Advies Langetermijnvisie Friese Veenweide Van de belangenvertegenwoordigende adviesgroep
Leeuwarden, 1 september 2014
1
Voorwoord Het ontwikkelen van een Langetermijnvisie voor de Friese Veenweidegebieden betreft een onderwerp van grote maatschappelijke betekenis voor de Friese samenleving. Ik acht zo’n visie dan ook van groot belang voor Fryslân. Een visie die richting geeft en ruimte biedt voor maatwerk in de uitvoering. Het raakt de ontwikkeling in de landbouw, de natuur, de recreatie, de infrastructuur boven en onder de grond, de bebouwing met de funderingen, de nutsvoorzieningen, de omliggende gebieden, het landschap, de milieukwaliteit, de kosten van het beheer van de water-infrastructuur, etc. Kortom een breed scala aan belangen en vraagstukken die in gezamenlijkheid moeten worden opgelost in het belang van een duurzame toekomst van Fryslân. Betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de ontwikkeling van deze visie is essentieel. De verschillende stakeholders hebben graag aan het verzoek van de stuurgroep van de visie onder voorzitterschap van gedeputeerde mevrouw Schokker voldaan om zitting te nemen in de Adviesgroep. Ik dank de leden van de Adviesgroep voor hun openhartige, constructieve en creatieve inbreng en hun inzet om gezamenlijk tot een goede advisering te komen. Auke Vogelzang (secretaris van de Adviesgroep) dank ik voor zijn voortreffelijke werk. Ook noem ik Johan Grijpstra, die met zijn mensen de stukken uitstekend heeft voorbereid en zeer open stond voor de inbreng van de Adviesgroep. Ik ben van mening dat er een visie ligt die zo goed mogelijk is gebaseerd op de meest recente kennis. Tenslotte dank ik de stuurgroep voor het in mij gestelde vertrouwen om de Adviesgroep als onafhankelijk voorzitter te mogen leiden. Ik heb het met plezier gedaan. Ik wens een ieder veel succes met de afronding en uitvoering van de visie.
Hendrik Oosterveld Onafhankelijk voorzitter Adviesgroep Langetermijnvisie Friese Veenweide.
2
3
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................................................... 2 1.
Inleiding ..................................................................................................................................... 6 Samenstelling van de adviesgroep ................................................................................................ 8
2.
Belangenoverstijgend Advies .................................................................................................... 9 Kernkwaliteiten en kenmerkende eigenschappen van het veenweidegebied in 2050 en daarna.... 9 Aandachtspunten en adviezen voor het proces ............................................................................ 12
Bijlage: Belangen vertegenwoordigende reacties............................................................................. 15
4
5
1. Inleiding De stuurgroep van de lange termijnvisie Friese veenweide bestaande uit bestuurders van de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de betrokken gemeenten hecht belang aan een evenwichtige inbreng van de stakeholders. Hiertoe stelde de stuurgroep begin 2013 een adviesgroep in onder het onafhankelijk voorzitterschap van de heer Hendrik Oosterveld. Voorafgaand aan het inhoudelijke advies van de Adviesgroep maakt de adviesgroep een indringende opmerking over de planning zoals die voorlag in de vergadering van de Adviesgroep van 1 september. In de oorspronkelijke planning is de veenweidevisie voor de verkiezingen van Provinciale Staten en het waterschapsbestuur in het voorjaar van 2015 gereed. De stuurgroep vindt het van belang dat gemeentelijke politici goed geïnformeerd zijn over de inhoud van de visie alvorens ze er een besluit over moeten nemen. In de voorbereiding van de visie zijn er verschillende informerende bijeenkomsten geweest. Politici van gemeenten waren hierin beperkt aantal aanwezig.Om gemeenten meer tijd te geven, wil de stuurgroep de planning aanpassen. Naar de mening van de adviesgroep zal hierdoor de veenweidevisie onderdeel van het politieke debat in aanloop naar de verkiezingen worden. De adviesgroep vreest dat participerende belangenvertegenwoordigers hierdoor voor driekwart jaar tot een jaar buitenspel staan. Veel werk door de stakeholders dreigt voor niets gedaan te zijn. Tevens kunnen lopende trajecten die samenhangen met de veenweidevisie ongewenste vertraging oplopen. Denk aan PAS, Natura 2000 en de ontwikkelingen van collectieven voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die ook de ambitie hebben waterdoelen te realiseren. De adviesgroep beveelt de stuurgroep sterk aan de oorspronkelijke planning te handhaven, met besluitvorming voor de verkiezing van Provinciale Staten en waterschapsbestuur. De adviesgroep kwam in 2013 en 2014 in zes vergaderingen bij elkaar. In die vergaderingen informeerde de ambtelijke projectgroep de adviesgroep over de problematiek en de mogelijke strategieën om die problematiek het hoofd te bieden. De leden van de adviesgroep wisselden belangen en standpunten uit. De verslagen van de adviesgroep vergaderingen zijn ter kennis gebracht aan de stuurgroep. De voorzitter van de adviesgroep heeft tussentijds bevindingen van de adviesgroep ingebracht in de stuurgroep. Tijdens een excursie bij het veenweide innovatiecentrum in Zegveld werden ervaringen uit Noord-Holland en Utrecht gedeeld. In de eerste vergadering van de adviesgroep werd de ambitie uitgesproken om te komen tot een belangen overstijgend advies. Niet alleen gericht op de korte termijn, maar juist ook op de dag van overmorgen. De adviesgroep steunt de aanpak die is gehanteerd om via het verkennen van een aantal strategieën te komen tot de veenweidevisie. Ook spreekt de adviesgroep waardering uit over de manier waarop belanghebbenden via verschillende gebiedsbijeenkomsten de kans hebben gekregen actief bij te dragen aan de visie. De adviesgroep dankt de stuurgroep en projectgroep voor de mogelijkheid constructief mee te denken in een open proces. De leden van de adviesgroep bieden aan ook in het vervolgtraject bij te dragen aan een duurzame toekomst voor het Friese veenweidegebied. De adviesgroepleden spreken hun bereidheid uit om al dan niet in het verband van collectieven hun bijdrage te leveren om in 5-7 pilotgebieden aan de slag te gaan. De visie moet dan wel duidelijk zijn. In deze gebieden zouden ook proeven met onderwaterdrainage en andere teelten kunnen plaatshebben. De adviesgroep verwacht te worden geïnformeerd over de doorwerking van dit advies in de veenweidevisie.
6
De adviesgroep beveelt aan het traject van totstandkoming van de visie gezamenlijk te evalueren.
7
Samenstelling van de adviesgroep De heer Hendrik Oosterveld Voorzitter De heer Klaas Groenveld en de heer Menso Oosting Vereniging Friese Woningbouwcorporaties De heer Geart Kooistra LTO Noord De heer Gerben de Boer Vereniging het Fries grondbezit Mevrouw Regina ter Steege en mevrouw Els van Loon Landschapsbeheer Friesland De heer Arjen Kok Vitens De heer Chris Bakker It Fryske Gea De heer Eric Neef Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB De heer Hans van der Werf Friese Milieu Federatie en tevens vertegenwoordiger van de Bond van Friese Vogelwachten, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten De heer Klaas Stoker en de heer Kees Bakker Federatie Polderbelangen Fryslân De heer Klaas Dekker Bond van Landpachters en Eigen Grondgebruikers De heer Auke Oosterhoff MKB Nederland De heer Sippe Bron, Agrarisch natuurbeheer Boer&natuur De heer Johannes van der Zijpp Nederlandse Melkveehouders Vakbond De heer Fokke Jansma Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. De heer Auke Vogelzang Secretaris
8
2. Belangenoverstijgend Advies De adviesgroep heeft zich tot doel gesteld om een advies te schrijven dat voorbij de diverse belangen van de achterbannen van de adviesgroepleden gaat en zicht biedt op kansen voor de dag van overmorgen. Naast een belangen overstijgend advies is er ruimte voor het behartigen van de belangen van de eigen achterban. De leden van de adviesgroep deden dat via het mondeling inbrengen van reacties in de vergaderingen. Een aantal leden heeft daarnaast een schriftelijke reactie op de concepttekst van de visie gegeven. Deze zijn in de bijlage opgenomen. Kernkwaliteiten en kenmerkende eigenschappen van het veenweidegebied in 2050 en daarna Het veenweidegebied wordt gekenmerkt door de typische eigenschappen van het gebied. Eigenschappen die op onderdelen voor problemen zorgen. Die problemen moeten we oplossen om het veenweidegebied verantwoord en duurzaam door te kunnen geven aan de volgende generatie en daarna. Het is de adviesgroep in de bijeenkomsten duidelijk geworden dat het veenweidegebied onder alle omstandigheden zal veranderen. Doorgaan op de huidige weg met doorgaande maaivelddaling zal het gebied veranderen. Kiezen voor het afremmen of stoppen van de maaivelddaling zal eveneens betekenen dat het gebied verandert. In alle gevallen treden er conflicten en problemen op waarvan de eerste tekenen nu reeds zichtbaar zijn. De adviesgroep geeft onderstaand haar gedeelde meningen en suggesties om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waar we als samenleving voor staan. Maatwerk De adviesgroep adviseert maatwerk toe te passen. Er is niet één strategie geschikt om toe te passen in het hele veenweidegebied. Afhankelijk van bijvoorbeeld bodemopbouw en grondgebruik zal per deelgebied de juiste strategie gekozen moeten worden. De visie dient om richting en ruimte te geven aan de bewoners en gebruikers van het gebied, bestuurders en professionals die de verantwoordelijkheid nemen om de visie te laten doorwerken in de praktijk. Benut bij de doorwerking van de visie samenwerkingsverbanden op lokaal niveau. Een voorbeeld hiervan is de in oprichting zijnde collectieven voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die tevens de ambitie hebben om watermaatregelen uit te voeren. Verdeling van kosten en baten waterbeheer De maatschappelijke onvrede neemt toe als de verdeling van kosten en baten in toenemende mate als niet eerlijk wordt ervaren. Voor het nemen van verantwoorde investeringsbeslissingen is het nodig kosten en baten bij dezelfde partij te leggen. Een grote kostenpost in het veenweidegebied is het waterbeheer. In het huidige systeem dragen alle inwoners en grondeigenaren van Fryslân solidair bij aan die kosten, terwijl de baten voornamelijk bij de landbouwsector terechtkomen. Het verdient aanbeveling te beschouwen of deze praktijk inmiddels niet voorbij solidariteit gaat. Een belangrijke kostenpost in het veenweidegebied is het beheer en onderhoud van de hoogwatercircuits die tot doel hebben de houten funderingen van gebouwen waarlangs ze liggen nat te houden. De adviesgroep beveelt aan hoogwatercircuits die bij nadere bestudering niet effectief blijken te saneren. Ook is het saneren van hoogwatercircuits aan te raden als uit een kosten baten analyse blijkt dat het vervangen van de funderingen minder geld kost dan het in standhouden van de hoogwatercircuits. Het saneren van hoogwatercircuits voorkomt dat er langs deze watergangen keringen moeten worden aangelegd die bij instandhouding noodzakelijk worden om te voorkomen dat water de almaar dieper liggende polders instroomt. Heldere communicatie richting de eigenaren en gebruikers van gebouwen acht de adviesgroep van groot belang. In die communicatie dient ook de provinciale financiële regeling meegenomen te worden. Aangezien die regeling tot op heden weinig wordt gebruikt, beveelt de adviesgroep aan de
9
regeling tegen het licht te houden om te beoordelen of deze voldoende stimulerend en compenserend werkt. Waar het veen behouden kan worden kunnen rond bewoningskernen hoge peilen voor funderingen gecombineerd worden met een nat landschap waar waterrecreatie, sportvisserij, wandelmogelijkheden, waterzuivering en -berging en fraaie natuur een plaats hebben. Hoogwatercircuits hebben ook een esthetische waarde. Veel mensen waarderen een hoger waterpeil in de watergang rondom hun onroerend goed. In de afweging hoogwatercircuits om esthetische redenen in stand te houden moeten de kosten en de verdeling van die kosten worden betrokken. Door het verder zakken van het maaiveld in de polders zullen keringen langs de boezem steeds robuuster moeten worden aangelegd. Dit is naast hoogwatercircuits een ontwikkeling die het waterbeheer in het veenweidegebied steeds kostbaarder maakt. Maatregelen die de maaivelddaling remmen kunnen deze kostenstijging vertragen. Het drooghouden van de provincie Fryslân vraagt de komende jaren om grote investeringen. Investeringen in meer gemaalcapaciteit en/of in gebieden voor waterberging. Als in het veenweidegebied nattere omstandigheden worden gecreëerd kan dit gebied als een spons water vasthouden en vertraagd loslaten. Zo zorgt het gebied er samen met de Friese Boezem voor dat wateroverschotten tijdelijk worden gedempt en tekorten minder groot worden. Naast het natter maken van gebieden is het mogelijk delen van het veenweidegebied droger te maken. De adviesgroep beveelt aan dergelijke robuuste ruimtelijke keuzes niet uit de weg te gaan. Het is aan de overheid die ruimtelijke keuzes te maken waarbij de opgaven per gebied worden gegeven. Lokaal moeten die worden uitgewerkt in samenwerkingsverbanden, zoals de genoemde collectieven. CO2 en klimaatsverandering In de loop van duizenden jaren is in het veenpakket een geweldige hoeveelheid CO2 opgeslagen. Bij het ontwateren van veen en het oxidatieproces dat daarop volgt komt dit veen in een veel kortere periode vrij. Hoewel er niet meer CO2 vrijkomt dan er in het verleden is opgeslagen, is het in korte tijd vrijkomen van CO2 ten aanzien van de klimaatsverandering zeer ongewenst. Bij het vernatten van veen waardoor het veenpakket weer groeit zou het gebied van een grote bron van broeikasgassen een gebied worden waar overwegend vastlegging van broeikasgassen plaatsvindt. De adviesgroep is van mening dat de overheden juist op dit punt een grote verantwoordelijkheid hebben maatregelen te treffen. Het is een belang dat voorbij individuen gaat en zelfs voorbij generaties. Daarmee is het bij uitstek een maatschappelijk belang waar gekozen bestuurders en volksvertegenwoordigers voor moeten staan. Landbouwpraktijk Het veenweidegebied is nu voornamelijk voor de landbouw geoptimaliseerd. Doorgaan op de huidige weg voorziet in het voortbestaan van de huidige mogelijkheden voor landbouw. In de landbouwpraktijk kunnen maatregelen genomen worden die de afbraak van veen kunnen vertragen of mogelijk stoppen. De adviesgroep adviseert om op korte termijn proeven te starten die de effectiviteit van nieuwe technieken en de werking van technieken in lokaal verschillende omstandigheden te onderzoeken. Te denken valt aan onderwaterdrainage en nieuwe teelten die beter gedijen onder natte omstandigheden. Droogteschade moet naar de mening van de adviesgroep onderwerp van nader onderzoek zijn. De huidige diepe ontwatering van het veenweidegebied heeft tot doel natschade te voorkomen. Uit recente studies is gebleken dat een hoger grondwaterpeil een hogere opbrengst tot gevolg kan hebben. In het noordoosten van Fryslân ontwikkelen lokale ondernemers en kennisinstellingen het innovatieprogramma Better Wetter gericht op ecologie en economie in het veenweidegebied. Binnen dat programma kunnen proeven en onderzoeken plaatsvinden. De adviesgroep beveelt de overheden aan hier stimulerend in op te treden. 10
Het tegenovergestelde van een maaiveldbeperkende landbouwpraktijk is het telen van maïs. Maïs blijkt de afbraak van veen enorm te versnellen. Een maatschappelijk ongewenste ontwikkeling. De adviesgroep is van mening dat het telen van maïs op veengrond ontmoedigd moet worden. Mogelijk zijn hiervoor naast communicatie, financiële en/of zo nodig juridische instrumenten te ontwikkelen. De adviesgroep adviseert om landelijke kennis hieromtrent te benutten en om vooral gezamenlijk met partijen een toepasbaar instrumentarium te ontwikkelen. Houd daarbij rekening met verschillende omstandigheden in verschillende gebieden. Landschap en Recreatie Het veenweidegebied wordt landschappelijk gekenmerkt door de openheid en het fijnmazige slotenpatroon. Met het verdwijnen van het veen dreigt ook het landschap te veranderen. In praktijk lijkt dit mee te vallen. In delen van Fryslân is het veenpakket al verdwenen. Het landschap is daarentegen niet erg veranderd. Het slotenpatronen is gehandhaafd evenals de openheid. In gebieden waar het veen behouden blijft zal het landschap eveneens veranderen. Verkavelingsstructuren zullen waarschijnlijk zichtbaar blijven, maar de hoogteverschillen en de kaden rondom hoogwatercircuits worden prominent. Helophytenfilters kunnen onderdeel van multifunctionele natte landschappen rond bewoningskernen worden. Ze zuiveren het afvalwater en zijn tegelijk ecologisch waardevol. De adviesgroep adviseert de provincie als verantwoordelijke overheid voor landschap in het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium de kenmerken van het landschap te borgen. De provinciale landschapsvisie Grutsk op ‘e Romte die doorwerkt in de Verordening Romte biedt hiervoor het kader. Landbouw en Recreatie en Toerisme zijn de twee belangrijkste economische dragers van het Friese Veenweidegebied. Het veranderen van het landschap door bijvoorbeeld nieuwe teelten in de landbouw hoeft voor de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied geen probleem te zijn. Voor de recreant en toerist is de beleving van het gebied van belang. Voor het zuidwestelijk veenweidegebied zijn het met name de meren die voor een toestroom van recreanten zorgen, waarbij die landschapsbeleving minder een rol speelt dan de mogelijkheden om recreatief te varen. Voor anderen zullen de mogelijkheden om recreatief bezig te zijn van belang zijn om in een gebied te verblijven. Dat hangt dan ook weer enerzijds af van de geboden infrastructuur (fiets/wandelpaden, vaarten en sloten, bos) anderzijds van de ideeënrijkdom van toeristische ondernemers de soms wel (bijvoorbeeld in het geval van strandtenten), soms juist weer niet van de lokale omgeving en het landschap afhankelijk zijn. De verwachtingen ten aanzien van het ontwikkelen van nieuwe recreatieve economische dragers op het platteland moet niet te hoog gespannen zijn. De markt voor plattelandsrecreatie (kamperen bij de boer, boerenijs, koe knuffelen et cetera) is behoorlijk verzadigd. Archeologie In het veenpakket opgesloten archeologische waarden gaan verloren als het veenpakket verdwijnt. Doordat niet precies in beeld is waar archeologische schatten zich bevinden, is geen inschatting te maken van de grootte van dit verlies. Het Europees Verdrag van Malta kan hier een significante rol gaan spelen. De adviesgroep vraagt zich af of aandacht voor archeologie voldoende geborgd is en beveelt aan hier nader onderzoek naar te doen om onherstelbare schade aan waardevolle archeologische schatten te voorkomen. Betrek daarbij bestaand beleid, zoals FAMKE van de provincie Fryslân. Natuur De natuurgebieden in het veenweidegebied waren vroeger de laaggelegen natte gebieden. Door de maaivelddaling in de omringende landbouwgebieden zijn de natuurgebieden juist hoger gelegen gebieden geworden. Met als gevolg dat water uit de natuurgebieden weg wil stromen, terwijl hoge 11
waterstanden voor de natuurkwaliteit in deze gebieden noodzakelijk zijn. De natuur verdroogt door dit proces. De effecten van maaivelddaling in het veenweidegebied op natuur in het zandgebied lijken gering. Hangwater als gevolg van lokale neerslag is in deze gebieden bepalend in plaats van grondwater dat vanaf het Drents plateau wordt aangevoerd. Uitzondering hierop zijn de beekdalen van de Tjonger, Linde en het Koningsdiep. Hier vindt kwel plaats. Maaivelddaling in het veenweidegebied kan hierop effect hebben . Natuur en landbouw zijn in deze situaties conflicterende functies. Naar de mening van de adviesgroep moeten veranderingen in de ruimtelijke ordening niet geschuwd worden om kostenefficiënte oplossingen te vinden. Verkavelen en herinrichten met behulp van de Wet Inrichting Landelijk Gebied kan in dit verband een waardevol instrument zijn. De adviesgroep beveelt aan op de overgang van conflicterende functies te zoeken naar functiecombinaties. De adviesgroep ziet potentie in het koppelen van weidevogelbeheer aan maaivelddaling beperkende maatregelen in het veenweidegebied. Dit zal steeds maatwerk zijn. De potentie is alleen in de weidevogelkerngebieden aanwezig waar op dit moment al weidevogels zitten. Aandachtspunten en adviezen voor het proces Om van het strategische niveau van de visie te kunnen komen tot operationele oplossingen zal nog veel ontdekt en ervaren moeten worden. De adviesgroep beveelt aan te starten met 5 à 7 pilotgebieden. Daarin kunnen technieken worden uitgeprobeerd. Bewezen technieken moeten echter niet over het hoofd worden gezien. Naast het ontwikkelen van techniek is het van even groot belang om ervaring op te doen met de ‘governance’ . Welke instrumenten faciliteren en stimuleren verandering? Welke rol moet de overheid spelen? Zelf publiekrechtelijk sturen of de spelregels aanpassen, zodat mensen in het gebied zelf gewenste keuzes gaan maken? Eenieder heeft een bepaalde verantwoordelijkheid. Het is niet alleen aan de overheden om problemen op te lossen. In het veenweidegebied vinden op dit moment diverse activiteiten gericht op herinrichting en gebiedsontwikkeling plaats. De adviesgroep adviseert overgangsbeleid te formuleren. Wat betekent de langetermijnvisie wel of niet voor reeds lopende projecten? De adviesgroep beveelt aan de veenweidevisie leidend te laten zijn voor de invulling van volgende beleidstrajecten, zoals het provinciaal waterhuishoudingsplan en het waterbeheerplan van het waterschap. De adviesgroep waardeert de inzet van de stuurgroep om zo goed mogelijk belangenorganisaties en burgers te betrekken bij het opstellen van deze visie. De bewoners en gebruikers van het gebied hebben grote behoefte aan duidelijkheid. Niettemin zal het nemen van maatregelen die nodig zijn om de visie te verwezenlijken gepaard gaan met pijnlijke keuzes. Het zal steeds gaan om het vinden van balans tussen de verschillende belangen die spelen. De adviesgroep vindt het van het grootste belang de betrokken partijen en individuen volwaardig en oprecht deelgenoot te laten zijn van die keuzes. Pijnlijke beslissingen accepteren zal in veel gevallen moeilijk blijven, maar naar de verwachting van de adviesgroep minder moeilijk als betrokkenen open en eerlijk gekend zijn in hun belangen. Een zorgvuldige communicatie is cruciaal. Onderdeel van de governance is een financieel instrumentarium. De ontwikkeling hiervan is nodig om te zorgen voor voldoende compensatie voor het schaden van iemands individuele rechten. Er moet bovenal steeds gekozen worden voor een strategie die niet alleen recht doet aan bovenregionale belangen, maar ook aansluit bij lokale initiatieven en mogelijkheden. Focus op kansen. Hoewel afgelopen decennia in het veenweidegebied veel is gecultiveerd, zijn onderliggende processen, zoals kwel van het Drents plateau, nog steeds aanwezig. 12
De adviesgroep heeft de wens dat het veenweidelandschap voelt als thuis voor veel Friezen. Bewoners die ook aan het eind van de 21e eeuw kunnen zien en ervaren hoe hun landschap in de loop der eeuwen is gevormd en die er veel van hun moderne levensbehoeften aan ontlenen. Het is een landschap om trots op te zijn. Laat het geen landschap van teloorgang zijn. Als de visie een succes wordt zijn in 2050 de maatregelen genomen die nodig zijn om dit landschap in stand te houden. Het landschap is dan in staat om de functies duurzaam aan elkaar te verbinden. Er is een nieuw evenwicht gevonden met als sleutels waterbeheer, veenopbouw- en afbraak en grondgebruik. Goede ruimtelijke keuze liggen aan de basis van dit succes.
13
14
Bijlage: Belangen vertegenwoordigende reacties Naast een belangenoverstijgend advies was er ruimte voor het behartigen van de belangen van de eigen achterban. Een aantal adviesgroepleden geeft onderstaand hun opmerkingen, aanvullingen en reacties op de visie. Andere adviesgroepleden hebben hun inbreng geleverd tijdens de verschillende vergaderingen van de adviesgroep. Vitens In hoofdstuk 4 moet bij de opgave ‘Behouden voorraad zoet grondwater’ worden toegevoegd ‘en duurzame drinkwatervoorziening’. Deze toevoeging is voor Vitens essentieel. Alleen behoud zoet grondwater is te eenzijdig. De functie drinkwaterwinning, onze eerste levensbehoefte met een groot maatschappelijk belang, moet als opgave net als bijvoorbeeld het belang landbouw of recreatie nadrukkelijk naar voren komen. It Fryske Gea, Friese Milieu Federatie, Landschapsbeheer Friesland, Bond van Friese Vogelwachten, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten Een aantal kansrijke gebieden voor clustering van functies met hoge peilen is denkbaar, waarbij voor elk gebied een eigen combinatie mogelijk lijkt: • Omgeving Alde Feanen inclusief Grouster Leechlân • Benedenloop Koningsdiep inclusief de Deelen • Bûtenfjild/Grutte Wielen (driehoek Leeuwarden – FeanWâlden – Aldtsjerk • Zone tussen Tjeukemeer en Heerenveen • Van Lemmer tot de Linde (Ychternerfeanpolder, Grutte Feanpolder, Rottige Meenthe) • De zone Lemmer – Balk • Noordkant van de Fluessen tot aan Sneek Aanleiding - goed geschreven - Hier zou de grote bijdrage aan het broeikaseffect ook genoemd moeten worden Feiten, ontwikkelingen en bestaand beleid - De veenvorming in Fryslân is niet gestopt. In een aanzienlijk deel van de natuurgebieden (17%) vindt actieve veenvorming plaats - Onder 2.1 gevolgen zou de uitstoot van broeikasgassen meer aandacht verdienen. De CO2 uitstoot bij ongewijzigd beleid is 1/3 van de Friese uitstoot – veel groter dan wat de investeringen in duurzaamheid in Fryslân opleveren. - 2.3 Het zoeken naar functiecombinaties waarbij de veenafbraak stopt en zelfs in opbouw wordt omgezet zou in strategie 3 beschreven moeten worden. De visie boet veel aan waarde in als alleen strategieën worden beschreven waarbij het veen blijft afbreken. Met deze keuze ben ik het niet eens. De stelling dat daar geen draagvlak is wordt niet onderbouwd en is te zwart-wit. Het belang is te groot om niet eens te onderzoeken wat er mogelijk is bij een strategie waarin het veen in aanzienlijke delen van Fryslân behouden blijft. Aanpak - Onder kennis toevoegen: onderzoek naar natte, teelten, vooral Research and Development om technieken marktgereed te maken zijn nodig en zouden een goede innovatieve rol voor Fryslân betekenen. Opgaven - Voeg toe: kwaliteit van zwem- en vaarwater onder verbeteren waterkwaliteit (opgave 6) - opgave 11: uitstoot broeikasgassen: hoe verhoudt het rendement van investeringen in wind- en zonne-energie in termen van beperken CO2 uitstoot zich tot een mogelijk rendement van vergelijkbare investeringen in het veenweidegebied om veenafbraak tegen te gaan?
15
Strategieën - Ik ben het niet eens met het weglaten van de strategie waarbij de afbraak van het veen geheel wordt gestopt. Dit is een groot gemis waarmee de bruikbaarheid van deze visie sterk afneemt. Tot deze zomer had ik begrepen dat dit in scenario 2 en 3 zou zitten. Het wordt te snel weggeschreven omdat de verhouding kosten/baten te ongunstig zou zijn. Het gaat hier echter om maatschappelijke baten waarvoor geen goede markt bestaat, maar die daarom niet waardeloos zijn. Op allerlei manieren wordt voor deze baten toch betaald. Een van de belangrijkste lessen van deze visie is dat de echte maatschappelijke winst (verdroging stoppen, funderingen beschermen, van CO2 uitstoot naar CO2 vastlegging) in geen van de beschreven scenario’s gehaald. Met peilen aan maaiveld kan dat wel. Ik wil er voor pleiten om daarom alsnog te beschrijven wat daar voor nodig zou zijn. Pas dan kan je goed geïnformeerd besluiten of je dat wel of niet wilt. 5.2.4 onder invulling nieuwe wegen zou ook natte landbouw beschreven moeten worden. Hier is veel informatie over opgehaald. De stand van zaken is dat het nu niet commercieel toepasbaar is in Fryslân, als zitten diverse technieken daar dicht tegenaan. Voor mij reden om te concluderen dat we op innovatie moeten investeren op dit punt. Beoordeling van de strategieën - 6.2 voor mij is een belangrijke conclusie dat met de beschreven strategieën in het veenweidegebied de veenafbraak doorgaat, met als gevolgen de verdroging van natuur, aantasting van funderingen, uitstoot van broeikasgassen en periodiek aanpassen van de waterhuishouding op de “nieuwe topografie” na afbraak van veen. De achterliggende dynamiek is een belangentegenstelling tussen enerzijds de grootste grondgebruiker landbouw die lage peilen vraagt en anderzijds functies die hoge peilen nodig hebben (natuur, beschermen funderingen, beperken uitstoot broeikasgassen, waterrecreatie). - Alsnog opnemen welke opbrengsten gemoeid zouden zijn met het beperken van de CO2 uitstoot. Het Kyoto protocol maakt het mogelijk om maatregelen voor veenafbraak om te rekenen in beperking van CO2 uitstoot en deze CO2 rechten te verhandelen. Dat kan overigens ook op regionaal niveau. Keuzes - Het is een politieke keuze om het belang van landbouw met lage peilen voorrang te geven. Die moeten wij nog niet maken maar aan de politiek overlaten. In 7.1 evenals op andere plaatsen wordt eerst een karikatuur gemaakt van het opzetten van peilen tot aan maaiveld om het vervolgens af te serveren (“we willen van het veenweidegebied geen groot veenmoeras maken”). 17% van het veenweidegebied is al veenmoeras, zoals de Alde Feanen. Deze moerassen zijn zeer vitale onderdelen van het Friese Landschap, waar 100.000den toeristen en recreanten per jaar komen. Het zijn gebieden die bij wateroverlast extra water opnemen, zodat overlast in steden voorkomen wordt, er wordt riet gesneden en vis gevangen, het draagt bij aan een aangenaam woon-werkklimaat. Het uitbreiden van dit soort landschappen moet wel serieus overwogen worden in de veenweidevisie en dat was ook mijn veronderstelling in strategie 2 en 3. - Een keuze zou ook kunnen zijn: doe het goed of doe het niet. Het probleem van de veenafbraak is misschien nog weerbarstiger dan we al dachten. Is het wel de moeite waard om veel in verzachtende maatregelen te steken als de afbraak van het veen daarmee hooguit wordt uitgesteld? De resultaten uit strategie 2 en 3 zijn duurzamer als het gaat om het behoud van veen. Nu staat de KBA teveel voorop als automatische scheidsrechter. 7.5 is goed geschreven en komt tegemoet aan een deel van mij kritiek. Als deze onderwerpen in de voorgaande hoofdstukken ook goed aan bod komen klopt de rode draad en is het logisch deze onderwerpen hier tegen te komen Uitwerking: van woorden naar gezamenlijke daden - Bij het instellen van hoge peilen is het van belang om het multifuctionele aspect van deze natte gebieden goed tot uiting te brengen. Afhankelijk van het gebied is dat bijvoorbeeld “behoud veen, tegengaan verdroging, stimuleren weidevogels” of “behoud veen, waterzuivering en –berging voor 16
grote woonkern, beschermen funderingen, recreatie, natte natuur”). Er ontbreken nog processtappen en stake-holders om dit soort integrale projecten tot een succes te maken. Bijlage 2 - In de beschreven visie is de winst voor natuur zo gering (hooguit uitstel van verslechtering) dat het uitruilen van natuur tegen landbouwgrond de moeite nauwelijks loont en sterk afhangt van de uitwerking. Je gooit daarmee een ontwikkeltijd van natuur weg waartegen het uitstel van verslechtering meestal niet opweegt. We gaan de discussie niet uit de weg, maar ik geef aan dat het voor een natuurbeheerder pas interessant is als er met een uitruil echte winst voor de natuur wordt geboekt.
Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB Aanleiding - Bestaat er al een ander woord voor “stakeholders”? Feiten, ontwikkelingen en bestaand beleid - Gevolgen van maaiveldaling voor de recreatiesector zijn inderdaad niet duidelijk. Recreanten kunnen het landschap anders gaan waarderen, maar dat wil niet zeggen ‘minder’. De meeste recreanten in het zuidwestelijk deel komen voor ‘het water’. Aanpak - Van belang is de kennis over het gebied en ontwikkelingen te delen met de betrokkenen, bewoners, ondernemers, terreinbeheerders e.a. Duidelijk moet zijn welke keuzes er voor betrokken in het gebied uiteindelijk zijn en tegen welke (maatschappelijke) kosten. Opgaven - Uitzicht is een bepalende factor bij het beleven van landschap. De kans dat recreanten graag verblijven achter (hoge) kades is klein! Strategieën - Het is een uitstekende methode om het probleem in zijn geheel met strategieën voor het geheel te benaderen. Bij de beoordeling en uitwerking van de strategieën zal blijken dat naast generiek beleid verschillende van de strategieën toe te passen zijn op delen van het veenweidegebied en er dus geen eenduidig antwoord op het totale probleem is toe te passen. Beoordeling van de strategieën - Zoals hierboven reeds gemeld wordt dat ook bij de conclusies geconstateerd. Keuzes - Vanuit het perspectief van recreatie en toerisme is bij de keuze van een strategie of toepassing van meerdere strategieën in kleinere gebiedseenheden altijd wel een relatie te leggen met kansen en ontwikkelingen op dit gebied. Mensen komen zich te ontspannen, te recreëren en dat wordt mede bevorderd door de beleving van het landschap, maar zeker ook door het ondernemerschap in het toeristisch aanbod en de infrastructuur (wegen en paden, meren, sloten en vaarten, ontsloten natuurgebieden). - Algemeen: bij het zoeken naar nieuwe functies voor bestaande (landbouw-)bedrijven wordt al gauw gedacht aan een toeristisch-recreatieve functie. Dat is niet onterecht en in veel gevallen wellicht een goede oplossing voor een ontstaan probleem. Toch wordt te gemakkelijk voorbij gegaan naar het absorptievermogen van de markt en de veranderingen er in. Het is goed bepaalde functiewijzigingen niet uit te sluiten, net zoals de discussie nu gevoerd wordt over leegkomende boerderijen. Echter wanneer één bedrijf die verandering aan kan, wil dat niet zeggen dat dit geldt voor alle bedrijven in hetzelfde gebied…. - Bij herontwikkeling van gronden moeten de mogelijkheden van recreatief medegebruik nooit uit het oog verloren worden. Uitwerking: van woorden naar gezamenlijke daden
17
- Ook hier geldt dat recreatieve functies als het ware op het aandachtlijstje moeten staan van elke aanpak in het landschap. Bereikbaarheid en toegankelijkheid, zicht (landschapsarchitectuur), beschutting, infrastructuur en ruimte voor toeristisch ondernemen en beleven zijn hier steekwoorden. Bijlagen Geen opmerkingen
Federatie Polderbelangen Fryslân De Federatie Polderbelangen Fryslân houdt zich vooral bezig in het veenweidegebied. Het maaiveld in het Friese veenweidegebied daalt, dit zou men kunnen vertragen door het waterpeil te verhogen. Voor de moderne marktgerichte landbouw is het waterpeil verhogen niet wenselijk, gezien de: 1. waardedaling van de grond, 2. jaarlijkse opbrengstvermindering, 3. snelle afvoer van grote hoeveelheden regen i.v.m. de klimaatsverandering, 4. het welzijn van het Friese melkvee, dat de hele zomer in het weiland moet kunnen grazen, om op een gezonde manier melk te kunnen produceren en 5. bewerking van het land van februari tot en met november door zwaar materieel. Gezien deze punten ten behoeve van de landbouw is diepontwatering noodzakelijk. Voor natuurland kunnen wel hogere waterpeilen gehanteerd worden. Ten gunste van landbouw, natuur en waterberging zou het aanleggen van slenken op bepaalde stukken land wel een grote verbetering zijn. De bodemdaling van natuurgebieden kan worden vertraagd door het beweiden, bloten en bemesten met ruige stalmest, dus iets meer bemesten op natuurland in augustus is een goede zaak, zodat ook de ganzen daar in de herfst en winterperiode meer gaan foerageren. Verder zouden landbouw en natuur op vrijwillige basis hier en daar grond over en weer kunnen ruilen om de gebieden functioneler te maken (dit in goed overleg met acceptabele compensatie regelingen voor de betrokkenen). Ook zou men boerderijen aan het water kunnen gebruiken voor recreatie: boerencamping en/of aanlegplaatsen voor boten. Fryslân is een mooie provincie met z'n groene weiden en het zwartbonte vee, fraaie natuurgebieden, meren en recreatie waar we trots op mogen zijn. Dit moet zo blijven en daarom geeft de Federatie Polderbelangen Fryslân de voorkeur aan Strategie 0 “Recht zo die gaat” richting 2050. Nederlandse Melkveehouders Vakbond Er is in het veenweidegebied (ca. 85.000 Ha) sprake van inklink van het veen. Dit is te voorkomen door het land onder water te zetten. Het betekent het einde van de melkveehouderij en daarnaast zullen door vliegenplagen ook de bewoners vertrekken. Dit is dus niet realistisch. Dan blijft over een waterpeil van +/- 40-50 cm beneden maaiveld en +/- 80-100 cm beneden maaiveld. In de landbouw is 80-100 cm ontwatering verreweg favoriet. Omdat er ten opzichte van het hogere peil tenminste 6% meer opbrengst is, de graskwaliteit beter is en blijft, de bewerking van het land veel gemakkelijker is zowel in het voorjaar als in natte perioden in de zomer en herfst. Ook is er veel minder kans op dierziekten zoals leverbot en para-tbc.
18
Percelen met slechte draagkracht (oorzaak hoog waterpeil) geven meer veldschade en dwingen tot extra graslandvernieuwing. Lagere opbrengsten veroorzaakt door een hoog waterpeil heeft als gevolg dat er minder bemest mag worden en daardoor wederom lagere opbrengsten etc. Dit alles is een gevolg van de kringloopwijzer. Er is in het verleden berekend, dat een slootpeil verschil van 20 cm € 222,-/Ha schade veroorzaakt. De prijzen zijn de laatste jaren echter fors gestegen, van 13,5 cent per Kvem naar ongeveer 26 cent, en de verwachting is dat dit na 1 april 2015 zal doorzetten. € 222,-/Ha zal daarmee € 300,- tot € 400,schade worden per hectare. Het zal duidelijk zijn dat de waarde van de grond samenhangt met de opbrengst die geleverd wordt. Er wordt gerekend met een standaard omzet van ruim € 4.000,- / Ha. Dit is zeker na 2015 veel te laag, € 6.000,- / Ha is veel realistischer. Verder willen we nog benoemen de volgende onderwerpen: 1. CO2. CO2 komt vrij bij oxidatie en is ooit vastgelegd bij het ontstaan van veen. Per saldo is dit neutraal. 2. Funderingen. Houten funderingen zijn altijd ouder dan 70 jaar. Herstel kost € 3000/HA. Dit is in ieder geval veel minder dan de waardedaling van de grond. 3. Infrastructuur. Betonwegen (zoals in Boarnsterhim) zijn een prima oplossing. Wat bekabeling langs de wegen betreft moeten we ons realiseren dat bijna alle sloten bij de wegen een hoog waterpeil hebben. 4. Het veen. Het “Friese” veen wordt vaak vergeleken met het veen rond Zegveld. Het betreft verschillende veen soorten: zeggeveen en mosveen en daarom moeilijk met elkaar te vergelijken. 5. Peilvakken. Grote peilvakken hebben als nadeel, dat gebiedsdelen een te hoog waterpeil krijgen. 6. Neerslag. Bij extreem nat weer is ook een diepere ontwatering noodzakelijk en is er daardoor meer buffer. Volgens deskundigen zal dit steeds vaker voorkomen. De melkkoe moet op een gezonde manier een topprestatie leveren. Hierbij behoren uitmuntende omstandigheden op elk deelgebied. Zeker dus ook hoogwaardig ruwvoer van ontwaterd land met draagkracht. Zonder draagkracht komt er geen koe in de wei. Bij de discussie over het waterpeil wordt snel vergeten dat er direct “geknoeid” wordt met de kwaliteit van het gras, de basis van het rantsoen voor gezond melkvee. Alles opgeteld kiest de NMV voor strategie 0 “Recht zo die gaat”. Hiermee is ook in de toekomst het water goed te beheersen en geeft het de melkveehouderij een gunstig perspectief. Voor kleinere gebieden is wellicht bedrijfsverplaatsing een goede oplossing om knelpunten op te lossen. Dit moet wel op vrijwillige basis en de financiële vergoeding moet ruim voldoende zijn. Dit is nodig omdat de marge per liter melk smal is en in de geliberaliseerde internationale zuivelmarkt niemand zich om het lot van de Friese veenweide melkveehouders bekommert.
19
Adviesgroep Langetermijnvisie Friese Veenweide 2014, Leeuwarden
20