Advies landelijke afstemming fysiek en digitaal collectiebeleid
Versie: definitief 1.5 Datum: 22 mei 2015 Auteur: Anton Dierdorp
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................................... 1 1
Hoe is het fysiek collectioneren georganiseerd? .......................................................................... 2 1.1
Algemeen............................................................................................................................... 2
1.2
Collectiebeleid ....................................................................................................................... 3
1.3
Bibliotheken nemen deel in het stelsel .................................................................................. 4
1.4
Normering ............................................................................................................................. 5
2
Hoe is het digitaal collectioneren georganiseerd? ........................................................................ 7
3
Afstemming fysiek en digitaal collectioneren. ............................................................................. 8
4
3.1
Inleiding................................................................................................................................. 8
3.2
Afstemming fysieke collecties .............................................................................................. 9
3.3
Afstemming fysieke en digitale collecties........................................................................... 10
Invoeringsplan en tijdpad ........................................................................................................... 12
Inleiding Dit advies is een van de resultaten die het sleutelproject NBC, uit de branchestrategie VOB “de Bibliotheek levert waarde”, heeft opgeleverd. Dit project is door SIOB met partijen als KB, Plusbibliotheken, BNL, NBD/Biblion en SPN uitgewerkt. In opdracht van het SIOB ben ik in 2014 begonnen met de werkzaamheden t.b.v. dit advies over een landelijke collectiebeleid waarin afstemming tussen fysiek en digitaal collectioneren duurzaam is gerealiseerd. Als gevolg van de integratie van SIOB en BNL in de KB en de inwerkingtreding van de WSOB met ingang van 1 januari 2015, waarin de verantwoordelijkheid voor het inrichten van een collectieplan OB bij de KB wordt belegd, is het aan de KB om dit voorliggende advies om te zetten in concrete stappen waarmee een efficiënte afstemming tussen fysiek en digitaal collectiebeleid vorm krijgt.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
1
1 Hoe is het fysiek collectioneren georganiseerd? 1.1 Algemeen Elke openbare bibliotheekorganisatie is verantwoordelijk voor het instandhouden van een goede collectie. Een collectie die bestaat uit digitale en fysieke componenten. Het samenstellen van de digitale collectie gebeurt op landelijk niveau. Tot 2015 gebeurde dat door de Inkoopcommissie van de VOB. Vanaf 2015 is in de WSOB bepaalt dat de verantwoordelijkheid van het digitale collectiebeleid bij de Koninklijke Bibliotheek (KB) ligt. De uitvoering van dit plan wordt door het netwerk van openbare bibliotheken vormgegeven middels een inkoopcommissie. Voor de fysieke collectie geldt dat op lokaal niveau wordt bepaald hoe groot deze collectie is, hoe deze is samengesteld, hoe actueel deze dient te zijn, welke rendementseisen er aan de collectie worden gesteld etc. Deze collecties worden door medewerkers van de bibliotheek aangeschaft uit met name het aanbod van NBD|Biblion. Voor een klein deel wordt gebruik gemaakt van het aanbod van andere partijen, zoals Medio Europe, of een lokale boekhandel. In een aantal provincies is sprake van gezamenlijk collectioneren. Daar is een team samengesteld dat op provinciaal niveau de selectie en aanschaf doet voor de deelnemende bibliotheken. Dit gebeurt met behulp van in Wise en/of V-Smart aanwezige “bestelmodules”. Deze zijn gebaseerd op collectieprofielen per bibliotheek(vestiging) en op het zogenaamde “Rationeel collectioneren” . Dit laatste houdt in dat aan de hand van uitleencijfers en gewenste niveaus van uitleenfrequenties het systeem een besteladvies genereert per bibliotheek(vestiging). De deelnemende bibliotheken geven in het profiel aan in welke rubrieken/categorieën welke uitleenfrequenties worden nagestreefd en hoeveel boeken moeten worden aangeschaft en stellen daar een budget voor beschikbaar. Op deze wijze blijven zij zelf bepalen hoe hun collectie er uit ziet. Met behulp van verschillende rapportages kunnen zij het werk van het centrale collectioneringsteam controleren en bewaken. Belangrijk punt is hoe de lokale collectieprofielen tot stand komen. Is dit uitsluitend gebaseerd op uitleencijfers, of is er ook gekeken naar de samenstelling van burgers in het werkgebied, is onderzocht hoe de collectie aansluit bij de behoeften van de leden en van de niet-leden? Nieuwe ontwikkelingen in bestelmodules houden meer rekening met andere factoren dan uitleenfrequenties. Uiteindelijk is en blijft dit de verantwoordelijkheid van de lokale bibliotheek, maar vanuit de collectioneringsteams kan hiernaar worden gevraagd en hierover worden geadviseerd. Dit gezamenlijk collectioneren gebeurt in Friesland, Overijssel, Utrecht, Gelderland, Zeeland, Drenthe en Groningen en levert daar enerzijds efficiencyvoordeel op in de benodigde uren voor selectie en aanschaf en anderzijds een kwaliteitsverbetering door een beter afgestemde provinciale collectie. In Flevoland staat een project op stapel om in 2015 te komen tot provinciale collectieafstemming. In Noord-Holland zijn regionale bovenlokale projecten gestart, als proef voor de rest van Noord- en Zuid-Holland. Voor zover bekend zijn er niet zulke initiatieven in NoordBrabant en Limburg. Ook bij gezamenlijk collectioneren blijft de verantwoordelijkheid voor de fysieke collectie dus bij de lokale bibliotheek liggen. En dat hoort ook zo. Die staat het nauwst in contact met de klanten, de burgers in het werkgebied.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
2
In Gelderland doen overigens CODA en bibliotheek Gelderland Zuid (inclusief “partnerbibliotheken” als Lingewaard, Groesbeek en De Liemers) niet mee in het centraal collectioneren. Desalniettemin wordt er centraal gecollectioneerd voor 96 vestigingen van 17 bibliotheekorganisaties. Dit lijkt een relatief maximale schaalgrootte, omdat het anders te moeilijk wordt voor de collectioneurs om het geheel te blijven overzien. Bij een grotere deelname kan waarschijnlijk beter gekozen worden voor regionale opzet van het centraal collectioneren, waarbij afstemming tussen de regio's georganiseerd kan worden.
1.2 Collectiebeleid Het door bibliotheken gevoerde (fysieke) collectiebeleid is mede gebaseerd op de netwerkgedachte. Naarmate er meer gezamenlijk wordt gecollectioneerd (selectie, aanschaf, saneren) is er meer afstemming te bereiken tussen de bibliotheekcollecties. Het basisidee is dat weinig gevraagde materialen ook minder direct ter beschikking van de klanten hoeven te staan en dus door bibliotheken gezamenlijk kunnen worden aangeboden. In dit verband wordt vaak gesproken over “short tail” collectie, “shoulder” collectie en “long tail” collectie. Een andere basisgedachte is dat de bibliotheken een zo volledig mogelijke collectie moeten bieden die voldoet aan de kwalitatieve eis van pluriformiteit. De VOB heeft hier in 2006 de opzet van een gelaagde en afgestemde collectie van alle bibliotheken in Nederland aan toegevoegd . In zogenaamde provinciale marsrouteplannen zou dit concreet gemaakt worden. Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven is dit laatste niet overal gelukt, maar de uitgangspunten staan nog steeds overeind en worden meer en meer onderschreven door bibliotheken. Schematisch leidde dit tot het volgende:
Basiscollectie
•Eigen beleid en profiel •Voorziet in frequente lokale vraag •Goed lopende titels + lokale uitgaven •Weinig rol in leenverkeer
Provinciale samenwerkingscollectie
•Bestemd voor de hele provincie •Alle domeinen •Belangrijke bijdrage aan Long Tail •Belangrijke rol in leenverkeer
Zwaartepuntcollecties
•Hogere moeilijkheidsgraad •Volledigheid binnen specialisme + bewaarfunctie •In landelijk netwerk met andere zwaartepuntcollecties
Hierbij werd de volgende doelstelling gehanteerd: Elke burger – ongeacht woonplaats – beschikt over een zo compleet en volledig mogelijke collectie: een collectie waarin een optimale balans gevonden is tussen de vraag van de klant en het vakkundig geselecteerde aanbod van de gezamenlijke Nederlandse openbare bibliotheken.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
3
Onder “collectie” werd – ook in 2006 al – verstaan: De collectie is een geheel van goed toegankelijke, deskundig samengestelde traditionele en eigentijdse bronnen; fysiek en digitaal, vrij en onder auteursrecht. De bronnen zijn afkomstig van openbare bibliotheken, hun samenwerkingspartners én van gebruikers; ze zijn aangevuld en verrijkt met de kennis van bibliothecarissen. In het “drie-lagenmodel” beschikt elke bibliotheek over zijn eigen basiscollectie en kan daarmee voldoen aan verreweg het grootste deel van de behoefte van de burgers in het werkgebied. Voor die behoeften die niet uit de basiscollectie gehonoreerd kunnen worden is er de provinciale samenwerkingscollectie, soms ook netwerkcollectie of achtergrondcollectie genoemd. En voor behoeften die ook daaruit niet kunnen worden gehonoreerd, kan worden teruggevallen op het landelijk netwerk met bijvoorbeeld de zwaartepuntcollecties van de PLUS-bibliotheken, tegenwoordig PLUS-collecties geheten. De PLUS-bibliotheken hebben onderlinge afspraken gemaakt over de verdeling van domeinen waarop gecollectioneerd wordt. Daarmee wordt in elk geval voor de zwaartepuntcollecties landelijke afstemming bereikt. Naast deze drie “collectielagen” zijn er nog andere collecties die deel uitmaken van het netwerk, namelijk die van Muziekweb en de Anderslezencollectie, de collectie van de Koninklijke Bibliotheek (KB) en die van de Universiteitsbibliotheken (UB).
Collectie KB/Collecties UB
Muziekwebcollectie
PLUScollectie
PLUScollectie
Anderslezencollectie
Samenwerkingscollectie
Samenwerkingscollectie
Samenwerkingscollectie
Samenwerkingscollectie
Basiscollectie
Basiscollectie
Basiscollectie
Basiscollectie
Basiscollectie
Basiscollectie
De PLUS-collecties zijn onderdeel van de collecties van de PLUS-bibliotheken. Die nemen als bibliotheek ook deel in het provinciale netwerk. Hierdoor wordt de PLUS-collectie onderdeel van de provinciale samenwerkingscollectie, terwijl hij ook landelijk ter beschikking staat.
1.3 Bibliotheken nemen deel in het stelsel Bibliotheken zijn min of meer autonome organisaties, maar hebben al lang ingezien dat samenwerking noodzakelijk is om op een goede manier aan de wensen van de burger tegemoet te komen. Zij vormen daarom op regionaal, provinciaal en landelijk niveau een samenhangend stelsel.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
4
Een van de uitwerkingen hiervan is dat er tussen bibliotheekorganisaties materialen kunnen worden uitgeleend. Hiervoor worden veelal de termen OBL en IBL gebruikt. OBL staat voor “onderling bibliothecair leenverkeer”; dit betreft uitwisseling van materialen tussen bibliotheken die samen gebruik maken van hetzelfde bibliotheeksysteem. Dit is een vrij toevallige omstandigheid die ergens in het verleden is ontstaan. Op de keper beschouwd gaat het ook hier om uitwisseling van materialen tussen bibliotheekorganisaties en is het dus in feite niets anders dan IBL. IBL staat namelijk voor “Interbibliothecair leenverkeer”; dit betreft uitwisseling van materialen tussen bibliotheekorganisaties. De term OBL wekt daarom verwarring en kan dan ook beter niet meer worden gebruikt. Het Ministerie van OCW heeft aangegeven welke gegevens er door de bibliotheken gerapporteerd dienen te worden (Staatscourant 10 december 2014). Hierbij wordt o.a. gesproken over uitlening van materialen aangevraagd bij andere bibliotheekorganisaties en uitlening van materialen aangevraagd door andere bibliotheekorganisaties. Dit strookt met de definitie van IBL zoals deze hierboven is gegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Provinciale Serviceorganisaties in 2015 nog aanvullende kengetallen voor OCW zullen benoemen, waarop zij in 2016 gaan monitoren en in 2017 voor het eerst kunnen rapporteren. Een van de zaken waarop dit betrekking zal hebben is het transport van materialen. IBL is een van de oorzaken van transport van materialen, maar niet de enige. Er ontstaat vanuit efficiencyoverwegingen meer en meer transportbehoefte binnen het werkgebied van bibliotheken zelf. Naarmate het werkgebied (in vierkante kilometers) groter wordt, de vestigingen kleiner en het mediabudget verder onder druk komt te staan, kiezen bibliotheken steeds meer voor wisselende, of “floating” collecties.
1.4 Normering Deel uitmaken van het netwerk geeft niet alleen rechten (het mogen opvragen van materialen bij anderen), maar ook plichten. Een van deze plichten is dat de eigen collectie, de basiscollectie, op peil gehouden moet worden. Hiervoor is een algemeen gehanteerde norm dat: • 95% van de uitleningen van een bibliotheek uit de eigen basiscollectie gehonoreerd moet worden; • 98% van de uitleningen in een provincie moeten uit “de provinciale collectie” gehonoreerd kunnen worden, waarbij met “de provinciale collectie” het totaal van alle basiscollecties en de provinciale samenwerkingscollectie wordt bedoeld; • voor de overig 2% kan een beroep worden gedaan op het landelijke netwerk, de zwaartepuntcollecties etc. In een grafiek ziet dit er als volgt uit:
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
5
Deze percentages lijken een heel concrete en meetbare normering, maar in de praktijk heeft recent onderzoek naar IBL uitgewezen dat het meten hiervan tot verwarring kan leiden, met name omdat definities nogal verschilden (zie hiervoor). Toch is het goed zulke normen te formuleren, want daarmee worden feitelijk ook “spelregels” geformuleerd waar deelnemende bibliotheken zich aan dienen te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat een bibliotheek niet de eigen collectie drastisch kan afbouwen omdat alles wel uit het netwerk gehaald kan worden. Er moet een bepaald evenwicht blijven bestaan tussen de aanspraken die een bibliotheek doet op het netwerk en de bijdrage die die bibliotheek levert aan het netwerk. De uitleningen moeten dus gemonitord worden om te bepalen of alle spelers zich aan de regels houden. Overigens stelde de VOB in haar collectiebeleid van 2006 dat de lokale basiscollectie moest kunnen voorzien in 90% van de lokale behoefte, zonder verder aan te geven welke aandelen er provinciaal en landelijk resteren. De daadwerkelijke percentages zullen door het netwerk, dus in het landelijk afstemmingsoverleg, c.q. de ledenvergadering van de VOB moeten worden vastgesteld.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
6
2 Hoe is het digitaal collectioneren georganiseerd? Als gevolg van de WSOB heeft de KB een centrale rol in het bibliotheekstelsel gekregen en worden de taken van SIOB en BNL geïntegreerd in de KB. Eén van de nieuwe taken van de KB wordt het opstellen van een landelijk Collectieplan waarin de kaders en verantwoordelijkheden t.a.v. inkoop e-content zijn vastgelegd. In de Memo “Kaders en Werkwijze inkoop e-content’’ van de KB wordt de werkwijze van een landelijke inkoopcommissie verder uitgewerkt. Op basis van deze memo zijn met de VOB concrete afspraken gemaakt over de invulling en werkwijze van een commissie die namens het netwerk van openbare bibliotheken e-content aanschaft ten behoeve van de Digitale Bibliotheek Nederland. Tussen KB en VOB zijn de volgende afspraken gemaakt. De VOB is verantwoordelijk voor: • het organiseren van draagvlak voor de selectie (het “wat”), ontsluiting, distributie(kanalen), voorwaarden, beschikbaarstelling en marketing van e-content binnen de branche; • het ophalen van input voor de selectie van e-content bij de leden van de VOB; • het ter akkoord voorleggen van jaarplan e-content aan de algemene ledenvergadering van de VOB; • het informeren van de leden over de voortgang met betrekking tot de realisatie van het jaarplan e-content en het gebruik van de e-content (inclusief financiële rapportage); • het voordragen en benoemen van leden voor de adviesgroep, voordracht e-content en de inkoopcommissie e-content. De KB is verantwoordelijk voor: • het “hoe”, de uitvoering: uitwerken van inkoopvoorstellen inclusief marketing, ontsluiting en distributie(kanalen), vaststellen voorwaarden beschikbaarstelling, onderhandelen en contracteren, financieel management en contractbeheer, realisatie technische ontsluiting, beschikbaarstelling en uitvoering marketing; • het leveren van secretarieel-administratieve en juridische ondersteuning van de inkoopcommissie e-content; • het volgen van de markt voor e-content (aanbod en business modellen); • het leveren van een kwartaalrapportage aan de branche (VOB) met gegevens over de voortgang van de inkoop, ontsluiting, distributie(kanalen), marketing, gebruik en financiën van e-content voor de openbare digitale bibliotheek. Het jaarplan e-content wordt opgesteld op basis van het landelijke collectieplan, dat daarmee een belangrijke richtinggevende factor gaat worden. Dit Collectieplan verschijnt naar verwachting voorjaar 2015 . De gekozen opzet met een adviesgroep en een inkoopcommissie biedt de branche mogelijkheden invloed op dit niveau uit te oefenen, naast het leveren van input voor het landelijke collectieplan. De Inkoopcommissie heeft een meer beleidsmatige, kaderstellende en financiële bewakingstaak en geeft de KB bindende opdrachten tot inkoop van e-content. De Adviesgroep Voordracht volgt het aanbod en de ontwikkelingen in de markt. Mede op basis van marktgegevens en gebruiksgegevens die de KB verstrekt. De samenstelling van beide organen wordt vastgesteld door de VOB.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
7
3 Afstemming fysiek en digitaal collectioneren. 3.1 Inleiding Met ingang van 2015 is de Wet Stelseltaken Openbare Bibliotheken van kracht. Hierin is onder meer bepaald dat er collectieplan voor de gehele branche komt en dat t.b.v. de Digitale Bibliotheek Nederland een substantieel en structureel bedrag beschikbaar komt voor de samenstelling van een digitale collectie. In 2015 gaat het om een bedrag van € 8 miljoen dat jaarlijks oploopt naar een bedrag van € 12,2 miljoen in 2018. Net als voor de fysieke collecties van openbare bibliotheken gelden voor de digitale collectie onderstaande kernwaarden: • Betrouwbaarheid • Onafhankelijkheid • Authenticiteit • Pluriformiteit • Toegankelijkheid In 2014 is in opdracht van het ministerie OCW een ”Actualisatie onderzoek Digitale Content in de collectie van Openbare Bibliotheken’’ door Kwinkgroep en Rebel (Den Haag, maart 2014) uitgevoerd. Hierin worden vijf content stromen gedefinieerd: • E-books (inclusief e-books jeugd) • Muziek (exclusief bladmuziek) • Databanken, dagbladen en tijdschriften • Audiovisuele content • Specifieke content voor jeugd (exclusief e-books), onderwijs en leven lang leren Hoewel er tegenwoordig (terecht) veel aandacht is voor de opbouw van digitale collecties, is het goed om ons te realiseren dat er nog steeds veel meer geld en inspanning gemoeid is met de fysieke collecties. Onderstaande cijfers laten dit zien: NBDBiblion verkoopt jaarlijks aan de openbare bibliotheken voor 30 miljoen euro aan media. Deze omzet is vanaf 2008 door bezuinigingen en rationalisaties met 20% gezakt en recent –twee jaar terug- is de teruggang tot stand gebracht. Het resultaat van 2014 was zelfs iets beter dan dat van 2013. Hierin is wel het aandeel digitaal (op een harde informatiedrager) dramatisch gezakt. Uitgaande van dalende omvang van de fysieke collecties zal dat budget de komende jaren nog verder dalen, maar als we aannemen dat het in 2018 ergens tussen € 25 miljoen en € 30 miljoen zal zijn, zitten we er vast niet ver naast. Als we dit vergelijken met het begrote budget voor e-content van € 8 miljoen in 2015 (uitname gemeentefonds), wat oploopt naar € 12,2 miljoen in 2018 is duidelijk dat het budget voor de fysieke collectie in elk geval de komende jaren nog aanzienlijk groter zal zijn dan dat voor e-content. Afstemming in het fysieke domein mag daarom niet worden “vergeten”.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
8
3.2 Afstemming fysieke collecties Voor het creëren van afstemming op landelijk niveau voor zowel de fysieke collectie, als voor de combinatie fysieke en digitale collectie, ligt het voor de hand gebruik te maken van regionale en provinciale collectioneringstructuren om input vanuit de branche te bundelen. In eerste instantie is het dan zaak de afstemming op het vlak van de fysieke collecties te realiseren. Dit kan door een landelijk collectieoverleg te organiseren waarin vertegenwoordigers van de provinciale collectieoverleggen en van de PLUS-bibliotheken deelnemen. Zo ontstaat een gelaagde structuur die overeenkomt met de inrichting van het netwerk: basisbibliotheek (OB-en) – regioverband – provinciaal verband – landelijk verband:
Deze gelaagde structuur sluit aan bij de huidige structuur van de branche en het achterliggende idee van de gelaagde collectieopbouw in het netwerk. In dit landelijk overleg moet het gaan over trends en ontwikkelingen in (basis-, provinciale en landelijke) collecties en hoe daar het beste op kan worden ingespeeld, om de bibliotheek zo optimaal mogelijk te positioneren. Het uiteindelijke doel moet immers zijn de dienstverlening aan de burger te verbeteren door een betere afstemming van de inhoud van fysieke collecties, of een betere wijze van ontsluiten en aanbieden te realiseren. Het gaat dan over onderwerpen als: • Ontwikkelingen en trends in fysieke materialen; • Afstemming met PLUS- en overige collecties; • Ontwikkelingen leenverkeer, transport; • Mogelijkheden tot verbetering dienstverlening of kostenbesparing; • Hoe meten we of het aanbod is verbeterd? • Onder welke voorwaarden wordt er aan andere organisaties uitgeleend (ook percentages vaststellen en monitoren)? • Etc.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
9
Dit overleg kan hiermee enerzijds dienen als adviesorgaan voor de VOB/branche als het gaat om de ontwikkeling van, en het omgaan met fysieke collecties. Anderzijds is van hieruit de inbreng namens “de fysieke bibliotheek” te leveren in het landelijk overlegorgaan voor het totale collectiebeleid (fysiek en digitaal), zoals geschetst in de volgende paragraaf. De hier geschetste structuur sluit weliswaar goed aan bij de bestaande structuren, maar vereist nogal veel overleg op de verschillende niveaus. Een andere, efficiëntere, mogelijkheid is dan ook dat bibliotheken hun hele collectievorming uitbesteden aan bijvoorbeeld NBD|Biblion. Die zorgt dan op basis van een vestigingsprofiel, beschikbaar budget en bestelhistorie dat er materialen worden aangeschaft voor die vestiging. OBA is de eerste bibliotheek die hier gebruik van maakt. Inmiddels zijn er zo’n twintig bibliotheekorganisaties die hier gebruik van maken. NBD|Biblion zou dan uiteraard ook moeten zorgdragen voor provinciale afstemming van de collecties. Gegeven het feit dat de (PLUS-)bibliotheken voor 95% of meer hun collecties aanschaffen via NBD|Biblion, kan dit een reële situatie zijn. Qua efficiency is hiermee een flinke besparing te realiseren. In dat geval is er immers geen overleg meer (nodig) op regionaal en provinciaal niveau en vormt NBD|Biblion feitelijk het landelijke niveau voor wat betreft de fysieke collectionering. Het plaatje zou er dan als volgt uitzien:
Aangezien op dit moment nog een beperkt aantal bibliotheken op deze wijze werkt en er provincies zijn waar nog in het geheel niet gezamenlijk wordt gecollectioneerd, of nog slechts wordt geëxperimenteerd, lijkt dit vooralsnog echter een brug te ver. Als ontwikkeling zou dit een prima onderwerp zijn om te bespreken in het landelijk afstemmingsoverleg over de fysieke collecties. Van daaruit kan een advies aan de branche worden geformuleerd.
3.3 Afstemming fysieke en digitale collecties In tweede instantie kan vanuit dit landelijk afstemmingsoverleg voor de fysieke collectie een vertegenwoordiging worden afgevaardigd die meedenkt en meepraat over de afstemming tussen de fysieke en de digitale collectie. Samen met een vertegenwoordiging uit het “team” dat zorg draagt voor de samenstelling van de digitale collectie wordt dan op landelijk niveau de afstemming gezocht:
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
10
Ook in dit landelijk overleg moet het gaan over trends en ontwikkelingen, maar dan met betrekking tot zowel fysieke als digitale collecties en hoe daar het beste op kan worden ingespeeld, om de bibliotheek zo optimaal mogelijk te positioneren. Welke kansen biedt de samensmelting van fysiek en digitaal als het gaat om het verbeteren van de klantpropositie? Het uiteindelijke doel moet ook hier zijn dat de dienstverlening aan de burger wordt verbeterd. Hetzij door een betere afstemming van de inhoud van digitale en fysieke collecties, hetzij door een betere wijze van ontsluiten en aanbieden te realiseren. Het gaat dan over onderwerpen als: • Ontwikkelingen en trends in digitale en fysieke materialen; • Ontwikkelingen en wensen in aanbod van digitale collectie in relatie tot fysieke collecties; • Mogelijkheden tot verbetering dienstverlening of kostenbesparing; • Hoe meten we of het aanbod is verbeterd? • Onder welke voorwaarden wordt het aanbod gerealiseerd? • Etc. Dit landelijk overleg collectiebeleid brengt, afhankelijk van het onderwerp, advies uit aan de VOB, de KB, of de Inkoopcommissie. Daarna volgt het advies de geëigende weg naar besluitvorming en eventueel uitvoering.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
11
4 Invoeringsplan en tijdpad Dit adviesrapport is in opdracht van het SIOB uitgevoerd in 2014 en wordt als gevolg van de integratie van SIOB in de KB in mei 2015 aangeboden aan de KB. Het advies is een onderdeel van het sleutelproject NBC+; content en contextualisering, uit de branchestrategie “de Bibliotheek levert waarde”. Dit project is door SIOB met partijen als KB, Plusbibliotheken, BNL, NBD/Biblion en SPN vormgegeven.
Een mogelijk invoeringsplan kan starten met het organiseren van een eerste overleg met de provinciale coördinatoren. In dit overleg moet de achtergrond en het doel van het overleg worden geschetst. Als dit helder is kan worden de lange termijn agenda van het overleg worden besproken en worden vastgesteld welke onderwerpen (zie paragraaf 3.2) prioriteit moeten krijgen in het werk van dit Landelijk overleg Fysieke Collectie. Op basis daarvan kan een plan van aanpak inclusief tijdpad worden opgesteld en dient (een) werkgroep(en) aan de slag te gaan om invulling te geven aan de gekozen onderwerpen. Vertegenwoordigers uit het Landelijk overleg Fysieke Collectie kunnen daarna samen met vertegenwoordigers van het “digitale collectioneringsteam” bijeenkomen in het Landelijk overleg Collectiebeleid, om op soortgelijke wijze de achtergrond en het doel van het overleg uitgelegd te krijgen, de lange termijn agenda vast te stellen en inhoudelijke afspraken te maken over de te benoemen onderwerpen (zie paragraaf 3.3). Voor beide overleggen is zeker in de beginfase een goede, inhoudelijk terzakekundige en tegelijk resultaatgerichte voorzitter een belangrijke voorwaarde.
Adviesrapport Landelijke afstemming collectiebeleid, Anton Dierdorp
12