Afferdense en Deestse Uiterwaarden Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 april 2011 / rapportnummer 2153–83
1.
Oordeel over het MER De gemeente Druten heeft het voornemen om het bestemmingsplan “Afferdense en Deestse uiterwaarden” vast te stellen. Dit bestemmingsplan biedt het kader voor de herinrichting van de uiterwaarden, waarmee waterstanddaling op de Waal en natuurontwikkeling wordt beoogd. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de plan-m.e.r.-procedure gevolgd. De Commissie1 is van oordeel dat het MER de essentiële informatie bevat om het milieu volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming. Het MER is compact en goed leesbaar en geeft – samen met de bijbehorende achtergrondrapportages – helder inzicht in de effecten en het doelbereik van het voornemen. Het MER maakt onder meer duidelijk dat ruimschoots aan de doelstelling voor waterstandsdaling wordt voldaan, waardoor er ruimte is voor ontwikkeling van (dynamische) riviernatuur. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan verschillende uitbreidingsdoelen van het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden Waal”, zoals uitbreiding van het areaal slikkige rivieroevers en verbetering van het biotoop voor zee- en rivierprik. Verder is duidelijk dat het voornemen leidt tot aanzienlijke veranderingen in het landschap. Landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen zullen echter volgens de uitgangspunten van het inrichtingsplan behouden blijven.
Rivierkunde en hydrologie In het MER wordt voor de onderbouwing van effecten van het voornemen op de dwarsstroming (hinder voor de scheepvaart) verwezen naar een studie uit 19972. Het is echter niet duidelijk in hoeverre de uitgangspunten van deze studie overeen komen met het huidige voornemen. De Commissie adviseert om de effectbeoordeling voor dwarsstroming op basis van een vergelijking van de uitgangspunten te controleren en de conclusies zonodig te betrekken bij de verdere besluitvorming. De effecten van het voornemen op binnendijkse kwel zijn uitvoerig beschreven in een achtergrondrapport3. Vervolgens zijn verschillende maatregelenpakketten doorgerekend. Dit heeft
geleid tot een “optimaal maatregelenpakket” met vier varianten. De conclusie dat dit maatregelenpakket het kwelprobleem geheel oplost is niet onderbouwd in het MER en het achter-
grondrapport. De beschrijving van de werkwijze geeft echter blijk van een gedegen aanpak.
1
Voor de samenstelling van de werkgroep van de Commissie m.e.r., haar werkwijze en verdere projectgegevens, zie
bijlage 1 bij dit advies. Projectgegevens en bijbehorende stukken, voor zover digitaal beschikbaar, zijn ook te vinden via commissiemer.nl onder ‘Adviezen Commissie’. 2
In de literatuurlijst van het planMER wordt verwezen naar een nota van Haskoning “Ontwerp proef-nevengeul
Afferdensche en Deestsche waarden” d.d. maart 1997. 3
Onderbouwing varianten maatregelpakket 9 kwelmaatregelen Afferdensche en Deestsche Waarden, Witteveen + Bos, 14 januari 2010.
-1-
Gezien de aard en omvang van de problematiek en de gevolgde aanpak ziet de Commissie
geen reden om te twijfelen aan de oplosbaarheid van het kwelprobleem.4
Bodemkwaliteit In het MER en een achtergrondrapport5 is voldoende gemotiveerd dat sprake is van nuttige toepassing in de zin van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). De bodemkwaliteit in het plangebied is uitgebreid beschreven. Uit de stukken blijkt dat gemiddeld genomen aan de kwaliteitseisen van het Bbk en aan de eisen voor de afdeklaag kan worden voldaan. Dat gemiddeld genomen aan de kwaliteitseisen wordt voldaan neemt niet weg dat op verschillende locaties overschrijdingen van de interventiewaarden zijn aangetroffen. Verder is sinds december 2010 de “Circulaire herinrichting van diepe plassen” van kracht, waaruit mogelijk extra eisen voor het voornemen voortkomen. Deze constateringen zijn niet van invloed op de besluitvorming over het bestemmingsplan. In het kader van de vergunningprocedures (waaronder de melding Besluit bodemkwaliteit) zal hieraan wel aandacht moeten worden besteed.
Natuur Het MER en de bijbehorende natuurtoets geven een goed en compleet beeld van de huidige natuurwaarden in het studiegebied en de effecten van het voornemen daarop. De natuurtoets geeft gedetailleerde informatie over de soorten en habitats die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden Waal” bevatten een groot aantal soorten en habitats. Uit het MER en de natuurtoets blijkt dat de gevolgen van het voornemen voor de instandhoudingsdoelstellingen vooral positief zijn. Van de nieuwe inrichting profiteren vooral het habitattype slikkige rivieroevers en de vissensoorten zee- en rivierprik, waarvoor in alle gevallen uitbreidingsdoelen gelden. Ook de mogelijke negatieve effecten zijn navolgbaar en gestructureerd in beeld gebracht. Gezien de tijdelijkheid van de effecten (voor slikkige oevers, zachthoutooibos en enkele nietbroedvogelsoorten) en het geringe belang van het biotoop in de uiterwaard (voor de kamsalamander) worden significante gevolgen uitgesloten. De Commissie plaatst hierbij de volgende kanttekeningen. ·
Niet alleen tijdelijk maar ook permanent zal het areaal van zachthoutooibos enigszins afnemen ten opzichte van het huidige areaal. Dit betekent dat een significant negatief effect niet kan worden uitgesloten. Uit de natuurtoets blijkt dat de inrichting ook leidt tot kwaliteitswinst, onder andere doordat overgangsvormen van nat naar droog ooibos en hardhoutooibos in het plan zijn opgenomen. Per saldo zal er meer hoogwaardig ooibos ontstaan.
·
Significante gevolgen voor de kamsalamander kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. De toename van de dynamiek maakt het plangebied nog minder geschikt als voortplantingsgebied voor de kamsalamander. In het MER is aangegeven dat dit zonder maat-
4
Uit de zienswijze van het Waterschap Rivierenland blijkt bovendien dat een bestuursovereenkomst is afgesloten, die er in voorziet dat het voornemen pas wordt uitgevoerd nadat is aangetoond dat nadelige gevolgen voor het regionale watersysteem (waaronder toename van kwel) ongedaan gemaakt kunnen worden.
5
Toetsing grondverzet aan het Besluit bodemkwaliteit, Grontmij, 11 december 2008.
-2-
regelen zal leiden tot een negatief effect. Om te beoordelen of de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aangetast worden dient een Passende Beoordeling te worden opgesteld, waarbij mitigerende maatregelen kunnen worden betrokken. De Commissie is van oordeel dat de natuurtoets beschouwd kan worden als een Passende beoordeling en acht voldoende onderbouwd dat, mede door het toepassen van mitigerende maatregelen, de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.
-3-
BIJLAGE 1: Projectgegevens toetsing MER Initiatiefnemer: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten Bevoegd gezag: de gemeenteraad van de gemeente Druten Besluit: Vaststelling bestemmingsplan “Afferdense en Deestse uiterwaarden” Categorie Gewijzigd Besluit m.e.r. 1994: plan-m.e.r. vanwege kaderstelling voor categorie D9; plan-m.e.r. vanwege passende beoordeling Activiteit: Herinrichting van de uiterwaarden ten behoeve van hoogwaterbescherming en natuurontwikkeling. Procedurele gegevens: kennisgeving voorontwerp-bestemmingsplan in de Waalkanter van 10 september 2008 aanvraag advies voor reikwijdte en detailniveau: 10 september 2008 ter inzage legging voorontwerp-bestemmingsplan: 11 september t/m 23 oktober 2008 advies voor reikwijdte en detailniveau uitgebracht: 30 oktober 2008 kennisgeving MER in de Waalkanter van 23 februari 2011 ter inzage legging MER: 24 februari t/m 7 april 2011 aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.: 22 februari 2011 toetsingsadvies uitgebracht: 19 april 2011 Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit enkele deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. De werkgroepsamenstelling bij het onderhavige project is als volgt: drs. S.R.J. Jansen drs. P.J. Jongejans (werkgroepsecretaris) dr. M. van der Perk drs. J.G.M. van Rhijn (voorzitter) drs. F. Wijnants Werkwijze Commissie bij toetsing: Tijdens de toetsing gaat de Commissie na of het MER voldoende juiste informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in de besluitvorming. De Commissie gaat bij het toetsen uit van de wettelijke eisen voor de inhoud van een MER, zoals aangegeven in artikel 7.7 dan wel 7.23 van de Wet milieubeheer en de eventuele documenten over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Indien informatie ontbreekt, onvolledig of onjuist is, beoordeelt de Commissie of zij dit een essentiële tekortkoming vindt. Daarvan is sprake, als aanvullende informatie in de ogen van de Commissie kan leiden tot andere afwegingen. In die gevallen adviseert de Commissie de ontbrekende informatie alsnog beschikbaar te stellen, alvorens het besluit wordt genomen. Opmerkingen over niet-essentiële tekortkomingen in het MER worden in het toetsingsadvies opgenomen, voor zover ze kunnen worden verwerkt
tot duidelijke aanbevelingen voor het bevoegde gezag. De Commissie richt zich in het advies dus op hoofdzaken die van belang zijn voor de besluitvorming en gaat niet in op onjuistheden of onvolkomenheden van ondergeschikt belang.
Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie www.commissiemer.nl op de pagina Commissie m.e.r.
Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advisering: ·
Plan-MER voor het bestemmingsplan Afferdense en Deestse uiterwaarden (8 februari 2011)
·
Ontwerp bestemmingsplan Afferdense en Deestse uiterwaarden (8 februari 2011)
·
Bijlage 3: Natuurtoets Herinrichting Afferdensche en Deestsche Waarden 2009-2014 (13 januari 2009)
·
Bijlage 4: Notitie Toets Wet Luchtkwaliteit (23 oktober 2008)
·
Bijlage 5: Akoestisch onderzoek vergunning Wet milieubeheer (2 december 2008)
·
Bijlage 6: Inventariserend Veldonderzoek, verkennend en karterend booronderzoek (21 januari 2010)
·
Bijlage 7: Onderbouwing varianten maatregelpakket 9 kwelmaatregelen Afferdensche en Deestsche Waarden (14 januari 2010)
·
Bijlage 8: Toetsing grondverzet aan het Besluit bodemkwaliteit (11 december 2008)
De Commissie heeft kennis genomen van de zienswijzen en adviezen, die zij tot en met 8 april 2011 van het bevoegd gezag heeft ontvangen. Dit advies verwijst naar een reactie als die nieuwe inzichten naar voren brengt over specifieke lokale milieuomstandigheden of te onderzoeken alternatieven. Een overzicht van de zienswijzen en adviezen is opgenomen in bijlage 2.
BIJLAGE 2: Lijst van zienswijzen en adviezen 1.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort
2.
Waterschap Rivierenland, Tiel
3.
H.M.J. Kusters en A.A.G. Ketelaars, Afferden
4.
TenneT TSO B.V., Arnhem
5.
J.P.R.G.M. Janssen, Deest
6.
Fruitteeltbedrijf Mts. Janssen, Deest
7.
E. Smith, Ewijk
8.
F. van den Brink, Deest
9.
Van de Sande, Afferden
Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Afferdense en Deestse Uiterwaarden
De gemeente Druten heeft het voornemen om het bestemmingsplan “Afferdense en Deestse uiterwaarden” vast te stellen. Dit bestemmingsplan biedt het kader voor de herinrichting van de uiterwaarden, waarmee waterstanddaling op de Waal en natuurontwikkeling wordt beoogd. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld.
ISBN: 978-90-421-3281-8