Advies planologiewerkgroep voor het Gelderse landschap en natuur Deelnemers: Gemeenten: Guus Beguin (Oost Gelre), Arjan Bossenbroek (Barneveld), Kitty Lamaker (Culemborg) en Arjan vd Vlekkert (Apeldoorn), LTO: Tjerk Elzinga GPG: Jaap Starkenburg en Joost de Koning Waterschappen: Koen van de Velde (Rivierenland) Provincie: Dick van Hoffen, Jan Willem Drok (en Teun Spek) GNMF: Bernhard Oosting en Volkert Vintges (voorzitter)
Opdracht: •
Definiëren van de nieuwe beschermings- en ontwikkelingscategorieën voor natuur en landschap
•
Uitgangspunten van gewenste provinciale sturing per categorie, met in het bijzonder aandacht voor recreatie en landbouw
•
Een beschrijving van de uitgangspunten voor het vastleggen van grenzen per categorie
•
Integratie van compensatieverplichtingen vanuit verschillende groene wet- en regelgeving (spelregels EHS, NB-wet, Boswet, FFwet )
•
Relatie met (extensieve) recreatie en landbouw
De ‘Andere Overheid’ De overheid, ook de provincie, maakt een transitie door van ‘bepalend en reactief (‘de toelatingsplanologie’) naar ‘uitnodigend en pro-actief (‘de uitnodigingsplanologie’). Ook in de streekplannen vanaf 1996 is deze ontwikkeling goed merkbaar. Overheidsinspanningen zijn er voortaan op gericht de maatschappelijke dynamiek en het oplossend vermogen van de samenleving zelf te versterken in plaats van de overheidsbelangen allesbepalend te laten zijn. Het overheidsbeleid zal ook minder sectoraal zijn ingestoken en meer geënt zijn op cross-sectorale verbindingen: als het gaat om natuur en landschap worden andere functies en beleidsvelden niet als bedreigend gezien, maar als een potentiële kans om het landschap te versterken of ecologische omstandigheden te verbeteren.Wel houden we vast aan een ondergrens om ongewenste ontwikkelingen te kunnen voorkomen. De ‘economie van natuur en landschap’ zal een sterkere rol gaan spelen in een tijd waarin politieke en economische schommelingen de continuïteit van processen en subsidiestromen voortdurend onder druk zetten. De zoektocht naar andere verdienmodellen en coalities zal heviger worden en doel van de Omgevingsvisie en de ruimtelijke verordening zal moeten zijn om goede rugdekking te bieden voor lokale partijen die met een andere benadering aan de slag willen.
Gebiedsontwikkeling: ‘uitnodigingsplanologie’ Bij gebiedsontwikkeling staat meer en meer de ambitie centraal ‘wat willen we met elkaar’ en minder de regel ‘wat mogen we?’. Om ‘wat willen we met elkaar’ te ontdekken zullen de agenda’s van diverse gebiedspartijen over elkaar moeten worden gelegd om te kijken waar het snijvlak ligt: hier ligt de bereidheid en de energie om samen te werken en ontstaan kansen om tot een gezamenlijke ambitie te komen. Overheidsbeleid is in dit proces meer inzet van onderhandeling in plaats van in beton gegoten en het beleid krijgt ook een ander karakter: alleen de vanuit openbaar belang noodzakelijke ondergrens is vervat in bindende regels, maar het merendeel van het beleid krijgt een ‘verleidend en
uitnodigend’ karakter gericht op het in beweging krijgen en enthousiasmeren van maatschappelijke partijen. De kunst is maatschappelijke initiatieven te linken aan de gezamenlijke gebiedsdoelen: hoe kunnen we een open en creatieve dialoog aangaan over het initiatief, maar ook verantwoordelijkheid vragen voor een gezamenlijke ambitie of op z’n minst een fatsoenlijke basiskwaliteit van natuur en landschap? Regels blijven echter nodig voor de ‘freeriders’: partijen die alleen denken aan het eigenbelang en zich aan het landschappelijk belang willen ontrekken.
De uitnodigingsplanologie in 3 kaarten De vraag is wat minimaal benodigd is om uitvoering te geven aan de Uitnodigingsplanologie, overigens met het besef dat de andere vormen (Toelatingsplanologie en Ontwikkelingsplanologie) niet zullen verdwijnen; er wordt alleen een dimensie aan toegevoegd. Een basisset van 3 regimes kan vertrekpunt vormen voor de Omgevingsvisie, waarbij onderscheid moet worden gemaakt in ‘wat hebben we nu en wat verdient eventueel extra bescherming’ en ‘waar willen we met elkaar naartoe’. Een ander belangrijk onderscheid is ‘wat willen we vervatten in regels’ en ‘wat willen we alleen formuleren als ambitie als uitnodiging naar de samenleving’. Bijvoorbeeld bij de beschermingskaart (nee, tenzij) zal het gehalte regels groter zijn dan bij de Ambitiekaart (ja graag). Een andere belangrijke vraag is welke partij dan regels maakt of ambities formuleert: de provincie, gemeenten, samenleving of een mix van partijen? Het feit dat bv. het landschap van provinciaal belang is (voor Gelderland zelfs een economische motor), wil nog niet zeggen dat overal provinciale sturing gewenst is. De samenhang van de landschappen op het niveau van Gelderland zou heel goed als ambitie geformuleerd en verbeeld kunnen worden, terwijl de provincie met een compacte set regels andere partijen in staat stelt te bouwen aan dit landschap. Bij de Ambitiekaart kan het zo zijn dat de provincie haar agenda inbrengt als uitnodiging naar andere partijen en als het provinciaal belang groot is kan ze ervoor kiezen de sturing naar zich toe te trekken. Overigens nog wel met dezelfde attitude: wij hebben een agenda, maar we zijn zeker benieuwd naar de uwe: laten we het gesprek aangaan!
Basiskaart: beschrijft de aanwezige natuur- en landschapswaarden (kernkwaliteiten) en de samenhang op het niveau van het hele Gelderse grondgebied. Hier geldt de ‘ja mits-benadering’: ‘we staan open voor creatieve initiatieven als u ook verantwoordelijkheid neemt voor het landschap’. Ambitiekaart: beschrijft de gewenste doelen op integrale wijze. Natuur en landschap kunnen hier een onderdeel van uitmaken. Hier geldt de ‘ja graag-benadering’: ‘we willen samen met u tot een gebiedsagenda komen en lokale initiatieven benutten om deze agenda verder te brengen’, Beschermingskaart: beschrijft die gebieden waar een steviger beschermingsregime geldt i.v.m. de aanwezige kwetsbare waarden. In deze gebieden zijn de ontwikkelingsmogelijkheden om die reden beperkt. Hier geldt de ‘nee tenzij-benadering’: ‘we staan open voor initiatieven die een substantiële versterking van de beschermende waarden met zich meebrengen’.
Rol overheden en samenleving per kaart Basiskaart : Basisbescherming voor het hele Gelderse buitengebied. Basisbeschermingsregiem van provinciaal belang: Verordening: Ja-mits (u bijdraagt aan de kwaliteit van het landschap) De bijzondere kwaliteiten en diversiteit van het landschap in Gelderland zijn een belangrijke basis voor economische ontwikkelingen in de provincie. Het is een gezamenlijk belang van provincie en gemeenten om natuur en landschap verder te ontwikkelen en waar nodig te beschermen. Het gaat dan niet, zoals voorheen, om bepaalde delen van het landschap maar om het gehele landschap van Gelderland want juist de verschillen in landschapstypen en de samenhang daarin maakt Gelderland zo aantrekkelijk. De provincie beschrijft in samenwerking met de gemeenten (WGR regio’s) de kernkwaliteiten van het landschap, in samenhang met natuurwaarden, landbouw, cultuurhistorische waarden, recreatie etc.
De kaart is helder, inspirerend en beeldend. Uit de basiskaart moet blijken welke ruimtelijke ingrepen toelaatbaar zijn en aan welke waarden moet worden bijdragen. De gemeenten hebben hierin het voortouw, bij hen ligt het primaat. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en beschermen van het landschap. De provincie biedt hiervoor de kaders. De provincie neemt het ja, mits beleid op in haar verordening en vraagt daarin aan gemeenten dit jamitsbeleid op te nemen in hun ruimtelijke plannen. Hiermee wordt een kwaliteitsniveau gegarandeerd voor het gehele landschap van Gelderland. De rol van de provincie is vooral stimulerend, coördinerend en ondersteunend. Ze controleert slechts of gemeenten het ja-mitsbeleid hebben opgenomen en er ook in zijn algemeenheid uitvoering aan geven, zonder daarbij bij elk plan te toetsen of dit wel past binnen de provinciale ja-mits visie. De provincie houdt de samenhang in de gaten en zorgt voor kennisuitwisseling. De beschrijving van de kernkwaliteiten van de Gelderse natuur en landschappen kan samengesteld worden uit bestaande informatie: In provinciaal beleid: • De kernkwaliteiten waardevolle landschappen 2005 (Streekplan 2005), • landschapsecologische beschrijvingen op gebiedsniveau zoals beschreven in de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten EHS, • de cultuurhistorische waarden. • Niet beschreven delen van de provincie kunnen worden aangevuld bijv. vanuit de gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplannen. • Voor de bestaande en te realiseren nieuwe natuur worden de kernkwaliteiten beschreven volgens het Natuurgebiedsplan 2013. • De daarbij behorende omgevingscondities: lucht, water, bodem, rust, reliëf, variatie en gradiënten, duisternis, ecologische samenhang, open gebieden tussen bebouwing, etc • De beherende economische partijen worden beschreven die kunnen bijdragen aan de instandhouding van het landschap (grondgebonden landbouw, extensieve recreatie, landgoederen met bijv: bosbouw, drinkwaterlevering, enz.) • Tenslotte wordt hierbij de samenhang beschreven met gebieden buiten de provincie zoals bij ecologische verbindingen, Nationale Landschappen zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie enz.
Ambitiekaart: De ambitiekaart komt tot stand op basis van de agenda’s die verschillende maatschappelijke partijen (markt-overheid) hebben geformuleerd. Deze agenda’s hoeven dus niet per se betrekking te hebben op natuur en landschap! De provincie kan één van die partijen zijn. Soms kiest de provincie ervoor zelf het proces te trekken (als het provinciaal belang hier nadrukkelijk om vraagt) en in veel gevallen zal de provincie het initiatief meer aan lokale partijen overlaten. De provincie brengt de ingrediënten uit de Omgevingsvisie dan in in de ‘onderhandelingen’ met de andere partijen. De ambitiekaart kan provinciale ingrediënten bevatten, maar verschilt per (WGR-)regio, omdat de ambitiekaart regiospecifiek is. Daarmee biedt de Omgevingsvisie ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk op basis van de agenda van andere gebiedspartijen en geeft de ambities weer die partijen in deze planperiode wensen te realiseren. Een stap verder zou een vorm van ‘Right to Challenge’ kunnen zijn: als gebiedspartners ( intiatiefnemers,overheden, omwonenden en maatschappelijke organisaties) er samen uit zijn (ambitie), wordt op een andere manier met regels omgegaan of worden regels zelfs buiten werking gesteld. Uitnodigingsregiem van provinciaal belang: Ja-graag (als u bijdraagt aan gezamenlijke ambitie gesprekspartners) De Ambitiekaart is een integrale kaart, maar als we alleen kijken naar natuur en landschap dan kan de kaart zich richten op: Realiseren/versterken/beheren van de Gelderse Landschappen.
Doel: ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken die gericht zijn op versterken/behouden/beheren kernkwaliteiten landschap, de variatie en gradiënten daartussen (bijv. houtopstanden, lanenstructuren), juist ook in combinatie met andere functies. Groene ontwikkelingszone: Doel: ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken die gericht zijn op versterking landschapsecologische samenhang en realisatie ecologische verbindingen in combinatie met andere (economische) extensieve functies zoals grondgebonden landbouw, landgoederen en extensieve recreatie, die hieraan kunnen bijdragen. Ook versterking van de functie van landschap als stedelijk uitloopgebied en openheid als buffer tussen verstedelijkt gebied is verdienen daarbij aandacht. Realisatie van de ecologische verbindingen zoals die beschreven zijn als model in de huidige streekplanuitwerking kernkwaliteiten EHS, inclusief de daarbij behorende landschapszones. Gelderse Natuur: Doel: 5300 ha nieuwe natuur realiseren en de bestaande natuur versterken. Dit kan ook betekenen dat andere partijen garant staan voor goed beheer. Ter ondersteuning van de doelen voor de gelderse natuur worden ook prioritaire gebieden aangegeven, waar natuurcompensatie zou kunnen landen. Wellicht worden deze gebieden al aangekocht en ingericht zodat compensatie al geregeld is. In samenspraak met gemeenten kan desgewenst een vergelijkbare werkwijze worden gevolgd bj het verstekren van prioritaire landschappen.
Provinciale rol: • Participant bijvoorbeeld bij projecten die bijdragen aan versterking ecologische samenhang of procestrekker bij groot provinciaal belang (o.a. de 5300 ha nieuwe natuur). • Advisering/coördinatie/procesbegeleiding m.b.t. kennis en aanpak van o.a. landschappelijke kwaliteiten en grensoverschrijdende landschappen/landschapselementen. • Meehelpen zoeken naar andere vormen van financiering bijv. op Europees niveau. • Ruimte creëren om te experimenteren waarbij indien nodig regelgeving kan worden aangepast. Belangrijk daarbij is wel dat er breed draagvlak is bij zowel, initiatiefnemers, overheden, omwonenden als maatschappelijke organisaties (right to chalange?). • Speciale aandacht voor Landgoederen, Groene Wiggen, RODS/Stuit, enz • Stimuleringsregeling Gelderse landschappen (zie werkgroep Landschap). • Zie ook uitvoeringsstrategie en basisprogrammering EHS (zie werkgroep Ontwikkelopgave).
Beschermingskaart voor specifieke gebieden: Waar gemeenten het voortouw hebben ten aanzien van het uitvoeren van landschapsbeleid, heeft de provincie het voortouw in de uitvoering van het natuurbeleid. a. Gelderse Natuur (EHS), bestaat uit: • Alle bestaande natuur en begrensde nieuwe natuur binnen de huidige EHS. Zie hiervoor de diverse Provinciale kaarten waaronder de herijkte EHS kaart. • regionale wensen t.a.v. wijziging/toevoeging EHS. Gemeenten/regio’s overleggen bilateraal met de provincie over eventuele aanpassingen waarbij de omvang van het het aantal ha. natuur dat met subsidie wordt gerealiseerd gelijk blijft. Wel kunnen expliciete wensen voor vereveningslocaties worden toegevoegd (zoals bijvoorbeeld Beekbergerwoud). Beschermingsregiem van provinciaal belang: Verordening: nee-tenzij (u de kernkwaliteit en/of omvang aanmerkelijk verbetert). Bij het uitwerken van de beschermings en ontwikkelingsmogelijkheden wordt het huidige beleid de beschermig van de natuur in de EHS voortgezet (dat ook in het Barro is vastgelegd). Daarbij komt het accent echter nadrukkelijk te liggen op de ontwikkelingsmogelijkheden die de saldobenaderingEHS biedt en waarbij de versterking van de kernkwaliteiten voorop staat. Van belang is daarbij om de kernkwaliteiten (ook ecologische samenhang) en omgevingscondities te benoemen in Verordening. !!
b. Groene ontwikkelingszone bestaat uit: • EHS-rood en rood met beheer (uit de Gelderse natuur gehaalde gebieden i.k.v. herijking EHS), De EHS -verweving en EHS–verbinding m.u.v. bestaande natuur en begrensde nieuwe natuur. • Waardevolle open gebieden en schootsvelden Nieuwe Hollandse Waterlinie e.d.: nee tenzij m.b.t. tot openheid. (hier wordt de openheid expliciet als kernkwaliteit benoeemd in de verordening). • (Regionale) wensen om de kaart logischer te maken, met minder gaten en rafelranden, zodat ook duidelijk is dat het gaat om een kaart die ontwikkelingsmogelijkheden aangeeft, en geen verplichtingen. Binnen de werkgroep wordt onderkend dat er naast de Gelderse natuur (=EHS) gebieden zijn die extra bescherming verdienen vanwege hun kwetsbare functies zoals ecologische verbindingen en waardevolle open gebieden. Echter als ze op de kaart begrensd worden dan wordt de flexibiliteit geringer (bijv. bij enige verschuiving naar links of naar rechts). Ontwikkelingen die in potentie kunnen bijdragen aan het realiseren van de kernkwaliteiten zouden kunnen worden gefrustreerd. Hoe hiermee om te gaan zonder de gewenste bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen te bemoeilijken? Beschermingsregiem van provinciaal belang: Verordening: Ja mits voor bestaande landbouw , landgoederen en extensieve recreatie, gebaseerd op NSW en nee tenzij voor grootschalige ontwikkelingen (zie NSW criteria). Ja mits ze bijdragen aan (minstens één van) de kernkwaliteiten natuur, landschap, economie en de andere kernkwaliteiten geen schade wordt toegebracht. Ook functieverandering naar wonen past hierbinnen, evenals functieverandering naar kleinschalige bedrijvigheid mits passend binnen bovenbeschreven. Hierbij kun je denken aan een steekproductenwinkel, zorg in relatie met land- of bosbouw e.d. (de regionale criteria voor VAB’s blijven hierop tevens van toepassing). Uitbreiding van bebouwing van enige omvang dient wel gepaard te gaan met een goede landschappelijke inpassing. Beeldkwaliteitsplannen kunnen hierbij een nuttige rol vervullen. Voor alle andere functies: Nee, tenzij de ingreep leidt tot versterking natuur (kernkwaliteiten op landschapsecologisch niveau) en landschap (kernkwaliteiten volgens beschrijving waardevol landschap). Landschapszones van de verbindingszones benoemen als kernkwaliteit. Het gaat hier in het bijzonder om nieuw rood ten behoeve van wonen en bedrijvigheid, nieuwe infrastructuur en bestemmingsplan wijzigingen naar intensieve functies. Ook bestemmingsplanwijzigingen die volgens de criteria van de Natuurschoonwet niet passen vallen onder het nee-tenzij beleid.
De verschillende kaarten, de sturing en rollen in vogelvlucht:
Basiskaart
sturing rol
Beschermingskaart
sturing
rol
Ambitiekaart sturing rol
provincie Kernkwaliteiten Gelderse landschappen en landschaps-ecologische structuren Ja, mits Ondersteunen, mogelijk maken en tweede lijns controleren Gelderse natuur en Groene ontwikkelingszone Nee, tenzij en Nee, tenzij/ ja, mits Stimuleren/ ontwikkelen/ controleren d.m.v. gesprek Integrale provinciale doelen Ja, graag Co-creatie; samen trekkerschap
gemeente LOP’s, GUP’s landschapskookboeken, landschapsfondsen enz. Ja, mits Stimuleren/ ontwikkelen/ faciliteren/ controleren Bestemmingsplannen Monumentenverordening Natuurcompensatieplan Waterplan enz. Nee tenzij en Nee, tenzij/ ja, mits Stimuleren/ ontwikkelen/ controleren d.m.v. gesprek Integrale gemeentelijke doelen Ja, graag Co-creatie: samen trekkerschap
samenleving
Ontwikkelen en verevenen
Ontwikkelen en compenseren Diverse doelen gebiedspartijen Ontwikkelen door cocreatie
Verevening en Bos- en natuurcompensatie binnen en buiten de EHS: Ter ondersteuning van een ontwikkelingsgericht ruimtelijk beleid is extra aandacht voor het benutten van het beschikbaar instrumentarium gewenst. In de toekomst zullen ambities op het gebied van natuur en landschap steeds meer met particuliere financiering gerealiseerd moeten worden. Dat geldt niet alleen voor de ambities op het niveau van de ambitiekaart (waar de ambitie voor versterking van natuur en landschap staan weergegeven), maar ook die van de basiskaart (waar de te beschermen kernkwaliteiten staan vermeld). Verevening als instrument voor versterking van de kernkwaliteiten en compensatie als middel om achteruitgang te voorkomen, zullen daarvoor belangrijke instrumenten zijn Daarom wordt in dit advies wat dieper op de mogelijkheden van dit instrumentarium ingegaan.
Compensatie: De regelingen voor natuurcompensatie moeten, tenminste in de uitvoering, op elkaar worden afgestemd, aangepast aan nieuwe wetgeving en aan de nieuwe systematiek van het beleid en vervolgens worden verankerd in de provinciale verordening. De provincie is en blijft het bevoegd gezag bij bos- en natuurcompensatie (het nee, tenzij regime). Zij is ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de verschillende vormen van compensatie, zodat de compensatie bij kan dragen aan de ambities van provincie en gemeenten. Het nabijheidsbeginsel moet niet meer vertaald worden in de voorwaarde dat de compensatielocatie in dezelfde gemeente moet liggen. In plaats daarvan ligt compensatie in hetzelfde landschapsecologisch systeem meer voor de hand, zoals beschreven in de kernkwaliteiten op landschapsecologsch niveau -. Ook is de provincie verantwoordelijk voor de controle en handhaving van de uitvoering van compensatie. Het komt nogal eens voor dat een compensatieverplichting nog niet is uitgevoerd op het moment dat het besluit voor de compensatieplichtige ingreep onherroepelijk wordt. Om te voorkomen dat een verplichting niet wordt uitgevoerd is een centrale registratie van belang. Ook kan het aanwijzen (en beschikbaar stellen) en ontwikkelen van (regionale) compensatielocaties bevorderen dat er tijdig wordt gecompenseerd, al was het maar door het voldoen van het voldoen van de ontwikkelingskosten naar rato van de ontstane verplichting.
Ingeval men niet zelf tijdig zorgdraagt voor het realiseren van afdoende compensatie zou er wel een toeslag op de kosten gezet moeten worden, om te bevorderen dat een initiatiefnemer zelf voldoende inspanning levert.
Verevening De provinciale verordening moet tevens de juridische basis bieden voor gemeenten om verevening te kunnen regelen en hiermee de ambities van provincie en gemeenten kunnen realiseren. Hiervoor is een aantal mogelijkheden die juridisch nog uitgewerkt moet worden aan de hand van het door dhr E. Heijmans geautoriseerde verslag van zeer recent gehouden workshop vervening. In principe zijn er drie mogelijkheden om mee te werken: 1. Verevening vastgelegd in een gemeentelijke verordening Voor kleinere ontwikkelingen, zoals uitbreidingen van bestaande bebouwing, functieveranderingen op erfniveau e.d., is het voldoende als de provincie in haar verordening een artikel opneemt dat de gemeenten vergelijkbaar met artikel 2.lid 2 in de verordening van de provincie Brabant Dat luidt: “Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft. 2. De in het eerste lid bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft en is onderwerp van regionale afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 12.4, waaronder mede begrepen de planologische voorbereiding van landschapsontwikkeling.” Vervolgens noemt de provincie Brabant een aantal typen verbeteringen die met dit vereveningsbeleid worden beoogd: waaronder “ een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.” Ook is er een alternatief geformuleerd voor het geval er nog geen concrete verbeteringen kunnen worden benoemd. Dan is een storting in een landschapsfonds een optie, vanwaaruit periodiek aanvullende verbeteringen worden gefinancierd. Een vergelijkbaar artikel in de Ruimtelijke Verordening Gelderland biedt aan gemeenten een basis voor een gemeentelijke verordening waarin gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied een bijdrage ter versterking van natuur en landschap kunnen regelen. 2. Binnenplanse en bovenplanse verevening op basis van de Wro Voor grotere projecten en ambities kan wellicht een structuurvisie met een vereveningsparagraaf een oplossing bieden. Dat kan alleen bij concreet uitgewerkte plannen voor specifieke projecten en projectcombinaties zowel via binnenplanse als bovenplanse verevening. Aan deze werkwijze zijn echter wel enige risico’s verbonden. 3. Concrete doelstelling voor gecombineerde ontwikkeling vastgelegd in een provinciale verordening: zoals bij de saldobenadering EHS. De bestaande aanpak voor het realiseren van bestemmingswijzigingen in combinatie met natuur: de saldobenadering (EHS), biedt ook goede mogelijkheden voor verevening, zowel bij grote als kleine projecten. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om projecten te realiseren met ruimte voor andere functies. in combinatie met een substantiële versterking van de Gelderse natuur. Voorwaarde is wel dat de doelstellingen voor de ruimtelijke ontwikkeling goed staan beschreven in de het provinciaal ruimtelijk beleid. Een expliciete benoeming van de te realiseren doelen voor natuur en landschap in de ruimtelijke verordening biedt daarvoor een uitstekende basis. Wij vinden het van belang om in de Omgevingsvisie toepassing van de saldobenadering uit te werken als realisatiestrategie.
Graag willen wij met u (bijvoorbeeld voor de Beekbergse Poort of de Nieuwe Hollandse Waterlinie) bekijken welke combinatie van vereveningsmethodes al dan niet in combinatie met voorkeurslocaties voor natuur- boscompensatie een bijdrage kunnen leveren aan regionale ambities. Waar dit wenselijk blijkt de randvoorwaarden voor de inzet van dit instrumentarium in de Omgevingsvisie en Verordening op te nemen. Bij die uitwerking maken wij graag gebruik van de resultaten die de verdiepingsslag waaraan wij hebben bijgedragen in de workshop Verevening op 11 oktober jongstleden heeft opgeleverd.
Reconstructie zonering De werkgroep komt hierover niet met een advies. Hiervoor verwijzen we graag naar de discussie in de PRO van 12 oktober waar dit onderwerp ruimschoots aan de orde is gekomen. Mocht de provincie echter besluiten tot afschaffen van de zoneringen dan dient ze de gemeenten ruim de tijd te geven, zodat ze hierop kunnen anticiperen met eigen beleid. In de praktijk gaat het hier om minimaal één jaar.
Natte natuur Ten aanzien van eventuele hydrologische beïnvloedingszones verwijzen we naar de Waterschappen die hierover met een eigen advies komen.
Nationale Landschappen De beleidscategorie Nationale Landschappen hebben we niet opgenomen in deze visie omdat het wat ons betreft geen aparte ruimtelijke categorie is. Wel zou het een rol kunnen spelen ten aanzien van de financiering van beheer en onderhoud. Hiervoor verwijzen we naar de werkgroep Landschap.