Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000GB Zwolle Teiefoon038 499 88 99 Telefax 038 425 75 20 Provi ncie. overijssel. n I postbus@overijssel. nl
AFSCHWF
RABO Zwolle 39 73 41 121 Inlichtingen bij
Staatssecretaris mevrouw J.M. van Bijsterveldt \ Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap \.^__^X Postbus 16375 2500 BJ 's GRAVENHAGE
C. van der Sande
Telefoon 038 499 8338 e-maJl:
[email protected]
E rM=y.Mi.
Dat. ontv.: Routing
t-
'-M ^.OoC/ ^n / a,d. 115 APR ?008 Biji.:
Datum
01.04.2008
Geachte mevrouw Van Bijsterveldt,
Kenmerk
2008/0048904 Pagina
1
Uw brief
Uw kenmerk
Hiermee brengen wij advies uit ten aanzien van zes aanvragen ex art. 75 Wet Voortgezet Onderwijs (hierna WVO) 2008 die aan ons zijn voorgelegd. Dit advies bereikt u later dan gebruikelijk aangezien wij de resultaten van een door ons ingesteld onderzoek wilden betrekken bij ons advies. Hierover is met u gecorrespondeerd (uw kenmerk BVO/2007/170344). Wij informeren u over de bevindingen van het onderzoek. Vervolgens staan we stil bij de concrete aanvragen en brengen wij advies uit. Onderzoek naar spreiding en bereikbaarheid van onderwijsvoorzieningen in de Provincie Overijssel. (als bijlage bijgevoegd) De provincie Overijssel heeft onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar de spreiding van het (openbaar) voortgezet onderwijs. Hiervoor hadden wij drie redenen. 1. In het licht van de op handen zijnde nieuwe wetgeving vinden wij het wenselijk het onderwijsveld en gemeenten een beeld te schetsen van de huidige situatie en hen te informeren over de mogelijke implicates van de nieuwe wet. 2. Daarbij is in de regio Dssel Vecht met name ingezoomed op de huidige en de, door de schoolbesturen, gewenste situatie. Deze focus is aangebracht omdat ons was gebleken dat de voornemens van de verschillende schoolbesturen tot het aanpassen van het onderwijsaanbod in de regio tot veel onderlinge wrijving heeft geleid. De uitkomsten van het onderzoek zullen mogelijk kunnen bijdragen aan het bereiken van overeenstemming over het toekomstig onderwijsaanbod. 3. Een derde en laatste aanleiding voor het instellen van een onderzoek is gelegen in het feit dat het Openbaar Onderwijs Regio Zwolle de Provincie heeft verzocht te onderzoeken of "voldoende is voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen." (art. 66 Iid2 WVO). Op hoofdlijnen concludeert het onderzoek dat het geheel van onderwijsvoorzieningen in de provincie Overijssel voldoende evenwichtig is. In de grotere plaatsen wordt vastgesteld dat de drie grote richtingen (RK,PC en OB) in het algemeen goed zijn vertegenwoordigd. Hierbuiten kan vaak maar uit een richting worden gekozen, waarbij de onderzoekers vaststellen dat die richting in de meeste gevallen lijkt te passen bij het door de meeste ouders gevraagde onderwijs.
Bij lag en
1 Datum verzending
07. APR 200 8
provincie
verijssel
De provincie deelt de conclusie van het onderzoek waarin gesteld wordt dat momenteel sprake is van een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. Voor wat betreft het openbaar onderwijs onderschrijven wij dat, hoewel er een verschil bestaat tussen de bereikbaarheid van onderbouw en de bovenbouw, beide vormen van onderwijs in voldoende mate bereikbaar zijn. (resp. <10 km hemelsbreed en maximaal 3 kwartier reistijd openbaar vervoer). Het is de onderzoekers bovendien niet gebleken dat er ouders van een voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij uitbreiding van voorzieningen in het openbaar onderwijs wensen. Dit geldt in het algemeen en meer specifiek ten aanzien van de aanvragen zoals die hieronder worden besproken. Ten aanzien van het toekomstig onderwijsaanbod in de regio IJssel Vecht is volgens de onderzoekers de tijd rijp voor een intensief overleg tussen alle in het gebied betrokken schoolbesturen. Een overleg waarin wenselijkheid, spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid van alle onderwijsvoorzieningen in samenhang aan de orde kunnen komen, met inachtneming van de grondwettelijke speciale positie van het openbaar onderwijs. Bij de behandeling van de concrete aanvragen zullen we nader bij de relevante conclusies van het rapport stilstaan. Datum
01.04.2008 Kenmerk
Aanvragen 2008 WVO ex art. 75 en Plan van Sctiolen
2008/0048904 Pagina
Wij onderscheiden twee categorieeri in deze aanvragen.
2
uw brief Uw kenmerk
Categorie I Aanvrager
Hoofdvestiging
Locatie aanvraag
Type aanvraag
Uw kenmerk
RSG Tromp Meesters
Steenwijk
Steenwijk
Splitsing Praktijkonderwijs
75-2008-16
Deze aanvraag van RSG Tromp Meesters staat op zichzelf. Het gaat hier om de afsplitsing en omyorming van de afdeling Praktijkonderwijs tot een zelfstandige school. Omliggende scholen hel^ben vanuit het samenwerkingsverband een verklaring van geen bezwaar afgegeven en partijen hebben hieromtrent zorgvuldig overleg gevoerd.
Categorie II Aanvrager
Hoofdvestiging
Locatie aanvraag
Type aanvraag
Uw kenmerk
AOC De Groene Welle
Zwolle
Hardenberg
onbekend
Zwolle
Dalfsen
Nevenvestiging dubbelaanbod VMBO Nevenvestiging onderbouw
Zwolle
Dedemsvaart
Dubbelaanbod HAVO/VWO
75-200820
Van der Capellen Scholengemeenschap Van der Capellen Scholengemeenschap
75-200817
Vechtdalcollege
Hardenberg
Ommen
Dubbelaanbod HAVO
75-200819
RSG De Nieuwe Veste
Coevorden
Hardenberg
Dubbelaanbod HAVO
75-200822
De overige vijf aanvragen staan in onderling verband en dienen naar onze mening ook in samenhang te worden bezien. Hierbij vormt de centrale doelstelling van de huidige wetgeving aangaande de planning van onderwijsvoorzieningen het uitgangspunt. Namelijk; nte komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied". Alle aanvragen in deze categoric hebben betrekking op nieuwe nevenvestigingen, danwel uitbreiding van het onderwijsaanbod op bestaande nevenvestigingen in de gemeenten Hardenberg, Ommen en Dalfsen. Ten aanzien van deze aanvragen ex art. 75 WVO vermeldt het onderzoeksrapport dat: Datum
01.04.2008 Kenmerk
2008/0048904 Pagina
"samenhang tussen de aanvragen In het gebied ontbreekt Waar de centrale doelstelling van de huidige regelgeving is 'te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied', is het voor ons de vraag in hoeverre de liggende aanvragen hieraan zullen bijdragen." (pag.37)
3 Uw brief
Uw kenmerk
"Verder zou er sprake zijn van een aanvraag vanuit het protestants-christelijke onderwijs in Zwolle (Stichting Scholengroep Christelijk Onderwijs)voor een nevenvestiging onderbouw in Dalfsen. Deze aanvraag troffen wij niet aan. Navraag leerde ons dat over deze aanvraag wel al geruime tijd met de gemeente en het basisonderwijs wordt overlegd, maar dat deze (nog) niet is geeffectueerd in afwachting van een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Ook het Greijdanus College heeft aangegeven in de toekomst een onderbouwvestiging in Dalfsen te willen realiseren". (pag. 32) "Er Is zeker geen consensus over de aanvragen. Ook lijken de aanvragen in een aantal gevallen gedaan te zijn als reactie op andere aanvragen. Ons is verder gebleken dat bezwaren vaak zijn ingediend uit onvrede met de gevolgde procedure. Door betrokkenen wordt gesproken over een sneeuwbaleffect" (pag. 37)
i
'Verder is het oordeel van besturen over het gevoerde overleg niet positief. Meerdere bestiuren wijzen erop dat alle aanvragen eigenlijk in samenhang hadden moeten worden gedaan, maar dat dit door de gevolgde procedure niet is gebeurd. Dit lijkt in geen geval op het in de nieuwe wetgeving zo benadrukte overleg in het kader van een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Immers er is ook niet gebleken dat er conform de onderdelen 2.6.3. en 2.6.5 van de beleidsregel ( red: Scholenplanning Voortgezet Onderwijs 2007 en 2008) afspraken zijn gemaakt over te verwachten negatieve effecten van de gewenste uitbreidingen op andere scholen".(pag. 37) Gedeputeerde Staten concluderen op basis van het onderzoek dat de combinatie van de voorliggende aanvragen niet bijdraagt aan een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. Daarnaast concluderen wij met de betrokken schoolbesturen dat het gevoerde overleg niet naar behoren heeft plaatsgevonden en dat het bovendien aan noodzakelijke afspraken ontbreekt.
Advies Een en ander leidt tot de conclusie dat Gedeputeerde Staten positief adviseren ten aanzien van de aanvraag in categorie I. Ten aanzien van de aanvragen in categorie II adviseren wij negatief. Wij roepen de betrokken partijen op, mede in het licht van de op handen zijnde nieuwe wetgeving, te komen tot zorgvuldig op overeenstemming gericht overleg waardoor het evenwichtig geheel van onderwijsaanbod in de regio kan worden behouden. Wij zullen de schoolbesturen aanbieden dit overleg te faciliteren. Ter informatie sluiten wij een exemplaar van het genoemde onderzoek bij dit advies. Gedeputeerde Staten var
Datum
o i. 04.2008
voorzitter,
Kenmerk 2008/0048904 Pagina
4 Uw brief
Uw kenmerk
secretaris,
BMC
Spreiding en bereikbaarheid van onderwijsvoorzieningen in de provincie Overijssel
Provincie Overijssel
Bestuur 84 Management Consultants maart 2008 G.F. Mulder E. Th. Bohm MSc. Projectnummer: 493024 Referentienummer: B1-1203-11301
BMC
INHOUD
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
HOOFDSTUK 5
HOOFDSTUK 6
SAMENVATTING
4
INLEIDING
5
1.1 Aanleiding
5
1.2
Doelstelling van het onderzoek
6
1.3
Deelonderzoeken en leeswijzer
6
1.4
Onderzoeksmethode
7
DE OUDE EN NIEUWE PLANNINGSWETGEVING
8
2.1
Scholenplanning in de huidige Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)
8
2.2
Te verwachte wijzigingen in de Wet Voortgezet Onderwijs
10
2.3
Spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid
15
2.4
De positie van het openbaar onderwijs
16
2.5
Rol van de provincie in de scholenplanning
17
EEN OVERZICHT VAN DE ONDERWIJSVOORZIENINGEN
18
3.1
Een overzicht van het onderwijs in de provincie
18
3.2
De regionale arrangementen in het vmbo
24
3.3
De regio-indeling getoetst aan de nieuwe wetgeving
26
ONTWIKKELINGEN EN WENSEN
27
4.1
Te verwachten demografische ontwikkelingen
27
4.2
Wensen en mogelijkheden bij schoolbesturen
28
GEBIED HARDENBERG, OMMEN, DALFSEN
32
5.1
De aanvragen op een rij
32
5.2
Toetsingskader voor de aanvragen
33
5.3
Algemeen beeld van de aanvragen
33
5.4
Gesprekken met betrokken schoolbesturen
34
5.5
Gesprekken met de gemeenten
34
CONCLUSIES 6.1 6.2
36
Conclusies ten aanzien van de huidige onderwijsvoorzieningen in de provincie
36
Conclusies ten aanzien van de wenselijke onderwijsvoorzieningen in de provincie
38
2/49
BMC HOOFDSTUK 7
AANBEVELINGEN
40
BIJLAGE 1
BRONNEN
42
BIJLAGE 2
LEERLINGAANTALLEN PER SCHOOL
43
BIJLAGE 3
LEERLINGAANTALLEN PER BESTUUR
44
BIJLAGE 4
DENOMINATES OVER DE VESTIGINGSPLAATSEN
45
BIJLAGE 5
LUST VAN GERAADPLEEGDE PERSONEN
46
BIJLAGE 6
OVERZICHTVAN DE INFRASTRUCTURELE AFSPRAKEN IN DE REGIONALE ARRANGEMENTEN 47
3/49
BMC
Samenvatting In deze rapportage brengen wij de onderwijsvoorzieningen in het voortgezet onderwijs in beeld van alle gemeenten in de provincie Overijssel. Wij doen in deze rapportage een uitspraak over de spreiding en de bereikbaarheid van het voortgezet onderwijs in het algemeen en het openbaar voortgezet onderwijs in het bijzonder. Wij kijken hierbij in het bijzonder naar de voorzieningen voor havo en vwo. Na het ingaan van de nieuwe wetgeving zullen besturen hierover samen afspraken dienen te maken in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Tevens besteden wij extra aandacht aan het gebied waartoe de gemeenten Dalfsen, Ommen en Hardenberg behoren. Voor dit gebied liggen diverse aanvragen voor uitbreidingen van scholen, gedaan onder de huidige wetgeving.
4/49
BMC
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Gedeputeerde Staten van Overijssel vindt het nuttig om op provinciaal niveau een totaalbeeld te schetsen van de huidige spreiding van onderwijsvoorzieningen in het voorgezet onderwijs (vo) in Overijssel. Gedeputeerde Staten anticipeert hiermee op de verwachte invoering van de nieuwe Wet Voortgezet Onderwijs per 1 augustus 2008. De provincie heeft in december 2007 BMC (Bestuur & Management Consultants) de opdracht gegeven een verkennend onderzoek te doen naar deze spreiding. Naast de nieuwe wetgeving vormen ook de regionale arrangementen in het vmbo en de diverse aanvragen voor havo/vwo-voorzieningen aanleiding voor dit onderzoek. Tot slot is de bijzondere positie van het openbaar onderwijs en de rol van de provincie daarin aanleiding voor de opdracht tot dit onderzoek. Wij gaan hieronder op alle punten kort in. De scholenplanning in het voortgezet onderwijs zal naar verwachting met ingang van 1 augustus 2008 drastisch veranderen. Waarschijnlijk worden in de nieuwe wetgeving alle veranderingen in de voorzieningenstructuur door de schoolbesturen in de regio zelf bepaald. Alleen het stichten van nieuwe scholen zal hier buiten vallen. De toekomstige wetgeving beslaat het hele voortgezet onderwijs (van Praktijkonderwijs tot en met gymnasium). Het is dan aan de regio om op basis van een samenwerkingsovereenkomst, het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO), te besluiten over nieuwe vmbo-afdelingen, extra vestigingen en verplaatsingen van alle schoolsoorten waaronder havo en vwo. In Overijssel zijn de laatste jaren diverse regionale arrangementen tot stand gekomen. Tegelijkertijd zijn er in de provincie allerlei bewegingen met betrekking tot aanvragen van andere onderwijsvoorzieningen (havo, vwo) die nog onder de oude wetgeving vallen. Daarbij constateert de provincie dat bij een groeiend aantal aanvragen, dat aan de provincie ter advisering wordt voorgelegd in het kader van ex artikel 75 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO), verklaringen van geen bezwaar van omliggende scholen ontbreken. De uitkomsten van een onderzoek naar de spreiding van onderwijsvoorzieningen zullen mogelijk ook kunnen bijdragen aan het bereiken van overeenstemming over het toekomstig aanbod havo/vwo. De provincie kan een procesrol vervullen bij het tot stand komen van de regiovisie die leidt tot een RPO. Dit hangt samen met haar deskundigheid op het terrein van de arbeidsmarkt en haar rol op het terrein van de jeugdzorg. Ook kan de provincie helpen een impasse te doorbreken in het overleg tussen de vo-scholen. De huidige WVO bepaalt dat Gedeputeerde Staten periodiek onderzoek doet naar het aanbod van openbaar onderwijs in de provincie. De nieuwe wet gaat nog een stap verder en bevat een artikel dat de expliciete zorgplicht voor Gedeputeerde Staten beschrijft. Zij zullen straks verplicht zijn om te voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een voldoende aantal openbare scholen in de provincie.
5/49
BMC Daartoe kan Gedeputeerde Staten een gemeente opdragen een aanvraag bij de minister van OCW in te dienen om een openbare school voor bekostiging in aanmerking te brengen indien de ouders, voogden en verzorgers van een naar hun oordeel voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij dat wensen en de gemeente daaraan niet heeft voldaan. 1.2
Doelstelling van het onderzoek
De centrale doelstelling van het te verrichten onderzoek is: Het in kaart brengen en beoordelen van de huidige en voorgenomen Overijsselse onderwijsvoorzieningen in het vo op het punt van wenselijkheid, spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid, met inachtneming van de kaders zoals geformuleerd in de nieuwe planningswetgeving. Twee perspectieven krijgen hierbij de nadruk: de positie van het havo en vwo en de positie van het openbaar onderwijs. 1.3
Deelonderzoeken en leeswijzer
De bovengenoemde centrale doelstelling hebben wij in de volgende deelonderzoeken gesplitst: * Het maken van een relevante samenvatting van de oude en nieuwe planningswetgeving (paragraaf 2.1 en 2.2). Hierbij hoort tevens een beschouwing over de termen spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid (paragraaf 2.3), de speciale positie van het openbaar onderwijs (paragraaf 2.4) en de rol van de provincie in de scholenplanning (paragraaf 2.5). * Een onderzoek naar de huidige spreiding van onderwijsvoorzieningen in de provincie, waarin opgenomen een inventarisatie van de bestaande regionale arrangementen in het vmbo (hoofdstuk 3). * Het onderzoeken of de regio-indeling, zoals die bij de vorming van regionale arrangementen tot stand is gekomen, ook logisch is en gehandhaafd kan blijven in het licht van de nieuwe wetgeving en de wensen van de schoolbesturen (paragraaf 3.3). * Het inventariseren van de wensen van schoolbesturen op korte en middellange termijn als het gaat om schoolvoorzieningen in het havo en vwo (paragraaf 4.2). * Het onderzoeken of schoolbesturen voornemens zijn met elkaar in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen te gaan samenwerken om deze wensen i te verwezenlijken. Hierbij hoort tevens het onderzoeken van mogelijke hindermachtproblemen in de nieuwe situatie (paragraaf 4.2). * Het verrichten van een korte casestudie naar de situatie I Jssel Vecht en de daar op dit moment ingediende en te verwachten aanvragen. Bij dit deelonderzoek zijn ook de gemeenten Dalfsen, Ommen en Hardenberg betrokken geweest (hoofdstuk 5). * Het beoordelen van de huidige en gewenste voorzieningen op de criteria wenselijkheid, spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid met inachtneming van de speciale wettelijke positie van het openbaar onderwijs en de rol van de provincie in deze (hoofdstuk 6). * Het doen van aanbevelingen aan de provincie over de nu liggende aanvragen en over de rol die zij kan spelen onder de te verwachten nieuwe planningswetgeving (hoofdstuk 7).
6/49
BMC 1.4
Onderzoeksmethode
Hoewel er ook sprake is van kwantitatieve verwerking van gegevens, vormen documentenanalyse en de interviews met betrokkenen (schoolbesturen, gemeenten en besturenorganisaties) de basis voor de conclusies in dit onderzoek. In de maanden januari en februari 2008 hebben de onderzoekers gesprekken gehad met vertegenwoordigers van de schoolbesturen in de provincie, die scholen met havo en/of vwo in stand houden. Verder hebben de onderzoekers gesproken met vertegenwoordigers van de gemeenten Ommen en Dalfsen. Van de gemeente Hardenberg is een schriftelijke reactie ontvangen. Ook is gesproken met vertegenwoordigers van de besturenorganisaties van openbaar en PC onderwijs. Een lijst met gemterviewde personen is bijgevoegd als bijlage 5. Voor de documentenstudie is gebruik gemaakt van de oude en te verwachten nieuwe wetgeving en verder van diverse rapporten die er over de scholenplanning in de afgelopen jaren zijn verschenen. Een bronvermelding is opgenomen in bijlage 1.
7/49
BMC
Hoofdstuk 2 De oude en nieuwe planningswetgeving In dit hoofdstuk geven wij op hoofdlijnen een overzicht van de huidige wetgeving met betrekking tot de scholenplanning. Deze is namelijk op dit moment, mede voor de beoordeling van voor 1 november 2007 ingediende aanvragen, nog steeds relevant. Ook gaan wij in op de vergevorderde plannen die er zijn om deze wetgeving, mogelijk al per 1 augustus 2008, te wijzigen. Tevens zullen wij in dit hoofdstuk ingaan op de voor dit onderzoek relevante begrippen spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid. Ten slotte zullen wij een aparte paragraaf wijden aan de nieuwe rol van de provincie ten aanzien van de scholenplanning, in het algemeen en meer specifiek ten aanzien van het openbaar onderwijs. 2.1
Scholenplanning in de huidige Wet op het Voortgezet Onderwijs (VWO) Een schoolbestuur dat het onderwijsaanbod wil wijzigen, krijgt op dit moment te maken met veel procedures, voorschriften en criteria. Wij geven in deze paragraaf een overzicht van de verschillende mogelijkheden. Daarbij gaan wij wat uitgebreider in op die planningsinstrumenten die relevant zijn voor de nu liggende aanvragen. Het stichten van scholen en afdelingen Wanneer een schoolbestuur een school wil stichten, is tot nu toe het Plan van Scholen daarvoor het wettelijke instrument. Datzelfde geldt voor het stichten van een afdeling in het vbo. In beide gevallen, school en afdeling, gaat het om een nieuwe voorziening, een voorziening die aan het aanbod wordt toegevoegd en die niet ontstaat door nevenvestiging, fusie, omzetting, verplaatsing of splitsing. Daarvoor is een andere procedure. Een schoolbestuur moet aantonen dat de school voldoet aan de voor die school geldende stichtingsnormen of als dat niet het geval is, dat andere scholen als gevolg van die nieuwe voorziening niet ernstig in de problemen komen. Artikel 65 WVO regelt de procedure. De invulling van het toetsingskader is in een beleidsregel opgenomen. De laatste beleidsregel is vastgesteld in 2006 (OCW-regelingen, 2006) en regelt bijvoorbeeld de wijze waarop een school moet aantonen dat aan de geldende stichtingsnormen wordt voldaan. Dit moet gebeuren via indirecte meting als er in het voedingsgebied sprake is van een dekkend netwerk van basisscholen van de aangevraagde richting of via directe meting als er naar het oordeel van de minister in het desbetreffende voedingsgebied nog geen dekkend netwerk van basisscholen van de betreffende richting aanwezig is. Van de gehanteerde begrippen, zoals voedingsgebied, basisgeneratie, deelnamepercentage, bruto en netto potentieel, wordt nauwkeurig omschreven wat er onder wordt verstaan en hoe zij gemeten dienen te worden. Verplaatsing, omzetting, splitsing en nevenvestiging Wanneer een schoolbestuur een (deel van de) school wil verplaatsen, omzetten (verandering van richting), splitsen, een nevenvestiging tot stand wil brengen of afsluitend onderwijs aan een nevenvestiging wilde toevoegen, is dat op dit moment geregeld in artikel 75 WVO. Er moet voldaan worden aan criteria in het eerdergenoemde toetsingskader.
8/49
BMC In de wet geldt als centrale doelstelling 'te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied'. De provincie heeft een toetsende rol. Bij een verzoek tot omzetting of verplaatsing van een openbare school beoordeelt de provincie verder of Voldoende zal zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen'. Een derde algemeen criterium is dat de gevraagde verandering niet mag leiden tot substantieel leerlingenverlies bij omliggende scholen. Dat laatste is gedefinieerd als meer dan 10% verlies aan leerlingen voor dezelfde schoolsoort of afdeling. Als dit leerlingenverlies zal leiden tot het onder de opheffingsnorm raken van de betreffende school of Scholengemeenschap, zal het verzoek afgewezen worden. Verder bevat het toetsingskader gedetailleerde informatie over onder andere de volgende onderwerpen: * Bij verplaatsing over meer dan drie kilometer (gemeten over de weg!): substantiate relatie tussen wervingsgebieden, namelijk een overlap in het desbetreffende postcodegebied van meer dan 30%. De verplaatste school moet op middellange en op lange termijn niet onder de geldende opheffingsnorm komen. Er mag geen substantieel leerlingenverlies optreden voor scholen van dezelfde soort in de regio. * Bij de vorming van een nevenvestiging door verplaatsing en samenvoeging gelden gedetailleerde criteria ten aanzien van de omstandigheden waarin een nevenvestiging kan worden gevormd, het type scholen dat een nevenvestiging in stand mag houden, de getalscriteria, alsmede de criteria voor verplaatsing (overlap in wervingsgebieden en het toekomstperspectief van de overige scholen binnen de regio). Nevenvestigingen die niet voldoen aan de getalscriteria (ten minste de opheffingsnorm van de voorheen zelfstandige school) kunnen onder speciale omstandigheden toch toestemming krijgen. * Bij vorming van een nieuwe nevenvestiging gelden eisen met betrekking tot de overlap in wervingsgebied tussen de Scholengemeenschap en de nevenvestiging. Er mag op de nieuwe nevenvestiging uitsluitend les in de onderbouw worden gegeven en er mag geen substantieel verlies van leerlingen optreden bij omliggende scholen van dezelfde soort. Op lange termijn moet de nevenvestiging aan bepaalde in de beleidsregel genoemde getalscriteria voldoen. Dit alles moet in een schriftelijk regioplan worden aangetoond om een integrate afweging mogelijk te kunnen maken. Dit regioplan bevat een planprocedurele prognose, een schoolprognose, inzicht in eventuele negatieve effecten voor omliggende scholen van dezelfde soort, reacties van besturen van omliggende scholen, een overzicht van betrokkenen bij de totstandkoming en overige argumentatie. * Onder bepaalde omstandigheden is dubbelaanbod mogelijk: afsluitend onderwijs op nevenvestigingen van schoolsoorten die niet aanwezig waren op het moment dat de nevenvestiging door samenvoeging ontstond. Ook hier spelen het toekomstperspectief van andere scholen binnen de regio, een schriftelijk regioplan en de reactie van gemeenten een rol bij de beoordeling.
9/49
BMC Regionale arrangementen Sinds een aantal jaar kunnen scholen met ten minste de schoolsoorten vbo of mavo in een regionaal arrangement samenwerken. Hierbij kunnen de deelnemende scholen in afwijking van reguliere (getals)criteria, een grotere planningsvrijheid krijgen. De voorwaarden hiervoor worden uitgebreid in de eerder genoemde beleidsregel beschreven. In een regionaal arrangement worden afspraken gemaakt over allerlei zaken. In het kader van de scholenplanning gaat het echter met name om afspraken rondom vbo-afdelingen en programma's, waaronder de nieuwe intersectorale programma's. 2.2
Te verwachte wijzigingen in de Wet Voortgezet Onderwijs
Op dit moment is een wetsvoorstel in behandeling, dat voortborduurt op de regionale arrangementen (Kamerstukken II, 2007 - 2008, 31 310, nummer 1 tot en met 6). Het voorstel biedt ook voor het havo, vwo en praktijkonderwijs in de regio de mogelijkheid om tot afspraken te komen met de bedoeling om het hele voortgezet onderwijsaanbod beter aan te laten sluiten bij de wensen van leerlingen, ouders, vervolgonderwijs en arbeidsmarkt. In deze paragraaf beschrijven wij de veranderingen waar de scholen naar verwachting mee te maken krijgen per 1 augustus 2008. Stichting en omzetting van scholen Goedkeuring voor een aanvraag tot het stichten van nieuwe scholen blijft ook in de toekomst voorbehouden aan de minister. Het stichten van compleet nieuwe scholen komt in Nederland niet zo vaak meer voor. Wei komt het voor dat scholen hun aanbod willen completeren. Een voorbeeld hiervan is een school voor havo/vwo die haar aanbod aanvult met de theoretische leerweg. Dat wordt weliswaar gezien als stichting, maar dan van de schoolsoo/t mavo, in plaats van een school. Hetzelfde geldt voor een splitsing van een school in twee aparte scholen, want ook daarbij ontstaat een nieuwe school. Goedkeuring voor splitsing van scholen is dus ook voorbehouden aan de minister. Een punt van aandacht daarbij nog: als een school eenmaal toestemming heeft voor het aanbieden van beroepsgericht vmbo, dat wil zeggen onderwijs in de basis- en j kaderberoepsgerichte leerweg, dan beschikt deze school over de schoolsoort vbo. Het toevoegen van nieuwe afdelingen of programma's is dan geen stichting, maar uitbreiding van het aanbod binnen de bestaande schoolsoorten. Hiervoor is geen goedkeuring van de minister noodzakelijk. De norm voor de stichting van een school ligt vast. Deze verandert niet veel vergeleken met de huidige situatie. Het wetsvoorstel komt met een stichtingsnorm van 65 leerlingen per leerjaar voor vbo, mavo, havo en vwo. Een Scholengemeenschap die twee of meer schoolsoorten heeft, kan worden gesticht als het aantal leerlingen van elk van de samenstellende schoolsoorten ten minste driekwart bedraagt van het hierboven genoemde aantal. Voor het praktijkonderwijs geldt een afwijkende stichtingsnorm, namelijk 120 leerlingen.
10/49
BMC Wij vatten dit nog eens samen in onderstaande tabel: label 2.1: Stichtingsnormen oud en nieuw Schoolsoort Categoriale school is
atheneum gymnasium lyceum vwo havo mavo vbo 1 afdeling 2 afdelingen 3 afdelingen 4 afdelingen praktijkonderwijs
340 355 460 360 260 260 320 480 640 120
wordt . 390 325 260 260 320 480 640 120
Scholengemeenschap is 255 460 270 195 260 320 480 640 90
wordt 292 244 195 195 240 360 480 90
In de oude situatie had de minister een zekere beleidsvrijheid om van de normen af te wijken. Hiervan werd echter zelden gebruik gemaakt. Deze beleidsvrijheid bestaat in het nieuwe wetsvoorstel dan ook niet meer. Van de stichtingsnormen kan nu nog alleen worden afgeweken als de garantiefunctie van het openbaar onderwijs en de bereikbaarheid daarvan voor de leerlingen dat vereisen. In het wetsvoorstel vervalt het huidige onderscheid tussen atheneum, gymnasium en lyceum en de daarmee verband houdende onderwijskundige voorschriften. Zijn er voldoende leerlingen, dan mag op aanvraag een vwo-school worden gesticht. Die school mag vervolgens een atheneum- en een gymnasiumstroom aanbieden. Hetzelfde geldt voor bestaande athenea en gymnasia. Omzetting waarbij een bekostigde openbare school een bekostigde bijzondere school wordt, blijft een zaak waarover de minister beslist. De reden hiervoor is artikel 23 van de Grondwet, waarin wordt gesteld dat de overheid moet zorgen voor voldoende openbaar onderwijs. Voor omzetting van een bekostigde bijzondere school in een school van een andere richting is niet langer toestemming van de minister nodig. Het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) Na aanvaarding van het wetsvoorstel valt een aantal zaken onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkende scholen in een regio, zoals bijvoorbeeld de vorming van nevenvestigingen en het toevoegen van vboafdelingen. De bepalingen in de wet met betrekking tot een RPO zijn voor een belangrijk deel ontleend aan de bepalingen uit de beleidsregels die in de afgelopen jaren zijn opgesteld rondom de regionale arrangementen. Er zijn wel enkele verschillen aan te geven, waarop wij hieronder verder ingaan. Het meest in het oog springende verschil is dat een RPO ook gaat over het praktijkonderwijs en het havo en vwo. Als een Scholengemeenschap op een van haar vestigingen bijvoorbeeld naast een brede instroom in de onderbouw alleen afsluitend vmbo-t (mavo) onderwijs aanbiedt, kan in een RPO geregeld worden dat op deze vestiging ook afsluitend vbo, havo en/of vwo onderwijs wordt geboden.
11/49
BMC Een RPO wordt afgesloten door ten minste twee bevoegde gezagsorganen. Bij de regionale arrangementen kwam het hier en daar voor dat een bevoegd gezag met meerdere scholen een regionaal arrangement afsloot (met zichzelf). Dat kan in de nieuwe wet niet meer. Omvang van de regio Voordat wij ingaan op de andere mogelijkheden die de nieuwe wet biedt, eerst een opmerking over het begrip regio. Met betrekking tot het afsluiten van regionale arrangementen werd het begrip regio slechts summier in de oude beleidsregels aangeduid. Er werd verwezen naar, vaak verouderde, provinciate regiobeschrijvingen en het voedingsgebied van scholen. In de praktijk bepaalde een groep scholen samen de regio. Soms werd de regio bepaald op basis van natuurlijke grenzen, maar ook een samenwerkingsverband vo/vso of een aansluitingsnetwerk met het mbo kon doorslaggevend zijn. In het nieuwe wetsvoorstel omvat een regio het grondgebied van een of meerdere gemeenten. Een gemeente is dus de kleinste eenheid. De situatie (die nu in de praktijk voorkomt) dat twee scholen in een gemeente aan verschillende regionale arrangementen deelnemen, wordt daarmee uitgesloten. Verder is bepaald dat een gemeente pas onderdeel kan uitmaken van een regio als bij de deelnemende vestigingen van de scholen 60% van het aantal leerlingen in die gemeente staat ingeschreven. Mogelijkheden en voorwaarden Het nieuwe artikel 72 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs omschrijft wat er mogelijk is als scholen gaan samenwerken in een RPO: 1. Verplaatsing van een vestiging van een school (over meer dan drie kilometer). 2. Vorming van nieuwe nevenvestigingen van een school. 3. Afsplitsing van een of meer scholen van een Scholengemeenschap. 4. Toevoeging van afsluitend onderwijs aan het onderwijsaanbod van een nevenvestiging. 5. Toevoeging aan het onderwijsaanbod van onderwijs in de gemengde leerweg. 6. Toevoeging van afdelingen in het vbo (zonder het vereiste van een minimum aantal leerlingen). Voorwaarde is, evenals in de afgelopen jaren bij regionale arrangementen het geval was, dat er een regiovisie wordt geschreven. Deze heet nu alleen RPO. Hierin wordt nadrukkelijk gevraagd om een overzicht van de onderwijsvoorzieningen die het bevoegd gezag van een deelnemende school nieuw wil laten bekostigen, vergezeld van een prognose van het aantal leerlingen per vestiging. Verder dient in een RPO het volgende omschreven te worden: * De omvang en begrenzing van de regio. * De gegevens over het aanbod en gebruik van onderwijsvoorzieningen. * De relatie van het bestaande en toekomstige onderwijsaanbod met het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt. * Een visie van de deelnemers aan het overleg over deze relatie. Met de deelnemers worden gemeenten, provincie, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de regio en mbo-instellingen bedoeld. Het overleg is daarmee nadrukkelijk in de wet opgenomen.
12/49
BMC De in de wet genoemde ingredienten van een RPO betreffen een minimumvariant. Daarnaast staat het de deelnemers aan een RPO vrij om ook andere afspraken op te nemen. Bijvoorbeeld over de doorstroom naar het vervolgonderwijs en over het samen gebruik maken van voorzieningen. In de afgelopen jaren zagen wij dergelijke afspraken ook steeds vaker opgenomen in de regionale arrangementen. Duur van een RPO Als een regio eenmaal een RPO heeft afgesloten, geldt deze voor vijf jaar. Nu wordt een regionaal arrangement nog wel eens na twee jaar aangepast aan nieuwe inzichten en wensen van de deelnemende scholen. Dat lijkt onder de nieuwe wet niet meerte kunnen. Wel is er een relatief eenvoudige procedure opgenomen voor een update. Er bestaat straks de mogelijkheid voor een bevoegd gezag (dat deelneemt aan een bestaand RPO!) om voorzieningen aan te vragen die nog niet in het RPO zijn opgenomen. Het gaat dan om de aanvragen die hierboven onder 3 tot en met 6 zijn opgenomen. Het is voldoende als de aanvraag is voorzien van de handtekening van de overige bevoegde gezagsorganen die aan het RPO deelnemen. De verplaatsing en de vorming van een nieuwe nevenvestiging zijn hiervan in beginsel uitgezonderd, vanwege de huisvestingsconsequenties. Hindermacht Een van de doelstellingen van de nieuwe wetgeving is het verminderen van de hindermacht, de mogelijkheid die scholen hebben om de wensen van andere scholen tegen te houden. Binnen een RPO bepalen de overlegpartners met elkaar welke hinder zij acceptabel vinden. Voor scholen die niet deelnemen aan een RPO is wel een norm vastgelegd in de wet. Bij regionale arrangementen gold een norm van 10% per schoolsoort of per afdeling. Deze norm wordt in de nieuwe wet verruimd naar 10% per vestiging. Intra- en intersectorale programma's Voortaan is geen aanvraag en dus ook geen RPO nodig voor intra- en intersectorale programma's voor zover voldaan wordt aan bepaalde nadere voorwaarden. Naar verwachting betekent dit dat voor intrasectorale programma's de al in de regelgeving opgenomen onderliggende afdelingen nodig zijn en voor de intersectorale programma's ten minste een afdeling in de onderliggende sector die wordt gevraagd. Bijvoorbeeld: een school die op een locatie wil beginnen met het programma Sport, Dienstverlening en Veiligheid heeft daarvoor een onderliggende afdeling in de sector Economie en in de sector Zorg & Welzijn nodig. Ontbreekt die afdeling, dan moeten deze in een RPO worden aangevraagd. Ontbreekt de hele schoolsoort (in dit geval vbo), dan moet deze eerst via stichting worden aangevraagd. Een extra vestiging Als er geen RPO is, kan een extra vestiging er alleen door stichting komen. Bijvoorbeeld: de eerder genoemde Scholengemeenschap wil op haar nevenvestiging met brede instroom en vmbo-t afsluiting nu ook met afsluitend havo-onderwijs beginnen.
13/49
BMC Zonder RPO moet eerst een school met de schoolsoort havo worden gesticht en vervolgens kan deze school worden samengevoegd met de bestaande nevenvestiging. Opheffingsnormen Een school wordt opgeheven als deze gedurende drie achtereenvolgende schooljaren is bezocht door een aantal leerlingen dat minder is dan driekwart van het aantal leerlingen dat voor de stichting geldt. Voor een Scholengemeenschap geldt dat als deze gedurende drie achtereenvolgende schooljaren is bezocht door een aantal leerlingen dat minder bedraagt dan de helft van het aantal leerlingen dat vereist is voor stichting van de scholen die deel uitmaken van de Scholengemeenschap. Voor een school voor praktijkonderwijs geldt een norm van 70 leerlingen en voor een school voor vbo met twee of meer sectoren een totaal van 240 leerlingen. De opheffingsnorm voor afzonderlijke afdelingen wordt afgeschaft, om zo de scholen in staat te stellen ook maatwerktrajecten voor enkele leerlingen samen te stellen. Afloop van een RPO Het RPO loopt na vijf jaar af en dat is niet zonder gevolgen. De bekostiging voor afdelingen die een school via het RPO heeft gekregen, eindigt op dat moment, of eerder als er tussentijds is opgezegd. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de onderliggende programma's die via het RPO zijn verkregen om de intra- en intersectorale programma's aan te kunnen bieden. Dit alles is natuurlijk niet van toepassing als een school aansluitend opnieuw en eventueel met andere partners samenwerkt en zo onmiddellijk aan alle vereisten voor het verzorgen van het desbetreffende onderwijs voldoet. Ook is het mogelijk dat de betreffende afdeling voor bekostiging in aanmerking komt, omdat inmiddels aan de stichtingsnorm voor die afdeling wordt voldaan. In die gevallen kan de bekostiging van de afdeling doorlopen. Vestigingen en (tijdelijke) nevenvestigingen Zoals eerder opgemerkt, vervallen de begrippen nevenvestiging met spreidingsnoodzaak en dislocatie. In de plaats hiervan komt de volgende situatie. De hoofdvestiging van een school is de vestiging die ontstaat bij de stichting van een school. Verder kan een school of Scholengemeenschap naast de hoofdvestiging ook een nevenvestiging en/of een tijdelijke nevenvestiging hebben. Een hoofd- en nevenvestiging hebben in beginsel een permanent karakter. Daarnaast kan er bij een hoofd- of nevenvestiging een huisvestingsbehoefte met een tijdelijk karakter ontstaan als het aantal leerlingen een tijdelijke piek vertoont (korter dan vijftien jaar). De tijdelijke nevenvestiging ligt op een (hemelsbreed gemeten) afstand van minder dan drie kilometer van de hoofdvestiging of nevenvestiging, waar deze bij hoort. Het begrip dislocatie verdwijnt dus in het nieuwe wetsvoorstel. Op een nevenvestiging mag alleen onderwijs in de onderbouw aangeboden worden. Dat wil zeggen de eerste drie leerjaren van havo en vwo en de eerste twee leerjaren van het vmbo. Afsluitend onderwijs is alleen mogelijk als dat op die plek al eerder bestond. Bijvoorbeeld door een scholenfusie of als dat zo is afgesproken in een RPO. Op een tijdelijke nevenvestiging mag in principe hetzelfde onderwijs worden gegeven als op de hoofd- of nevenvestiging waar de tijdelijke huisvestingsbehoefte zich voordoet.
14/49
BMC Overgangsmaatregelen In de nieuwe wet zijn veel maatregelen opgenomen om de overgang van oud naar nieuw beleid soepel te laten verlopen. Allereerst worden lopende aanvragen in het Plan van Scholen nog eenmaal conform de oude bepalingen behandeld. Verder is het van belang dat alle bestaande regionale arrangementen voor de resterende looptijd, met een minimum van twee en een maximum van vijf jaar, zonder verdere aanpassing worden aangemerkt als een RPO. Als een school niet deelneemt aan een regionaal arrangement, blijft voor die school artikel 75 nog twee jaar van kracht. Het betreft hier het verplaatsen en stichten van nevenvestigingen. Na afloop van de overgangsregeling gelden onverkort alle nieuwe voorwaarden, dus ook die met betrekking tot de nieuwe definiering van een regio en de inhoud van de regiovisie. 2.3
Spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid
In de memorie van toelichting op de nieuwe wet (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 310, nr. 3, p. 8) wordt aangegeven dat bereikbaarheid en doelmatigheid nog steeds tot de centrale doelstellingen van het onderwijsbeleid behoren. In de gesprekken die wij voor dit onderzoek hebben gevoerd, werden deze termen geregeld gebezigd. Bij navraag blijkt dat iedereen wel een idee heeft over de invulling van deze begrippen, maar dat vrijwel niemand weet wat precies de criteria zijn die bij deze begrippen horen. De hierboven genoemde memorie van toelichting vermeldt wel hoe het met de spreiding, bereikbaarheid en doelmatigheid is gesteld. Wij lezen dat er voor de drie grote richtingen (openbaar, rooms-katholiek en protestants-christelijk) sprake is van een goed bereikbaar net van scholen, gespreid over het hele land en tevens dat het met de doelmatigheid over het algemeen goed is gesteld. Er wordt verondersteld dat hierin door de nieuwe wetgeving niets zal veranderen. Voor dit onderzoek is van belang dat bij de uitgebreide toelichting op deze stelling telkens wordt gewezen op het belang van de in het kader van het RPO op te stellen regiovisie. In een RPO maken schoolbesturen gezamenlijk en in goed overleg met de provincie en de gemeenten afwegingen in het kader van de doelmatigheid en bereikbaarheid. Wij vertalen het zo: er zijn geen harde objectieve criteria om de bovengenoemde begrippen aan af te meten. Schoolbesturen zullen bij het opstellen van een RPO consensus dienen te bereiken over hoe zij doelmatigheid en bereikbaarheid voor de specifieke situatie in hun regio invullen. Zij zijn dus in de toekomst samen verantwoordelijk om te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. De bijzondere grondwettelijke positie van het openbaar onderwijs blijft bestaan. Daarop gaan wij in de volgende paragraaf in. Een andere vraag die ons gedurende ons onderzoek steeds heeft bezig gehouden, is de vraag wat nu verstaan wordt onder een redelijke afstand. In de vigerende beleidsregel wordt onder redelijke afstand verstaan een afstand van twaalf kilometer over de weg gemeten of drie kwartier reizen per openbaar vervoer.
15/49
BMC In de memorie van toelichting op de nieuwe wet (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 310, nr. 3, p. 28) wordt een nieuwe definitie van het begrip 'redelijke afstand' genoemd. Aangekondigd wordt dat dit begrip in een ministeriele regeling zal worden vervangen door een specifiekere maatstaf, namelijk tien kilometer hemelsbreed gemeten. Lastig is dat het begrip redelijke afstand de ene keer wordt gebruikt in het kader van de nadere uitwerking van uitvoeringsvoorschriften aangaande stichting, de andere keer weer in geheel ander verband. Wij hanteren in de rest van dit onderzoek het begrip redelijk afstand als tien kilometer hemelsbreed of drie kwartier reizen met het openbaar vervoer. 2.4
De positie van het openbaar onderwijs
Een speciale beschouwing verdient de positie van het openbaar onderwijs. Artikel 23 van de grondwet draagt de overheid op te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs. Letterlijk staat er Voldoende openbaar algemeen vormend lager onderwijs'. Deskundigen zijn van mening dat dit artikel zich vooral richt op het basisonderwijs en mogelijk op de eerste jaren van het voortgezet onderwijs, tegenwoordig wel aangeduid met funderend onderwijs. Maar op dit artikel uit de Grondwet zijn wel degelijk artikelen in de huidige en toekomstige WVO gebaseerd. De provincie moet op dit moment ten minste eenmaal in de drie jaar vaststellen of voldoende is voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen. Het gaat daarbij om de beoordeling van de vangnetfunctie van het openbaar onderwijs. Onlangs is de provincie Overijssel op dit artikel aangesproken door het openbaar onderwijs in Zwolle. Ook in de voorgestelde nieuwe wet krijgt het openbaar onderwijs een speciale positie. De garantiebepalingen uit de huidige wetgeving zijn daarom overgenomen in het nieuwe wetsvoorstel, zelfs met vermelding van een expliciete zorgplicht voor Gedeputeerde Staten. Deze houdt onder meer in dat op basis van het nieuwe artikel 67 WVO Gedeputeerde Staten er zorg voor draagt dat is voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs op een voldoende aantal scholen in de provincie. Dit geldt met name als de ouders, voogden en verzorgers van een voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij dat wensen en de gemeente, waar die ouders wonen, geen aanvraag hebben ingediend. Het valt op dat hier telkens de term Voldoende' wordt gebruikt, zonder dat dit in de wetgeving wordt gekwantificeerd. Dit geeft een zekere beoordelingsvrijheid aan de provincie, die immers nu zelf moet bepalen wanneer er sprake is van voldoende openbaar onderwijs en/of voldoende ouders die daarom vragen. Er mag immers in deze gevallen door de minister afgeweken worden van de in paragraaf 2.2 genoemde stichtingsnormen. In de memorie van toelichting (dus niet in de wet!) wordt aangeduid aan welke benadering in dit geval wordt gedacht. Als ouders uit het openbaar onderwijs dat wensen en in het betreffende voedingsgebied is een potentieel van tweederde van de stichtingsnorm, dan is de gemeente waarin de meeste ouders woonachtig zijn die openbaar onderwijs wensen, verplicht om daarin te voorzien.
16/49
BMC Dit geldt dus alleen ten aanzien van het openbaar onderwijs. Voor het bijzonder onderwijs is er geen mogelijkheid meer voor de minister om op basis van de nieuwe wet af te wijken van de normen. Onze interpretatie is als volgt: allereerst moeten ouders uit het openbaar (basis)onderwijs aangeven openbaar voortgezet onderwijs te wensen. Vervolgens moet de provincie beoordelen of het om een voldoende aantal leerlingen gaat. De minister zal een dergelijke aanvraag waarschijnlijk goedkeuren als het om ten minste het aantal van tweederde van de stichtingsnorm gaat. Let wel, dit geldt als het om stichting van een nieuwe school gaat. Voor andere verzoeken van ouders of wensen van schoolbesturen zal straks het RPO de aangewezen en eerste weg zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een nevenvestiging van een bestaande school of uitbreiding van het onderwijs aan een bestaande vestiging. Als men het in het overleg met de regionale partners niet eens wordt, kan een openbaar schoolbestuur terugvallen op stichting met de hiervoor genoemde speciale normen die voor het openbaar onderwijs gelden. Deze terugvaloptie geldt overigens ook voor bijzondere schoolbesturen, maar die moeten wel volledig aan de normen voldoen. 2.5
Rol van de provincie in de scholenplanning
1
In ons advies uit 2006 aan OCW (Mulder, Berg & Linders, 2005) pleiten wij voor handhaving van de formele rol van de provincie conform de huidige regeling regionale arrangementen, met name als het gaat om de procesrol en - als de regio dat wenst - de regierol. Dit advies is overgenomen in de nieuwe wetgeving. Artikel 72 handelt in zijn geheel over het RPO en daarin wordt bijvoorbeeld aangegeven dat een RPO niet kan worden vastgesteld als er geen overleg heeft plaatsgevonden met de provincie. Dat is nog wat strenger geformuleerd dan in de huidige beleidsregel regionale arrangementen. De provincie kan verder volgens de memorie van toelichting op de nieuwe wet een procesrol spelen bij het tot stand komen van de regiovisie die leidt tot een RPO. Dit hangt samen met haar rol op het terrein van de jeugdzorg en haar deskundigheid op het terrein van de arbeidsmarkt. Ook kan de provincie helpen een impasse te doorbreken in het overleg tussen de vo-scholen. Impasses en daarmee een mogelijke rol voor de provincie kunnen en zullen bijvoorbeeld voorkomen als de ene school meent hinder te hebben van een wens van de andere school, in of buiten de vastgestelde regio. Omdat het Plan van Scholen in de nieuwe wet verdwijnt, vervalt daarmee ook de formele adviesrol van de provincie ten aanzien van dat plan.
17/49
BMC
Hoofdstuk 3 Een overzicht van de onderwijsvoorzieningen Dit hoofdstuk geeft een totaaloverzicht van de onderwijsvoorzieningen in het vo in de provincie Overijssel. In totaal bieden 21 schoolbesturen voortgezet onderwijs aan 71.610 leerlingen in de provincie Overijssel. Verder gaan wij in dit hoofdstuk in op de vorming van regionale arrangementen in het vmbo. 3.1
Een overzicht van het onderwijs in de provincie
Bestuurlijke situatie vo in de provincie De bestuurlijke situatie in Overijssel is als volgt samen te vatten. In de provincie Overijssel zijn veel scholen met een bestuur (eenpitters). Opvallende uitzondering is de Stichting Carmel College (24.018 leerlingen verdeeld over acht scholen). De Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio (4.931 leerlingen) bestuurt ook meerdere scholen. Daarnaast zijn het Ichtus College, het Agnieten College en Landstede verenigd in het SSCO. Samen bieden de scholen van het SSCO onderwijs aan 8.039 leerlingen in Overijssel. Er zijn ook enkele scholen die in feite nevenvestigingen zijn van grotere scholen in andere provincies, zoals De Nieuwe Veste in Hardenberg en de Jacobus Fruitier in Rijssen. Figuur 3.1 geeft een overzicht van alle schoolbesturen en hun leerlingaantallen in de provincie Overijssel. De officiele namen van de schoolbesturen zijn te vinden in bijlage 2. Stichting CarmelCoItege
018
SSCO OpenbaarOnderwrjs Zwolle
' I,
/
BestuurSGM t Stedelijk Lyceum BestuurGregdanusCoItege
3822
/
i 11^^33596
/
Be stu u r Ve ch tdal Co lie g e /
/
BestuurPCSGM HetNoordik /
BestuurSGM Reggesteyn
/
BestuurSGM ReterZandt
/
Be stu u r Assin k Lyce urn BestuurOSGHengeb
/
]
/
BestuurSGM De Waerdenborch
/
Bestuur Aim ere College BestuurOSGErasmus
/
BestuurRSGTromp Meesters
/
Bestu u rCSG Ee ke rin g e Bestuur Jacobus Fruitier
Hi*7
Bestu urDe Groene Welte
tf»62
BestuurDe Nieuwe Veste
»418 0
5000
10000
15000
20000
25000
Figuur 3.1: De aantallen leerlingen per schoolbestuur
18/49
BMC De scholen in Overijssel Figuur 3.2 geeft de omvang van de individuele scholen weer. Als wij het hier over een school hebben, bedoelen wij alle vestigingen onder hetzelfde (BRIN)nummer in de provincie Overijssel. Naast een verloop van het leerlingaantal in de afgelopen jaren, geeft de figuur inzicht in de omvang van scholen in de provincie Overijssel.
Twents C arm el College Etty Hillesum Lyceum Agnieten College Bonhoeffer College Opb SGM t Stedelijk Lyceum Greijdanus College Vechtda! College PC SGM Het Noordik Carmel College Salland Chr SGM Reggesteijn SGM van de Capellen SGM Pieter Zandt SGM Twickel Het Assink Lyceum Ichthus College Opb SGM Hengelo SGM De Waerdenborch Almere College Kath SGM St Canisius Openbare SGM Erasmus PC/RK SGM De Grundel Thorbecke SGM Landstede Pius X College RSG Tromp Meesters Chr SGM Eekermge Gymnasium Celeanum Jacobus Fruijtier SGM AOC De Groene Welle SGM De Nieuwe Veste I
I i
0
1000
..
2000 12003
3000
4000
5000
2004 II2005
Figuur 3.2: De aantallen leerlingen per school
19/49
BMC De verdeling van de vo-scholen over de provincie wordt in figuur 3.3 grafisch weergegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in denominatie en omvang van de school. Ten derde wordt middels een cijfer aangegeven hoeveel vestigingen per denominatie er in de plaats aanwezig zijn.
Legenda STJE1HWUK
Rooms-Katholsek Openbaar Protestants Christelijk Algemeen bijzooder Gereformeerd Reform a tori sch Samenwerkingsschool fPC/RK}
ZWABTSlUfS
0 DEDEMSVAABT
m®
Klein (< 1000) Middelgroot (1000-2000)
81EUWLEUSEN
0
in*
G root (> 2000)
VRIEZEHVEEN
TUlBEIIGfM :
0
ll
WIJHE •
0
m T 600ft
o
HAAXSBERGEN/BORCULO
«
Figuur 3.3: Overzicht vo-scholen naar denominatie, aantal en omvang
In de provincie Overijssel is sprake van een aanzienlijk netwerk aan onderwijsvoorzieningen in het voortgezet onderwijs. Uit figuur 3.3 blijkt dat er overal binnen een 'redelijke afstand' (tien kilometer hemelsbreed) voortgezet onderwijs is. In de steden is sprake van een grotere concentratie dan in de meer landelijke gebieden. Toch is er ook in de minder dichtbevolkte gebieden relatief veel toegang tot voortgezet onderwijs. Met name als het gaat om voortgezet onderwijs aan leerlingen van 13 -15 jaar (onderbouw) is de bereikbaarheid goed. Openbaar onderwijs Gezien het doel van dit onderzoek hebben wij nog wat nauwkeuriger gekeken naar spreiding en bereikbaarheid van openbare vo-scholen in de provincie Overijssel. Wij hebben eerst gekeken op welke vestigingen openbaar onderwijs wordt gegeven in de onderbouw.
20/49
BMC Daar hebben wij een straal van tien kilometer omheen getrokken, conform onze definitie van redelijke afstand in paragraaf 2.3. Wij zien dat er voor de onderbouw sprake is van een nagenoeg dekkend netwerk van openbare scholen in Overijssel. Figuur 3.4 illustreert dit. N.B. de onderbouwlocaties van Het Stedelijk Lyceum in Enschede en de Van der Capellen SG in Zwolle zijn omwille van de leesbaarheid als een locatie weergegeven.
Figuur 3.4: Overzicht van de openbare vo-scholen (onderbouw) in Overijssel
Naast de spreiding in de onderbouw hebben wij ook gekeken naar de spreiding van het havo/vwo-onderwijs in de bovenbouw. In figuur 3.5 is de spreiding te zien van de openbare scholen met havo/vwo afsluitend onderwijs. Ook hier is een straal van tien kilometer hemelsbreed gehanteerd. Wij zien dat de spreiding en dus de dekking door de scholen in Overijssel lager is dan bij de onderbouw.
21/49
BMC Omdat de bereikbaarheid natuurlijk niet van provinciegrenzen afhankelijk is, hebben wij voor een compleet overzicht ook gekeken naar openbare scholen die afsluitend havo/vwo onderwijs aanbieden net buiten de grenzen van de provincie. Wij zien dat deze situatie zich voortdoet in de gemeenten Meppel, Hoogeveen, Coevorden (Drenthe) en Ede, Apeldoorn (Gelderland). De betreffende scholen zijn in grijs opgenomen. Uit figuur 3.5 blijkt dat waar het openbaar havo/vwo afsluitend onderwijs betreft, er zich een witte vlek bevindt in het midden van de provincie ter hoogte van Ommen. Betrekken wij bij de bereikbaarheid ook het criterium van drie kwartier reizen per openbaar vervoer, dan constateren wij dat er een frequente treinverbinding is tussen Zwolle en Hardenberg, met als tussenstation Ommen.
56 De Ni«ut*« Vests Coevorden
*\
-
Figuur 3.5: Overzicht van de openbare vo-scholen met havo/vwo afsluiting
22/49
BMC Verdeling schoolsoorten in de provincie De verdeling van schoolsoorten in het onderwijs is te zien in figuur 3.6. Na de onderbouw volgt 29% van de leerlingen onderwijs in het vwo. 30% volgt een havo-opleiding en 41% vervolgt een opleiding in het vmbo (14% vmbo theoretische leerweg). Hierbij dient aangetekend te worden dat na de onderbouw leerlingen van het vwo nog drie jaar aanwezig zijn op de school en de overige leerlingen twee jaar. De vwo-populatie is dus relatief oververtegenwoordigd. » VWO • HAVO
MAVO (VMBO-TL) « VBO
27%
14%
29%
ji—mmmmm
30%
Figuur 3.6: Verdeling schoolsoorten in de provincie na de onderbouw (Bron: CFI)
Binnen de sectoren van het vbo (de beroepsgerichte sectoren in het vmbo) ziet de verdeling er als volgt uit: • Economie
Zorg & Welzijn III lechniek lILandbouw
a•
26%
33% <
36%
Figuur 3.7: Verdeling over de sectoren in het vbo (Bron: CFI)
Uit figuur 3.7 blijkt dat in de bovenbouw van het vbo de meeste leerlingen voor de sector Zorg & Welzijn kiezen (36%). Daarna volgt de sector Techniek (33%). Landelijk gezien staat het aandeel Techniek onder druk en kampt de sector met een dalend belangstellingspercentage. Het deelnamepercentage van 33% voor de provincie Overijssel is relatief groot vergeleken met andere regio's in het land. Het aandeel van de sector Economie ligt op 26%. Met name in de verstedelijkte gebieden is sprake van een hoog percentage leerlingen dat voor de sector Economie kiest. Deze sector is landelijk gezien populair bij allochtone leerlingen. De sector Landbouw trekt in de provincie Overijssel 5% van de leerlingen in het vbo.
23/49
BMC 32
De regionale arrangementen in het vmbo
In de afgelopen jaren heeft het ministerie van OCWdoor middel van regionale arrangementen geprobeerd de onderwijsinfrastructuur in het vmbo beter te regelen. Zoals besproken in paragraaf 2.1 zijn de regionale arrangementen de feitelijke voorloper van het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. In Overijssel heeft dit geleid tot een nagenoeg dekkend geheel aan regionale arrangementen. In de afgelopen jaren hebben de regionale arrangementen zo een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van een samenwerkingscultuur in de regio. In de eerste jaren van de regionale arrangementen heeft de nadruk sterk gelegen op het onderwijsaanbod. Gaandeweg is echter ook het onderwijsconcept op de agenda verschenen met het oog op de positionering en profilering van het vmbo in de regio. Vooral de groeiende belangstelling voor eerst de intrasectorale en later de intersectorale programma's heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. De regionale arrangementen zijn door de deelnemende scholen grofweg voor vier doeleinden gebruikt: • Completering van het onderwijsaanbod. • Verbreding van het onderwijsaanbod. • Profilering van de school. • Het aanbieden van maatwerktrajecten. De verdeling van de regionale arrangementen over de provincie Overijssel wordt in figuur 3.8 weergegeven.
WeststeUingswerf/ Steenwijkerland
Figuur 3.8: Regionale arrangementen in de provincie Overijssel
24/49
BMC Gemeenten en de daar gevestigde scholen die geen deel uitmaken van een regionaal arrangement zijn Staphorst, Hengelo en Borne. In Staphorst is een nevenvestiging van een reformatorische school gevestigd. Deze reformatorische school Pieter Zandt maakt geen deel uit van de regionale arrangementen, maar heeft in Kampen wel ingestemd met de plannen van de andere scholen. In de regio Hengelo/Borne is tot op heden geen regionaal arrangement afgesloten. Alle huidige arrangementen worden bij het in werking treden van de nieuwe wet vo omgezet in een RPO voor de resterende looptijd. Hierbij wordt een maximum van vijf en een minimum van twee jaar gehanteerd. Overzicht van de regionale arrangementen Hieronder volgt een kort overzicht van de regionale arrangementen, met de gemeenten waar de deelnemende scholen zijn gevestigd en de datum van indiening. De goedkeuring en dus de ingangsdatum is in de meeste gevallen 1 augustus daaropvolgend. Weststellingwerf/Steenwijkerland * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Weststellingwerf (Friesland) en Steenwijk. * Ingediend in: december 2007. * Alle scholen nemen deel. Dronten/Kampen * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Dronten (Flevoland) en Kampen. * Ingediend in: december 2007. * Pieter Zandt doet niet mee, maar stemt wel in. Zwolle en omstreken * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Zwolle, Zwartewaterland, Dalfsen, Olst-Wijhe, Oldebroek (Gelderland), Hattem (Gelderland). * Ingediend in: februari 2006. * Geactualiseerd in: december 2007. * Na de actualisatie doen alle scholen in het gebied mee. Noordoost-Overijssel * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Hardenberg en Ommen. * Ingediend in: december 2007. * Alle scholen nemen deel. Midden-IJssel-Noord * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Deventer, Hellendoorn, Hof van Twente, Raalte, Rijssen-Holten en Wierden. * Ingediend in: januari 2007. * (Naar verluid geactualiseerd in december 2007, hierna doen alle scholen in het gebied mee).
25/49
BMC Almelo en omstreken * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Almelo, Tubbergen en Twenterand. * Ingediend in: deeember 2007. * AOC Oost doet niet mee. Twente-Oost * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Enschede, Losser, Oldenzaal en Dinkelland. * Ingediend in: maart 2008. * Alle scholen nemen deel. * N.B. Dit arrangement is een vervolg op het in 2006 ingediende beperkte regionaal arrangement Enschede. Haaksbergen/Borculo * Deelnemende scholen liggen in de gemeenten: Haaksbergen en Borculo (Gelderland). * Ingediend in: december 2007. * Staring College in Borculo doet niet mee. Om inzicht te krijgen in de bestaande infrastructurele afspraken in de regionale arrangementen, worden de infrastructurele wensen met betrekking tot het vmbo in bijlage 6 weergegeven. Van de in december 2007 of later ingediende arrangementen is nog geen beschikking aanwezig. Daarvan kan dus nog niet met zekerheid worden gezegd dat de betreffende wensen gehonoreerd zijn. 3.3
De regio-indeling getoetst aan de nieuwe wetgeving
Het voorstel van wet geeft een aantal richtlijnen voor het vormen van een RPO. In artikel 72 lid 1 wordt gesteld: 'Een regio omvat een aaneengesloten gebied bestaande uit het grondgebied van een of meer gemeenten, met dien verstande dat op deelnemende vestigingen van de samenwerkende scholen per gemeente ten minste 60% staat ingeschreven van alle leerlingen die op het grondgebied van die gemeente voortgezet onderwijs volgen' (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 310, nr. 1). 1
De regionale arrangementen zoals deze in Overijssel zijn afgesloten, omvatten alle een aaneengesloten gebied van een of meerdere gemeenten en voldoen daarmee aan de eerste eis voor een RPO. Bij nagenoeg alle regie's participeren alle scholen met vmbo in de huidige regionale arrangementen. Voor zover wij kunnen nagaan, wordt bij alle regio's dan ook aan de 60% norm voldaan, die geeist wordt bij een RPO.
26/49
BMC
Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen en wensen Het hoofdstuk over de ontwikkelingen start met een beschrijving van de demografische ontwikkelingen in de provincie Overijssel voor de komende tien jaar. Dit hoofdstuk geeft verder inzicht in de vraag welke wensen er leven bij de schoolbesturen als het gaat om nieuwe voorzieningen in met name het havo en vwo op korte en middellange termijn. Ook wordt in dit hoofdstuk beschreven welke mogelijkheden schoolbesturen zien om samen te werken met andere besturen, al dan niet in de regie's zoals gehanteerd bij de regionale arrangementen. 4.1
Te verwachten demografische ontwikkelingen De demografische ontwikkelingen van de provincie Overijssel bieden inzicht in de te verwachten behoefte aan voortgezet onderwijs in de provincie. De prognose wordt aan de hand van de ontwikkeling van de basisgeneratie (gemiddeld aantal 12- en 13-jarigen per gemeente) gegeven op basis van de Primos rapportage Basisgeneraties en aantallen inwoners van de Nederlandse gemeenten 2007 (CFI, 2007). Figuur 4.1 geeft de provinciate ontwikkeling van de basisgeneratie weer voor de periode 2008 - 2019. Voor de provincie Overijssel als geheel geldt dat Primos een groei prognosticeert van circa 1.000 leerlingen tot en met 2015. Na een aanvankelijke daling in 2009 stijgt het aantal 12- en 13-jarigen in de provincie tot iets boven de 15.000 in 2015. Dit zijn dus 15.000 inschrijvingen voor het voortgezet onderwijs in dat jaar. Tot 2015 groeit de jaarlijkse instroom van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Overijssel. Tussen 2009 en 2015 stijgt de instroom jaarlijks met zo'n 200 leerlingen verspreid over de provincie. Na 2015 treedt een scherpe daling in. Deze daling is in de grafiek echter scherper weergegeven, aangezien er een sprong van vier jaar (van 2015 tot 2019 wordt gemaakt). De onzekerheid wordt groter naarmate men verder in de toekomst prognosticeert. Het is dus onduidelijk of de dalende trend na 2015 daadwerkelijk in zal zetten en of deze zo sterk zal zijn als weergegeven. Volgens de voorspelling daalt het aantal instromende leerlingen in het voortgezet onderwijs vanaf 2015 in , vier jaar tijd met circa 800 leerlingen naar 14.200. Prognose basisgeneratie Overijssel
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2015
2019
Figuur 4.1: Prognose basisgeneratie in de provincie Overijssel (Bron: Primos)
27/49
BMC In onderstaande tabel zijn de prognoses voor de verschillende gemeenten in de provincie Overijssel weergegeven. Gemeente Staphorst Steenwijkerland Dalfsen Kampen Ommen Zwartewaterland Zwolle Hardenberg Deventer Olst-Wijhe Raalte Almelo Hellendoorn Rijssen-Holten Tubbergen Twenterand Wierden Borne Dinkelland Enschede Haaksbergen Hengelo H of van Twente Losser Oldenzaal Totaal 4.2
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2015
2019
268 515 388 641 206 324
271 501 378 637 192 346
275 554 363 648 194 353
277 582 380 687 199 352
272 584 393 712 198 339
279 618 400 737 202 341
275 596 402 735 191 340
270 560 366 748 175 312
1.275
1.266
1.289
1.342
1.406
1.459
1.488
1.499
800
785
796
830
851
850
854
771
1.142
1.126
1.176
1.200
1.208
1.260
1.291
1.251
235 513 896 414 546 313 449 311 277 401
230 488 857 417 545 318 428 314 276 407
224 504 862 428 550 320 429 321 275 398
229 503 937 436 546 325 468 323 259 389
239 509 955 448 550 338 502 342 275 396
241 527 954 450 567 347 530 350 278 401
228 519 952 469 576 347 502 342 277 412
182 475 911 445 554 310 465 319 253 363
1.674
1.683
1.707
1.689
1.741
1.765
1.718
1.692
312 964 436 286 371
296 919 436 268 367
301 921 437 265 372
319 959 448 287 359
323 978 455 286 364
321 463 282 379
321 975 432 294 376
272 941 396 262 355
13.957
13.751
13.962
14.325
14.664
15.005
14.912
14.147
1004
Wensen en mogelijkheden bij schoolbesturen
In 2008 is met alle schoolbesturen die havo/vwo-voorzieningen in stand houden in Overijssel gesproken. De belangrijke onderwerpen die ter sprake zijn geweest in de interviews worden hieronder op hoofdlijnen besproken. Soms wordt een illustratieve opmerking aangehaald om de algemene lijn te verduidelijken. Allereerste dient opgemerkt te worden dat schoolbesturen het initiatief van de provincie in het algemeen toejuichen om dit onderzoek te doen uitvoeren. De nieuwe wetgeving De gesprekken zijn tevens gebruikt om met de schoolbesturen te spreken over de verwachte wijzigingen in de planningswetgeving. Gemterviewden waren vaak alleen op hoofdlijnen op de hoogte van de nieuwe wetgeving. Samenwerken in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) Alle schoolbesturen verklaren dat zij in principe bereid zijn om net als bij de regionale arrangementen met andere besturen samen te werken in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Een deel van de gemterviewden is van mening dat er een onderscheid gemaakt moet worden in de regiogrootte voor het vmbo en het havo/vwo. Andere gemterviewden merken op eerst te willen investeren in de persoonlijke relatie met de partners.
28/49
BMC Over de kansen en mogelijkheden binnen een RPO wordt verschillend gedacht. De kansen die er in een RPO voor een school liggen, zullen waarschijnlijk door de praktijk worden ingegeven. Momenteel merken de gemterviewden dat er nog veel vanuit de school wordt gedacht. Een van de gemterviewden is van mening dat het RPO er wellicht toe leidt dat je 'afspraken maakt over wat je niet doet1. Diverse geTnterviewden stellen dat er een hele andere dynamiek plaats gaat vinden bij de vorming van een RPO, dan bij regionale arrangementen het geval was. In de afstemming van het vmbo-onderwijs kunnen scholen elkaar goed vinden omdat er geen noemenswaardige veranderingen in leerlingenstromen optreden. Bij een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen, waarbij dus ook havo en vwo betrokken worden, zal dit naar verwachting wel het geval zijn. Vandaar dat het RPO met meer scepsis benaderd wordt dan een regionaal arrangement. In het regionaal arrangement was vaak sprake van een win-win situatie. In een RPO wordt door het verstoren van leerlingenstromen het maken van afspraken bemoeilijkt, menen de gemterviewden. Gewezen wordt op de huidige aanvragen in het gebied Dalfsen, Hardenberg, Ommen en Dedemsvaart, die tot problemen in de samenwerking leiden, doordat er mogelijk een verstoring van leerlingenstromen optreedt. Ten slotte ziet een gemterviewde in de vorming van regio's problemen voor de Yandgebieden'. Scholen in de periferie van een regio zullen bemvloed worden door aangrenzende regio's. De invloed van de school op een andere regio wordt kleiner. Dat is nadelig voor die scholen, die zich aan de randen van een regio bevinden. Wensen voor nieuwe onderwijsvoorzieningen In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de door de schoolbesturen geuite wensen. RSG Tromp Meesters in Steenwijk heeft een aanvraag ingediend om het Proonderwijs dat nu onder hetzelfde BRINnummer valt te verzelfstandigen. Dit houdt splitsing van scholen in. Erzijn geen bezwaren van andere besturen geconstateerd tegen de aanvraag van RSG Tromp Meesters. Verder zijn in de gesprekken geen wensen, die in de nieuwe wetgeving onder het stichten van scholen moeten worden geschaard. De schoolbesturen in Twente melden dat er het afgelopen jaar sprake zou zijn van een groep ouders die van plan is een zelfstandig categoriaal gymnasium te stichten. Tot een concrete aanvraag bij de provincie en het Rijk heeft deze wens voor zover wij kunnen nagaan niet geleid. De door de schoolbesturen uitgesproken wensen voor nieuwe of het uitbreiden van bestaande voorzieningen betreffen allereerst de nu aangevraagde voorzieningen in het gebied Dalfsen, Hardenberg en Ommen. Deze worden in het volgend hoofdstuk apart besproken. Verder wordt de nog steeds bestaande wens van het Openbaar Onderwijs Zwolle voor een havo-voorziening in Wijhe genoemd. Deze wens is vorig jaar met een positief advies van de provincie ingediend en uiteindelijk afgewezen. Er zijn verder wensen van twee besturen uit Zwolle voor uitbreidingen in het Zwolse nieuwe stadsdeel.
29/49
BMC Ook overweegt het bestuur van het Greijdanus College haar onderwijs in de onderbouw op meerdere plaatsen uit te breiden in het kader van de grotere bereikbaarheid voor leerlingen uit haar achterban. Deze wensen zijn nog in een zeer pril stadium. Bereikbaarheid en toegankelijkheid De ingediende uitbreidingswensen van de scholen worden veelal onderbouwd met het argument van bereikbaarheid. De openbare scholen onderbouwen de aanvragen daarnaast met het argument van toegankelijkheid van onderwijs. De term toegankelijkheid wordt echter verschillend gemterpreteerd. Een van de gemterviewden meent dat In het kader van de doelmatigheid een bijzondere school met een open karakter de witte vlekken in het onderwijsveld net zo goed in kan vullen als een klassieke openbare instelling. ledere leerling kan immers op deze school terecht'. De openbare scholen denken fundamenteel anders over het begrip toegankelijkheid. 'De toegankelijkheid van het onderwijs is essentieel in de discussie. De verschuiving naar een openbaar karakter van de protestantschristelijke en rooms-katholieke scholen zegt niets over de principiele keuze voor openbaar onderwijs.' Met betrekking tot het aanbieden van voldoende openbaar onderwijs meent een van de gemterviewden dat onder de huidige wet het aantal scholen in het openbaar onderwijs altijd als voldoende is geacht. 'Waarom zou een nieuwe wetgeving ertoe leiden dat er geen voldoende openbaar onderwijs meer is in de provincie? Als er zich geen noemenswaardige wijzigingen in onderwijsaanbod en bevolkingssamenstelling hebben voorgedaan, zou de situatie van het openbaar onderwijs onder de nieuwe wetgeving nog steeds Voldoende' moeten zijn.' In algemene zin is er sprake van een balans tussen bereikbaarheid van onderwijs en doelmatigheid van onderwijs. Een betere bereikbaarheid gaat veelal ten koste van de doelmatigheid. Zoals een van de gesprekspartners opmerkte: 'Momenteel is er een rijk onderwijsaanbod binnen de bestaande scholen. Meerdere uitstroompunten houdt in dat het aanbod verschraalt in kwalitatieve zin'. De regio-indeling in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen Een andere regio-indeling dan de huidige indeling van de regionale arrangementen is niet per se noodzakelijk. Het is echter opvallend dat de regio van het regionaal arrangement in een aantal gevallen niet samenvalt met de regio voor het samenwerkingsverband vo/vso. Wanneer het principe van leerling-zorg leidend zou zijn, is een indeling van RPO op het niveau van samenwerkingsverbanden volgens sommigen ook een bruikbare optie voor de afbakening van de RPO's. De RPO's zouden in de meest ideate vorm samen moeten vallen met andere overlegstructuren, zodat een coherent netwerk voor voorzieningen ontstaat. In de huidige structuren is men van mening dat Dalfsen bij de regio Zwolle en omstreken hoort en niet bij Ommen/Hardenberg/Dedemsvaart (regionaal arrangement Noordoost-Overijssel). Verder hebben beide regio's altijd met elkaar te maken, omdat Ommen het ventiel is voor de regio Zwolle.
30/49
BMC Bij de vorming van een RPO zal de regio Noordoost-Overijssel dan ook altijd met de regio Zwolle en omstreken moeten overleggen en vice versa. Voor de regio Twente geldt dat bij sommigen de gedachte leeft om Hengelo/Borne aan te laten sluiten bij het RA Twente-Oost, dat bestaat uit de gemeenten Enschede, Oldenzaal, Losser en Dinkelland. In Twente wordt ook de optie genoemd om de regio voor het RPO groter te maken dan de regio voor het regionaal arrangement. De havo/vwo-leerlingen zijn in de bovenbouw qua leeftijd te vergelijken met de leerlingen die het mbo bezoeken. Deze leerlingen zijn volgens sommige gesprekspartners bereid en in staat grotere afstanden af te leggen tussen huis en school.
31/49
BMC
Hoofdstuk 5 Gebied Hardenberg, Ommen, Dalfsen In de maanden oktober en november 2007 zijn nog een aantal aanvragen ex artikel 75 VWO ingediend onder de oude regelgeving. Het betreft bijna allemaal aanvragen voor (completering van) vestigingen in het gebied dat ligt in de gemeenten Hardenberg, Dalfsen en Ommen. Hoewel ons onderzoek zich richt op de gehele provincie, wordt in dit hoofdstuk met name gekeken naar dit gebied. Hardenberg en Ommen zijn betrokken geweest bij het regionaal arrangement Noordoost-Overijssel. Dalfsen heeft geen voortgezet onderwijs, maar wordt door betrokkenen gezien als een gemeente die meer gericht is op Zwolle dan op Hardenberg of Ommen. Naast de van de provincie ontvangen schriftelijke stukken, nemen wij bij de onderstaande beschrijving ook de gesprekken met betrokken schoolbesturen en vertegenwoordigers van de gemeenten mee. 5.1
De aanvragen op een rij
Wij hebben de aanvragen gemventariseerd die voor 1 november 2007 zijn gedaan door besturen in dit gebied. Het gaat om aanvragen voor uitbreiding van de volgende scholen: • De Nieuwe Veste: havo bovenbouw in Hardenberg. • Vechtdal College: havo bovenbouw in Ommen. • Van der Capellen SG: havo/vwo bovenbouw in Dedemsvaart. Deze drie aanvragen betreffen uitbreiding van het onderwijsaanbod met afsluitend onderwijs op een bestaande nevenvestiging (via dubbelaanbod). • AOC Groene Welle: vmbo Groen in Hardenberg. Deze aanvraag betreft een nieuwe nevenvestiging alsmede dubbelaanbod vmbo groen. • Openbaar onderwijs Zwolle (Van der Capellen SG): onderbouw in Dalfsen. Deze aanvraag betreft een nieuwe nevenvestiging. Verder zou er sprake zijn van een aanvraag vanuit het protestants-christelijke ; onderwijs in Zwolle voor een nevenvestiging onderbouw in Dalfsen. Deze aanvraag troffen wij niet aan. Navraag leerde ons dat over deze aanvraag wel al geruime tijd met de gemeente en het basisonderwijs wordt overlegd, maar dat deze (nog) niet is geeffectueerd in afwachting van een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Ook het Greijdanus College heeft aangegeven in de toekomst een onderbouwvestiging in Dalfsen te willen realiseren. Met betrekking tot deze aanvragen ontvingen wij tevens 28 schriftelijke stukken van de provincie Overijssel. Het betreft aanvraagformulieren, regioplannen, verklaringen van geen en wel bezwaar en verdere correspondence over de aanvragen.
32/49
BMC 52
Toetsingskader voor de aanvragen
Alle aanvragen zijn gedaan op basis van artikel 75 WVO en het daarbij behorende toetsingskader. In paragraaf 2.1 zijn de hoofdlijnen van dit toetsingskader geschetst. Omdat bovenstaande aanvragen betrekking hebben op nieuwe nevenvestigingen, danwel uitbreiding van het onderwijsaanbod op bestaande nevenvestigingen, kijken wij nog wat meer specifiek naar de eisen hiervoor in de beleidsregel (OCWregelingen, 2006, par. 2.6). Allereerst gelden bij de beoordeling van de aanvragen de in paragraaf 2.1 genoemde algemene criteria, zoals een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied. In alle hierboven genoemde gevallen dient bij de aanvraag een regioplan te worden overgelegd. Aan de inhoud van dit regioplan worden verschillende eisen gesteld bij de aanvraag van een nevenvestiging aan de ene kant en uitbreiding van het onderwijsaanbod aan de andere kant. Voor beide dient in ieder geval in het regioplan te worden opgenomen: • Inzicht in de eventuele negatieve effecten voor omliggende scholen van dezelfde soort voor het schooljaar waarin de start van de nieuwe nevenvestiging wordt aangevraagd. Als er negatieve effecten zijn te verwachten, dient de vraag beantwoord te worden of daarover afspraken zijn gemaakt. De goed onderbouwde berekening van de effecten op omliggende scholen moet worden geleverd door de aanvrager. * De goed onderbouwde reacties van besturen van de omliggende scholen op de door de aanvrager geleverde berekening van de effecten op de omliggende scholen. 5.3
t
Algemeen beeld van de aanvragen
Het beeld dat ontstaat uit het schriftelijk materiaal is als volgt. Bij de in paragraaf 5.1 opgesomde aanvragen zijn in de meeste gevallen regioplannen gevoegd. Bij de vierde (AOC de Groene Welle) ontbreekt deze. Mogelijk komt dit omdat de Groene Welle deze aanvraag zelf als stichtingsaanvraag betitelt. Het is overigens op basis van het ons beschikbaar gestelde materiaal en binnen het kader van dit onderzoek, niet mogelijk de (on)juistheid van de door de besturen geleverde cijfers te beoordelen. Dit zal naar verwachting door de CFI gebeuren. Uit de reacties op elkaars aanvragen blijkt dat de door het ene bestuur aangeleverde cijfers in een aantal gevallen wel worden bestreden door andere besturen. Het lijkt er verder op dat sommige aanvragen vooral zijn gedaan als reactie op liggende of vermoede aanvragen. In teksten van brieven wordt dit ook letterlijk gezegd. Uit de toon van een aantal brieven wordt duidelijk dat de verhoudingen naar aanleiding van de verschillende aanvragen onder druk zijn komen te staan. Verder wordt uit de verschillende bezwaren duidelijk dat er over geen van de aanvragen consensus is bij de betrokken besturen in het gebied. In alle gevallen ontbreken namelijk een of meer verklaringen van geen bezwaar. Soms zijn expliciete verklaringen van bezwaar gevonden.
33/49
BMC Verder is ook niet gebleken dat er afspraken zijn gemaakt over te verwachten negatieve effecten van de gewenste uitbreidingen op andere scholen. In veel brieven worden het overleg en de gemaakte afspraken als onvoldoende aangemerkt. In het schriftelijk materiaal wordt door verschillende besturen gewezen op de situatie die zal ontstaan na invoering van de nieuwe wetgeving. Alle vijf hierboven gedane aanvragen zouden dan (na goed overleg en consensus) in het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen moeten worden opgenomen. 5.4
Gesprekken met betrokken schoolbesturen
Wij hebben alle bij de aanvragen betrokken schoolbesturen gevraagd naar hun visie op de situatie in het betrokken gebied. Schoolbesturen wijzen ons erop dat met hun aanvraag een betere bereikbaarheid van onderwijsvoorzieningen voor leerlingen van hun richting wordt geboden, danwel een voorziening wordt getroffen die tot dan toe in de gemeente ontbreekt. Openbare besturen wijzen bovendien op het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs indien een openbare voorziening wordt gevestigd of gecompleteerd. Een toegankelijkheid die volgens hen alleen principieel goed geregeld is in een openbare school. Sommige bijzondere besturen benadrukken dat hun scholen ook algemeen toegankelijk zijn en dat de doelmatigheid niet gebaat is bij een uitbreiding van voorzieningen in bepaalde gebieden. Volgens hen zou dit mogelijk tot verschraling leiden. Een aantal gesprekspartners zegt dat nu er nog geen Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen hoeft te worden gemaakt, schoolbesturen het zekere voor het onzekere hebben genomen en de mogelijk laatste kans hebben aangegrepen om een aanvraag onder de oude wetgeving te doen. Vaak is wel overleg geweest binnen de eigen denominatie, maar niet met de andere. Deze zijn hoogstens gemformeerd. Alle besturen wijzen erop tot nader overleg bereid te zijn, al dan niet in het kader van een toekomstig RPO. 5.5
Gesprekken met de gemeenten
j Wij hebben met ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeenten gesproken over de situatie in het gebied met betrekking tot de planning van onderwijsvoorzieningen. Gemeenten dienen immers bij een verzoek tot dubbelaanbod aan te geven hoe zij uit het oogpunt van huisvesting denken over de wenselijkheid van dit dubbelaanbod. Hoewel de drie betrokken gemeenten (Hardenberg, Ommen en Dalfsen) zeggen veel belang te hechten aan een goed onderwijsaanbod in hun gemeente, geven zij aan geschrokken te zijn van de hoeveelheid aanvragen en de mogelijke huisvestingsconsequenties. Ook de gemeenten spreken niet positief over het tussen de schoolbesturen gevoerde overleg in het gebied. Twee gemeenten wijzen er ook op dat voor veel ouders nabijheid van onderwijs van meer belang is dan de denominatie. Uit onderzoek in een van de gemeenten in 2003 bleek dat het ruim 70% van de ouders om het even is of er protestants-christelijk of openbaar onderwijs in hun gemeente komt, als het er maar komt.
34/49
BMC In afwachting van verdere ontwikkelingen hebben de drie gemeenten gezamenlijk afgesproken met verdere reacties op de aanvragen te wachten totdat de provincie met een oordeel komt.
35/49
BMC
Hoofdstuk 6 Conclusies In dit hoofdstuk zetten wij de conclusies op een rij, die het documentenonderzoek en de gesprekken met betrokkenen ons hebben opgeleverd. De conclusies over de spreiding en bereikbaarheid van de huidige onderwijsvoorzieningen verdelen wij in algemene conclusies en meer specifieke conclusies ten aanzien van het openbaar onderwijs. Verder zeggen wij in dit hoofdstuk iets over de huidige en toekomstige wensen voor onderwijsvoorzieningen in de provincie. 6.1
Conclusies ten aanzien van de huidige onderwijsvoorzieningen in de provincie
Algemeen Wij hebben in paragraaf 2.3 het een en ander gezegd over de begrippen spreiding en bereikbaarheid, zowel in de oude als in de nieuwe wetgeving. Wij hebben geconstateerd dat de centrale doelstelling van regelgeving is te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied. In de huidige wetgeving speelt de provincie bij de beoordeling een belangrijke rol. De nieuwe wetgeving lijkt de beoordeling van het evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen in een regio te leggen bij de besturen die een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen met elkaar opstellen. Alleen ten aanzien van het openbaar onderwijs blijft de provincie een speciale rol houden. Gezien de nu (onder de oude wetgeving) voorliggende aanvragen ontkomt de provincie er niet aan een oordeel uit te spreken over het al dan niet evenwichtig zijn van het geheel van onderwijsvoorzieningen in de provincie. Wij beginnen met de volgende constatering: er zijn geen documenten van de provincie Overijssel bekend, waaruit blijkt dat de provincie in het verleden van oordeel was dat er geen sprake was van een evenwichtig geheel van voorzieningen. Ook navraag bij de provincie Overijssel leert ons dat tot nog toe altijd het standpunt , is ingenomen dat onderwijs goed gespreid en bereikbaar is in de provincie. Hoe beoordelen wij nu de spreiding en bereikbaarheid? Wij hebben in paragraaf 2.3 het begrip bereikbaarheid gekoppeld aan het begrip redelijke afstand, namelijk tien kilometer hemelsbreed. In paragraaf 3.1 hebben wij de spreiding van onderwijsvoorzieningen in Overijssel in beeld gebracht. Verder constateren wij dat het beschikbare openbaar vervoer in de provincie scholen goed bereikbaar maakt. In alle door ons bekeken gevallen viel de reistijd binnen de drie kwartier. Wij menen daarom dat het geheel van onderwijsvoorzieningen in de provincie Overijssel op dit moment voldoende evenwichtig is. Dat geldt met name als het gaat om voortgezet onderwijs aan leerlingen van 13 -15 jaar (onderbouw). Ook voor afsluitend onderwijs in de schoolsoorten mavo en vbo is de spreiding voldoende. Minder gespreid en dus ook minder bereikbaar zijn voorzieningen havo en vwo afsluitend onderwijs.
36/49
BMC Daarbij past de vraag of het vanuit de overheid wenselijk moet worden geacht dat in elke plaats onderwijsvoorzieningen voor alle schoolsoorten en voor alle richtingen aanwezig zijn. De meeste van onze gesprekspartners denken hier genuanceerd over. Voor de onderbouw zou de tien kilometer zeker als norm kunnen worden gehanteerd. Het gaat daarbij immers om leerlingen waarvan ouders het in het algemeen bezwaarlijk vinden dat er voor het voortgezet onderwijs ver(der) moet worden gereisd. Voor de bovenbouw is voor veel schoolbesturen de doelmatigheid zwaarwegender. Soms zullen echter schoolbesturen een minder doelmatige vestiging voor lief nemen om de bereikbaarheid voor hun leerlingen op een door hen gewenst peil te houden of een bepaalde concurrentiepositie tegenover andere scholen te krijgen of te behouden. Een verder oordeel over de doelmatigheid van de onderwijsvoorzieningen in de provincie zullen en kunnen wij niet uitspreken. Uit de gesprekken met schoolbesturen en de provincie is ons gebleken dat de overheersende mening is dat schoolbesturen hiervoor zelf een grote verantwoordelijkheid hebben. Wij hebben daarom naar dit aspect geen nader onderzoek gedaan. Bij oordeel over de doelmatigheid van de huisvestingsvoorzieningen is daarnaast in veel gevallen de gemeente betrokken. Bij onze conclusies hierboven hebben wij uitsluitend naar de voorzieningen gekeken en niet naar de denominatie. Als wij de zin 'mede gelet op het verlangde onderwijs in de betrokken gebied' in ons oordeel betrekken, dan zien wij dat in de grotere plaatsen de drie grote richtingen in het algemeen goed zijn vertegenwoordigd. Hierbuiten kan vaak maar uit een richting worden gekozen, waarbij wij van oordeel zijn dat die richting in de meeste gevallen lijkt te passen bij het door de meeste ouders gevraagde onderwijs. In de volgende paragraaf kijken wij naar de speciale positie van het openbaar onderwijs. Openbaar onderwijs De speciale positie van het openbaar onderwijs in de oude en de nieuwe wet is uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.4. Duidelijk wordt dat met name ouders het recht hebben zich te organiseren en nieuw openbaar onderwijsaanbod te verlangen. De provincie heeft beleidsvrijheid en kan bij de beoordeling van de wens van ouders rekening houden met een afstandscriterium of reistijd voor leerlingen. Zij zou zich bijvoorbeeld kunnen baseren op de nieuwe maatstaf van tien kilometer hemelsbreed. In de toelichting op de wet wordt daarnaast gemeld dat bij beoordeling door de minister van het verzoek tot stichting aan tweederde van de stichtingsnorm wordt gedacht. Wij hebben in paragraaf 3.1 laten zien dat, bij een criterium van tien kilometer hemelsbreed, voor de onderbouw gesteld kan worden dat er ook in het openbaar onderwijs op dit moment voldoende bereikbare voorzieningen zijn.
37/49
BMC Voor de bovenbouw, met name in het havo en vwo, geldt dat niet, al blijft de reisafstand met het openbaar vervoer voor zover wij kunnen nagaan wel overal binnen drie kwartier. Ons is verder niet gebleken dat er ouders van een groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij uitbreiding van voorzieningen in het openbaar onderwijs wensen. Dit geldt in het algemeen en meer specifiek ten aanzien van de aanvragen, zoals die in de volgende paragraaf worden besproken. 8.2
Conclusies ten aanzien van de wenselijke onderwijsvoorzieningen in de provincie
De aanvragen in het gebied Hardenberg, Dalfsen en Ommen Tijdens het onderzoek is gebleken dat samenhang tussen de aanvragen in het gebied ontbreekt. Waar de centrale doelstelling van de huidige regelgeving is 'te komen tot een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied', is het voor ons de vraag in hoeverre de liggende aanvragen hieraan zullen bijdragen. Er is zeker geen consensus over de aanvragen. Ook lijken de aanvragen in een aantal gevallen gedaan te zijn als reactie op andere aanvragen. Ons is verder gebleken dat bezwaren vaak zijn ingediend uit onvrede met de gevolgde procedure. Door betrokkenen wordt gesproken over een sneeuwbaleffect. Verder is het oordeel van besturen over het gevoerde overleg niet positief. Meerdere besturen wijzen erop dat alle aanvragen eigenlijk in samenhang hadden moeten worden gedaan, maar dat dit door de gevolgde procedure niet is gebeurd. Dit lijkt in geen geval op het in de nieuwe wetgeving zo benadrukte overleg in het kader van een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Verder is ook niet gebleken dat er conform de onderdelen 2.6.3 en 2.6.5 van de beleidsregel afspraken zijn gemaakt over te verwachten negatieve effecten van de gewenste uitbreidingen op andere scholen. De tijd is volgens ons rijp voor een intensief overleg tussen alle in het gebied betrokken schoolbesturen. Een overleg waarin wenselijkheid, spreiding, , bereikbaarheid en doelmatigheid van alle onderwijsvoorzieningen in samenhang aan de orde kunnen komen, met inachtneming van de grondwettelijke speciale positie van het openbaar onderwijs. Overige wensen voorde toekomst Naast de wensen in het hierboven genoemde gebied zijn er nog andere wensen. Allereerst de wensen die in de nieuwe wet onder het begrip 'stichting' vallen. Ons is niet gebleken dat er voor de voorzienbare toekomst wensen zijn tot het stichten van compleet nieuwe scholen, nieuwe schoolsoorten of het afsplitsen van scholen om tot een nieuwe voorziening te komen. Wel zijn er wensen tot completering van bestaande of uitbreiding met nieuwe vestigingen. Ook eerder geuite wensen zoals in Wijhe blijven bestaan.
38/49
BMC In paragraaf 4.2 hebben wij de wensen voor de toekomst beschreven. Het gaat om wensen die te zijner tijd een plaats zullen moeten krijgen in een RPO. Schoolbesturen zeggen ook in de toekomst in een RPO te willen samenwerken als dat noodzakelijk is voor een goede planning van onderwijsvoorzieningen. Van het uitoefenen van hindermacht bij voorbaat is ons niets gebleken. Gezien de gebeurtenissen rondom de specifieke aanvragen zoals hierboven besproken, voorzien wij echter nog wel enig stevig overleg voordat men consensus zal kunnen bereiken. Mochten die gesprekken niet tot overeenstemming leiden, dan sluiten wij ook niet uit dat coalities van twee of meer besturen worden gevormd om een RPO te realiseren. Uiteraard kan dit alleen als aan de wettelijke voorwaarden (zie hieronder) wordt voldaan. In het algemeen vinden schoolbesturen dat de regio's zoals in de regionale arrangementen bepaald als uitgangspunt kunnen dienen voor de toekomstige RPO's. Dit past goed bij het gegeven dat bestaande regionale arrangementen automatisch zullen worden omgezet in een RPO voor de resterende looptijd. Met betrekking tot de nieuwe criteria in de wet voor de bepaling van de regio (aansluitende gemeentes en deelname van 60%) voldoet de huidige indeling ook. Voor de toekomst wordt aandacht gevraagd voor de regio Twente (wel of geen gemeenschappelijk Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen) en de regio Hardenberg, Ommen enerzijds en Zwolle (Dalfsen!) en omstreken anderzijds. Dit vanwege de genoemde ventielfunctie van Dalfsen/Ommen tussen beide regio's.
39/49
BMC
Hoofdstuk 7 Aanbevelingen In dit hoofdstuk sluiten wij ons onderzoek af met een aantal aanbevelingen. Aanbeveling 1 Op basis van onze conclusie dat in de provincie Overijssel een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen bestaat en daarmee de spreiding en bereikbaarheid op voldoende peil zijn, adviseren wij de provincie zich na aanvaarding van de nieuwe planningswet terughoudend op te stellen en het aan de besturen in de regio over te laten om te komen tot een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen. Aanbeveling 2 Een uitzondering vormt het gebied Hardenberg, Dalfsen en Ommen. Wij pleiten er daar juist voor dat de provincie haar regierol zo spoedig mogelijk oppakt om de in de regio's Zwolle en omstreken en Noordoost-Overijssel betrokken partijen (schoolbesturen en gemeenten) aan tafel te krijgen. Doel moet zijn te komen tot draagvlak voor een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen en/of een RPO. Aanbeveling 3 De provincie zou kunnen overwegen wel de verantwoordelijkheid voor de regierol op zich te nemen, maar die niet zelf te spelen. Gedacht kan daarbij worden aan een bemiddelaar van buiten, mits alle partijen zich daarin kunnen vinden. Aanbeveling 4 Wij bevelen aan om, in afwachting van de resultaten van aanbevelingen 2 en 3, geen van de aanvragen ex artikel 75 WVO in het gebied Hardenberg, Dalfsen en Ommen van een positief advies aan OCW te voorzien. Een belangrijk argument is dat gezien het geringe draagvlak zeer betwijfeld moet worden of deze aanvragen bijdragen aan een meer evenwichtige spreiding van onderwijsvoorzieningen in de regio. Dit geringe draagvlak wordt onder meer zichtbaar door het ontbreken van verklaringen van geen bezwaar en de onderlinge twijfel aan de juistheid van aangeleverde cijfers. Er zijn ook geen afspraken gemaakt over te verwachten negatieve effecten. Aanbeveling 5 Los van de door ons aanbevolen terughoudendheid bij het tot stand komen van RPO's, vinden wij dat de provincie de garantiefunctie en dus de bereikbaarheid van het openbaar voortgezet onderwijs in de provincie goed in de gaten moet blijven houden. Dit op basis van haar huidige en toekomstige wettelijke taak in deze.
40/49
BMC Aanbeveling 6 Uit ons onderzoek is gebleken dat er bij schoolbesturen onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van het begrip Voldoende openbaar onderwijs'. Gezien de beleidsvrijheid die de provincie hierin heeft en krijgt, pleiten wij ervoor dat de provincie aan alle schoolbesturen duidelijk maakt welke invulling zij hieraan zal geven. Hierbij zou een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de spreiding en bereikbaarheid van onderwijsvoorzieningen voor de leeftijdscategorie die de onderbouw van het vo bezoekt en de leeftijdscategorie daarboven. Voor de onderbouw zou een afstand van tien kilometer hemelsbreed als criterium gehanteerd kunnen worden naast het aantoonbaar zijn van tweederde van de stichtingsnorm in de nieuwe wetgeving.
41/49
BMC
Bijlage 1 Bronnen Berg, J. v., & Kampen, A. v. (2003). Plannen of polderen, eindrapportage verkenning voorzieningenplanning in het voortgezet onderwijs. Utrecht: BMC/Sardes. CFI (2007). Basisgeneraties en aantallen inwoners van de Nederlandse gemeenten. Zoetermeer. Kamerstukken II (2007/2008) 31 310, nr. 1 tot en met 6. Kampen, A. v., & Studulski, F. (2004). Eindrapportage klankbordgroep en veldconsultatie voorzieningenplanning voortgezet onderwijs. Utrecht: Sardes. Mulder, F., Berg, J. v., & Linders, W. (2005). Regionaal perspectief, een onderzoek naar de regionale arrangenten in het vmbo. Leusden: BMC. OCW-regelingen. (2006). Beleidsregel Scholenplanning voortgezet onderwijs 2007 en 2008. VO/B&B-2006/40663.
42/49
BMC
Bijlage
>
Leerlingaantallen per school INSTELLINGSNAAM
2002
2003
2004
2005
2006
SGM De Nieuwe Veste (Hardenberg)
392
394
390
387
418
AOC De Groene Welle
462
466
431
425
462
Jacobus Fruijtier SGM
500
489
469
478
517
Gymnasium Celeanum
485
492
529
546
538
Chr SGM Eekeringe
505
505
514
523
538
1.312
1.324
1.293
1.308
1.313
Pius X College
1.573
1.517
1.435
1.437
1.391
Landstede
2.060
1.689
1.542
1.526
1.474
Thorbecke SGM
1.777
1.716
1.696
1.538
1.474
PC/RK SGM De Grundel
1.982
1.950
1.876
1.711
1.697
Openbare SGM Erasmus
1.699
1.801
1.743
1.725
1.764
Kath SGM St Canisius
1.692
1.757
1.796
1.802
1.883
Almere College
1.791
1.823
1.886
2.022
2.114
SGM De Waerdenborch
2.121
2.251
2.277
2.239
2.164
Opb SGM Hengelo
1.962
1.952
2.041
2.165
2.259
Ichthus College
2.675
2.692
2.672
2.603
2.495
Het Assink Lyceum
2.499
2.465
2.507
2.504
2.583
SGM Twickel
2.342
2.471
2.493
2.620
2.654
SGM Pieter Zandt
2.663
2.768
2.788
2.885
2.915
SGM van de Capellen
2.334
2.407
2.477
2.632
2.919
Chr SGM Reggesteijn
2.941
2.833
2.902
2.921
2.983
Carmel College Salland
3.014
3.010
3.051
3.048
3.062
RSG Tromp Meesters
PC SGM Het Noordik
3.250
3.233
3.240
3.196
3.191
Vechtdal College
3.112
3.076
3.137
3.216
3.290
Greijdanus College
3.477
3.521
3.475
3.487
3.596
Opb SGM t Stedelijk Lyceum
3.833
3.897
3.754
3.839
3.822
Bonhoeffer College
3.440
3.578
3.625
3.696
3.829
Agnieten College
3.938
4.179
4.132
4.084
4.070
Etty Hillesum Lyceum
4.860
4.612
4.564
4.524
4.557
4.685
4.757
4.874
4.931
4.945
Twents Carmel College
43/49
BMC
Bijlage 3 Leerlingaantallen per bestuur BESTUUR
TOTAAL LEERLINGEN
1
Stichting Carmel College
2
Bestuurscommissie van het Stedelijk Lyceum Openbare SGM voor Gymnasium, Atheneum en HAVO
3.822
3
Samenwerkend Orgaan Almere College Kampen Dronten
2.114
4
Stichting voor Protestants Christelijk Onderwijs voor Almelo en omgeving
3.191
5
Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in Noordoost-Overijssel en Coevorden
3.290
6
Stichting Ichtus College
2.495
7
Stichting Agnieten College
4.070
8
Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs voor Nijverdal Rijssen en omstreken
2.983
9
Stichting Openbare Scholengemeenschap Erasmus
1.764
10
Stichting Het Assink Lyceum
2.583
11
Stichting Samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijk
1.313
12
Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio
4.931
13
Vereniging voor Gereformeerd Voortgezet Onderwijs voor Oost Nederland
3.596
13
Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs de Waardenborch
2.164
15
Gemeente Hengelo Onderwijs voor Dienst SZW Sector OCJ
2.259
16
Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Reformatorische Grondslag
2.915
17
Vereniging van Christelijk Voortgezet Onderwijs (PC en RK) te Steenwijk
18
Stichting Internationale School Eerde en Rhederoord
24.018
538
19
Bestuurscommissie Scholengemeenschap De Nieuwe Veste
418
20
Vereniging voor Voortgezet Onderwijs op Reformatorische Grondslag voor Apeldoorn en omstreken
517
44/49
BMC
Bijlage 4 Denominaties over de vestigingsplaatsen Plaatsnaam
Denominatie
Almelo
RK
3
OPB
2
1.764
PC
2
2.136
Borne
RK
1
628
Dedemsvaart
OPB
1
341
PC
1
401
RK
1
299
Delden
Aantal vestigingen
Aantal leerlingen 2.239
Denekamp
RK
1
299
Deventer
ABZ
5
4.353
Enschede
SPR
5
3.614
GER
1
169
OPB
5
3.822
OPB
1
406
Haaksbergen
RK
1
1.589
Hardenberg
GER
1
714
PC
1
2.210
Goor
OPB
2
2.259
SPR
2
1.697
RK
1
1.727
Holten
OPB
1
1.758
Ijsselmuiden
PC
1
136
Kampen
OPB
1
811
PC
1
1.436
REF
1
2.073
Losser
RK
1
486
Nieuwleusen
PC
1
191
Nijverdal
PC
2
1.576
Oldenzaal
RK
3
4.016
Ommen
PC
1
679
Raalte
RK
2
3.062
Rijssen
PC
1
1.407
Hengelo
RK
1
375
Staphorst
REF
1
416
Steenwijk
SPR
1
538
OPB
2
1.313
Tubbergen
RK
1
660
Vriezenveen
PC
1
513
Vroomshoop
PC
1
542
Wezep
PC
1
335
Wijhe
OPB
1
268
Zwartsluis
PC
1
457
Zwolle
PC
3
3.067
ABZ
1
462
GER
1
2.347
OPB
4
4.125
SPR
1
1.474
45/49
BMC
Bijlage 5 Lijst van geraadpleegde personen De heer S.A. Terpstra, algemeen directeur christelijke SGM Reggesteyn. De heer W. Kok, voorzitter college van bestuur, Het Assink Lyceum. De heer H. Michel, directeur P & O/Financien en Beheer, SGM Het Noordik. De heer W. Diepeveen, directeur onderwijs AVO, SGM Het Noordik. De heer C. Blokland, voorzitter college van bestuur, SSCO. De heer R.P. Onderweegs, voorzitter college van bestuur, Almere College. De heer J. van Putten, voorzitter centrale directie, Pieter Zandt SG. Mevrouw H.T. Damhof, voorzitter directieraad, Openbaar Onderwijs Zwolle. Mevrouw M. Lanenga-van Wezel, voorzitter algemene directie, Van der Capellen SG. De heer C.H.P. Vreugdenhil, college van bestuur, SGM De Nieuwe Veste. De heer E. Muis, algemeen directeur a.i./voorzitter centrale directie, Vechtdal College. De heer B. Jonkers, directeur personeel en organisatie, Vechtdal College. De heer J.J.L. Timmermans, rector, RSG Tromp Meesters. De heer W. Boiten, centraal directeur, Greijdanus College. De heer A.J.K. Reiber, rector, Stedelijk Lyceum Enschede. De heer H. Schoenmaker, voorzitter college van bestuur, OSG Erasmus. De heer A. van der Werf, voorzitter centrale directie, OSG Hengelo. Mevrouw R. Bomink, voorzitter college van bestuur, De Waerdenborch. De heer R.W.J. Rijk, voorzitter college van bestuur, Stichting Carmelcollege. De heer H. Robben, directievoorzitter, AOC de Groene Welle (telefonisch). De heer C. van der Sande, beleidsadviseur onderwijs, provincie Overijssel. De heer J. Westenenk, beleidsmedewerker, gemeente Dalfsen. De heer J. Klein Kranenburg, beleidsmedewerker, gemeente Hardenberg (schriftelijk interview). De heer E. Hakkert, beleidsmedewerker, gemeente Ommen. De heer H.J. Luth, relatiemanager vo, Besturenraad, Voorburg. De heer N.L.P. te Bos, medewerker Bestuur en Inrichting, VOS/ABB, Woerden.
46/49
BMC
Bijlage 6 Overzicht van de infrastructurele afspraken in de regionale arrangementen Weststellingwerf/Steenwijkerland:
• •
•
CSG Eekeringe te Steenwijk formaliseert het programme Intersectoraal, uitstroomvariant Dienstverlening en Commercie. Linde College te Wolvega start met het afdelingsprogramma Metaaltechniek, het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP en het programma Intersectoraal, uitstroomvarianten Technologie en Commercie, Technologie en Dienstverlening. RSG Tromp Meesters te Steenwijk start op de locatie Lijsterbesstraat met de programma's Administratie, Verzorging, Bouwtechniek (leeg) en het programma Intersectoraal, uitstroomvariant Technologie en Commercie.
Oronten/Kampen:
• •
Ichtus College te Kampen start met de afdelingsprogramma's Bouwtechniek en Elektrotechniek. Almere College te Kampen start met het afdelingsprogramma Landbouw en Natuurlijke omgeving.
Zwolle en omstreken:
• •
•
J
• •
•
Agnieten College locaties Zwartsluis, Nieuwleusen, Wezep en Zwolle (Blaloweg) starten met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg. Agnieten College Zwolle, locatie Blaloweg, start met de intersectorale programma's ICT-route, Sport Dienstverlening en Veiligheid (SDV), Intersectoraal, drie uitstroomvarianten en de intrasectorale programma's Techniek Breed ISP en Zorg en Welzijn ISP. De Zwolse locaties van het Agnieten College doen afstand van de licentie Grafische Techniek. Van der Capellen SG locatie Russenweg start met de afdelingsprogramma's Administratie en Mode & Commercie. De locatie start met de intrasectorale programma's Handel en Administratie ISP, Zorg en Welzijn ISP, Metalektro ISP en Bouw Breed ISP. Ten slotte start de locatie met de intersectorale programma's SDV, Technologie in de gemengde leerweg, ICT-route en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Van der Capellen SG locatie Wijhe start met de intersectorale programma's ICTroute en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten voor de gemengde leerweg. Het Greijdanus College te Zwolle start met de intrasectorale programma's Handel en Administratie ISP, Metalektro ISP en Techniek Breed ISP. Daarnaast start de locatie met de intersectorale programma's ICT-route, Technologie in de gemengde leerweg en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Landstede te Zwolle (Thomas A. Kempis) start met het intrasectorale programma Handel en Administratie ISP. Daarnaast start de locatie met de intersectorale programma's SDV, ICT-route, Technologie in de gemengde leerweg en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. De locatie doet afstand van de licentie Grafische Techniek.
47/49
BMC *
* *
Thorbecke SGM te Zwolle locatie Dokter van Hes start met de intrasectorale programma's Consumptief ISP, Zorg en Welzijn ISP, Metalektro ISP, Bouw Breed ISP en Techniek Breed ISP. Daarnaast start de locatie met de intersectorale programma's SDV, ICT-route, Technologie in de gemengde leerweg en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Thorbecke SGM te Zwolle locatie Dokterspad doet afstand van de licenties voor Administratie en Handel en Verkoop. De Noordgouw te Hattum start met het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP en het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg.
Noordoost-Overijssel:
*
*
*
*
Van der Capellen SG locatie Dedemsvaart start met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Hiertoe worden de benodigde onderliggende afdelingsprogramma's leeg aangevraagd. Het Greijdanus College locatie Hardenberg start met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Hiertoe worden de benodigde onderliggende afdelingsprogramma's leeg aangevraagd. Het Vechtdal College start op de drie locaties met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Voor de locatie Dedemsvaart worden de benodigde onderliggende afdelingsprogramma's leeg aangevraagd. Het Vechtdal College locatie Hardenberg en Ommen starten met het intrasectorale programma Techniek Breed ISP.
Midden-Ussel-Noord:
*
* *
* *
*
De Waerdenborch te Holten start met de intrasectorale programma's Zorg en Welzijn ISP, Metalektro ISP, Instalektro ISP en Techniek Breed ISP. Daarnaast start de locatie met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg. De Waerdenborch te Goor start met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg. Etty Hillesum College te Deventer (01VJOO) start met het afdelingsprogramma Installatietechniek. Daarnaast start de locatie met de intrasectorale programma's Consumptief ISP, Instalektro ISP en Techniek Breed ISP. Ten slotte start de locatie met de intersectorale programma's Technologie in de gemengde leerweg, ICT-route en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Etty Hillesum College te Deventer (01VJOO) kopieert per 2007 alle licenties van de vestiging 10VJOO. Carmelcollege Salland te Raalte start met de intrasectorale programma's Metalektro ISP, Instalektro ISP, Bouw Breed ISP, Techniek Breed ISP en Landbouw Breed ISP. Daarnaast start de locatie met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Reggesteyn te Nijverdal start met de afdelingsprogramma's Uiterlijke verzorging en Installatietechniek. Daarnaast starten zij met het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP en Instalektro ISP. Ten slotte start de locatie met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg.
48/49
BMC *
*
Reggesteyn te Rijssen start met het afdelingsprogramma Uiterlijke verzorging. Daarnaast start de locatie met de intrasectorale programma's Consumptief ISP, Zorg en Welzijn ISP en Bouw Breed ISP. Ten slotte start de locatie met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg. Jacobus Fruytier te Rijssen start met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg.
Almelo en omstreken:
*
*
* *
*
* *
St. Canisius te Almelo start met de intersectorale programma's Technologie in de gemengde leerweg en Intersectoraal, drie uitstroomvarianten voor de gemengde leerweg. St. Canisius te Tubbergen formaliseert het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Hiertoe worden de afdelingsprogramma's Administratie en Bouwtechniek leeg aangevraagd. OSG Grasmus start met Consumptief Breed ISP. CSG Het Noordik locatie Van Renneslaan start met het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP en formaliseert het programma Techniek Breed ISP. Daarnaast start de locatie met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten en formaliseert het de licentie voor SDV. CSG Het Noordik locatie Vriezenveen start met het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP. Daarnaast start de locatie met het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten (Bouwtechniek en Administratie zijn hiervoor leeg aangevraagd) en formaliseert het de licentie voor SDV. CSG Het Noordik locatie Vroomshoop start het intrasectorale programma Zorg en Welzijn ISP en het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten. Pius X locatie Van Renneslaan start met de intrasectorale programma's Zorg en Welzijn ISP en Techniek Breed ISP. Daarnaast start de locatie het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg en formaliseert de locatie het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten.
Twente Oost:
*
*
Twents Carmelcollege locatie Losser start met het intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg en het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten voor de gemengde leerweg. Twents Carmelcollege locatie Oldenzaal start met het afdelingsprogramma Installatietechniek. Daarnaast start het met de intrasectorale programma's Metalektro ISP, Instalektro ISP, Bouw Breed ISP en Techniek Breed ISP. Ten slotte formaliseert de locatie de intersectorale programma Technologie in de gemengde leerweg en het programma Intersectoraal, drie uitstroomvarianten.
49/49
BMC
advies, verandermanagement £ coaching