De Interpersonal Deception Theory (IDT) probeert de manier te verklaren waarop mensen zowelbewust als onbewust omgaan met feitelijke of waargenomen leugens wanneer ze face-to-face in gesprek zijn met iemand. De Expectancy Violations Theory (EVT) heeft betrekking op gedragspatronen (zowel verbaal als nonverbaal) die normaal zijn of verwacht worden in een situatie, op gedragspatronen die afwijkend zijn in een situatie en op de consequenties die afwijkende gedragingen met zich meebrengen. De Signal Detection Theory (SDT) is ontwikkeld door Green (1966), en is meer een methode dan een model. SDT veronderstelt dat werkelijke intentie (en gedrag) versus waargenomen intentie (en gedrag) weerspiegeld worden in het verschil tussen twee sets van waarschijnlijkheden bij een signaal detectie test.
17
Ad 1: Verdachte dingen. Zaken die zich op plekken bevinden waar ze eigenlijk niet zouden moeten zijn. Een extreem voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van een zwaar beladen vrachtwagen zonder chauffeur, geparkeerd op een plek waar normaal gesproken nooit vrachtwagens staan. Een minder extreem voorbeeld hiervan is een tas die in een trein of bus wordt achtergelaten. Ad 2: Verdachte mensen. Naast objecten kunnen mensen ook verdacht zijn. Isaacs maakt hierbij een onderverdeling naar: • • •
vreemd gedrag: dit kan betekenen dat een persoon iets onverwachts doet, zoals dat er bijvoorbeeld een schoonmaker in een gebied werkt waar dat in het algemeen niet gebeurt; correlatie in de tijd: wanneer mensen vaker bij bepaalde plekken aan wezig zijn, bijvoorbeeld als ze de ene dag voor een gebouw op een bankje zitten en de dag erna in de auto voor hetzelfde gebouw staan; correlatie in afstand: wanneer dezelfde personen door een persoon vaak op verschillende plekken worden gezien. Aangezien de desbetreffende personen steeds in de buurt zijn van degene die ze ziet, kan dat persoonlijke dreiging zijn.
Ad 3: Verdachte (‘niet pluis’) gevoelens. De laatste categorie is het ‘onderbuik gevoel’ dat er iets mis is. Veel gevallen waarbij iemand als verdacht wordt gezien zijn gebaseerd op een gevoel, op intuïtie. We hebben als geciviliseerde mensen extreem geavanceerde mechanismen ontwikkeld waarmee we de motivaties van deze gevoelens onderdrukken, maar deze misschien wel dierlijke instincten zijn nog steeds aanwezig. Het is alleen in de loop van de tijd moeilijker geworden om in dit soort gevallen te verklaren waarom iemand als verdacht aangewezen wordt. Isaacs concludeert dat in het geval van signaleren van verdacht gedrag men drie dingen moet doen: ‘See something, Tell someone and Do something’.
Ogen: wegkijken (van beveiligings-personeel), naar beneden kijken, sneller knipperen. Het ontwijken van oogcontact is volgens Givens een normale menselijke reactie. Visuele ontwijking komt ook voor bij verschillende diersoorten. Gorilla’s wenden hun ogen bijvoorbeeld af van zilverrug mannetjes om een agressieve reactie te ontwijken. Nerveus met ogen alles in de gaten proberen te houden. Lichaam: afwenden van het lichaam (van beveiligingspersoneel en camera’s). Hoe groter de afwending, hoe minder op hun gemak mensen zich voelen ten opzichte van een object of een persoon. Zweet: op de bovenlip, op het voorhoofd, over hele lichaam. Zweten is een teken dat het sympathische zenuwstelsel wordt aangestuurd door het angstcentrum van de brein. Zweet op het voorhoofd duidt op agressie en bedreiging. Handen: vasthouden (klemmen) van een arm of pols, masseren van een hand, friemelen aan een bril of een blikje fris, krabben of friemelen aan de neus. Verder houdt ook de handpalmen, handen en vingers in de gaten; bewegen als eerste bij vechten, houden wapens vast en verbergen ze. Bovenstaande tekenen komen voor bij een angst, twijfel en bedriegen. Lippen/ kaken: spanning op de lippen en kaken (tanden op elkaar klemmen, te zien in het gezicht). Deze signalen reflecteren angst, nerveusheid en emotionele stress. Ademhaling: door het ervaren van heftige emoties gaan mensen sneller ademen. Tatoeage: op het gezicht, voorhoofd of nek worden als ‘radicale tatoeages’ gezien. Ook bepaalde teksten of signalen hebben betekenis. Looptempo: afwijkend van de context: snel open in een winkelcentrum of juist heel langzaam op een treinstation. Looppatroon: winkelende mensen lopen heel ongecoördineerd, maar een recht op zijn doel af – echter wel weer anders dan een reiziger die zijn trein moet halen. Stilstaan: lang op een bepaalde plaats blijven staan waar dat niet ‘normaal’ is.
Verder zijn er diverse onderzoeken die specifieke verdachte gedragingen beschrijven (onder andere Givens (2008), Balser & Foxman (2005), etc.). Soms is bij de verdachte gedragingen een wetenschappelijke verklaring te vinden, soms is het inzicht op basis van opgedane ervaringen. Vaak worden (uitgebreide) overzichten gegeven van gedragingen die als verdacht kunnen worden getypeerd. In onderstaand kader is een (niet uitputtende) lijst opgenomen van signalen van verdacht gedrag die zich uiten in lichaamstaal. Mensen zelf zijn niet verdacht, maar het gedrag dat ze laten zien kan wél verdacht zijn.
Behalve lichaamstaal, kan ook kleding (niet bij de situatie of het weer passende kleding) of het dragen van bepaalde attributen (pakjes of rugzakken) als verdacht gedrag worden gedefinieerd. Verdacht gedrag is een dynamisch proces. Afgezien van een paar algemene afwijkende gedragingen, die vooral via lichaamstaal naar voren komen, verschilt afwijkend gedrag per (soort) locatie, per ontvanger, per zender en per tijdstip of situatie.
18
19
TNO (2009) concludeert in haar onderzoek dat afwijkend gedrag het meest efficiënt gedetecteerd kan worden op basis van clusters van gedragingen in plaats van specifieke, op zichzelf staande gedragingen. “Lijstjes” met afwijkende gedra-
gingen hebben volgens deze onderzoekers geen voorspellende waarde: het gaat juist om de onderlinge samenhang. Ook zijn er diverse publicaties beschikbaar over radicalisering en terrorisme die het nodige zeggen over het herkennen van signalen en alertheid. Denk bijvoorbeeld aan het AIVD-rapport “Van dawa tot Jihad” en de nota “Radicalisme en Radicalisering” van het Ministerie van Justitie. Ook vanuit de politie zelf zijn er diverse publicaties op dit thema, bij het signaleren van radicalisme en terrorisme wordt immers een belangrijke rol toegedicht aan de wijkagent (zie onder andere: Kool (2007), Garssen (2006), regiopolitie Noord-Holland Noord en ZaanstreekWaterland (2006). Onderzoek security aware NCTB In het kader van dit alertheidsonderzoek is het interessant te melden dat er in opdracht van de NCTB (2008) onderzoek is utgevoerd onder de titel ‘bekwaam in beveiligingsbewustzijn: onderzoek naar de factoren die van belang zijn om personeel op luchthavens security aware te maken en te houden’. De medewerkers die op een luchthaven werken zijn de ‘ogen en oren’ van de luchthaven. Verdachte situaties worden eerder opgemerkt als medewerkers zich bewust zijn van de beveiligingseisen die de werkomgeving stelt. Dit maakt dat een luchthaven voor zijn beveiliging niet alleen afhankelijk is van het beveiligingspersoneel, maar ook kan profiteren van iedereen die op en om het lucht haventerrein werkt. Het beveiligingsrisico, dat voortkomt uit het feit dat er duizenden mensen op Schiphol werken, wordt hierdoor omgebogen naar een voordeel voor de beveiliging van de luchthaven. Een hoge mate van beveiligingsbewustzijn (security awareness) bij luchthavenmedewerkers is daarom een belangrijk onderdeel van de beveiliging van een luchthaven. Het doel was te onderzoeken welke factoren van belang zijn om werknemers security aware te maken en te houden. Hiervoor zijn wetenschappelijke inzichten gebruikt om te bepalen hoe een security awareness programma effectief kan zijn. Opgemerkt wordt dat dergelijke programma’s niet uniek zijn voor de luchtvaartindustrie. Ook in andere bedrijfstakken speelt ‘awareness’ een belangrijke rol, bijvoorbeeld in de IT-wereld. Dergelijke programma’s hebben als overeenkomst dat ze medewerkers bewust proberen te maken van bepaalde risico’s en specifieke indicatoren daarvan.
Hieronder worden de acht punten kort belicht. •
• •
•
Commitment: het gaat om het opstellen van een beleidsvisie security awareness, het geven van het goede voorbeeld, het beschikbaar stellen van tijd voor trainingen en het vastleggen van security awareness in de bedrijfsvoering. Cultuur: het stimuleren van positief gedrag, het grenzen stellen aan ongewenst gedrag en het bespreekbaar maken van security awareness. Communicatie: de boodschap moet op de doelgroep moet zijn afgestemd. Verder is belangrijk dat meerdere elkaar aanvullende communicatie middelen worden gebruikt. Het laatste middel voor de communicatie is de onmiddellijke terugkoppeling van testen, inspecties en audits. Coöperatie: het gaat er om betrokken partijen te betrekken bij het opstellen van het programma en het afstemmen van de boodschap op de diverse doelgroepen.
Op het individueel niveau zijn ook vier kritische succesfactoren benoemd. •
• • •
Bewustzijn: heldere en eenduidige definities in de campagnes en trainingen, ook hier geldt dat een op de doelgroep afgestemde boodschap beter is voor het bewustwordingsproces. Ook het gebruik van recente voorbeelden draagt daar een steentje aan bij. Betrokkenheid: het is van belang om werknemers een duidelijke rol te geven in het proces, uitleg te geven waarom security awareness zo belangrijk is en de medewerkers te stimuleren en motiveren. Belang: dit kan worden beïnvloed door belangen te creëren voor medewerkers. Hier kan ook de groepsdynamiek worden gebruikt om dit te bereiken. Beloning: het niveau van security awareness is te beïnvloeden door gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag te straffen.
Tot slot, ook de in paragraaf 2 genoemde SDR-training (bij de methoden) van de Politieacademie, is een vorm van dergelijke training. De SDR-training richt zich op bewustwording en het stimuleren van alertheid ten opzichte van verdacht gedrag in openbare ruimtes.
De conclusie van het onderzoek is dat er organisatorische (de vier C’s) en individuele (de vier B’s) kritische succesfactoren zijn voor een effectief security awareness programma.
Rol techniek Voor het vaststellen van verdacht gedrag worden steeds vaker de mogelijkheden van techniek benut. De inzet van intelligente camera’s is hier een voorbeeld van. Deze nieuwe generatie bewakingscamera’s zijn uitgerust met patroonherkenning, wat mogelijkheden biedt voor gedragsfiltering. Deze camera’s zijn gekoppeld aan software die kan helpen met het identificeren van verdacht gedrag en merkwaar-
20
21
dige situaties. Wanneer de camera ‘verdacht gedrag’ vaststelt wordt er een signaal afgegeven (c.q. alarm geslagen) aan de persoon die is belast is met de veiligheid in dat gebied. De inzet van dergelijke camera’s minimaliseert de verloren manuren over de controle van volkomen normale activiteiten en vergemakkelijkt het tijdig inschakelen van de hulpdiensten. De slimme camera bepaalt wat verdacht gedrag is volgens de algoritmes waarmee het instrument is geprogrammeerd. Daarom kan verdacht gedrag van situatie tot situatie verschillen. Er wordt met slimme camera’s geëxperimenteerd op het observeren en volgen van gedrag, maar ook op het identificeren van dergelijk gedrag als normaal / routine of verdachte / gevaarlijk. In 2006 is er op de luchthaven Schiphol gestart met de inzet van intelligente camera’s. Inmiddels wordt er ook op grote treinstations en op drukke plekken in steden gebruik gemaakt van dergelijke camera’s. De AIVD heeft toegang tot alle beelden, maar ook politie, douane, Openbaar Ministerie (OM), Koninklijke Marechaussee en luchtvaartmaatschappijen kunnen gebruikmaken van de beelden voor specifieke doeleinden. ‘After Sept 11, 2001, software was developed to detect such anomalous behaviors in airport elevators. Captured on closed-circuit cameras, nonverbal actions today are coded by computers as being normal or abnormal. Staying too long in an elevator, for instance, is classified as abnormal.
(Givens, 2008, p.7)
Voor politiedoeleinden kan patroon-herkenning zeer bruikbaar zijn, en om die reden bestaat bij het KLPD dan ook het programma ‘Kennisontwikkeling in modellen’. Hier wordt geëxperimenteerd met het vervatten van kennis over onwettig en gevaarlijk gedrag in modellen waarmee geautomatiseerd kan worden gezocht in databestanden en virtuele omgevingen, maar waarmee ook operationele processen kunnen worden aangestuurd zoals verkeerscontroles, persoonsbeveiliging en het vroegtijdig onderkennen van indicatoren van radicaliseringsprocessen.
HOOFDSTUK 6 Alertheid is aan te leren
Op basis van de beschreven literatuur en het feit dat er gerichte trainingen zijn ontwikkeld op het gebied van alertheid, kan worden verondersteld dat alertheid (in zekere mate) kan worden aangeleerd c.q. ontwikkeld. Ook de respondenten in de interviews onderschrijven dit; zij zijn van mening dat het vermogen tot scherp waarnemen kan worden gestimuleerd en aangeleerd. Een actieve aanwezigheid van de politieagent in de wijk, gekoppeld aan parate kennis over bijvoorbeeld lokale verschijningsvormen van criminaliteit en problematisch gedrag, werken sterk bevorderend op de effectieve alertheid van de politieambtenaar. Ervaring hebben opgedaan in het politiewerk, de mate van zelfverzekerdheid en het durven vertrouwen op de eigen intuïtie hebben een positieve invloed op de ontwikkeling van een alerte houding tijdens het politiewerk. Traufetter (2009) stelt dat het om een combinatie van kennis en ervaring gaat. Het brein is dan in staat patronen van een situatie te herkennen en te integreren. Besluiteloosheid is volgens de auteur gerelateerd aan de angst om fouten te maken, terwijl fouten juist goed zijn voor de ontwikkeling van intuïtie omdat een uitgebreid leerproces wordt gestart en de waardevolle ervaring wordt verwerkt. Er zit veel kennis opgeslagen in ons onderbewustzijn. “Je gaat het pas zien als je het door hebt”
Het is dus onmogelijk om alle informatie, die er doorlopend op politiemensen afkomt, te signaleren; bewust te zijn van die informatie. Er zijn dus oneindig veel onbewuste waarnemingen en die observaties worden pas bewust als er een appèl op wordt gedaan. De buurtregisseur die vrijwel dagelijks langs een meubelzaak loopt en zich al eens afgevraagd heeft waarom er zo weinig klandizie in die zaak is, wordt zich pas bewust van die omstandigheid als hij te horen krijgt dat er een opsporingsonderzoek tegen die eigenaar loopt op het gebied van witwassen. Vervolgens worden zijn waarneming meer gestuurd en is hij zich bewust van die waarnemingen. Dit voorbeeld kan ook toegespitst worden op radicaliserende processen bij moslims of ‘Lonsdalers’. Geleidelijke veranderingen worden niet bewust waargenomen, maar met een externe signalering wordt het ineens een bewust proces. In dit verband speelt de briefing een grote rol. Weten waar je naar moet kijken, anders zie je het niet. ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’. (Derksen, 2009)
22
23
Zowel in de literatuur als in de interviews blijkt verandering een belangrijk signaal voor verdacht zijn. Met verandering wordt dan bedoeld dat dingen ‘afwijken van het normale patroon’. Dit geldt voor locaties, personen en gedrag van personen. Dit betekent dat deze signalen alleen kunnen worden opgepikt wanneer iemand (de wijkagent) goed op de hoogte is van de gebruikelijke patronen van bijvoorbeeld een wijk, locatie of persoon. Bewustzijn is de kern. Aanwezigheid, contacten leggen en onderhouden en zoals een wijkagent in een gesprek zei, ‘je pappenheimers in de wijk kennen’ is nodig om de standaardpatronen te (her)kennen. In de praktijk kan elk basispatroon verschillen, bepaald gedrag in de ene wijk kan aanleiding zijn om in actie te komen, terwijl dat bij het zelfde gedrag in een andere wijk wellicht niet nodig is. ‘Al het gedrag dat ‘niet-normaal gedrag’ is, is verdacht gedrag; maar wat normaal is, is per situatie verschillend’. (interview) Kennis, ervaring en zelfverzekerdheid hebben een positieve invloed op de alertheid van politieagenten. Ook het hebben van persoonlijke interesse in een bepaald thema komt in de interviews naar voren. Echter, een valkuil is dat men minder openstaat voor nieuwe signalen en dat kan leiden tot stereotyperingen. Stereotyperingen kunnen er toe leiden dat een agent juist minder alert is of wordt. Bewustwording en weten waar men op moet letten zijn een pré. Maar in algemene zin moet worden voorkomen dat lijsten met indicatoren worden gebruikt als afvinklijst, in plaats van het te zien in een totale context en bedoeld om de alertheid te bevorderen (Garssen, 2006; Kool, 2007; TNO, 2009). Afstomping: het ‘cry wolf syndroom’ Bij het denken over manieren om alertheid te bevorderen komt op enig moment de vraag op of men ook té alert kan zijn? Leidt voortdurende nadruk op alertheid wellicht tot vermoeidheidsverschijnselen of zelfs ‘afstomping’, en dus uiteindelijk tot een minder effectieve organisatie? Het frequent geven van waarschuwingen die later irrelevant blijken te zijn, kan uiteindelijk leiden tot het effect dat volgende waarschuwingen minder serieus worden genomen. In de vakliteratuur wordt dit verschijnsel aangeduid als het ‘cry wolf syndrome’, naar de fabel van Aesopus over een jonge schapenhoeder die voortdurend zijn dorpsgenoten waarschuwde omdat hij meende een wolf te zien. Toen er zich uiteindelijk een echte wolf aandiende kwam er niemand meer op zijn alarmkreten af.3 Hoewel het geven van aandachtsvestigingen om alert te zijn op
3
De klassieke studie over het cry wolf-syndroom en de geloofwaardigheid van waarschuwingen is van Shlomo Breznitz (1984). Cry Wolf: The Psychology of False Alarms. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
24
bepaalde signalen niet precies hetzelfde is als het geven van waarschuwingen, is het çry wolf syndrome wel iets om rekening mee te houden.4 Wanneer politiecollega’s voortdurend wordt gevraagd zeer alert te zijn, kan ook dat misschien leiden tot een zekere vermoeidheid of zelfs afstomping. Het probleem van teveel vals positieve waarschuwingen is onder meer bekend in de meteorologie, waar men beducht is voor het negatieve effect dat het afgeven van veelvuldige onterechte waarschuwingen (‘weeralarm’) op de reputatie van meteorologen kan hebben.5 Ook in de IT-wereld is men met het verschijnsel vertrouwd, bijvoorbeeld bij het detecteren van malware (virussen en dergelijke) en het monitoren van netwerk-verkeer op dreigende overbelasting en misbruik. Wanneer statische drempels worden bepaald voor ‘verdachte’ indicatoren kan dit resulteren in óf te laat onderkennen van serieuze problemen (een te hoge drempel voor alertering) óf te veel onnodig alarm. Meer geavanceerde monitoringsystemen werken daarom met dynamische drempelwaarden, waarbij de systeemkennis over waarnemingen van ‘normaal’ gedrag voortdurend wordt vergroot door analyse van historische patronen.6 Bovendien kunnen onderling gerelateerde signalen ‘intelligent’ worden gecombineerd tot één alarmmelding, waardoor medewerkers minder wordt belast. De accuraatheid en betrouwbaarheid van een monitoringsysteem kunnen op die manier worden verhoogd. Van belang is vooral dat gebruikers onderscheid kunnen maken in niveaus van urgentie. Betreft een bepaalde aandachtsvestiging een routinekwestie waarvoor ieders aandacht wordt gevraagd (een ‘groen alert’), of gaat het ditmaal om een probleem met potentieel zeer ernstige gevolgen waar juist van specifieke functionarissen of een dienstonderdeel essentiële waarnemingen worden verwacht (een ‘rood alert’)?
4
5
6
Met het begrip ´aandachtsvestiging´ wordt in de context van deze rapportage niet een verzoek bedoeld om uit te kijken naar bijvoorbeeld een specifieke verdachte, een voertuig of iets dergelijks, maar een verzoek om alert te zijn op meer generieke signalen van onraad of onveiligheid. Die signalen of indicatoren betreffen dus nog onbekende subjecten, maar ze dienen wel bij voorkeur zo specifiek mogelijk te worden omschreven om effectief te kunnen worden gebruikt in bijvoorbeeld de surveillancedienst. Zie bijvoorbeeld voor de Amerikaanse discussies rond tornadowaarschuwingen Barnes et al. 2006. (Barnes, Lindsey R., Eve C. Grunfest, Mary H. Hayden, David M. Schultz and Charles Benight (2006). False Alarms and Close Calls: A Conceptual Model of Warning Accuracy. Paper submitted to Weather and Forecasting. url: weatherconferencedinner.googlepages.com/Barnes_etal_submitted_revisions12_18.pdf). Een voorbeeld van een dergelijke applicatie is nGenius van NetScout Systems (www.ashtonmetzler.com/Automated_Analytics.pdf).
25
Enigszins geruststellend is dat recent onderzoek indiceert dat binnen noodhulpen veiligheidsdiensten herhaald ‘vals alarm’ niet zozeer een afstompend effect heeft, maar eerder geldt als een gelegenheid om waarschuwings- en respons procedures verder te verbeteren (Gruntfest and Carsell 2000; Weaver et al. 2000; Rhatigan et al. 2004, allen aangehaald in Barnes et al. 2006). Daarbij moet worden bedacht dat in het geval van aandachtsvestigingen binnen politie organisaties het niet zozeer gaat om waarschuwingen die mogelijk tot onrust kunnen leiden, maar om meer vanzelfsprekende onderdelen van briefings, die behoren tot de normale procedures binnen het politiewerk. Men zal dan ook niet snel gefrustreerd raken wanneer na een alertering achteraf niets wordt aangetroffen. Om die redenen lijkt het risico op ‘afstomping’ beperkt, zolang steeds duidelijk wordt gemaakt wat de specifieke relevantie en urgentie van een aandachts vestiging is. Tot slot, bij de politie wordt veel koffie gedronken. Koffie blijkt een positief effect te hebben op de alertheid.7 Zie kader. Alertheid en koffie
Dat koffie gunstig werkt op denkprocessen is al heel lang bekend. Een kopje koffie maakt alerter, energieker en zorgt voor een beter concentratievermogen. Dit is het resultaat van verschillende onderzoeken over de relatie tussen cafeïne en alertheid.
Waarneming
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat cafeïnehoudende dranken, waaronder koffie, de zintuigen verscherpen. Cafeïne helpt de hersenen zintuiglijke informatie sneller en beter te verwerken. Wat geldt voor horen en zien geldt ook voor de andere zintuigen: reuk, tast, geur en bewegingszin. Cafeïne verscherpt de waarneming en vergemakkelijkt het onderscheiden van zintuiglijke prikkels. In het dagelijkse leven krijgt men vaak gelijktijdig auditieve en visuele informatie binnen. Cafeïne helpt om relevante informatie beter te verwerken en irrelevante informatie beter te negeren. De signaal-ruis verhouding verbetert dus door koffie, wat in het dagelijkse leven zo zijn voordelen heeft.
7
HOOFDSTUK 7 Conclusies
De belangrijkste conclusies op een rij. Ten eerste: binnen een individueel mens is intuïtie, het handelen op basis van onbewust ervaren signalen en impliciete kennis, erg belangrijk. Aan de basis van intuïtie liggen persoonlijke ervaringen, maar ook collectieve vooroordelen. Kennis en oefening kunnen leiden tot een beter besef van hoe intuïtie het individuele handelen stuurt. Een organisatie als de politie accepteert intuïtie niet als basis van besluitvorming, maar fungeert op basis van rationele criteria en processen waarin de individuele intuïtie benoemd en gewaardeerd wordt. Ten tweede: verdacht gedrag kan worden onderscheiden in verdachte dingen, verdachte mensen en ‘niet pluis’ gevoelens. Mensen zijn op zichzelf niet verdacht; gedrag dat zij vertonen kan dat wel zijn. Door onder andere lichaamstaal geven zij verdachte signalen af die door de politie kunnen worden opgepikt. Ten derde: alertheid is aan te leren. Ervaring, kennis, intuïtie en zelfverzekerdheid dragen bij aan alertheid in het politiewerk. Aanvullend kan door middel van training bewustwording voor verdachte signalen worden gestimuleerd. Ten vierde: alertheid betekent waakzaam zijn. Voor de politie is alertheid belangrijk in de werkuitvoering. Door middel van alertheid kunnen signalen die mogelijk verdacht zijn worden opgepakt, en op basis hiervan kan worden gehandeld. Tot slot: de organisatie kan alertheid bevorderen door deze in de briefing, in werkinstructies en in de opleidingen te richten op specifieke signalen en indicatoren die het meest relevant zijn met betrekking tot bepaalde problemen.
Smith, Andrew P (2005). “Caffeine at work”. Human Psychopharmacology: Clinical and Experimental 20(6): 441-445; Tikuisis, Peter, Allan A. Keefe, Tom M. McLellan & Gary Kamimori (2004). “Caffeine Restores Engagement Speed But Not Shooting Precision Following 22 h of Active Wakefulness”. Aviation, Space, and Environmental Medicine 75(9): 771-776.
26
27
Uiteindelijk is een topvijf van praktische tips te geven die de alertheid van politieagenten bevorderen. 1. 2.
3.
4.
8
5.
Zorg dat werkopdrachten en alertering zo specifiek mogelijk zijn, let er bij het formuleren van de werkopdracht op dat stereotypen niet (steeds) worden bevestigd. Maak juist ook de vertaalslag (als dat aan de orde is) naar verwante, onverwachte manifestaties van het specifieke probleem. ‘You cannot not behave’. Criminelen trachten doorgaans hun gedrag af te schermen, bijvoorbeeld door het te maskeren of door zich onopvallend te gedragen. Toch weerspiegelt hun gedrag (onwillekeurig) datgene waarmee ze in hun hoofd bezig zijn. Er is voortdurend de verwachting betrapt te zullen worden. Doordat zij krampachtig proberen onopvallend en ‘normaal’ te zijn, kan iemand juist opvallen. Zend als politie ter controle bewust signalen uit: kijk naar reacties van mensen. Vanuit de angst betrapt te worden kan een persoon ontwijkend gedrag vertonen. Denk aan het ontwijken van controlepunten. Als een verdacht persoon aan ziet komen dat hij gecontroleerd gaat worden, zal hij/zij dat zo mogelijk ontwijken. Juist dat ‘uitwijkgedrag’ maakt het heimelijke onderliggende patroon herkenbaar. Degenen die trachten controle te ontlopen, zijn in die zin het meest interessant om te controleren. Zend ter controle bewust signalen uit. Een mooi voorbeeld is het idee van de politiehond in New York die (zogenaamd) op opvallende wijze (reflecterend vest, zwaailicht) verborgen vuurwapens opspoort, waardoor mensen met een vuurwapen hun pad wijzigen en de controle uit de weg gaan (zie Maple & Mitchell, 1999).8 Mensen verraden dan zichzelf in hun reacties. Ontwijkgedrag herkennen kan heel effectief zijn voor de pakkans, maar het lijkt wat onnatuurlijk in het organiseren van politiewerk. Benut actuele informatie optimaal. De organisatie moet zijn ingericht op alerte signalen. De informatieorganisatie moet daar een duidelijke routing voor hebben en door (gerichte vragen van) leidinggevenden kan dit worden gestimuleerd. Informatie vertalen in concrete indicaties en specifieke gedragspatronen is een uitdaging voor de informatieorganisatie. De mate waarin bijvoorbeeld een veiligheidsanalist hierin slaagt is een indicator van kwalitatief goed werk. Het ‘just in time’ kennis aanbieden aan mensen die de straat op gaan heeft een duidelijke meerwaarde voor het politiewerk. Benut tevens de mogelijkheden die de techniek biedt zo optimaal mogelijk. Zie Maple & Mitchell, 1999: 176-7, 158-9.
9
28
Beloon goed gedrag betreffende alertheid: benoem successen, geef voorbeelden en formuleer good practices. De waardering voor dergelijk gedrag kan extra worden belicht door het geven van een ‘premie’ op alerte collega’s. Dat kan zelfs door het overhandigen van een ‘onderscheiding’, bijvoorbeeld een klein speldje9 met een arend of roofvogel voor collega’s die door uitzonderlijk alert gedrag narigheid hebben voorkomen.
www.ioffer.com/i/Made-in-the-USA-American-eagle-pin-broach-silver-66738061
29
Referenties
Antao, P. & C. Guedes Soares 2003 Analysis of high speed craft incidents. In: Bedford, T. and P.H.A.J.M. van Gelder (Eds.) Safety & Reliability. Proceedings of the ESREL 2003 Conference. Lisse: Swets & Zeitlinger. Balser, B. B., & Foxman, A. H. 2005 Protecting your jewish institution: Security Strategies for Today’s dangerous world. Anti-Defamation League, p.73-77. Barnes, L.R, Grunfest, E.C., Hayden, M.H., Schultz, D.M. & Benight, C. 2006 False Alarms and Close Calls: A Conceptual Model of Warning Accuracy. Paper submitted to Weather and Forecasting. url:weatherconferencedinner.googlepages.com/Barnes_etal_submitted_ revisions12_18.pdf Breznitz, S. 1984 Cry Wolf: The Psychology of False Alarms. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Derksen, T. 2009 Scenariomapping en informatie gestuurd politiewerk. Apeldoorn: Lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde. Dijksterhuis, A. 2007 Het slimme onbewuste. Amsterdam: Bert Bakker. Elsevier 2006) ‘Slimme camera’s wapen in strijd tegen terreur’. Elsevier, 8 september 2006. Garssen, A. 2006 Verstoren … of … (ver)binden? ‘hoe geeft de wijkagent in Nederland, Engeland, Beldië en Duitsland inhoud aan het vroegtijdig signaleren van radicalisme en islamitisch terrorisme?’ Meesterstuk Leergang Internationale Politie Oriëntatie van Instituut Clingendael & de School voor Politieleiderschap. 30
31
Givens, D. 2008 Crime Signals: How to Spot a Criminal Before You Become a Victim. New York: St. Martin’s Press.
Regiopolitie 2006 Terrorisme tegenhouden: weet waar je op moet letten. Regiopolitie Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland.
Gladwell, M. 2005 Blink: The Power of Thinking Without Thinking. London: Penguin Books.
Smith, A.P. 2005 “Caffeine at work”. Human Psychopharmacology: Clinical and Experimental 20(6): 441-445.
Heuer, R.J. 1999 The Psychology of Intelligence Analysis. Washington D.C.: United States Government Printing Office.
Tikuisis, P., Keefe, A.A., McLellan, T.M. & Kamimori, G. 2004 “Caffeine Restores Engagement Speed But Not Shooting Precision Following 22 h of Active Wakefulness. Aviation, Space, and Environmental Medicine 75(9): 771-776.
Hoek, A. van, Soomeren, P. van, Kleuver, J.de & Flos, R. 2009 Omgaan met maatschappelijke onrust. Secondant, nr. 1, p. 26-31. Isaacs, R. 2007 What constitutes suspicious behavior? And what do you do about it? Geraadpleegd in april ’09 op http://trc-blockwatch.blogspot. com/2007/02/what-constitutes-suspicious-behavior.html Kool, W. de 2007 Mission Impossible? Het signaleren van islamistisch radicalisme en terrorisme door Nederlandse wijkagenten. Tijdschrift voor de Politie, nr 3, p. 4-8
Traufetter, G. 2009 Intuïtie: leer er op te vertrouwen. … Houten: Spectrum. Vonk, R. 2007 Intuïtie: ‘Onbewuste werknemers’ doen het meeste werk. Intermediair, 14 november 2007, p. 31. Vonk, R. 2009 Snel oordelen: Waarom machtige mensen vaak pas als laatste door hebben dat er iets mis is. Intermediair, 27 maart 2009, p. 29.
Lousberg, M. & Langelaan, S. 2008 Monitoring van Afwijkend Gedrag. Deelrapport I (concept). Soesterberg: TNO.
http:// www.ashtonmetzler.com/Automated_Analytics.pdf
Maple, Jack, with Chris Mitchell 1999) The Crime Fighter: Putting the Bad Guys Out of Business. New York: Doubleday.
http://www.ecu.edu/studentlife/police/report_crime.cfm
Miller, George A. 1956 “The Magical Number Seven, Plus or Minus Two”. The Psychological Review (63) 2: 81-97. NCTB 2008 Bekwaam in beveiligingsbewustzijn: Onderzoek naar de factoren die van belang zijn om personeel op luchthavens security aware te maken en te houden. Extract van het IBB-rapport “Bekwaam in beveiligingsbewustzijn” oktober 2008. Den Haag: NCTB. 32
http://www.compublicaties.com/terrorisme/tips3.htm
http://home.wanadoo.nl/wouter.de.kool/Publications/20070111%20-%20 Tijdschrift%20voor%20de%20Politie%20-%20Mission%20Impossible.pdf http://nl.tech-faq.com/smart-cameras.shtmlhttp://trc-blockwatch.blogspot. com/2007/02/what-constitutes-suspicious-behavior.html http://www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=1810242 http://www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=1071606 http://www.intuitionlabs.com/About_1.htm 33
http://www.koffieengezondheid.be/zenuwstelsel/Alertheid.php http://www.nuansa.nl/uploads/z_/vo/z_voPOwQk1FSTeEZT_QNwQ/ Uitwerking-mbt-lokale-en-justitiele-aanpak-radicalisme-en-radicalisering.pdf http://www.weatherconferencedinner.googlepages.com/Barnes_etal_submitted_ revisions12_18.pdf
34
35
Colofon
Uitgave Politieacademie Datum Juni 2010 Oplage 950 exemplaren Productiebegeleiding Communicatie & Marketing Politieacademie Vormgeving Graphic Invention, De Meern Drukwerk De Bink, Leiden © 2010 Politieacademie Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd.
36