ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Index Deel 1 Gebruiksaanwijzingen Deel 2 Inleiding en veiligheidswaarschuwingen Deel 3 Productbeschrijving Deel 4 Werkingsprincipe Deel 5 Onderhoudsinstructies Deel 6 Testprocedures Deel 7 Foutopsporing Deel 8 Onderdelen en gereedschappen
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
1
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
2
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 1
Gebruiksaanwijzingen
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
3
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Overdruk ademautomaten– Type A
4
3338727
Overdruk ademautomaten – Type AE
3338726
Onderdruk ademautomaten – Type N
3338725
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 2
Inleiding en veiligheidswaarschuwingen
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
5
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
6
Inleiding De serie Plus- en PSS-ademautomaten zijn goedgekeurd voor gebruik met goedgekeurde Dräger-ademluchttoestellen en gelaatstukken. De combinatie ademautomaat, ademluchttoestel en gelaatstuk biedt de gebruiker van de uitrusting adembescherming voor werk in of evacuatie uit levensbedreigende omgevingen met vervuilde gasatmosferen of gasatmosferen met zuurstofgebrek. In sommige marktgebieden heeft het prefix PSS als betekenis “ademautomaat met korte slang”.
Veiligheidswaarschuwingen Uitleg – De met het toestel meegeleverde gebruiksaanwijzing moet in acht worden genomen. Onderhoud - De ademluchtuitrusting dient te worden onderhouden zoals beschreven in de Dräger onderhoudsschema’s en -instructies.
Neem contact op met Dräger voor meer details over de service contracten en de onderhoudstrainingen.
Training – Potentiële gebruikers moeten zijn getraind in het dragen en het gebruik van de uitrusting, en de beperkingen ervan begrijpen.
Neem contact op met Dräger voor details m.b.t. gebruikerstrainingen.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
7
Overdruk ademautomaat – Afbeelding toont type A
1100
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
8
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 3
Productbeschrijving
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
9
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
10
Productbeschrijving De serie Plus- en PSS-ademautomaten zijn beschikbaar in de volgende varianten: Type A - Overdruk met insteekconnector voor aansluiting op het gelaatstuk. Type AE - Overdruk met M45 schroefconnector voor aansluiting op het gelaatstuk. Type N - Normale druk met M40 (Rd40) schroefconnector voor aansluiting op het gelaatstuk. Deze hoogwaardige ademautomaten zijn uitgerust met een ingebouwd piston, welke vanaf de fabriek verzegeld is. Deze onderdelen moeten bij gemiddeld gebruik de levensduur van de ademautomaat meegaan. De Dräger-garantie vervalt bij pogingen van de gebruiker om zelf de piston of de bijhorende injector bij te regelen. Bijregeling van de regelhoogte van de hevel is nodig na aansluiten van een nieuwe piston op een bestaand doseerventiel of na vervanging van de doseerventielbehuizing. De schroefverbinding van het handwiel van de schroefbare productvarianten (types AE en N) hebben een ingebouwd draai-element; na bevestiging aan het gelaatstuk kan de ademautomaat hierdoor tot op zekere hoogte radiaal meedraaien bij hoofd- en lichaamsbewegingen van de gebruiker. Het draai-element is echter niet geschikt voor constante draaibewegingen. Afneembare productvarianten van de ademautomaat hebben een middendrukslang met een snelkoppeling (male) waarmee de ademautomaat kan worden aangesloten op de snelkoppeling (female) van de middendrukslang van de drukregelaar van het ademluchttoestel. (De PSSserie ademautomaten zijn uitgerust met een korte slang.) Vaste productvarianten van de ademautomaat hebben een middendrukslang met een koppeling die gemaakt is voor rechtstreekse verbinding met de middendrukuitgang van de drukregelaar van het ademluchttoestel. De behuizing van de ademautomaten is gemaakt uit sterk en duurzaam gevormd materiaal met een composiet-glasvulling. Ademautomaten met overdruk hebben een manuele resetknop om de positieve-drukfunctie uit te schakelen (‘OFF’) – de knop moet worden ingedrukt vóór het openen van de afsluiter van de ademluchtcilinder. Bij de eerste ademhaling van de gebruiker wordt de overdruk ingeschakeld (‘ON’). Van alle productvarianten is het mogelijk het doseerventiel in te schakelen door in het midden op de rubber beschermingskap aan de voorkant van de ademautomaat te drukken. Ademautomaten die met ademluchttoestellen voor kortstondig gebruik en evacuatie-units worden toegepast zijn hier niet standaard mee uitgerust.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 4
Werkingsprincipe
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
11
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
12
Gebruik Overdruk ademautomaten – Types A en AE Zie afbeelding 1. Voordat de middendruk ademluchttoevoer wordt ingeschakeld moet het overdrukmechanisme worden uitgeschakeld ('Off'). Druk daarvoor op de resetknop bovenop de ademautomaat; de hevel en het membraan worden dan naar boven geduwd en vergrendeld. De veer die zich in de piston bevindt en welke drukt op de sluitkegel, drukt de sluitkegel tegen het ringvormige dichtvlak. De uitgang van het doseerventiel is dan luchtdicht afgesloten (‘Off’). Bij het openen van de afsluiter van de ademluchtcilinder stroomt middendruk ademlucht uit de drukregelaar door de middendrukslang van de ademautomaat in het doseerventiel. Zie afbeelding 2. Wanneer de gebruiker inademt ontstaat onderdruk binnen in het gelaatstuk en in de ademautomaat. Door de onderdruk drukt de omgevingslucht op het membraan. Het membraan wordt ingedrukt en drukt tegen de scharnierende hevel van het doseerventiel, waardoor het resetmechanisme ‘Off’ wordt vrijgegeven. Als de gebruiker verder inademt wordt het membraan verder ingedrukt, waardoor de nok van de hevel tegen de tweede kleinere hevel kantelt. De tweede kleinere hevel draait en drukt tegen de eindaanslag van de zuiger in de piston: de zuiger wordt axiaal tegen de conische veer gedrukt; daardoor wordt de sluitkegel uit de zitting gelicht en kan lucht uit de ademautomaat naar het gelaatstuk van de gebruiker stromen. Een spanveer welke gemonteerd zit aan de bajonetkap van de ademautomaat drukt dan op het membraan; de hevels en de conische veer lichten de sluitkegel naar boven, waardoor een overdruk (hoger dan omgevingsdruk) binnen in het gelaatstuk wordt onderhouden. Wanneer de gebruiker niet meer inademt maar uitademt, bewegen het membraan, de hevels en de sluitkegel in omgekeerde richting. Deze cyclus herhaalt zich als de gebruiker weer inademt.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
13
Doseerventie ‘Gesloten’
Midden druk (M.D.) Afb. 1 0583
Doseerventiel ‘Open’
Doseerventiel ingeschakeld Stroming van ademlucht naar gelaatstuk
Afb. 2 0587
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
14
Onderdruk ademautomaten – Type N Zie afbeelding 3. De conische veer in de piston van het doseerventiel drukt tegen de zuigerrand, waardoor de sluitkegel tegen de sluitrand van de zuigerbehuizing (piston) wordt geduwd – de uitgang van het doseerventiel is dan luchtdicht afgesloten (‘Off’). Bij het openen van de afsluiter van een ademluchtcilinder stroomt middendruk ademlucht uit de drukregelaar door de middendrukslang van de ademautomaat in het doseerventiel. Zie afbeelding 4. Wanneer de gebruiker inademt ontstaat onderdruk binnen in het gelaatstuk en de ademautomaat. Door de onderdruk drukt de omgevingslucht op het membraan; het membraan drukt tegen de scharnierende hevel van het doseerventiel. Als de gebruiker verder inademt wordt het membraan verder ingedrukt, waardoor de nok van de hevel tegen de tweede kleinere hevel kantelt. De tweede kleinere hevel draait en drukt tegen de eindaanslag van de zuiger in de piston: de zuiger wordt axiaal tegen de conische veer gedrukt; daardoor wordt de sluitkegel uit de zitting gelicht en kan lucht uit de ademautomaat naar het gelaatstuk van de gebruiker stromen. Wanneer de gebruiker niet meer inademt maar uitademt, bewegen het membraan, de hevels en de sluitkegel in omgekeerde richting. Deze cyclus herhaalt zich als de gebruiker weer inademt.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
15
Doseerventiel uitgeschakeld
Middendruk (M.D.)
Afb. 3 1169
Doseerventiel ingeschakeld
Stroming van ademlucht naar gelaatstuk
Afb. 4 1170
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
16
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 5
Onderhoudsinstructies
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
17
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Paragraaf Titel 5.1
Inhoud
5.1
Onderhouds- en testintervallen
5.2
Reinigen, desinfecteren, drogen
5.2.1
Belangrijke informatie
5.2.2
Schoonmaken en desinfecteren
5.3
Membraan vervangen
5.4
Overdrukveer vervangen
5.5
Middendrukslang vervangen
5.5.1
Middendrukslang demonteren
5.5.2
Middendrukslang monteren
5.6
Injector vervangen
5.7
Doseerventielbehuizing vervangen
5.7.1
Doseerventielbehuizing demonteren
5.7.2
Doseerventielbehuizing monteren – instelling hevelhoogte
5.8
Connectordelen smeren – M40 en M45
5.8.1
Connectordelen van de ademautomaat demonteren – M40 en M45
5.8.2
Connectordelen demonteren – M40 en M45
5.8.3
Connector monteren – M40
5.8.4
Connector monteren – M45
5.8.5
Connectordelen op de ademautomaat monteren – M40 en M45
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
18
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.1
19
Onderhouds- en testintervallen Controle-, onderhouds- en testintervallen van de uitrusting dienen volgens de onderstaande tabel te worden uitgevoerd. De resultaten van de controle-, test- en onderhoudsbeurten dienen te worden vastgelegd in het onderhoudsprotocol van de uitrusting. Deze instructies gelden ook voor niet gebruikte (reserve) apparatuur.
Belangrijke opmerking: Deze tabel dient als een algemene richtlijn te worden opgevat. Zie ook de intervallen voor controle-, onderhouds- en testintervallen in het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel. Ademautomaat
Titel Na gebruik Reinigen en desinfecteren indien mn vervuild of noodzakelijk Visuele controle m Functionele tests en lektest m zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing Dynamische en statische test volgens instructies van de fabrikant
Maandelijks
Jaarlijks
u u m
Aanbevolen door Dräger COSHH Type A – Ademautomaat met steekaansluiting – De O-ring van de connector invetten met Molykote 3331241.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.2
20
Reinigen, desinfecteren, drogen
5.2.1 Belangrijke informatie
Door Dräger wordt aanbevolen dat gecontamineerde of vervuilde onderdelen zorgvuldig worden gereinigd, gedesinfecteerd en daarna gedroogd, na gebruik of naar inzicht van de gebruiker.
Om de correcte werking van de uitrusting te garanderen dient u door Dräger aanbevolen reinigings- en desinfecterende producten te gebruiken. Bij gebruik van andere producten vervalt de Dräger-garantie.
Bij gebruik van baden met reinigings- en desinfecterende oplossingen mogen de ondergedompelde componenten en delen alleen met de hand worden geschud. Alle mechanische roer- of schudtechnieken – bijv. ultrasoon reinigen, wasmachines, vaatwassers, enz. – dienen door Dräger schriftelijk te worden goedgekeurd.
Opmerking: Door reinigingsoplossingen worden smeermiddelen geleidelijk van bewegende delen verwijderd. Voer steeds functionele tests uit op gereinigde, gedesinfecteerde en gedroogde onderdelen. Smeer bewegende delen opnieuw indien nodig. Veiligheidsopmerking: Raadpleeg bij gebruik van reinigingsproducten en desinfecterende producten de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Neem concentraties en inwerktijden in acht. Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals aceton, alcohol, spiritus, trichloorethyleen of gelijkaardige producten.
De volgende producten en methoden worden door Dräger aanbevolen:
1. Reiniging: Safety Wash 1 liter dispenser 1 liter navulling 5 liter dispenser 5 liter navulling Sekusept 4 flessen à 2 liter
Deze producten dienen met koud water te worden gebruikt. De behandelingstemperatuur mag nooit hoger zijn dan 30°C.
3380164 3380165 3380166 3380167 7904071
Opmerking: Spoel de reinigingsoplossing met schoon water weg voordat met desinfectie wordt begonnen.
2. Desinfectie: Wipex doeken (handmatig desinfecteren) Pak van 50 Incidur (6 liter flacon) Incidur (30 liter flacon)
Dit product dient met koud water te worden gebruikt. De behandelingstemperatuur mag nooit hoger zijn dan 30°C.
3380375 7904072 7904073
Opmerking: Spoel vóór het drogen de desinfecterende oplossing met schoon water weg. tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
21
3. Spoelen en drogen Spoel reinigings- en desinfecterende oplossingen weg met schoon, stromend water en droog daarna de gereinigde/gedesinfecteerde onderdelen. Droog de onderdelen nooit op meer dan 60°C. Haal de gedroogde onderdelen onmiddellijk uit de droogkast. Droog onderdelen nooit langer dan 30 minuten.
5.2.2 Schoonmaken en desinfecteren
Uitwendig reinigen van de ademautomaat mag gebeuren indien nodig met een doek gedrenkt in de hierboven vermelde reinigingsoplossing.
Belangrijke opmerking: Bij gebruik van een vochtige doek ervoor zorgen dat er geen vloeistofresten in de ademautomaat komen.
Als naar inzicht van de gebruiker de ademautomaat inwendig moet worden gedesinfecteerd, dienen de hiernavolgende instructies te worden opgevolgd:
Opmerking: 1 Koppel de ademautomaat los van de middendrukslang van het ademluchttoestel. Opmerking: 2 Ademautomaten die rechtstreeks op de drukregelaar zijn aangesloten dienen aan de slangverbinding met de drukregelaar te worden losgekoppeld. Zie het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel voor meer informatie over deze procedure.
Benodigd gereedschap: Membraansleutel Siliconenspray - SILKOSPRAY® (500 ml)
Zie afbeelding 1 – (Afbeelding toont Type A.)
1
Koppel de ademautomaat los van de uitrusting.
2
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat. Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat.
1
6
2
Opmerking: Types A en AE – De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen. 3
4
R26817 1563343
3
6
5
Afb. 1 0584
Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4).
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 4
22
Vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat om de hevel (5) te bedekken en te beschermen. Dompel de ademautomaat, het membraan, de glijring en de bajonetkap in reinigingsvloeistof en schud met de hand. (Zie de instructies i.v.m. reinigingsvloeistoffen.)
Opmerking: Types A en AE – Zorg ervoor dat de overdrukveer niet wordt uitgestrekt of verwrongen. 5
Spoel na het reinigen de onderdelen in schoon water; dompel daarna de ademautomaat, het membraan en de bajonetkap in reinigingsvloeistof en schud met de hand. (Zie de instructies i.v.m. desinfecterende vloeistoffen.) Vouw na desinfecteren de rubberen beschermkap weg van de voorkant van de ademautomaat en spoel alle onderdelen in schoon water – let erop dat de hevel niet wordt beschadigd.
6
Druk op de resetknop (6) van de A- en AE-type ademautomaten om de hevel op te lichten en de zuiger te sluiten.
7
Sluit de middendrukslang van de ademautomaat aan op een middendrukluchttoevoer. Schakel de luchttoevoer in (‘ON’) en druk zachtjes op de hevel om restvloeistof weg te blazen.
Veiligheidsopmerking: Draag oogbescherming. 8
Druk op de resetknop van de A- en AE-type ademautomaten om de hevel op te lichten en de zuiger te sluiten. Schakel de luchttoevoer uit (‘OFF’) en koppel daarna de middendrukslang los van de luchttoevoer van de ademautomaat. Droog de onderdelen grondig.
Opmerking 1: Na iedere 5 reinigingsbeurten de hevels smeren. Opmerking 2: Droog de onderdelen nooit op meer dan 60°C.
Zie afbeelding 2.
9
Hevels smeren – Houd de ademautomaat zoals getoond in afbeelding 2, met de hevel (1) dusdanig geplaatst dat de raakpunten van de hevel en de tweede kleinere 1 hevel (2) maximaal bereikbaar zijn. Steek de sproeibuis van de siliconenspray in de behuizing van de ademautomaat en sproei twee keer kort smeermiddel in de richting van het pijltje op afbeelding 2.
2
Afb. 2 1386
Veiligheidsopmerking: Zie de Waarschuwingen en voorzorgsmaatregels op de SILKOSPRAY®-bus.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
23
10
Plaats de rand van het membraan voorzichtig in de groef van de behuizing van de ademautomaat. Plaats de scherpe zijde van de glijring in de kraag van het membraan.
Types A en AE – Plaats de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan.
11
Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van het ademautomaat. Druk op de resetknop van het A- of AE-type ademautomaat. Sluit de ademautomaat aan op de testapparatuur en voer een lektest en een functietest uit.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
24
5.3
Membraan vervangen
Benodigd gereedschap: Membraansleutel
Zie afbeelding 3 – Afbeelding toont type A-ademautomaat.
1
1 6
2
4
3
R26817 6
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat. S teek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat.
Opmerking: Types A en AE – De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen.
5 Afb. 3 0584
2
Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4). Het defecte membraan weggooien.
3
Plaats de rand van het nieuwe membraan voorzichtig in de groef in de behuizing van het ademautomaat. Plaats de scherpe zijde van de glijring in de verdieping in de kraag van het membraan.
Types A en AE – Plaats de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan.
Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat.
4
Druk op de resetknop van de A- of AE-type ademautomaat. Sluit de ademautomaat aan op de testapparatuur en voer een lektest en een functietest uit.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
25
5.4
Overdrukveer vervangen – Types A en AE
Benodigd gereedschap: Membraansleutel
Zie afbeelding 4 – Afbeelding toont type A-ademautomaat.
1
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat. S teek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat.
1
2
R26817
3
Opmerking: De overdrukveer (3) blijft aan de bajonetkap vastzitten.
Afb. 4 1133
2
Kijk binnen in de bajonetkap; met de axiale bevestigingspoot van de veer in 11-uur positie geplaatst, haak de eerste spiraal van de veer los van de bevestigingsnok in 2-uur positie, en daarna los van de bevestigingsnok in 6-uur positie. Draai de veer iets linksom om de spiraal van de laatste bevestigingsnok (10-uur positie) los te maken; daarna kan de axiale bevestigingspoot van de veer door het gat uit de bajonetkap worden gehaald. Gooi de defecte veer weg.
3
Monteer een nieuwe veer als volgt. Kijk binnen in de bajonetkap; met het borggat voor de axiale bevestigingspoot van de veer in 11-uur positie geplaatst, steek de axiale bevestigingspoot van de veer in het borggat in de bajonetkap. Haak de eerste spiraal van de veer onder de bevestigingsnok in 10-uur positie, dan onder de bevestigingsnok in 6-uur positie, en daarna onder de bevestigingsnok in 2-uur positie.
Opmerking: Zorg ervoor dat slechts één winding van de veer onder elk van de drie bevestigingsnokken is geplaatst. 4
Controleer of het membraan en de glijring nog steeds correct in de behuizing van de ademautomaat geplaatst zijn; plaats dan de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan. Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat.
5
Druk op de resetknop; sluit daarna de ademautomaat aan op de testapparatuur en voer een lektest en een functietest uit.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.5
26
Middendrukslang vervangen
5.5.1 Middendrukslang demonteren
Benodigd gereedschap: Schroevendraaier Membraansleutel Haakgereedschap
1
Koppel de ademautomaat los van de snelkoppeling van de testapparatuur.
3336222 R26817 3310663
Opmerking: Vaste productvarianten van de ademautomaat hebben een middendrukslang die rechtstreeks is aangesloten op de middendruk uitgangsopening van de drukregelaar. Dit type ademautomaat dient te worden losgekoppeld en weggenomen van de drukregelaar. Zie het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel voor meer informatie over het demonteren van de slang van de drukregelaar.
Zie afbeelding 5. (Afbeelding toont Type A.)
2
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat. S teek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat.
1
2
4
3
Opmerking: De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen. 3
Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4).
Zie afbeelding 6.
Afb. 5 0584
1
3
Belangrijke opmerking: De witte borgclip (1) moet worden verwijderd vóór het demonteren van de zwarte clip (2). 2 Afb. 6 1134
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 4
Steek het haakeinde van het haakgereedschap in het gat in de zijkant van de witte borgclip (1); trek de witte borgclip eruit en neem het weg. Houd de banjo volledig in het doseerventiel (3) gestoken; schuif de zwarte clip (2) naar het doseerventiel om de zwarte clip uit de rand van de behuizing vrij te maken. Steek het haakeinde van het haakgereedschap onder de uitstekende pin van de zwarte clip (2); trek daarna de zwarte clip van de banjo-as van de slang. Neem de slang vast en trek met een draaiende beweging de banjo-as uit de behuizing van de ademautomaat. Gooi de defecte middendrukslang weg.
Opmerking: Gooi de witte borgclip (1) en de zwarte clip (2) weg. Witte borgclip en zwarte clip niet opnieuw gebruiken.
5.5.2 Middendrukslang monteren 1
27
1
3
2 Afb. 6 1134
1
2
Controleer de O-ringen (1) en (2), afb. 7, van de banjo op correcte montage en beschadiging. Vervang indien nodig de O-ringen. Breng een dunne laag Molykote 111-vet aan rond de buitenzijde van de O-ringen.
Veiligheidsopmerking: Lees op de Molykote 111-verpakking de instructies i.v.m. veilig omgaan met siliconenvet.
Afb. 7
Zie afbeelding 8.
1135
2
Steek de banjo volledig door het gat in de behuizing van de ademautomaat en met een draaiende beweging in het gat in het doseerventiel (3); druk daarna een nieuwe zwarte clip (2) op zijn plaats over de banjo-as van de slang – houd ondertussen de banjo in positie. Houd de banjo-as van de slang volledig ingestoken; schuif de zwarte clip (2) weg van het doseerventiel in de rand van de behuizing, steek een nieuwe witte borgclip (1) op zijn plaats en zorg ervoor dat de uitsparing van de witte borgclip rond de uitstekende pin van de zwarte clip (2) komt. Zie afbeelding 8. Trek aan de banjo om deze op vaste bevestiging te controleren.
3
2
1 Afb. 8 1136
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
28
3
Plaats de rand van het membraan voorzichtig in de behuizing van de ademautomaat. Plaats de scherpe zijde van de glijring in de verdieping in de kraag van het membraan; plaats daarna de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan.
Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing, zet de rubberen beschermkap terug op zijn plaats en vouw het over de voorkant van de ademautomaat. Druk op de resetknop om de overdruk uit te schakelen (‘Off’).
Opmerking: Vaste productvarianten van de ademautomaat moeten rechtstreeks op de middendruk uitgangsopening van het de drukregelaar worden aangesloten. Zie het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel voor meer informatie over het aansluiten van de slang op het de drukregelaar.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.6
29
Injector vervangen – Types A, AE en N
Belangrijke opmerking: De injectors zijn vooraf ingestelde units die uitsluitend mogen worden gebruikt met de juiste productvariant – A, AE of N – van de ademautomaat. Verwissel de stukken niet en gebruik steeds de juiste injector met de juiste ademautomaat. Voor gemakkelijke identificering zijn de verschillende typen injectors gecodeerd middels een kleur – zie afbeelding 9. Bij pogingen tot draaien of bijregelen van het conuseinde (1), afb. 9, 2 van de injector vervalt de DrägerType A - 1 - Zwart 2 - Zwart garantie. Als de injector moet Type AE - 1 - Wit 2- Zwart worden vervangen, gebruik dan Type N - 1 - Zwart 2 – Wit steeds een nieuw, in de fabriek ingesteld geheel. Benodigd gereedschap: Membraansleutel Nr. 2 Pozidrive schroevendraaier
AE en N Monteergereedschap – (connector O-ring) Connectorgereedschap
1
Zie afbeelding 10. (Afbeelding toont Type A.)
2
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat en neem deze weg van de ademautomaat. Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van het ademautomaat.
1
2
Opmerking: Types A en AE – De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen. 3
4
1 Afb. 9 1137
R26817 3331245 3310664 3310679
3
Afb. 10 0584
Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4).
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
Zie afbeelding 11.
4
Gebruik de Pozidrive schroevendraaier en draai de klemschroef (1) los totdat de borgarm (2) van de kroon van de connector (3) kan worden afgenomen.
5
Verwijder de connector als volgt.
Opmerking: Probeer nooit insteek- of schroefconnectors te verwijderen als de borgarm op de kroon van de connector vastzit. Zie stap 4.
1 2
30
4
3 Afb.11 1138
Insteekconnector – Type A Neem de insteekconnector vast en draai hem linksom om hem van de behuizing van de ademautomaat te verwijderen. Verwijder de injector (4).
Schroefconnector – Types AE en N Gebruik het connectorgereedschap (3310679); steek de pinnen van het gereedschap in de draaiende connector; draai om de gleuven van het vaste einde van de connector uit te lijnen en steek de pinnen dan verder en volledig in; draai linksom om de schroefconnector inclusief handwiel van de behuizing van de ademautomaat te verwijderen. Verwijder de injector (4).
6
Plaats de nieuwe injector in de correcte positie zoals getoond in afbeelding 12.
Belangrijke opmerking: Monteer steeds een injector van het juiste type op de ademautomaat.
7
Houd de behuizing van de ademautomaat met de injector in verticale positie; monteer de connector dan als volgt.
Insteekconnector – Type A Controleer de O-ring; monteer indien nodig een nieuwe O-ring op de connector; schroef daarna de connector in de behuizing van de ademautomaat. Schroef de connector aan totdat de kraag van de connector tegen de behuizing van de ademautomaat aanligt. De connector niet te hard aandraaien.
Afb. 12 1139
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
Schroefconnector – Types AE en N Controleer of het handwiel vrij op de connector draait. Gebruik indien nodig het monteergereedschap en monteer de nieuwe O-ring op de connector incl. handwiel; gebruik daarna het connectorgereedschap (3310679) en schroef de connector incl. handwiel in de behuizing van de ademautomaat. De connector niet te hard aandraaien.
Zie afbeelding 13.
31
Afb. 13 1232
8
Kijk binnen in de behuizing van de ademautomaat; draai de connector voorzichtig linksom totdat de eerste tand van de kroon van de connector zichtbaar wordt en gecentreerd is t.o.v. de binnengroef in de behuizing van de ademautomaat. Schuif de borgarm in de uitsparing totdat de vingers van de borgarm langs beide kanten van de kroontand zijn geschoven. De borgarm zorgt ervoor dat de connector niet meer draait. Controleer op juiste positie; draai daarna de schroef voorzichtig aan om de borgarm vast te zetten. De schroef niet te hard aandraaien.
9
Membraan monteren – Controleer of de rand van het membraan in de behuizing van de ademautomaat zit en dat de glijring correct in de verdieping van de rand van het membraan is geplaatst.
Types A en AE – Plaats de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan. Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat.
10
Druk op de resetknop van het A- of AE-type ademautomaat. Sluit de ademautomaat aan op de testapparatuur en voer een lektest en een functionele test uit.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.7
32
Doseerventiel- en Piston (zuigerdeel)
Belangrijke opmerking: Het doseerventiel- en piston (zuigerdeel) is een vooraf ingestelde precisie-unit die bestaat uit een in de fabriek ingesteld doseerventiel met daarin een vooraf ingesteld en verzegeld piston. Deze onderdelen moeten bij gemiddeld gebruik de levensduur van de ademautomaat meegaan.
De Dräger-garantie vervalt bij pogingen van de gebruiker om zelf de piston of de bijhorende injector bij te regelen.
Na aansluiten van een nieuwe piston op een bestaande doseerventielbehuizing of na aansluiten van een vervang-doseerventielbehuizing op een bestaande piston dient de regelhoogte van de hevel te worden bijgeregeld. Zie paragraaf 5.7.2 – Stap 8.
5.7.1 Doseerventiel- en zuigerdeel demonteren
Benodigd gereedschap: Membraansleutel Haakgereedschap Nr. 2 Pozidrive schroevendraaier Bolkop-imbussleutel (1,5 mm)
R26817 3310663 3331245 3310676
AE en N Montagegereedschap Connectorgereedschap
3310664 3310679
1
Koppel indien nodig de ademautomaat los van de snelkoppeling van de uitrusting.
Zie afbeelding 14.
2
Vouw de rubberen beschermkap (1) weg van de voorkant van de ademautomaat. Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat.
1
2
4
3
Opmerking: Types A en AE – De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen. 3
Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4).
Afb. 14 0584
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
Zie afbeelding 15.
Belangrijke opmerking: De witte borgclip (1) moet worden verwijderd vóór het demonteren van de zwarte clip (2). 4
33
1
3
Steek het haakeinde van het haakgereedschap in het gat in de uitsparing van de witte borgclip (1); trek de witte borgclip eruit en neem het weg. Houd de banjo volledig in het doseerventiel (3) gestoken; schuif de zwarte clip (2) naar het doseerventiel om de zwarte clip uit de rand van de behuizing vrij te maken. Steek het haakeinde van het haakgereedschap onder de uitstekende pin van de zwarte clip (2); trek daarna de zwarte clip van de banjo-as van de slang. Neem de slang vast en trek eraan om de banjo van de behuizing van de ademautomaat weg te nemen.
2
Afb. 15 1134
Opmerking: Gooi witte borgclip (1) en zwarte clip (2) weg. Witte borgclip (1) en zwarte clip (2) niet opnieuw gebruiken.
Zie afbeelding 16.
5
Gebruik de Pozidrive schroevendraaier en draai de klemschroef (1) los totdat de borgarm (2) van de kroon van de connector (3) kan worden afgenomen.
6
Verwijder de connector als volgt.
Opmerking: Probeer nooit insteek- of schroefconnectors te verwijderen als de borgarm op de kroon van de connector vastzit.
1 2
4
3 Afb. 16 1140
Insteekconnector – Type A Draai de insteekconnector los (linksom) en verwijder de connector van de behuizing van de ademautomaat; neem daarna de injector (4) weg.
Schroefconnector – Types AE en N Gebruik het connectorgereedschap (3310679); steek de pinnen van het gereedschap in de draaiende connector; draai om de gleuven van het vaste einde van de connector uit te lijnen en steek de pinnen dan verder in; draai linksom om de schroefconnector inclusief handwiel van de behuizing van de ademautomaat te verwijderen. Verwijder de injector (4).
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 7
Demonteer het doseerventiel (1), afb. 17, als volgt:
Types A en AE – Druk op de resetknop om de overdruk uit te schakelen (‘Off’).
34
3
Belangrijke opmerking: Het doseerventiel kan niet gedemonteerd worden als de overdrukfunctie ingeschakeld is.
8
Types A, AE en N – Plaats twee vingers langs beide kanten van het doseerventiel en duw het deel uit de uitgangsopening van de ademautomaat. Zie afbeelding 18. Neem de piston uit het doseerventielbehuizing: pak de doseerventielbehuizing vast en steek de bolkop-imbussleutel zoals afgebeeld door de gleuf in de hevel tegen het eindvlak van de piston. Duw in de richting van het pijltje de piston eruit. Gooi de doseerventielbehuizing of de piston weg.
9
Controleer of de hevel (1) in de juiste positie zit (zie afbeelding 18) en monteer dan de nieuwe doseerventielbehuizing of de nieuwe piston.
10
Controleer de O-ringen (2) en (3); vervang de ringen indien nodig met nieuwe ringen.
1
2
Afb. 17 1141
1
3
2
Belangrijke opmerking: Controleren en eventueel bijregelen van de regelhoogte van de hevel is nodig na aansluiten van een nieuwe piston op een bestaande doseerventielbehuizing of na aansluiten van een ver vangdoseerventielbehuizing op een bestaande piston. Opmerking: Pistons van het type N worden aangeduid door een kleine inkeping in de spindel van de sluitkegel. Zie afbeelding 19. Deze unit niet op A- of AE-type ademautomaten monteren.
Afb. 18 1222
inkeping
Afb. 19 2067
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
35
5.7.2 Doseerventielbehuizing monteren – Instelling hevelhoogte
Benodigd gereedschap: Membraansleutel Nr. 2 Pozidrive schroevendraaier Molykote 111-vet Bolkop-imbussleutel (1,5 mm) Hoogtemal
R26817 3331245 3331241 3310676 3310675
AE en N Montagegereedschap Connectorgereedschap
3310664 3310679
Zie afbeelding 20.
1
Type A- en AE-ademautomaten – Druk op de resetknop en vergrendel de hevel in de overdruk “uit” (‘Off’) positie.
2
Steek de hevel (2) door de uitgangsopening van de ademautomaat; plaats de behuizing van het doseerventiel (1) in de opening en duw het voorzichtig in de behuizing; zorg ervoor dat het doseerventiel tot onder op de zitting van de behuizing is ingestoken.
Type A- en AE- ademautomaten – Houd de doseerventielbehuizing van de piston (1) in de opening; controleer het overdrukmechanisme op goede werking als volgt: druk de hevel naar beneden om het overdrukmechanisme vrij te maken en druk dan op de resetknop (3) om het overdrukmechanisme uit (‘off’) te schakelen. Bij juist functioneren doet u het volgende.
3
Plaats een juiste injector zoals getoond in afbeelding 21; houd de behuizing van de ademautomaat met de injector in verticale positie en monteer de connector als volgt.
3
2
1 Afb. 20 1141
Afb. 21 1139
Insteekconnector – Type A Controleer de O-ring; monteer indien nodig een nieuwe O-ring op de connector; schroef daarna de connector in de behuizing van de ademautomaat. Schroef de connector aan totdat de kraag van de connector tegen de behuizing van de ademautomaat aanligt. De connector niet te hard aandraaien.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
Schroefconnector – Types AE en N Controleer of het handwiel vrij op de connector draait. Gebruik indien nodig het monteergereedschap en monteer de nieuwe O-ring op de connector incl. handwiel; gebruik daarna het connectorgereedschap (3310679) en schroef de connector incl. handwiel in de behuizing van de ademautomaat. De schroef niet te hard aandraaien.
Zie afbeelding 22.
4
Kijk binnen in de behuizing van de ademautomaat; draai de connector voorzichtig linksom totdat de eerste tand van de kroon van de connector zichtbaar wordt en gecentreerd is t.o.v. de binnengroef. Licht de borgarm op en plaats de vingers van de borgarm langs beide kanten van de kroontand om ervoor te zorgen dat de connector niet meer draait. Controleer op juiste positie; draai daarna de schroef voorzichtig aan om de borgarm vast te zetten. De schroef niet te hard aandraaien.
5
36
Afb. 22 1232
1
2
Controleer de O-ring dichtingen (1) en (2), afb. 23, van de banjo op correcte montage en beschadiging. Vervang indien nodig de O-ringen. Breng een dunne laag Molykote 111-vet aan rond de buitenzijde van de O-ringen.
Afb. 23 1135
3 Veiligheidsopmerking: Lees op de Molykote 111-verpakking de instructies i.v.m. veilig omgaan met siliconenvet.
Zie afbeelding 24.
6
Steek met een draaiende beweging de banjo volledig door het gat in de behuizing van de ademautomaat en in het gat in het doseerventiel (3); druk daarna een nieuwe zwarte clip (2) op zijn plaats over de banjo-as van de slang – houd ondertussen de banjo in positie.
2
1
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
Afb. 24
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
37
Houd de banjo-as van de slang volledig ingestoken; schuif de zwarte clip (2) weg van het doseerventiel in de rand van de behuizing, steek een nieuwe witte borgclip (1) op zijn plaats en zorg ervoor dat de uitsparing van de witte borgclip rond de uitstekende pin van de zwarte clip (2) komt. Zie afbeelding 24. Trek aan de slang om deze op vaste bevestiging te controleren.
Belangrijke opmerking: Na aansluiten van een nieuwe piston op een bestaande doseerventielbehuizing of na aansluiten van een vervangdoseerventielbehuizing op een bestaande piston dient een controle en een bijregeling van de regelhoogte van de hevel te gebeuren. Controleer de hoogteinstelling als volgt. 7
AE- en N-type ademautomaten: druk het uiteinde van de hevel naar beneden om het positievedrukmechanisme vrij te maken.
Afb. 25 1223
8
Plaats de behuizing van de ademautomaat zoals getoond in afbeelding 25 en houd de behuizing in die positie vast; plaats dan de hoogtemal zoals afgebeeld. Druk voorzichtig de hevel naar beneden en laat de arm weer los; controleer of de arm vrij tussen het meetplaatje kan bewegen. Controleer dat wanneer de hevel wordt losgelaten, of twee vingers van de arm tussen de twee richtlijnen op de voorkant van de hoogtemal staan.
Als de hoogte van de hevel moet worden bijgesteld: om een optimale werking van de ademautomaat te verkrijgen wordt aanbevolen om de hevel als volgt bij te stellen: Type A- en AE-ademautomaten – Zet de twee vingers van de hevel bij de hoogste richtlijn van het hoogtemal. Type N-ademautomaten – Zet de twee vingers van de hevel bij de laagste richtlijn van het hoogtemal.
Stel de hevel bij als volgt:
Steek de bolkop-imbussleutel door de gleuf aan het draaieinde van de hevel; steek dan het uiteinde van het gereedschap in de gleuf van de stelschroef in de tweede kleinere hevel. Draai de stelschroef rechtsom om de hevel hoger te zetten en linksom om de hevel lager te zetten. Neem na elke instelling het gereedschap weg; druk voorzichtig de hevel naar beneden en laat de arm weer los; controleer dat wanneer de hevel wordt losgelaten, of twee vingers van de hevel tussen de twee richtlijnen op de voorkant van het meetplaatje staan. Zie de bovenstaande instructies voor de hoogteregeling van de hevel. Regel de hoogte bij zoals nodig; neem na een nieuwe instelling de hoogtemal weg.
9
Plaats de rand van het membraan voorzichtig in de behuizing van de ademautomaat. Plaats de scherpe zijde van de glijring in de verdieping in de kraag van het membraan.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
38
Types A en AE – Plaats de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan.
Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat.
10
Druk op de resetknop van A- en AE-type ademautomaten. Sluit de ademautomaat aan op de snelkoppeling van de uitrusting en voer een lektest en een functionele test uit.
Opmerking: Vaste productvarianten van de ademautomaat moeten rechtstreeks op de middendruk uitgangsopening van de drukregelaar worden aangesloten. Zie het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel voor meer informatie over het aansluiten van de slang op de drukregelaar.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 5.8
39
Connectordelen smeren – M40 en M45
Belangrijke opmerking: Bij onderdompeling van onderdelen worden smeermiddelen geleidelijk van de onderdelen verwijderd. Het wordt aanbevolen functionele tests uit te voeren na het reinigen, desinfecteren en drogen van onderdelen. Smeer onderdelen opnieuw zoals nodig. Zie paragraaf 5.2.2.
Benodigd gereedschap: Membraansleutel Nr. 2 Pozidrive schroevendraaier Connectorgereedschap
R26817 3331245 3310679
5.8.1 Connectordelen van de ademautomaat demonteren – M40 en M45 1
Koppel indien nodig de ademautomaat los van de snelkoppeling van de uitrusting.
Zie afbeelding 26.
2
Vouw de rubberen beschermkap (1) terug; steek dan de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap (2) linksom en neem de kap weg van de behuizing van de ademautomaat. Met duim en wijsvinger voorzichtig de middenplaat van het membraan (3) vastnemen; de middenplaat kantelen en het membraan uit de behuizing van de ademautomaat lichten. Verwijder de glijring (4).
1
2
3
4
Afb. 26 0619
Opmerking: Type M45 – De overdrukveer blijft aan de bajonetkap vastzitten. Neem de veer niet weg. Zorg ervoor dat de veer niet wordt uitgestrekt of verwrongen.
Zie afbeelding 27.
3
Gebruik de Pozidrive schroevedraaier en draai de schroef (1) los totdat de borg (2) van de kroon van de connector (3) kan worden afgenomen.
4
Verwijder de connector als volgt.
Opmerking: Probeer nooit connectors te verwijderen als de borgarm op de kroon van de connector vastzit.
1
2
4
3 Afb. 27 1186
Gebruik het connectorgereedschap (3310679); steek de pinnen van het gereedschap in de draaiende connector; draai om de gleuven van het vaste einde van de connector uit te lijnen en steek de pinnen dan verder in; draai linksom om de schroefconnector inclusief handwiel van de behuizing van de ademautomaat te verwijderen. Verwijder de injector (4).
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
40
5.8.2 Connectordelen demonteren – M40 en M45
Benodigd gereedschap: Schroevendraaier O-ringwipper
Zie afbeelding 28.
1
2
9
1
4
2
7
3
6
10
4
9
R21402
5
10
8 Afb. 28 1285007
1
Gebruik de O-ringwipper en haal de O-ring (1) eruit; gooi de O-ring weg. Gebruik een geschikte schroevendraaier en maak de spleet in de borgring (2) wijder; neem dan de borgring weg.
2
M40 – Handwiel (3) verwijderen. Losse kogellagers (4) behouden. M45 – Plaats de connector met de rugkant (5) op een vlak oppervlakte. Houd de connector (5) met de duimen naar beneden; licht met de vingers het handwiel (6) en de mof (7) op totdat de kogellagers (4) zichtbaar zijn. Haal de kogellagers weg en bewaar deze.
3
Trek en scheid voorzichtig de rugkant (5) en (8) en de voorkant (9) van de connector. Bewaar de losse kogellagers. Verwijder het M45 handwiel incl. mof.
4
Gebruik de O-ringwipper en haal de Quad-ring (10) uit de connectors (5) en (8). Gooi de Quad-ring weg.
5
Reinig en controleer alle onderdelen voor ze opnieuw te monteren. Vervang zoals nodig.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
41
5.8.3 Connector monteren – M40
Benodigd gereedschap: Montagegereedschap 3310664 Molykote 111-vet 3331241
Zie afbeelding 29.
1
Monteer een nieuwe Quad-ring (10) op de rugkant (8) van de connector en plaats de kraag van de connector op een vlak oppervlakte. Breng een dunne laag Molykote-vet aan rond de buitenkant van de Quad-ring en in de groef voor de kogellagers. Breng een dunne laag vet aan in de opening van de connector (9); duw om connector (9) op connector (8) te monteren.
2
Breng wat Molykote-vet aan in elk van de drie radiale gaten in de voorkant (9) van de connector en steek een kogellager (4) in elk gat. Het vet houdt de kogellagers beter op hun plaats.
3
Plaats het handwiel (3) over de connectors; monteer daarna de borgring (2) om het geheel vast te zetten.
Zie afbeelding 30.
4
Gebruik het monteergereedschap en monteer de nieuwe O-ring (1) op het connectordeel. Als het connectordeel gereed is kan het op de ademautomaat worden gemonteerd. Paragraaf 5.8.5.
M40 10
1
2
3
4
8
9 Afb. 29 1165
1
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
Afb. 30 1167
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
42
5.8.4 Connector monteren – M45
Benodigd gereedschap: Montagegereedschap 3310664 Molykote 111-vet 3331241
Zie afbeelding 31.
1
Monteer een nieuwe Quad-ring (10) op de rugkant (5) van de connector en plaats de kraag van de connector op een vlak oppervlakte. Breng een dunne laag Molykote-vet aan rond de buitenkant van de Quad-ring en in de groef voor de kogellagers.
2
3
Monteer de mof (7) over de voorkant (9) van de connector; schuif daarvoor de grotere diameter over de schroefdraad. Plaats het handwiel (6) over de mof (7) en druk terug richting schroefdraad van de connector. Van binnen uit de boring van de connector (9) wat Molykote-vet aanbrengen in elk van de drie radiale gaten in de voorkant van de connector en in elk gat een kogellager (4) steken. Het vet houdt de kogellagers beter op hun plaats.
6
1
2
4
9
Zie afbeelding 32.
4
Gebruik het monteergereedschap en monteer de nieuwe O-ring (1) op het connectordeel. Als het connectordeel gereed is kan het op de ademautomaat worden gemonteerd.
10
5
7 Afb. 31 1166
1
Plaats het handwiel en het connectoronder deel over de connector (5); dan aandrukken en de gehele connector (5) samenstellen. Monteer de circlip (2) om het geheel vast te zetten.
M45
Paragraaf 5.8.5.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
Afb. 32 1168
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
43
5.8.5 Connectordelen op de ademautomaat monteren – M40 en M45 Belangrijke opmerking: Als de injector is weggenomen, erop letten dat alleen een juiste injector op de betreffende ademautomaat mag worden gemonteerd. Voor identificering zijn de verschillende typen injectors gecodeerd middels kleur – zie afbeelding 33. Bij pogingen tot draaien of bijregelen van het conuseinde (1) vervalt de Dräger-garantie. Als de injector moet worden vervangen, gebruik dan steeds een nieuw, in de fabriek ingesteld geheel.
1
2 Type A - 1 - Zwart 2 - Zwart Type AE - 1 - Wit 2- Zwart Type N - 1 - Zwart 2 – Wit
Afb 33 1137
Benodigd gereedschap: Montagegereedschap Connectorgereedschap Membraansleutel Nr. 2 Pozidrive schroevendraaier
1
Plaats een juiste injector zoals getoond in afbeelding 34; houd de behuizing van de ademautomaat met de injector in verticale positie en monteer de connector als volgt.
2
Controleer of het handwiel vrij op de connector draait. Gebruik indien nodig het monteergereedschap en monteer de nieuwe O-ring op de connector incl. handwiel; gebruik daarna het connectorgereedschap (3310679) en schroef de connector incl. handwiel in de behuizing van de ademautomaat. De connector niet te hard aandraaien.
3310664 3310679 R26817 3331245
Afb. 34 1139
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® 3
Kijk binnen in de behuizing van de ademautomaat; draai de connector voorzichtig linksom totdat de eerste tand van de kroon van de connector zichtbaar wordt en gecentreerd is t.o.v. de binnengroef. Licht de borgarm (2) op en plaats de vingers van de borgarm langs beide kanten van de kroontand om ervoor te zorgen dat de connector niet meer draait. Zie afbeelding 35. Controleer op juiste positie; draai daarna de schroef (1) voorzichtig aan om de borgarm vast te zetten. De schroef niet te hard aandraaien.
4
Plaats de rand van het membraan voorzichtig in de behuizing van de ademautomaat. Plaats de scherpe zijde van de glijring in de verdieping in de kraag van het membraan.
Types A en AE – Plaats de overdrukveer van de bajonetkap in de verdieping van de middenplaat van het membraan.
Steek de membraansleutel in de radiale gleuven van de bajonetkap, draai de bajonetkap vast op de behuizing en vouw de rubberen beschermkap terug over de voorkant van de ademautomaat.
5
Druk op de resetknop van het AE-type ademautomaat. Sluit de ademautomaat aan op de snelkoppeling van de uitrusting en voer een lektest en een functietest uit.
Opmerking: Vaste productvarianten van de ademautomaat moeten rechtstreeks op de middendruk uitgangsopening van de drukregelaar worden aangesloten. Zie het relevante hoofdstuk van het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel voor meer informatie over het aansluiten van de slang op de drukregelaar.
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
44
Afb. 35 1232
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 6
Testprocedures
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
45
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
46
6
Testprocedures
De serie Plus- en PSS-ademautomaten zijn goedgekeurd voor gebruik met goedgekeurde Dräger-ademluchttoestellen.
De standaard testprocedures voor ademluchttoestellen worden hierna opgesomd en zijn beschreven in het onderhoudshandboek van het betreffende ademluchttoestel.
Zie de Handleiding voor de Testor, te16142, voor gedetailleerde instructies wanneer de ademautomaat in combinatie met een ademluchttoestel wordt getest.
Zie de betreffende handleiding over testmogelijkheden, bijbehorende hulpstukken en voor gedetailleerde instructies i.v.m. de onderstaande functietests voor de ademautomaat.
AE- en A-type ademautomaten Lekdichtheidstest Lagedruk toenametest Statische-overdruktest Inschakeldruk test
N-type ademautomaat Lekdichtheidstest Openingsdruktest ademautomaat
Controle cilinderdruk en lektest cilinderafsluiter Hoge druk-lektest Test restdruk waarschuwingssignaal Maximale luchtdoorstromingstest Middendruktest – Drukregelaar
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 7
Foutopsporing
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
47
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
48
7.1
Ademautomaat
De hoogwaardige serie Plus- en PSS-ademautomaten zijn uitgerust met een ingebouwde, in de fabriek ingestelde precisie-doseerventiel met een vooraf ingesteld en verzegelde piston. Deze onderdelen moeten bij gemiddeld gebruik met de levensduur van de ademautomaat meegaan.
De Dräger-garantie vervalt bij pogingen van de gebruiker om zelf de piston of de bijhorende injector bij te regelen.
Na aansluiten van een nieuwe piston op een bestaande doseerventielbehuizing of na aansluiten van een vervang-doseerventielbehuizing op een bestaande piston dient de regelhoogte van de hevel te worden bijgeregeld.
In de onderstaande Storing – Oorzaak – Oplossing-tabel worden een aantal mogelijke storingen en defecten behandeld.
Storing Inwaartse/uitwaartse lekkage indien gemonteerd op aansluitstuk gelaatstuk Lek bij uitgeschakelde overdrukfunctie (“Off”) Lek bij ingeschakelde overdrukfunctie (“On”)
1 2 1 2 3 1 2
Te hoge statische overdruk
1
Te lage statische overdruk
1 2
Ademautomaat schakelt niet automatisch in Verstoorde luchttoevoer
2 3
Oorzaak Beschadigde/onjuiste O-ring connector Beschadigd/onjuist aansluitstuk gelaatstuk
Oplossing O-ring vervangen Aansluitstuk gelaatstuk vervangen
Lekke O-ring banjo-as Lekke piston
O-ringen vervangen a. Buitenste O-ringen vervangen b. Piston vervangen Slang geperforeerd Slang vervangen Membraan niet correct gemonteerd Opnieuw monteren of of geperforeerd. vervangen indien nodig Uitschakelkap beschadigd/ Behuizing ademautomaat geperforeerd vervangen A of AE – draaiende connector lek O-ring vervangen Overdruk-veer niet in het midden van Veer correct plaatsen het membraan geplaatst Overdruk-veer te hard of uitgerekt Veer vervangen Hevelhoogte te hoog ingesteld Hevelhoogte opnieuw instellen Overdruk-veer te slap Veer vervangen Hevelhoogte te laag ingesteld Hevelhoogte opnieuw instellen Uitschakelmechanisme defect Doseerventielbehuizing vervangen Hevelhoogte niet correct ingesteld
Hevelhoogte opnieuw instellen
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS® Deel 8
Wisselstukken en gereedschap
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden
49
ADEMAUTOMAAT – SERIES PLUS EN PSS®
50
Inhoud 1285.001
Ademautomaat – insteekconnector – type A
1285.002
Ademautomaat – schroefconnector – type M45
1285.003
Ademautomaat – schroefconnector – type M40 (Rd40)
1285.005
Doseerventiel- en zuigerdelen
1285.006 Ademautomaat – schroefconnector – type M40 (Rd40) – rechte connector 1285.007
Connectordelen – M40 en M45
1285.08
Gereedschapslijst
tm 1285.001: Edition 1: June 2010 - Wijzigingen voorbehouden