Agriport Uitbreiding Beheer BV water infrastructuur milieu bouw
Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7
Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
Agriport Uitbreiding Beheer BV
Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2
referentie
projectcode
status
MDMR4-1/doea/008
MDMR4-1
definitief
projectleider
projectdirecteur
datum
drs.ing. P.T.W. Mulder
drs. D.J.F. Bel
29 oktober 2007
autorisatie
naam
paraaf
goedgekeurd
drs.ing. P.T.W. Mulder
Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000
postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
© Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE
blz.
TEN GELEIDE 1. INLEIDING 1.1. Uitbreidingsmogelijkheid Agriport A7 1.2. Het voornemen 1.3. Het plangebied 1.4. Besluit waarvoor het milieueffectrapport wordt opgesteld 1.5. M.e.r. procedure 1.6. Partijen en planproces 1.7. Leeswijzer
1 1 1 3 5 5 6 6
2. ACHTERGROND, DOELSTELLING EN RANDVOORWAARDEN 2.1. De ontwikkeling van glastuinbouw 2.2. Glastuinbouw in Noord-Holland 2.3. Beleidskader 2.3.1. Rijksbeleid 2.3.2. Provinciaal beleid 2.3.3. Gemeentelijk beleid 2.4. Doelstelling 2.5. Randvoorwaarden
7 7 7 9 9 9 10 10 10
3. MILIEUANALYSE EN DE TE VERWACHTEN EFFECTEN 3.1. Milieuaspecten in het MER 3.2. Archeologie 3.3. Bodem 3.4. Water 3.5. Landschap en cultuurhistorie 3.6. Landgebruik 3.7. Natuur 3.8. Verkeer en vervoer 3.9. Geluid, geur, stof 3.10. Energie en duurzaam bouwen 3.11. Licht 3.12. Afvalhuishouding 3.13. Externe veiligheid 3.14. Cumulatie van effecten
13 13 13 15 15 17 19 21 23 25 25 27 28 28 28
4. ALTERNATIEVEN 4.1. Ontwikkeling alternatieven 4.2. Planelementen 4.3. Inrichtingsvarianten uit Nota van Uitgangspunten 4.4. Principeprofielen uit Nota van Uitgangspunten 4.4.1. Huidige situatie 4.4.2. Principeprofielen 4.5. Vergelijking Alternatieven 4.6. Presentatie landschappelijke inrichting
29 29 29 31 32 32 32 34 34
5. BESLUITVORMING EN MER-PROCEDURE 5.1. Bestemmingsplan 5.2. Milieueffectrapportage procedure 5.3. Reeds genomen besluiten
35 35 35 36
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
6. GERAADPLEEGDE LITERATUUR
37
7. BEGRIPPEN- EN AFKORTINGENLIJST
39
laatste bladzijde
40
bijlagen aantal bladzijden I Beleidskader 6 II Milieueffectbeoordeling Agriport 2 uit Milieueffectrapport SMB Structuurplan 3 Wieringermeer
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
TEN GELEIDE In de Gemeente Wieringermeer is Agriport A7 ontwikkeld; een projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw en een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek. De glastuinbouwprojectlocatie is complementair aan de landbouwontwikkelingslocatie Het Grootslag, specifiek voor de vestiging van grootschalige glastuinbouwbedrijven. De ontwikkeling Agriport A7 is een succes. Gemeente Wieringermeer heeft het initiatief genomen om voor de uitbreiding van de glastuinbouwprojectlocatie een geschikte plek te zoeken. Na consultatie van betrokkenen is een voorkeurslocatie voor de uitbreiding vastgesteld. Op verzoek van vooraanstaande glastuinbouwbedrijven heeft Agriport Uitbreiding Beheer het initiatief genomen op deze locatie de uitbreiding van de glastuinbouwprojectlocatie te ontwikkelen; Agriport 2. In de Startnotitie wordt informatie gegeven over het voornemen om Agriport 2 te ontwikkelen. De basisgegevens van de te ondernemen activiteit zijn hierin samengevat. Op de Startnotitie wordt inspraak mogelijk gemaakt en advies gevraagd aan de commissie voor de milieueffectrapportage en de wettelijke adviseurs. Het gaat in de inspraakreacties en adviezen vooral om de vraag of aanvullende milieuaspecten onderzocht dienen te worden in het milieueffectrapport (MER). De inspraakreacties van een ieder en de adviezen van de wettelijke adviseurs en de commissie voor de milieueffectrapportage worden meegenomen bij het opstellen van de richtlijnen voor het MER door het bevoegd gezag (gemeente Wieringermeer). reageren op deze Startnotitie? Na publicatie van de Startnotitie wordt deze door het bevoegd gezag gedurende zes weken voor inspraak ter inzage gelegd. In deze periode kunt u een inspraakreactie sturen naar: Gemeente Wieringermeer t.a.v. de heer A. Kolmer Postbus 1 1770 AA Wieringerwerf U kunt bij de inspraak op de Startnotitie aangeven welke onderwerpen of aspecten u nader beoordeeld wilt zien in het MER. In hoofdstuk 5 vindt u meer informatie over de m.e.r.- en de bestemmingsplanprocedure.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
Afbeelding 1. Status inrichting Agriport A7 (1), juli 2007
Afbeelding 2. De weergave van de bestaande locatie (Agriport 1) en de glastuinbouw uitbreidingslocatie Agriport 2, Structuurplan Wieringermeer, juli 2006
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
1. INLEIDING 1.1. Uitbreidingsmogelijkheid Agriport A7 Aan de rijksweg A7 in het zuiden van de Wieringermeerpolder ligt Agriport A7. Agriport A7 bestaat uit een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek en een projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw. In 2006 zijn de planologische procedures voor Agriport A7 (de eerste fase) afgerond en is gestart met de aanleg. Bij de ontwikkeling hiervan is vastgesteld dat de locatie erg geschikt is voor geclusterde grootschalige glastuinbouw. Na vaststelling van de bestemmingsplannen in 2006 is op de projectlocatie gestart met de bouw van de eerste 50 hectare kassen. In 2007 zal dit zijn toegenomen tot meer dan 150 hectare(afbeelding 1). De gemiddelde bedrijfsomvang is circa 60 hectare. De ontwikkeling is een succes en alle beschikbare glastuinbouwkavels zijn inmiddels verkocht. De gemeente Wieringermeer stimuleert de economische ontwikkeling Agriport A7 met het oog op het versterken van de werkgelegenheid en het in stand houden van de sociaal-maatschappelijke voorzieningen en de synergie met de agrarische sector die sterk vertegenwoordigd is in de Wieringermeerpolder. In het door de gemeente Wieringermeer vastgestelde Structuurplan Wieringermeer 2006-2016 is door gemeente gekozen voor een drietal heldere doelstellingen: - groei van de werkgelegenheid; - de verdubbeling van het aantal inwoners; - een breder draagvlak voor het voorzieningenniveau. De uitbreiding van de glastuinbouwlocatie op Agriport A7 (Agriport 2) 1 is een belangrijke bouwsteen om deze doelstellingen te realiseren. Gemeente heeft in overleg met inwoners van Wieringermeer het initiatief genomen om voor de uitbreiding een geschikte locatie te zoeken. Een Strategische Milieubeoordeling was onderdeel van deze beoordeling. Een uitbreiding aangrenzend aan en ten noorden van de bestaande glastuinbouwlocatie bleek het meest geschikt. Deze voorkeurslocatie voor de uitbreiding is door de gemeente in het ‘Structuurplan Wieringermeer 2006-2016’ opgenomen (afbeelding 2). Naar aanleiding van het initiatief van gemeente om de uitbreiding van Agriport A7 in het structuurplan op te nemen, heeft Agriport Uitbreiding Beheer bv op verzoek van vooraanstaande glastuinders het initiatief genomen de uitbreiding te gaan ontwikkelen. De uitbreiding wordt aangeduid als Agriport 2. 1.2. Het voornemen Het voornemen ‘Agriport 2’ betreft de uitbreiding van de bestaande projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw Agriport A7 in de Wieringermeer en de daarvoor vereiste en/of gewenste ondersteunende voorzieningen (afbeelding 3). Hoofddoel van de uitbreiding is het mogelijk maken van de vestiging van glastuinbouwbedrijven met een omvang vanaf 20 hectare tot circa 150 hectare bruto. De eerste productverwerking vindt plaats op de productielocaties. Voor de verdere verwerking van product (bijvoorbeeld een groentesnijderij) en de verdichting van goederenstromen (logistiek) is ruimte beschikbaar op het nabij gelegen bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek.
1
e
Agriport A7 omvat de gehele locatie (bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek en grootschalige glastuinbouw). De 1 fase hiervan wordt in het Structuurplan Wieringermeer omschreven als Agriport 1. De uitbreiding van het glastuinbouwgebied wordt omschreven als Agriport 2. Zie ook de begripsbepalingen achter in deze startnotitie.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
1
Afbeelding 3. Agriport A7 met uitbreidingslocatie (Agriport 2)
2
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
1.3.
Het plangebied
afbakening plangebied Het plangebied, Agriport 2, gelegen in de gemeente Wieringermeer bij de A7, grenst aan Agriport 1, en omvat in totaal circa 700 hectare bruto. Het plangebied is als volgt begrensd (zie ook afbeelding 3). Zuidzijde. Aan de zuidzijde is de grootschalige glastuinbouw van Agriport A7 in ontwikkeling. De grens van Agriport 2 wordt gevormd door de Wagentocht. Oostzijde. De Medemblikkervaart vormt de oostelijke grens van Agriport 2. Ten oosten van de provinciale weg N240 (Medemblikkerweg) liggen, gerekend vanaf de kruising met de Westermiddenmeerweg tot de kruising met de Wagentocht, 2 boerderijen en 6 woningen. Tussen de Medemblikkerweg en het plangebied ligt de Medemblikkervaart met een brede groensingel. Westzijde. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Westfriesche Vaart. Langs de vaart is de brede, hoge groensingel beeldbepalend. Naast de vaart ligt de Cultuurweg die is ingericht voor langzaam- en bestemmingsverkeer. De Cultuurweg verbindt Middenmeer voor het fietsverkeer vanuit het zuiden. In de uiterste noordwestelijk punt net buiten het plangebied liggen aan de Cultuurweg twee boerderijen en een woning. Noordzijde. De Westermiddenmeerweg begrenst het plangebied aan de noordzijde. Aan de noordzijde van de Westermiddenmeerweg zijn twee agrarische bedrijven gevestigd en is een bollenbroeierij in aanbouw. Op circa 1 km afstand buiten het plangebied zijn aan de Flevoweg twee bedrijven gevestigd, een agrarisch en een logistiek bedrijf. Ook is een microlight aviation-vliegveld aan de Flevoweg gevestigd. De bebouwing aan de Hoornseweg, ten noorden van de A7, ligt achter de groenzoom van de A7 en heeft geen directe relatie met het plangebied. Op circa 1 km afstand ligt het dorp Middenmeer. Tussen de kern Middenmeer en het plangebied ligt de (verhoogd gelegen) A7 met het viaduct ter hoogte van de afslag Middenmeer met groenzomen en de Alkmaarsebrug met beplanting erlangs (zie ook afbeelding 6). deelgebieden Het plangebied kan worden opgedeeld in deelgebieden (afbeelding 4.) Deelgebied A is circa 555 hectare bruto en deelgebied B is circa 145 hectare bruto groot. Binnen het gehele plangebied zal worden onderzocht waar mogelijkheden voor het plaatsen van functies als waterberging, groen en verkeer kunnen worden gerealiseerd. deelgebied A. Grootschalige glastuinbouw Gelet op de interesse van bedrijven in de ontwikkeling van Agriport A7 en de omvang van het gebied wordt in beginsel uitgegaan van kassen voor grootschalige groenteteelt. Grootschalig wil net als voor Agriport 1 zeggen, bedrijven met een bruto omvang vanaf 20 ha. Bij de bedrijven zullen ondersteunende functies worden toegestaan voor de energievoorzieningen en het verwerken van product (bijvoorbeeld verpakken). De verkavelingstructuur in deelgebied A is optimaal voor aaneengesloten grootschalige glastuinbouwbedrijven. deelgebied B. Ondersteunende functies In het door de gemeente vastgestelde Structuurplan Wieringermeer is aangegeven dat de strook ten westen van de A7 (deelgebied B) zoveel mogelijk open moet worden gehouden. Maar door de cultuurhistorische en landschappelijke indeling van de oorspronkelijke Wieringermeerpolder kan deze strook niet zonder meer als los onderdeel worden bekeken. Deelgebied B vormt samen met deelgebied A een poldervak begrensd door vaarten en wegen. De deelgebieden liggen grotendeels in hetzelfde peilvak. Wijziging van de waterstructuur in deelgebied A heeft daarmee invloed op deelgebied B.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3
Afbeelding 4. Deelgebieden en fasering Agriport 2
4
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
In deelgebied B is verspreide bebouwing te plaatsen, afgewisseld met natuurvriendelijk ingerichte waterberging en bestaande agrarische functies. Binnen deelgebied B is echter geen glastuinbouw toegestaan. Beoordeeld zal worden welke functies binnen dit deelgebied ontwikkeld kunnen worden, waarbij het beeldkwaliteitplan behorende bij het Structuurplan Wieringermeer leidend is. Een uitgangspunt voor dit deelgebied is een verspreidde en representatieve inrichting waarbij de openheid zoveel mogelijk wordt behouden. fasering Voor de fasering van deelgebied A wordt uitgegaan van ontwikkeling vanaf Agriport 1 naar het noorden. Het eerste gebied (in afbeelding 4 fase A1 genoemd) zal waarschijnlijk in gebruik worden genomen door tuinders die zich reeds op Agriport A7 hebben gevestigd (voor deze tuinders is het hun ‘autonome groei’). Fase A2 en A3 zullen hoofdzakelijk in gebruik worden genomen door tuinders voor wie op Agriport 1 geen plaats meer was, maar die zich wel graag op Agriport A7 willen vestigen. Voor de fasering van deelgebied B is bedacht dat gestart wordt met het meest noordelijk gelegen deel om de polderstructuur te benadrukken. Vanuit het Structuurplan is hierbij wel de voorwaarde gesteld dat open doorzichten behouden blijven. 1.4. Besluit waarvoor het milieueffectrapport wordt opgesteld Een milieueffectrapportage (m.e.r.) staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over de betreffende activiteit. Daarom is een m.e.r. steeds gekoppeld aan een overheidsbesluit en de procedure die daarvoor moet worden doorlopen. De m.e.r.-procedure voor de uitbreiding van grootschalige glastuinbouw is gekoppeld aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan (artikel 10 WRO) en/of een ruimtelijke onderbouwing in het kader van de procedure ex. artikel 10 WRO. Volgens het ‘Besluit milieueffectrapportage 1994, bijlage, onderdeel C, activiteit 11.3’, is de ‘vaststelling van het plan bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat de plaats bepaalt van een oppervlakte van 100 hectare of meer glastuinbouwgebied’ Besluit-m.e.r.-plichtig. In het onderhavige geval gaat het om een grotere oppervlakte en is dus de m.e.r. plicht van toepassing. 1.5. M.e.r. procedure Tijdens de planvoorbereiding van Agriport 1 is er niet voorzien dat de ontwikkeling daarvan zo voorspoedig zou lopen als de tijd ons heeft doen leren. De gronden beschikbaar voor glastuinbouw verkochten in rap tempo en meteen na goedkeuring van het bestemmingsplan ‘Grootschalige glastuinbouw’ is gestart met de bouw van de eerste kassen. In het Structuurplan Wieringermeer was de ontwikkeling van Agriport 2 voorzien voor de periode 20112016. Inmiddels is gebleken dat er grote vraag van tuinders uit Agriport 1 naar groei is, maar dat ook nieuwe tuinders zich hebben gemeld die zich met een grootschalig glastuinbouwbedrijf in de Wieringermeer willen vestigen. Daarom is door gemeente en provincie bepaald dat het momentum van de ontwikkeling moet worden vastgehouden en dat start bouw Agriport 2 begin 2009 mogelijk moet worden gemaakt. Om begin 2009 te kunnen starten met de bouw, is in 2007 begonnen met de planvoorbereiding, waar onderhavige startnotitie m.e.r. onderdeel van is. De wettelijke milieueffectrapportage (m.e.r.)-regeling is opgezet met als hoofddoel het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met een mogelijk belangrijke invloed op het milieu. Via het doorlopen van een m.e.r.-procedure worden besluitvormers, wettelijke adviseurs en andere betrokkenen (insprekers) op systematische en zorgvuldige wijze voorzien van de informatie over de gevolgen voor het milieu. Deze informatie wordt gegeven in een milieueffectrapport (MER).
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
5
In de Startnotitie en het MER worden dus geen besluiten voorgesteld, maar wordt slechts de milieuinformatie verschaft waardoor de besluitvormers het milieu op een evenwichtige wijze kunnen meenemen in hun besluitvorming tijdens de planologische procedure. 1.6. Partijen en planproces Bij milieueffectrapportages zijn verschillende partijen betrokken. Ieder met een eigen invalshoek. De gemeente Wieringermeer treedt op als bevoegd gezag voor de bestemmingsplanwijziging en daarmee de m.e.r.-procedure. Gemeente stelt de richtlijnen voor het MER vast en beoordeelt het MER. Hiervoor vraagt zij advies aan de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie-m.e.r.). De Cie-m.e.r. stelt uit haar leden een werkgroep samen. De werkgroep wordt samengesteld op basis van kennis en ervaring die nodig is om de milieueffecten van het initiatief te kunnen beoordelen. De Cie-m.e.r. brengt vooraf advies uit over de inhoud van het MER (concept richtlijnen) en toetst het MER achteraf op volledigheid en juistheid. Naast de Cie-m.e.r. zal gemeente tevens advies vragen bij de wettelijke adviseurs. Initiatiefnemer is Agriport Uitbreiding Beheer bv. Het team van Agriport Uitbreiding Beheer bv heeft in samenwerking met de gemeente Agriport 1 ontwikkeld en zal de bij deze ontwikkeling ingebrachte kennis tevens gebruiken voor de ontwikkeling van de uitbreiding. De initiatiefnemer en de glastuinbouwondernemers willen met de betrokken overheden, belangstellenden en de belanghebbenden in gesprek gaan en mèt hen het ontwikkelingsproces doorlopen. Tijdens de ontwikkeling van Agriport 1 is gebleken dat het tijdig met betrokkenen in gesprek raken voor zowel betrokkenen als initiatiefnemer tot een beter eindresultaat leidt. Betrokkenen worden dan ook uitgenodigd met Gemeente of de initiatiefnemer contact op te nemen en een eventuele opmerking of suggestie tijdig in te brengen. Belangrijk punt daarbij is dat de initiatiefnemer het ontwikkelen van het plangebied uitvoert in nauwe samenwerking met een aantal ondernemers die zich op termijn wil vestigen in het gebied. Met deze ondernemers kunnen ook in een vroeg stadium al concrete afspraken worden gemaakt over de planvorming, de uitvoering en het beheer van de locatie. 1.7. Leeswijzer De Startnotitie is opgesteld als voorbereiding op het MER. De notitie markeert de officiële start van de m.e.r.-procedure en verschaft informatie over het voornemen ‘de uitbreiding van Agriport A7’. Daarnaast vormt de Startnotitie de basis voor de inhoud van het op te stellen MER. Hiervoor is reeds de locatie voor het voornemen beschreven en aangegeven voor welk overheidsbesluit het MER wordt opgesteld. In deze Startnotitie wordt tevens beknopt beschreven: - het waarom van de voorgenomen activiteit en wat met de activiteit wordt beoogd (hoofdstuk 2); - een eerste aanzet tot de gebiedsanalyse, een globale aanduiding van de te verwachten milieugevolgen met een aanzet tot milieuthemavarianten (hoofdstuk 3); - een eerste aanzet tot alternatieven (hoofdstuk 4); - nadere informatie over de m.e.r. procedure en een overzicht van eerder genomen besluiten van overheidsorganen (hoofdstuk 5).
6
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
2. ACHTERGROND, DOELSTELLING EN RANDVOORWAARDEN In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen de betekenis van de glastuinbouw voor Nederland, NoordHolland en de Wieringermeer geschetst. Het voor het initiatief relevante wettelijke en beleidskader is globaal beoordeeld (zie bijlage I en II) en de belangrijkste randvoorwaarden voor de ontwikkeling zijn daaruit bepaald. In het MER zal deze beschrijving worden afgerond en de randvoorwaarden worden gebruikt in de beoordeling van de alternatieven. 2.1. De ontwikkeling van glastuinbouw De Nederlandse glastuinbouw heeft een stevige marktpositie in Europa en voor de sierteelt ook een belangrijke marktpositie in de wereld. De glastuinbouw is koploper in de Nederlandse landbouw en verschaft direct en indirect aan circa 140.000 mensen werkgelegenheid. Het glastuinbouwcomplex produceert op ongeveer 0,5 % van de oppervlakte van Nederland 65 % van zijn productiewaarde. Als wereldspeler in de export van tuinbouwproducten draagt de glastuinbouwketen in belangrijke mate bij aan het overschot op de handelsbalans. Een vitale glastuinbouwketen is dus van belang voor de Nederlandse economie. De glastuinbouw is aangewezen als één van de speerpuntensectoren voor de Nederlandse economische ontwikkeling. De sector en overheid werken nauw samen aan de uitwerking van een aanpak om de vitaliteit van de sector te behouden en te versterken. schaalvergroting In de glastuinbouw is een sterke schaalvergroting gaande. Behoorden enkele jaren geleden bedrijven met een omvang van 10 hectare tot de grootste glastuinbouwbedrijven van Nederland, op dit moment worden bedrijven gerealiseerd met een oppervlak van meer dan 40 hectare. De sterke schaalvergroting in de sector heeft geleid tot een toenemende vraag naar grote, goed ontsloten aaneengesloten kavels. verplaatsing / herstructurering De behoefte aan verplaatsing van bedrijven wordt zowel veroorzaakt door ontwikkelingen van buiten de sector als ook door ontwikkelingen binnen de sector zelf. Veel glastuinbouwbedrijven in de nabijheid van de steden, zoals op traditionele locaties als in het Westland, zoeken een andere locatie. De belangrijkste reden hiervan is de voortgaande verstedelijking van de periferie van steden en woonkernen. Vanuit de sector zelf bestaat behoefte aan uitbreiding. Er zijn vaak beperkte mogelijkheden om een bestaand bedrijf op de huidige locatie uit te breiden. Het beperken van de groeimogelijkheden van de glastuinbouwbedrijven resulteert in stilstand en achteruitgang van de bedrijfsvitaliteit. Indien tuinders binnen Nederland geen uitbreidingsmogelijkheden zien, verplaatsen zij het bedrijf naar het buitenland. 2.2. Glastuinbouw in Noord-Holland Glastuinbouw is voor de Provincie Noord-Holland van groot economisch belang. De glastuinbouw in Noord-Holland heeft de hoogste productiewaarde binnen de agrarische sector en op een relatief gering grondoppervlak wordt 70 % van de totale toegevoegde waarde van de primaire Noord-Hollandse landbouw gerealiseerd. Glastuinbouw is daarmee een belangrijke economische motor en levert met circa 6.000 arbeidsplaatsen een grote bijdrage aan de werkgelegenheid. De combinatie van glastuinbouw met de regionale agribusiness en logistiek brengt een ketenintegratie op gang met een positief effect op de lokale economie, het tegengaan van ruimtelijke versnippering en reductie van vervoersbewegingen.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
7
Afbeelding 5. Geclusterde glastuinbouwlocaties in Noord-Holland Noord
8
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
In Noord-Holland Noord aan de A7 ligt Agriport A7. Een projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw en een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek. De glastuinbouwprojectlocatie Agriport A7 is complementair aan de landbouwontwikkelingslocatie voor glastuinbouw (LOG) Het Grootslag. De verkavelingstructuur op Alton en LOG Het Grootslag (afbeelding 5) is niet geschikt voor grootschalige glastuinbouwbedrijven. Grootschalige glastuinbouwbedrijven zijn bedrijven vanaf circa 20 hectare bruto, waarvoor de verkavelingstructuur in de Wieringermeer goed geschikt is. Provincie Noord-Holland heeft in het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord mede daarom de Wieringermeer aangewezen voor dit type bedrijven. Door logistiek en organisatorisch een brug te slaan tussen Agriport en Het Grootslag krijgt het gehele regionale landbouwcluster als economische eenheid een grote aantrekkingskracht en wordt de bestaande concurrentiepositie verbeterd. Wegens de grote vraag naar grootschalige glastuinbouwkavels is gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden voor Agriport A7. 2.3. Beleidskader Hieronder wordt de hoofdlijn weergeven van het beleidskader voor de uitbreiding van Agriport A7. In bijlage I en II is dit nader uitgewerkt. 2.3.1. Rijksbeleid In de uitwerkingsbrief over ruimtelijk beleid voor glastuinbouw van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uit 20052, wordt gesteld dat het ‘belangrijk is het totale systeem zodanig flexibel te houden, dat het zich kan blijven aanpassen wanneer de marktomstandigheden veranderen’. In een brief in 20063, geeft de Minister nogmaals aan ‘Welke uitbreidingsmogelijkheden bestaande verspreide glastuinbouwlocaties hebben, is een maatwerkaangelegenheid waarvoor provincies gebiedsgericht de nadere kaders aangeven en gemeenten de uiteindelijke verantwoordelijkheid dragen om aan gerechtvaardigde maatschappelijke en ondernemersvragen tegemoet te komen.’ 2.3.2. Provinciaal beleid Het ruimtelijk beleid uit de Nota Ruimte en de ambities van de Provincie Noord-Holland zijn vastgelegd in het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (streekplan). Het streekplan heeft ten aanzien van de ruimtebehoefte voor glastuinbouw oppervlaktes aangegeven, maar stelt daarbij ‘of die ruimtebehoefte daadwerkelijk nodig is, hangt in sterke mate af van het succes van de landelijke herstructurering van de glastuinbouw’. Provincie zet in op het tegengaan van uitbreiding van verspreid liggend glas en het tegengaan van verspreide nieuwvestiging. Nieuwvestiging wordt uitsluitend toegestaan in daartoe te ontwikkelen en duurzaam in te richten projectlocaties. De projectlocatie Agriport A7 voldoet hieraan. Door Provincie is aangegeven dat de interne begrenzingen, die op de streekplankaart voor glastuinbouw zijn aangegeven, niet ‘vast’ zijn. Er is onderlinge verschuiving van de grenzen mogelijk. Nadere invulling heeft plaatsgevonden door de uitwerking door Gemeente in het Structuurplan Wieringermeer 2006-2016; dit betreft ook de gedachte achter het Ontwikkelingsbeeld, namelijk het streven naar ontwikkelingsplanologie. In het Streekplan is het plangebied Agriport 2 aangemerkt als ‘zoekgebied’. Binnen zoekgebieden is glastuinbouw mogelijk, mits hiervoor een Beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld. Ingepast binnen het kader van de procedures zal een officieel verzoek bij Provincie worden ingediend met betrekking tot afwijking van de omvang en begrenzing van de projectlocatie.
2
Brief van De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dr. C.P. Veerman, onderwerp: Nadere uitwerking ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw, kenmerk: DRZw/2005/5449, 13 september 2005.
3
Brief van De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dr. C.P. Veerman, onderwerp: Glastuinbouw, kenmerk: DL.2006/1162, 19 mei 2006.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
9
2.3.3. Gemeentelijk beleid De inzet van Provincie sluit naadloos aan bij de ruimtelijke ontwikkelingen zoals die zijn geschetst door Gemeente Wieringermeer in de ontwikkelingsvisie: 'Wieringermeer… de ontbrekende schakel?' (september 2002) en het Structuurplan Wieringermeer (juli 2006). In deze stukken is in de Wieringermeer de ontwikkeling van een agribusinessterrein en een glastuinbouwprojectlocatie geprojecteerd. In het Structuurplan Wieringermeer is ten noorden en direct aangrenzend aan de bestaande projectlocatie, uitbreidingsruimte voor Agriport A7 gevonden en vastgesteld. Een Strategische Milieubeoordeling en een Beeldkwaliteitsplan zijn gebruikt om alle ambities integraal te beoordelen en zo ook de uitbreidingslocatie voor glastuinbouw. De uitbreiding van Agriport A7 is in het Structuurplan opgenomen, omdat de gemeente de mogelijkheid voor een uitbreiding van Agriport A7 wil mogelijk maken. De verkoop van de eerste fase is veel sneller dan verwacht verlopen en er vanuit tuinders de vraag gekomen voor aanvullend glastuinbouwareaal in de Wieringermeerpolder. Om het momentum te behouden is het gewenst de planologische procedures ten behoeve van de uitbreiding van Agriport A7 te starten. 2.4. Doelstelling Doelstelling van de initiatiefnemer is ruimte te realiseren voor de groei van op Agriport A7 gelegen glastuinbouwbedrijven en nieuwvestiging van grootschalige glastuinbouwbedrijven die deelnemen in de ontwikkeling, waarbij: - een efficiencyverbetering wordt bereikt van de ruimtelijke concentratie van bedrijfs- en logistieke processen die binnen het cluster Agriport A7 al zijn gestart; - de samenhang tussen de verschillende elementen van het cluster en de regionale agrarische sector verder wordt versterkt, en - een hoogwaardig en duurzaam glastuinbouwcluster wordt verwezenlijkt. De belangrijkste doelstelling van de gemeente zijn behoud en vergroting van de werkgelegenheid. Gemeente wil het inwonersaantal verdubbelen, de agrarische dynamiek in de polder versterken en de sociaal maatschappelijke voorzieningen in stand houden en waar mogelijk verbeteren. De provincie Noord-Holland heeft de Wieringermeer aangewezen als projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw om te kunnen voldoen aan de ruimtevraag van glastuinbouw in Noord-Holland. Aanvullend op de gemeentelijke doelstellingen is het voor provincie van belang dat de woon-werkbalans in de kop van Noord-Holland wordt verbeterd en de regionale economische structuur wordt versterkt. 2.5. Randvoorwaarden In bijlage I zijn de relevante beleidsdocumenten genoemd, waaruit randvoorwaarden voor Agriport 2 zijn afgeleid. Hierbij is ook geput uit de reacties van burgers en instanties op het ontwerp Structuurplan. De beleidsdocumenten zijn opgesomd per bestuurlijk niveau (internationaal, nationaal, provinciaal, lokaal en sectoraal). Uit de beleidsdocumenten zijn vooralsnog de volgende randvoorwaarden afgeleid (zie tevens bijlage I): - het plangebied ligt niet in en wordt niet doorkruist door gebieden of verbindingszones die zijn aangewezen in het kader van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. De PEHS grenst wel aan het plangebied en de invloed op de PEHS zal in het MER worden beoordeeld; - het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied. Het IJsselmeer ten oosten en de Waddenzee ten noorden van het plangebied zijn dat wèl. De effecten op deze gebieden moeten worden onderzocht en afgewogen; - de watertoetsprocedure moet worden doorlopen. Het waterbeheer dient uit te gaan van de strategie ‘integraal waterbeheer’; - cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten moeten vroegtijdig en volwaardig worden meegenomen in de planvorming, in de inrichting en in het beheer van het plangebied (als beschreven in de Nota Cultuurhistorische Regioprofielen, provincie Noord-Holland); - voor het plan moeten een Beeldkwaliteitsplan en een Landbouweffectrapportage worden opgesteld.
10
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
De strategische milieubeoordeling uitgevoerd ten behoeve van het Structuurplan Wieringermeer geeft enkele leemten in kennis aan over de uitbreidingslocatie. Deze worden in het MER voor Agriport 2 in ogenschouw genomen. Voor de ontwikkeling van Agriport 2 is door de gemeente Wieringermeer een Nota van Uitgangspunten opgesteld. De nota is in combinatie met het daarover genomen besluit van d.d. 25 oktober 2007 kaderstellend en daarmee randvoorwaarde voor de ontwikkeling en het MER.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
11
Afbeelding 6. Luchtfoto zuidzijde Middenmeer met noordzijde plangebied A7, afslag Middenmeer
Middenmeer
Briekse bosje circa 500 meter Plangebied
Afbeelding 7. Archeologische Basiskaart (het plangebied ligt binnen de rode stippellijn)
12
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3. MILIEUANALYSE EN DE TE VERWACHTEN EFFECTEN In dit hoofdstuk wordt een globale beschrijving van de in het MER nader te onderzoeken milieuaspecten gegeven. De paragrafen worden, indien van toepassing, gestart met de op het betreffende milieuaspect in het Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer vastgestelde leemten in kennis. Deze leemten in kennis zullen in het MER Uitbreiding Agriport A7 nader onderzocht worden. Per aspect wordt een aanzet tot de milieuanalyse gegeven, daarna volgt een eerste indicatie van de milieueffecten en wordt aangegeven of er naar verwachting zinvolle varianten mogelijk zijn die een relatie hebben met dit aspect. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de varianten en alternatieven. 3.1. Milieuaspecten in het MER Per milieuaspect zal voor het MER een onderzoek worden uitgevoerd, waarbij voor de gebiedsanalyse de door derden in te brengen gegevens van het gebied zullen worden verwerkt. Bij het beschrijven van de milieueffecten moet indien vereist worden uitgegaan van een groter gebied waarin effecten kunnen optreden. Milieuaspecten die boven het niveau van het plangebied uitstijgen zijn bijvoorbeeld lichthinder, verkeer en vervoer en een mogelijke verandering van de (grond)waterhuishouding. Per aspect zal de omvang van het studiegebied kunnen verschillen: het landschap zal bijvoorbeeld op het niveau van de Wieringermeerpolder moeten worden bezien en geluidhinder heeft betrekking op de nabije omgeving. 3.2.
Archeologie
Archeologie: in de gemeente zijn gebieden aangemerkt waar archeologische waarden mogelijk aanwezig zijn. Bij de nadere planuitwerking (bestemmingsplannen e.d.) moet uit verkennend archeologisch onderzoek blijken of en zo ja welke waarden dit betreft. (bron: Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer; Leemten in kennis)
analyse Volgens de Archeologische Basiskaart (zie afbeelding 7.), die is gebaseerd op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en de Archeologische Monumentenkaart heeft het zuidelijk deel van het plangebied een middelhoge tot hoge trefkans. Voor Agriport 1 is reeds uitvoerig inventariserend veldonderzoek uitgevoerd en is de archeologische verwachtingswaarde naar beneden bijgesteld. De archeologische verwachtingswaarde van het noordelijk deel is al aangegeven als laag. Binnen het plangebied bevindt zich een viertal archeologische waarnemingen, waaronder midden in het plangebied een scheepswrak. effecten Bij de ontwikkeling van het gebied zal grondverzet plaatsvinden. Door deze activiteiten kan het bodemprofiel worden verstoord met mogelijke gevolgen voor archeologische waarden. De bodemingrepen bij het plaatsen van kassen zijn beperkt. De bodemingrepen ter plaatse van nieuwe watergangen en bedrijfsgebouwen zijn groter. Voor het plangebied zal archeologisch bureauonderzoek worden uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zullen worden getoetst aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van archeologie. Uitgaande van de bevindingen van Agriport 1 is de verwachting dat de uitbreiding van Agriport A7 geen of nauwelijks effecten zal hebben op de archeologie. varianten Indien uit het archeologisch bureau onderzoek blijkt dat er waardevolle archeologische elementen aanwezig zijn, zal in het MER worden beoordeeld of varianten in het inrichtingsplan of de uitvoeringswijze (funderingswijze) moeten worden overwogen om de eventuele negatieve invloed op de archeologische bodemwaarden te minimaliseren.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
13
Afbeelding 8. Peilvakken en gemalen in Wieringermeerpolder (plangebied binnen rode stippellijn)
14
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3.3.
Bodem
analyse Bij het ontwikkelen van het gebied is het van belang inzicht te hebben in eventuele bodemvervuiling. Door Gemeente Wieringermeer is op basis van historische gegevens een bodemkwaliteitskaart opgesteld voor het buitengebied in de Wieringermeer. Op basis van deze gegevens is nader historisch bodemonderzoek voor de akkers niet meer vereist, maar mogelijk nog wel voor de erven. Er zal een bodemtoets conform provinciaal beleid worden uitgevoerd. De uitkomsten van het bodemonderzoek worden opgenomen in het MER. effecten Op basis van de ervaring bij Agriport 1 wordt verwacht dat alle telers op substraat of op tafels telen, dus niet in de grond. Gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen zal daarom ten opzichte van het huidig gebruik sterk afnemen wat een positief effect heeft op de bodemkwaliteit. varianten Vooralsnog worden geen varianten voor bodemaspecten voorzien. 3.4.
Water
Waterhuishouding: het effect van de verstedelijking in Wieringermeer op de waterhuishouding (waterkwaliteit en –kwantiteit) is op dit moment nog niet nauwkeurig onderzocht. De effecten hangen van een aantal aspecten af, zoals de huidige grondwaterstromen en de huidige waterkwaliteit. Voor woningbouw en bedrijventerrein moet voor een nadere effectbepaling bovendien inzicht zijn in de inrichting van de gebieden. Dat inzicht zal bij de uitwerking in bestemmingsplannen aanwezig moeten zijn. Verwacht wordt dat bij woningbouw en realisatie van werkgebieden (inclusief landbouw) negatieve milieueffecten goed zijn te mitigeren. In overleg met de waterbeheerders moet worden nagegaan of en zo ja onder welke voorwaarden het voornemen kan worden gerealiseerd. (bron: Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer; Leemten in kennis)
analyse Het plangebied maakt onderdeel uit van de Wieringermeerpolder. Het maaiveld in het deelgebied A loopt op in noordelijke richting van ongeveer NAP -4,5 aan de zuidrand van tot NAP -4,0 aan de noordrand. In deelgebied B ligt het maaiveld plaatselijk wat hoger. De gronden worden ontwaterd via een stelsel van drainagebuizen en sloten. Er is sprake van een goede ontwateringtoestand. Het water wordt verzameld in tochten en vaarten. Uiteindelijk wordt het water vooral door gemaal Leemans, bij Wieringen op de Waddenzee uitgeslagen. Het water zou ook uitgeslagen kunnen worden op het IJsselmeer nabij Medemblik (gemaal Lely). De wintergrondwaterstanden liggen in het plangebied beneden 40 cm onder maaiveld en daarmee is het risico van wateroverlast gering. In de polder treedt kwel op: een opwaartse stroming van het grondwater. Het grondwater is in het plangebied naar verwachting brak tot zout. Voor het water in het plangebied geldt de typering ‘algemeen polderwater’. Het is rijk aan nutriënten (voedingsstoffen) en chloride. Het hoge chloridegehalte wordt veroorzaakt door de invloed van brak/zout kwelwater. De Wieringermeer is ingedeeld in vier peilgebieden. Vrijwel het gehele plangebied ligt in één peilvak (peilvak 3a in afbeelding 8 en 9) op NAP -6,10. Alleen in de uiterste noordwesthoek ligt één kavel in het peilvak NAP-5,30/-5,40. Agriport 1 heeft een (semi)geïsoleerd watersysteem. Als compensatie voor de verharding is bergingscapaciteit gerealiseerd. In de waterpartijen en waterlopen kan het afvloeiende regenwater tijdelijk worden opgevangen zodat de afvoercapaciteit van de polder niet wordt overschreden.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
15
Afbeelding 9. Polderindeling
Voorafgaand aan het opstellen van deze Startnotitie is al overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Voor de uitbreiding van Agriport A7 wordt een Watertoets uitgevoerd. De Watertoets beoogt een vroegtijdige wederzijdse betrokkenheid van alle bij het water betrokken partijen en het opstellen en meenemen van een Wateradvies in de besluitvorming. De Watertoets omvat een integrale toets op alle relevante waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
16
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
Binnen Agriport 1 is reeds een gescheiden afvalwatersysteem aangelegd. De droogweerafvoer (het vuile afvalwater) wordt nu nog buiten het plangebied gebracht, maar zal in de toekomst naar de nog te realiseren Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) binnen Agriport 1 gebracht worden (binnen het nutscluster, als weergegeven in afbeelding 3). effecten Het streven is de voor de uitbreiding te realiseren oppervlaktewaterstructuur aan te sluiten op het (semi)gesloten watersysteem van Agriport 1. In het MER zullen de (effecten op) de waterhuishouding en het (regionale) hydrologische systeem worden beschreven. Zo zal beschreven worden of er effecten zijn en zo ja, welke effecten er zijn op de grondwaterstand, waterstromen, kwel, infiltratie en verzilting. Binnen het poldervlak wordt afgewaterd op de Tussentocht en de Wagentocht. Ontwikkelingen binnen deelgebied A, zullen naar verwachting vooral effecten kunnen hebben op het watersysteem binnen het poldervlak. Deelgebied B moet daarom, ook als binnen deelgebied B geen ontwikkelingen gaan plaatsvinden, meegenomen worden in de effectbeoordeling van het watersysteem. Tevens zal worden ingegaan op effecten op de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit door het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het grondwatergebruik door de bedrijven voor gietwater of energievoorziening. Ook de benutting van regenwater voor gietwater met behulp van onder- of bovengrondse opslag zal worden beoordeeld. In een aparte procedure wordt een MER Koude- en warmteopslag Agriport A7 opgesteld. In dit MER wordt koude- en warmteopslag voor de gehele glastuinbouwlocatie Agriport A7 (1 en 2) in combinatie met het gehele gietwatersysteem van glastuinders beoordeeld. De bevindingen uit dat MER zullen, indien van belang, in het MER uitbreiding Agriport A7 worden opgenomen. varianten In de Watertoetsprocedure en het MER zullen, waar mogelijk en vereist, voor het beperken van de milieueffecten verschillende varianten worden onderzocht en beoordeeld. De droogweerafvoer zal in de toekomst bij voorkeur naar de nog te realiseren RWZI binnen Agriport 1 worden geloosd. In het MER wordt nader onderzocht hoe de oppervlaktewaterstructuur voor de uitbreiding op het (semi)gesloten watersysteem van Agriport 1 kan worden aangesloten. In het MER kan naar aanleiding van de watercompensatieopgave verschillende varianten ten aanzien van waterberging worden ontwikkeld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van één grote waterbergingslocatie binnen het plangebied op één perceel binnen deelgebied B of bijvoorbeeld langs de gehele lengte van de A7, of het verdelen van de waterbergingsopgave over het gehele plangebied door alle aanwezige (en nieuwe) afwateringswatergangen te verbreden en indien de ruimte ter plaatse dat toelaat ecologisch in te richten. Uitgangspunt is hierbij dat watercompensatie binnen het plangebied moet plaatsvinden. 3.5.
Landschap en cultuurhistorie
analyse De Wieringermeer is een droogmakerij die in het begin van de jaren dertig is aangelegd om nieuwe landbouwgrond te winnen. Voor die tijd was het gebied nog Zuiderzee, begrensd door de Westfriesche omringdijk, de Groetpolder, de Waardpolder, de Oostpolder en het eiland Wieringen. De Wieringermeer is ontwikkeld als een echte landbouwpolder waarin doelmatigheid voorop stond. De inrichting van het gebied is eenvoudig en rationeel gehouden tot een industrieel agrarisch gebied. De boerderijen van de Wieringermeer zijn planmatig gebouwd. Het landschap wordt doorsneden door de vaarten en wegen. Langs de vaarten liggen groensingels en langs de wegen (open) laanbeplanting. De doelstelling van de ontwerpers van de Wieringermeer was met bomenrijen de tegenstelling tussen massa en openheid te versterken en in het nieuwe grootse landschap zogenaamde ‘Menschennesten’ te maken. De laanbeplanting is aan dit ontwerp toegevoegd na de Tweede Wereldoorlog.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
17
Afbeelding 10. Cultuurhistorische Waardenkaart
Dominant aanwezig is tevens de rijksweg A7 met een brug ter hoogte van de Westfriesche Vaart en Middenmeer. De rijksweg wordt geaccentueerd door groensingels in de bochten en bij de viaducten. De rijksweg doorsnijdt de polderstructuur van de Wieringermeer. In het zuidelijk deel van de Wieringermeer zijn de watergangen speciaal ingericht op het vervoer van landbouwproducten over water. Provincie Noord-Holland heeft de cultuurhistorische waarden van Noord-Holland geïnventariseerd in een Cultuurhistorische Waardenkaart (zie afbeelding 10). Hierin wordt onderscheid gemaakt in ‘waarde’, ‘hoge waarde’ en ‘zeer hoge waarde’. In de polder, en ook in het plangebied, bevindt zich een groot aantal historisch-geografisch waardevolle vlakken en lijnen. Van hoge waarde zijn de grote kavelvlakken en de lijnen die gevormd worden door de vaarten en tochten. In de omgeving van het plangebied is de kern van het dorp Middenmeer en de lijnen die gevormd worden door de wegen van zeer hoge cultuurhistorische waarde. Direct rondom het plangebied bevinden zich volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart verder geen Rijksmonumenten, archeologische of bouwkundigen waarden. effecten Door de aanleg van grootschalige glastuinbouw zal het aanzien van het plangebied ingrijpend veranderen. De landschappelijke verandering wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop het project wordt vormgegeven. De pragmatische en planmatige opzet van de Wieringermeer vormt een belangrijke inspiratiebron voor de uitwerking van het plan.
18
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
varianten Bij het ontwikkelen van alternatieven en varianten blijkt dat de al ingezette inrichting van Agriport A7 wordt gedicteerd door: - de kasvlakken langs een rechte rooilijn, grotendeels parallel aan de wegenstructuur; - de grootte, oriëntatie en hoogte van de kasblokken. Hierdoor wordt dezelfde plaatsing van de kassen opgenomen en zijn de bedrijfsgebouwen, bassins en dergelijke functies vooral aan de weg gepositioneerd. De noord-zuid oriëntatie van de kasnokken in de richting van het peilvak en de grote groenstructuren liggen door de inrichting van Agriport 1 ook zeer voor de hand. Deze kasoriëntatie is optimaal voor de lichtinval (en energiegebruik) en sluit aan bij de kavelrichting van het plangebied. Om die reden zal met deze aspecten in de alternatieven en varianten ook niet gevarieerd worden. Wel kan gevarieerd worden met de inrichting van de strook langs de A7. Hierop wordt in het volgende hoofdstuk een eerste aanzet gedaan voor verschillende varianten. Afbeelding 11. Zicht op het plangebied vanaf de Cultuurweg
3.6.
Landgebruik
analyse In of tegen het plangebied liggen 13 boerderijen en 3 woningen. Het plangebied wordt intensief voor landbouw gebruikt. In het plangebied is volgroeide laanbeplanting en erfbeplanting aanwezig. Verder is opgaande beplanting aanwezig langs de A7 ter hoogte van de kruising met de Wagentocht en langs het viaduct ter hoogte van de afslag Middenmeer.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
19
effecten De directe en indirecte effecten van de ingreep op het landbouwkundige gebruik van het omliggende agrarische gebied en de omgeving zullen in kaart worden gebracht. Voor de afwegingen en de besluitvorming rond functiewijzigingen is het van groot belang dat de effecten van een functiewijziging of activiteit op het functioneren van de (overblijvende) landbouw in het betreffende gebied op een goede en objectieve wijze in beeld worden gebracht. Hierin worden in overeenstemming met Provinciaal beleid in ieder geval opgenomen: - de bestaande agrarische situatie binnen een plangebied; - een meting van de directe effecten van een functiewijziging voor de agrarische bedrijven; - een meting van de indirecte effecten van een functiewijziging voor de overblijvende agrarische bedrijven. Hierbij zal aandacht worden besteed aan mogelijke effecten van de belichting op omliggend gewas, de invloed van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de invloed op grond- en oppervlaktewaterkwantiteit en kwaliteit door het voornemen met betrekking tot het gebruik hiervan door de landbouw. In een startbespreking met de provincie Noord-Holland en LTO zal worden bepaald of een aparte Landbouw Effect Rapportage (LER) moet worden opgesteld, of dat een landbouwparagraaf in het MER voldoende informatie geeft. Een landbouwparagraaf kan worden opgesteld mede gebruik makend van de LER Agriport A7 (eerste fase). varianten Er worden, gezien het initiatief, geen varianten voor landgebruik voorzien. Afbeelding 12. Foeragerende kleine zwanen
20
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3.7.
Natuur
Vogelrichtlijngebieden: effecten op Vogelrichtlijngebieden kunnen optreden indien zich ontwikkelingen in of in de nabijheid van het IJsselmeer voordoen. Afhankelijk van het type en de omvang van de ontwikkelingen kunnen significante negatieve effecten optreden op het Vogelrichtlijngebied. Flora en fauna: er is bij de beoordeling van de effecten slechts deels informatie gebruikt over (beschermde) soorten. Bij de verdere planvorming kan dan ook blijken dat er soorten in het gebied voorkomen die onder een zwaar beschermingsregime vallen. Indien dit zich voordoet, dient een zorgvuldige motivering plaats te vinden, waarom op die locatie gebouwd wordt en moet worden onderzocht of door een afgestemde inrichting effecten zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen. Bij de verdere planvorming is nader onderzoek naar soorten flora en fauna dan ook nodig. Nader onderzoek wordt pas uitgevoerd op het moment dat de vraag zich naar nieuwe verstedelijking voordoet. Dit kan zijn over 10 of 20 jaar. Tot die tijd kunnen zich (in positieve of negatieve zin) veranderingen voordoen op het gebied van de dan te inventariseren natuurwaarden. (bron: Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer; Leemten in kennis)
analyse In en rond het plangebied is de natuurwaarde voornamelijk beperkt tot de vaarten en tochten en de erven van de boerderijen. Daarnaast kunnen op de akkerbouwkavels opportunistisch foeragerende, broedende (grasland) of rustende vogels een plek vinden. De Wieringermeer grenst immers aan belangrijke vogeltrekroutes die lopen langs de Noordzeekust of via het IJsselmeer langs de rivieren. Een volledige opname van de flora en fauna in (en rond het gebied zover relevant) zal in de MER worden beschreven. Buiten de op te vragen natuurgegevens van onder andere SOVON, zullen de plaatselijke natuurverenigingen om informatie gevraagd worden. De Westfriesche Vaart is aangewezen als onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het IJsselmeer en de Waddenzee zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebied. effecten De aanleg en gebruik van het plangebied heeft gevolgen voor de bestaande natuurwaarde. Geluid- en lichthinder kunnen de aanwezige dieren verstoren. Het is van belang ook rekening te houden met verstoring tijdens de werkzaamheden om het gebied tot ontwikkeling te brengen, dus moet rekening worden gehouden met bijvoorbeeld broed- of voortplantingsseizoen van bepaalde soorten. De ontwikkeling biedt kansen en bedreigingen voor de ecologische waarden. Bij de inrichting van het gebied zal een blauwe structuur worden aangelegd. Beoordeeld zal worden of deze structuur zo kan worden ingericht dat naast de functionele en landschappelijke waarde ook natuurwaarde wordt gerealiseerd. In het MER zal worden ingegaan op de milieueffecten die invloed kunnen hebben op de verspreiding en dichtheden van de aanwezige flora- en faunasoorten. De directe en indirecte lichteffecten op de omliggende natuurwaarden als het IJsselmeer of de PEHS zullen worden beschreven en beoordeeld. Het plangebied is op ruime afstand van het Natura 2000-gebied IJsselmeer gelegen en de directe invloed van geluid- of dergelijke milieueffecten lijkt niet aannemelijk. Wel kan het plangebied mogelijk als foerageer- of rustgebied worden gebruikt door vogelsoorten uit een beschermd natuurgebied en dit aspect zal worden onderzocht en beschreven. varianten In de alternatieven is de waterstructuur één van de elementen waarmee de ruimtelijke variatie in het ontwerp en (ecologische) inrichting kan worden gebracht.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
21
Afbeelding 13. Straatnamen in en rondom het plangebied
22
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3.8.
Verkeer en vervoer
Bereikbaarheid autoverkeer: voor de locaties voor (grootschalige) woningbouw en bedrijventerreinen is niet exact bekend welke effecten de ontwikkelingen op de doorstroming op het wegennet hebben. De leemte zal deels worden opgevuld, indien het gemeentelijk verkeer en vervoerplan wordt opgesteld. In dat kader moet nauwkeurig worden onderzocht welke verkeerskundige effecten de ruimtelijke ontwikkelingen in de polder hebben. Bij knelpunten zullen in het kader van het verkeers- en vervoersbeleid maatregelen moeten worden getroffen, niet alleen ten behoeve van de doorstroming, maar ook met inachtneming van het milieu. Ook bij de verdere uitwerking van het Structuurplan in bestemmingsplannen is nadrukkelijk aandacht nodig voor een goede ontsluiting/bereikbaarheid van de voorgestelde ruimtelijke ingrepen. Verkeersberekeningen zullen daartoe nodig zijn. (bron: Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer; Leemten in kennis)
analyse Het plangebied wordt deels omringd door hoofdinfrastructuur. De Cultuurweg vormt de westgrens en sluit aan op de N242. De provinciale weg N240 (Medemblikkerweg) vormt de oostgrens. Via de Flevoweg en de afslag Middenmeer van de A7 wordt het plangebied aan de noordzijde ontsloten. In het kader van de ontwikkeling Agriport 1 wordt vanaf de Flevoweg een nieuwe verbinding over de Westfriesche Vaart gerealiseerd die aansluit op de hoofdontsluitingsweg van het bedrijventerrein en die van daar via de N239 op de A7 aansluit. Voor zowel de noordelijke als zuidelijke ontsluiting is de afstand tot de A7, welke onderdeel is van de landelijke hoofdstructuur, zeer kort. Dwars door het plangebied lopen twee wegen: de Tussenweg en de Westermiddenmeerweg. Parallel aan de A7 zal de Flevoweg samen met de nieuwe brug en verbinding naar het bedrijventerrein Agriport A7 de as kunnen vormen voor de ontsluiting van zowel intern als extern transport. effecten De realisatie van grootschalige glastuinbouw leidt waarschijnlijk tot een toename van het verkeer binnen het plangebied en een toename van het verkeer vanuit het plangebied naar elders. Het betreft: - vrachtverkeer (of pendel) tussen de glastuinbouwbedrijven en agribusinessbedrijven; - vrachtverkeer vanuit het plangebied naar afnemers; - woon-werkverkeer van en naar de bedrijven. Er zal vooral sprake zijn van verkeer van en naar de A7. Buiten deze verbindingen zal de invloed naar verwachting beperkt zijn. De ontsluiting richting het noorden is reeds voorhanden door de afslag Middenmeer op de A7 en, in het zuiden, door de nieuwe ontsluitingsstructuur voor het agribusiness terrein Agriport A7, via de N239 op de A7. De westzijde van de A7 wordt door de Cultuurweg ontsloten. De verkeerstoename wordt in het MER meer in detail onderzocht, evenals de gevolgen met betrekking tot de geluidsbelasting, veiligheid en luchtkwaliteitsaspecten van die verkeerstoename. varianten In de varianten wordt er vanuit gegaan dat voor de ontsluiting zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande wegen (nadat deze geschikt zijn gemaakt voor de verwachtte intensiteit en verkeerstype). Hierdoor blijft de oorspronkelijke wegenstructuur behouden. In samenwerking met betrokkenen zal beoordeeld worden op welke wijze dit kan worden afgestemd op gemeentelijk en/of provinciale verkeersplannen.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
23
Afbeelding 14. Hoofdinfrastructuur
24
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
3.9.
Geluid, geur, stof
analyse Het wegverkeer op de rijksweg A7 en de provinciale weg N240 produceert geluid en stelt beperkingen door het vervoer van gevaarlijke stoffen. Direct grenzend aan de snelweg en de provinciale weg zal een geluid- en risicozone in acht moeten worden genomen. Er zijn bedrijven of functies in de omgeving van het plangebied bekend waarvoor een geluid-, veiligheid-, stof- of geurcontour geldt die mogelijk een beperking inhouden voor de functie glastuinbouw. Uit een eerste beoordeling betreft dit de volgende activiteiten: - het MLA (microlight aircraft) vliegveld, ten noorden van het plangebied, aan de Flevoweg; - een windturbine aan de Medemblikkerweg en aan de Flevoweg; - veeteeltbedrijven: In het plangebied zijn vier veeteeltbedrijf gevestigd, waarvan twee aan de Tussenweg, één aan de Cultuurweg en één aan de Westermiddenmeerweg. Een bedrijf aan de Tussenweg is een m.e.r.procedure gestart om het bedrijf te verplaatsen naar de zuidwesthoek van de Wieringermeerpolder. Er zal geanalyseerd worden wat het toekomstbeeld van de bedrijven is en in hoeverre de bedrijven een beperking inhouden voor de functie glastuinbouw en het mogelijk wenselijk is dat deze bedrijven naar buiten het plangebied verplaatst worden. Eventuele beperkingen worden in het MER beschreven en beoordeeld. effecten Van de glastuinbouwactiviteiten wordt geen geur- of stofhinder verwacht. In het MER zal wel beoordeeld worden of er bestaande activiteiten zijn rond het plangebied (veehouderijen, vliegveld) die met geur of stof mogelijk een beperking vormen voor de glastuinbouw. Door toename van het verkeer zal de geluidbelasting in het gebied naar verwachting toenemen. Tevens zal de geluidbelasting kunnen toenemen door de bedrijfsactiviteiten op de kavels. Het bedrijfs- en verkeersgerelateerde geluid zal worden berekend en de uitkomst hiervan zal in het MER worden gepresenteerd en beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met het gemeentelijke geluidbeleid. varianten Vooralsnog worden geen varianten voor de milieuaspecten geluid, geur en stof voorzien, anders dan in paragraag 3.10 is voorzien. 3.10. Energie en duurzaam bouwen analyse In het plangebied zijn meerdere veeteeltbedrijven gevestigd. Een aantal van deze bedrijven zal worden verplaatst of beëindigd. Indien een veeteeltbedrijf wordt ingepast in het ontwerp zal de huidige bedrijfsvoering worden doorgezet. De milieueffecten van de stookinstallaties van deze bedrijven is naar verwachting echter gering. Een evaluatie van de milieueffecten van de energievoorziening in het bestaande glastuinbouwareaal Agriport 1 kan relevante informatie bieden voor het MER. Tevens kan een dergelijke analyse inzicht geven in de toegepaste energiebesparingstechnieken, de toepassingsgraad van duurzame energie, de behaalde energie-efficiënte en de resterende emissies. In het MER zal de uitkomst van deze evaluatie worden gepresenteerd en vergeleken met de sectorprestaties alsmede de wettelijke eisen. Tevens zal de huidige stand van de techniek, zoals toegepast voor verwarming van het bestaande areaal op Agriport A7, worden gebruikt als referentievariant voor Agriport 2.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
25
effecten De belangrijkste te verwachten effecten van de energievoorziening voor de glastuinbouw is een lokale toename van de CO2 en NOx emissie. Indien de in het plangebied gevestigde veeteeltbedrijven worden verplaatst of beëindigd zal de fijnstof en/of geuremissie waarschijnlijk dalen. In het MER zal dit wel worden beschreven, maar zal, ten opzichte van deze autonome situatie, geen kwantitatieve beoordeling worden gemaakt van deze milieueffecten. Voor elke te presenteren energievoorzieningsvariant zullen de in te zetten energietechnieken, het gebruik van fossiele of duurzame energie (onderscheiden naar type) en de resulterende jaarlijkse (vermeden) CO2, NOx en zover relevant fijn stof emissie worden beschreven. Beoordeeld zal worden of de milieueffecten kunnen worden beperkt door de toepassing van een centrale energieopwekking (of restwarmte levering) ten opzichte van de veelal in de sector toegepaste decentrale warmte-kracht koppeling installaties. Voor een centrale opwekking kunnen door de schaalgrootte ook alternatieve brandstoffen worden overwogen of andere technieken. De milieu voor-/nadelen die deze varianten hebben met betrekking tot emissies, externe veiligheid of vervoersaspecten zullen worden beschreven. Indien vereist en relevant zal voor m.e.r.-(toetsings)plichtige centrale installaties de informatie in het MER worden gepresenteerd. Elke energievariant vereist een basisinfrastructuur. Deze basis energie-infrastructuur zal in het MER worden beschreven. Voor de voorkeursvariant zal tevens de geluidsemissie van de energievoorzieningen worden bepaald. Er zal worden beoordeeld of voor andere varianten de geluidsdruk c.q. de overlast voor direct omwonenden kan worden gereduceerd. varianten energie Met als startpunt de energieanalyse van Agriport 1, en de beschrijving van de verwachte functies op Agiport 2 (teelten, mate van belichting), wordt een energievisie opgesteld. De resultaten van de energievisie worden ingebracht in het MER. In het MER zal een samenvatting van de mogelijkheden om te komen tot een optimale energievoorziening worden beschreven. In eerste instantie zullen kansen voor de maximale uitnutting van zonneenergie en de toepassing van energiebesparing worden onderzocht. Hiermee wordt de resterende energievraag van de bedrijven bepaald. In tweede instantie zal worden beoordeeld of, en voor welk deel, in deze energievraag kan worden voorzien door de toepassing van duurzame energie. Indien een duurzame energievoorziening gedeeltelijk of geheel niet kan voorzien in de energievraag zal worden beoordeeld welke gangbare technieken het meest energie-efficiënt zijn. Aspecten die daarbij verder onderzocht worden zijn de effecten van: - restwarmteuitwisseling tussen bedrijven /clustering of levering van warmte door/aan de omgeving zoals bedrijventerrein, nieuwe woonwijken of afwijkende functies west van de A7; - synergie met de energievoorzieningen van het bestaande glastuinbouwgebied; - mogelijke vormen van energiebesparing; - toepassing duurzame energie zoals; gesloten kassen / koude- warmteopslag, aard-/bodemwarmte, windenergie, zonne-energie, energiewinning uit biomassa; - toepassing efficiënte energietechnologie zoals warmte- kracht koppeling. Voor deze techniek zal tevens beoordeeld worden wat de toegevoegde milieuwaarde is voor de regionale (wind) energieproductie; - het ruimtebeslag en de landschappelijk inpassing van centrale of decentrale energievoorziening.
26
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
Naast een economische en milieutechnisch optimale variant zal een CO2 neutrale energievariant worden beschouwd. In deze variant zal wel rekening worden gehouden met het CO2 verbruik van de glastuinbouwbedrijven voor bemesting en beschreven worden op welke wijze dit verbruik kan worden ingevuld. Voor het bestaande glasareaal is de vereiste energie-infrastructuur door de bedrijven in gezamenlijkheid gerealiseerd. In het MER zal deze onderlinge samenwerking beknopt worden gepresenteerd. Voor de uitbreiding zal worden beschreven op welke wijze aangesloten kan worden bij deze samenwerking en hoe dit organisatorisch is vorm te geven voor het VKA (en MMA indien afwijkend). duurzaam bouwen en efficiënt ruimtegebruik Voor duurzaam bouwen en efficiënt ruimtegebruik worden de mogelijkheden niet onderzocht. Het ruimtegebruik is door de grootschalige rechthoekige verkaveling al optimaal. Verdere verdichting van of mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik zullen niet worden beoordeeld. De bedrijfsgebouwen zijn gering in oppervlak. De gebouwen zullen moeten voldoen aan de wettelijk gestelde (energieprestatie) eisen. Het energieverbruik van deze gebouwen is relatief gering. Als uitzondering op deze regel zal de energievraag voor ruimtekoeling worden beoordeeld. Indien dit een substantiële energievraag oplevert zal beoordeeld worden of de koeling kan worden gekoppeld aan de energievoorziening voor de kas. 3.11. Licht analyse In nauw overleg met omwonenden, gemeente en milieufederatie Noord-Holland is voor Agriport 1 een beleidsregel opgesteld om hinder voor mens en natuur van groeilicht te beperken. Voor het glasareaal op Agriport 1 geldt de verplichting voor afscherming van kassen van 6 uur ’s avonds tot 6 uur ’s ochtends met 95 % afscherming van de daken en van zonsondergang tot zonsopkomst met 100 % afscherming van de zijgevels. Landelijk is de sector met overheid en Stichting Natuur en Milieu in overleg om lichtemissie afkomstig van het gebruik van groeilicht te beperken. effecten In de kassen zal naar verwachting, net als bij Agriport 1, glasgroente worden geteeld. Om jaarrond te kunnen telen zal voor een aantal gewassen naar verwachting groeilicht (zogenaamde assimilatiebelichting) worden gebruikt. In het MER zal het lichteffect voor direct omwonenden en de inwoners van Middenmeer worden beschreven. Op basis van een reële verwachting (en mogelijk een worstcase verwachting) van de lichtemissie zal de directe lichtwaarneming (in candela per m2) en de indirecte lichtwaarneming (in lux) worden beschreven bij verschillende weersomstandigheden. In de praktijk is de lichthinder sterk afhankelijk van weerscondities, teelttype, klimaatregeling en de toepassing van schermen. Afbeelding 15. Het effect van de afscherming van kassen op de lichtemissie (85 % bovenscherm) NB op Agriport A7 moet het bovenscherm 95 % afschermen
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
27
De lichtuitstraling van de uitbreiding zal kwalitatief en kwantitatief worden onderzocht (ook in samenhang met de bestaande locatie). In het MER wordt ingegaan op de maatregelen die genomen moeten worden in het kader van de beperking van de lichthinder voor mens, natuur en indien relevant, landgebruik. varianten In het MER zal beoordeeld worden of de vigerende wettelijke eisen en de landelijk geldende en voorziene afspraken tussen sector, overheid en milieubeweging een verbetering opleveren ten opzichte van de voor Agriport 1 opgestelde eisen ter beperking van de lichthinder. Hierbij aansluitend zal tevens worden beoordeeld of teelttechnisch en bedrijfseconomisch het afschermingsniveau of de afschermingsduur nog scherper kan worden gesteld om hinder verder te beperken. 3.12. Afvalhuishouding analyse Afval wordt, volgens gemeentelijk beleid, gescheiden ingezameld en afgevoerd. effecten De afvalhuishouding voor regelmatig of jaarlijks vrijkomend bedrijfsafval zal worden samengevat. In het MER wordt voor deze stromen beoordeeld of beperking door preventie en hergebruik mogelijk is en wat de mogelijkheden zijn voor inzameling en verwerking van het restafval. varianten Mogelijkheden voor verwerking van groenafval zijn de compostering van de nabijgelegen stortplaats (CAW/Holland Collect) en (de)centrale biomassaverwerkingsinstallatie. 3.13. Externe veiligheid analyse Externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico’s voor de omgeving. Risicovolle activiteiten in en rond het plangebied zijn globaal beoordeeld en lijken niet belemmerend. effecten Voor voorgenomen activiteiten (kassen waarin bijvoorbeeld energie-installaties en chemicaliënopslag kunnen worden gerealiseerd) zullen de risico's in kaart worden gebracht. Aandachtspunten zijn verder de veiligheidsafstand tot de A7, N240, windmolens en ondergrondse kabels en leidingen. Indien relevant voor de inrichting of plaatsing van functies zullen het plaatsgebonden- en groepsrisico worden bepaald. De uitkomst hiervan wordt in het MER samengevat. varianten Vooralsnog worden geen varianten voor externe veiligheid voorzien. 3.14. Cumulatie van effecten De milieueffecten van Agriport 2 zullen worden beschreven en beoordeeld in het licht van bestaande plannen en geplande ontwikkelingen. Hierbij zal waar nodig aandacht besteed worden aan cumulatie van milieueffecten. Zo zal bij de beschrijving en beoordeling van het lichteffect van de uitbreiding het verwachte groeilichteffect van de bestaande glastuinbouwlocatie Agriport 1 worden betrokken. Eenzelfde aanpak wordt voorzien voor de beschrijving en beoordeling van de effecten op de verkeersintensiteit, geluidsbelasting en luchtkwaliteit.
28
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
4. ALTERNATIEVEN 4.1. Ontwikkeling alternatieven Volgens de Wet milieubeheer moet in ieder geval een Nulalternatief en een Meest Milieuvriendelijk Alternatief worden beschreven. Het Nulalternatief is de situatie die ontstaat in het geval het voornemen niet wordt uitgevoerd. Voor de initiatiefnemer is dit geen reëel alternatief, omdat dit niet voldoet aan zijn doelstellingen. In het MER zal het Nulalternatief daarom als referentiekader in de beschrijving van de huidige en autonome situatie worden opgenomen. Het referentiekader is dan het uitgangspunt waarmee de verwachte milieugevolgen van de alternatieven worden vergeleken. Het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) is een realisering van het glastuinbouwgebied, waarbij wordt uitgegaan van de best bestaande mogelijkheden ter bescherming en/of verbetering van het milieu. Het MMA moet realistisch zijn, dat wil zeggen dat het moet voldoen aan de doelstellingen van de initiatiefnemer en gemeente en dat het financieel en technisch realiseerbaar moet zijn. Op grond van het MMA zal in het MER ook het Voorkeursalternatief (VKA) worden beschreven. Dat is het alternatief waarin het streven is gericht op handhaving van zo veel mogelijk elementen uit het MMA, maar waarin de elementen uit het MMA die op gespannen voet staan met de realiseerbaarheid of met de doelstellingen van de initiatiefnemer, zijn aangepast tot een ‘second best’ oplossing, die daaraan wel voldoet. Omdat dit alternatief de voorkeur krijgt van de initiatiefnemer wordt dit het Voorkeursalternatief genoemd. 4.2. Planelementen Alle alternatieven bestaan uit een aantal planelementen. Voorafgaand aan het opstellen van deze Startnotitie is in een proces met de gemeente Wieringermeer een Samenwerkingsovereenkomst en een Nota van Uitgangspunten opgesteld. Deze stukken zijn met het bevoegd gezag besproken en de uitkomsten van dit overleg zijn in deze Startnotitie verwerkt. In het algemeen geldt dat bij de uitwerking van het voornemen naar een evenwicht zal worden gezocht tussen de economische haalbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit. Voor de uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit wordt aangesloten bij het Structuurplan Wieringermeer en het bijbehorende Beeldkwaliteitsplan, waarop de Nota van Uitgangspunten mede is gebaseerd. De uitgangspunten hieruit zullen samen met de aandachtspunten uit het gewenst gebruik in het MER in acht worden genomen bij de ontwikkeling van de alternatieven. Meer specifiek is, op basis van het programma, de ervaring van Agriport 1 en de gebiedsanalyse een verkenning gedaan naar de mogelijkheden voor de ruimtelijke inrichting van het plangebied. Het landschap, de cultuurhistorische waarde van het gebied en de grootschaligheid van de bedrijven bleken sterk bepalend voor die inrichting. De mogelijke inrichtingen hangen dan ook vooral samen met: - de invulling van de noordzijde van het plangebied; - de invulling van de strook langs de A7; - de ligging van watercompensatie. Dit heeft in de Nota van Uitgangspunten geresulteerd in verschillende varianten voor de inrichting van de westzijde van het plangebied en in een aantal principeprofielen voor de invulling van de strook langs de A7 (paragraaf 4.3). Bij de verdere uitwerking van de alternatieven in het MER zullen de hierboven al genoemde planelementen een belangrijke rol spelen.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
29
Afbeelding 16. Inrichtingsvariant 1
Afbeelding 17. Inrichtingsvariant 2
30
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
De aanzet tot varianten uit de Nota van Uitgangspunten zal, in nauwe afstemming met betrokkenen worden uitgewerkt tot de hiervoor genoemde alternatieven, in het MMA en in het VKA. De aspecten water, groen en ontsluiting zullen vorm krijgen wanneer meer bekend is over onder andere de benodigde hoeveelheid water voor compensatie verhard oppervlakte, de wens en mogelijkheid voor groen in het plangebied en de ontsluitingsopties. Bij de ontwikkeling van het MMA en het VKA zal tevens worden bezien op welke wijze een aantal andere elementen worden opgenomen: - het al dan niet ‘inpakken’ van de glastuinbouw in een randzone met bebouwing en/of groen. Hierbij ligt een keuze voor om of, en zo ja in welke vorm, een groenzone langs de Westermiddenmeerweg zal worden opgenomen; - het al dan niet behouden van de bomen langs de wegen of voor de boerderijen. De bomen aan de voorzijde van deze erven vormen een belemmering voor de aanleg van water, kabels en leidingen. De bomen aan de achterzijde van de erven zijn in verband met de nabije ligging van een kas niet gewenst; - de manier waarop nieuwe wateroppervlak(ken), nodig voor de compensatie van de verharding, worden geplaatst en vormgegeven; - het eventuele gebruik van grondwallen als opstap en afscherming van de kassen en het openen van grondwallen op zichtlijnen door het gebied; - het openen of openhouden van zichtlijnen langs de Wagentocht en Tussentocht; - het invullen van overhoeken aan de voorzijde van de glastuinbouwbedrijven voor functies als water en/of (glastuinbouw gelieerde) bedrijvigheid; - het al dan niet inpassen van de bestaande boerderijen en woningen; - de wijze van inrichten en het aanzicht van de rand langs de A7; - een eventuele opwaardering van de Flevoweg, Westermiddenmeerweg en/of Tussenweg; - de milieutechnische wenselijkheid van een productpendel voor productverwerking/verlading van glastuinbouwbedrijven naar het bedrijventerrein; - de wijze waarop langzaam verkeer inpasbaar is; - de wijze waarop langzaam en snelverkeer kunnen worden gescheiden; - de wijze waarop kan worden gefaseerd. Het ligt in de bedoeling deze elementen zo veel mogelijk op elementniveau te beschrijven en af te wegen. De meest milieuvriendelijke wijze wordt dan vervolgens opgenomen in het MMA. Alleen indien deze keuzes op gespannen voet staan met de realiseerbaarheid of met de doelstellingen van de initiatiefnemer, wordt een ‘second best’ oplossing opgenomen in het VKA. 4.3. Inrichtingsvarianten uit Nota van Uitgangspunten Hiernaast zijn twee impressies weergegeven met voorbeeldinvullingen voor het plangebied (afbeeldingen 16 en 17). Voor het plangebied ten oosten van de A7 wordt uitgegaan van zoveel mogelijk grootschalige glastuinbouwkavels. Aan de westzijde van de A7 (deelgebied B) wordt geen glastuinbouw geplaatst. Binnen de op de impressies weergegeven vlakken, wordt gedacht aan waterberging met eventueel verspreide bebouwing. Deze invulling moet voldoen aan de in het ‘Beeldkwaliteitsplan bij het Structuurplan Wieringermeer’ genoemde uitgangspunten.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
31
4.4. Principeprofielen uit Nota van Uitgangspunten Richtinggevend voor de alternatieven zijn ook de inrichting langs de oostzijde van de A7. Hierbij kan gedacht worden aan het doen van marginale wijzigingen, het plaatsen van een bomenrij of grondwal of het plaatsen van (een deel van) de voor compensatie van verhard oppervlakte benodigde waterstructuur. Hierna worden een aantal principeprofielen hiervan weergegeven. 4.4.1. Huidige situatie Afbeelding 18. Profiel A7 en omgeving, huidige situatie west
oost
In de huidige situatie bestaat de A7 uit 2 rijbanen met een middenberm. Aan beide zijden van de A7 bevindt zich een berm en bermsloot. Langs de oostzijde van de A7 is de Flevoweg gelegen. 4.4.2. Principeprofielen Voor de profielen langs de A7 zijn verschillende mogelijkheden. Vooralsnog wordt gedacht aan verschillende varianten die aangeduid kunnen worden als: - geen extra ingrepen; - bomenrij; - grondwal; - waterberging. Uitgangspunten zijn dat de Flevoweg, indien nodig, geschikt gemaakt zal worden voor vrachtverkeer en worden voorzien van een vrij liggend fietspad (oranje). Daarnaast moet ruimte gereserveerd worden voor een strook voor kabels en leidingen (rood) en wordt er vanuit gegaan dat er langs de kassen een onderhoudspad zal worden aangebracht. geen extra ingrepen Afbeelding 19. Profiel A7 en omgeving; geen extra ingrepen
In het bovenstaande principeprofiel is, naast een vrij liggend fietspad langs de Flevoweg en een zone voor kabels en leidingen, geen extra ingrepen gedaan tot het glastuinbouwgebied.
32
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
bomenrij Afbeelding 20. Profiel A7 en omgeving; bomenrij
In het bovenstaande principeprofiel zijn bomenrijen aangebracht ter geleiding van de A7 en als windvanger en verzachting van de rij kassen. grondwal Afbeelding 21. Profiel A7 en omgeving; grondwal
Principeprofiel ‘grondwal’ gaan uit van de plaatsing van een grondwal tussen de bermsloot en de (onderhoudsweg van de) kassen. Deze grondwal schermt een deel van het zicht van de A7 en Flevoweg op de kassen af. waterberging Afbeelding 22. Profiel A7 en omgeving; waterberging
Principeprofiel ‘waterberging’ gaat uit van het principe dat alle watercompensatie4, naast de noodzakelijke verbreding van bestaande sloten binnen het plangebied, in de zone langs de A7 worden gerealiseerd. In het MER zullen verschillende opties voor waterberging worden onderzocht. Opties zijn naast het plaatsen van watercompensatie aan de oostzijde van de A7, het verdelen van de watercompensatie over beide deelgebieden aan weerszijden van de A7.
4
Benodigd water ter compensatie van het nieuw verhard/bebouwd oppervlak.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
33
4.5. Vergelijking Alternatieven In het MER worden de effecten van het MMA en het VKA op een groot aantal aspecten en criteria geanalyseerd. De reikwijdte van de beschreven effecten beperkt zich niet alleen tot het plangebied, maar betreft een groter gebied (afhankelijk van de aard van het effect). De effecten zijn gerelateerd aan de situatie waarbij het gebied niet planmatig wordt ontwikkeld maar zich op een autonome wijze (referentiesituatie) ontwikkeld. De effectbeoordeling zal schriftelijk worden toegelicht en er zal gebruik gemaakt worden van een +/- beoordeling met de volgende schaal: ++
Zeer positief ten opzichte van de referentiesituatie
+
Positief ten opzichte van de referentiesituatie
0/+ Enigszins positief ten opzichte van de referentiesituatie 0
Neutraal ten opzichte van de referentiesituatie
0/-
Enigszins negatief ten opzichte van de referentiesituatie
-
Negatief ten opzichte van de referentiesituatie
--
Zeer negatief ten opzichte van de referentiesituatie
4.6. Presentatie landschappelijke inrichting Het in overeenstemming met het provinciaal beleid op te stellen Beeldkwaliteitsplan zal input leveren voor het MER. In het MER zullen onderdelen van de verschillende milieuelementen worden uitgewerkt als varianten op de alternatieven. Hierbij zal worden aangegeven in hoeverre het landschap en de cultuurhistorie afleesbaar zijn en blijven. De landschapeffecten zullen worden gevisualiseerd met schetsen en fotomontages waarbij zowel het vogelvlucht- als het ooghoogteperspectief zal worden gebruikt voor een realistische weergave van de te tonen (nieuwe) werkelijkheid.
34
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
5. BESLUITVORMING EN MER-PROCEDURE 5.1. Bestemmingsplan Het plangebied heeft op dit moment de bestemming agrarisch gebied (Bestemmingsplan buitengebied 1996, partiële herziening 1999). Voor de uitbreiding van Agriport A7 zal een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden. Mogelijk zal gedurende de planprocedure blijken dat separate bestemmingsplanprocedures worden doorlopen voor de westzijde en de oostzijde van de A7. 5.2. Milieueffectrapportage procedure De milieueffectrapportage procedure bestaat in hoofdlijnen uit de volgende vijf stappen: 1. Startnotitie De Startnotitie wordt opgesteld door de initiatiefnemer van het voornemen, Agriport Uitbreiding Beheer bv. De formele start van de MER-procedure wordt gevormd door het indienen van deze Startnotitie bij het bevoegd gezag, de Gemeente Wieringermeer. 2. Inspraak en richtlijnen Bij de inspraak op de Startnotitie gaat het om de vraag of er naast de in deze Startnotitie aangegeven onderwerpen, naar uw mening aanvullende onderwerpen nader onderzocht dienen te worden in het milieueffectrapport (MER). De Cie-m.e.r. geeft haar advies in de vorm van conceptrichtlijnen. Daarna stelt de Gemeente als bevoegd gezag aan de hand van de adviezen en de inspraakreacties de richtlijnen vast. In de richtlijnen wordt aangegeven welke informatie het MER dient te bevatten en welke milieuaspecten moeten worden uitgewerkt. 3. MER en aanvaardbaarheid Het MER wordt vervolgens door de initiatiefnemer opgesteld aan de hand van de richtlijnen. In het MER zullen de alternatieven onderling en ten opzichte van het nulalternatief worden vergeleken. Het doel is om inzicht te geven in de mate waarin, dan wel de essentiële punten waarop, de positieve en negatieve effecten van het voornemen verschillen. Na afronding wordt het MER voorgelegd aan het bevoegd gezag. Wanneer gemeente het MER ‘aanvaardbaar’ acht, wordt het ter visie gelegd. Het is de bedoeling deze tervisielegging voorafgaand aan of tegelijk met die van het besluit over het ontwerpbestemmingsplan zal plaatsvinden. 4. Inspraak en toetsing MER In deze fase bestaat voor een ieder de mogelijkheid tot het maken van schriftelijke en mondelinge (hoorzitting) opmerkingen over het MER. De wettelijke adviseurs wordt ook om advies gevraagd over het MER. De Cie m.e.r. toetst in deze fase het MER aan de wettelijke eisen en op juistheid en volledigheid. Vervolgens geeft de Cie m.e.r het bevoegd gezag een toetsingsadvies waarin wordt aangegeven in hoeverre het MER voldoende (milieu)informatie bevat voor de besluitvorming. 5. Besluitvorming In deze fase wordt het ontwerpbestemmingsplan zo nodig aangepast, op grond van de ontvangen inspraakreacties, adviezen en overleg over zowel het MER als het (voor)ontwerp bestemmingsplan. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Op grond van de inspraakreacties (zienswijzen) neemt het bevoegd gezag het MER-plichtige besluit, de vaststelling van het bestemmingsplan, en legt dat wederom ter inzage. Hierna begint eventueel de periode van bezwaar en beroep voor het bestemmingsplan.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
35
5.3. Reeds genomen besluiten In het MER zal nader worden ingegaan op het Omgevingsplan Noord-Holland Noord en het Structuurplan Wieringermeer. In deze plannen is het plangebied aangewezen voor uitbreiding van de bestaande projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw, maar is over de exacte begrenzing hiervan nog geen beslissing opgenomen. De in paragraaf 1.3 aangegeven begrenzing van Agriport 2 vormt uitgangspunt voor het MER.
36
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
6. GERAADPLEEGDE LITERATUUR -
Beeldkwaliteitsplan bij het Structuurplan Wieringermeer, Gemeente Wieringermeer, juni 2006. Beleidsnota Natuur en Landschap, Provincie Noord Holland, 1993. Beleidsregel assimilatiebelichting gemeente Wieringermeer, gemeente Wieringermeer, 3 mei 2006. Besluit milieueffectrapportage 1994 zoals laatst gewijzigd bij Besluit van 23 december 2004, Staatsblad nr. 224, 1999. Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering glastuinbouw en Stimuleringsregeling Inrichting duurzame glastuinbouwgebieden, Ministerie LNV, jan 2000. Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan voor de gemeente Wieringermeer, Gemeente Wieringermeer, 17 februari 2006. Brief van De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dr. C.P. Veerman, onderwerp: Glastuinbouw, kenmerk: DL.2006/1162, 19 mei 2006. Brief van De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dr. C.P. Veerman, onderwerp: Nadere uitwerking ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw, kenmerk: DRZw/2005/5449, 13 september 2005. Compensatieovereenkomst Agriport A7 in de Wieringermeer, 28 april 2006. De Nota Ruimte , Ieder zijn rol, VNG, IPO, Min. VROM, LNV, VenW, EZ, Bzk, december 2005. Geluidsbeleid gemeente Wieringermeer. Optimalisatie Agriport A7, Gemeente Wieringermeer, 15 juni 2006. Optimalisatie Agriport A7, LBP, 15 juni 2006. Plankgas voor glas?, Raad voor het Landelijk gebied, april 2005. Huishoudelijk reglement archeologie Agriport A7, 20 september 2006. Landbouw Effect Rapportage ten behoeve Agriport A7, Grontmij, 24 juni 2005. Manifest Strategische agenda Greenports Nederland, juni 2005. Mid term review herstructurering glastuinbouw, Utrecht, april 2005. Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer, gemeente Wieringermeer, 1 juni 2006. Nederland in 2015. Bouwstenen voor een toekomstverkenning, Stichting atlas voor Gemeenten, maart 2006. Nota van Uitgangspunten Agriport 2, Gemeente Wieringermeer, 9 juli 2007. Notitie ‘Ruimte voor de Glastuinbouw’, Provincie Noord Holland, maart 2003. Ontwikkelingsbeeld Noord Holland Noord, Ontwikkelen met kwaliteit, ruimtelijke samenhang op uitvoering gericht, oktober 2004. Ruimtelijk beleid glastuinbouw, NovioConsult, 31 mei 2005. Ruimte voor glastuinbouw, provincie Noord-Holland, maart 2003. Structuurplan Wieringermeer 2006-2016, gemeente Wieringermeer, juli 2006. ‘Wieringermeer… de ontbrekende schakel?’, een studie naar de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden tot 2020, Gemeente Wieringermeer, (september 2002). www.agriporta7.nl. www.eia.nl. www.infomil.nl. www.minvrom.nl. www.noordholland.nl. www.vliegclubwieringermeer.nl. www.wieringermeer.nl.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
37
38
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
7. BEGRIPPEN- EN AFKORTINGENLIJST Agriport A7, Agriport 1 en
Agriport A7 omvat de ontwikkeling van een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek en een pro-
Agriport 2
jectlocatie voor glastuinbouw in de Wieringermeer. De eerste fase van deze ontwikkeling is in het Structuurplan Wieringermeer 2006-2016 ook aangeduid als Agriport 1. De uitbreiding van de projectlocatie voor glastuinbouw, aangrenzend aan en ten noorden van de bestaande projectlocatie, is in het Structuurplan aangeduid als Agriport 2. In deze Startnotitie en in het daaropvolgende MER zullen de termen als volgt worden gebruikt: -
Agriport A7 omvat de ontwikkeling van een bedrijventerrein voor agribusiness en logistiek en een projectlocatie voor glastuinbouw in de Wieringermeer. Uitbreiding van de glastuinbouw projectlocatie maakt onderdeel uit van het agrologistieke cluster Agriport A7 in de gemeente Wieringermeer;
-
Agriport 2 is de aanduiding voor het plangebied voor de uitbreiding van de glastuinbouwprojectlocatie direct aangrenzend en ten noorden van de bestaande glastuinbouwprojectlocatie;
-
het plangebied voor de bestaande glastuinbouwprojectlocatie en het agrologistieke bedrijventerrein wordt aangeduid als Agriport 1.
MER m.e.r.
Milieueffectrapport (een product van een m.e.r.-procedure). Milieueffectrapportage; een hulpmiddel bij de besluitvorming, dat bestaat onder andere uit het maken, beoordelen en gebruiken van een startnotitie m.e.r. en een MER en het evalueren achteraf van de gevolgen voor het milieu van de uitvoering van een mede op basis van die MER genomen besluit, een en ander met inachtneming van de voorgeschreven procedurele uitgangspunten.
Alternatief
Andere wijze om de voorgenomen plan redelijkerwijs te realiseren. De Wet milieubeheer schrijft voor, dat in een MER alleen alternatieven moeten worden beschouwd, die redelijkerwijs in de besluitvorming een
Autonome ontwikkeling
rol kunnen spelen. Veranderingen, die zich naar verwachting in het milieu zullen voltrekken als noch de voorgenomen activiteit noch één van de alternatieven wordt uitgevoerd.
Cumulatief
Samenvoegend, ophopend. Een milieueffect van een plan kan apart beoordeeld worden maar ook in relatie met andere milieueffecten van andere plannen.
Assimilatiebelichting
Belichting die de groei van gewassen bevorderd. Ook wel aangeduid als groeilicht.
CO2
Kooldioxide (koolzuurgas).
Wro
Wet ruimtelijke ordening.
NAP
Nieuw Amsterdams Peil.
Cie m.e.r.
Commissie voor de milieurapportage zie tevens www.eia.nl.
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur.
ha
Hectare (is gelijk 10.000 m ).
2
NOx
Stikstofoxide.
GJ (kWh)
Giga Joules (kiloWattuur) eenheden voor energie.
SBZ
Speciale Beschermings Zone.
(P)EHS
(Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur.
Lux (candela)
Eenheid voor licht luminantie (illuminantie) respectievelijk lichtintensiteit (lichthelderheid).
dBa
Decibel.
MMA
Meest Milieuvriendelijke Alternatief.
VKA
Voorkeurs Alternatief.
Plangebied
Het gebied waarvoor wijziging van de bestemming vereist is om het voornemen te realiseren.
Studiegebied
Een studiegebied is een gebied waarbinnen milieueffecten als gevolg van de ontwikkelingen binnen het plangebied kunnen optreden. De omvang van het studiegebied kan groter zijn dan het plangebied als het effect van een activiteit in het plangebied reikt tot buiten het plangebied.
LOG
Landbouw Ontwikkelingslocatie voor Glastuinbouw.
Drooglegging
de afstand tussen maaiveldhoogte en hoogte van het grondwater.
De inundatienorm
de norm voor het aantal malen dat het gebied mag overstromen.
Wettelijke adviseurs
in kader van een besluit of procedure aangewezen ministeries of andere overheidsinstellingen die advies moeten worden gevraagd.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
39
40
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
BIJLAGE I Beleidskader
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
beleidskader milieu
Europees beleid Kaderrichtlijn water (2000)
De kwaliteit van watersystemen verbeteren, het duurzame gebruik van water bevorderen en de verontreiniging van grondwater verminderen.
Verdrag van Malta (1992)
Archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke bewaren en beheersmaatregelen nemen om dit te bewerkstelligen.
Richtlijn luchtkwaliteit (2001)
Beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging.
Habitat- en vogelrichtlijn
Voorkomen van schending van specifieke dieren en planten en hun leefgebieden.
Richtlijn voor de Evaluatie en Beheersing van omgevingslawaai (2002) Rijksbeleid Vierde nota Waterhuishouding
Hoofddoelstelling: het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Integraal waterbeheer is uitgangspunt. Aandacht voor gebiedsgericht maatwerk Waterkwaliteitsbeleid.
Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw WB21 richt zich onder andere op: (2001)
-
het terugdringen van de wateroverlast;
-
het creëren van meer ruimte voor water;
-
de aanpak van diffuse bronnen van verontreiniging, watertekorten en verdroging.
Bestuurlijke nota watertoets (2001)
Watertoets: water sturend bij ruimtelijk inrichting.
Nota Ruimte (2005) en uitwerking voor Bundeling van de niet-grondgebonden en kapiruimtelijk beleid glastuinbouw
taalintensieve landbouw in gebieden die duurzaam ingericht en landschappelijk goed ingepast zijn. Er zijn 10 gebieden aangewezen als ontwikkelingsgebied voor glastuinbouw naast mogelijkheid concentratielocaties aan te wijzen.
Monumentenwet (1998) Nota Belvedère (1999)
Regeling van het behoud van de cultuurhistorische identiteit van een specifiek aangewezen gebied.
Flora en Fauna wet
Bescherming van specifiek aangewezen plantenen diersoorten.
Natuurbeschermingswet
Bescherming van gebieden, die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen. De bescherming van Natura 2000-gebieden is in deze wet vastgelegd.
Structuurschema Verkeer en Vervoer
Uitwerking hoofdstructuur aders weg-, water en buisleidingvervoer. A7 behoort tot hoofdrijkswegenstructuur.
Meerjarenprogramma infrastructuur en vervoer
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
Nota Mobiliteit (2004, nog niet vastgesteld)
Verbetering van bereikbaarheid. Groei van mobi-
beleidskader milieu
liteit binnen de wettelijke en beleidsmatige kaders zoveel mogelijk in goede banen leiden. Bijdragen aan een betrouwbare reistijd van deur tot deur. Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Beëindigen van het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in derde wereldlanden.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (BE- BEVI legt veiligheidsnormen op aan overheden VI) (2004)
die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein.
Wet Vervoer gevaarlijke stoffen (1995) Wet Geluidhinder (1997) ontwerpwet Besluit luchtkwaliteit
Beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor zwaveldioxide en stikstofoxiden normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Structuurschema Groene Ruimte (1995) Anders omgaan met water (2000)
Watertoets: water sturend bij ruimtelijk inrichting.
Agenda voor een vitaal platteland
De vitaliteit van een gebied wordt bepaald door een bloeiende economie, goede woonomstandigheden, een levendige sociale structuur en sterke identiteit, een gezond functionerend ecosysteem en een aantrekkelijk landschap.
Provinciaal beleid Streekplan:
Ontwikkelingsbeeld
Noord- In het Ontwikkelingsbeeld zijn de ambities van Innovatief ruimtegebruik.
Holland Noord
provincie Noord-Holland ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de provincie Zie tevens onderstaand kader. aangegeven. Gebied aangewezen in nauwe samenhang met LOG het Grootslag voor glastuinbouw. Zie tevens onderstaand kader.
Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006
Concentreren glastuinbouw op projectlocaties
Thema’s in het milieubeleidsplan zijn onder
Tegengaan groei/versnippering bestaande glas- andere: -
duurzaam produceren en consumeren;
Herstructurering bestaande glastuinbouwgebie- -
voorkomen van schade aan de men-
den, duurzame inrichting van nieuwe glastuin-
selijke gezondheid.
tuinbouwbedrijven buiten concentratiegebieden.
bouwgebieden: innovatief ruimtegebruik, duur- verbeteren van de kwaliteit van de leefomzaam bouwen en ondernemen, duurzaam water- geving. beheer en stimuleren biologische glastuinbouw.
Energiebesparing, uitwisseling van energieen/of reststromen etc. vormen belangrijke principes. Inpassing van projecten moet geschieden op basis van respect voor de leefomgeving en de karakteristieke landschapskenmerken.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
beleidskader milieu
Kern van het ruraal ontwikkelingsplan voor Bevorderen ‘complexvorming’ van glasteelt.
Ontwikkelen en toepassen milieuzorgsys-
Noord-Holland
temen. Potenties voor recreatief medegebruik van glastuinbouwgebieden benutten.
PEHS beleidskaart en provinciale nota Doelstelling van de PEHS is het met elkaar ver‘Groene Wegen’ (2004)
binden van natuurgebieden om zodoende te komen tot uitwisseling van populaties. De PEHS is op de beleidskaart aangegeven naast het plangebied gelegen, namelijk langs de Westfriesche Vaart. Nota geeft streefbeelden voor ecologische verbindingzones en gewenst streefbeeld voor PEHS langs de Westfriesche vaart.
Landbouwagenda 2000-2005
In de landbouwagenda worden drie kernthema’s aangegeven, namelijk: -
opschaling;
-
duurzaamheid;
-
verbreding.
Ontwikkelen van de Kop van Noord-Holland tot een eerste klas tuin- en landbouwgebied met een sterke concentratie van kennisleveranciers, primaire producenten, handel en toelevering. Ontwikkelen van een optimaal vestigingsgebied voor onder andere glastuinbouw. Stimuleren van innovatieve en integrale ketenprojecten. Bewust omgaan met water Provinciaal wa- Thema’s binnen het waterhuishoudingsplan zijn onder andere: terplan Noord-Holland 2006-2010 zorgen voor veiligheid; -
afwenteling van problemen in tijd of plaats voorkomen;
-
specifieke behoeften afstemmen op ruimtelijke en ecologische mogelijkheden;
-
het betaalbaar houden van water.
Herstel van kwelwaterstromen in de polders om floristische waarden te herstellen. Optimaal agrarisch gebruik met een goede aanen afvoer van water en een goede waterkwaliteit ingeval van toegekende functie aan land- en tuinbouw. Nota
cultuurhistorische
Noord-Holland
regioprofielen Behoud van cultuurhistorische waarden door ontwikkeling. Voor plangebied zijn dat de grote verkaveling en de cultuurhistorische lijnen gevormd door de vaarten en tochten. De Wieringermeerpolder leent zich uitstekend voor diverse ontwikkelingen, zoals grootschalige glastuinbouw. Het is van belang dat het totaalontwerp van Wieringermeer als uitgangspunt wordt gebruikt in de uitwerking van de plannen.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan,
Het plan richt zich op verkeersveiligheid, leef-
beleidskader milieu
Provinciaal Meerjaren raming Infrastructuur baarheid en bereikbaarheid van voorzieningen. (PMI)
Faciliteren van de vervoersbehoefte. In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moeten de consequenties ten aanzien van verkeer en infrastructuur in beeld worden gebracht. In het PMI zijn voorziene plannen voor provinciale wegen opgenomen.
Provinciaal Energie / CO2 beleid 2000-2005
Het energiebeleid kent twee doelen: -
terugdringen van de CO2-emissie;
-
verduurzamen van het energieaanbod.
Om deze doelen te bereiken levert de provincie inspanning op het gebied van: -
ondersteunen van gemeenten (aanbieden van maatwerk-CO2-pakketten en een CO2-servicepunt);
-
mee-investeren in regionale energieprojecten;
-
energie een prominente plaats geven in de eigen provinciale milieu- en ruimtelijke regelgeving.
Waterbeheersingsplan van de waterschap- Relevante doelstellingen: pen Hollands Noorderkwartier
-
zorg dragen voor een veilig wonen en gezond water;
(ontwerp WBP 3 2007-2009) -
integraal waterbeheer;
-
onderscheiden van hoofd- en nevenfuncties van water, waaronder landbouw en natuur;
-
instandhouden van landschappelijke structuren, inclusief de structuur van de watergangen.
-
aandacht voor de belevingswaarde en de toekomstwaarde van water.
Aansluiten van alle afvalstromen van de glastuinbouw op de riolering, met uitzondering van nietverontreinigd regenwater. Zorg dragen voor een goede waterhuishoudingstructuur en knelpunten binnen het plangebied oplossen. Aandachtspunten zijn waterzuivering en gietwatervoorzieningen. Handboek ontheffingen waterbeheer (2003)
Uitwerking Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Gemeentelijk beleid Toekomstvisie: Wieringermeer in perspec- Op basis van een economische en demografitief (2000)
sche verwachting is een strategische beleidsontwikkeling opgesteld. Keuze voor ontwikkeling van regionaal bedrijventerrein in combinatie met natuur en versterken landbouw. Glastuinbouw in concentratiegebieden wordt gezien als kans.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
De ontbrekende schakel (2002)
In dit rapport worden de kansen en bedreigingen
beleidskader milieu
van de vele bestaande en nieuwe ontwikkelingsprojecten in Wieringermeer beschreven. De ontwikkeling van glastuinbouw past binnen de ambities van de gemeente. Structuurplan Wieringermeer (2006)
In dit rapport worden van de vele bestaande en nieuwe ontwikkelingsprojecten de effecten beoordeeld en geplaatst in een ruimtelijke context. De uitbreiding van glastuinbouw is beoordeeld en is goed inpasbaar ten noorden van de bestaande locatie Agriport A7.
Bestemmingsplannen Agriport A7 (2006)
Ruimtelijk ordeningsdocument op basis waarvan de gemeente activiteiten al dan niet toestaat in plangebied Agriport A7 (fase 1)
Bestemmingsplan Wieringermeer en bui- Ruimtelijk ordeningsdocument op basis waarvan tengebied (1997)
de gemeente activiteiten al dan niet toestaat. Het project past niet in het huidige bestemmingsplan.
Beleidsregel assimilatiebelichting (2006)
Gemeentelijk beleid voor afschermen van assimilatiebelichting in de glastuinbouw voor plangebied Agriport A7 (fase 1). Zijschermen 100 % en bovenschermen 95 % dicht en gesloten gedurende de donkere uren.
Huishoudelijk reglement archeologie Agri-
Op basis van archeologische verwach-
port A7 (2006)
tingswaarde opgesteld reglement voor archeologisch onderzoek binnen plangebied Agriport A7 (fase 1).
Geluidbeleid
gemeente
Wieringermeer.
Gemeentelijk beleid voor geluidbeheer voor
Optimalisatie Agriport A7 (2006)
het plangebied Agriport A7 (fase 1) op basis van toegestane belasting op gevoelige bestemmingen.
Regionaal beleid Regionale woonvisie 2005-2015 Kop van Visie van 9 gemeenten in de Kop van NoordNoord-Holland (2005)
Holland over realisatie van woningen op basis van verwachte economische ontwikkelingen en behoeftes.
De kracht van Noordwest, Integrale strate- Visie voor de kop van Noord-Holland waarin gische gebiedsvisie NW8 2030 (2003)
glastuinbouw in de Wieringermeerpolder is beschouwd.
De toekomst van de Kop breed besproken
Deze notitie is bedoeld als richtinggevend kader voor de discussie over de bestuurlijke toekomst van het Gewest Kop van Noord-Holland. Het zuidelijk deel van de Wieringermeerpolder aan de oostzijde van de A7 is aangewezen als locatie voor agribusiness en glastuinbouw.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
beleid
ruimtelijk beleidskader
beleidskader milieu
Sectoraal beleid Convenant Glastuinbouw en Milieu (1997)
Afsprakenkader om milieubelasting door activiteiten in de glastuinbouw te verminderen. Milieudoelen realiseren in periode 19952010.
Besluit Glastuinbouw (2002)
Deze AMvB voorziet in één systeem van meten, registreren en rapporteren om verantwoording af te leggen aan het bevoegd gezag over milieuprestaties op het terrein van gewasbescherming, meststoffen en energie. Individuele normen voor het reduceren van energie, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen zijn opgenomen. Voor verschillende gewassen en teelten wordt in zogenaamde milieutaakstellingen aangegeven hoeveel verbruik van energie, meststoffen en bestrijdingsmiddelen per hectare in de tijd is toegestaan.
Kansen voor Kassen
Versterken kerngebieden glastuinbouw.
Gezamenlijk verklaring plan van aanpak
Afsprakenkader
Maatschappelijke belichting en afscherming
tuur&Milieu om lichthinder van assimilatie-
LTO
en
Stichting
Na-
in de glastuinbouw (2004)
verlichting vanuit de glastuinbouw te verminderen. Milieudoelen realiseren in periode 20052008.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
BIJLAGE II Milieueffectbeoordeling Agriport 2 uit Milieueffectrapport SMB Structuurplan Wieringermeer
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
Onderstaande tekst is overgenomen en bewerkt naar relevantie voor Agriport 2 uit het Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer (SMB). In het Structuurplan Wieringermeer zijn 3 modellen ontwikkeld die verschillende toekomstbeelden voor de gemeente weergeven. Dit zijn: 1. concentratiemodel; 2. gelijke kernen; 3. spreidingsmodel. Het concentratiemodel is als voorkeursmodel door de gemeente Wieringermeer gekozen en de komende jaren zal de gemeente zich volgens dit model willen ontwikkelen. In het SMB is globaal beoordeeld welke effecten de ontwikkelingen, zoals voorgesteld in de modellen, hebben op verschillende milieuaspecten. Hieronder zijn de effecten van de werklocaties A weergegeven. Agriport 2 maakt onderdeel uit van deze werklocaties A. De beschreven globale milieubeoordeling gaat zowel in op het concentratiemodel voor de gehele gemeente Wieringermeer als en de ontwikkeling van Agriport 2 specifiek. Voor de effectbeoordeling van Agriport 2 is ervan uitgegaan dat zich er alleen grootschalige glastuinbouw zal vestigen. EFFECTEN WERKLOCATIES A (AGRIPORT 2) Overgenomen uit het Milieurapport SMB Structuurplan Wieringermeer: bodem en water aantasting bodembeschermingsgebied Voor alle drie de modellen geldt dat de locaties waar Agriport 2 zijn voorzien niet zijn aangewezen als bodembeschermingsgebied (effect 0). aantasting bodemkwaliteit De gebieden waar Agriport 2 is voorzien hebben in de huidige situatie een agrarische functie. Hierdoor komen in de huidige situatie verontreinigende stoffen in de grond door bemesting, gewasbeschermingsen bestrijdingsmiddelen. Bij glastuinbouw zullen deze middelen niet in de bodem geraken, maar gecontroleerd opgevangen en afgevoerd worden. Het effect op de bodemkwaliteit is als positief beoordeeld (score +). aantasting waterkwaliteit Effecten op de waterkwaliteit zijn afhankelijk van de functiewijziging. Indien er geen bestrijdingsmiddelen en dergelijke direct op de bodem of het oppervlaktewater worden toegepast, zal dit een verbetering inhouden van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (score +). aantasting waterhuishouding Voor de kassen van Agriport 2 is veel water nodig. Bovendien vindt vergroting van het verharde oppervlak plaats. Hierdoor kan de waterhuishouding worden verstoord (negatieve score). Er worden wat dit betreft geen verschillen in effecten verwacht tussen de diverse modellen, ervan uitgaande dat ofwel grondwater wordt opgepompt ofwel oppervlaktewater wordt gebruikt. Het negatieve effect kan worden voorkomen dan wel worden beperkt door opslag van eigen regenwater. aantasting zoekgebieden voor waterbeheer en waterkeringen De modellen 1 (concentratiemodel) en 3 (spreidingsmodel) uit het SMB hebben werkgebieden in het zoekgebied voor waterbeheer dat behoort tot de laagste 15 % van het maaiveld in de polder. Dit is als negatief effect aangemerkt; bedrijvigheid is hier volgens het Streekplan slechts onder voorwaarden mogelijk. Agriport 2 ligt niet in een gebied dat tot de laagste 15 % van het maaiveld in de polder behoort.
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
cultuurhistorie en archeologie aantasting cultuurhistorische waarden Voor alle drie de modellen geldt dat op de locatie van Agriport 2 cultuurhistorisch waardevolle lijnen (de vele sloten en wegen in de polder, waarlangs in veel gevallen ook beeldbepalende beplanting aanwezig is) aanwezig zijn. Dit effect wordt in alle drie de modellen negatief beoordeeld. De locatie van Agriport 2 binnen de historisch-geografische structuur van de polder is echter het minst negatief in het Concentratiemodel, omdat in dit model het aan elkaar groeien van de bedrijvenlocatie met de bestaande dorpen wordt voorkomen. In beide andere modellen vindt dit wel plaats. aantasting aardkundige/geomorfologische waarden Het Concentratiemodel leidt tot aantasting van een vrij groot gebied met aardkundige waarden (score -). Bovendien zal door de komst van Agriport A7 al (autonoom) een groot aansluitend gebied met aardkundige waarden verloren gaat. aantasting archeologische waarden In geen van de modellen leidt de aanleg van Agriport 2 tot aantasting van bekende archeologische waarden. In het Concentratiemodel is de locatie voor Agriport 2 geheel aangeduid als gebied waar mogelijk archeologische waarden voorkomen (score --). natuur invloed op VHR-gebied Agriport 2 ligt in geen van de modellen in een Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Externe werking in verband met vogels die in het nu agrarische gebied foerageren, is niet uitgesloten. Daarnaast kan verstoring van vogels optreden door lichtuitstraling van de kassen. Afscherming van licht kan deze verstoring beperken. Er is een negatieve score toegekend (-). De beide andere modellen zijn beoordeeld als neutraal (score 0). aantasting van overige EHS Zowel bij het Concentratiemodel als het Spreidingsmodel grenst Agriport 2 aan één of meerdere ecologische verbindingen. Er is geen sprake van ruimtebeslag op deze verbindingszones. Door de bedrijvigheid en het licht van kassen zou wel verstoring kunnen optreden. Dit effect is niet als zeer negatief beoordeeld omdat afscherming van licht de verstoring kan beperken. Door de verschillende modellen vindt geen versnippering van de EHS plaats. aantasting stiltegebied Voor het concentratiemodel zijn er geen effecten. woon-, werk- en leefmilieu invloed op bestaande woonfuncties Tussen de modellen onderling bestaan er geen verschillen in de invloed op bestaande woonfuncties. In alle modellen vervangt Agriport 2 de huidige agrarische bedrijfswoningen. Het effect voor wonen wordt negatief beoordeeld omdat er alleen enkele bedrijfswoningen zijn voorzien. invloed op bestaande werkgebieden (exclusief landbouw) Agriport 2 levert werkgelegenheid op voor ondersteunende diensten, zoals logistiek. Daarnaast is er behoefte aan hoger opgeleid personeel. In totaal zal de werkgelegenheid toenemen door Agriport 2. Voor de invloed op werkgebied is het effect positief voor de drie modellen (score +). effect op geluid, lucht, licht en externe veiligheid Voor alle drie de modellen geldt dat er een verschuiving plaatsvindt van landbouw naar grootschalige glastuinbouw. Deze ontwikkeling zorgt voor een toename van verkeer, met daaraan inherent een toe-
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007
name van de emissies naar lucht en een afname van de externe veiligheid. Daarnaast zal er productie van geluid en emissies plaatsvinden door stookinstallaties en bedrijvigheid op het terrein. Dit wordt vooralsnog als ondergeschikt beschouwd aan de effecten van de verkeerstoename. Verder veroorzaakt de bouwsteen Agriport 2 lichthinder door grootschalige kassenbouw. Naar gelang de locatie van Agriport 2 dichter bij bestaande dan wel in de modellen voorziene woonlocaties is voorzien, tellen de negatieve effecten zwaarder. In het Concentratiemodel is er alleen lintbebouwing aanwezig in de directe omgeving van Agriport 2. De effecten zijn negatief beoordeeld (score -). bereikbaarheid voor autoverkeer In het Concentratiemodel en het model Gelijke Kernen ligt Agriport 2 nabij een afslag van de A7. De locatie is daarmee goed ontsloten voor verkeer over de weg (score +). bereikbaarheid voor OV Bij openbaar vervoer gaat het in dit geval om busverbindingen (reguliere en snelle verbindingen). Concentratie is in het algemeen gunstig voor openbaar vervoer. Met name in combinatie met het Agriport A7 zou er voldoende draagvlak kunnen ontstaan voor een busverbinding. Het Concentratiemodel scoort dan ook het meest gunstig en het Spreidingsmodel het minst gunstig. Omdat er geen treinverbinding in de gemeente is, scoren de drie modellen over het algemeen niet zo gunstig. landbouw resterende oppervlakte landbouwgrond Door de realisatie van de Agriport 2 wordt per saldo een afname van circa 200 ha landbouwgrond verwacht. Van de totale oppervlakte van circa 700 ha wordt namelijk 500 ha omgezet in glastuinbouw. Voor de verschillende modellen is deze oppervlakte gelijk. Het effect wordt negatief beoordeeld (score -). economische omvang van de primaire landbouw In alle modellen verdwijnt door realisatie van de Agriport 2 circa 200 ha landbouwgrond en wordt circa 500 ha omgezet in glastuinbouw. Per saldo neemt daardoor de economische productieomvang in alle modellen sterk toe met per saldo 73.600 NGE). Dit effect is zeer positief beoordeeld (++). effect op aan de primaire landbouw gelieerde agribusiness in het gebied Naast deze toename van de primaire productie is er ook nog een flinke toename te verwachten van indirecte economische activiteit in de aan de primaire productie gelieerde agribusiness. Voor Agriport A7 is becijferd dat het gaat om ongeveer een kwart extra omzet ten opzichte van de omvang van de primaire omzet. Voor Agriport 2 wordt deze verhouding overgenomen. Dit effect op de agribusiness wordt zeer positief beoordeeld (++). gevolgen voor verkaveling en ontsluiting Het Concentratiemodel heeft nauwelijks invloed op verkaveling en ontsluiting van het resterende landbouwgebied en is daarom beoordeeld als 0. Het Concentratiemodel laat het resterende landbouwgebied het best en nagenoeg in tact. duurzaamheid Door bij Agriport 2 rekening te houden met optimalisatie van logistieke processen, restwarmtebenutting, gezamenlijke aanleg en beheer van de energie- en waterinfrastructuur, reductie van reststoffen en afval en vergisting van groenafval zijn er zeker kansen voor duurzaamheid. In het Concentratiemodel en Model Gelijke Kernen zijn wat deze aspecten betreft bovendien combinaties mogelijk met Agriport A7 (score ++).
Witteveen+Bos MDMR4-1 Startnotitie m.e.r. Uitbreiding Agriport A7 definitief 02 d.d. 29 oktober 2007