Activiteit: Filosoferen met kinderen over taal Doelgroep groepen 5 t/m 8 Materialen handleiding ‘Filosoferen met kinderen, informatie en tips’ schoolbord of flip-over schrijf- of tekenpapier pennen, potloden Beschrijving workshop In deze activiteit gaat het enerzijds om de ervaring van het voeren van een filosofisch gesprek met kinderen. Door samen na te denken, vragen te stellen en te luisteren verdiepen de kinderen hun ideeën over taal. Zie ook de informatie en tips voor het filosoferen met kinderen. De invalshoeken voor het filosoferen over taal zijn divers: de herkomst van taal, de betekenis van woorden, de betekenis van verhalen, het wonder van letters (symbolen) die weergeven wat we willen zeggen of denken. Onderstaand zijn drie gesprekvoorbereidingen gegeven waar de leerkracht uit kan kiezen. Steeds gaat het erom samen met de kinderen de overgang te maken van een concrete start, die dicht bij de kinderen ligt, naar een abstracte verdieping die het gesprek zijn filosofische waarde geeft en tot inzichten leidt over de betekenis van taal. In een afsluitende schrijfopdracht kunnen de leerlingen individueel weergeven hoe zij over het onderwerp denken. De opbrengst van deze schrijfopdracht kan een plek krijgen in de Taalkrant. De onderstaande drie gespreksvoorbereidingen bieden een richtlijn en inhoudelijke vragen voor het voeren van filosofisch gesprek rondom het thema taal. In blauw aangegeven zijn de tips en instructies voor de gespreksleider. Opzet 1: Filosoferen over woorden Introduceer het filosoferen. Vertel wat filosoferen is (samen nadenken en praten in de kring) en waarom je het doet (om wijzer te worden en te leren van elkaar). Verduidelijk wat filosofische vragen zijn (vragen waarop het enige juiste antwoord niet bestaat, maar waarover iedereen kan nadenken en zijn mening of ideeën kan geven). Zie ook het document ‘Filosoferen met kinderen: informatie en tips’. Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag introduceer je samen met het gesprek. De start- en verdiepingsvragen zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in de onderzoeksvraag. Kunnen woorden de werkelijkheid weergeven? Startvragen De kinderen kunnen de startvragen individueel beantwoorden. Laat de kinderen korte aantekeningen maken van hun antwoorden. Geef een paar minuten om zelf na te denken. Inventariseer vervolgens gezamenlijk de antwoorden op het bord. Hoeveel woorden ken jij? Hoeveel woorden heb je nodig? Is het mogelijk om alle woorden te kennen die er bestaan? Verdiepingsvragen Maak voor het verdiepend gesprek een kring, zodat de kinderen elkaar goed kunnen zien en horen. Spreek met elkaar af welke gespreksregels je hanteert in de kring. Voor het kringgesprek kun je gebruik maken van de volgende verdiepingsvragen. Je hoeft niet alle vragen te bespreken, laat de keuze voor de vragen afhangen van de richting waarin het gesprek zich ontwikkelt.
Waar komen woorden vandaan? Kan iedereen leren lezen en schrijven? Wat gebeurt er als je niet kunt lezen en schrijven? Kunnen woorden de werkelijkheid weergeven? Kun je met woorden altijd uitdrukken wat je bedoelt? Wanneer niet? Kun je met woorden iets uitleggen wat een ander nooit heeft gezien, gedaan of gevoeld? Kun je elkaar verstaan, zonder elkaar te begrijpen? Wat gebeurt er dan? Kun je praten zonder woorden? Hoe doe je dat? Sluit af door het gesprek samen te vatten, geef eventueel een conclusie. Blik samen met de kinderen kort terug op hoe het gesprek is verlopen. Complimenteer de kinderen met hun inzet en betrokkenheid. Desgewenst kun je de onderstaande creatieve verwerkingsopdracht koppelen aan het gesprek, zodat de kinderen hun ideeën en inzichten kunnen weergeven in een klein gedicht. Verwerkingsopdracht Schrijf een elfje over je gedachten naar aanleiding van het filosoferen: Regel 1: een woord Regel 2: twee woorden Regel 3: drie woorden Regel 4: vier woorden Regel 5: een woord
je uitgangspunt, het onderwerp van het gedicht hoe ziet het eruit, hoe voelt het, hoe klinkt het wat gebeurt er, wat is er aan de hand wat vind je ervan, hoe denk je erover de afsluiter
Bijvoorbeeld:
gedachten mijn gevoel begrijp je me? taal is niet genoeg soms
Opzet 2: Filosoferen over letters Introduceer het filosoferen. Vertel wat filosoferen is (samen nadenken en praten in de kring) en waarom je het doet (om wijzer te worden en te leren van elkaar). Verduidelijk wat filosofische vragen zijn (vragen waarop het enige juiste antwoord niet bestaat, maar waarover iedereen kan nadenken en zijn mening of ideeën kan geven). Zie ook het document ‘Filosoferen met kinderen: informatie en tips’. Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag introduceer je samen met het gesprek. De start- en verdiepingsvragen zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in de onderzoeksvraag. Welke betekenis hebben letters als je (nog) niet kunt lezen? Startvragen De kinderen kunnen de startvragen individueel beantwoorden. Laat de kinderen korte aantekeningen maken van hun antwoorden. Geef een paar minuten om zelf na te denken. Inventariseer vervolgens gezamenlijk de antwoorden op het bord. Waar komen woorden vandaan? Waar komen letters vandaan? Verdiepingsvragen Maak voor het verdiepend gesprek een kring, zodat de kinderen elkaar goed kunnen zien en horen. Spreek met elkaar af welke gespreksregels je hanteert in de kring. Voor het kringgesprek kun je gebruik maken van de volgende verdiepingsvragen. Je hoeft niet alle vragen te bespreken, laat de keuze voor de vragen afhangen van de richting waarin het gesprek zich ontwikkelt.
Kan iedereen leren lezen? Waarom (niet)? Wat gebeurt er als je leert lezen? Welke betekenis hebben letters als je (nog) niet kunt lezen? Kunnen letters van betekenis veranderen? Waarom zijn er 26 letters? Hoeveel woorden bestaan er? Hoe kan het dat er wel nieuwe woorden bijkomen, maar geen nieuwe letters? Sluit af door het gesprek samen te vatten, geef eventueel een conclusie. Blik samen met de kinderen kort terug op hoe het gesprek is verlopen. Complimenteer de kinderen met hun inzet en betrokkenheid. Desgewenst kun je de onderstaande creatieve verwerkingsopdracht koppelen aan het gesprek. Verwerkingsopdracht Geef in een korte tekst antwoord op de onderzoeksvraag. Gebruik daarvoor de volgende startzinnen: Toen ik nog niet kon lezen… De betekenis van letters is niet voor iedereen hetzelfde, omdat… Er zijn veel meer woorden dan letters, omdat …
Opzet 3: Filosoferen over verschillende talen Introduceer het filosoferen. Vertel wat filosoferen is (samen nadenken en praten in de kring) en waarom je het doet (om wijzer te worden en te leren van elkaar). Verduidelijk wat filosofische vragen zijn (vragen waarop het enige juiste antwoord niet bestaat, maar waarover iedereen kan nadenken en zijn mening of ideeën kan geven). Zie ook het document ‘Filosoferen met kinderen: informatie en tips’. Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag introduceer je samen met het gesprek. De start- en verdiepingsvragen zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in de onderzoeksvraag. Hoe zou het zijn als iedereen in de wereld dezelfde taal sprak? Startvragen De kinderen kunnen de startvragen individueel beantwoorden. Laat de kinderen korte aantekeningen maken van hun antwoorden. Geef een paar minuten om zelf na te denken. Inventariseer vervolgens gezamenlijk de antwoorden op het bord. Welke taal is jouw taal / Welke taal hoort het meest bij jou? Waarom? Welke andere talen zijn belangrijk in jouw leven? Waarom? Verdiepingsvragen Maak voor het verdiepend gesprek een kring, zodat de kinderen elkaar goed kunnen zien en horen. Spreek met elkaar af welke gespreksregels je hanteert in de kring. Voor het kringgesprek kun je gebruik maken van de volgende verdiepingsvragen. Je hoeft niet alle vragen te bespreken, laat de keuze voor de vragen afhangen van de richting waarin het gesprek zich ontwikkelt. Waarom zijn er verschillende talen in de wereld? Waarom vinden mensen hun eigen taal belangrijk? Wat heeft taal met cultuur te maken? Vind je het nodig om een andere taal te leren spreken, lezen en schrijven? Vind je dat iedereen in Nederland goed Nederlands moet kunnen spreken, lezen en schrijven? Waarom (niet)? Wat gebeurt er als je elkaar niet verstaat? Kun je iemand begrijpen die een andere taal spreekt? Maken al die verschillende talen de wereld juist leuker of moeilijker? Hoe zou het zijn als iedereen overal dezelfde taal sprak?
Sluit af door het gesprek samen te vatten, geef eventueel een conclusie. Blik samen met de kinderen kort terug op hoe het gesprek is verlopen. Complimenteer de kinderen met hun inzet en betrokkenheid. Desgewenst kun je de onderstaande creatieve verwerkingsopdracht koppelen aan het gesprek. Verwerkingsopdracht Maak een stripverhaaltje in drie tekeningen, waarin je laat zien: Waarom mensen hun eigen taal belangrijk vinden; Hoe misverstanden ontstaan omdat mensen elkaar niet verstaan; Hoe het zou zijn als iedereen dezelfde taal sprak.
Filosoferen over taal (3) Onderzoeksvraag Startvraag Verdiepingsvragen Waarom zijn er verschillende talen in de wereld? Waarom vinden mensen hun eigen taal belangrijk? Wat heeft taal met cultuur te maken? Vind je het nodig om een andere taal te leren spreken, lezen en schrijven? Vind je dat iedereen in Nederland goed Nederlands zou moeten kunnen spreken, lezen en schrijven? Waarom? Wat gebeurt er als je elkaar niet verstaat? Kun je iemand begrijpen die een andere taal spreekt? Maken al die verschillende talen de wereld juist leuker of moeilijker? Hoe zou het zijn als iedereen overal dezelfde taal sprak? Verwerkingsopdracht (te gebruiken in de Taalkrant) Opdracht bij de onderzoeksvraag: ‘Hoe zou het zijn als iedereen in de wereld dezelfde taal sprak?’ Maak een stripverhaaltje in drie tekeningen, waarin je laat zien: Waarom mensen hun eigen taal belangrijk vinden; Hoe misverstanden ontstaan omdat mensen elkaar niet verstaan; Hoe het zou zijn als iedereen dezelfde taal sprak.