ADVIES Raad Levenslang en Levensbreed Leren 21 november 2006
RLLL/MDR/ADV/004
Advies over wijzigingsvoorstellen voor modulaire structuurschema’s in het OSP
V L A A M S E O N D E R W I J S R A AD , L E U V E N S E P L E I N W W W . V L O R .B E
4 , 1000
BRUSSEL
Advies over wijzigingsvoorstellen voor modulaire structuurschema’s in het OSP
1
Situering
Op 27 juni 2006 ontving de Vlor een adviesvraag van de Afdeling Instellingen en Leerlingen Secundair onderwijs en Volwassenenonderwijs over een aantal voorstellen tot wijziging van modulaire opleidingen voor het secundair onderwijs voor sociale promotie. Conform de bepalingen van de omzendbrief PV/2005/04 “De modulaire structuur van het secundair onderwijs voor sociale promotie” kunnen centra voorstellen indienen om modulaire opleidingen die in het kader van artikel 15 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs zijn goedgekeurd, op bepaalde punten te wijzigen. In de adviesvraag geeft de overheid aan dat de voorstellen tot wijziging niet aan alle modaliteiten van de omzendbrief voldoen, maar, rekening houdend met het feit dat deze modaliteiten op het ogenblik van indiening nog niet bekend waren, toch als ontvankelijk moeten worden beschouwd.
2
Totstandkoming van het advies
De sectorcommissie Metaal-Elektriciteit-Kunststoffen, uitbreiding Vrachtwagen bereidde op 24 oktober 2006 het advies over de wijzigingsvoorstellen voor het studiegebied Auto voor. Naast de gemandateerden van de inrichtende machten en van het Gemeenschapsonderwijs, maken ook gemandateerden van de sociale partners, zowel van werkgevers- als werknemerszijde, waaronder het Sociaal Fonds voor het goederenvervoer, deel uit van de sectorcommissie. Een ad-hoc werkgroep modulair stelsel bereidde op 6 november de voorstellen voor toevoeging van een activeringsmodule aan de modulaire opleidingen InformaticaToepassingssoftware TSO3 en NT2, richtgraad 1 voor. Voor de beoordeling van de voorstellen hanteerde de raad de beoordelingscriteria, zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit advies en gerelateerd aan het algemeen toetsingskader van de Vlor wat wenselijkheid, haalbaarheid en aanvaardbaarheid betreft. De Entiteit Curriculum toetste de voorstellen af aan de overheidscriteria, zoals opgenomen in bijlage 2 van hogervermelde omzendbrief. De Afdeling Instellingen en Leerlingen Secundair onderwijs en Volwassenenonderwijs maakte de resultaten van die toetsing aan de Vlor over. De raad apprecieert de transparante manier van werken van de overheid en de aanwezigheid van deskundigen van de overheid op de voorbereidende vergaderingen. Het advies kwam tot stand nadat de indieners van de voorstellen werden gehoord en de deskundigen van de overheid de resultaten van hun toetsing konden toelichten. De raad drukt de hoop uit dat zijn advies de overheid zal toelaten, na alle betrokken partijen op de Vlor gehoord te hebben, een beslissing te nemen in het belang van de kwaliteit van het volwassenenonderwijs.
2
De Raad Levenslang en Levensbreed Leren heeft op 21 november 2006 onderstaand advies goedgekeurd met 17 stemmen voor, en één onthouding.
3
Advies over de wijzigingsvoorstellenvoor het studiegebied Auto
3.1
Opleiding vrachtwagenchauffeur BSO3
De indiener, die in het volwassenenonderwijs vandaag de enige aanbieder is van deze opleiding, stelt volgende wijzigingen voor: -
het aantal lestijden van de module Onderhoud Rollend Materieel van 80 lestijden herleiden tot 40 lestijden; de daardoor ter beschikking gekomen 40 lestijden aanwenden voor een bijkomende module Geïntegreerde transportopdracht van 40 lestijden; de basiscompetenties van de modules aanpassen; de vakkenconcordanties van de module Rijtechnieken vrachtwagens 1 aanpassen de instapvereisten van de modules Rijtechnieken 2 en 3 aanpassen
De Entiteit Curriculum geeft een negatief advies aan deze voorstellen tot wijziging; enerzijds omdat ze noch in de ontwikkelingsfase (2002-2003), noch in de adviesfase (2004) ter sprake zijn gebracht; anderzijds omdat de overheid niet opportuun acht de wijzigingen nu al door te voeren. De raad stelt vast dat na de totstandkoming van de opleiding zich drie nieuwe elementen aandienen: het beroepsprofiel is gewijzigd (december 2005), de Europese richtlijn 2000/56 (m.b.t. het rijbewijs) is reeds van toepassing in België vanaf 5/9/2005 en er wordt eerstdaags een omzetting naar Belgisch Recht van de Europese richtlijn 2003/59 (m.b.t. de vakbekwaamheid voor vrachtwagenchauffeurs) verwacht. Al deze elementen werden verzameld in de sectorale leidraad van 14 april 2005 (zie bijlage 2 bij dit advies). De overheid wenst met de aanpassing van de modulaire opleiding Vrachtwagenchauffeur BSO3 te wachten totdat ook de laatst vermelde omzetting effectief is gebeurd. Hieronder volgen voor elk van de voorgestelde wijzigingen, respectievelijk de motivatie van de indiener, de toelichting bij het advies van de Entiteit Curriculum en tenslotte het advies van de Raad Levenslang en Levensbreed Leren. 3.1.1 Onderhoud Rollend Materieel: 80 à 40 lestijden De indiener licht toe dat op het ogenblik dat de module werd ontwikkeld, het niet duidelijk was of en onder welke voorwaarden men zowel TV en PV in één module kon integreren. Bij de ontwikkeling van het oorspronkelijke dossier werd ervan uitgegaan dat 80 lestijden de minimale omvang was indien men zowel TV als PV in één en dezelfde module wou kunnen integreren. De indiener stelde achteraf vast dat de overheid het toch mogelijk maakt om ook in een module van 40 lestijden, zowel TV als PV op te nemen. De indiener meent dat 40 lestijden voldoende zijn om de opgenomen basiscompetenties te realiseren. De voorgestelde reductie, onder meer van het aantal lestijden PV, komt voort uit het gegeven dat steeds meer elektronica wordt gebruikt in de voertuigen en de chauffeur de herstelling hoe dan ook niet zelf kan uitvoeren; het volstaat dat hij de diagnose kan stellen en de vrachtwagen tot aan de dichtstbijzijnde garage kan brengen.
3
De deskundige van de overheid licht toe dat in het licht van het nieuwe beroepsprofiel, een reductie van het aantal lestijden niet realistisch is. De Raad Levenslang en Levensbreed Leren geeft een gunstig advies aan het voorstel tot wijziging. Enerzijds omdat rekening moet worden gehouden met de soepeler opstelling van de overheid inzake de integratie van TV en PV in de modules. Anderzijds omdat hij vindt dat indien 40 lestijden voor het profiel van volwassen cursisten blijken te volstaan om de basiscompetenties te realiseren, het traject niet nodeloos moet worden verzwaard. De raad baseert zich hiervoor op het nieuwe beroepsprofiel1, waarin onderhoud van vrachtwagens als een eenvoudige competentie wordt aangeduid en waarvan het belang in de toekomst nog verder zal afnemen. 3.1.2 Geïntegreerde transportopdracht: 40 lestijden De indiener licht toe dat de geïntegreerde opdracht op zich niet nieuw is, maar dat het voor het CVO makkelijker is de deelname eraan afdwingbaar te maken voor de cursist door de opdracht op te nemen in een afzonderlijke module die noodzakelijk is om het certificaat van de opleiding te behalen. De opdracht vergt namelijk een aanzienlijke tijdsinvestering vanwege de cursisten en kan pas tot een goed einde worden gebracht nadat de cursist alle andere verplichte opleidingsonderdelen heeft gevolgd. Omdat de opdracht niet inschuifbaar is in één van de bestaande modules, lost het CVO dit vandaag op door de reeds behaalde deelcertificaten in te houden totdat de cursist ook de geïntegreerde transportopdracht tot een goed einde heeft gebracht. Het CVO vindt dit evenwel deontologisch gezien geen gezonde situatie en stelt daarom deze structurele aanpassing voor. De overheid baseert zijn advies op het feit dat dit voorstel noch in de ontwikkelingsfase (2002-2003), noch in de adviesfase (2004) is ter sprake gebracht; bovendien wil de overheid er zich voor behoeden in te grijpen op de vrijheid van het centrum op het vlak van evaluatie. De Raad Levenslang en Levensbreed Leren neemt er nota van dat de inrichtende machten en het Gemeenschapsonderwijs dit voorstel niet als een ingreep op hun vrijheid ervaren inzake evaluatie. De raad stelt vast dat de geïntegreerde transportopdracht ook een verplicht onderdeel is in de gelijknamige opleiding in het leerplichtonderwijs en in de overeenkomstige VDAB-opleidingen. De bijkomende module vormt geen verzwaring van het traject, vermits ze kan georganiseerd worden met een verschuiving van de vrijgekomen 40 lestijden van de module “onderhoud rollend materieel”. De raad stelt vast dat het draagvlak voor de voorgestelde wijziging zowel bij de andere opleidingsverstrekkers als bij de sector, groot is. Bovendien zal vanaf 2009 de geïntegreerde transportopdracht verplicht zijn opdat de opleiding zou erkend blijven door de sector2. Als instapvoorwaarden stelt de raad voor dat de cursist minimum 40 lestijden van de opleiding Vrachtwagenchauffeur gevolgd heeft vooraleer hij kan instappen in de module ‘geïntegreerde transportopdracht’. Een strikte volgorderelatie acht de raad niet opportuun. De cursist moet in de loop van zijn traject aan de voorbereiding van die opdracht kunnen beginnen en het centrum moet in de nodige begeleiding kunnen voorzien. De raad suggereert om voor deze specifieke toelatingsvoorwaarde in de schematische weergave het icoontje te gebruiken dat de overheid ook in andere opleidingen in vergelijkbare gevallen hanteert:
1 2
SERV, Beroepsprofiel vrachtwagenchauffeur. Brussel, december 2005. Blz. 16, punt 2.2.4 Zie de sectorale leidraad, blz. 3, 17 en 23 (bijlage 2 bij dit advies).
4
3.1.3 Wijzigingen aan de basiscompetenties van de modules Goederentransport 1, Goederentransport 2, Goederentransport 3, Rijtechnieken vrachtwagens 1, Rijtechnieken vrachtwagens 2, Rijtechnieken vrachtwagens 3 De indiener licht toe dat deze wijzigingen noodzakelijk zijn opdat het civiel effect van het certificaat gewaarborgd zou zijn. De wijzigingen houden verband met de Europese richtlijn 2000/56 (m.b.t. het rijbewijs) die sedert 5/9/2005 van kracht is (omgezet naar Belgisch recht). Er wordt eerstdaags een omzetting naar Belgisch recht verwacht van de Europese richtlijn 2003/59 (m.b.t. de vakbekwaamheid voor vrachtwagenchauffeurs). Bij de module Goederentransport 1 dient genoteerd dat, naast het deelcertificaat uitgereikt door onderwijs, ook het attest categorie I wordt uitgereikt door de F.O.D. Mobiliteit en Vervoer (dienst ADR). Als instapvereisten wordt gepreciseerd dat er geen instapvereisten zijn voor het behalen van een basisattest. Maar wanneer het gaat om het verlengen van de geldigheid van dat attest, geldt als instapvoorwaarde een opleidingsgetuigschrift “anders dan in tanks” (= attest categorie I). De raad geeft een gunstig advies aan deze wijzigingen. 3.1.4 Instapvereisten voor de modules Rijtechnieken 2 en 3 Deze modules zijn nu instapvrij. De raad acht het wenselijk om er bij de omschrijving van de instapvereisten toch op te wijzen dat de cursist moet voldoen aan de wettelijke bepalingen om een vrachtwagen in scholing op de openbare weg te mogen besturen. De raad suggereert om in de schematische voorstelling hiervoor het daartoe voorziene icoontje te gebruiken: 3.1.5 Vakkenconcordanties 3.1.5.1 voor de module Rijtechnieken vrachtwagens 1 De indiener vraagt een bijkomende vakkenconcordantie “Autotechniek”, dit naar analogie met het voltijds onderwijs. De overheid stelt vast dat dit noch bij de ontwikkeling van de schema’s noch in de adviesfase werd gevraagd. De Raad LLL neemt er nota van dat de indiener destijds deze bijkomende vakkenconcordantie niet vroeg, omdat de overheid toen het principe van de één-op-éénrelatie tussen module en vak hanteerde. In het belang van een zo groot mogelijke inzetbaarheid van leerkrachten in het voltijds onderwijs en het volwassenenonderwijs, geeft de raad een gunstig advies aan dit voorstel voor bijkomende vakkenconcordantie. 3.1.5.2 voor de nieuw aangevraagde module “Geïntegreerde transportopdracht” De raad stelt voor de nieuwe module volgende vakkenconcordanties voor: Module
Vakken
Geïntegreerde transportopdracht
TV Autotechniek TV Autorijtechnieken
5
3.2
Zwevende modules – studiegebied Auto
Op basis van de sectorale leidraad, die bindend is in het kader van de lopende sectorconvenant, stelt de indiener voor drie zwevende modules toe te voegen, met name een module “Rijtechnieken Vrachtwagens 4”, een module “Nascholing” en een module “ADR Tankvervoer” (telkens van 40 lestijden). De voorgestelde module “ADR Tankvervoer” vervangt de bestaande en goedgekeurde, maar nog niet ingerichte modules “ADR Tankwagenvervoer 40 Lt (6493)” en “ADR vervolmaking 40 lt (6494)”. Tenslotte stelt de indiener voor de instapvoorwaarden en de vakkenconcordanties van een aantal zwevende modules te wijzigen. 3.2.1 Bijkomende zwevende modules 3.2.1.1 Rijtechnieken vrachtwagens 4 – 40 lestijden De indiener formuleert dit voorstel op vraag van de sector (Sociaal Fonds voor Goederenvervoer). Deze bijkomende module maakt geen deel uit het certificaat-traject, maar moet toelaten cursisten verder te bekwamen in het besturen van een voertuigencombinatie. Het SFV geeft aan dat in de module Rijtechnieken vrachtwagens 3 slechts ruimte is om met één type voertuigencombinatie te leren rijden; andere types vereisen echter ook een andere sturing en het blijkt noodzakelijk dat cursisten zich daarin verder onder begeleiding kunnen bekwamen. De overheid baseert zijn advies op het feit dat dit voorstel noch in de ontwikkelingsfase (2002-2003), noch in de adviesfase (2004) is ter sprake gebracht. De raad vindt het ook jammer dat dit niet eerder is gesignaleerd, maar stelt voor dat, gezien andere factoren een aanpassing van het opleidingsprofiel vergen, deze aanvulling nu toch wordt opgenomen. 3.2.1.2 ADR Tankvervoer – 40 lestijden Deze module “ADR Tankvervoer” verschilt van de bestaande zwevende module “tankwagenvervoer”: de eerste is met ADR, de tweede is met niet-ADR-producten3. Deze module vervangt de bestaande en goedgekeurde, maar nog niet ingerichte modules “ADR Tankwagenvervoer 40 Lt (6493)” en “ADR vervolmaking 40 lt (6494)”, die niet meer geschikt zijn. De indiener stelt voor het geldig ADR-getuigschrift categorie I (uitgereikt buiten onderwijs nl. door de FOD Mobiliteit en vervoer, dienst ADR) als instapvoorwaarde te beschouwen om toegang te hebben tot deze module. Bij deze module dient genoteerd dat, naast het deelcertificaat uitgereikt door onderwijs, ook het attest categorie II wordt uitgereikt door de F.O.D. Mobiliteit en Vervoer (dienst ADR).
3
ADR is de afkorting van de Franse titel van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg: "Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route".
6
3.2.1.3 Nascholing – 40 lestijden Met de voorgestelde module “Nascholing” wil de indiener anticiperen op een aangekondigde verplichte nascholing in de sector. De inhouden, het volume en de organisatorische modaliteiten liggen al vast. De overheid wenst te wachten totdat de verplichting wettelijk vastligt alvorens deze module goed te keuren. De raad meent dat de gevraagde aanpassing niet dringend, maar op termijn toch wenselijk is. De raad wijst erop dat er op dit ogenblik onvoldoende opleidingscapaciteit is om de doelgroep te bedienen, en dat een behoeftedekkend aanbod enkel kan verzekerd worden indien onderwijs- en opleidingsverstrekkers hun opleidingscapaciteit bundelen. De bereidheid daartoe is er. De raad wijst erop dat de timing van de huidige wijzigingsprocedure impliceert dat de module ten vroegste vanaf 1/9/2008 kan geïmplementeerd worden en vraagt zich af of het niet raadzaam is proactief te werken. De elementen die volgens art. 15 van het decreet volwassenenonderwijs zijn vereist, kunnen al worden bepaald, zodanig dat het onderwijsraamwerk beschikbaar kan zijn tegen het moment dat de richtlijn 2003/59 in werking treedt. Bovendien is het voor de centra noodzakelijk dat zij uitsluitsel hebben over de goedkeuring van deze module door Onderwijs, opdat zij de nodige voorbereidingen zouden kunnen treffen voor de wettelijke erkenning als opleidingscentrum in het kader van de nascholing in functie van de vakbekwaamheid van chauffeurs. 3.2.2 Vakkenconcordanties 3.2.2.1 voor de zwevende module ATP De indiener vraagt als vakkenconcordanties “TV Autotechniek”/”TV Autorijtechnieken” en “PV Praktijk autotechniek”/ “PV Praktijk autorijtechnieken”, naar analogie met het voltijds onderwijs. De overheid stelt vast dat dit noch bij de ontwikkeling van de schema’s noch in de adviesfase werd gevraagd. De Raad LLL neemt er nota van dat de indiener destijds deze bijkomende vakkenconcordantie niet vroeg, omdat de overheid toen het principe van de één-op-éénrelatie tussen module en vak hanteerde. In het belang van een zo groot mogelijke inzetbaarheid van leerkrachten in het voltijds onderwijs en het volwassenenonderwijs, geeft de raad een gunstig advies aan dit voorstel voor bijkomende vakkenconcordantie. 3.2.2.2 voor de zwevende module Gevaarlijke stoffen De indiener vraagt als vakkenconcordanties “TV Autotechniek”/”TV Autorijtechnieken” en “PV Praktijk autotechniek”/ “PV Praktijk autorijtechnieken”, naar analogie met het voltijds onderwijs. De overheid stelt vast dat dit noch bij de ontwikkeling van de schema’s noch in de adviesfase werd gevraagd.
7
De Raad LLL neemt er nota van dat de indiener destijds deze bijkomende vakkenconcordantie niet vroeg, omdat de overheid toen het principe van de één-op-éénrelatie tussen module en vak hanteerde. In het belang van een zo groot mogelijke inzetbaarheid van leerkrachten in het voltijds onderwijs en het volwassenenonderwijs, geeft de raad een gunstig advies aan dit voorstel voor bijkomende vakkenconcordantie. 3.2.2.3 voor de nieuw aangevraagde module Rijtechnieken vrachtwagens 4 De raad stelt voor de nieuwe module een concordantie voor naar het vak Praktijk autorijtechnieken. 3.2.2.4 voor de nieuw aangevraagde modules ADR Tankvervoer en Nascholing De raad stelt voor de nieuwe modules volgende vakkenconcordanties voor: Module
Vakken
ADR Tankvervoer TV Autotechniek TV Autorijtechnieken Nascholing
TV Autotechniek + PV Praktijk Autotechniek TV Autorijtechnieken + PV Praktijk Autorijtechnieken
Deze vakkenconcordanties vergemakkelijken de aanstelling van leerkrachten die ook in het voltijds onderwijs fungeren. 3.2.3 Instapvereisten voor de zwevende modules De indiener vraagt om deze instapvereisten te herformuleren in termen van de wettelijke voorwaarden waaraan een cursist moet beantwoorden om de respectieve types van voertuigen in scholing die in de zwevende modules aan bod komen, op de openbare weg te mogen besturen. De overheid merkt op dat dit noch bij de ontwikkeling van de schema’s noch in de adviesfase werd gevraagd. De raad acht het raadzaam dat in de instapvereisten toch melding wordt gemaakt van de wettelijke vereisten, ook al werd dit helaas niet vroeger opgemerkt. De raad vindt het ook verdedigbaar dat een cursist niet noodzakelijk een opleiding vrachtwagenchauffeur moet gevolgd hebben, alvorens bijv. de module ATP (koeltransport) te volgen: deze module kan ook nuttig zijn voor chauffeurs van een bestelwagen met rijbewijs B. De raad begrijpt ook dat een cursist tijdens zijn opleiding Vrachtwagenchauffeur soms al bepaalde zwevende modules – die weliswaar optioneel zijn – wil volgen. Zo kan een werkgever die enkel met bulktransport werkt, het wenselijk vinden dat een werknemer die nog in opleiding is, al competenties verwerft die in de zwevende module “Bulktransport” aan bod komen.
8
De raad geeft een gunstig advies aan de voorgestelde wijzigingen en heeft de instapvoorwaarden in functie daarvan geherformuleerd (zie bijlage 4 bij dit advies). 3.3
Slotbeschouwingen bij de wijzigingsvoorstellen voor het studiegebied Auto
De raad stelt vast dat de meeste wijzigingsvoorstellen verband houden met externe regelgeving. De raad vindt het noodzakelijk dat de opleidingsverstrekkers deze regelgeving nauwgezet opvolgen opdat het civiel effect van hun opleidingen gewaarborgd blijft. De raad pleit ervoor dat de door de overheid vastgelegde opleidingsprofielen enerzijds expliciet zouden verwijzen naar de externe regelgeving die een impact heeft op de betrokken opleiding, en anderzijds de opleidingsprofielen zelf voldoende “open” zou formuleren zodat niet steeds opnieuw tijdrovende wijzigingsprocedures moeten worden doorlopen. De raad meent dat, indien de opleidingsprofielen de nodige verwijzingen en ankerpunten bevatten naar de relevante regelgeving, de onderwijsverstrekkers in staat moeten zijn om via de leerplannen op een snelle, efficiënte en soepele manier in te spelen op wijzigingen. De raad pleit ervoor de opleidingsprofielen zo op te stellen dat ze enkel bij fundamentele wijzigingen moeten aangepast worden. In dit concrete dossier suggereert de raad alvast om de sectorale leidraad (zie bijlage 2 bij dit advies) als bijlage te voegen bij het opleidingsprofiel. Zowel voor de leerplanmakers als voor het afnemend veld en de eventuele controlerende externe instanties kan dit nuttig zijn. De raad stelt voor ook naar deze leidraad te verwijzen in de rubriek “relatie opleiding-beroep”. De raad wijst erop dat in dit soort situaties een hele weg dient afgelegd vooraleer externe regelgeving in de onderwijspraktijk ingang kan vinden: Europese richtlijn à Belgische wetgeving à sectorale leidraad à opleidingsprofiel à leerplan. De raad stelt tenslotte voor dat, wanneer de minister beslist de aangevraagde wijzigingsvoorstellen goed te keuren, van deze gelegenheid gebruik wordt gemaakt om de sleutelvaardigheden op het niveau van de opleiding te formuleren i.p.v. op het niveau van de module, conform een eerder genomen beslissing. En tevens om niveau en onderwijsvorm te koppelen aan de opleiding en niet langer aan de modules, eveneens conform een eerder genomen beslissing.
4
Advies over de voorstellen voor toevoeging van een activeringsmodule aan de opleidingen Informatica-Toepassingssoftware TSO3 en NT2, richtgraad 1
De indiener constateert dat heel wat cursisten nog niet de stap zetten naar het reguliere cursusaanbod NT2 of Informatica-Toepassingssoftware in de CVO’s. De drempel om onmiddellijk in te stappen in een eerste module van zestig lestijden is te groot. De indiener is ervan overtuigd dat een kort activeringstraject van maximum 20 lestijden of zelfs minder, naar analogie met wat er bestaat in de basiseducatie4, een geschikte tool is om moeilijk te bereiken doelgroepen toe te leiden naar het aanbod. De indiener baseert zijn voorstel op ervaringen en cijfers vanuit het eigen centrum. Het CVO organiseerde reeds met succes zo’n activeringsactiviteiten voor allochtone thuiswerkende moeders en voor senioren, activiteiten die respectievelijk door het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding en door de Koning Boudewijnstichting werden gefinancierd (zie bijlage 5 bij dit advies). Het doel van zo’n activeringsactiviteit bestaat erin potentiële cursisten die vandaag onvoldoende 4
Zie omzendbrief PV/2005/03 (BE), punt 2.5.1 “activerings - en keuzebegeleidingsactiviteiten”.
9
participeren aan volwassenenonderwijs, te laten kennismaken met het aanbod, met de in het volwassenenonderwijs gehanteerde methodieken en hen te motiveren een reguliere opleiding aan te vatten. Strikt genomen bevatten de voorgestelde activeringsmodules géén basiscompetenties of leerdoelen. Het is ook niet de bedoeling dat de bereikte potentiële cursisten over die “activering” geëvalueerd of gecertificeerd worden. De indiener is er zich van bewust dat de “module” en de “modulaire structuur” van het volwassenenonderwijs zoals ze vandaag zijn geconcipieerd, niet het geschikte medium vormen om de beoogde activeringsactiviteiten te formaliseren. De indiener benadrukt dat hij dit voorstel nu indient als signaal naar de overheid opdat in het nieuwe decreet voor volwassenenonderwijs zou voorzien worden in een adequatere wettelijke basis die de centra voor volwassenenonderwijs de mogelijkheid biedt activerings- en toeleidingsactiviteiten te organiseren met een daartoe aangepaste financiering/subsidiëring. Dit naar analogie met de mogelijkheden van de Centra basiseducatie. Het indienen van een wijzigingsvoorstel voor de modulaire structuur leek voor de indiener het enige kanaal om een initiatief of signaal formeel onder de aandacht van de minister te brengen, temeer daar de “module” vandaag voor de CVO’s het énige mechanisme vormt dat subsidiëring of financiering kan genereren. De Entiteit Curriculum geeft een negatief advies aan deze voorstellen tot wijziging. De voorgestelde activeringsactiviteiten passen niet in de modulaire structuur van het volwassenenonderwijs. Ten eerste omvatten de voorgestelde modules minder dan 40 lestijden. Ten tweede echter veronderstelt elke module ook basiscompetenties, een evaluatie van leerdoelen en een formele certificering – wat in het voorstel uitdrukkelijk niet de bedoeling is. Ten derde veronderstelt het organiseren van een “module” ook inschrijving, het betalen van inschrijvingsgeld, registratie van het inschrijvingsmoment e.d.m. De raad sluit zich bij het standpunt van de Entiteit Curriculum aan – hoewel, voor wat het volume van de voorgestelde modules betreft, art. 15 van het decreet volwassenenonderwijs toelaat dat de overheid een afwijking toestaat voor bepaalde doelgroepen. Er zou evenwel ook moeten afgeweken worden van de gangbare regelgeving op het vlak van evaluatie, certificering en inschrijving, hetgeen wettelijk niet mogelijk is. De raad wenst deze gelegenheid uitdrukkelijk aan te grijpen om de overheid erop te wijzen dat de nood aan activerings- en toeleidingsactiviteiten zich niet alleen stelt voor toeleiding naar het aanbod van de centra basiseducatie, maar ook naar dat van de centra voor volwassenenonderwijs, en ruimer dan alleen voor het studiegebied Algemene vorming. De raad vindt dat de Entiteit Curriculum terecht opmerkt dat een “activeringsmodule” voor elke opleiding nuttig kan zijn 5. De raad wenst deze discussie ten gronde te voeren bij de voorbereiding van zijn advies over het nieuwe decreet volwassenenonderwijs. De raad is van mening dat elk Centrum Basiseducatie en elk Centrum voor Volwassenenonderwijs gefinancierde/gesubsidieerde activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten voor het eigen aanbod moet kunnen organiseren. Dit sluit samenwerking uiteraard niet uit. Voor die leergebieden die decretaal aan de Centra Basiseducatie zijn toegekend en die als studiegebied eveneens voorkomen in het opleidingsaanbod van de CVO’s, pleit de raad ervoor dat activeringsactiviteiten zoveel mogelijk in onderlinge samenwerking tussen beide opleidingssectoren zouden worden opgezet; toeleiding en doorstroom moeten voor beide 5
De Entiteit Curriculum verduidelijkt dat zij hiermee bedoelt dat een vraag voor activering bij een opleiding bij uitbreiding van toepassing kan zijn op andere opleidingen.
10
actoren op evenwaardige basis kunnen uitgebouwd worden. Daarbij mag een valabele screening van de leervaardigheden van de bereikte kandidaat-cursisten voor een correcte toeleiding naar het meest geschikte aanbod, niet uit het oog verloren worden. Tot slot merkt de raad op dat activeringsactiviteiten kunnen betrekking hebben op alle doelgroepen die vandaag weinig of niet participeren aan volwassenenonderwijs. Dit zijn niet uitsluitend de zogenaamde “kansengroepen” of sociaal minder bevoorrechte groepen, maar ook bijv. mensen voor wie “tijd” en/of “plaats” de voornaamste barrières vormen om volwassenenonderwijs te volgen. Activeringsactiviteiten kunnen betrekking hebben op alle opleidingen die in het volwassenenonderwijs worden aangeboden, en kunnen zich ook toespitsen op het verschaffen van informatie omtrent de mogelijkheden van gecombineerd onderwijs, elektronisch ondersteund leren en de geëigende methodieken en randvoorwaarden. Naar aanleiding van deze adviesvraag, maakte de raad alvast een aanvang met het onderzoeken en het staven van het draagvlak voor activeringsactiviteiten voor het aanbod van de CVO’s. In bijlage bij dit advies voegt de raad de gegevens vanuit de praktijk van een aantal centra voor volwassenenonderwijs, voor zover de inrichtende machten die vandaag ter beschikking konden stellen (zie bijlage 5 bij dit advies).
5
Overzicht van de bijlagen
Bijlage 1:
Beoordelingscriteria
Bijlage 2:
Sectorale leidraad
Bijlage 3:
Modulaire opleiding Vrachtwagenchauffeur BSO3
Bijlage 4:
Zwevende modules studiegebied Auto
Bijlage 5:
Exemplarisch overzicht activeringsactiviteiten CVO’s
Monique De Ridder secretaris
Gunther Degroote voorzitter
11