A B P
‘Afwegen in deelbelangen is de kunst van het pensioenbesturen’
W E R E L D
2 | 1 0
Inhoud ABP Wereld 2|2010
02
Omslagartikel: Beide vice-voorzitters van het ABP Bestuur reageren op de rapporten Frijns en Donner. Over de uitwerking van paradoxen op de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel. (Illustratie Valentine Edelmann)
Redactioneel
12
Voor Fieke van der Lecq maken de disciplines die in pensioenen samenvloeien ze zo interessant.
24
Hoe pakt de VPL eigenlijk in de praktijk uit? Marcel Vaessen ontleedt en komt met verrassende cijfers.
28
Een miljoen mensen reist per dag met Connexxion. Bruno Bruins over een modern bedrijf waarvoor de ABP de pensioenregelingen verzorgt.
32
Scheiden heeft velerlei consequenties. Bianca Mackintosh wijst vooral op de minder zichtbare bij het nabestaandenpensioen.
36 44 48
Ook samenwonen of trouwen met een nieuwe partner kan grote gevolgen hebben voor het nabestaandenpensioen.
52
Commissaris van de Koningin in Overijssel mr. G.J. Jansen, zit sinds 2006 de Raad voor Verkeer en Waterstaat voor.
Jiajia Cui adviseert in haar proefschrift db en dc systemen te combineren ter wille van een betere pensioentoekomst. ABP voert de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsregelingen weer uit en attendeert op veranderingen van de herplaatsingstoelage.
Columns & rubrieken
14 18
Hoe de Stadsschouwburg en Philharmonie Haarlem werkt aan de maatschappelijke opdracht. De beleggingsopbrengsten van het jaar 2009 hadden een heilzame werking op het pensioenvermogen, echter ABP is er nog lang niet..
01
Mijns inziens: Versobering op de glijdende schaal, maar niet alleen Christel Witteveen moet blijven nadenken over pensioenen.
10 23 39 40 56
Pensioen Pantheon: Onno Steenbeek analyseert elementen uit het rapport Don en attendeert op gevaren. Vóór u gelezen: Ondernemend naar de top. Kom op Nederlandse vrouwen … Vóór u gelezen: Nine lives. Doorleefde woorden over andere belangrijke kanten van het leven. Werelddeeltjes: Narigheid, onjuistheid, onwetendheid, nieuwe eisen en ander pensioennieuws uit onze wijde wereld. Pension Team Spirit: alert volgen, onderzoeken en afwegen bij vastrentende beleggingen voor ABP.
Mijns Inziens
Zolderkamer Laatst sprak ik een vriendin die tegenwoordig in New York woont. Ze vertelde over haar hospita, een vrouw van ruim zeventig die werkt als verkoopster in een schoenenwinkel. Om nog wat bij te verdienen, verhuurt ze een kamer van haar appartement in Manhattan. De vrouw staat midden in het leven en geniet nog met volle teugen. In Amerika is het de normaalste zaak van de wereld dat ouderen lang doorwerken. Het vormt een groot contrast met de luxe positie van vele (bijna) gepensioneerden in Nederland. Toch is het geen gek idee om eens wat vaker te kijken hoe mensen aan de overkant van de oceaan hun pensioenzaken regelen en een goed financieel bewustzijn ontwikkelen. Eind januari kopten kranten met de ‘harde boodschap’ over ons aanvullende pensioenstelsel. De commissie Goudswaard stelt versobering van de aanvullende pensioenen voor. Premies moeten omhoog, uitkeringen omlaag en mensen moeten langer doorwerken. Alleen op die manier zouden we ons tot nu toe zo stevige pensioenstelsel kunnen handhaven. Wie echt zeker wil zijn van een riante oude dag, kan beter in eigen beheer gaan sparen voor een aanvulling op het pensioen. Doen ze in Amerika ook. Sommigen mensen sparen al. Toen ik nog werkte als financieel adviseur bij een grote bank, rekende ik dagelijks voor mensen uit hoeveel ze opzij moesten zetten om eerder te stoppen met werken. Of om op hun 65ste over een hoger inkomen te beschikken. De gigantische spaarbedragen op het scherm van mijn laptop, trokken menigeen over de streep om een pensioenpolis te tekenen. Stiekem maakte ik de berekeningen ook voor mezelf. Eigenlijk hoefde ik toen niet eens zo gek veel opzij te zetten om tijdig te gaan genieten van mijn oude dag. Met honderd euro per maand kon ik binnen dertig jaar enkele tonnen aan vermogen opbouwen. Voldoende om een flink aantal jaren voor mijn 65ste te gaan luieren. Of om vanaf mijn 65ste over een ruim inkomen te beschikken. Tenminste, als de prognoses klopten. En die prognoses gaven natuurlijk geen garantie voor de toekomst. In plaats van geld te reserveren in een aanvullende pensioenpolis, ging ik uitgebreid op vakantie. Met tennisracket en golfclubs in de achterbak, reed ik richting zon om te overwinteren aan de Spaanse zuidkust. ’s Ochtends vermaakte ik me afwisselend op de tennis- en golfbaan. En na een siësta lonkte het zonovergoten strand. Tot de verveling toesloeg en het de hoogste tijd was om naar huis te keren. Vol energie reed ik terug naar Nederland. Het doel om snel veel geld te sparen voor ‘later’ liet ik nu helemaal varen. Ik zei mijn riante inkomen en premievrije pensioenopbouw vaarwel en koos voor een toekomst als journalist. Tja, mijn pensioen zal ‘later’ sober zijn. Toch heb ik geen moment spijt gehad van mijn besluit. Misschien komt dat nog, als ‘later’ eenmaal aanbreekt. Wie weet wil ik tegen die tijd het toetsenbord wat vaker afwisselen met een golfclub of tennisracket. Maar het liefst blijf ik zo lang mogelijk schrijven. En als het in de bovenkamer niet meer lukt, dan verhuur ik wel de zolderkamer.
Christel Witteveen, auteur en communicatieadviseur
ABP Wereld 2/2010
1
ABP BESTUUR door Marcel Vleugels foto’s van Joyce Vlaming illustraties van Valentine Edelmann
‘Goed kijken naar de driehoek zekerheid, ambitie en prijs’ Op verzoek van minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deden drie commissies onderzoek naar belangrijke facetten van het huidige Nederlandse pensioenstelsel. Don, Frijns en Goudswaard.
De conclusies neergelegd in hun rapporten leveren stof voor discussie, zullen op punten leiden tot modernisering van beleid en mogelijk aanpassing van wetgeving. Ze bevatten ongetwijfeld bouwstenen voor de toekomst. Onno Steenbeek gaat op pagina 8 van deze uitgave in op het rapport Don Advies parameters pensioenfondsen. Over conclusies in de rapporten Frijns Onzekere zekerheid en Goudswaard Een sterke tweede pijler praten we met beide vice-voorzitters van het ABP bestuur Joop van Lunteren (werkgevers-) en Xander den Uyl (werknemerszijde).
De techniek en de speelruimte De Commissie Frijns onderzocht hoe het beleggingsbeleid, het risicobeheer, de uitvoering en governance van de Nederlandse pensioenfondsen zich sinds 1990 ontwikkelden en hoe ze er op dit moment voorstaan. Dit in relatie tot de doelstellingen en het risicodraagvlak van de fondsen. Het rapport van de Commissie Goudswaard had tot taak de toekomstbestendigheid van het Nederlandse stelsel te analyseren en hierover aanbevelingen te doen.
Waardeverlies Gerede aanleiding voor het werk van de Commissie Frijns was dat bij de
2
ABP Wereld 2/2010
600 miljard euro pensioenvermogen door de jongste crisis in korte tijd een waardeverlies optrad van 120 miljard. Een hachelijk totaalbedrag in een stelsel dat het moet hebben van kapitaaldekking ook al is het Nederlandse pensioenvermogen intussen weer flink aangegroeid. Ook de vergrijzing en de actuele discussie rond bestuur en medezeggenschap bij pensioenfondsen waren aanleiding voor de onderzoeksopdracht. De Commissie Frijns stelt dat pensioen niet zo veilig blijkt te zijn als veel mensen hebben aangenomen en dat ze zich terecht zorgen maken over de toekomst. Een belangrijke conclusie is dat, hoewel het waardeverlies voor een belangrijk deel onontkoombaar was in een draaikolkende neerwaartse markt, een deel van de verliezen bij pensioenfondsen had kunnen worden voorkomen. Dit had gekund als deze gelden anders waren belegd en dat is meer dan wijsheid achteraf. De commissie vond geen aanwijzingen dat Nederlandse pensioenfondsen slecht presteren, maar geeft op veel plaatsen subtiel aan dat dit bij lange na niet genoeg is. Pensioenfondsen zullen heel goed moeten presteren en sociale partners en pensioenbesturen moeten niet bang zijn het pensioengebouw te renoveren en zo nodig om te bouwen.
Inschatting op lange termijn Joop van Lunteren: ‘Veel in beide rapporten gaat over “de pensioenfondsen”. Er bestaan tussen Nederlandse pensioenfondsen zeer grote verschillen. Bij het becijferen van verliezen die hadden kunnen worden voorkomen, worden grote getallen genoemd, zonder dat
ook maar een beetje duidelijk is waarover we het eigenlijk hebben. Fondsen worden over één kam geschoren. Dat is niet bevorderlijk voor de duidelijkheid en dus ook niet voor het vertrouwen. Er staan voor ons in beide rapporten veel goede en verstandige dingen. Deels nieuwe inzichten, deels zaken waar het
ABP bestuur zich al langer mee bezig houdt.’ Pensioenen zijn ingewikkeld. Oud-topman van De Belastingdienst Van Lunteren. ‘Zeker, maar tegelijkertijd in de kern ook eenvoudig. Het inkomen van een pensioenfonds bestaat uit premieinkomsten en beleggingsopbrengsten. Hiermee moet je alle pensi-
ABP Wereld 2/2010
3
oentoezeggingen tot ver in de toekomst nakomen. Die toezeggingen, de verplichtingen van het fonds, moet je nu berekenen op een manier die per dag tot heftige schommelingen kan leiden. Dat is niet goed want het gaat over zaken die zich uitstrekken over dertig of veertig jaar. Dat betekent dat we een manier moeten vinden om dat beeld stabieler te maken.’
Veerkracht De commissie Frijns zegt dat sommige pensioenbesturen teveel kijken naar de beoogde rendementen en te weinig naar de risico’s die daarbij horen. Bovendien vergroot de vergrijzing de kwetsbaarheid van pensioenfondsen en leidt die er tegelijkertijd toe dat de bijdrage van de premie aan het herstelvermogen vermindert. Joop van Lunteren: ‘Dat is op zich een juiste constatering. Wij kijken van oudsher kritisch naar de risico’s, mede in relatie tot de premiehoogte.’ Xander den Uyl: ‘Aanleiding voor het rapport vormde het rampzalige jaar 2008, maar intussen hebben we 2009 gehad waarin de beleggingsopbrengsten nagenoeg in dezelfde mate weer opveerden. Dat kan dus allemaal met de actieve beleggingsportefeuille van ABP. Je ziet dat onze strategie werkt. Het rapport Frijns legt mijns inziens iets te weinig verband tussen het beleggingsbeleid van pensioenfondsen en wat ze daarmee willen bereiken. Het leidde in ieder geval binnen ons bestuur tot nieuwe discussie want precies daar gaat het bestuur over. We blijven samen heel goed naar dat beleid en de omzetting daarvan naar de praktijk kijken.’
Lessen geleerd Daarbij neemt, aldus het rapport Frijns, voor pensioenvermogens de afhankelijkheid van de productiviteit van financiële markten juist sterk toe. Xander den Uyl, naast bestuurslid ABP, bondssecretaris Abvakabo FNV: ‘Daar zijn we ons al jaren van bewust. Na het opveren van de waarde van onze beleggingsportefeuille in 2009 moeten we nu verder omhoog met onze dekkingsgraad. In 2010 en volgende jaren moeten we extra inkomsten blijven genereren en daar zitten we bovenop.’ Joop van Lunteren: ‘Pas als je op de lange termijn kijkt kun je goed beoordelen of actief beleggen, zoals ABP dat traditioneel doet, die vruchten afwerpt die je hard nodig hebt om de pensioenambities van sociale partners
4
ABP Wereld 2/2010
waar te maken en of je geen te grote risico’s loopt. Daarnaast hebben we uit de crisis concrete lessen geleerd. Sommige beleggingen zouden we nu niet meer doen.’ Zoals? ‘Het uitlenen van aandelen om extra rendementen te verkrijgen. We deden dat overigens op relatief kleine schaal, maar toch hebben we besloten daarmee te stoppen omdat het extra rendement de risico’s die we liepen niet waard was.’
Tweede crisis Xander den Uyl: ‘Kijk, er zijn zoveel stijlen van beleggen waar je een keuze uit moet maken. Het gaat om de mix van beleggingsvormen waar je als bestuur voor kiest. Van sommige beleggingen kun je de resultaten dagelijks op de beurs volgen, bij andere ligt dat inge-
wikkelder en ken je de opbrengsten pas later. Het gaat steeds om de afweging tussen rendement en risico. Zouden we kiezen voor een hele veilige portefeuille, dan zijn de opbrengsten gegarandeerd ontoereikend om de pensioenambities waar te maken. Dat willen we niet. In ons beleid streven we nadrukkelijk naar extra rendement. Je mag nu constateren dat dit er ook is gekomen. Niet toevallig kent ABP een planmatige aanpak met een driejaarlijks beleggingsplan. We kijken daar met allerlei deskundigen zeer scherp naar. Als het plan in werking is wordt het zo nodig tussentijds bijgesteld. Geen enkele belegging wordt gedaan buiten dit plan. En wat zie je? Niet alleen heeft dit beleid geleid tot een herstel in 2009 van wat het jaar
tevoren verloren ging, net zo belangrijk is dat we in de goede tijd vóór 2008 jarenlang een zeer goed rendement hebben neergezet. Ook door de internetcrisis rond het jaar 2000, toen we ook met lelijke verliezen werden geconfronteerd omdat vrijwel de hele markt in elkaar zakte, heeft ons beleid ABP door een crisis heen geloodst. Met deze aanpak hebben we in de goede jaren gebruik gemaakt van de interessante mogelijkheden die de conjunctuur toen bood en geen geld laten liggen. Hadden we dat wel gedaan dan stonden we er nu echt slecht voor.’ Toch blijft het jammer van het geleden verlies. ‘Hartstikke jammer, maar iedereen is geraakt. Wat telt is dat wij het dan nog relatief goed hebben gedaan. We moeten er wel nieuwe lessen uit leren.’
Zorgvuldig manoeuvreren Joop van Lunteren: ‘Ons beleggings beleid heeft in de loop der jaren zo’n 80 miljard aan pensioenvermogen opgeleverd. Het rapport Frijns zegt: “kijk zeer goed of die bewust genomen risico’s die daarmee gepaard gaan, passen bij je fonds”. In hoeverre je het rendement uit het verleden ook kan behalen in de toekomst en of dat kan met verantwoorde risico’s is hier de vraag en dat is een lastige. Niemand kan immers met zekerheid zeggen wat er gaat gebeuren.’ Dat betekent toch dat je voorzichtig, prudent moet zijn. Is dat niet de eerste plicht van elke pensioenfondsbestuurder? Het is een wilde wereld daarbuiten op de financiële markten. Xander den Uyl: ‘Prudentie is van het grootst mogelijke belang,
de deelnemers rekenen op je. Toch moet je niet te prudent optreden omdat je dan inkomsten misloopt. Het is de kunst om hier steeds weer een middenweg te vinden.’ Joop van Lunteren: ‘Prudentie betekent tevens dat je niet te bruusk manoeuvreert en ook niet in paniek raakt als er een zeer slecht jaar optreedt’.
Indexatie Xander den Uyl: ‘Het dilemma is dat je met vermogensbeheer wel uit het verleden kunt leren, maar dat je ondanks al die kennis de toekomst niet kunt voorspellen. Je kunt naar eindeloze reeksen modellen kijken waarin allerlei benaderingen worden doorgerekend, maar dit
Werkelijke positie Van Lunteren: ‘Let wel, de dekkingsgraad is op het ogenblik laag, maar de activa, de beleggingen, niet.’ Den Uyl: ‘De dekkingsgraad is nu vooral laag omdat de rekenrente uiterst laag is en dat is heel slecht voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen. Daarnaast is de recent geconstateerde toename van de gemiddelde levensverwachting in Nederland er van invloed op.’ De dekkingsgraad is een momentopname. Het vermogen en de pensioenaanspraken worden in een langjarige geschiedenis van ups en downs opgebouwd. Xander den Uyl: ‘Daarom moeten we ons afvragen of het niet beter past bij de werkelijke positie van pensioenfondsen om te gaan werken met cijfers over de renteontwikkeling over langere termijnen bij het berekenen van de financiële positie.’ Joop van Lunteren: ‘Het zou goed zijn als pensioenfondsen hun verplichtingen op een stabielere manier konden berekenen. Wij hebben gesuggereerd daarvoor de gemiddelde rente over bijvoorbeeld zeven jaar te nemen, maar als dat op een andere manier kan is dat ook goed. Het gaat ons om meer stabiliteit.’
Onduidelijk geweest
betekent nog niet dat je de werkelijkheid volledig in de greep krijgt. Dat is onmogelijk. Wel kun je op grond van kennis uit het verleden je beslissingen zorgvuldiger afwegen. Overigens zie je ook dat uitsluitend slecht gefinancierde pensioenfondsen, of fondsen waarvan de werkgever failliet ging, echt in de problemen komen. De laatste jaren is de regelgeving voor Nederlandse pensioenfondsen verscherpt. De mogelijkheid om echte grote gaten te laten vallen is er eigenlijk niet meer en dat zegt het Rapport van de commissie Frijns ook. Helaas hebben de laatste tijd veel mensen, onder wie ook onze deelnemers, moeten ervaren dat de indexatie voorwaardelijk is. Die wordt alleen toegekend als er voldoende geld voor in de pot zit.’
Xander den Uyl: ‘Het gaat er aan de bestuurstafel om wát je met elkaar afspreekt. Daar moeten pensioenfondsen goed naar kijken in het licht van de ontwikkelingen. Als je dat doet, dan kom je vanzelf terecht in een bredere discussie en die moet nu worden gevoerd. Kiezen we voor nominaal of voor reëel? Nu hebben we harde afspraken over het nominale pensioen (het met de deelnemer afgesproken pensioen op basis van het opbouwpercentage x dienstjaren x het gemiddeld verdiende salaris, red.) en de indexatie (meegroeien van de pensioenen met de toekomstige stijging van de kosten van levensonderhoud of, bij ABP, de lonen). Ik moet toegeven dat we als bestuur onduidelijk zijn geweest over de voorwaardelijkheid van die indexatie. Dat valt mede te verklaren uit het feit dat ABP van 1922 tot 2003 elk jaar kon indexeren. Van 2003 tot en met 2006 was het onmogelijk geheel te indexeren. Echter ons beleggingsbeleid maakte het moge-
lijk die achterstallige indexatie vervolgens alsnog in te lopen. Hier speelt dat het in de vele goede jaren die we hebben gehad, niet echt zinvol leek om te hameren op het risico van niet indexeren. Dat hadden we toch moeten doen.’ Joop van Lunteren: ‘Op dat punt zijn we in 2008 met de neus op de feiten gedrukt. Op het ogenblik zitten we voor de tweede keer binnen een paar jaar in een situatie waarin de dekkingsgraad niet toelaat volledig te indexeren. Deelnemers waren zich veel te weinig bewust dat dit kon gebeuren en het pensioenfondsbestuur heeft dat onvoldoende duidelijk gemaakt.’
Besturende beleggingsspecialisten De Commissie Frijns wijst er op dat, bij al het goede dat pensioenfondsen doen, er een groter wordende zere plek is waar de vinger op moet worden gelegd. Bestuurders van pensioenfondsen hebben gemiddeld te weinig oog voor de beleggingsrisico’s die ze lopen. Ze kennen ze niet en ze weten ze niet te beheersen, aldus het rapport Frijns. Geldt dat ook voor ABP? Joop van Lunteren: ‘Er moet vóór alles competent bestuurd worden. De vraag is hier of beleggingsspecialisten dat zouden moeten doen. Kijk naar wat in Engeland gebeurd is. Daar gingen de beleggingsspecialisten besturen. Die zagen het pensioen niet als deel van de arbeidsvoorwaarden. En ze meden de risico’s. Met dramatisch lage dekkingsgraden als resultaat en in feite een afbraak van het stelsel waar iedereen nu spijt van heeft. Dat gezegd zijnde geef ik Frijns gelijk als hij stelt dat de eigen beleggingsdeskundigheid van een pensioenfondsbestuur toereikend zijn om te kunnen initiëren, om zelf initiatieven te kunnen nemen.’ Xander den Uyl: ‘Bijvoorbeeld op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) nam het ABP bestuur indertijd al initiatieven. Nu beveelt rapport Frijns voor iedereen aan om MVO in beleggingsbeslissingen mee te wegen. Om de juiste beslissingen te kunnen nemen moet uiteraard stevige basiskennis in het bestuur aanwezig zijn en die moet je voortdurend bijspijkeren want de ontwikkelingen gaan snel.’ Beide vice-voorzitters zuchten even, en geven met hun hand aan hoe hoog de nieuwste stapel studiemateriaal is dat ze moeten doorwerken.
ABP Wereld 2/2010
5
Eigen vermogensbeheer Den Uyl: ‘Laat ik het eens zo stellen. Ik rij veel in mijn auto, bestuur voorzichtig en maak geen brokken. Toch weet ik niet hoe dat allemaal onder de motorkap werkt. Anderen wel en die hebben die motor ontwikkeld en kijken er voor mij op gezette tijden naar. Wel controleer ik of de man die voor me onder de kap kijkt, daadwerkelijk gekwalificeerd is. Het ABP bestuur kijkt naar de risico’s versus de pensioenafspraken, anderen buigen zich over de techniek.’ Joop van Lunteren: ‘Het bestuur kijkt bijvoorbeeld of we het zinvol vinden om geld uit te geven aan het afdekken van inflatierisico’s of niet. Om daarover te kunnen besluiten, hoef je zelf geen
ook overal voldoende helder in de pensioenafspraak staan. De aanbevelingen van de rapporten komen er wat dat betreft op neer dat we scherper moeten kijken naar het contract en naar de instrumenten die ons daarbij ter beschikking staan.’ Xander den Uyl: ‘Als het kabinet uitgaat van een pensioenrendement op termijn van 6% en wij kiezen voor 7% – omdat we denken dat waar te kunnen maken – dreigt er een discrepantie te ontstaan.’ Joop van Lunteren: ‘De premie zou in dat geval omhoog moeten. Dan zou het stelsel op de glijbaan belanden. Kijk je naar het verleden dan was 7% verantwoord, dat staat vast. Kijk je naar de toekomst dan weet niemand het. Elk percentage
‘Voorkomen dat dit stelsel op de glijbaan komt’ uitgesproken beleggingsdeskundige te zijn. Hoe dat dan gebeurt is een taak voor anderen en die moet je kunnen controleren. Frijns doelt op verdamping van pensioengeld door expliciet verkeerde keuzes, verkeerde producten of verkeerde externe beheerders. Dat laatste kent ABP niet omdat we van oudsher kiezen voor vermogensbeheer in eigen huis. Het beleggingsplan wordt strikt gevolgd en gecontroleerd en alleen enkele specifieke deelactiviteiten komen bij ons in aanmerking voor uitbesteding. En dan alleen nog onder strenge controle van onze eigen deskundigen. Onze uitvoeringsorganisatie heeft niet voor niets beleggingskantoren in verschillende markten bemand met eigen specialisten die de plaatselijke omstandigheden kennen.’
Het flexibele Van Lunteren vervolgt: ‘De kern van wat een bestuur van een pensioenfonds doet is het beoordelen van de vraag of de pensioenregeling die sociale partners hebben afgesproken verantwoord kan worden uitgevoerd, welke premie die regeling mogelijk moet maken op basis van het op de lange termijn prudent te verwachten rendement en welke risico’s die het fonds gezien zijn kenmerken mag lopen. Waar we indringend naar kijken is of het risico dat we willen lopen nog het rendement bepaalt en niet het gewenste rendement de risico’s. Dat is een van de twee kernpunten van Frijns. Zowel Frijns als Goudswaard vragen zich daarnaast af of die risico’s
6
ABP Wereld 2/2010
tussen 6 en 8% is met wetenschappelijk onderzoek te onderbouwen. Ik pleit er dan ook vooral voor eventuele wijzigingen heel rustig en voorzichtig aan te brengen en goed te evalueren. Voor we het kind in het badwater van de prudentie verdrinken.’ Xander den Uyl: ‘Met alle respect voor de taak van de regering: pensioenregelingen zijn van sociale partners.’
Zekerheid, ambitie en prijs Over de hoogte van de premie kun je ook stellen dat euro’s die in iemands pensioenregeling worden geïnvesteerd, verstandig zijn besteed omdat ze aan het eind van de rit een veelvoud opleveren. Xander den Uyl: ‘Het is een beetje een academische discussie hoeveel je aan premie van een deelnemer en zijn werkgever kunt vragen. Op dit punt zijn we als sociale partners nog lang niet uitgesproken. ‘Joop van Lunteren: ‘Besturen van een pensioenfonds is voortdurend werken met een uitruil tussen de driehoek zekerheid, ambitie en prijs. Kiezen sociale partners voor een lagere zekerheid, dan kun je uitkomen op een hogere ambitie en andersom. Er moeten in die afweging allerlei deelbelangen een plekje krijgen. Dat is de kunst van het pensioenbesturen.’ Als je het rapport Goudswaard nader bestudeert, zie je daarin op verschillende plaatsen de vraag rijzen of de noodzaak zal ontstaan om de pensioenen op termijn te versoberen. Hoe ziet het ABP-bestuur dat? Xander den Uyl:
‘Goudswaard stelt dat mensen langer leven en dat feit leidt tot een forse toename van de pensioenkosten. Is natuurlijk zo: bij ABP hebben we onlangs nog 11 miljard opzij gezet voor de inmiddels gerealiseerde en de verwachte toename van de gemiddelde leeftijd van de deelnemers van ABP. Je ziet dat vanzelfsprekend terug in de dekkingsgraad, maar het is naar de toekomst toe goed besteed geld. Goudswaard stelt dat er grenzen in zicht komen indien die stijging verder doorzet. Een vraag die dan aan de orde zal komen.’
Kostenstijging Van Lunteren: ‘Er zijn ook andere bewegingen. Als je naar het mogelijk optrekken van de AOW-leeftijd kijkt, dan schept dat voor pensioenfondsen enige premierust. Enfin die discussie wordt in de komende jaren verder gevoerd en de uitkomst levert ook binnen het ABPbestuur gespreksstof op hoe je die verandering verweeft in je beleid. We kijken dan subtiel naar het evenwicht binnen de driehoek ambitie, risico en prijs.’ Den Uyl: ‘Alle sociale partners kijken, nu de kosten van ons mooie stelsel al zijn toegenomen, naar de toekomst van pensioenen. Als je de premie op een bepaald moment niet omhoog wil laten gaan, dan zul je iets met de ambitie moeten doen. Als je omgekeerd het ambitieniveau zou willen verhogen, dan zul je ook de bijbehorende financiering ervan moeten regelen. De vraag is of het dan verstandig is de premie te verhogen. Die keus is aan sociale partners.’
Liefst warmte Joop van Lunteren vult aan: ‘Premiestijging zou ook het nare bijeffect hebben dat de inherente spanning tussen generaties binnen een pensioensysteem toeneemt. Het draagvlak om aan het stelsel deel te nemen zou daarmee bij toekomstige generaties ondermijnd kunnen raken.’ Xander den Uyl: ‘Ik stel vast dat iedereen doordrongen is van de noodzaak om gezamenlijk te werken aan de houdbaarheid van het stelsel.’ Joop van Lunteren: ‘Daar waar de Commissie Frijns zich richt op pensioenfondsen, gaat de Commissie Goudswaard over wat er speelt bij de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden.’ Xander den Uyl: ‘Goudswaard vindt het stelsel goed.
Je zou wat kunnen doen aan de aanspraken, zodra de nood aan de man komt, maar dat offer is het waard. Dankzij het pensioenstelsel hebben ouderen het nu goed in vergelijking met enige tientallen jaren geleden. Zijn conclusies en aanbevelingen tonen aan dat het systeem volgroeid is. Er is vele jaren lang door velen heel hard aan gewerkt. Dat is prachtig want het is altijd de bedoeling geweest iets op poten te zetten dat het mogelijk maakt dat ouderen het goed hebben.’ Dat is gelukt, maar de tijden zijn veranderd. ‘Het is nu zaak het mooie systeem te laten voortbestaan.’ Niets is meer vanzelfsprekend. Ook in een goed systeem moeten voortdurend
Joop van Lunteren (links): ‘De dekkingsgraad is op het ogenblik laag, maar de activa, de beleggingen, niet’. Xander den Uyl: ‘Het dilemma is dat je met vermogensbeheer wel uit het verleden kunt leren, maar dat je ondanks al die kennis de toekomst niet kunt voorspellen’.
nieuwe kennis en inzicht worden geïnvesteerd. Den Uyl beaamt maar voegt toe: ‘Geen toekomst voor ons pensioenstelsel zonder betrokkenheid, en liefst warmte, van de jongeren. Mede daarom wijst Goudswaard erop dat pensioencommunicatie nog belangrijker wordt.’
Realisme Joop van Lunteren (63): ‘Je zou inderdaad willen dat jongeren meer betrokken raken bij het stelsel dat er ook voor hen is neergezet. We investeren daar al jaren in maar het blijft lastig om als je dertig bent erg veel over je pensioen na te denken.’ Xander den Uyl (56): ‘En dat voor hen nóg belangrijker is dan het
voor ons al was, omdat ze gemiddeld langer zullen leven. Ze zouden een realistisch beeld moeten hebben van waar het hier om gaat. Ik geef toe dat het bestuur dit heeft laten liggen. Goudswaard zegt inderdaad dat gepensioneerden het goed hebben, zo goed dat de vraag rijst nu het stelsel onder druk komt, of het niet een tikje minder kan om het systeem overeind te houden.’ Joop van Lunteren: ‘Mensen denken nu nog dat de boterham van twee kanten besmeerd kan zijn. En daar hebben we zelf aan bijgedragen. Er wacht ons nog veel werk om dat dringend gewenste realistische beeld van pensioenen op te roepen en over te brengen.’
Position paper ABP Bestuur Het ABP Bestuur gaf naar aanleiding van de rapporten Frijns en Goudswaard de position paper Een robuust pensioenstelsel; nu en in de toekomst uit die te downloaden is via www.abp.nl. De conclusies uit dit stuk zijn: • Completer contract waarin bestuur aanvullend beleid kan treffen in relatie tot de dekkingsgraad. Deelnemers zien welke instrumenten telkens kunnen worden ingezet. • Deelnemers moeten financiële risico’s kennen en weten hoe hiermee wordt omgegaan. • Voor de deelnemers moet duidelijk zijn welke harde toezeggingen er bestaan en welke indexatieverwachtingen zij mogen hebben. • Bestuur houdt beslissingsbevoegdheden.
• Risico’s nemen blijft noodzakelijk. • Risicobesluiten op basis van expertise, tegen achtergrond fondssamenstelling na afweging verschillende belangen. • Gegevens voor verwacht rendement bij premieberekening op basis realistische verwachtingen. Prudentiestapeling voorkomen. • Sociale partners houden hun verantwoordelijkheid in het bestuur. • Geen bestuursamenstelling op basis deelbelangenvertegenwoordiging. • Om voldoende tegenwicht aan het bestuur te bieden sterk orgaan voor belanghebbenden opzetten. •Volatiliteit dempen om lange termijnfocus fonds te kunnen handhaven. • Maatschappelijk verantwoord beleggen verder in het beleggingsbeleid verwerken.
ABP Wereld 2/2010
7
Pensioen Pantheon
Geef pensioenfonds de ruimte In het mediageweld rond de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard dreigt het in september uitgebrachte advies van de Commissie Parameters onder te sneeuwen. Toch zou dat advies op korte termijn de meeste impact op de pensioensector kunnen hebben. De pensioensector bevindt zich inmiddels in een belangrijk jaar met mogelijk ingrijpende veranderingen aan de hand van verschillende rapporten van commissies. Frijns richt zijn adviezen met name op de pensioenfondsbesturen en Goudswaard doet uitspraken richting CAO-tafels om er veranderingen door te krijgen die door minister Donner zouden moeten worden gefaciliteerd. Al in september was het advies van de Commissie Parameters, onder leiding van Henk Don, echter op Donners bureau beland, met daarin grenzen aan de veronderstelde rendementsverwachtingen die pensioenfondsen moeten hanteren voor onder meer premiestelling en herstelplannen. De adviezen uit deze laatste commissie raken wat op de achtergrond in het tumult rond de commissies Frijns en Goudswaard, terwijl deze, zeker op korte termijn, de grootste impact zouden kunnen hebben op de sector. En nog meer dan bij de andere adviezen is hierbij grote zorgvuldigheid gewenst: een verkeerd besluit kan zeer ongewenste gevolgen hebben die onomkeerbaar zijn. Waar is men het over eens? Alle partijen in de pensioendiscussie zijn het over een aantal zaken eens. Ten eerste is men er van doordrongen dat collectieve DB-pensioenregelingen (‘defined benefit’) voor deelnemers het beste zijn. Door de verplichtstelling en de daarmee samenhangende grote collectiviteiten zijn de kosten van dergelijke regelingen zeer laag en de risico’s voor de individuele deelnemer het kleinst. Dit systeem heeft vanuit het standpunt van de deelnemer de crisis verreweg het beste doorstaan. Het toezicht heeft goed gefunctioneerd
8
ABP Wereld 2/2010
in die zin dat het nemen van beleggingsrisico niet ontmoedigd heeft. Het zou toch jammer zijn geweest als fondsen vanwege de regelgeving de opleving in 2009 waren misgelopen. Ten tweede realiseren fondsen en deelnemers zich beter dan ooit dat financiële markten beweeglijk kunnen zijn. De waaier aan mogelijke uitkomsten is groot en het omgaan met die waaier is de grote uitdaging voor pensioenfondsbesturen: risicobeheer is meer dan tevoren the name of the game in pensioenfondsmanagement. Communicatie richting deelnemers over de zekerheid of onzekerheid van het pensioen kan zonder twijfel beter. Ten derde zijn de betrokken partijen het eens over het feit dat pensioenfondsen met realistische grenswaarden moeten kunnen werken bij het bepalen van de premie en bij het formuleren van verwachtingen richting deelnemers en toezichthouder: niet te hoog, maar ook zeker niet te laag. De parameters Het idee van de commissie parameters was om vijf experts bij elkaar te zetten om vast te stellen hoe hoog of laag die realistische parameters nu precies zijn. Vertegenwoordigers van CPB, DNB, werkgevers en werknemers zouden onder leiding van een onafhankelijk voorzitter deze klus gaan klaren. Voor een groot deel is het gelukt. Verschil van mening over het verwachte rendement op aandelen, een zeer cruciale parameter, leidde in september echter toch tot een verdeeld advies. DNB en CPB stelden samen met de voorzitter dat maximaal 6% mocht worden verwacht als rendement op een internationale aandelenportefeuille. De sociale partners kwamen op ruim 7% uit door het gemiddelde te nemen over ruim 100 jaar; hierin was het zeer positieve beleggingsjaar 2009 nog niet eens meegenomen. Onder de huidige regeling is 7,5% het maximum. Tijdens een recente bijeenkomst georganiseerd door Netspar en het CPB werd aangetoond dat eigenlijk alle rekensommen die uitkomen
tussen 5% en 12% wetenschappelijk gezien verdedigbaar zijn. Beide kampen hebben dus gelijk en debatteren over 1%-punt lijkt tijdverspilling. Ongevraagd advies Columnist Ed Groot gaf onlangs in het Financiële Dagblad het advies om de visie van de instituties in de commissie het voordeel van de twijfel te geven. Sociale partners zouden teveel belangen hebben die strijdig zouden kunnen zijn met verstandig pensioentoezicht. Verder wordt somberheid vaak verward met intelligentie en als vervolgens een calvinistische minister moet besluiten wat wijsheid is, dan is de uitkomst eenvoudig te raden. ‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht’, schijnt hij regelmatig te mompelen.
Toch zou het buitengewoon onverstandig zijn als Donner domweg de lijn van CPB en DNB zou volgen of zelfs een middeling toe zou passen. Als het nu onomstotelijk bewezen zou zijn dat deze lagere parameters realistischer zijn dan de hogere, dan zouden deze getallen onmiddellijk in steen gebeiteld moeten worden. Dit is echter absoluut niet het geval. Als grenswaarden echter te laag worden vastgesteld, leidt dit onnodig tot fors hogere premies die zeker in het huidige tijdsgewricht het economisch herstel zouden schaden als ze al op te hoesten zouden zijn. Om dit te voorkomen zullen pensioenfondsen massaal versoberingen doorvoeren van de pensioenregelingen. In de praktijk betekent dit een beweging van de collectieve fondsen waar we allemaal zo blij
mee zijn naar karige individuele beschikbare premie-regelingen: een ontwikkeling die onomkeerbaar is als toekomstige experts de parameters alsnog hoger vaststellen. Onze Britse buren hebben ervaring met een op het oog kleine aanpassing in de pensioenwet die vervolgens het hele collectieve pensioenstelsel nagenoeg heeft weggevaagd. Ook Goudswaard kan dit niet de meest gewenste route vinden om versobering van het stelsel te bewerkstelligen; hij wil toch vooral dat werk gemaakt wordt van de spanning tussen het pensioencontract enerzijds en de te hoge verwachtingen bij de deelnemer anderzijds en hij spoort fondsen aan om innovatieve alternatieven te zoeken voor een toekomstbestendig collectief pensioenstelsel. Te lage parameters zouden deze zoektocht onnodig maken voordat de eerste stap gezet is. Donner zou er daarom verstandig aan doen de parameters ook voor de komende jaren ongewijzigd te laten. Paniekzaaierij? Vraag aan de adviseurs hoeveel verzoeken ze nu al binnenkrijgen van pensioenfondsen die de overstap naar beschikbare premieregelingen overwegen, daarbij ondersteund door grote verzekeraars die eindelijk weer eens een pot goud aan de horizon zien blinken. Donner lijkt op het punt te staan deze fondsen het laatste duwtje in die richting te geven. En als hij de collectieve pensioenfondsdeelnemers een warm hart toedraagt zou hij dat toch echt niet moeten willen.
Dr. Onno Steenbeek Erasmus School of Economics
ABP Wereld 2/2010
9
PENSIOENWETENSCHAP door Wilma van Hoeflaken foto van Arthur Bagen illustratie van Iris Kiewiet
‘Is solidariteit alleen een warm hart?’ Fieke van der Lecq is bijzonder hoogleraar pensioenmarkten aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam, een nieuwe leerstoel. Met een frisse blik kijkt ze naar alles wat vanzelfsprekend is in de pensioensector en zet daar vraagtekens bij. ‘Ik houd van pionieren.’
Wat vindt ze eigenlijk zo interessant aan pensioenen? ‘Het is zo ingewikkeld’, zegt Fieke van der Lecq enthousiast, ‘Op dit onderwerp raak je niet snel uitgekeken, want er komen veel disciplines in samen. Er zitten financiële en politieke aspecten aan, maar ook juridische en psychologische. Hoe gaan mensen om met zulke grote beslissingen? En economisch gezien is pensioen zowel micro als macro. Bovendien gaat het om echte mensen en om heel veel geld. Wie beslist daarover? Door al die verschillende aspecten boeit het mij.’
10
ABP Wereld 2/2010
Het concept solidariteit Van der Lecq is sinds april 2009 bijzonder hoogleraar Pensioenmarkten (Cordares-leerstoel) aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam. Daarnaast is zij onderzoeksmanager voor de financiële sector bij de Neder landse Mededingingsautoriteit (NMa) in Den Haag. Een paar jaar geleden leek het niet waarschijnlijk dat Van der Lecq deze – overigens nieuwe – leerstoel zou gaan bezetten. Tot 2005 hield ze zich nauwelijks met pensioenen bezig. ‘Ik had wel kopij begeleid en ik wist dat
er zoiets bestond als defined benefit (dan staat de pensioenuitkomst vast – red.) en defined contribution (dan staat alleen de premie vast – red.), maar een deskundige was ik zeker niet.’ In dat jaar vroeg collega-econoom Onno Steenbeek of zij wilde meewerken aan het boek Kosten en baten van collectieve pensioensystemen. Hij benaderde haar omdat zij als oudhoofdredacteur van ESB (Economisch Statistische Berichten) wist hoe je een boek moest maken en ze deed mee omdat ze geïnteresseerd was in het concept solidariteit. Van der Lecq las vervolgens een jaar lang alles wat los en vast zat over pensioenen. Het boek was een freelance project en ze werkte ook toen al bij de NMa. ‘Daar hield ik me bezig met banken en verzekeraars en met marktwerking. Doordat ik me nu ook in pensioenen ging verdiepen, vroeg ik me af hoe het zat met marktwerking in de pensioensector. Dat ben ik gaan uitbouwen en dat werd opgemerkt. Vervolgens ben ik gevraagd voor deze leerstoel. Ik ben een pionier op dit gebied.’
Vragers en aanbieders Pensioenmarkten, om welke markten gaat het dan? ‘Pensioen is een product dat tot stand komt in verschillende schakels in een productieketen’, zegt Van der Lecq, ‘Sociale partners komen een regeling overeen, een fonds voert die regeling uit en besteedt dat al dan niet weer uit aan een uitvoeringsbedrijf of aan vermogensbeheerders. Al die schakels zijn markten met vragers en aanbieders die samen tot overeenstemming komen over wat er in die schakel gemaakt wordt, totdat er uiteindelijk een pensioen uitkomt voor degene die gepensioneerd is. Bij al die partijen, dus eigenlijk deelmarkten, kun je kijken of ze wel goed werken.’ Wanneer werken ze goed? ‘Voor mij werkt een markt als er een duidelijke vraag is en als er een aanbod is dat daarop aansluit en als die vraag en dat aanbod bij elkaar komen. Dat is een puur technische benadering.’
Verschillende pensioenfondsen
‘Graag meer aandacht voor hoe solidariteiten werken’
Als voorbeeld van een markt die niet goed werkt, noemt Van der Lecq dat er geen pensioenfonds is voor zzp’rs (zelfstandigen zonder personeel). Voor deze groep zijn er alleen verzekeringsproducten en die sluiten mogelijk niet goed aan bij de vraag, want de meeste zzp’ers
ABP Wereld 2/2010
11
maken er geen gebruik van. De groep zzp’ers in Nederland neemt enorm toe – de laatste jaren schrijven meer dan 100.000 mensen zich als ondernemer in bij de Kamer van Koophandel, waarbij de zzp’ers de grote meerderheid vormen –, maar zij regelen vaak geen oudedagsvoorziening. Wettelijk is het op dit moment niet mogelijk om een zzp-pensioenfonds op te zetten. ‘In Nederland zijn bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Om een pensioenfonds op te kunnen richten, zouden zzp’ers eerst als bedrijfstak of als beroepsgroep erkend moeten worden. Als dat toegestaan is, kunnen zij zich aansluiten bij een pensioenfonds. Of niet, als ze niet willen. Maar dan kunnen ze in ieder geval gebruikmaken van de voordelen die ze nu bij verzekeraars niet hebben.’
Leerstoel pensioenmarkten onderzoekt hoe je
indeling, je kunt ook andere indelingen bedenken. Als je secretaresse bent, wil je misschien liever in een pensioenfonds voor secretaresses dan in bedrijfstakfonds X of Y of Z, omdat je daar op dat moment toevallig werkt.’ Is het niet lastig als verschillende collega’s in hetzelfde bedrijf allemaal bij een ander pensioenfonds aangesloten zijn? ‘Natuurlijk zijn er nadelen’, zegt Van der Lecq, ‘Dat is altijd zo. Maar het voordeel is dat je minder pensioenoverdracht hebt, want als je secretaresse blijft en je gaat naar een andere bedrijfstak, blijf je bij je eigen pensioenfonds. Je moet per verandering bekijken wat de voor- en nadelen zijn en wat je daaraan kunt doen. Ik heb hier niet direct een antwoord op, maar het is een voorbeeld van de manier waarop je kunt kijken hoe markten werken. Passen de huidige pensioenvoorzieningen bij moderne werknemers? Dat is een interessante onderzoeksvraag.’
pensioenen toekomstbestendig kunt maken
Een moderne AOW?
Haal je de slidariteit niet weg als mensen niet verplicht deelnemen, maar vrijwillig? ‘De tijd zal het leren’, zegt Van der Lecq, ‘Sommigen zijn daar heel bang voor, maar ik denk dat zzp’ers het best prettig vinden om mee te doen en dat de groep die ervoor bedankt klein is. Ik vermoed dat de groep groot genoeg is om tot een solidariteitskring te komen, waardoor je zo’n fonds aan de praat kunt krijgen.’
Nadenken Vroeger waren mensen hun leven lang werknemer. Nu zie je steeds vaker dat mensen een tijdje werknemer zijn, en dan weer een tijdje zzp’er en daarna misschien deeltijd-zzp’er en deeltijdwerknemer. Passen de huidige pen sioenregelingen daar nog wel bij? ‘Misschien kun je daaraan knutselen en pensioenen op maat maken’, zegt Van der Lecq, ‘Pensioenfondsen redeneren nog te veel vanuit de klassieke loopbaan en houden weinig rekening met de transitorische arbeidsmarkt. Ik denk dat het heel goed is als ze hierover nadenken.’
Onderzoeksvraag Een vraag die daarbij gesteld kan worden is of pensioenfondsen moeten blijven denken in termen van de gangbare bedrijfstakken. ‘Dat is ook maar een
12
ABP Wereld 2/2010
Het voorbeeld van pensioenfondsen voor secretaresses of zzp’ers zijn illustratief voor de manier waarop Van der Lecq werkt. Ze laat zich niet afremmen door bestaande structuren en patronen, maar kijkt met een open blik naar de manier waarop zaken geregeld zijn en naar de huidige maatschappelijke behoeften. Samen met een paar collega-economen werkte ze de gedachte uit om werknemers over hun volledige inkomen pensioen te laten opbouwen. Dat idee kwam voort uit het feit dat nu al 1 op de 7 mensen geen volledige AOW-uitkering krijgt. Kennelijk voorziet de AOW niet voor iedereen in een minimuminkomen. Daartegenover staat een groep mensen met een hoog pensioen in de tweede pijler, waardoor ze de AOW eigenlijk niet nodig hebben. ‘De AOW doet dus niet helemaal waarvoor hij bedoeld was. Dan kun je ook zeggen: laat de mensen die genoeg pensioen krijgen ook zelf dat AOW-stuk opbouwen. Dan hoeft de samenleving dat niet te doen en kan dat geld naar mensen die het echt nodig hebben.’ Nu is het zo dat mensen over het eerste deel van hun inkomen geen pensioen opbouwen, omdat dit deel straks gecompenseerd wordt door de AOW. Dit deel is de franchise. In het plan van Van der Lecq en haar collega’s wordt de franchise op nul gezet en bouwen mensen pensi-
oen op vanaf de eerste euro die ze verdienen. Wie aan het einde van de rit te weinig pensioen heeft opgebouwd, krijgt “seniorenbijstand”. Voor burgers zijn de consequenties van dit plan waarschijnlijk niet zo groot. Ze betalen weliswaar meer pensioenpremie, maar ze dragen minder premies voor volksverzekeringen af. Maar voor het Rijk zijn de consequenties wel groot. ‘De werkenden van nu betalen de AOW voor degenen die nu 65-plus zijn. In dit plan ga je naar kapitaaldekking en betaalt iedereen zijn eigen oudedagsvoorziening.’ Is dit voorstel beter dan de situatie zoals die nu is? ‘Daar gaat de politiek over’, zegt Van der Lecq, ‘Persoonlijk heb ik natuurlijk ook meningen, maar als onderzoeker niet. Economen laten zien wat veranderingen betekenen en wat ze kosten. Die gegevens kan de politiek gebruiken bij de besluitvorming.’
Wat wil men? Een van haar favoriete onderwerpen is solidariteit. ‘Dat was al zo voordat ik me met pensioenen ging bezighouden. Wat is solidariteit wel en wat niet? Voelt iedereen dat zo? Is solidariteit een warm hart, of is het ook belasting betalen? Hoe werkt dat? Dat interesseert mij zeer.’ In het boek Kosten en baten van collectieve pensioensystemen wordt veel aandacht besteed aan solidariteit. Lager opgeleiden zijn bijvoorbeeld solidair met hoger opgeleiden, omdat die laatste groep langer leeft. Vrouwen profiteren méér van ouderdomspensioenen dan mannen, maar daarentegen weer minder van het partnerpensioen dat ze zelf opbouwen. ‘Het boek liet met berekeningen duidelijk zien hoe solidariteiten werken. Wat mij betreft mag daar veel meer aandacht voor komen, zodat mensen kunnen bepalen of ze deze solidariteiten willen.’
Daphne Waar het Van der Lecq om gaat is dat het pensioenstelsel toekomstbestendig zal zijn. ‘Er zal veel veranderen de komende decennia. Dat kan niet anders, want de wereld verandert. Andere ondernemingen, andere arbeidsrelaties, andere bedrijfstakken, een Europese of misschien zelfs mondiale markt. Om daarop in te spelen moeten we blijven zoeken naar goede oplossingen.’
Fieke van der Lecq: ‘Pensioenfondsen houden weinig rekening met de transitorische arbeidsmarkt’.
Aan het einde van haar oratie in april 2009 noemde Van der Lecq haar nichtje Daphne Sofia, geboren in 2007. Ze omschrijft Daphne als “een post-vergrijzingskind, dat zich tijdig moet afvragen wat er ooit nog voor haar in de pensioenpot zal zitten”. Ze stelt zich de vraag of er nog sprake zal zijn van intergenerationele solidariteit. ‘Voor Nederland kunnen we dit misschien nog uitrekenen en inschatten, maar Daphne kiest misschien voor een internationale loopbaan, waardoor ze amper gebruik kan
maken van de Nederlandse AOW en van db-regelingen, voor zover die dan nog bestaan. Eens te meer zal het voor haar aankomen op het overleven in financiële zin, door zelf te investeren in haar verdiencapaciteit en optimaal gebruik te maken van het pensioenaanbod. Voor de Daphnes van deze wereld wordt nu al onderzocht hoe pensioenen toekomstbestendig kunnen worden gemaakt. Daaraan hoop ik vanuit de leerstoel pensioenmarkten een steentje bij te dragen.’
ABP Wereld 2/2010
13
WERKGEVERS door Christel Witteveen foto’s van Joyce Vlaming
‘Kinderen op het idee laten komen zelf een instrument te leren spelen’ Voorstellingen van
Tineke Schouten en Frans Bauer tot het
klassieke repertoire van Holland Symfonia en het Nationale Toneel
In de Philharmonie Haarlem repeteren de muzikanten van Holland Symfonia, een muzikaal gezelschap van ruim 140 musici. De klanken klinken adembenemend mooi in de grote zaal. In de klein zaal is het deze ochtend aardedonker. Maar zodra het licht aan springt, verschijnt een intieme ruimte met houten vloeren en een houten balkon. Er hangt een lichte houtgeur, vandaar ook de bijnaam ‘Finse sauna’.
nodigen alle Haarlemmers Kamermuziek
uit tot een bezoek aan de prachtig gerenoveerde panden van de Stadsschouwburg en Philharmonie Haarlem. 14
ABP Wereld 2/2010
‘De akoestiek en de intimiteit maken dit een van de mooiste zalen voor kamermuziek in Nederland,’ vertelt Maria Hansen, zakelijk directeur van de stichting Stadsschouwburg en Philharmonie Haarlem. Oorspronkelijk bestond het gebouw van de Philharmonie Haarlem uit een verzameling panden die in het
De grote zaal met het orgel van Aristide Cavaillé-Coll. Beide zijn gerestaureerd.
muziek in onze kleine zaal loopt ook erg goed. Daar hebben we een accent op gezet.’ Door de grondige verbouwing van de stadsschouwburg moesten toneelliefhebbers vijf jaar lang hun heil elders zoeken. Vorig seizoen gooide de stadsschouwburg de deuren weer open. ‘We wisten niet of we mensen makkelijk terug konden winnen. Gelukkig komen bezoekers in groten getale terug. Artiesten vinden dat het publiek hier prettig reageert. Niet arrogant, vooral belangstellend.’
Multicultureel
bezit waren van een herensociëteit. Die sociëteit bouwde er al een concertzaal. Later verkochten de heren het naast de Grote Markt gelegen onroerend goed aan de gemeente Haarlem. In het begin van deze eeuw vond er een grootscheepse verbouwing plaats. De grote zaal werd volledig gerestaureerd, de kleine zaal totaal gesloopt. Architect Frits van Dongen voegde een modern deel aan de gebouwen toe. In 2005 gingen de deuren van de Philharmonie Haarlem weer open. Behalve voor voorstellingen, kan het gebouw nu ook worden gebruikt voor congressen.
Brede programmering ‘De gemeente Haarlem subsidieert ons,’ vertelt Hansen in de hippe blauwe salon die een doorkijkje biedt op de pittoreske straatjes van Haarlem. ‘We hebben de maatschappelijke opdracht om in het Haarlemse een breed aanbod van
podiumkunsten te bieden. We kunnen ook een heel divers programma maken omdat we zowel de stadsschouwburg als de concertzalen ter beschikking hebben. In de Philharmonie is er populaire, jazz en klassieke muziek, oftewel van Bauer tot Bach.’
Prettig publiek Naast zakelijk directeur Maria Hansen, maakt ook algemeen directeur Jaap Lampe deel uit van het tweekoppige directieteam. Lampe draagt met name de verantwoording voor de programmering. In de zomer en in het najaar raakt het kantoor overspoeld met aanbiedingen van impresariaten, toneelgezelschappen en ensembles. Tussen al dat aanbod moet de directie een lijn proberen te vinden. ‘We willen ons graag onderscheiden van de regionale podia,’ benadrukt Hansen. ‘We merken dat serieus toneel in Haarlem erg geliefd is. En klassieke
Hansen en Lampe schenken er veel aandacht aan om vaker multiculturele voorstellingen te programmeren. Tegenwoordig is er voldoende aanbod uit landen als Turkije en Marokko om de zalen mee te vullen. ‘We proberen actief doelgroepen voor dit soort voorstellingen te benaderen. Maar we hebben hier een veel kleiner publiek voor dan in Amsterdam. Van de Haarlemse bevolking is twintig procent allochtoon.’ Volgens Hansen speelt in heel Nederland de discussie of multiculturele programmering leidt tot een menging van publieksgroepen. ‘Dat is zeker de bedoeling vanuit onze maatschappelijke opdracht. Maar zoiets gebeurt niet van de ene op de andere dag. We kunnen wel de mogelijkheid creëren dat mensen elkaar ontmoeten door verschillende voorstellingen tegelijk aan te bieden. Ik kan me voorstellen dat we ‘Fire of Anatolia’ in de Grote Zaal hebben en een Westers kamermuziek concert in de Kleine Zaal. Het is dan ontzettend leuk als het publiek in de pauze door elkaar heen loopt in de foyer. Er ontstaat er een soort marktplein. Ik weet niet of mensen vervolgens met elkaar aan de praat raken, maar dat hindert niet. Als ze maar met elkaar constateren dat het een inspirerende avond was.’
ABP Wereld 2/2010
15
Levendig educatief
Inspiratie
Het Holland Symfonia, dat de Philharmonie Haarlem als thuisbasis heeft, verzorgt het symfonisch repertoire in Haarlem. Bij een tournee geeft het orkest vaak het eerste concert in Haarlem.
Het Haarlems Amateur Symfonieorkest organiseerde vorig jaar een idols-achtige competitie. Kinderen mochten op een roze stip auditeren voor een jury van leden van het Holland Symfonia.
De directie programmeert naast dit klassieke repertoire behoedzaam ander klassiek werk. ‘Met het Concertgebouw in Amsterdam in de buurt hebben we een concurrent van formaat. Daar zijn we heel realistisch in. We bieden hier zelden concerten aan die ook in Amsterdam komen. Onze zaal is zeer geschikt voor kamerorkesten en barokgezelschappen. Daar leggen we nadruk op.’
De competitie bestond uit een aantal ronden tot aan de grote finale. Winnaars in een bepaalde ronde kregen masterclasses en begeleiding van coaches uit het orkest. Op de finaledag zat de grote zaal bomvol familie en vrienden met spandoeken. Uiteindelijk won een zeventienjarige pianist. ‘We willen met educatieve projecten onder meer bereiken dat kinderen zien hoe je met podiumkunst anders kunt kijken naar het leven. Dat het een manier biedt om uiting te geven aan gevoelens die heel moeilijk in woorden te vatten zijn. In muziek is dat al helemaal aan de orde. Het kan een kind veel brengen als het een instrument speelt. Ook zelf op het podium staan kan een verrijkende ervaring geven. Wij hebben ons werk goed gedaan als kinderen na een voorstelling of workshop geïnspireerd raken en graag nog een keer terug komen. Het is natuurlijk helemaal top als kinderen door ons op het idee komen zelf een instrument te leren spelen.’
Maria Hansen: ‘We bieden hier zelden concerten aan die ook in Amsterdam komen’.
Creatief verkoopteam vult de gebouwen overdag Musici van het Holland Symfonia vervullen een belangrijke taak als het gaat om het betrekken van Haarlemse scholen. Soms bezoeken ze zelf scholen, maar ook in de gebouwen gebeurt van alles. Zo bestaat er het familieconcert ‘De Orkestkeuken’ waarbij kinderen aan lange tafels op het podium zitten. Orkestleden groeperen zich daar om heen. Tegelijkertijd voeren artiesten een toneelstuk op en wordt er gekookt. Terwijl kinderen sla snijden of groente voor de soep klaarmaken, speelt het orkest of zingt iemand een aria.
Zakelijk leider Muziek heeft altijd een belangrijke plaats ingenomen in Hansen’s eigen leven. Vroeger speelde ze blokfluit, trompet en piano en zong ze. Hansen
16
ABP Wereld 2/2010
besloot haar passie te combineren met cultureel management. Ze haalde een masters in bedrijfskunde in Canada, waar ze lange tijd woonde. Daarna werkte ze in dat land bij een operagezelschap. Eenmaal terug in Nederland kreeg ze een functie als zakelijk leider van De Nederlandse Bachvereniging. Twee jaar geleden maakte ze de stap naar de Stichting Stadsschouwburg en Philharmonie Haarlem. ‘Muziek brengt mij veel,’ aldus Hansen die nog steeds zingt en piano speelt. ‘Maar ik wil ook dat andere mensen kunnen genieten van muziek.’ Hansen is nu verantwoordelijk voor het beheer van de twee gebouwen, het personeel, de financiën en de techniek. ‘Mijn achtergrond komt in deze functie goed van pas. Mijn collega’s hebben uiteenlopende achtergronden. Maar in deze sector komt het zelden voor dat iemand zo’n zakelijke opleiding heeft als ik.’
Creatief team De stichting ontvangt subsidie van de gemeente Haarlem. Om alle kosten te dekken, moet er echter nog meer geld binnenkomen. Recettes vormen een groot deel van de overige inkomsten.
En gelukkig gaat de kaartverkoop, ondanks de crisis, onverminderd door. Alleen voor sommige voorstellingen moet meer promotie gemaakt worden om de zaal vol te krijgen. ‘Frans Bauer is normaal gesproken binnen een paar dagen uitverkocht. Nu moeten we meer adverteren en via nieuwe media mensen direct benaderen om de zaal te vullen.’ Gelden uit kaartverkoop dekken in principe de directe kosten van een voorstelling. Het liefst ziet Hansen dat er onder de streep nog een bedrag overblijft om een deel van de exploitatiekosten mee te voldoen. De horeca en commerciële verhuur van de panden leveren aanvullende inkomsten op. Een creatief verkoopteam zorgt dat de gebouwen overdag zo goed mogelijk benut worden. ‘Dat team informeert bedrijven en overheden in de omgeving van Haarlem dat ze in onze gebouwen activiteiten kunnen organiseren. De foyers zijn prima geschikt voor allerlei evenementen. We hebben zo een podium opgezet voor live optredens. En in de drie salons in de Philharmonie kunnen we een opstelling maken met tafels, een beamer en laptops zodat bedrijven hier trainingen kunnen geven.’
Founders Ten slotte doet de stichting steeds meer aan fondsenwerving. Het afgelopen jaar is er veel energie in gestoken om een groep founders bijeen te krijgen. Particuliere donateurs die zich voor een aantal jaren vastleggen met fiscaal aftrekbare schenkingen van 500, 1000 of 2000 euro per jaar. Voor eigenaren van middelgrote en kleine bedrijven uit de omgeving werd het Thomas Wilson genootschap opgericht. Ondernemers die deel uitmaken van het genootschap ontvangen uitnodigingen om met relaties premières of andere evenementen bij te wonen. ‘Thomas Wilson was een gulle gever in het Haarlemse tijdens de bouw van de oorspronkelijke stadsschouwburg. Met de bijdragen van dit nieuw opgerichte genootschap kan de huidige organisatie ook weer bijzondere projecten realiseren. Er zijn nu ruim 30 bedrijven aangesloten. Daar zijn we heel tevreden over in een crisisjaar.’
ABP Wereld 2/2010
17
ABP JAARVERSLAG door Graziella Runchina illustratie van Geert Setola
Opverend pensioenvermogen in 2009
In 2009 zette ABP belangrijke stappen op weg naar verder herstel van de financiële positie.
In tegenstelling tot de dieprode cijfers van 2008 kon in 2009 een fors rendement van ruim 20 procent worden geschreven dankzij goede beleggingsresultaten en een lichte stijging van de marktrente. De weg naar herstel is duidelijk ingeslagen, maar het is zeker geen gebaand pad.
Dekkingsgraad Het fonds begon het verslagjaar met een dekkingsgraad van 90 procent. De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het beschikbaar vermogen van ABP en alle pensioenen die ABP nu en in de toekomst moet uitbetalen. In het eerste kwartaal van 2009 daalde de dekkingsgraad nog verder, om vervolgens weer de weg naar boven te vinden, maar de fluctuaties – tekenen van instabiele financiële markten – bleven. Dat was ook de reden voor het ABP bestuur om te waarschuwen voor al te groot optimisme. In de drie kwartalen die volgden, verbeterde de positie van ABP: het vermogen groeide, de verplichtingen bleven redelijk stabiel en zo kon de dekkingsgraad aan het einde van 2009 oplopen tot 103,5 procent. Hierin is de prognose voor de gestegen levensverwachting van 5,8 procentpunt eind 2009 al verwerkt. De conclusie is dat de dekkingsgraad van het fonds zich gunstiger heeft ontwikkeld dan werd voorzien in het herstelplan dat in juni 2009 door de
18
ABP Wereld 2/2010
toezichthouder werd goedgekeurd. Daarin was een dekkingsgraad gecalculeerd van 93 procent eind 2009.
Beleggingsrendement Het beleggingsrendement veerde in 2009 sterk op. Het totale rendement over 2009 is 20,2 procent positief. Dit is het hoogste jaarrendement dat sinds het begin van de meting in 1993 door ABP is behaald. Het meerjarig gemiddelde nominale rendement, berekend vanaf 1993, is eind 2009 naar 6,7 procent per jaar gestegen (2008: 5,9 procent). Het nominale rendement over de laatste tien jaar bedraagt 3,7 procent (2008: 2,9 procent). Het gemiddelde reële, voor looninflatie gecorrigeerde rendement voor de periode 1993-2009 is naar 4,4 procent eind 2009 gestegen (2008: 3,7 procent).
Ter vergelijking: bij de premiestelling is, behoudens de jaren 1998-2001, uitgegaan van een voorzichtige inschatting van het reële rendement voor de lange termijn van 3 procent. Overigens is dit percentage met ingang van 1 januari 2010 verhoogd naar 3,25 procent. Het positieve rendement in 2009 (35 miljard euro) doet het negatieve rendement in 2008 van –20,2 procent (–44 miljard euro) grotendeels teniet. Het beschikbaar vermogen is gestegen naar € 208 miljard eind 2009 (2008: 173 miljard).
Pensioenpremie Het ABP-bestuur streeft naar stabilisering van de premie voor het ouderdomsen nabestaandenpensioen voor de periode 2010-2012. Voor de vaststelling van de premie vanaf 1 januari 2010 is daarom geanticipeerd op de premiestijgingen die voor 2011 en 2012 zijn voorzien. De premie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen is voor 2010 op 20,3 procent vastgesteld. Op basis van het huidige premiebeleid van ABP, de verwachte ontwikkelingen van de financiële positie van het fonds en de huidige wettelijk gestelde randvoorwaarden, zal de premie in de periode 2010-2012 gelijk kunnen blijven. De sectorspecifieke premies voor het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn op het niveau van 2009 gehandhaafd. De gemiddelde premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen blijft 0,5 procent.
Beleggingsrendement van 20,2 procent Indexatie Het bestuur van ABP beslist jaarlijks over de toekenning en de hoogte van de indexatie. Als leidraad voor deze beslissing heeft het bestuur regels vastgesteld voor het bepalen van de indexatie in relatie tot de dekkingsgraad. Dit wordt de beleidsstaffel indexatie genoemd. In 2009 heeft dit geresulteerd in een (gedeeltelijke) indexatie van 0,28 procent structureel. Dit is 13 procent van de gemiddelde loonontwikkeling in de sector Overheid en Onderwijs (die 2,2 procent bedroeg), gemeten van 31 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2009. De structurele indexatie heeft betrekking
op alle opgebouwde pensioenrechten, niet alleen van gepensioneerden, maar ook van actieven en slapers. De dekkingsgraad op de peildatum 31 oktober 2009 was 104,5 procent, bij een wettelijk minimaal vereist vermogen van 104,4 procent. In de loop van 2010 zal het bestuur beoordelen of de indexatie in 2010 alsnog kan worden verhoogd. Nu de financiële positie zich sneller heeft hersteld dan verwacht en de dekkingsgraad zich op de peildatum boven het minimaal vereiste niveau bevond, besloot het bestuur in november 2009 tevens om, naast de structurele verhoging met 0,28 procent, de pensioenen per 1 januari 2010 eenmalig met 0,17 procent te indexeren.
MVO ontwikkelt zich ABP vervult maatschappelijk gezien op twee manieren een belangrijke rol. Direct voor werkgevers en werknemers bij overheid en onderwijs en indirect door de beleggingen. Verantwoord beleggen is van fundamenteel belang voor ABP. In het Strategisch Beleggingsplan 2010-2012 is de focus van ABP op de zogenoemde ‘environmental, social and governance’-aspecten (ESG) versterkt. De ESG-overwegingen zijn in alle reguliere beleggingsprocessen ingebed en er is in duurzame beleggingen met een pionierskarakter geïnvesteerd. ABP hanteert het uitgangspunt dat alle bedrijven in overeenstemming met het Global Compact van de Verenigde Naties dienen te handelen. Het duurzaamheids- en governanceteam gaat de dialoog aan met ondernemingen als er aanknopingspunten zijn dat dit niet het geval is. Of als ondernemingen grote verbeteringen kunnen doorvoeren op gebieden als mensenrechten of klimaatverandering.
Goede service ABP meet zijn prestaties ook aan de kwaliteit van de bedrijfsvoering af. De bedrijfsvoering is sinds 2008 geheel uitbesteed. Doel is een hoog serviceniveau tegen lage uitvoeringskosten. ABP vergelijkt zijn prestaties met die van andere gerenommeerde pensioenfondsen, zoals die door het instituut Cost Effectiveness Measurement (CEM) worden bijgehouden. Aan deze benchmark nemen wereldwijd 64 pensioenfondsen deel.
ABP Wereld 2/2010
19
In 2008 had ABP wereldwijd de hoogste servicescore. Deze servicescore uit 2008 is in 2009 met 2 procentpunten verder gestegen naar 90 punten (maximaal 100). Daarmee behoort ABP in 2009 qua service tot de beste pensioenfondsen in de wereld.
Klanttevredenheid
Servicescore steeg verder
De klanttevredenheid van deelnemers, gepensioneerden en werkgevers bleef ondanks de gevolgen van de financiële crisis en het dalende vertrouwen - stabiel in het verslagjaar. De klanttevredenheid van actieve deelnemers steeg licht (van 7,3 in 2008 naar 7,4 in 2009 op een schaal van 0 tot 10). De klanttevredenheid van gepensioneerden is gelijk gebleven op 8,1. De tevredenheid van werkgevers is licht gedaald (van 7,7 in 2008 naar 7,6 in 2009). Herstel van de financiële positie van het fonds is uiteraard de eerste prioriteit voor de komende periode. Daarop aansluitend is bouwen aan vertrouwen de opdracht bij uitstek voor ABP de komende jaren.
Totale Service Score 2008: ABP versus wereld 100 90
ABP NL-fondsen Wereld Peer Mediaan Wereld Mediaan
80 70 60 50 40
Tevredenheidsscore
30 20 10 0 Prestaties pensioenfondsen
20
ABP Wereld 2/2010
Herstel van vertrouwen Hoewel de financiële positie van het fonds aanzienlijk is verbeterd, verkeerde het fonds eind 2009 nog steeds in een herstelsituatie. Eind 2009 was sprake van een dekkingstekort van 0,8 procentpunt en van een reservetekort van 22,5 procentpunt. ABP wil het gedaalde vertrouwen in het fonds graag herstellen, niet naar een blind vertrouwen, maar naar een realistisch en gefundeerd vertrouwen. Daartoe zal ABP duidelijk en transparant in beleid en governance zijn. Ook zal ABP deelnemers, gepensioneerden en werkgevers helpen beseffen dat er in zekere mate risico’s moeten worden genomen: beleggen zonder risico’s, lage premies en volledige indexatie gaan immers niet samen. Het beleid van ABP, de positionering en het functioneren van het bestuur, en het communicatiebeleidsplan van ABP voor 2010-2012 zijn erop gericht om het afgenomen vertrouwen te herstellen. De relatie tussen vertrouwen en tevredenheid is daarbij van groot belang.
350
Rendementen 1993 - 2009, per 100 euro (cumulatief ) 300
6,7%/jaar nominaal rendement reëel rendement 3% prudent reëel rendement
250
4,4%/jaar
200
3,0%/jaar 150
100
dec 09
dec 08
dec 07
dec 06
dec 05
dec 04
dec 03
dec 02
dec 01
dec 00
dec 99
dec 98
dec 97
dec 96
dec 95
dec 94
dec 93
dec 92
50
Premie OP/NP, Anw-hiaat en AOP (als percentage bijdrage grondslag) 2010
300
250
200
2009
Ouderdoms en nabestaandenpensioen Herstelopslag (van 1 juli tot 31 december 2009) Anw-hiaat Arbeidsongeschiktheidspensioen (gemiddeld) Premie inkoop voorwaardelijke inkoop OP/NP
20,3 0,0 0,3 0,5 0,3
20,5 * 1,0 0,4 0,5 0,0
Totaal, als percentage van het salaris
16,4
16,8
* inclusief de herstelopslag van 1% voor de periode van juli tot en met december 2009
Totale kosten in euros per actieve en gepensioneerde 2008: ABP versus wereld ABP NL-fondsen Wereld Peer Mediaan Wereld Mediaan
150
100
50
0 Kosten pensioenfondsen
ABP Wereld 2/2010
21
Meerjarencijfers Financiële gegevens (in € mln)
2009
2008
2007
2006
2005
A. Beschikbaar vermogen pensioenfonds
208.064
172.878
216.513
208.888
190.615
Ouderdoms- en nabestaandenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen1 Fexibel pensioen ABP ExtraPensioen B. Voorziening pensioenverplichtingen
197.745 1.908 1.198 182 201.033
189.400 1.993 1.402 133 192.928
150.844 2.188 1.512 131 154.675
152.199 2.350 1.761 104 156.414
150,208 2.521 6.434 78 159.241
C. Dekkingsgraad pensioenfonds (A/B) Nominale marktrente (in %)
104 3,87
90 3,57
140 4,85
134 4,25
120 3,70
D. Beschikbaar vermogen verzekeringsbedrijf
2.931
2.745
2.300
2.214
–
Verzekeringsverplichtingen voor eigen rekening/risico Verzekeringsverplichtingen voor rekening polishouders E. Voorziening verzekeringsverplichtingen
2.705 226 2.931
2.532 213 2.745
2.102 198 2.300
2.023 191 2.214
– – –
234
242
245
228
–
7.031
–20.050
61.838
52.474
31.374
1.153.000 885.000 757.000 2.795.000
1.133.000 872.000 750.000 2.755.000
1.122.000 848.000 742.000 2.712.000
1.106.000 816.000 735.000 2.657.000
1.102.000 792.000 727.000 2.621.000
3.944 11 4.237
3.985 9 4.082
3.999 2.489 778
4.091 2.387 796
4.187 2.389 521
I. Overige gegevens (in %) Premie ouderdoms- en nabestaandenpensioen (burgers)2 20,4/21,4 Premie arbeidsongeschiktheidspensioen (gemiddeld)3 0,5 Contractloonontwikkeling 2,20 Indexatie 0,28 5 Indexatieachterstand (maximaal) 6,74 Kostprijs pensioenbeheer per deelnemer (CEM-definities6 in €) 91 Servicescore (CEM-definitie 2008, max. = 100)7 90 Z-score (norm: ≥ -/- 1,28 over een periode van 5 jaar) 1,6 Rendement totaal (= direct + indirect, in %) 20,2 Totaal rendement 10-jaarsgemiddelde (in %) 3,7
20,0 0,5 4,73 0,00 4,73 90 88 –3,1 –20,2 2,9
19,6 0,8 2,05 4 4,05 0,0 74 87 0,6 3,8 6,5
19,8 1,2 3,66 2,82 1,93 65 83 1,0 9,5 7,3
21,4 1,6 0,38 0,17 1,12 63 79 0,4 12,8 7,5
F. Solvabiliteitsmarge Verzekeringsbedrijf (%) G. Eigen vermogen (A+D-B-E) H. Aantallen (eindstanden) Actieven Slapers Gepensioneerden Totaal aantal deelnemers Aangesloten (sub)werkgevers Medewerkers in dienst bij ABP (in Nederland) In dienst bij geconsolideerde deelnemingen
1 Tot 2007 alleen invaliditeitspensioenen en herplaatsingtoelagen, vanaf 2007 ook ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP). 2 Inclusief premie ANW alsmede herstelopslag met ingang van 1 juli 2009. 3 Tot 2007: premie invaliditeitspensioen en herplaatsingtoelage (hoog). 4 Inclusief na-indexatie. 5 De indexatieachterstand voor deelnemers met opbouw is lager. Het percentage bij exacte herberekening van pensioenaanspraken wijkt licht af. 6 In de CEM-definitie zijn deelnemers actieven en gepensioneerden. 7 Voorgaande jaren herrekend naar methodiek 2008.
22
ABP Wereld 2/2010
Vóór U Gelezen
Leren van ingetogen ondernemende vrouwen Midden in een interview met de vrouwelijke ondernemers die aan het woord komen in ‘Ondernemend naar de top’ kun je als lezer opeens gaan twijfelen.
Christel Witteveen Ondernemend naar de top, Vrouwelijke ondernemers over hun dromen, drijfveren en dilemma’s, Kosmos 2009, 175 pagina’s, ISBN 978 90215 4546 2 € 16,95.
Is hier nu een succesvolle zakenvrouw aan het woord? Of een zzp’er wier zakelijke prestaties nogal onopvallend zijn? Maar als de lezer even terugbladert, naar het begin van het interview, wordt weer duidelijk wat de onderneemster in kwestie doet. O ja, ze is wél groot. Ze heeft 25 medewerkers in dienst en een jaaromzet van 4,5 miljoen euro. Even later gebeurt het opnieuw. Weer terugbladeren. En wéér constateren: ook deze is groot, met 13 medewerkers en een omzet van 6 miljoen euro. Journalist Christel Witteveen, die voor haar boek 15 vrouwelijke ondernemers interviewde, kan zich de verwarring van de lezer wel voorstellen. Desgevraagd zegt Witteveen: ‘Het viel me op hoe bescheiden de vrouwen waren over hun eigen prestaties. Daar zouden ze wel wat vaker mee naar buiten mogen treden om ook andere vrouwen te stimuleren om te gaan ondernemen.’ De vrouwen die Witteveen selecteerde voor haar boek, zijn namelijk zonder uitzondering geslaagde zakenvrouwen. Ze hebben een bedrijf met minstens tien personeelsleden op de loonlijst en een omzet van minimaal een miljoen. Iets om trots op te zijn, zou je denken. Dat zíjn de ondernemers ook. Maar ze blijven bijna allemaal opvallend bescheiden. Dat is geen trucje, want het is opvallend hoe eerlijk en openhartig zij de vragen van Witteveen beantwoorden. Rahma el Mouden, eigenaar van schoonmaakbedrijf Mas (400 medewerkers, omzet 8 miljoen euro) vertelt over haar jeugd in Marokko en over de manier waarop zij probeerde haar Marokkaanse echtgenoot te emanciperen. ‘Nu is hij zo geëmancipeerd, daar kan een Nederlandse man niet aan tippen.’ Margot Traa, eigenaar van een keten van drogisterijen (98 medewerkers, omzet 8 miljoen euro) vertelt over de ernstige financiële problemen die zij ooit had als ondernemer en het effect daarvan op haar relatie met haar echtgenoot. Over de zakelijke aspecten zijn de ondernemers al net zo openhartig als over hun privé keuzes. Cemile Sezer (eigenaar van een adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken, 11 medewerkers) liet de financiële administratie over aan haar zusje, dat op Nyenrode had gestudeerd. Sezer werd zo afhankelijk van haar zusje, dat ze zelf het overzicht kwijtraakte. Dat zal haar nooit meer gebeuren. (Overigens is zij een van de weinigen die haar omzet niet prijs geeft). Inez van Oort, eigenaar van een studentenuitzendbureau (23 medewerkers, paar miljoen euro omzet) maakte dezelfde fout. Pas toen ze een keer te weinig liquide middelen had om de salarissen uit te betalen – dat probleem kwam zo onverwacht en was zo nijpend dat ze er haar huwelijksreis voor moest onderbreken – begreep ze dat je je financiën maar tot op zekere hoogte kunt delegeren. Dat zijn praktijkervaringen waar andere ondernemers iets aan hebben. Gecombineerd met de aanstekelijke geestdrift die uit de interviews naar voren komt, zorgt dat voor een inspirerend boek. En niet alleen voor vrouwelijke ondernemers.
Wilma van Hoeflaken
ABP Wereld 2/2010
23
PENSIOENEN door Christel Witteveen foto van Annemiek Mommers illustratie van Frank Dam
Ouderen werken door voor hoger pensioen In 2004 laaide een storm van kritiek op toen het kabinet zijn beleidsplannen voor het afschaffen van VUT- en prepensioenregelingen presenteerde. Zelfs het CPB twijfelde ernstig of de kabinetsplannen de arbeidsdeelname van ouderen wel zouden vergroten.
De oorspronkelijk plannen werden ingrijpend aangepast en in 2006 werd de VPL-wetgeving (VroegPensioen&Levensloop) ingevoerd. Nu, vier jaar later, maakt het ABP de balans op. Wat blijkt? Steeds meer werknemers werken langer door voor een hogere pensioenuitkering.
Demonstratie Herinnert u het zich nog? De massale demonstratie van honderdduizenden mensen op het Museumplein in Amsterdam. Heel Nederland leek zich te keren tegen het versoberen van de VUT- en (pre)pensioenregelingen. Behalve werkgevers, leek niemand blij met de wijzigingen en evenmin met de veel minder royale levensloopregeling. Bovendien verwachtte bijna niemand dat de wijzigingen werknemers zouden stimuleren om langer door te werken.
24
ABP Wereld 2/2010
ABP Wereld 2/2010
25
Het kabinet voerde de plannen wel door, maar met stevige aanpassingen. Zo bleef voor de mensen geboren voor 1950 de toegang tot de VUT nog open; mensen geboren na 1949 konden er geen gebruik meer van maken. Per 2006 pasten pensioenfondsen hun (pre)pensioenregelingen aan.
Grafiek 1: Toename van de gemiddelde pensioenleeftijd 62,4 jaar 61,9 jaar 61,4 jaar
Stimulans Ook voor de mensen geboren voor 1950 waren er veranderingen. Door wetgeving (amendement Vendrik) werden de oude VUT-regelingen aangepast om langer doorwerken te stimuleren. Was het vroeger zo dat langer doorwerken nauwelijks effect had op de hoogte van de VUT-uitkering. In 2006 werd de zogenaamde spaar-VUT geïntroduceerd, waarbij langer doorwerken direct doorwerkt in de hoogte van de uitkering. Sinds de invoering van het nieuwe pensioenstelsel zijn werknemers veel flexibeler bij het bepalen van de leeftijd waarop ze met pensioen gaan. Die flexibiliteit heeft grote gevolgen. Uit gegevens van ABP blijkt dat er vanaf 2005 steeds meer deelnemers kiezen om op latere leeftijd met pensioen te gaan. Lag de gemiddelde leeftijd waarop deelnemers met pensioen gaan in 2005 nog rond de zestig, eind 2007 was dat al gestegen tot 61 jaar en drie maanden. Eind 2009 kwam de gemiddelde pensioenleeftijd zelfs uit op 62 jaar en drie maanden (zie Grafiek 1). Kortom een stijging van meer dan twee en een half jaar in vier jaar tijd.
Aangepaste FPU Dat de gemiddelde pensioenleeftijd sinds 2005 is gestegen, heeft vooral te maken met de FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden) regeling die aan de eisen van spaar-VUT is aangepast. Deze regeling geldt voor mensen geboren voor 1950 die sinds 1 april 1997 onafgebroken zijn aangesloten bij ABP. Hoe werkt de regeling in de praktijk? Wie langer doorwerkt mag het opgespaarde bedrag van de FPU regeling op een latere datum laten uitkeren. De mogelijkheid bestaat zelfs om het bedrag over te hevelen naar het ouderdomspensioen.
26
ABP Wereld 2/2010
62
61
60,3 jaar 60
59,3 jaar 59 2005
2006
2007
2008
2009
Tabel 1: Werknemers ultimo verdeeld naar leeftijdsklasse Leeftijdsklasse >20 20–<25 25–<30 30–<35 35–<40 40–<45 45–<50 50–<55 55–<60 >=60 Totaal
2005 4.571 45.918 98.854 114.235 127.895 155.963 175.680 169.470 131.750 29.745 1.054.081
2006 4.971 4.660 99.981 113.237 127.895 150.741 174.278 172.788 134.502 39.491 1.062.926
2007 5.360 48.108 102.077 113.281 127.500 147.034 172.635 175.474 141.973 50.412 1.083.854
2008 5.168 49.452 102.923 114.553 126.799 142.391 170.775 176.661 148.839 61.822 1.099.383
2009 5.342 50.007 105.916 117.943 126.143 140.534 168.786 176.902 155.036 73.545 1.120.154
Tabel 2: Voorbeeld onderwijzer Pensioenleeftijd
FPU
62 jaar, 3 maanden 63 jaar (9 maanden later) 64 jaar (21 maanden later) 65 jaar*(32 maanden later)
32.550 46.500 46.500 46.500
aanvulling ouderdomspensioen door meer opbouw agv omzetting FPU van pensioen (plusminus € 43 per maand) 0 0 390 euro per jaar 0 900 euro per jaar 3.400 per jaar 1.375 euro per jaar 6.250 per jaar
* met FPU op de eerste van de maand van 65 jaar worden. Dus zal er gedurende één maand een FPU uitkering van 3.875 euro bedragen, gebaseerd op 46.500 euro per jaar.
Prepensioen in de praktijk Neem een leraar geboren in augustus 1948. Hij werkt fulltime en verdient 46.500 euro bruto per jaar. De FPU regeling gaat ervan uit dat hij stopt met werken ergens tussen 62 jaar en drie maanden en 65 jaar. Hoe later hij stopt met werken, hoe hoger het bedrag dat hij spaart via de FPU.
aantal gestegen tot 73.545. In 2005 maakte die leeftijdscategorie voor slechts 2,8 procent deel uit van het totaal aantal bij ABP aangesloten werknemers. In 2009 is dat aandeel ruimschoots verdubbeld naar 6,6 procent. En naar verwachting zet de trend zich verder voort. Dit verschijnsel doet zich in vrijwel alle sectoren voor, van onderwijzers tot over
gebruik kan gaan maken van het keuzepensioen. Zij beschikken door de bank genomen over lagere aanspraken en zullen daardoor nog meer worden geprikkeld om langer door te werken. Het verbaast me wel dat er nog zo weinig aandacht is geweest voor de stevige gevolgen van de wettelijke maatregelen die in 2006 zijn doorgevoerd.’
Hoe pakken de kabinetsplannen VPL uit in de praktijk?
Als hij besluit door te werken tot 63 jaar, ontvangt hij vanaf zijn 63ste tot zijn 65ste een uitkering van zijn volledige bruto loon van 46.500 euro. Bovendien stijgt zijn ouderdomspensioen met 390 euro per jaar, omdat hij in de negen maanden die hij doorwerkt nog pensioen opbouwt. Stopt hij op 64-jarige leeftijd met werken, dan krijgt hij behalve een uitkering van 100 procent tot 65 jaar ook een aanvulling op zijn ouderdomspensioen van jaarlijks 900 euro vanwege de 21 maanden langere pensioenopbouw. Daarnaast wordt ook de 46.500 euro die hij niet als FPU krijgt uitgekeerd tussen 63 en 64 omgezet in een hoger ouderdomspensioen. Deze omzetting levert een verhoging van het ouderdomspensioen op met 3.400 euro per jaar; die komt dan boven op die eerder genoemde 900 euro door langere opbouw. Stel dat hij besluit om door te gaan tot 65, dan stijgt zijn ouderdomspensioen met jaarlijks 1.375 euro als gevolg van langer doorwerken. Daarnaast stijgt zijn ouderdomspensioen nog eens 6.250 euro als gevolg van de omzetting FPU naar ouderdomspensioen (zie Grafiek 3).
Werknemers Sinds 2005 neemt door de stijging van de uittredeleeftijd ook het aantal werknemers in het fonds met een leeftijd tussen de 60- en 65-plussers sterk toe (zie Tabel 2). Waren er eind 2005 29.745 werknemers in dienst bij overheidswerkgevers, eind 2009 was hun
heidsfunctionarissen. Behalve bij werknemers in dienst van de politie. Daar bestaat vooralsnog een aanvullende pensioenregeling die het mogelijk maakt om eerder te stoppen met werken.
Blijvend effect Marcel Vaessen, Directeur Pensioenbeheer bij de pensioenuitvoerder van ABP, verwacht dat het aangetoonde effect van de wijziging in de (pre)pensioenregeling verstrekkende gevolgen heeft: ‘Kennelijk hebben financiële prikkels grote invloed op het gedrag van mensen en stellen ze hun pensioen uit in ruil voor een hoger inkomen. Ik verwacht dat we dit effect ook zullen merken bij de groep mensen geboren na 1 januari 1950 die straks
Marcel Vaessen: ‘Kennelijk hebben financiële prikkels grote invloed op het gedrag van mensen en stellen ze hun pensioen uit in ruil voor een hoger inkomen’.
ABP Wereld 2/2010
27
WERKGEVERS door Christel Witteveen foto’s van Joyce Vlaming
Innovatie in het openbaar vervoer Dagelijks vervoert openbaar vervoersbedrijf Connexxion ruim een miljoen mensen. Per bus, boot, tram, trein of taxi.
Vanuit het Hilversumse hoofdkantoor zorgt het Connexxion bestuur voor organisatie én innovatie binnen het bedrijf. Veiligheid van het personeel en reizigers staat bovenaan op de agenda, maar bestuurslid Bruno Bruins voorspelt ook dat dit jaar de Superbus getest gaat worden.
Overstap De strippenkaart, gefrommeld in de portemonnee van menig reiziger, maakt langzaam plaats voor de plastic OV chipkaart. Connexxion bouwde vorig jaar in alle bussen kastjes waar reizigers hun chipkaart langs kunnen halen. De kastjes zijn aangesloten op een geautomatiseerd systeem. Alle chauffeurs volgden een speciale training om het chippen te begeleiden. De operatie ‘van strippen naar chippen’ is bijna voltooid. Strippen is nog steeds mogelijk, maar chippen went snel. Het aantal passagiers dat de kaart gebruikt neemt elke dag met enkele dui-
28
ABP Wereld 2/2010
zenden toe. Bruno Bruins, lid van de Raad van Bestuur van Connexxion, denkt dat passagiers echt massaal overstappen op de chipkaart zodra ook de Nederlandse Spoorwegen het chipsysteem voor treinkaartjes heeft aangezet. 'Het kost de nodige energie, maar over een paar jaar hebben we met de OV-chipkaart een heel mooi exportartikel in handen,' aldus Bruins.
Brede blik Bruins is sinds 2008 lid van het bestuur van Connexxion. Als Chief Customers Relations Officer onderhoudt hij commerciële en bestuurlijke contacten met stakeholders. Bruins kent de geschiedenis van het bedrijf goed. Na zijn studie, rechten en bestuurskunde in Gronin gen, startte hij begin jaren negentig als adjunct directie secretaris bij het busbedrijf Westnederland. Later vertrok hijnaar de Haagse gemeentepolitiek waar
Bruno Bruins: 'Het kost de nodige energie, maar over een paar jaar hebben we met de OV-chipkaart een heel mooi exportartikel in handen'.
ABP Wereld 2/2010
29
hij het vervoersbeleid uitstippelde. Hij klom op tot wethouder en staatssecretaris en droeg korte tijd de titel van waarnemend burgemeester van Leidschendam-Voorburg. In 2007 keerde hij terug naar het bedrijfsleven, nu als lid van de Raad van Bestuur van Connexxion. ‘Politiek is ontzettend leuk,’ vertelt Bruins. ‘Ik koos destijds voor het openbaar bestuur omdat ik een bijdrage wilde leveren aan de ontwikkeling van een stad. Zelf woon ik in Scheveningen.
ten. Er staat niet de hele dag een baas in je nek te hijgen. En op de weg zien en horen ze nog eens wat,’ aldus Bruins. ‘Ondertussen voeren ze een van de moeilijkste beroepen uit. Als chauffeur wordt altijd een goed humeur van je verwacht. Dat is niet eenvoudig. Je bent afhankelijk van het gedrag van reizigers en je moet maar hopen dat er geen wegversperringen zijn. En de bus of tram, inclusief alle apparatuur, moet altijd perfect werken. Als bestuur zijn wij daar
naar een functie als chauffeur. Al hangt het aantal aanmeldingen ook af van de economie. Voor de kredietcrisis was het volgens Bruins lastiger, op dit moment niet. Bruins: ‘We hebben veel mensen nodig. We proberen intern ook mensen door te laten stromen naar de functie van chauffeur. En dan zijn er mensen van buiten ons bedrijf die een ander vak willen gaan doen en er bewust voor kiezen om op de bus te gaan rijden.’
‘Opdrachtgevers komen steeds vaker met milieueisen’
Frankrijk
Door mijn lidmaatschap van de gemeenteraad kwam ik in delen van de stad die anders vaak een ver-van-je-bed-show zijn. Het raadlidmaatschap verrijkt je blik op de stad en de samenleving. Maar er is méér dan politiek, vond Bruins, en dat was de aanleiding om de blik weer op het bedrijfsleven te richten. Met zijn achtergrond lag een functie bij een vervoersbedrijf voor de hand.
Goed humeur Connexxion organiseert vervoer per bus, trein, boot, taxi, ambulance en zelfs vakantiereizen per bus. In de kern is het echter een openbaar vervoersbedrijf dat dagelijks een miljoen mensen naar hun plaats van bestemming brengt. Dat gebeurt door achtduizend chauffeurs op de bus, tram en trein en daarnaast nog eens 5,5 duizend chauffeurs in taxi’s, touringcars en ambulances. 'Veel chauffeurs kiezen dit vak vanwege de vrijheid om lekker op de weg te zit-
30
ABP Wereld 2/2010
verantwoordelijk voor. Als de chauffeur zich lekker voelt, profiteert de reiziger en uiteindelijk de onderneming.’
Agressie Sociale veiligheid van chauffeurs is een belangrijk thema waar het bestuur zich over buigt. In de media verschijnen regelmatig berichten over chauffeurs die te maken krijgen met agressief gedrag van passagiers. ‘Samen met regio’s en steden zoeken wij naar manieren om de veiligheid te verbeteren. Dagelijks rijden tientallen ‘veiligheid informatie controleurs’ mee op de bus. Met name op drukke lijnen in gebieden waar regelmatig klachten zijn. In Almere hebben we onlangs een convenant gesloten met de gemeente en partijen in de hulpverlening waarin staat dat er bij incidenten heel snel assistentie wordt geboden,’ licht Bruins toe. Ondanks de soms negatieve berichtgeving blijven er veel mensen solliciteren
Plotseling schiet de webcam verbinding aan in het kantoor. Die is bedoeld om contact te maken met het Franse moederbedrijf Transdev. In 2007 nam dat bedrijf, in een consortium met Bank Nederlandse Gemeenten, twee derde van de aandelen van Connexxion over van de Nederlandse staat. De verbinding met Frankrijk wordt gemaakt voor een vergadering later op de dag. Nu gaat de camera nog even ‘on hold’. ‘Oui, wij hebben nu ruim twee jaar een Frans moederbedrijf. Goed voor mijn Frans,' lacht Bruins. Transdev is een groot Frans openbaar vervoer bedrijf. Connexxion profiteert van de ervaring van het Franse bedrijf. Specifieke kennis van Transdev op het gebied van techniek en milieu kan goed van pas komen bij aanbestedingen. Op dit moment bereidt Connexxion een aanbesteding voor waarbij de opdrachtgever overweegt een tram zonder bovenleidingen te laten rijden. Frankrijk beschikt al over praktische kennis van die techniek. Bruins: ‘Dat noemen ze “Alimentation par soil”. Het vormt een goed voorbeeld van kennis vanuit ons moederbedrijf die we in Nederland zouden kunnen toepassen.’
Milieu Connexxion experimenteert ook met milieuvriendelijke bussen. 'We zien bij alle opdrachtgevers, niet alleen in het openbaar vervoer, maar ook in de taxiwereld, steeds meer aandacht en enthousiasme ontstaan voor duurzaam-
heid. Opdrachtgevers komen in bestekken steeds vaker met milieueisen. Wij benaderen opdrachtgevers zelf ook steeds makkelijker met duurzame ideeën. Wij kijken naar welk type bus het beste aansluit bij een bepaald traject. Soms stellen we voor om vaker een kleine bus in te zetten, of een bus die op aardgas of elektriciteit rijdt. We experimenteren ook met waterstof bussen en hybride bussen. In stedelijke gebied zijn elektrische bussen zeer geschikt.
een belangrijke rol speelt. Wij proberen onze kennis op dat gebied toe te passen bij de ambulances. De bedrijven die we overnemen zijn vaak kleine familiebedrijven. Die willen hun bedrijf alleen verkopen aan een partij die de CAO naleeft en er goede arbeidsvoorwaarden op na houdt. Aan ons hebben ze dan een solide opvolger. Ons voordeel is bovendien dat ambulancevervoer ons op een andere manier in contact brengt met provincies, gemeenten en andere opdrachtgevers.’
Snelheidslimieten
Ik denk dat we die de komende jaren steeds meer zullen zien. Dat opdrachtgevers – vaak provincies en stadsregio’s – meer nadruk leggen op duurzaamheid juich ik toe. Duurzaamheid is echt de trend en niet zomaar een kortstondige bevlieging.'
Limousine
De bus die nu wordt gebouwd en die op elektriciteit rijdt, kan in totaal 24 mensen vervoeren. Als de bus op aparte snelwegen kan rijden, haalt hij een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur. Zolang vrije banen ontbreken, rijdt de bus over bestaande wegen en moet de chauffeur zich natuurlijk houden aan snelheidslimieten die ook gelden voor het overige verkeer. Connexxion gaat in 2010 testritten maken en de certificering in gang zetten. Vanaf 2011 kunnen er passagiers met de bus mee, hoopt Bruins. Helaas zal het dus nog even duren voordat de Superbus in het dagelijkse straatbeeld is te zien.
Ambulances Een nieuwe tak van sport voor Connexxion is het ambulancevervoer. Nu de overheid per veiligheidsregio een ambulancepartij probeert te vinden, springt Connexxion daar handig op in. Het vervoersbedrijf heeft in aan aantal gebieden al private ambulancebedrijven over genomen en wil zich nog verder bekwamen in ambulancevervoer. ‘Het is een totaal andere vorm van vervoer, maar wel een waar serviceverlening
Aan het eind van het gesprek, tovert Bruins een glanzende brochure tevoorschijn met plaatjes van een zwarte, superlange limousine. Het blijkt een futuristisch model bus die in de nabije toekomst op de Nederlandse snelwegen zal verschijnen. Twee nummers van ABP Wereld geleden repte Karla Peijs, Commissaris van de Koningin in Zeeland, al over de Superbus als een goede manier om Zeeuwen makkelijk naar hun werk in Rotterdam en Antwerpen te kunnen vervoeren. En om stedelingen snel naar de Zeeuwse stranden te brengen. Connexxion werkt er hard aan om die bus daadwerkelijk op de weg te krijgen.
‘We ontwikkelen deze Superbus in samenwerking met Wubbo Ockels vanuit de TU Delft en het ministerie van Verkeer & Waterstaat,’ vertelt Bruins. ‘We denken dat mensen vaker per openbaar vervoer gaan reizen als dat op een comfortabele en snelle manier kan. Het proefmodel is bijna klaar.’ De bus heeft per rij stoelen een vleugeldeur die omhoog opent. Binnen staan drie stoelen, fauteuils haast, op een rij.
ABP Wereld 2/2010
31
NABESTAANDENPENSIOEN door Wilma van Hoeflaken foto van Annemiek Mommers illustratie van Simone Golob
‘Zorggedachte basis van het nabestaandenpensioen’ Mensen die uit elkaar gaan, moeten over van alles en nog wat afspraken maken. Ook over de verdeling van het pensioen. ‘De meeste advocaten en notarissen zijn tegenwoordig goed op de hoogte, maar dat je ook iets moet afspreken over het nabestaandenpensioen is minder bekend’, zegt Bianca Mackintosh.
32
ABP Wereld 2/2010
‘Uit elkaar gaan gaat gepaard met emoties en juist in die moeilijke periode moet je allerlei beslissingen nemen. Dat is niet gemakkelijk’, zegt Bianca Mackintosh, servicemanager bij ABP, ‘Op mijn afdeling krijgen we heel veel vragen over de verdeling van het pensioen bij scheiding. Dat is complexe materie. De medewerkers proberen dat zo goed mogelijk uit te leggen en begrip te tonen. De mensen die bellen zijn vaak verdrietig of boos.’
Vastleggen Sinds mei 1995 bestaat de wet VPS (Verevening Pensioen bij Scheiding). In deze wet is vastgelegd dat mensen die uit elkaar gaan recht hebben op de helft van het pensioen dat tijdens het huwelijk of het geregistreerde partnerschap bij de gemeente is opgebouwd. Het is aan te bevelen om de afspraken die gemaakt zijn omtrent de pensioenverevening in het echtscheidingsconvenant vast te leggen. Het recht op pensioenverevening moet binnen twee jaar na de scheiding neergelegd worden bij de pensioeninstantie. Als het verzoek hiertoe niet op tijd is ingediend, komt het recht niet te vervallen, maar moeten mensen het vorderingsrecht te zijner tijd neerleggen bij de ex-partner. ‘In de eerste jaren nadat de wet VPS was ingevoerd, was er onder advocaten en notarissen vaak onduidelijkheid over de pensioenverdeling. Maar inmiddels is de wet zo ingeburgerd, dat de pensioenverdeling nog maar zelden tot problemen leidt’, aldus Mackintosh.
ABP attendeert Toch is er een hardnekkig misverstand. Ook advocaten en notarissen blijken niet altijd te weten dat de wet VPS alleen betrekking heeft op het ouderdomspensioen. Over het nabestaandenpensioen kunnen óók afspraken gemaakt worden. ‘Vaak staat in het convenant dat men bij de pensioenverevening voor de standaardverdeling kiest’, zegt Mackintosh, ‘Of dat men afziet van de rechten op het pensioen. Mensen verkeren dan vaak in de veronderstelling dat zo’n afspraak zowel het ouderdoms- als het nabestaandenpensioen betreft. Maar dat is niet zo. Het gaat dan alleen maar om het ouderdomspensioen.’
ABP Wereld 2/2010
33
Daarom krijgen mensen die een convenant opsturen naar ABP een aanvraagformulier, waarin expliciet gevraagd wordt naar de afspraken omtrent het ouderdomspensioen én het nabestaandenpensioen. ‘Je kunt dat aanvraagformulier ook digitaal invullen’, zegt Mackintosh, ‘Daarop staat informatie over het nabestaandenpensioen die je moet aanklikken. Je kunt dus niet zomaar naar het volgende scherm gaan.’
De hoogte van de uitkering is dan afhankelijk van de duur van de (twee) relaties en van het opgebouwde nabestaandenpensioen. Een deel van het ABP-nabestaandenpensioen is verzekerd op basis van kapitaal dekkend en een ander deel gaat uit van risicobasis. Op mijnabp.nl kunnen deelnemers zelf de hoogte van het eventuele nabestaandenpensioen zien. Zien mensen vaak af van het recht op nabestaandenpensioen?
Heel veel vragen over verdeling pensioen bij scheiding Degelijk kiezen Bij de afspraken over het nabestaandenpensioen zijn er twee mogelijkheden. Mensen kunnen afzien van het recht op een nabestaandenpensioen. Of het recht hierop juist behouden. Het gebeurt vaak dat iemand na een scheiding een nieuwe relatie begint. Als mensen afgezien hebben van het recht op nabestaandenpensioen, komt de nieuwe partner in aanmerking voor het volledige nabestaandenpensioen. Als mensen er niet van afgezien hebben, wordt het nabestaandenpensioen verdeeld tussen de expartner en de huidige partner.
Bianca Mackintosh: ‘Het is verstandig om te melden dat de relatie beëindigd is want dat kan gevolgen hebben voor de hoogte van het nabestaandenpensioen van nieuwe partner’.
34
ABP Wereld 2/2010
‘Het hangt van de situatie af’, zegt Mackintosh, ‘Tweeverdieners die allebei ongeveer hetzelfde inkomen hebben, zien er meestal vanaf.’
Varianten voor ouderdomspensioen Bij de verdeling van het ouderdomspensioen zijn er meer mogelijkheden. De mogelijkheid die het meest wordt gekozen, is de standaardverdeling. Dan krijgen de partners ieder de helft van het pensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Wat ook geregeld voorkomt, zeker bij jonge tweeverdie-
ners, is dat mensen afzien van het recht op elkaars pensioen. ‘En afwijkingen van de standaardverdeling zie je ook’, zegt Mackintosh, ‘Bijvoorbeeld dat mensen niet voor 50/50 kiezen, maar voor 60/40. Of dat ze niet de hele huwelijkse periode als uitgangspunt nemen, maar bijvoorbeeld alleen de laatste vijf jaar. Er zijn verschillende varianten mogelijk.’
ter ook nadelig zijn om zoiets vooraf al te regelen, want soms loopt het leven anders dan mensen denken. Stellen die bijvoorbeeld van plan zijn allebei (fulltime) te blijven werken, ook als ze kinderen krijgen, gaan ervan uit dat ze elkaars pensioen niet nodig hebben, omdat ze ieder economisch zelfstandig zullen blijven.
Recht op pensioenverevening binnen twee jaar neerleggen bij pensioeninstantie Gevolgen conversie Als het ouderdomspensioen verdeeld wordt, krijgt de ex-partner zijn of haar deel van het pensioen zodra de andere partner met pensioen gaat. Het is ook mogelijk om te kiezen voor conversie. In dat geval worden de banden tussen de partners helemaal verbroken en krijgen zij ieder hun deel van het pensioen op het moment dat zij zelf de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Bij conversie is het nabestaandenpensioen overigens wél automatisch betrokken. De waarde hiervan wordt meegenomen in de berekening van het (ouderdoms)pensioendeel van de ex-partner, zodat er geen recht meer is op een nabestaandenpensioen. Een nadeel van conversie is dat degene die het pensioen heeft opgebouwd, het deel dat naar de ex is gegaan niet meer terugkrijgt als de ex overlijdt. Bij de ‘gewone’ verdeling van het pensioen is dit wel het geval. Als de ex-partner overlijdt, gaan de pensioenrechten weer terug naar degene bij wie ze vandaan kwamen.
Maar het komt in de praktijk vaak voor dat de geboorte van kinderen ertoe leidt dat ze andere beslissingen nemen. In die situatie gaat namelijk bij meer dan de helft van de stellen de vrouw hooguit 24 uur per week werken, terwijl de man fulltime aan de slag blijft.’
Juiste bestanden Voor stellen die ongehuwd samenwonen geldt de wet VPS niet. Zij hebben geen recht op elkaars ouderdomspensioen. Zij kunnen echter wel in aanmerking komen voor een nabestaandenpensioen. ‘Samenwonenden die dat willen, moeten
een notarieel samenlevingscontract laten opstellen. Daarin moeten zij vastleggen dat zij een zorgplicht hebben ten opzichte van elkaar. Want de zorggedachte is de basis van het nabestaandenpensioen’, zegt Mackintosh, ‘Als zij dat geregeld hebben, kunnen zij hun partner schriftelijk aanmelden bij ABP.’ Samenwonenden die hun partner hebben aangemeld, moeten als zij uit elkaar gaan net als gehuwden afspraken maken over dit nabestaandenpensioen. Ze kunnen bijvoorbeeld afzien van het recht op nabestaandenpensioen. Ze kunnen het recht op nabestaandenpensioen ook in stand houden. Dat laatste gebeurt overigens vanzelf als ze niets doorgeven aan ABP. ‘Maar het is wel verstandig om te melden dat de relatie beëindigd is’, zegt Mackintosh, ‘Want dan kan het gevolgen hebben voor de hoogte van het nabestaandenpensioen van een eventuele nieuwe partner.’ De kans bestaat dat mensen dit vergeten te melden, maar dan komen ze daar binnen een jaar waarschijnlijk alsnog achter. Mackintosh: ‘Wij doen jaarlijks adreschecks om te zien of mensen nog op hetzelfde adres wonen. Juiste bestanden zijn zowel ons belang als dat van de deelnemers.’
Het leven Overigens kunnen mensen ook al bij aanvang van hun huwelijk afspraken maken over de verdeling van het pensioen als ze eventueel uit elkaar zouden gaan (huwelijkse voorwaarden of bij een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding). ‘Het voordeel daarvan is dat je achteraf niet meer van die ingewikkelde afspraken hoeft te maken’, zegt Mackintosh. Het kan ech-
ABP Wereld 2/2010
35
NABESTAANDENPENSIOEN door Wilma van Hoeflaken foto’s van Annemiek Mommers illustratie van Simone Golob
‘Wij zien schrijnende gevallen’
Samenwonen of trouwen met een nieuwe partner kan grote financiële gevolgen hebben voor het nabestaandenpensioen. Veel mensen houden hier geen rekening mee. ‘We geven hier veel voorlichting over, want we willen problemen en leed voorkomen’, zegt John Jacobs.
‘Als een deelnemer van ABP overlijdt, ontvangt de partner – als hier recht op is – een nabestaandenpensioen’, zegt John Jacobs, manager van de afdeling Pensioengerechtigden bij ABP. ‘Op het moment dat de weduwe of weduwnaar met een nieuwe partner gaat trouwen of samenwonen, heeft dat doorgaans consequenties voor het nabestaandenpensioen. In de praktijk merken wij dat veel en weduwnaars hier geen rekening mee houden. Dat kan tot vervelende situaties leiden, want uiteindelijk worden mensen geconfronteerd met een vordering en moeten zij het geld dat ze ten onrechte hebben ontvangen terugbetalen. Dit treft met name de groep die jonger is dan 65.
Maar ook voor weduwen en weduwnaars boven de 65 kan samenwonen of een nieuw huwelijk financiële gevolgen hebben.’
36
ABP Wereld 2/2010
ANW werkt anders Het probleem dat Jacobs schetst, is betrekkelijk nieuw. Tot midden jaren negentig keerde de overheid een nabestaandenuitkering uit aan mensen van wie de partner was overleden. Dit was de AWW-uitkering (Algemene Weduwenen Wezenwet). Ruim tien jaar geleden werd deze wet vervangen door de ANW (Algemene Nabestaandenwet). Sindsdien komen weduwen en weduwnaars die geboren zijn in 1950 en daarna alleen nog in aanmerking voor een nabestaan
denuitkering van de overheid, dus een ANW-uitkering, als zij zorgen voor kinderen onder de 18 jaar of als zij arbeidsongeschikt zijn voor ten minste 45 procent. Afhankelijk van hun inkomen ontvangen deze mensen een (gekorte) ANW-uitkering. En voor degenen met kinderen die wel een (gedeeltelijke) ANW-uitkering krijgen, stopt de uitkering zodra het jongste kind 18 is. ABP compenseert eventueel het verlies aan ANW door een extra toeslag bovenop het nabestaandenpensioen toe te kennen.
Automatisch bericht vervallen Hertrouwen, of gaan samenwonen met een nieuwe partner, heeft gevolgen voor de ANW-uitkering en voor het nabestaandenpensioen dat mensen van ABP ontvangen. Toen elke weduwe of weduwnaar nog recht had op een nabestaandenuitkering van de overheid, kreeg ABP automatisch bericht van de SVB (Sociale Verzekeringsbank – de instantie die de nabestaandenuitkeringen van de overheid uitbetaalt) als mensen gingen trouwen of samenwonen. Het recht op de overheidsuitkering stopt namelijk als iemand gaat trouwen of samenwonen. Op basis van de informatie van de SVB kon ABP indien nodig het ABP-nabestaandenpensioen aanpassen. Maar nu lang niet elke weduwe of weduwnaar een ANW-uitkering krijgt, ontvangt ABP niet meer automatisch bericht als iemand gaat samenwonen. Wel als mensen gaan trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, want die informatie komt terecht in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) en wordt door de gemeente eveneens automatisch doorgegeven aan ABP.
Terugbetalen kan worden voorkomen
Online informeren en handelen ‘Het probleem ontstaat dus als mensen ongehuwd gaan samenwonen, want dat krijgt ABP niet te horen’, zegt Jacobs, ‘Mensen zijn op grond van het pensioenreglement verplicht dit zelf door te geven. Maar wij constateren helaas dat niet iedereen het samenwonen aan ons doorgeeft.’ ABP probeert zoveel mogelijk ruchtbaarheid te geven aan de mededelingsplicht. Het staat in allerlei brochures, in informatiebrieven, op de website van ABP en ook op Mijnabp.nl. ABP probeert het de klanten zo gemakkelijk mogelijk te maken. Weduwen en weduwnaars kunnen op Mijnabp.nl zelf berekenen wat de financiële consequenties zijn van samenwonen en hertrouwen voor hun nabestaandenpensioen. Ook kunnen zij online doorgeven dat zij samenwonen. Bovendien is een specifieke doelgroep van zo’n 30.000 klanten die jonger zijn dan 65 en een ABP-nabestaandenpensioen ontvangen hierover begin 2010 geïnformeerd. Op de toelichting betaalspecificatie 2010 werd aandacht besteed aan de gevolgen van trouwen of samenwonen. ‘Opnieuw trouwen of samenwonen kan grote financiële gevolgen hebben’, zegt Azzedine El Hasnaoui, die bij de afdeling Pensioengerechtigden werkt, ‘Soms gaan mensen in hun inkomen terug van 1300 euro per maand naar 100 euro. Als je die hoge uitkering een tijdje ten onrechte ontvangt, kan de navordering van ABP flink oplopen.’
Fictieve doortelling wankelbaar De nabestaandenuitkering van ABP bestaat uit verschillende componenten. Bij de berekening van dit nabestaandenpensioen gaat ABP ervan uit dat de overleden deelnemer tot aan zijn pensioen heeft deelgenomen aan de pensioenregeling. Er vindt dus een fictieve doortelling plaats van pensioenjaren. Daarnaast kan de weduwe of weduwnaar die geen (of slechts een gedeeltelijke) ANW-uitkering van de SVB krijgt, eventueel van ABP een ANW-compensatie ontvangen. Ook kan de weduwe of weduwnaar een toeslag krijgen om betaalde volksverzekeringspremies te compenseren. Daarnaast is er nog een tijdelijke compensatie voor weduwen en weduwnaars die jonger zijn dan 40 jaar, maar die stopt na 1 jaar. Als weduwen of weduwnaars opnieuw gaan trouwen of samenwonen, hebben
ABP Wereld 2/2010
37
zij geen recht meer op de ANW-compensatie en op de compensatie voor de volksverzekeringspremies. Bovendien wordt de hoogte van het nabestaandenpensioen aangepast. De uitkering is vanaf dat moment gebaseerd op het nabestaandenpensioen dat in werkelijkheid is opgebouwd. De fictieve doortelling van pensioenjaren wordt geschrapt. Alleen als mensen het samenwonen beëindigen en binnen zes maanden weer alleen wonen, krijgen ze weer het zelfde nabestaandenpensioen en dezelfde toeslagen als voorheen. Maar als het samenwonen langer dan zes maanden duurt en men gaat uit elkaar, herleven de oude rechten niet. Overigens geldt deze regel niet bij hertrouwen of een geregistreerd partnerschap. Voor de ANW-uitkering van de overheid geldt overigens hetzelfde.
Navorderen De groep die hiermee te maken heeft, wordt steeds groter, want in principe kan dit iedereen treffen die in 1950 of daarna geboren is. ‘Op dit moment keert ABP ANW-compensatie uit aan heel wat weduwen en weduwnaars. Elke maand komen er zo’n 100 tot 200 bij’, zegt Azzedine El Hasnaoui. Ook het aantal navorderingen neemt toe, want als mensen gaan samenwonen zonder dit te melden, komt ABP er toch een keer achter. ‘Bijvoorbeeld als mensen een tijdje samenwonen. Dan gebeurt het nogal eens dat ze hun nieuwe partner aanmelden bij ABP. Dat is immers nodig om voor elkaars nabestaandenpensioen in aanmerking te komen. Onze collega’s van Partnerregistratie informeren ons hierover. Op dat moment kijken wij na hoe lang ze al samen op hetzelfde adres wonen. En dan moeten we helaas navorderen, want de klant heeft immers nagelaten ons van het samenwonen in kennis te stellen. Datzelfde doen we als we een bericht van huwelijk of geregistreerd partnerschap ontvangen.’
AOW-melding Dan is er nog een moment waarop ABP er hoe dan ook achter komt dat mensen samenwonen. Dat is wanneer weduwen en weduwnaars 65 jaar worden en geen recht meer hebben op de ANW-compensatie, omdat ze vanaf dat moment AOW (Algemene Ouderdomswet) krijgen. Dan krijgt ABP automatisch van de Sociale Verzekeringsbank door dat de klant
38
ABP Wereld 2/2010
wegens samenwonen een AOW voor gehuwden ontvangt. Ook dan kijkt ABP na hoe lang de klant al samenwoonde. ‘Dat is echt heel vervelend, want dan worden ze opeens met een schuld en een verlaging van het nabestaandenpensioen geconfronteerd’, zegt Jacobs, ‘Wij zien schrijnende gevallen, dus we zeggen: geef het alsjeblieft door, want daarmee voorkom je financieel leed.’
Azzedine El Hasnaoui (boven): ‘Elke maand komen er zo’n 100 tot 200 ANW-compensaties aan weduwen en weduwnaars bij’.
John Jacobs: ‘Het probleem ontstaat dus als mensen ongehuwd gaan samenwonen, want dat krijgt ABP niet te horen’.
Vóór U Gelezen
Tegenwicht tegen de vluchtigheid In 1998 verscheen het boek Alledaagse idealen van Daan Bronkhorst met portretten van verdedigers van mensenrechten. Nog steeds neem ik op gezette tijden het boek in de hand om me te laten inspireren door het leven van mensen als Johannes Wier, Janusz Korczak of Bartolomé de Las Casas.
Peter Braaksma Nine Lives, making the impossible possible, New Internationalist Publications Ltd., 2009, ISBN 978 1 906523 26 8 Daan Bronkhorst Alledaagse idealen, portretten van verdedigers van mensenrechten, uitgeverij Jan Mets, 1998, ISBN 90 5330 253 0
Het lezen van dit soort portretten is geen overbodige luxe in een tijd waarin egoïsme en schraapzucht gemeengoed zijn. Ik was dan ook blij verrast toen ik onlangs het boek Nine Lives, making the impossible possible van journalist Peter Braaksma tegenkwam. Onder het motto ‘Life may not be fair, but it is crucial we try to make it so’ portretteert Braaksma negen bijzondere mensenrechtenactivisten; zes mannen en drie vrouwen. Het boek is bedoeld als tegenwicht tegen de vluchtigheid van het nieuws. ‘Wat zijn woorden waard als ze niet doorleefd zijn?’ stelt hij. Hij laat zien dat mensenrechten geen abstracte begrippen zijn en houdt de lezer een spiegel voor. Hoe zou jij reageren als je in hun plaats was? Elk hoofdstuk begint met een korte, informatieve inleiding. Daarna volgen de vaak schokkende verhalen. Van Rami Elhanan, een grafisch ontwerper in Jeruzalem, die zijn dochter Smadar verloor bij een zelfmoordaanslag, maar ondanks zijn woede en verdriet zoekt naar een vreedzame manier van samenleven. Of de Palestijn Bassam Aramin, die eveneens zijn dochter verloor, zeven jaar in de gevangenis zat en de vredesorganisatie Combatants for Peace oprichtte. Youk Chhang is een Cambodjaan die in Phnom Penh de misdaden van de Rode Khmer documenteert en op die manier een uitweg biedt uit het moeras van onrechtvaardigheid en vergetelheid. Afschuwelijk is het verhaal over de dood van zijn zus die onterecht werd beschuldigd van het stelen van rijst. Een soldaat sneed haar buik open om te bewijzen dat hij gelijk had. De beroemde mensenrechtenactivist Harry Wu zat 19 jaar in de laogai, de Chinese goelag, richtte de Laogai Research Foundation op en ging na zijn vrijlating vier keer in het geheim terug naar China om informatie te verzamelen voor zijn China Information Center. Nog steeds leven ongeveer drie miljoen Chinezen in deze onmenselijke werkkampen. Andere opmerkelijke mensen zijn de Iraanse Monireh Baradaran die verschillende boeken schreef over haar gevangenschap en marteling, de Zuid-Afrikaanse tiener Chaeli Mycroft die lijdt aan degeneratieve neuropathie en zich met hart en ziel inzet voor jongeren met een functiebeperking, de Costaricaanse president en vredesactivist Oscar Arias Sánchez en Sompop Jantraka die in Thailand een dam opwerpt tegen seksuele uitbuiting van meisjes. Malalai Joya, een van de weinige vrouwen in het Afghaanse parlement, ijvert voor vrouwenrechten en vervolging van de warlords. Ze overleefde vier aanslagen en moet uit veiligheidsoverwegingen voortdurend verhuizen. Van haar is de prachtige uitspraak: ‘You can cut the flower, but you cannot stop the coming of spring.’ Peter Braaksma heeft met Nine Lives een indrukwekkend boek geschreven. Een waardige opvolger van Alledaagse idealen.
Peter Lenssen
ABP Wereld 2/2010
39
Werelddeeltjes / gemengd pensioennieuws uit alle windstreken
tijd. Er zijn bijzonder cadeaus uit de staatskas uitgedeeld aan bijvoorbeeld ambtenaren, mensen die werken bij Olympic Airways, landbou-
Sterke schouders die de armoede kunnen dragen
wers en vrouwen van boeren, de Nationale Bank van Griekenland en kappers. Op het ogenblik is het zo dat Grieken die vóór 1992 werkten na 35 jaar met pensioen kunnen mits ze 58
Wie betaalt
jaar zijn. Ze krijgen dan 80% van hun laatstverdiende salaris. Ter vergelijking: in Duitsland is
Olympische pensioenen?
dat 70% van het minimum loon na 40 jaar werken. Al met al torenen salarissen en pensioe-
In de, soms vlammende, discussies over het
nen van de Grieken, die zich zelf binnen EU-
ontsnappen uit de doodlopende straat waar
verhoudingen als arm beschouwen, 30% uit
Griekenlands financiën zijn beland spelen, zij
boven ’s lands productiviteit. Hierbij liggen de
het wat besmuikt, de nationale pensioenrege-
Griekse salarissen doorgaans lager dan bij-
lingen ook een rol. In vergelijking met de oude-
voorbeeld in Nederland, maar de pensioenen
dagsvoorzieningen in de landen die Grieken-
ruimschoots hoger. Uitkeringen voor werkloos-
land nu zullen moeten helpen, is dat riant. De
heid liggen dan weer heel laag. Erger is zo
mededeling dat de regering nu dan toch van
mogelijk nog dat een recent wetenschappelijk
plan is de pensioenleeftijd van 61 naar 63 op
onderzoek aantoont dat overheidsinstellingen,
te trekken, maakt bijvoorbeeld in Duitsland,
soms jarenlang, verzuimd hebben pensioen-
waar deze leeftijd van 65 naar 67 gaat, weinig
premies af te dragen. De gelden die wel wer-
indruk. Veel mensen verwijten afgelopen rege-
den afgedragen, zijn vaak in laag renderende
ringen in Athene jarenlang kiezers te hebben
staatsobligaties gestoken of tegen lage rentes
gepaaid met staatspensioenen op lage leef-
uitgeleend aan de Nationale Bank.
Ouderen en hybride leningen
Klanten van de Duitse Commerzbank verwijten
Commerzbank wil dat niet doen omdat zij stelt
deze bank dat deze hen niet juist informeerde
dat het hier om eigen kapitaal van de bank
over de risico’s van Hybridanleihen (hybridele-
gaat waaruit het terugbetalen van de tussen-
ningen). Deze producten werden als zeer veili-
tijds ontvangen staatssteun moet gebeuren en
ge beleggingen met hoge rendementen aan,
dat gaat volgens Commerzbank voor. Hybride
veelal oudere, klanten verkocht. Nu blijven ren-
leningen combineren de eigenschappen van
tebetalingen uit en vallen deze waardepapie-
vreemd vermogen met die van eigen vermo-
ren bijna niet te verkopen. Een groep van
gen en bieden meer rente, maar wel degelijk
ongeveer zestig klanten, de meeste boven de
ook meer risico dan gewone leningen. Volgens
zeventig toen de bank hen vanaf 2006 Hybrid -
de klagers is dat laatste er niet duidelijk bij
anleihen verkocht, spande eind vorig jaar een
verteld. Daarnaast schommelt de handels-
gezamenlijke procedure tegen de bank aan.
waarde van hybride leningen sterk en zelfs in
Ze claimen 1,3 miljoen euro aan misgelopen
goede tijden zijn ze zeer moeilijk te verkopen.
inkomsten door het niet voldoen aan de zorg-
In vergelijking met andere leningen kennen
plicht die de bank jegens de klanten in acht
hybride leningen extreem lange looptijden, tot
dient te nemen. Het gaat om het product Vario
100 jaar, en bieden gemiddeld 2% meer ren-
Zins Plus Hybridanleihe dat ze bij de bank eind
dement, echter op de langere termijn en bij
2012 zouden kunnen verzilveren.
hoog risico: de rente is variabel en kan een tijd lang op 0% uitkomen.
40
ABP Wereld 2/2010
Belgische ambtenaren werken niet langer door België voerde in 2001 voor de ambtenaren die wil-
pensioenleeftijd van de Belgische ambtenaar was
len doorwerken na hun zestigste verjaardag een
en is 60,8 jaar. De meeste doorwerkers zijn hoge-
beperkte bonus in. Deze bedraagt 0,125% per
re ambtenaren, maar die waren dat mogelijk toch al
gewerkte maand voor doorwerken tussen 60 en 62
van plan. Twee mogelijke oorzaken die worden
(1,5% per jaar) en 0,1675% per maand voor wie
genoemd zijn dat de bonus te laag is, zeker voor de
daarna doorwerkt tot 63, 64 of 65 jaar (2% per
lagere salarisschalen in de beurs te weinig merk-
jaar). Wie doorgaat tot 65 jaar krijgt dus 9% extra
baar, en dat de regeling niet bij iedere kandidaat
naast de pensioenverhoging als resultaat van lan-
voldoende bekend is.
ger werken.
In 2007 werd een soortgelijke, maar lagere bonus,
Nu is gebleken dat deze bonus geen meetbaar
ingevoerd voor mensen in het bedrijfsleven. Over
effect oplevert. Het percentage ambtenaren dat
de resultaten daarvan zijn nog onvoldoende cijfers
doorwerkt na 60 jaar steeg niet en de gemiddelde
beschikbaar.
Tweederde werknemers pensioenonbewust Uit onderzoek blijkt dat 66 procent van de perso-
De algemene conclusie van het onderzoek is dat er
De pensioenonbewusten daarentegen zijn vaker
nen die werkt in loondienst niet op de hoogte is van
bij de meeste Nederlanders zo weinig pensioenken-
laag opgeleide vrouwen die relatief jong zijn. Deze
zijn pensioen. Pensioenonbewusten hebben weinig
nis aanwezig is dat tweederde van de werknemers
groep voelt zich minder vaak verantwoordelijk voor
kennis over de hoogte van hun pensioen, ze weten
‘volledig pensioenonbewust’ genoemd mag worden.
het opbouwen van zijn pensioen en maakt geen tijd
niet of dit toereikend is voor later en zijn ook niet
Slechts een klein gedeelte van de mensen die in loon-
vrij om zaken te regelen of stelt dit uit, aldus het
bekend met de mogelijkheden die er zijn om meer
dienst werken, ongeveer twaalf procent, is wel goed
onderzoek. ‘Men maakt zich liever geen zorgen
pensioen op te bouwen.
op de hoogte van zijn pensioensituatie. Opvallend is
over de toekomst en vindt het niet leuk om over
Het is de eerste keer dat een dergelijke Pensioen-
dat in deze groep van pensioenbewusten veel alleen-
pensionering en ouderdom na te denken.’
bewustzijn-meting is verricht. De meting is gedaan
staande mannen met een hoog inkomen, een hoge
Toch is juist deze groep zeer kwetsbaar, zo is te
onder 2200 Nederlanders in opdracht van CentiQ,
opleiding en een koopwoning zitten. Zij willen de toe-
lezen in de Pensioenbewustzijn-meter. Als het gaat
Wijzer in geldzaken, Pensioenkijker.nl en TNS Nipo.
komst zo min mogelijk aan het toeval overlaten.
om het pensioen, dan kunnen deze pensioenonbewuste werknemers wel eens van een koude kermis thuiskomen. Dit kan het geval zijn als ze bijvoorbeeld
pensioenbewusteloos? pensioenonderbewustzijn? volledig pensioenonbewust?
weinig spaargeld hebben, hun pensioenkennis overschatten, niet voldoende tijd meer hebben om het tekort nog aan te vullen. Ook in het geval van een scheiding zijn de financiële consequenties voor de groep pensioenonbewusten vaak het grootst. Om het pensioenbewustzijn van de Nederlandse werknemer verder te verhogen, denken Pensioenkijker.nl en CentiQ, wijzer in geldzaken, samen met partners na over nieuwe initiatieven die hieraan kunnen bijdragen. Een van de voorstellen is de introductie van een campagne rondom het UPO, het Uniform Pensioenoverzicht. Deze campagne zou dit najaar gestalte moeten krijgen. Aangesloten bij ABP? Verbeter nu uw bewustzijn door www.abp.nl te bezoeken. Zie ook pagina 32 en 36.
ABP Wereld 2/2010
41
Brugpensioen duurder voor Belgische werkgevers Vanaf 1 april betalen Belgische werkgevers meer
sioneerde maandelijks ontving. De vaste bijdrage
wordt minder betaald dan voor de werknemers die
voor hun bruggepensioneerden. De uitkeringen van
was bijvoorbeeld voor een werknemer uit het
vanaf 1 april gaan. Ondernemingen in moeilijkheden
de werknemers met vervroegd pensioen, verander-
bedrijfsleven die met 58 jaar met brugpensioen
of in herstructurering en bedrijven in de non-profit-
den niet. Met deze maatregelen hoopt de regering
ging, vast 75 euro. Vanaf 1 april 2010 is deze ver-
sector genieten een voordeliger percentage. Met
in Brussel het brugpensioen te ontmoedigen. Ze
vangen door een percentage dat afhangt van de
de verhoging hopen de regering en de sociale part-
zijn een verdere uitwerking van het Generatiepact
leeftijd van de bruggepensioneerde: hoe jonger die
ners het brugpensioen te ontmoedigen en de ver-
van 2005. Tot nu betaalden bedrijven een vaste bij-
is, hoe meer de werkgever moet betalen. Voor
schillende stelsels te harmoniseren.
drage op het aanvullend bedrag dat de bruggepen-
mensen die reeds met vervroegd pensioen zijn,
Pensioenkijker.nl stapt in social media Pensioenkijker.nl begon onlangs een campagne via
Network wordt in juni een online pensioenspreekuur
social media. De organisatie legde daartoe contact
gehouden. Onafhankelijke deskundigen van Pensi-
met diverse LinkedIn groepen in de wereld van HR
oenkijker.nl. beantwoorden dan vragen.
(personeelszaken) en de wereld van zzp-ers.
Berichten van een vreemde worden minder snel
Uit onderzoek blijkt telkens dat de HR-functionaris-
opgepikt dan die van een bekende of vertrouwd
sen gemiddeld niet veel weten van pensioen, terwijl
persoon. Door de doelgroep aan te spreken via een
de werknemers wel bij ze aankloppen met vragen
contactpersoon uit het sociale netwerk, wordt de
hierover. Uit onderzoek blijkt eveneens dat de ge-
boodschap beter ontvangen.
middelde zzp-er onvoldoende oog heeft voor de
Pensioenkijker.nl stimuleert Nederlanders na te den-
eigen pensioensituatie en de financiële situatie van
ken over pensioen. In de Stichting Pensioenkijker.nl
het gezin.
werken de volgende organisaties samen: CNV, CNV
Tijdens de campagne kunnen leden van verschillen-
Jongeren, Consumentenbond, CSO, E-Quality, FNV,
de LinkedIn groepen via een poll kiezen uit onder-
FNV Vrouwenbond, MHP, MKB Nederland, NBVA,
werpen waar men meer van wil weten. Pensioenkij-
Nibud, Ombudsman Pensioenen, Sociale Verzeke-
ker.nl diept vervolgens per groep het onderwerp
ringsbank, SPO Pensioenopleidingen, Stichting de
verder uit.
Ombudsman, Stichting voor Ondernemingspensi-
Voor leden van de LinkedIn groepen, HR communi-
oenfondsen, Unie van Beroepspensioenfondsen,
ty, HR Professionals (P&O), Platform Zelfstandige
Verbond van Verzekeraars, Vereniging van Bedrijfs-
Ondernemers (PZO), FNV Zelfstandigen en Brabant
takpensioenfondsen en VNO-NCW.
Nederlands pensioenvermogen gegroeid
2007 2008
De Nederlandsche Bank meldt dat de waarde van
miljard euro minder dan de stand van eind 2007,
de totale beleggingsportefeuille van Nederlandse
vóór het uitbreken van de financiële crisis.
pensioenfondsen in het vierde kwartaal van vorig
Pensioenfondsen investeerden in het vierde kwar-
jaar verder toenam. Koerswinsten op aandelen en
taal van vorig jaar 4 miljard euro in staatsleningen
deelnemingen bedroegen 18 miljard euro. Toevoe-
in het eurogebied, vooral in Duitse en Franse.
gingen in de vorm van aandelen bedroegen 5 mil-
In 2009 bleef de verhouding tussen aandelen en
jard euro. Het totale pensioenvermogen komt daar-
obligaties in de portefeuilles nagenoeg gelijk met
mee eind 2009 op 649 miljard euro.
respectievelijk 31 en 42 procent van de beleggin-
Dat is beduidend meer dan de stand aan het begin
gen. Wel werd meer belegd in buitenlandse effec-
van dat jaar, 545 miljard euro, maar nog bijna 20
ten.
42
ABP Wereld 2/2010
2009
Langer leven in Portugal De nieuwste cijfers die het Portugese bureau voor de statistiek INE publiceerde geeft aan dat in dat land de gemiddelde levensverwachting van mannen is gestegen tot 75,49 jaar en 81,74 jaar voor vrouwen. Mannen die de pensioengerechtigde van 65 leeftijd halen, leven daarna gemiddeld nog 16,25 jaar. Bij vrouwen ligt dit cijfer op 19,61 jaar. Aan de hand hiervan berekende INE dat pensioengerechtigde Portugezen gemiddeld nog 18 jaar in leven blijven. Deze ontwikkeling kost gepensioneerden geld. Zo kregen Portugezen, die in 2009 hun pensioen aanvroegen, gemiddeld € 5,48 per maand minder. Dit komt door het duurzaamheidspercentage, een maatregel die de overheid in 2007 instelde om financiële stabiliteit van pensioenen te verbeteren. Men koppelde de levensverwachting aan de hoogte van de pensioenen. Voor elk jaar stelt de overheid sindsdien het duurzaamheidspercentage vast. Pensioengerechtigden kunnen deze korting teniet doen door langer te blijven werken. Voor 2009 lag het percentage op 1,32%. Aangezien het gemiddelde pensioen € 415,58 bedraagt, betekent dit dus voor velen zo´n 5 euro in de maand minder aan pensioen. Het hangt
iemand tussen de 15 en 24 jaar premie betaald,
ervan af hoeveel jaren er pensioenpremie is
dan moet hij nog vier maanden doorwerken na zijn
betaald om vast te stellen hoe lang iemand door
65ste. Zijn er echter meer dan 35 jaar premies
zou moeten werken om dit gat te dichten. Heeft
betaald, dan volstaan slechts twee maanden.
Andere eisen herstelplan pensioenen De werkgroep Evaluatie FTK van het Actuarieel
zichthouder DNB om te laten zien hoe hij binnen
Genootschap doet een aantal voorstellen tot aan-
vijf jaar weer boven die ondergrens wil komen.
passing van het Financiële Toetsingskader FTK,
Het gevaar van een rigide FTK is dat pensioen-
het stelsel van kapitaaleisen voor Nederlandse
fondsen, in tijden dat het minder goed gaat op de
pensioenfondsen. De werkgroep is van mening
beleggingsmarkten, onder hoge druk komen te
dat er pas van een tekort zou moeten worden
staan om risicovolle beleggingen zoals aandelen
gesproken als de dekkingsgraad van een pensi-
tegen een ongunstige prijs te verkopen terwijl die
oenfonds langdurig onder de minimumhoogte is.
juist uit oogpunt van lange termijnrendement zijn
De werkgroep heeft daarbij een half of driekwart
aangeschaft.
jaar in gedachten. Een dergelijke verruiming zou
Het ligt in de verwachting dat het Ministerie van
meer recht doen aan de lange termijn aard van
Sociale Zaken en DNB met voorstellen zullen
pensioenfondsen.
komen om het, thans rigide, FTK op onderdelen
Op het ogenblik is het zo dat een pensioenfonds
te verruimen.
dat onder de minimum dekkingsgraad van 105% komt, een herstelplan moeten opstellen voor toe-
ABP Wereld 2/2010
43
PENSIOENEN door Wilma van Hoeflaken foto’s van Ellis Regina Janssen illustratie van Jenny Lindhout
Aanpassingen die het pensioenstelsel toekomstbestendiger kunnen maken Hoe ziet een optimaal
Jiajia Cui vergeleek
Ze zette individuele defined contributionregelingen en collectieve defined benefitregelingen naast elkaar. In haar proefschrift adviseert ze de sterke kanten van beide regelingen te combineren.
pensioenregelingen.
Kijken in de toekomst
pensioensysteem eruit?
‘Het Nederlandse pensioenstelsel is het beste ter wereld. Dat is niet alleen mijn mening, maar dat wordt in het algemeen zo gezien’, zegt Jiajia Cui, ‘Wereldwijd wordt het Nederlandse stelsel als best practise beschouwd. Maar met een paar aanpassingen zou het toekomstbestendiger zijn.’ Cui promoveerde in 2009 op Essays on Pension Scheme Design and Risk Manage ment. Tien jaar geleden verhuisde zij van China naar Nederland voor een masteropleiding computational science. Met pensioenen hield ze zich toen nog niet bezig. Dat gebeurde pas een paar jaar later, na de internetbubbel op de beurzen. Als gevolg van dalende beurskoersen kampten de pensioenfondsen met lage dekkingsgraden. Dat was een goed
44
ABP Wereld 2/2010
moment om te kijken naar de toekomst van het pensioenstelsel. Waren collectieve defined benefitregelingen – zoals vooral Nederland die kent – toekomstbestendig, of was het raadzamer om – in navolging van de Verenigde Staten – over te stappen naar een individueel defined contribution-stelsel? ‘Het onderwerp was een idee van mijn supervisor, Eduard Ponds’, zegt Cui, die ook afgestudeerd is als econoom, ‘Zo kwam ik met pensioenen in aanraking.’ Haar proefschrift verraadt haar achtergrond in computational science. Het bevat zoveel tabellen, modellen en formules dat het alleen voor specialisten leesbaar is. De uitkomst van Cui’s onderzoek is dat de volgende generatie pensioensystemen de sterke kanten van collectieve en individuele regelingen moet combineren.
De dekking In de periode dat Cui begon met haar promotieonderzoek, vlak na de beurscrisis tussen 2001 en 2003, was er – net als nu overigens – veel aandacht voor
ABP Wereld 2/2010
45
de toekomstbestendigheid van pensioenregelingen. Door de vergrijzing staan pensioenstelsels die gefinancierd worden via het omslagstelsel (de werkenden betalen voor de gepensioneerden) onder druk. Kapitaalgedekte regelingen (waarbij mensen voor zichzelf sparen, zoals bij de aanvullende pensioenen in Nederland) worden steeds belangrijker. Tot de eeuwwisseling waren kapitaalgedekte pensioenregelingen vrijwel allemaal defined benefitregelingen: de uitkomst staat vast.
Risicodeling voordeliger
Premiehoogte verschuiven
In veel landen is het collectieve karakter van de kapitaalgedekte regelingen inmiddels afgeschaft en is de regeling individueel geworden. De individuele defined contributionregelingen zijn hier typische voorbeelden van. In haar proefschrift wijst Cui erop dat in dit geval de risico’s niet alleen bij de individuele deelnemer liggen, maar dat deze ook zelf alle moeilijke beleggingsbeslissingen moet nemen. In andere landen – waaronder Nederland – is het
Voor collectieve defined benefitregelingen – het type regeling dat in Nederland het meest voorkomt – betekent dit dat er rekening moet worden gehouden met de wensen van de individuele deelnemers. Die wensen hangen samen met hun levensloop. ‘Nu betaalt iedereen een doorsneepremie, allemaal dezelfde premie ongeacht de leeftijd’, zegt Cui, ‘Maar jonge mensen die een huis kopen en jonge kinderen hebben, hebben hun in komen hard nodig. In de fase van hun leven zou het hen beter uitkomen als ze minder pensioenpremie zouden betalen. Mensen die ouder zijn en dichter bij hun pensioen zitten, zouden meer kunnen betalen. Als senioren verdienen zij vaak meer dan jongeren en tegelijkertijd zijn hun lasten lager. Ze hebben misschien geen hypotheek meer op hun huis en hun kinderen zijn volwassen. Je moet zoeken naar de balans tussen weinig pensioenpremie betalen als je jong bent en de maximale premie als je ouder bent.’
Wensen individuele deelnemers hangen samen met hun levensloop
De overheid – of in de Nederlandse situatie de werkgevers – staan hier garant voor. Tegenover deze defined benefitregelingen staan de defined contributionregelingen. Dan staat niet de uitkomst vast, maar de ingelegde premie. Hoeveel pensioen men uiteindelijk krijgt, hangt af van de beleggingsresultaten. De werkgever of de overheid staan niet garant en het risico ligt eenzijdig bij de werknemer.
Opgelopen kosten De vergrijzing, lager dan verwachte beleggingsopbrengsten, het feit dat mensen gemiddeld langer leven en in sommige gevallen de nieuwe boekhoudregels hebben ertoe geleid dat de financieringskosten van defined benefitregelingen enorm opliepen. Overal ter wereld hebben de defined benefitregelingen hun regels aangepast. In sommige landen waren de pensioenregelingen niet meer toegankelijk voor nieuwe werknemers. In Nederland is daarvan nooit sprake geweest, maar ook hier waren aanpassingen. Zo zijn de meeste pensioenregelingen geen eindloonregelingen meer, waarbij de hoogte van het pensioen afhangt van het laatste loon, maar middelloonregelingen. In dat geval is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het gemiddelde loon dat een werknemer in zijn hele loopbaan verdient. Zo zijn de kosten voor pensioenfondsen beter beheersbaar; de fondsen worden immers niet meer onverwacht geconfronteerd met vaak grote ‘backservices’.
46
ABP Wereld 2/2010
collectieve karakter van de defined benefitregelingen in stand gehouden, maar worden de risico’s verdeeld over alle partijen; de werknemers, de werkgevers en de gepensioneerden. Dat laatste is volgens Cui een verbetering. ‘Als de risico’s bij de werkenden liggen, gaan hun premies omhoog. Als de risico’s bij de gepensioneerden liggen, worden hun uitkeringen niet altijd geïndexeerd of gaan ze omlaag. Als de risico’s bij de werkgevers liggen, moeten zij meer bijdragen aan de pensioenen. In mijn proefschrift heb ik drie casussen berekend. Uit de berekeningen blijkt dat het niet verstandig is om de risico’s bij een deel van de populatie neer te leggen. De risico’s samen delen is beter.’
Belastingen Bovendien is het directe belastingvoordeel voor ouderen groter, stelt Cui. In de meeste landen zijn pensioenpremies fiscaal aftrekbaar en in de meeste landen betalen gepensioneerden zo’n 10 procent minder belasting dan jongeren. Het belastingpercentage dat over hun pensioeninkomen wordt geheven is dus lager dan het percentage waartegen ze de premie konden aftrekken. ‘Het voordeel daarvan is groter naarmate je ouder bent. Als je 64 bent, heb je na een jaar dat voordeel van 10 procent. Maar als je 35 bent, is dat voordeel van 10 procent verspreid over 30 jaar.’
Nieuwe combinatie Wat bedoelt Cui als ze adviseert de sterke kanten van collectieve en individuele regelingen te combineren? ‘De toegevoegde waarde van collectieve systemen zit in efficiënte risicodeling. De toegevoegde waarde van individuele systemen ligt in de mogelijkheden om rekening te houden met de voorkeuren van individuele deelnemers’, zegt Cui, ‘Dat zijn de voordelen van beide systemen in een notendop. De volgende generatie pensioensystemen zou dus de intergenerationele risicodeling uit de collectieve regelingen moeten combineren met de levensloopkarakteristieke uit de individuele regelingen.’
Liever standaard dan moeilijk Ook voor individuele defined contributionregelingen doet Cui aanbevelingen. ‘Defined contribution is in veel landen, waaronder de Verenigde Staten, enorm populair. Juist omdat dit stelsel zo veel voorkomt, heb ik gekeken naar manieren om het te verbeteren.’ In deze individuele regelingen moeten deelnemers zelf allerlei keuzes maken, bijvoorbeeld over de hoogte van de premie en over de samenstelling van hun beleggingsportefeuille. De meeste mensen vinden dat moeilijk. Uit allerlei onderzoeken is bekend dat zij dan kiezen voor de mogelijkheid die als standaard wordt gepresenteerd, ongeacht
de inhoud van de mogelijkheid. Dat betekent dat de keuze van de deelnemers gemakkelijk te beïnvloeden is. Cui pleit daarom voor default parameters die leeftijdsafhankelijk zijn; bij jongeren is een klein percentage van het inkomen bestemd voor het pensioen, bij ouderen een fors percentage. Cui: ‘Eenvoudige leeftijdsafhankelijke defaults leiden tot een grote welvaartsverbetering voor de deelnemers.’ Daarnaast adviseert Cui om componenten voor winst- en risicodeling op te nemen in defined contributionregelingen.
len tussen beide landen’, zegt Cui, ‘Er zijn al verschillende Chinese overheidsdelegaties in Nederland geweest om te praten over pensioenen.’
Bijdrage
bevolking. ‘Nee, procentueel is dat niet veel, maar in absolute zin gaat dat om heel veel mensen’, zegt ze lachend. Voor deze Chinezen is de AOW het volledige inkomen na pensionering. Ook dat is een groot verschil met Nederland, waar het inkomen van de gemiddelde gepensioneerde voor de helft uit AOW en voor de helft uit aanvullend pensioen bestaat. Of de Chinezen ooit het Nederlandse stelsel zullen kopiëren is maar zeer de vraag. Maar dankzij Cui weten ze wel exact hoe het in elkaar steekt.
Cui, die aan de Universiteit van Tilburg promoveerde, heeft twee banen. De helft van de week werkt ze bij de uitvoeringsorganisatie van ABP in Amsterdam, waar ze beleidsmedewerker pensioenen is. De andere helft werkt ze als universitair docent bij de Economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Hoewel het haar goed bevalt in Neder land, waar ook haar Chinese echtgenoot woont, wil ze ooit terug naar China. Maar nu nog niet. ‘Ik kan hier nog veel leren. Later kan ik een betere bijdrage leveren aan de Chinese samenleving.’ Maar momenteel levert Cui daar ook al een bijdrage aan. In China is veel belangstelling voor oudedagsvoorzieningen. De regering is geïnteresseerd in de manier waarop het buitenland hiermee om gaat. ‘Ik wil een brugfunctie vervul-
Chinese AOW In China is op het gebied van oudedagsvoorzieningen de eerste pijler het belangrijkst. Er bestaat een variant op de Nederlandse AOW. Deze uitkering komt alleen terecht bij de mensen met officiële, geregistreerde banen. Naar schatting van Cui is dat 20 tot 30 procent van de
Jiajia Cui: ‘Eenvoudige leeftijdsafhankelijke defaults leiden tot een grote welvaartsverbetering voor de deelnemers’.
ABP Wereld 2/2010
47
PENSIOENEN door Peter van Steen foto’s van Annemiek Mommers illustratie van Angela de Vrede
Een herplaatsingstoelage? Sinds ABP de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsregelingen (weer) uitvoert, is een aantal zaken gewijzigd.
Een invaliditeitspensioen? Let goed op!
48
ABP Wereld 2/2010
Servicemanager Peter Heuperman legt uit wat op het gebied van de herplaatsingstoelage is veranderd. In een kadertekst staan de veranderingen met betrekking tot het invaliditeitspensioen.
uit bovenwettelijke regelingen. Nadat ABP had besloten dit werk weer zelf te gaan doen, werd het per 1 januari 2009 uit het takenpakket van UWV ontvlochten en bij ABP ondergebracht.’
Bovenwettelijke regeling
Informatie bij toekenning
Voor mensen die niet volledig arbeidsongeschikt zijn, biedt de herplaatsingstoelage een financiële steun in de rug wanneer zij weer in loondienst aan het werk gaan. De regeling stamt nog uit de WAO-tijd, maar ABP blijft de regeling vanzelfsprekend uitvoeren zolang er nog mensen voor in aanmerking komen. Momenteel ontvangen circa 14.500 mensen een herplaatsingstoelage. ‘Tot 2002 werd de herplaatsingstoelage door ABP/USZO uitgevoerd’, vertelt Peter Heuperman. ‘Daarna gingen alle uitvoeringsinstellingen in UWV op. De “core business” van UWV bestaat echter uit wettelijke regelingen en niet
Voor de herplaatsingstoelageregeling heeft ABP in twee situaties informatie nodig. In de eerste plaats is dat bij de toekenning. De herplaatsingstoelage wordt op de zogenoemde berekeningsgrondslag gebaseerd: het inkomen een jaar voor het ingaan van de herplaatsingstoelage. Dat inkomen wordt geïndexeerd naar het moment waarop het recht op een herplaatsingstoelage is ontstaan. Onder andere om mensen tot volledige herintreding te stimuleren, conform de huidige wet WIA, wordt de herplaatsingstoelage voor nieuwe gevallen sinds 1 januari 2009 tot 80 procent van de berekeningsgrondslag beperkt. Bij de
toekenning is daarnaast informatie nodig over de mate van arbeidsongeschiktheid, de hoogte van de WAO-uitkering en de hoogte van het nieuwe inkomen na herplaatsing. Nadat de herplaatsingstoelage is toegekend, krijgen betrokkenen jaarlijks bericht van ABP of indexatie van de uitkering heeft plaatsgevonden en tot welke wijzigingen die indexatie dan heeft geleid.
Informatie over wijzigingen In de tweede plaats heeft ABP informatie nodig voor het beheer van de regeling. Betrokkenen zijn verplicht, op basis van het pensioenreglement, elke wijziging te melden in de gegevens die bij het toekennen en berekenen van de uitkering zijn gebruikt. Dit kan per brief, telefonisch of via internet. Peter Heuperman benadrukt dat dit nieuw is. ‘Tot 1 januari 2009 volstond het om wijzigingen aan UWV te melden, maar nu dus niet meer. Er is als het ware een loket bijgekomen, te weten de afdeling IP/HPT van ABP. In 2009 is gebleken dat veel klanten daar nog onvoldoende van op de hoogte waren.
ABP Wereld 2/2010
49
Daarom worden ze daar in hun maandelijkse inkomensoverzicht uitdrukkelijk op gewezen.’ Voor wat betreft wijzigingen in de WAO-uitkering heeft ABP een controlemogelijkheid, doordat UWV elke maand een bestand aanreikt met alle relevante wijzigingen voor de WAOuitkeringen. Heuperman: ‘Vervolgens worden daar de gevolgen van beoordeeld voor de bovenwettelijke regelingen. Een gevolg kan zijn dat iemand die een bepaalde wijziging niet heeft gemeld, de bovenwettelijke uitkering of een deel daarvan moet terugbetalen. Nogal eens zijn daar dure, vervelende invorderingstrajecten voor nodig. Daarom is het belangrijk dat relevante wijzigingen meteen worden gemeld.’
Restverdiencapaciteit
ABP controleert op gezette tijden alle opgegeven informatie
Om voor een herplaatsingstoelage in aanmerking te komen of te blijven, moet de zogenoemde restverdiencapaciteit worden ingevuld. Of dit het geval is, wordt berekend door het verschil tussen de berekeningsgrondslag en het nieuwe inkomen door 1 procent van de berekeningsgrondslag te delen. Is het percentage dat deze berekening oplevert, lager dan de bovengrens van de arbeidsongeschiktheidsklasse, dan wordt de restverdiencapaciteit ingevuld en is er recht op een herplaatsingstoelage. Stel bijvoorbeeld dat de berekeningsgrondslag 40.000 euro bedraagt, dat het nieuwe inkomen 20.000 euro bedraagt en dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 45-55 procent is vastgesteld. Het verschil tussen de berekeningsgrondslag en het nieuwe inkomen gedeeld door 1 procent van de berekeningsgrondslag is 50. Dit percentage is lager dan de bovengrens van de arbeidsongeschiktheidsklasse en dus wordt de restverdiencapaciteit ingevuld.
Belangrijke verandering Peter Heuperman: ‘Met betrekking tot de restverdiencapaciteit hebben we in 2009 nogal wat mensen moeten teleurstellen. Dat komt doordat ABP een duidelijk beleid heeft en heel strikt de restverdiencapaciteit berekent. Tot en met 2008 werd de restverdiencapaciteit nog op een kwalificatie door de arbeidsdeskundige van UWV gebaseerd. Toen ABP in 2009 de berekening ging toepassen, voldeden veel mensen niet meer aan de norm. Voor de directie van ABP was dat
50
ABP Wereld 2/2010
aanleiding om coulance te betrachten en de mensen die als gevolg van die maatregel zouden worden benadeeld, nog een jaar respijt te geven. Daarnaast hebben we alle mensen met een herplaatsingstoelage een brief gestuurd. Daarin hebben we geadviseerd er rekening mee te houden dat in 2010 de inkomensgegevens per 1 januari worden opgevraagd. Daarnaast is aangegeven dat mensen in problemen kunnen komen als die gegevens niet met hun restverdiencapaciteit stroken. In de brief is ook vermeld wat het minimale herplaatsingsinkomen van betrokkene moet zijn om het recht op een herplaatsingstoelage te behouden. Vanzelfsprekend hebben we niet kunnen adviseren op welke manier zij dan aan hun restverdiencapaciteit zouden moeten voldoen, want dat is een zaak van werkgever en werknemer.’
Jaarlijkse controle Met de sociale partners is afgesproken dat ABP op gezette tijden controleert of alle opgegeven informatie klopt. Dit betreft dus ook de inkomensgegevens. De controle vindt op verschillende manieren plaats. Met betrekking tot de herplaatsingstoelage wordt de zogenoemde peildatumsystematiek toegepast. De methode houdt in dat iedereen met een herplaatsingstoelage één keer per jaar alle relevante inkomensgegevens moet opleveren. Dit is van belang omdat de herplaatsingstoelage jaarlijks wordt geactualiseerd. Van de mensen die in een ambtelijke functie zijn herplaatst, krijgt ABP (op grond van het Verbeterd Bestuursvoorschrift 6 ofwel VB6) elk jaar op 1 januari geautomatiseerd informatie over hun inkomensontwikkeling aangereikt. Mensen die niet in een ambtelijke functie zijn herplaatst, maar bij een private werkgever, worden elk jaar in maart of april aangeschreven, met het verzoek zelf aan ABP door te geven welk inkomen zij op 1 januari hadden. Peter Heuperman: ‘Het peilmoment 1 januari kan in sommige gevallen een kennelijk onjuiste maatstaf bieden. Toch is 1 januari voor ons maatgevend, omdat dit zo in het pensioenreglement is vastgelegd. Wij bieden de klant daarom de mogelijkheid om naar 1 januari toe te werken, dus om te zorgen dat 1 januari wel een juiste maatstaf biedt. De werkgever kan daar ook een rol bij spelen, door met zijn werknemer mee te
denken. Het is daarom goed als de werkgever weet welke afspraken daarbij van belang zijn.’
Advies aan werknemers en werkgevers Peter Heuperman: ‘Werknemers adviseer ik om de oorspronkelijke toekenningsbeslissing goed te bewaren en de jaarlijkse indexering van de berekeningsgrondslag goed te volgen. Daarnaast moeten ze alle tussentijdse wijzigingen die op de toekenningscriteria van invloed zijn, tijdig aan ons doorgeven. Ze moeten ervan doordrongen zijn dat er naast UWV een nieuw loket is en dat is de afdeling IP/HPT van ABP. Zo worden vervelende invorderingstrajecten voorkomen. Het mag duidelijk zijn, dat hiervan een gunstig effect uitgaat op de apparaatskosten. De werkgevers adviseer ik om gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers die bij hen zijn herplaatst, bij te staan bij het invullen van de restverdiencapaciteit. Want werknemers die daar niet aan voldoen, gaan een substantieel inkomensbestanddeel missen. Wij zullen er van onze kant alles aan doen om het uitvoeringsregiem, met peildatums, steekproeven en informatieverwerking, te optimaliseren en zeker niet onredelijk in het nadeel van de klant te laten zijn.’
Ook wijzigingen bij een invaliditeitspensioen Het invaliditeitspensioen stamt net als de herplaatsingstoelage uit de tijd van de WAO. Momenteel hebben zo’n 50.000 mensen een invaliditeitspensioen. De hoogte ervan wordt gebaseerd op de berekeningsgrondslag: het inkomen een jaar voordat het invaliditeitspensioen inging. Sinds januari 2009 mogen mensen met een invaliditeitspensioen tot 95 procent van de berekeningsgrondslag bijverdienen (voor die datum was dat 100 procent). Betrokkenen hebben de plicht om relevante wijzigingen in de criteria voor toekenning van het invaliditeitspensioen aan ABP te melden. ABP ontvangt bovendien informatie van UWV over mensen met een WAO. Aan de hand daarvan kan worden gecontroleerd of betrokkenen aan hun meldingsplicht hebben voldaan. Bij een invaliditeitspensioen wordt, anders dan bij de herplaatsingstoelage, geen peildatumsystematiek toegepast. Peter Heuperman:
‘Wij kennen met betrekking tot het invaliditeitspensioen tot nu toe geen andere controlemogelijkheid dan met behulp van de UWV-bestanden. Wel oriënteren we ons erop hoe we een aanvullend controleregiem kunnen ontwikkelen. We zoeken daarbij aansluiting bij wat onze collega’s van FPU doen. Zij kennen enerzijds de peildatumsystematiek, waarvoor ze mensen aanschrijven om per peildatum de inkomensgegeven op te geven, en anderzijds controleren zij de gegevens steekproefsgewijs. Onze afdeling IP/HPT hoopt in het voorjaar van 2010 dat ook te kunnen gaan doen. Klanten zullen dan hun gegevens via internet in Mijn ABP moeten opgeven, op grond waarvan kan worden berekend of de opgave een effect heeft. De klant krijgt daar dan vanzelfsprekend bericht over.’
Peter Heuperman: ‘Met betrekking tot de restverdiencapaciteit hebben we in 2009 nogal wat mensen moeten teleurstellen’.
ABP Wereld 2/2010
51
ADVIESRADEN door Peter van Steen portretfoto door Joyce Vlaming
De Raad voor Verkeer en Waterstaat adviseert de regering en het parlement gevraagd en ongevraagd over de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van verkeer en waterstaat.
Geïntegreerde raad
Een knooppunt van rode draden
In 2010, nog voor of niet lang na de verschijning van dit artikel, zal de Raad voor Verkeer en Waterstaat samen met de VROM-raad en de Raad voor het Landelijk Gebied opgaan in een nieuwe raad, die vooralsnog Raad voor de fysieke leefomgeving en infrastructuur zal heten. Al toen Geert Jansen in april 2006 tot voorzitter van de Raad voor Verkeer en Waterstaat werd benoemd, suggereerde minister Karla Peijs van V&W hem naar zo’n geïntegreerde raad toe te werken. Daarom werd destijds besloten een afgeslankte raad samen te stellen, van slechts zes leden inclusief de voorzitter. De raad wordt ondersteund door een secretariaat, met aan het hoofd een algemeen secretaris en verder een aantal projectsecretarissen, medewerkers en –assistenten, en door een grote expertisegroep van hoogleraren en overige deskundigen. Zodra de nieuwe Raad voor de fysieke leefomgeving en infrastructuur een wettelijke basis heeft en volledig benoemd is, zit deze taak voor Jansen erop, maar daar zal zijn affiniteit met het onderwerp niet onder lijden.
Aanleg Hoge Snelheids Lijn bij Lage Zwaluwe
Commissaris van de Koningin in Overijssel, mr. G.J. Jansen, is tevens voorzitter van de Raad voor Verkeer en Waterstaat. Deze raad is als het ware een knooppunt van rode draden in de wetenschappelijke en bestuurlijke loopbaan van Geert Jansen.
52
ABP Wereld 2/2010
Wetenschap en bestuur Geert Jansen (1946) studeerde rechten in Utrecht, met als specialisatie staatsen bestuursrecht. Na een eerste functie als directieassistent bij het Gelders Genootschap in Arnhem werd hij hoofd Algemene Zaken van de gemeente Vorden. In 1977 werd hij wetenschappelijk medewerker en onderzoeker bij de vakgroep staatsrechtelijke vakken van de juridische faculteit van de universiteit in Leiden. Zijn specialismen waren het staats- en bestuursrecht, het recht van de ruimtelijke ordening en de rechtsbescherming van de burger ten opzichte van overheden. In Leiden werd hij vervolgens voorzitter van de Universiteitsraad en lid van het College van Bestuur. In 1989 werd Jansen benoemd tot directeur-generaal Openbaar Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Midden jaren negentig werd hij voorzitter van het regionaal openbaar lichaam Knooppunt Arnhem-Nijmegen en sinds 1 juni 2002 is hij Commissaris van de Koningin in Overijssel.
Goede herinneringen ‘De problematiek van de ruimtelijke ordening heb ik altijd vastgehouden’, vertelt Jansen. ‘In Utrecht ben afgestudeerd op het terrein van staats- en bestuursrecht, maar in het bijzonder het recht van de ruimtelijke ordening. Jaren
later, in 1985, toen mijn wetenschappelijk werk al in bestuurlijk werk was overgegaan, ben ik nog nauw betrokken geweest bij het denken over de fundamentele herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening. In de veronderstelling dat die wet in 1988 in de Tweede Kamer aan de orde zou zijn, heb ik in een afscheidsbundel voor een hoogleraar uitvoerig beschreven in welke richting die herziening zou moeten gaan. Maar in Nederland gaat wetgeving vaak niet heel erg snel. Die Wet op de ruimtelijke ordening is pas op 1 juli 2008 in werking getreden, dus drieëntwintig jaar nadat ik erover heb geschreven. “Mind you”!’ Ook als directeur-generaal op het ministerie van Binnenlandse Zaken had Jansen intensieve contacten met collega’s bij VROM en Verkeer en Waterstaat. ‘Je moet je voorstellen’, zo herinnert hij zich, ‘dat de bewindslieden het toen voor elkaar kregen om in één ministerraad de nota over de bestuurlijke organisatie, het Nationaal Milieubeleidsplan Plus, de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, Vinex en het Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening besloten te krijgen. Daar bewaar ik zeer goede herinneringen aan.’ Ook tijdens zijn voorzitterschap van Knooppunt ArnhemNijmegen waren thema’s als verkeer,
vervoer, openbaar vervoer, binnenvaart en havenuitbreiding de belangrijkste beleidsonderwerpen ‘en als Commissaris van de Koningin heb ik natuurlijk niet losgelaten waar mijn inhoudelijke interesses liggen.’
Rolverdeling en doorzettingsmacht In het geheel van activiteiten op het gebied van ruimtelijke ordening gaat de interesse van Jansen met name uit naar de rolverdeling tussen overheden en het tempo ofwel ‘doorzettingsmacht’ wat de uitvoering betreft. ‘Ik veronderstelde eigenlijk dat iedereen met smart op de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening zat te wachten, omdat je aan de ene kant steeds maar hoort van Kamerleden en maatschappelijke organisaties dat alles met meer tempo moet en dat vergunningen en dergelijke dat belemmeren, terwijl aan de andere kant deze wet uitkomst biedt voor wat betreft zuiverheid van rollen, doorzettingsmacht en alles wat je op dat vlak kunt bedenken. Tot mijn stomme verbazing heb ik moeten constateren, dat men het oude patroon van diffuse regelgeving, gewenst draagvlak, discussies en een onduidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden gewoon wenste door te zetten, zowel in de Kamer als elders. In het debat in de Kamer in 2008 zag ik dat
Wegonderhoud in Flevoland
ABP Wereld 2/2010
53
het helemaal verkeerd ging en dat men probeerde om dat oude patroon, waarvan we al in het midden van de jaren tachtig dachten dat het toch eindelijk eens afgelopen moest zijn, in de nieuwe wet onder te brengen. Ik vind dat een heel bijzonder fenomeen. Ondanks alle discussies die we hebben gehad om tot een echte versnelling van besluitvorming te komen, blijkt dat toch heel moeilijk te zijn. Mijns inziens ontbreekt het in essentie aan inzicht en bestuurskracht. Als het om lef, tempo en versnellingen gaat, ligt het altijd aan de ander, terwijl degene die eindverantwoordelijkheid heeft de bestuurskracht moet tonen om het tempo erin te houden en om ervoor te waken dat je niet weer met z’n allen in het moeras wordt gezogen van traagheid, details en incidenten.’
‘Alle overheden moeten beetje af van hun
bevoegdheden en eigendommen heen. Daarom hebben wij geadviseerd om het vraagstuk van locatiebereikbaarheid te ontdoen van eigendomsaspecten en eigen bestuurlijke prioriteiten, om vervolgens zo’n vraagstuk ook weer veel meer gebiedsgericht te bekijken. Ons advies ‘Helder kiezen, keuzes helder maken’ over de langetermijnontwikkeling van Schiphol is een goed voorbeeld als het over doorzettingsmacht gaat. Iedereen kent de drama’s van procedures, juridificering en bezwaar maken bij de uitbreiding of vestiging van een luchthaven of start- en landingsbanen. In het verleden wilde de minister iets, maar vervolgens moest de provincie een streekplan maken en de gemeente uiteindelijk een bestemmingsplan. Met de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening in de hand kan de minister zodra hij iets van nationaal belang beschouwt, zelf doorzetten en heeft hij formeel niet meer de legitimatie dat vertraging aan een ander ligt.’
bemoeizucht’ Onvoldoende uit de verf Drie voorbeelden ‘Dit brengt me ook bij de Raad voor Verkeer en Waterstaat’, vervolgt Jansen. ‘De beleidsvraagstukken die in de raad aan de orde zijn, hebben heel sterk te maken met doorzettingsmacht en de rolverdeling tussen overheden. Bijvoorbeeld in ons advies ‘Van wegbeheer naar netwerkbeheer’. Het blijkt heel moeilijk te zijn om bij filebestrijding aan gebieden te denken in plaats van alleen maar aan de rijksweg of de provinciale weg of de gemeenteweg. Het maakt de reiziger niet uit wáár hij stilstaat, maar wel dát hij stilstaat. Volgens ons heb je daarom een nationale autoriteit nodig die voor een netwerkaanpak zorgt. Dat klinkt gemakkelijk, maar het betekent ook dat je met elkaar investeringen moet afstemmen. Want renoveer je de rijksweg en vergeet je de aansluiting met de provinciale weg, dan creëer je misschien een extra probleem in plaats van een oplossing. Een ander voorbeeld is ons advies ‘Einde aan vrijblijvendheid’ over de bereikbaarheid van werklocaties en locaties van publieke voorzieningen. We kennen allemaal het voorbeeld van de files bij IKEA in Delft. Het is ons nog nooit gelukt om proactief te denken over de grens van de eigen
54
ABP Wereld 2/2010
De Raad voor Verkeer en Waterstaat brengt doorgaans drie of vier adviezen per jaar uit. De adviezen in 2009 gingen over een klimaattoets bij investeringen in infrastructuur, de bereikbaarheid van de Randstad en over ondernemend regionaal openbaar vervoer. In 2008 werd behalve over de al genoemde locatiebereikbaarheid en de langetermijnontwikkeling van Schiphol ook nog over een metropolitische ontwikkelingsstrategie voor de Randstad en een beperking van de CO²-uitstoot door de transportsector geadviseerd. Dit laatste advies werd samen met de VROM-raad en de Algemene Energieraad opgesteld. Op de agenda staan nog adviezen over de kansen voor de Randstad als 'mainport' voor Europa, over mobiliteit en kwaliteit van de leefomgeving en over de relatie tussen demografie, leefstijlen en sociaaleconomische factoren enerzijds en mobiliteit anderzijds. ‘Niet alle adviezen leiden tot de gewenste resultaten’, moet Jansen toegeven. ‘Met zo’n rapport als “Van wegbeheer naar netwerkbeheer”, waarin we aangeven dat alle overheden eigenlijk een beetje af zouden moeten van hun bemoeizucht voor wat betreft het beheer, merken we dat we een te grote stap maken en al vrij snel op weerstanden stuiten. Daarom ook hadden we een
vanuit onze buurlanden. Toen de noordtak van de Betuwelijn niet doorging, was dat voor Nederland misschien wat minder bezwaarlijk, maar onze directe oosterburen hebben daar steeds meer last van, want het vrachtverkeer per rail en per auto neemt gigantisch toe. Ook bij de binnenvaart is die internationale component absoluut aan de orde en daar zie je natuurlijk ook al een ontwikkeling ontstaan. De Rotterdamse haven moet je altijd als een onderdeel van een systeem zien, verbonden met tweedelijns knooppunten waar de vracht naar toe moet. In mijn periode als voorzitter van Knooppunt Arnhem-Nijmegen wilden we die knooppunten graag in Nederland hebben, maar de Duitsers wilden die ook. Niet lang geleden was ik op bezoek in Duisburg. Ik was daar zeer aangenaam verrast door wat ze daar voor elkaar hebben gekregen. Er is daar van alles ontstaan, met rail, weg en bedrijvigheid, gekoppeld aan binnenvaart. Daar is iets gebeurd wat ons in Nederland in diezelfde periode net niet is gelukt. Daarom ben ik er erg voor geporteerd om die internationale component veel sterker naar voren te laten komen.’
Steeds opnieuw
Geert Jansen: ‘Bij de bereikbaarheid van de Randstad, heb je het in feite over de bereikbaarheid van heel Nederland vanuit onze buurlanden’.
mooie tussenstap bedacht, met een vehikel van de verschillende overheden, en in sommige gebieden stond men daar opener tegenover dan in andere, maar we kregen er toch niet voldoende de handen voor op elkaar. Misschien hebben we ons advies te scherp gecommuniceerd en wordt er later nog eens werk van gemaakt.’ Ook vindt Jansen het jammer dat tijdens zijn voorzitterschap sommige onderwerpen onvoldoende uit de verf zijn gekomen. Met name noemt hij de internationale component op het terrein van verkeer en waterstaat. ‘Ons is de tijd niet meer gegeven om daar nog een advies over uit te brengen, maar als je het hebt over de bereikbaarheid van de Randstad, heb je het in feite over de bereikbaarheid van heel Nederland
‘Ik ben nu de zestig gepasseerd en kom er steeds meer achter hoe onhandig we soms hebben geopereerd. Vroeger dacht ik wel eens: er ligt een rapport, dus dan is het klaar. Maar dat is helemaal niet waar. Je moet zo’n rapport steeds weer opnieuw de revue laten passeren, zaken eruit lichten en met elkaar in verbinding brengen. Het gaat om de rode draad, door iedere keer weer even terug te vallen op wat je daarvoor hebt geleerd.’
Dit is de dertiende aflevering in een serie artikelen over adviesorganen. In de vorige afleveringen werd het profiel geschetst van de Adviesraad Internationale Vraagstukken, de Gezondheidsraad, de Raad voor Cultuur, de Raad voor het openbaar bestuur, de Raad voor de financiële verhoudingen, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Onderwijsraad, de Raad voor het Landelijk Gebied, het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Algemene Energieraad, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en de Raad voor de Wadden.
ABP Wereld 2/2010
55
Pension Team Spirit
‘Niet nerveus als het een keertje tegenzit’ Deborah de Rooij (41) is hoofd van de afdeling Global Manager Selection Fixed Income van Asset Management bij de uitvoeringsorganisatie van ABP. Vier jaar geleden maakte de Westzaanse de interne overstap van senior portfoliomanager Fixed Income Credits naar Global Manager Selection (GMS). ‘GMS hield zich destijds alleen bezig met het selecteren van externe managers voor aandelen en ik mocht dit binnen het team voor fixed income gaan opzetten. Vanaf januari 2009 is de afdeling gesplitst in GMS Aandelen en GMS Fixed Income en ben ik hoofd geworden van het fixed income-gedeelte.’ Een groot gedeelte van het werk van Deborah de Rooij bestaat uit het volgen van trends en marktontwikkelingen in de fixed income-markten, in de volksmond ook wel de markten van de vastrentende waarden genoemd. ‘Op basis van de informatie die wij verzamelen, maken we een inschatting welke strategieën waarde kunnen toevoegen aan de beleggingsportefeuilles die we al beheren. Vervolgens maken we samen met het managementteam een afweging en bekijken we of dit vanuit risicorendementsperspectief een interessante stap is. Als het antwoord ‘ja’ is, is een belangrijke vraag die we moeten beantwoorden, hoeveel geld we er in willen beleggen en hoe we die strategie vervolgens het beste kunnen beheren, intern of extern. Als de keuze valt op extern beheer, dan gaat mijn team op zoek naar de meest geschikte externe manager die deze strategie voor ons kan beheren en het geld dan zo goed mogelijk gaat beleggen.’ In de praktijk betekent het dat dan wereldwijd de zoektocht begint naar de juiste onderneming die de betreffende beleggingsportefeuille moet gaan beheren. ‘Een grote verantwoordelijkheid als je weet dat er zo’n zestig miljard euro in de fixed income-portefeuille zit,’ legt Deborah uit. Welke markten interessant zijn om in te beleggen, kan van moment tot moment verschillen. ‘De laatste tijd zijn de zogeheten emerging markets hot,’ weet de manager. ‘Dat zijn obligaties in opkomende markten in landen zoals Rusland, Brazilië en Argentinië.’ Hoewel ze inmiddels al weer bijna twintig jaar in het vak zit, heeft Deborah de Rooij – die na de HEAO een opleiding tot beleggingsanalist deed – nog steeds het gevoel dat de beleggingswereld háár wereld is. ‘Succes hebben is leuk, en performance generen is nog leuker,’ zegt ze. ‘Hoewel we de beleggingsresultaten maandelijks tegen het licht houden, weten we met zijn allen dat we beleggingskeuzes maken voor de lange termijn. Als het een keertje tegenzit, word ik dan ook niet echt nerveus.’ En ach, een gezonde dosis stress, die kan Deborah relatief gemakkelijk van zich af laten glijden, zo heeft ze op haar wekelijkse yogales geleerd. ‘Om dit werk goed te kunnen doen, heb je behalve een analytische geest zeker ook een flinke dosis creativiteit nodig,’ verklapt Deborah, moeder van twee zoons van tien en zes jaar oud. ‘Je bent voortdurend op zoek naar de best mogelijke oplossing om tot een zo goed mogelijk rendement te komen. Dat vereist een flinke dosis flexibiliteit en je probeert gebruik te maken van mogelijkheden waar je niet zo een, twee, drie aan denkt. Zo zijn we in 2008 begonnen met de zogeheten distressed-investeringen. Dat zijn investeringen in – veelal Amerikaanse – bedrijven waarmee het slecht gaat. Toch zien we vaak mogelijkheden om daar profijt uit te halen en op de lange termijn zelfs rendement. Dat geeft een goed gevoel.’
56
ABP Wereld 2/2010
A B P
W E R E L D
2 | 1 0
Ipso facto internationaal opinieblad voor relaties van ABP, opgericht in 1987. ABP World is de Engelstalige uitgave met eens per jaar een keuze aan vertaalde artikelen. Het blad verschijnt in beide talen ook op internet. Eerder verschenen artikelen zijn hier te raadplegen of kunnen gratis worden opgevraagd.
Nummer 104, mei 2010 Uitgave Stichting Pensioenfonds ABP Oude Lindestraat 70 Postadres: Postbus 4911 6401 JS Heerlen telefoon 045-5792911 email adres
[email protected] internet www.abp.nl Art direction Geert Setola Artwork Frank Dam | Valentine Edelmann | Simone Golob | Iris Kiewiet | Jenny Lindhout Geert Setola | Angela de Vrede Illustraties Columns Aad Goudappel Illustraties Werelddeeltjes Geert Setola Fotografie Arthur Bagen | Ellis Regina Janssen | Annemiek Mommers | Rogier Veldman | Joyce Vlaming Secretariaat Marleen Veeren Tekstbijdragen Ton Coemans | Marie-Louise Engelen | Wilma van Hoeflaken | Peter Lenssen Graziella Runchina | Onno Steenbeek | Peter van Steen | Christel Witteveen Hoofdredacteur Marcel Vleugels Lettertypes Base Nine | EurekaSansCondensed | Scala + ScalaSans | News Gothic Papier Furioso Lithografie en druk Roto Smeets GrafiServices, Eindhoven Oplage 22.000 ISSN 1569-3341 Overname van tekst is toegestaan mits dit geschiedt met bronvermelding. Het reprorecht wordt niet uitgeoefend