ACTIEPLAN MAATSCHAPPELIJK KWETSBARE JONGVOLWASSENEN
SYNTHESE REGELGEVENDE EN ANDERE KNELPUNTEN DIE ZORG OP MAAT VOOR JONGVOLWASSENEN BEMOEILIJKEN
www.vlaanderen.be
2
INHOUDSTAFEL 1. Kader
3
2. Een kluwen van regelgeving en procedures
3
3. Knelpunten die hulp op maat van jongvolwassenen bemoeilijken – Vlaamse bevoegdheden
4
3.1 Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 3.1.1 Integrale Jeugdhulp 3.1.2 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) 3.1.3 Agentschap Jongerenwelzijn 3.1.4 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning 3.1.5 Algemeen Welzijnswerk 3.1.6 Geestelijke Gezondheidszorg 3.1.7 Vertrouwenscentra Kindermishandeling 3.1.8 Drughulpverlening 3.1.9 Hulp aan gedetineerde jongvolwassenen 3.1.10 Armoedebestrijding en schuldoverlast 3.1.11 De leefwereld van jongvolwassenen 3.1.12 Jongvolwassenen op het scharnier van sectoren 3.1.13 Naar een begeleide en gecoördineerde uitstroom uit de jeugdhulp 3.2 Beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed 3.2.1 De toegankelijkheid van de private huurmarkt 3.2.2 De toegankelijkheid van de sociale huisvesting 3.2.3 De huursubsidie 3.3 Beleidsdomein Werk en Sociale Economie 3.4 Beleidsdomein Onderwijs en Vorming 4. Knelpunten die hulp op maat van jongvolwassenen bemoeilijken – federale bevoegdheden
4 4 5 12 20 21 23 24 24 25 26 26 27 30 31 31 33 35 35 36 37
4.1 Meerderjarigheid 37 4.2 Geestelijke Gezondheidszorg 40 4.3 Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Werk (OCMW) 41 4.3.1 Financiële sociale bijstand 41 4.3.2 Naar een uniforme regelgeving 45 4.3.3 De OCMW’s als begeleidingspartners 46 4.4 Consumentenbescherming 46 4.5 Sociale bescherming 46 4.5.1 De wachtuitkering 46 4.5.2 Het vervangingsinkomen 47 4.5.3 Inkomensvervangende- en integratietegemoetkoming voor personen met een handicap 47 4.5.4 Kinderbijslag 48 4.6 Justitie 48 4.6.1 Ondersteuning en legalisering van niet-begeleide jongvolwassenen 48 4.6.2 Rechtsgang 49 Diensten en voorzieningen die meewerkten aan de oplijsting van knelpunten
50
www.vlaanderen.be
3
1 In
KADER
september
2008
organiseerde
het
Antwerpse
team
van
Integrale
Jeugdhulp
een
rondetafelgesprek. Aan het gesprek namen een 40-tal professionals deel. Professionals die vanuit verschillende sectoren binnen en buiten de jeugdhulp betrokken waren op jongvolwassenen. Het rondetafelgesprek legde bloot dat minderjarigen van 16 of 17 jaar door een onaangepaste regelgeving soms al geen toegang meer krijgen tot de jeugdhulp. Voor de toegang tot de de
volwassen hulp- of dienstverlening is het dan weer vaak wachten tot de 18
verjaardag. De
deelnemers aan het rondetafelgesprek stuurden aan op een zo volledig mogelijke screening van de regelgeving. Op die manier wenste men concrete regelgevende knelpunten die zorg op maat van jongvolwassenen bemoeilijken, op te sporen en waar mogelijk weg te werken. Daarop creëerde de afdeling beleidsontwikkeling van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin het e-mailadres
[email protected]. De afdeling lanceerde een oproep om op dit e-mailadres beperkingen in de regelgeving te signaleren. Het verspreidde deze oproep via volgende kanalen: - De websites van de agentschappen en afdelingen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; - Een mailing aan alle steunpunten, federaties en ondersteuningsstructuren. Deze verspreidden de oproep op hun beurt via de eigen kanalen; - De Vlaamse en regionale nieuwsbrieven van Integrale Jeugdhulp. Deze nota brengt een synthese van de meer dan 50 letterlijk geciteerde signalen die we op het emailadres mochten ontvangen. Sommige signalen focussen zich, zoals de oproep luidde, op beperkingen in de regelgeving of de leeftijdsgrenzen waaraan diensten en voorzieningen gebonden zijn. Maar vele signalen gaan ruimer; ze halen knelpunten in het dagelijkse reilen en zeilen van sectoren of voorzieningen aan. We ontvingen ook signalen over knelpunten en moeilijkheden in sectoren die buiten de bevoegdheden van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin vallen: wonen, onderwijs, werk, maatschappelijke dienstverlening, justitie, enzovoort. Omdat het functioneren op deze levensdomeinen ook bepalend kan zijn voor het welzijn van jongvolwassenen, zijn ook deze knelpunten opgenomen in de synthese. Voor een goede leesbaarheid van de nota zijn alle signalen onderverdeeld in functie van de bevoegdheidsverdeling. Waar dat kon, zijn de geciteerde signalen en verzuchtingen van de indieners aangevuld met verduidelijkende motieven, opmerkingen of aanvullingen.
2
EEN KLUWEN VAN REGELGEVING EN PROCEDURES
Met deze synthese hebben we de bedoeling om regelgeving die hulp op maat van jongvolwassenen bemoeilijkt in kaart te brengen. Het blijkt voor hulp- en dienstverleners niet eenvoudig om hun weg te vinden door de betrokken regelgeving en gangbare procedures. Daar getuigt volgend signaal over:
www.vlaanderen.be
4
“De regelgeving voor deze jongeren is zo complex dat veel hulpverleners niet goed op de hoogte zijn en soms met goede bedoelingen verkeerde of weinig efficiënte stappen zetten.” (psychiatrisch ziekenhuis)
3
KNELPUNTEN
DIE
HULP
OP
MAAT
VAN
JONGVOLWASSENEN
BEMOEILIJKEN – VLAAMSE BEVOEGDHEDEN 3.1 Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 3.1.1 Integrale Jeugdhulp - Decreet rechtspositie van de minderjarige Het decreet rechtspositie van de minderjarige schrijft voor dat elke minderjarige, op voorwaarde dat hij of zij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, zelfstandig een beroep kan doen op de jeugdhulp. Zelfstandig, zonder medeweten of toestemming van de ouders. Een aantal professionals geeft aan dat dit recht op jeugdhulp toch nog met de voeten getreden wordt: “Verder verhoogt het feit dat er bij -18-jarigen contact wordt opgenomen met de ouders (in vele gevallen) de drempel voor jongvolwassenen om de stap te zetten naar dikwijls acuut noodzakelijke ondersteuning.” (CAW) “We merken in onze praktijk dat we minderjarige jongeren niet doorverwezen krijgen naar de CGGZ wanneer de ouders niet onmiddellijk betrokken kunnen worden. Nochtans stelt het decreet rechtspositie dat iedereen recht heeft op hulpverlening. Ouders kunnen soms niet onmiddellijk betrokken worden omdat er bij de minderjarige soms schaamte bestaat rond de problemen die hij of zij ervaart. (…) Soms zijn ouders niet gemotiveerd om hun kind aan te melden bij een CGG omdat zij van mening zijn dat een psycholoog niet nodig is. Sommige CGG’s uit onze regio eisen dat de ouders de aanmelding doen, waardoor sommige minderjarigen niet de hulp krijgen waar ze in principe recht op hebben.” (CAW) “De positie van de bezoekruimte binnen het decreet rechtspositie van de minderjarigen: toestemming van de minderjarige om de hulpverlening op te starten is nodig. In zware conflictsituaties in gescheiden gezinnen wordt dit recht soms op een oneigenlijke manier gebruikt. Ouders trachten hun jongeren soms een standpunt te laten innemen dat niet direct het hunne is, maar dat van de ouders. Dit probleem is een algemeen erkend probleem binnen de bezoekruimten en al vaak gesignaleerd.” (CAW) - Crisisopvang Vanuit de praktijk meldt men dat er door het plaatstekort in andere sectoren en diensten, oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de crisishulp: “Vanuit de crisisopvang krijgt men regelmatig de vraag rond een opname van een 17-jarige voor wie er op dat ogenblik geen plaats is in de bijzondere jeugdzorg, en die omwille van hun leeftijd losgelaten worden door bijzondere jeugdzorg. Zij komen dan in een vacuüm terecht omdat zij nog niet meerderjarig zijn maar ook niet meer terechtkunnen in de bijzondere jeugdzorg. Zij blijven dan maar wat ‘hangen’ in de crisisopvang.” (CAW) Betrokkenen binnen de crisishulp ervaren de bovengrens van de crisishulp tot 18 jaar als een belemmering in het aanbieden van hulp op maat van jongvolwassenen in crisis: “Het crisismeldpunt minderjarigen is niet meer activeerbaar voor jongvolwassenen die net de leeftijd van 18 bereikt hebben, zelfs al ontstond de crisis voor de leeftijd van 18.” (regionaal crisisnetwerk) “Toegang tot het crisismeldpunt IJHV is niet meer mogelijk omdat ze nu 18 en 1 maand is, nochtans de crisis was reeds geruime tijd te voorzien. Niet tegenstaande er een bed beschikbaar zou zijn.” (Regionaal crisisnetwerk)
www.vlaanderen.be
5
Daarnaast zijn een aantal praktijkwerkers ook niet gelukkig met de beperking in de duur van de ingerichte crisishulp: “Een aantal regels betreffende crisisbegeleiding in integrale jeugdzorg beperken sterk de duur van de hulp waarna (vooral voor de maatschappelijk kwetsbare contexten waar geen ‘oplossing’ op korte termijn mogelijk is) ze nadien elders moeten aankloppen. Deze overdracht vlot niet altijd. Daar er telkens opnieuw verschillende hulpverleningsrelaties moeten opgebouwd worden, gaat een stuk van de krachten hier verloren.” (CAW) - De minst ingrijpende hulp Sommige praktijkwerkers signaleren dat zij moeilijkheden ondervinden om minderjarige jongvolwassenen in afstemming op hun hulpvraag en -noden de minst ingrijpende jeugdhulp te kunnen aanbieden: “Collocatie is dikwijls het enige middel om een jongere met een complexe problematiek een zeer tijdelijke, veilige opvang te bieden. Noodgedwongen wordt hier een beroep op gedaan. Niettegenstaande dit haaks staat op het principe binnen Integrale Jeugdhulpverlening van de minst ingrijpende zorg.” (regionaal crisisnetwerk)
3.1.2 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) - Een naadloos op elkaar aansluitend aanbod voor minderjarigen en volwassenen met een handicap Het VAPH beschikt over een aanbod voor minder- en meerderjarigen. De diensten voor kinderen en jongeren staan, conform de decretale bepalingen voor hun erkenning en subsidiëring, open voor jongeren tot de leeftijd van 21 jaar. De diensten voor volwassenen zijn volgens hun regelgevende basis dan weer toegankelijk voor personen vanaf 18 jaar. Theoretisch bestaat er dus geen lacune in de ondersteuning aan minder- en meerderjarige personen met een handicap. Toch signaleren een aantal betrokkenen uit de hulp- en dienstverlening dat er in de praktijk moeilijkheden zijn om voor alle jongvolwassenen een opvangplaats te vinden. Het blijkt vooral moeilijk om gepaste hulp te vinden voor jongeren die zich op het scharnier van minder- naar meerderjarigheid bevinden: de
“Jongeren met een verstandelijke handicap en bijkomend probleemgedrag die op hun 16 nood hebben aan een internaat vinden er geen meer. Ook niet in de internaten verbonden aan de school waar ze soms al jaren les volgen. (…)Ondanks de vele inspanningen die zowel ik als consulenten bij de jeugdrechtbank deden om nog internaten te vinden die deze jongeren wilden opnemen, draaide het steeds op niets uit. Internaten kiezen voor jongere kinderen. De residentiële volwassenenzorg voor mensen met een handicap stelt zich in de praktijk slechts open voor jongeren vanaf +/- 21 à 23 jaar. Zij gaan ervan uit dat jongeren tot die tijd in de minderjarigenzorg terecht kunnen. Concreet betekent dit dat als een jongere op 16 jaar geen internaat (meer) heeft en toch dringend nood heeft aan residentiële zorg, er in de praktijk een periode van +/- vijf jaar is waarin men nodeloos aan vele deuren klopt.” (psychiatrisch ziekenhuis) “Maatregelen tot begeleiding van jongeren VAPH stoppen vaak op hun 18 jaar. Gepaste woonen begeleidingsvormen ontbreken dan. (…)” (JAC) “Dikwijls stellen we vast dat de jongeren niet (meer) terecht kunnen minderjarigenvoorziening van het VAPH en (nog) niet terecht kunnen volwassenvoorziening.” (Psychiatrisch ziekenhuis)
in in
een een
“Eén ervaring in verband met jongvolwassenheid is alleszins dat sommige minderjarigen vanaf ongeveer 17 jaar nergens meer terecht kunnen in de jeugdhulp, maar tegelijk ook pas in de
www.vlaanderen.be
6
volwassenenhulp van het VAPH terecht kunnen vanaf ongeveer 23 jaar. Door de bril van de regelgeving bekeken, is dit probleem onbestaande. Want op niveau van erkenningen staat de volwassenenhulp VAPH open vanaf 18 jaar. Maar in de feiten is de hulp dus pas beschikbaar op een veel oudere leeftijd.” (Integrale Jeugdhulp) Praktijkwerkers reiken zelf een aantal verklaringen voor dit knelpunt aan: tekort aan plaatsen en een eerder negatieve beeldvorming over de zorg aan jongvolwassenen. “Jongeren die niet kunnen doorstromen binnen uw eigen voorziening raken maar moeilijk binnen in een andere voorziening. Dit is het algemeen probleem voor jongvolwassenen. Als zij nog thuis wonen is het moeilijk om in een voorziening binnen te raken omwille van het groot tekort aan plaatsen.” (VAPH-voorziening met MPI, tehuis niet-werkenden, tehuis werkenden, beschermd wonen en dagcentrum) “Voorzieningen meerderjarigenzorg zullen eerder de voorkeur geven aan een ‘uitgerijpte’ volwassene in plaats van een zoekende, impulsieve jongvolwassene. Ook voor de andere bewoners kan zo’n jongvolwassene immers heel wat onrust teweeg brengen.” (orthopedagogisch centrum) “Voorzieningen minderjarigenzorg VAPH kunnen bij een nieuwe opnamemogelijkheid al eens de voorkeur geven aan -16-jarigen. Enerzijds is bij een jonger kind de problematiek niet altijd even vast ingeslepen en zijn er dus meer groeikansen. Anderzijds is er de vrees dat een oudere gast nadien geen oriëntatiemogelijkheden zal hebben.” (Orthopedagogisch centrum) Het VAPH is bereid de strikte leeftijdsgrenzen voor in- en uitstroom uit de minder- en meerderjarigenzorg van het VAPH te evalueren en indien nodig bij te sturen. Dezelfde oefening rond het hanteren van de leeftijdsgrenzen voor zorg aan minder- en meerderjarige personen met een handicap ligt ondertussen ook al voor in de Taskforce Minderjarigen. Deze Taskforce overweegt eveneens een versoepeling van de leeftijdsgrenzen. Een dergelijke versoepeling zou kunnen toelaten dat jongeren ouder dan 18 jaar, mits een gepaste PEC-beslissing, toch nog kunnen verblijven in een minderjarigenvoorziening. Of een versoepeling zou toelaten dat minderjarigen al vanaf bijvoorbeeld 16 of 17 jaar kunnen doorstromen naar een voorziening voor volwassenen. - Het inschrijvingstraject Een aantal praktijkwerkers rapporteert dat zij moeilijkheden ondervinden bij het inschrijven van jongeren bij het VAPH. Moeilijkheden die hulp- en dienstverleners kunnen ontmoedigen in het aanmelden en begeleiden van jongeren met een handicap: “Voor zij die wel op de hoogte zijn, is het traject zo lang dat het ontmoedigend is. Je doet een aanvraag voor een ticket tehuis niet-werkenden doelgroep matig mentaal bij het VAPH (want doelgroep licht mentaal leidt in de praktijk tot niets). Dit wordt op de PEC geweigerd. Je gaat dan naar de heroverwegingscommissie, het wordt daar opnieuw geweigerd. Je gaat naar de arbeidsrechtbank in de hoop toch nog een ticket te krijgen dat de toegang tot zorg kan openen. Als je na maanden heel deze procedure doorlopen hebt en uiteindelijk het juiste ticket hebt, moet de jongere zich laten registreren op de centrale registratie zorgvragen. Je moet hopen dat je iemand vindt die contactpersoon wil zijn en die het ook nauwgezet opvolgt (wat niet zo evident meer is. Die contactpersoon moet de jongere registeren met de juiste urgentiecode en de juiste zorgvragen. Als je na verloop van tijd aan de voorwaarden voldoet, kan je knelpuntdossier VAPH worden, iets wat je kansen op een plaats vergroot. Dit traject is dermate lang, complex en arbeidsintensief dat hulpverleners ontmoedigd raken en gezien de werkdruk proberen om dergelijke begeleidingen te vermijden.” (psychiatrisch ziekenhuis)
www.vlaanderen.be
7
“Het spreekt vanzelf dat een dergelijk traject een naadloze overgang van de minderjarigenzorg naar de meerderjarigenzorg voor jongeren met een verstandelijke handicap en bijkomend probleemgedrag extreem moeilijk maakt.” (CAW) - VAPH-inschrijving bij de overgang van minder- naar meerderjarigheid Om gebruik te maken van een door het VAPH erkende dienst of voorziening voor begeleiding of opvang van minder- of meerderjarigen, moet een persoon bij het VAPH ingeschreven zijn. de
Jongeren met een handicap hebben een dergelijke inschrijving vaak al voor hun 18 de
orde gebracht. Maar dit inschrijvingsnummer vervalt bij de 18
verjaardag in
verjaardag. Jongeren moeten de
VAPH-inschrijvingsprocedure dan opnieuw doorlopen. Sommige praktijkwerkers ervaren dit als een knelpunt: “Ondanks het feit dat ze een verleden hebben binnen het VAPH tijdens hun minderjarigheid, hebben ze toch geen VAPH-ticket als ze meerderjarig zijn. Vraag moet dan nog vaak gesteld worden. Duurt lang. Geen vlotte overgang. Jongere een tijdje in een zeer onzekere situatie.” (CAW) “(…) ook binnen de sector VAPH wat minder- en meerderjarigen betreft om de overgang in ondersteuning van minderjarige naar meerderjarige vlotter en aangepaster te laten verlopen.” (Dienst begeleid wonen VAPH) “Ontbreken van automatische omzetting van het toegangsticket tot de sector van personen met een handicap van statuut minderjarige naar statuut meerderjarige, waardoor jongere een tijd in een vacuüm terecht komt. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren en dit gaat volledig in tegen het principe van naadloze zorg.” (regionaal crisisnetwerk) “De aanmelding, erkenningsprocedure en effectieve erkenning VAPH wordt vaak laat ingezet of lijkt niet wenselijk vooraleer men 18 wordt en CLB’s denken blijkbaar niet altijd aan de lange termijn (na 18 jaar). Hierop volgt dat nogal wat jongeren uit MPI’s aanvankelijk moeten terugkeren naar huis. Daar wordt bij minder stabiele gezinnen ieders draagkracht op de proef gesteld door het wegvallen van structuur en begeleiding. Daarop volgt dan vaak een lange procedureslag en wachtlijst, waardoor betrokkenen nieuwe kwetsuren dreigen op te lopen en de jongvolwassene met dakloosheid bedreigd wordt.” (CAW) “Ook moet er vaak al lang genoeg op voorhand naar uitstroom in volwassenenhulp toegewerkt worden, in het bijzonder naar VAPH, gezien ook daar lange wachtlijsten zijn. Als jongeren dan niet over een zorgzaam sociaal netwerk beschikken die dit voor hen of samen met hen voorbereiden (gezinscontext, hulpverlening, …) dreigen ze in een soort van ‘niemandsland’ terecht te komen, met het risico dat een aantal problemen chronisch en zwaarder worden.” (Project knelpuntdossiers) Voor jongeren uit het BUSO suggereert een centrum voor algemeen welzijnswerk om dit als volgt op te lossen: “BUSO-leerlingen zouden automatisch na hun schoolloopbaan een test aangeboden moeten krijgen om een Vlaams Fonds-nummer te krijgen. Zodat ze beroep kunnen doen op de hulp die voorzien is.” (CAW) Het VAPH beaamt dat voor bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld zwaar meervoudig gehandicapte jongeren) een automatische verlenging van de VAPH-inschrijving verdedigbaar is. Voor andere doelgroepen is het minder vanzelfsprekend dat zij via een automatische verlenging (levenslang) kunnen instappen in de volwassenenzorg van het VAPH. Denk bijvoorbeeld aan jongvolwassenen met een licht tot matig mentale handicap, autisme of gedragsstoornissen. Voor jongeren uit deze doelgroepen valt goed te verdedigen dat zij eerst geëvalueerd moeten worden op de vereiste
www.vlaanderen.be
8
ondersteuning, of deze best door het VAPH wordt aangeboden, en wat de eventuele intensiteit (begeleid wonen, tehuis, …) daarvan moet zijn. Verder ondervindt het VAPH zelf ook dat voorzieningen en diensten te lang wachten om een inschrijving voor volwassenenondersteuning aan te vragen. Daardoor raakt het dossier vaak niet meer klaar voor de betrokken jongere 18 jaar is. Mogelijk kan het VAPH hier een sensibiliserende rol opnemen: diensten en voorzieningen informeren en stimuleren om hun inschrijvingsaanvraag tijdig in te dienen. - Een zorgzame overdracht Een dienst geeft aan dat de subsidieregel diensten en praktijkwerkers hindert in het aanbieden van zorg op maat van jongvolwassenen: “Slechts één VAPH-dienst kan tegelijkertijd een aanbod doen aan een erkend cliënt omwille van de subsidieregeling. Dit kan een zorgzame overdracht in de weg staan. Zo is ons een voorbeeld bekend waar een thuisbegeleidingsdienst niet meer mocht tussenkomen wanneer een ‘noodsituatie’ werd uitgeroepen en een andere dienst bevoegd werd. Hierdoor ging belangrijke informatie en know-how verloren met betrekking tot de concrete cliëntsituatie. Door deze subsidieregel beslist de bevoegde dienst van het moment ook autonoom over wat het beste is voor de cliënt en hoeft het hiervoor geen rekening te houden met de informatie of adviezen van de voorgaande diensten binnen het VAPH.” (CAW) - Inschrijfbaarheid wachtlijst begeleid wonen Een aantal diensten en voorzieningen melden moeilijkheden jongvolwassenen van 17 jaar op de wachtlijst begeleid wonen:
in
het
inschrijven
van
“Bij sommige minderjarigen in een precaire gezinssituatie is het duidelijk dat deze eens ze 18 zijn alleen zullen gaan wonen. Sommige van deze minderjarigen hebben recht op begeleid wonen via het VAPH, maar kunnen dit recht niet uitoefenen voor hun 18 jaar. Op die manier de kunnen ze de wachtlijst voor deze hulpverlening pas op hun 18 beginnen doorlopen; dus vanop het ogenblik dat er eigenlijk al een nood is. Deze gasten kunnen in de BZW-werking van een CAW niet worden opgenomen omwille van de beperkte leermogelijkheden en de beperktheid in tijd (max. 1 jaar). Dit met alle gevolgen van dien: uit noodzaak gaan samenwonen met een ‘partner’ die ze een week geleden in een discotheek leerden kennen, toch alleen gaan wonen en schulden laten opstapelen, administratie die niet in orde wordt gebracht, … .” (CAW) Dit zou niet langer een regelgevend knelpunt mogen zijn; het VAPH heeft inschrijving op de wachtlijst voor begeleid wonen mogelijk gemaakt voor jongeren die 17 jaar zijn. Tot slot signaleren begeleiders een praktisch uitvoerend knelpunt, dat zich eerder situeert op het niveau van de doelgroep zelf. Zij ervaren dat jongvolwassenen die instappen in begeleid wonen niet over de nodige vaardigheden daartoe beschikken: “Een toenemende groep personen met handicap die 18 jaar wordt, wenst zelfstandig (te gaan) wonen, weg van het residentiële. Deze ondersteuning kan geboden worden door diensten Begeleid Wonen, maar vaak ontbreekt het deze jongvolwassenen aan de nodige vaardigheden, maturiteit, … om dit alleen wonen tot een goed einde te brengen.” (Dienst begeleid wonen VAPH) - Tehuis niet-werkenden Het VAPH beschikt over een aantal tehuizen voor niet-werkenden. Deze stellen zich open voor alle meerderjarigen met een ernstige handicap die over een erkenning “tehuis voor niet-werkenden”
www.vlaanderen.be
9
beschikken. Meestal gaat het om volwassenen met een meervoudige handicap. Werken is voor hen te zwaar en bij hun ouders of alleen kunnen ze niet wonen. Een tehuis niet-werkenden voorziet opvang voor deze personen. Een aantal praktijkwerkers hebben bij deze opvangvorm toch een aantal knelpunten te melden. In eerste instantie betreurt men de beperkte capaciteit van deze tehuizen: “Door hun emotionele kwetsbaarheid hebben jongeren met een verstandelijke handicap en bijkomend probleemgedrag slechts een beperkte draagkracht. Zij hebben een hoge ondersteuningsnood. (…) Ze hebben nood aan residentiële woonondersteuning met voldoende omkadering. Zij worden dus doorverwezen naar een tehuis-niet-werkenden binnen de VAPHsector. Als het VAPH vindt dat de handicap overweegt op het psychisch functioneren, dan kunnen deze jongeren soms wel de erkenning tehuis-niet-werkenden krijgen. Vaak geeft men deze jongeren dan de erkenning tehuis-niet-werkend doelgroep licht mentaal. Deze erkenning is grotendeels een lege doos. Er zijn slechts heel weinig plaatsen voor jongeren met deze erkenning in Vlaanderen. Gezien het om zo weinig plaatsen gaat en gezien de mensen die daar verblijven weinig doorgroeimogelijkheden hebben (meestal mensen met bijkomende problematiek) is er nauwelijks turn-over. In wezen geeft deze erkenning dus wel toegang tot de centrale registratie zorgvragen, maar in de praktijk kom je met deze erkenning op een wachtlijst zonder perspectief.” (psychiatrisch ziekenhuis) Ten tweede oordeelt men dat de leeftijdsgrens voor opname in een tehuis niet-werkenden niet afgestemd is op de noden en kenmerken van jongvolwassenen met een handicap: “Er is een leeftijdsgrens van 21 jaar voor jongeren om opgenomen te worden in een tehuis nietwerkenden. Dit is voor sommige jongeren te lang omwille van schoolmoeheid. Zij zijn verplicht om ondanks hun problemen op school naar school te blijven gaan. Terwijl het voor sommigen beter zou zijn moesten ze de overstap naar de volwassenwerking kunnen maken.” (VAPHvoorziening met MPI, tehuis niet-werkenden, tehuis werkenden, beschermd wonen en dagcentrum) Het VAPH merkt op dat opvang binnen een tehuis niet-werkenden, analoog aan het andere aanbod voor volwassen personen met een handicap, reglementair wél mogelijk is vanaf 18 jaar. Maar in de praktijk zijn er wel een aantal tehuizen niet-werkenden die maar vanaf 21 jaar starten. Maar dat is zeker niet door de regelgeving opgelegd. - VAPH-erkenning voor jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen Tot de leeftijd van 18 jaar kan het VAPH aan jongeren de erkenning van gedrags- en emotionele de
stoornis (GES) toekennen. Deze erkenning vervalt bij de 18
verjaardag. Vele diensten en
voorzieningen betreuren dat er vanaf dat moment binnen de gehandicaptensector geen oriëntatiemogelijkheden meer bestaan voor deze (jong)volwassenen met gedrags- en emotionele stoornissen. Want ook in andere sectoren is het blijkbaar moeilijk om opvang en begeleiding te verkrijgen voor deze doelgroep: “Jongeren met een GES-erkenning binnen VAPH kunnen eenmaal ze volwassen zijn geen erkenning VAPH krijgen. Dus los van het capaciteitstekort is er voor hen geen oriëntatiemogelijkheid binnen het VAPH. Voor het algemeen welzijnswerk komen ze niet altijd in aanmerking omwille van de zwaarte van de problematiek en binnen de psychiatrische hulpverlening krijgen ze ook niet altijd een kans, aangezien daar verwacht wordt dat de VAPHvoorzieningen hun ‘verantwoordelijkheid’ blijven opnemen.” (orthopedagogisch centrum)
www.vlaanderen.be
10
“Voor jongeren met GES ouder dan 18 jaar is er bij het VAPH zelfs geen ondersteuning meer voorzien als ze geen bijkomende verstandelijke beperking, ASS, NAH, … hebben.” (Dienst begeleid wonen VAPH) “Gedrags- en emotionele stoornissen worden binnen de volwassenenzorg van het VAPH niet meer erkend. Voor jongvolwassenen met een gedrags- of emotionele stoornis is dit een ernstig probleem. De hulpverlening binnen het VAP stopt voor hen op 18-jarige leeftijd. Binnen het VAPH bestaan geen verdere hulpverleningsmogelijkheden voor hen. Ze moeten opeens op zoek naar andere zorgvormen.” (Rondetafelgesprek Integrale Jeugdhulp Antwerpen) Verschillende
sectoren
–
gehandicaptensector,
geestelijke
gezondheidszorg,
algemeen
welzijnswerk - hebben een rol in de begeleiding en opvang van volwassenen personen met gedrags- en emotionele stoornissen. Met deze partners is een beleidsdiscussie over deze doelgroep noodzakelijk. Een discussie die moet leiden tot concrete maatregelen ten aanzien van deze doelgroep. - Noodsituaties en knelpuntdossiers Een minder- of meerderjarige jongere met een handicap die onmiddellijke opvang of begeleiding nodig heeft, kan tijdelijk opgevangen worden via het protocol noodsituatie. Om daarvoor in aanmerking te komen, moet de persoon voldoen aan een aantal richtlijnen. De duur van de opvang in een noodsituatie bedraagt maximum zes weken. Deze periode kan verlengd worden maar kan in totaal nooit meer dan 10 weken bedragen. Indien na een periode van minstens zes weken noodopvang en/of na een proces van intensieve zorgbemiddeling zou blijken dat er geen oplossing voorhanden is, kan de jongere met een handicap samen met zijn contactpersoon een aanvraag indienen voor de status knelpuntdossier. Wordt dit toegekend, dan behoort het dossier van de persoon tot de hoogste prioriteitengroep voor zorgbemiddeling. Een aantal praktijkwerkers merken in dit systeem toch een aantal knelpunten op: “Het systeem van knelpuntdossiers en protocol noodsituaties binnen de sector van personen met een handicap kan de toegang tot de nodige voorzieningen niet verzekeren voor jongeren met een combinatie van psychische en mentale beperkingen in een situatie van thuisloosheid. Voorzieningen blijven autonoom om al dan niet dergelijke situatie te behartigen.” (regionaal crisisnetwerk) “De opvang van noodsituaties is nog steeds een heel groot probleem. Alle plaatsen zijn dicht geslibd omwille van het grote tekort aan plaatsen. (…)” (VAPH-voorziening met MPI, tehuis nietwerkenden, tehuis werkenden, beschermd wonen en dagcentrum) Sommige partners hebben zelfs de indruk dat de status knelpuntdossier en noodsituatie de toegang tot de hulp en ondersteuning paradoxaal genoeg nog kan bemoeilijken: “Wij hebben al mogen ervaren dat een jongere met erkenning noodsituatie blijkbaar nog meer een stigma over zich krijgt dat de toegang nog extra bemoeilijkt.” (Regionaal crisisnetwerk) - De werking van de diensten en voorzieningen van het VAPH Een aantal praktijkwerkers geeft aan dat zij én de jongvolwassenen die ze begeleiden moeite hebben bij het zoeken en verkrijgen van ondersteuning binnen de structuren van diensten en voorzieningen van het VAPH: “Voor een jongere die zijn weg zoekt binnen het netwerk van voorzieningen van het VAPH is het zeer moeilijk om deze te vinden, zelfs met steun van hulpverleners uit een andere sector. Het overzicht en de onderlinge verbanden tussen de verschillende diensten is onduidelijk. In
www.vlaanderen.be
11
onze contacten missen wij één vast contactpersoon die de jongere kan begeleiden in het zoeken van de juiste weg binnen de VAPH-voorzieningen, het – in communicatie – opvolgen van zijn plaats op de wachtlijst en die kan overleggen met andere betrokken hulpverleners uit bijvoorbeeld de sector algemeen welzijnswerk. In een concrete situatie was er sprake van een trajectbegeleider bij een jongere die we begeleidden. Maar achteraf bleek dat deze trajectbegeleider enkel het dossier opstartte vanuit dienst A, en dat deze geen bevoegdheid meer had of wilde zodra het vervolgtraject in dienst B of C misliep.” (CAW) “Binnen VAPH moeten de nodige tickets worden aangevraagd om toegang te krijgen tot de gespecialiseerde settings. Indien dit niet gecoördineerd wordt opgevolgd, missen ze veel kansen binnen de gespecialiseerde hulpverlening. Diensten buiten VAPH bezitten niet de kennis en de toegang tot die kennis om dit tot een goed einde te brengen.” (Regionaal crisisnetwerk) - Indicatiestelling Een
voorziening
stelt
zich
vragen
bij
de
indicatiestellingen
die
door
de
provinciale
evaluatiecommissie (PEC) worden afgeleverd: “Wanneer we een aanvraag doen voor een PEC-beslissing, zijn we het al tegen gekomen dat onze jongvolwassenen te hoog gescoord worden. Het IC geeft bijvoorbeeld 53 aan. Hierdoor worden ze gescoord als licht mentaal met autisme spectrum. We zijn er echter van overtuigd dat dit niet terecht is. Het meisje in kwestie functioneert veel lager omwille van haar autisme en psychiatrische problematiek. Zij heeft nu een erkenning licht mentaal autismespectrum. Met resultaat dat haar kansen om in een voorziening opgenomen te worden serieus slinken. (…)” (VAPH-voorziening met MPI, tehuis niet-werkenden, tehuis werkenden, beschermd wonen en dagcentrum) - De wachtlijsten voor de diensten en voorzieningen van het VAPH Verschillende praktijkwerkers botsen in hun zoektocht naar hulp en ondersteuning voor personen met een handicap op wachtlijsten. Velen ervaren deze wachtlijsten als een knelpunt
met
consequenties op meerdere niveaus. In de eerste plaats oordelen praktijkwerkers dat wachtlijsten ongunstig zijn voor het aanbieden van gepaste, tijdige en zo continu mogelijke ondersteuning aan personen met een handicap. “Wachtlijsten zijn ellenlang (=jaren) waardoor er totaal geen continuïteit geboden kan worden in hulpverlening die gerealiseerd kon worden vanuit BJB naar hulpverlening binnen VAPH.” (Thuisbegeleidingsdienst BJB) “Jongeren met een erkenning van het VAPH zijn moeilijk door te verwijzen. Zoals algemeen bekend zijn de wachtlijsten van het VAPH enorm lang en merken we dat onze ondersteuning niet altijd intensief genoeg kan zijn en ook gewoon niet de gepaste werkvorm is.” (Begeleid zelfstandig wonen CAW) “De lange wachtlijsten van begeleid werken, begeleid wonen, thuisbegeleiding waardoor de jongvolwassene met niet-aangeboren hersenletsel niet onmiddellijk de ideale begeleiding kan krijgen, in combinatie met ons dagcentrum. (…) Ook het kansen geven tot uitbouw van een zinvol en zelfstandig leven wordt hierdoor beperkt.” (dagcentrum VAPH) “Lange wachtlijsten op het testen van jongeren met beperkte mogelijkheden (VAPH, Stichting Kinsbergen, …).” (JAC) In de tweede plaats signaleren professionals dat de wachtlijsten in de meerderjarigenzorg een nadelige impact hebben op de capaciteit in de minderjarigenzorg: “Omwille van de lange wachtlijsten in de meerderjarigenzorg blijven jongeren/jongvolwassenen soms (te) lang in de minderjarigenzorg, waar ze de opnames van nieuwe vragen stremmen en mede een aandeel hebben in de lengte van de wachtlijsten voor de minderjarigen.” (Orthopedagogisch centrum)
www.vlaanderen.be
12
Ook over het beheer van deze wachtlijsten worden een aantal knel- of werkpunten gemeld. Een aantal praktijkwerkers geeft aan dat de wachtlijsten en wachtlijstprocedures binnen de gehandicaptensector ondoorzichtig en/of onbekend zijn voor haar gebruikers. De onbekendheid met deze procedures is vaak in het nadeel van de ondersteuning aan de persoon met een handicap: “De wachtlijsten en procedures zijn niet transparant en men heeft vaak een onafhankelijk en vrij assertieve maatschappelijk werker nodig om de drempels tot erkenning en effectieve toegang tot hulp af te dwingen.” (CAW) “Cliënten hebben zelden zicht op hun plaats op de wachtlijst binnen het VAPH, noch op wat de wachttijd kan zijn als ze op een bepaalde plaats staan. Dikwijls weten jongeren ook niet wat hun contactpersoon voor de wachtlijst is.” (CAW) “Ook de procedures met betrekking tot de wachtlijsten zijn onbekend zowel bij cliënten als andere sectoren. Zo kunnen onder bepaalde omstandigheden prioritaire codes toegekend worden. Omstandigheden noch codes zijn bekend bij de buitenwereld. Zo gaat het gerucht dat een jongere die tijdelijk opgevangen en begeleid wordt in een andere sector, bijvoorbeeld in een opvangcentrum jongvolwassenen van het algemeen welzijnswerk, niet meer prioritair op de wachtlijst zou staan omdat de hoogdringendheid komt te vervallen. Als dit waar of mogelijk is, klopt het niet want het algemeen welzijnswerk biedt in deze gevallen enkel tijdelijk een noodoplossing aan in de veronderstelling dat begeleiding snel overgedragen kan worden aan een VAPH-dienst die voor deze cliënten een meer op maat hulpverleningsaanbod kan formuleren.” (CAW) “Wij depanneren wel eens een jongvolwassene met een verstandelijke beperking met ons aanbod. We regelen bijvoorbeeld een opname in een residentieel begeleidingscentrum of we zetten het aanbod van het team begeleid wonen in. Maar deze acties hebben de facto tot gevolg dat de urgentiecode van die jongvolwassene op de centrale wachtlijst daalt.” (CAW) “Urgentiecode voor mensen op een wachtlijst binnen de sector van personen met een handicap vervalt bij tijdelijke oplossingen en opname door andere sectoren.” (regionaal crisisnetwerk) Tot slot rapporteert een centrum dat er op de wachttijden regionale verschillen zitten. “Aangezien de diensten van het VAPH regionale werkingen hebben, kan de keuze van de toekomstige woonplaats van een cliënt die beroep wil doen op bijvoorbeeld een dienst Begeleid Zelfstandig Wonen bepalend zijn voor datum van opstart van de begeleiding. Zo zou voor de regio Aarschot er een kleinere wachtlijst zijn dan voor regio Leuven.” (CAW) Het Vlaams agentschap voor Personen met een Handicap zet in op het wegwerken van de wachtlijsten; het voorziet daarvoor de komende jaren een constante groei van de budgetten.
3.1.3 Agentschap Jongerenwelzijn - Recht op hulp en bijstand voor elke minderjarige Volgens het gelijknamige decreet heeft de bijzondere jeugdbijstand tot doel “hulp en bijstand te organiseren of te verlenen ten behoeve van minderjarigen die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (…).” Een minderjarige wordt in het decreet gedefinieerd als elke natuurlijke persoon die jonger is dan 18 jaar. Voor de toepassing van dit decreet wordt de persoon die de maximumleeftijden, bepaald in artikel 36, §2, niet heeft bereikt, gelijkgesteld met een minderjarige. Een reeks diensten meldt dat de bijzondere jeugdbijstand dit recht op hulp en bijstand voor elke minderjarige in een POS- of MOF-situatie niet kan garanderen.
www.vlaanderen.be
13
“Voor 17-jarigen die zijn opgegroeid in een problematische opvoedingssitautie en voor wie het de op hun 17 niet langer houdbaar blijkt om thuis te blijven, wordt geen dossier meer opgestart binnen de bijzondere jeugdzorg.” (CAW) “Een probleem dat reeds lang bestaat, is dat de doorverwijzingen naar het comité bijzondere jeugdzorg voor 16- à 17-jarigen niet goed willen lukken. Het gaat vaak om situaties die te zwaar zijn voor een CAW en ‘relatief licht’ zijn voor een comité. Dit wordt vanuit verschillende werkingen ervaren (JAC, bezoekruimte, algemeen ambulant). Het betreft vaak situaties waarbij iets meer druk nodig is dan deze die een CAW kan inbrengen, omdat daar heel sterk vanuit de vrijwilligheid wordt gewerkt. Om te voorkomen dat deze situaties verglijden in een zwaardere problematiek zou het zeer wenselijk zijn dat het comité deze situaties wel kan opnemen.“ (CAW) “Jongeren die bijna 18 jaar zijn en waar het thuis niet meer lukt. (…) Als ze zich aanmelden bij CBJ, krijgen ze de boodschap dat er geen dossier meer geopend wordt omdat ze bijna meerderjarig zijn.” (CAW) “Wanneer de jongeren 16 à 17 jaar zijn en niet gekend zijn bij het comité voor bijzondere jeugdzorg, wordt er geen dossier meer opgemaakt.” (JAC) “Jongeren die bijna 18 jaar worden (17 jaar en aantal maanden) worden niet meer geholpen door het comité bijzondere jeugdzorg. Om in aanmerking te komen voor begeleiding door het comité moet je immers -18 zijn. Als die datum te dichtbij is, wordt geen dossier meer opgestart. Om in aanmerking te komen voor hulpverlening van andere instanties (bv. woonproject) moeten ze dan weer 18 zijn. In de tussentijd kunnen ze nergens terecht.” (CAW) “Wat met 17-jarige jongeren die op de wip naar meerderjarigheid zitten en het comité voor bijzondere jeugdzorg nog willen passeren? Vaak start het comité de procedure niet meer op omdat vooraleer deze goed en welk opgestart is, de jongere al 18 jaar is. In theorie moet het comité elke jongere onder de 18 jaar ontvangen en een procedure opstarten. In praktijk merken wij als JAC dat dit niet altijd even makkelijk is.” (JAC) “Doorverwijzingen naar bijzondere jeugdbijstand lopen niet altijd van een leien dakje en algemeen geldt: hoe ouder de minderjarige, hoe minder kans dat hij wordt opgenomen binnen het aanbod van de bijzondere jeudbijstand die toch over een aantal specifieke diensten (zoals bv. kamertraining, thuisbegeleiding, OOOC’s, …) beschikken. Reden hiervoor is vaak de drukke agenda van de consulenten bijzondere jeugdzorg waardoor een eerste afspraak vaak niet voor de leeftijd van 18 jaar kan plaatsvinden. De jongvolwassene verliest op die manier zijn recht op (verlengde) hulpverlening.” (CAW) “16-17-jarige jongeren vallen omwille van hun nakende meerderjarigheid vaak uit de boot omdat ze niet meer in de hulpverlening van de bijzondere jeugdbijstand terecht kunnen.” (Kinderrechtencommissariaat) Vele praktijkwerkers wijten de moeizame toegang van bijna meerderjarige jongvolwassenen tot het ondersteuningsaanbod van de bijzondere jeugdzorg aan de wachtlijsten in de sector. “Een bekend signaal, omwille van wachtlijsten binnen de bijzondere Jeugdzorg is dat het comité niet geneigd is vragen van 17-jarigen op te pakken. Men gaat er van uit dat op het moment dat hulpverlening zou kunnen opgestart worden, de jongere meerderjarig geworden is en geen beroep meer kan doen op hun diensten.” (CAW) “De overbevraging en wachtlijsten in de bijzondere jeugdzorg leiden er vaak toe dat men niet meer ingaat op noden en hulpvragen betreffende 16-plussers. Tegen dat ze aan bod komen dreigen ze al 18 te zijn.” (CAW) “Daar de jongere bijna 18 is, gaat men vaak weigeren om hem nog op de wachtlijst van kamertraining of begeleid zelfstandig wonen te zetten. Daar hij er vaak pas aan kan beginnen na zijn 18 jaar. Bijzondere jeugdzorg is aarzelend daar men de wachtlijsten niet wil ‘vervuilen’ met aanvragen die dan misschien wegvallen.” (JAC) Het agentschap Jongerenwelzijn levert inspanningen om deze capaciteitsproblemen weg te werken. Sinds 2006 heeft het agentschap de capaciteit al kunnen uitbreiden met circa 20%.
www.vlaanderen.be
14
Sommigen zien het niet opnemen van dossier van bijna meerderjarigen als een gemiste kans: “Hier laat men niet alleen kansen op minder ingrijpende vroeghulp liggen. Men dreigt zich ook met zijn hulpvraag in de kou gezet te voelen. De adolescent en/of zijn context stellen zich bij het formuleren van een hulpvraag kwetsbaar op. De confrontatie met wachtlijsten en het gevoel dat ‘niemand hen ernstig neemt’ kan kwetsuren toevoegen en de verbinding met de hulpverlening en de maatschappij nog extra bemoeilijken.” (CAW) Het agentschap Jongerenwelzijn merkt op dat de verwijzende instanties sinds de introductie van het centraal wachtbeheer op provinciaal niveau instaan voor het beheer van de wachtlijsten in de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. - Voortzetting en nazorg van de hulp- en bijstandsverlening Jongeren die door het comité voor bijzondere jeugdzorg of de jeugdrechtbank werden geplaatst in de
een voorziening van het agentschap Jongerenwelzijn moeten deze in principe op hun 18
verjaardag verlaten. Jongeren kunnen wel voortgezette hulpverlening aanvragen. Maar met betrekking tot deze aanvraagprocedure wordt volgend knelpunt gesignaleerd: “Jongeren geplaatst door het comité bijzondere jeugdzorg moeten, indien ze dit wensen, voor ze 18 jaar worden zelf een verlenging aanvragen. Deze verlenging gebeurt niet ‘automatisch’, noch worden ze er ‘automatisch’ van op de hoogte gebracht dat ze die verlenging moeten aanvragen. De begeleiding van deze niet-geïnformeerde jongeren, die bijgevolg ook gen verlenging aangevraagd hebben, stopt dan ongewenst.” (CAW) de
Vele jongeren die op hun 18
verjaardag de hulp- en bijstandverlening van de bijzondere
jeugdzorg verlaten, gaan overigens niet in op het recht op voortzetting van de begeleiding. Voor jongeren die zich later toch nog bedenken, bestaat er wel een zogenaamde spijtprocedure. Deze laat tot dat jongeren tot uiterlijk drie of zes maanden na datum van beëindiging van de hulp en bijstand binnen de bijzondere jeugdzorg via een schriftelijk verzoek nog een voorzetting van de hulp- en bijstandsverlening kunnen aanvragen. Maar sommige begeleiders hebben de indruk dat de duur van deze spijtprocedure niet is afgestemd op de noden en kenmerken van jongvolwassenen; zij zijn vragende partij voor een verlenging van de spijtprocedure: “60% van de jongvolwassenen die zich op JAC Plus aanmelden hebben een verleden in de bijzondere jeugdzorg. Vele van hen gingen niet in op het recht op verder gezette hulpverlening, veelal wegens ‘hulpverleningsmoe’. Sommigen merken al na een korte periode dat ze het niet alleen redden. Maar na een periode van zes maanden is dit recht op hulp onherroepelijk (spijtprocedure).” (JAC) de
“Jongeren die gebruik maken van begeleid zelfstandig wonen kunnen op hun 18 verjaardag beslissen om deze vrijwillig verder te zetten. De begeleiding kan dan lopen tot 21 jaar. Willen ze dat niet, dan stopt de begeleiding onherroepelijk. Jongvolwassenen die achteraf toch willen terugkeren naar Begeleid Zelfstandig wonen kunnen er dan geen gebruik meer van maken.” (Rondetafelgesprek Integrale Jeugdhulp Antwerpen) Volgens hun reguliere opdracht moeten de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand ook instaan voor een verantwoorde afsluiting van de hulp- en dienstverlening, en dit in samenspraak met de gebruiker. Dit houdt ook in dat voorzieningen nazorg kunnen bieden aan jongeren die de voorziening verlaten hebben. Maar begeleiders vinden dat zij in het bieden van deze nazorg te veel gehinderd worden door strikt afgebakende leeftijdsgrenzen en termijnen.
www.vlaanderen.be
15
“Sommige jongeren willen – na een lange periode begeleiding binnen BJB – zelfstandig hun leven in handen nemen. Bij vragen of bij ‘terugval’ komen ze terug aankloppen bij BJB (het vertrouwde/bekende voor hen). Ze kregen als zes maanden nazorg en kunnen dan (decretaal) niet meer opgevangen worden binnen BJB. Het zou een meerwaarde zijn moest de begeleider BJB dan nog een korte periode aanklampend kunnen toeleiden naar JAC of een ander aanbod op maat; dit wil zeggen mee gaan/tandemwerk totdat de jongere daar goed gestart is.” (CAW) “Strakke leeftijdsgrenzen en gebrek aan nazorg eenmaal het dossier afgesloten is, leiden tot gebrekkige continuïteit voor de zwaksten of moeilijksten uit de bijzondere jeugdzorg. Vertrouwensfiguren zouden over deze leeftijdsgrenzen heen aanspreekbaar en aanwezig moeten kunnen blijven.” (CAW) - Combineerbaarheid van aanbod Praktijkwerkers zijn vragende partij om modules uit meerdere voorzieningen van de bijzonder jeugdzorg te combineren. Ze geven aan dat ze die mogelijkheid vandaag niet altijd hebben, om regelgevende of werkingsgerelateerde zaken: “De jongvolwassenen die we begeleiden hebben soms behoefte aan een combinatie van verschillende hulpverleningsvormen. Maar de regelgeving staat dergelijke combinaties vaak niet toe.” (Rondetafelgesprek Integrale Jeugdhulp Antwerpen) “De combinatie van een pleegplaatsing met een residentiële plaatsing kan niet. Zo hebben wij een jongen in begeleiding die vanuit een pleeggezin bij ons terecht kwam. De pleegouders waren, en zijn nog steeds, erg betrokken op hun pleegzoon. Sinds de plaatsing is echter hun statuut weggevallen. Naast de financiële kant heeft dit emotioneel een grote betekenis voor zowel de jongere als zijn ex-pleegouders. Het is voor pleegouders omwille van die reden een enorme drempel geweest om de stap naar residentiële hulpverlening te zetten; het betekende hun pleegzoon loslaten, pleegouder-af zijn, terwijl dit de laatste boodschap was die ze aan deze jongere wilde geven.” (Welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH) “Het combineren van maatregelen kan meestal niet. Bijvoorbeeld een jongere gaat vanuit een begeleidingstehuis op time-out in een gemeenschapsinstelling. Hiertoe moet deze jongere uitgeschreven worden, komt er een open plaats die kan ingevuld worden. Tegelijk verwacht de gemeenschapsinstelling (terecht) een engagement van de voorziening die de jongere op timeout stuurt. Zonder hiervoor over werkingskost te beschikken, gaat er veel tijd en werk naar een jongeren die op time-out is. Jongeren én ook de time-out-voorzieningen kunnen hiermee afhankelijk worden van de goodwill van de voorziening.” (welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH) “Momenteel gaat er bij ons een jongere 4 maanden stappen met Oikoten. Deze maatregel kan niet gecombineerd worden met de plaatsing in onze voorziening. Onze voorziening engageert zich ertoe dat de jongere kan terugkomen, maar kan zijn plaats moeilijk 4 maanden ‘open’ houden. Wanneer we de plaats invullen, zoals we doen, kunnen we de terugkeer van deze jongere én dat deze naadloos kan gebeuren, niet garanderen. Tijdens zijn staptocht verwacht Oikoten (ook terecht) een engagement van de voorziening. Omdat de jongere terugkeert, zijn er in het kader van die terugkeer contacten met de context. Voor een jongere die niet is ingeschreven en voor wie in de plaats wel een andere jongere wordt ingeschreven, kost dit heel wat aan middelen van de organisatie en aan inzet van de begeleiders.” (Welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, VAPH en BJB) In functie van het realiseren van een naadloze zorg aan jongeren zet het agentschap Jongerenwelzijn in op de uitbouw van multifunctionele centra. - Thuisbegeleiding Conform hun erkenningsvoorwaarden en subsidienormen mogen de thuisbegeleidingsdiensten van de bijzondere jeugdzorg enkel minderjarigen en de gezinnen waartoe ze behoren ambulant
www.vlaanderen.be
16
begeleiden. Deze afbakening tot de leeftijd van 18 jaar wordt vanuit verschillende hoeken als een tekortkoming
ervaren;
men
is
vragende
partij
om
thuisbegeleiding
ook
na
de
meerderjarigheidsgrens nog te kunnen inzetten: “Een groot tekort is dat thuisbegeleiding niet meer inzetbaar is bij meerderjarigheid. Een aantal van deze multiproblemjongeren zou erg gebaat zijn bij een vorm van aanklampende, outreachende thuisbegeleiding die hen opvolgt in hun overgang naar jongvolwassenheid. Ik heb het dan uiteraard over die jongeren die zelf met meervoudige problematieken kampen, gecombineerd met een afwezige of pathogene gezinscontext.” (Project knelpuntdossiers) “In de praktijk vanuit ons werk als begeleidingsproject voor jongeren in problematische overlevingspatronen botsen we regelmatig op de maximale leeftijd om jongeren te kunnen begeleiden. Doordat we nog een project zijn kunnen we de jongeren verder begeleiden voor een jaar via de voortgezette hulpverlening van het comité bijzondere jeugdzorg. Vanaf 1 januari zal het project erkend worden als thuisbegeleidingsdienst categorie 5 en is er geen mogelijkheid meer om jongeren via de vrijwillige voortgezette hulpverlening te begeleiden. (…) Hierdoor verliezen wij en de jongeren veel van onze mogelijkheden. Vaak worden jongeren kort bij de leeftijd van 18 jaar aangemeld. Nu konden de jongeren er zelf voor kiezen om verder begeleid te worden. (…) Hoe kunnen we jongeren die vragen om verder begeleid te worden na hun 18 jaar als thuisbegeleiding nog verder begeleiden?” (Project inclusieve begeleiding BJB) - Begeleid zelfstandig wonen Minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie kunnen vanaf 17 jaar op verwijzing van het comité voor bijzondere jeugdzorg of de jeugdrechtbank beroep doen op begeleid zelfstandig wonen (BZW). Deze hulp kan op vraag van de jongere verlengd worden tot en met 21 jaar. Regelgevend kunnen jongeren vanaf 17 jaar dus zelfstandig, met begeleiding van voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg, wonen. Maar in de regel zijn de minderjarige jongeren dan nog juridisch handelingsonbekwaam. Verschillende diensten en instellingen ervaren deze juridische handelingsonbekwaamheid als een knelpunt: “De regelgever voorziet wel de mogelijkheid dat minderjarigen zelfstandig kunnen wonen, maar minderjarigen zijn in regel handelingsonbekwaam. In de praktijk levert dit problemen op bij het tekenen van een huurovereenkomst, een bankrekening openen, afsluiten van contracten met leveranciers van nutsvoorzieningen, de nodige verzekeringscontracten afsluiten en bij het inschrijven in het bevolkingsregister. We pleiten ervoor dat onze minderjarige zelfstandig wonende jongeren rechtshandelingen kunnen stellen die samenhangen met dit zelfstandig wonen.” (Federatie Diensten BZW) “Gasten van bijna 18 jaar hebben geen rechtsgeldige handtekening. Een woning vinden zonder dat de ouders moeten ondertekenen, is quasi onmogelijk. Vaak is de relatie met de ouders zo geschaad dat de ouder de verantwoordelijkheid van de handtekening niet meer op zich wil nemen.” (CAW) “De voorzieningen zoeken hier creatief naar oplossingen: o Soms kunnen ouders of voogden vanuit het ouderlijk gezag of de voogdij in de plaats van jongeren deze handelingen stellen. Vaak is dat niet evident, want de jongeren bevinden zich per definitie in een problematische opvoedingssituatie en de relatie is vaak dermate vertroebeld dat dit geen goede oplossing is. (…) o Soms slagen de hulpverleners er samen met de jongeren in om zo te onderhandelen dat de jongere toch zelf een contract kan tekenen en de nodige handelingen kan stellen. Ook dit is steeds minder evident. Door de verder gaande automatisering blokkeren computersystemen wel eens als de gegevens van een minderjarige worden ingevoerd. (…) Bij de monopoliehouders of de zeer grote marktleiders konden we vroeger wel uitzonderingen bedingen. Nu moet je telkens opnieuw gaan onderhandelen. Blijkt ook dat de groep BZW-jongeren niet positief onthaald wordt wegens commercieel niet interessant.” (Federatie Diensten BZW)
www.vlaanderen.be
17
“Het is merkwaardig om vast te stellen dat de onbekwaamheid van minderjarigen, die ingesteld is om de jongeren te beschermen, voor BZW-jongeren net een omgekeerd effect heeft: het maakt het onmogelijk voor deze jongeren om rechten op te nemen, en maakt hen op die manier minder beschermd. (…)” (Federatie Diensten BZW) Los van de moeilijkheid om dit knelpunt – de juridische minderjarigheid – juridisch te regelen, is het agentschap Jongerenwelzijn geen voorstander van het toekennen van handelingsbekwaamheid aan minderjarigen. De doelgroep zijn immers jongeren die op diverse terreinen kwetsbaar zijn, met een laag onderwijs- of opleidingsniveau en gedrags- en emotionele problemen. In veel gevallen hebben deze jongeren geen binding met de gezinscontext. De jongeren kampen vaak met vaardigheids- en kennistekorten op het vlak van zelfredzaamheid en met problemen op het vlak van psychosociaal functioneren. Het toekennen van handelingsbekwaamheid, met de mogelijkheid tot het aangaan van (financiële) engagementen, zou voor deze doelgroep een onbedoeld neveneffect van minder bescherming kunnen betekenen. Met een nog grotere maatschappelijke kwetsbaarheid tot gevolg. Binnen het systeem van begeleid zelfstandig wonen heeft de Federatie van Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen ook opmerkingen bij het systeem van de verblijfssubsidie. Een minderjarige die binnen de bijzondere jeugdzorg BZW-hulp krijgt, kan nog geen aanspraak maken op een leefloon van het OCMW. Daarom ontvangen minderjarige jongeren via de begeleidende BZW-dienst een verblijfssubsidie van het Fonds voor Jongerenwelzijn. Dit is een dagelijkse uitkering van 24,34 euro (bedrag van 1 september 2010), wat ongeveer overeenstemt met het bedrag van het leefloon voor alleenstaanden. Maar de federatie betreurt dat deze verblijfssubsidie geen bijkomende sociale voordelen en rechten oplevert: “Minderjarigen hebben geen recht op leefloon. De overheid subsidieert via de diensten BZW de kosten voor hun verblijf. Aan het leefloon zijn echter heel wat rechten verbonden die onze jongeren niet krijgen (onder meer sociale tarieven of sociale maximumprijzen). Deze rechten krijgen onze jongeren niet, hoewel ze met een gelijk inkomen in een even precaire financiële situatie zitten. We bepleiten dat onze jongeren voor al deze sociale tarieven gelijk gesteld worden met mensen die wel leefloon ontvangen.” (Federatie Diensten BZW) De federatie merkt ook op dat jongeren binnen BZW geen aanspraak kunnen maken op Vlaamse en federale vormen van woonondersteuning: “Onze doelgroep heeft het financieel niet breed. Voor een installatiepremie via het OCMW komen de meeste minderjarige starters niet in aanmerking. Op het vlak van wonen komen onze minderjarige jongeren niet in aanmerking voor een Vlaamse huursubsidie. Deze geldt slechts vanaf de leeftijd van 18 jaar. Als kwetsbare groep op de woonmarkt starten onze jongeren hierdoor met een extra handicap.” (Federatie Diensten BZW) Tot slot melden een aantal praktijkwerkers moeilijkheden voor die BZW-jongeren die bijzondere kosten hebben: “Jongeren die op BZW gaan, kunnen vanaf hun effectieve opstart BZW geen beroep meer doen op bijzondere kosten. In de praktijk betekent dit dat jongeren die vanuit een begeleidingstehuis therapie konden volgen, dit vaak niet kunnen verder zetten wanneer ze terugvallen op de verblijfssubsidie voor een BZW’er, waarvan zij al hun kosten moeten betalen. Dit geldt uiteraard ook voor andere, dure medische kosten.” (welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH)
www.vlaanderen.be
18
“Onze doelgroep heeft het financieel niet breed. (…) Wanneer er extra kosten dienen gemaakt te worden (medisch, therapeutisch, tolkkosten, …) kan er bij het OCMW hiervoor geen tegemoetkoming gevraagd worden.” (Federatie Diensten BZW) “Jongeren die bijzondere behoeften hebben komen niet rond met hun verblijfssubsidie. We denken hierbij aan jongeren met gezondheidsproblemen, jongeren die nood hebben aan therapie, jongeren bij ons in begeleiding die voor contacten met de buitenwereld nood hebben aan tolken (…). Omdat minderjarige jongeren geen beroep kunnen doen op het OCMW en dus ook niet op de bijkomende hulp die het OCMW kan geven (verwarming, kledingstoelage, medische kosten, …) stelt dit probleem zich voor hen het scherpst. Ook voor meerderjarigen kunnen zich echter problemen stellen. Zo zijn er OCMW’s die wel in therapiekosten voorzien, maar enkel via door hen betaalde of erkende therapeuten. We maakten al mee dat jongeren een therapie bij een vertrouwde therapeut stopzetten omdat zij de therapiekosten niet konden betalen en het OCMW niet bereid was die verder te zetten. Therapiekosten, medische kosten, tolkkosten zijn basisrechten die aan jongeren moeten kunnen gegarandeerd worden. Dit kan onmogelijk met het inkomen ten bedrage van het leefloon zonder bijkomende ondersteuning.” (Federatie Diensten BZW) Om dergelijke problemen te vermijden, is de Federatie van Diensten BZW vragende partij om de diensten voor BZW een bijkomend forfait te verschaffen. Een forfait waarmee zij jongvolwassenen kunnen ondersteunen in het betalen van bijkomende, maar essentiële kosten. - Opvang van verschillende gezinsleden in een dagcentrum Het comité voor bijzondere jeugdzorg of de jeugdrechtbank kan beslissen om een jongere te plaatsen in een dagcentrum. Over het beleid van die dagcentra wordt volgend knelpunt gesignaleerd: “Bij de dagcentra in de bijzondere jeugdzorg krijgen wij dan vaak te horen dat slechts één kind per gezin tegelijk terecht kan in een dagcentrum (ik weet niet of dit regelgeving is of eigen opnamebeleid van de dagcentra). Vaak is de draagkracht van de gezinnen zo klein dat een opname in een dagcentrum voor verschillende kinderen terzelfdertijd wel zinvol zou zijn.” (CIG) - Sparen van de kinderbijslag Als minderjarigen in een voorziening van het agentschap Jongerenwelzijn worden geplaatst, gaan er automatisch twee derden van de kinderbijslag waarop de ouder(s) recht hebben naar de Vlaamse Overheid. Dat geld wordt gebruikt om een deel van de kosten van de plaatsing te betalen. Het resterende derde kan door het comité voor bijzondere jeugdzorg aan de ouder(s) worden gegeven. Of de consulent kan samen met de ouder(s) beslissen om het resterende derde deel op een spaarrekening op naam van de minderjarige te plaatsen. Bij plaatsing in een pleeggezin opent de Vlaamse overheid voor de jongere een spaarboekje waar het maandelijks een forfaitair bedrag van 62,39 euro (index september 2008) op stort. Bij deze uitbetalingssystemen formuleert het kinderrechtencommissariaat volgende kritiek: “De betaling van de kinderbijslag voor jongeren die in een voorziening of in een pleeggezin opgroeien, zorgt voor ongelijkheid tussen jongeren. Het feit dat er zoveel verschillende regelingen bestaan (al naargelang het type plaatsing, de beslissing van het comité of de jeugdrechter, het feit of er gewone dan wel gewaarborgde kinderbijslag wordt betaald), leidt ertoe dat de ene jongere wel en de andere helemaal geen recht heeft op een deel van zijn kinderbijslag. Bij een plaatsing via de bijzondere jeugdbijstand gaat er soms een deel van de kinderbijslag naar de ouder, soms naar de jongere zelf. Jongeren die zelf geen deel van de kinderbijslag ontvangen, bouwen geen spaargeld op en moeten vaak zonder een spaarcent in hun zelfstandige woonsituatie starten.” (Kinderrechtencommissariaat)
www.vlaanderen.be
19
- Uitbetaling van het gespaarde (kinder)geld Als de minderjarige 18 jaar wordt, kan hij of zij het opgespaarde kindergeld zelf beheren. Een aantal praktijkwerkers uiten hun ontevredenheid daarover: “(…) Jongeren krijgen op hun 18 jaar ook hun gespaarde kinderbijslag ter beschikking. Gedurende enkele weken en maanden kunnen ze alles kopen wat ze willen. Wanneer dit geld op is, komen ze terug in de harde realiteit van een beperkt inkomen terecht. Vaak maken ze in deze periode meer schulden of gaan ze leningen aan die ze niet kunnen afbetalen. Als ze dan naar het OCMW gaan voor een financiële ondersteuning, dan wordt er vaak alsnog rekening gehouden met het spaargeld van de jongere (ook al is dit er niet meer) en krijgen ze geen leefloon.” (JAC) “18-jarigen zij ook vaak niet rijp om adequaat om te gaan met het lokkende opgespaarde kindergeld tijdens de bijzondere jeugdzorg-periode. Het leidt vaak tot vroegtijdig afhaken en nieuwe kwetsuren eenmaal het geld door hun handen geglipt is.” (CAW) Een dienst formuleert een suggestie om het gespaarde kindergeld op een andere wijze uit te betalen: “Een alternatief waarbij een equivalent hiervan geleidelijk vrijkomt ter ondersteuning van (eigen) huisvesting of inkopen van integratiehulp en ondersteuning in vrijetijdskansen of passende arbeidskansen na de bijzondere jeugdzorg zijn welkom. (…)” (CAW) Het Agentschap Jongerenwelzijn merkt echter op dat dergelijke alternatieve uitbetalingssystemen juridisch onmogelijk zijn; bij meerderjarigheid wordt de jongere volgens federale materie volle eigenaar van zijn of haar spaarboekje. - Zakgeld Fonds Jongerenwelzijn De Vlaamse brugfunctie meldt een ongelijkheid in het ontvangen van zakgeld: “Jongeren met een collocatiestatuut krijgen geen zakgeld uit het fonds Jongerenwelzijn. Andere jongeren die onder toezicht staan van de jeugdrechter wel.” (Vlaamse brugfunctie) - Financiële ondersteuning van pleegkinderen Twee diensten melden moeilijkheden in het verwerven van financiële ondersteuning voor pleegouders en pleegkinderen ouder dan 18 of 20 jaar: “Een voorbeeld waar ik onmiddellijk aan denk is dat van de jongere in pleegzorg, die verder studeert en na de voortgezette hulpverlening CBJ op 20-jarige leeftijd moet zoeken naar andere ondersteuning bij het betalen van kot en studies. Pleegouders ontvangen niets meer, OCMW’s weigeren soms steun. Het plaatst ook pleegouders in een moeilijke positie, aangezien zij wel een emotionele binding hebben maar geen onderhoudsplicht.” (Dienst voor pleegzorg) “Pleegouders laten (op 18 jaar) hun jongere ambtshalve schrappen. Hierdoor geraakt de jongere in problemen in verband met verscheidene zaken (inschrijving bevolkingsregister, ziekenfonds, bank, post, OCMW-aanvraag, …).” (Kamertraining en BZW BJB) Het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin werkt momenteel aan een nieuw intersectoraal decreet pleegzorg. Binnen dit traject kan bekeken worden of en hoe het decretaal een antwoord kan bieden op deze praktische moeilijkheden. - Financiële ondersteuning van mensen die tijdelijke opvang voorzien “De mensen die tijdelijk opvang voorzien, kunnen moeilijk een aanvraag tot pleegplaatsvergoeding doen want ook dit is gekoppeld aan een gans maatschappelijk onderzoek binnen het comité bijzondere jeugdzorg. Deze moet haar goedkeuring geven dat een
www.vlaanderen.be
20
pleegplaatsdienst een onderzoek en begeleiding opstart. Gevolg: geen vergoeding voor het gezin dat opvang voorziet.” (JAC) Mogelijk kan ook dit knelpunt bekeken worden in het verdere traject van de uitwerking van een intersectoraal decreet pleegzorg. - Continuïteit van de hulp- en bijstandsverlening door de consulenten Minderjarigen, ouders, familie of vrienden die vrijwillig hulp zoeken bij het comité voor bijzondere jeugdzorg worden begeleid door één consulent. Deze volgt het dossier van de minderjarige op. In de praktijk stelt men vast dat de continuïteit van deze begeleiding niet altijd gegarandeerd kan worden: “Wanneer een consulent in verlof of ziek is, stellen wij vast dat diens dossier niet opgevolgd wordt, tenzij in hoge nood. Doordat een jongere dan geen beroep kan doen op zijn consulent, krijgt de jongere niet altijd de gepaste hulpverlening en kan een situatie snel mislopen, waardoor er plots welk sprake kan zijn van ‘hoge nood.” (CAW) Het agentschap Jongerenwelzijn erkent dit knelpunt, dat echter ruimer gaat dan jongvolwassenen. De discontinuïteit in de begeleiding kan zich voordoen bij alle kinderen en jongeren die de comités voor bijzondere jeugdzorg begeleiden. Een aantal diensten is ook ontevreden over de manier waarop de jeugdrechtbank de begeleiding van een consulent plots kan opschorten: “De consulent is onbevoegd tijdens de collocatie van een jongere. Elke andere maatregel wordt dan opgeschort.” (Vlaamse brugfunctie) “De overgang van jeugdrechtbank naar comité is abrupt: vanaf 18 jaar krijgen jongeren, die soms al jaren dezelfde consulent hebben, van de ene op de andere dag een nieuwe consulent. Dit bemoeilijkt soms de continuïteit van de hulpverlening.” (Welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH) - Uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen Een crisisnetwerk merkt op dat jongeren niet altijd even vlot kunnen terugkeren van een gemeenschapsinstelling naar een andere voorziening van de bijzondere jeugdzorg: “Indien een jongere, tijdens de minderjarigheid, vanuit justitie wordt doorverwezen naar een gemeenschapsinstelling, is de terugkeer (na einde straf) naar een andere voorziening uiterst moeilijk. Zeker indien er op een bepaald moment sprake was van agressie.” (Regionaal crisisnetwerk)
3.1.4 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning Een centrum ervaart een beperking in het aantal dagen waarop een centrum voor kinderzorg- en gezinsondersteuning begeleiding mag aanbieden: “Om de draaglast bij deze jonge gezinnen te verminderen, doen we regelmatig beroep op de diensten van een CKG. Daar stoten wij geregeld op de grens van maximum 180 dagen begeleiding per kind. Deze 180 dagen gelden voor alle hulpverlening (residentieel, ambulant en semi-residentieel samen).” (CIG)
www.vlaanderen.be
21
3.1.5 Algemeen Welzijnswerk - De opvangcentra Personen die geen onderdak hebben, kunnen terecht in de opvangcentra van het algemeen welzijnswerk. In de regel voorzien de opvangcentra van het algemeen welzijnswerk opvang voor personen vanaf 18 jaar, de wettelijke meerderjarigheid. Over de toegankelijkheid van deze opvangcentra worden een aantal knelpunten gemeld, in de eerste plaats over de regionale spreiding van de opvangcentra: “Specifieke opvangmogelijkheden voor jongvolwassenen (18-25 jaar) zijn quasi onbestaande in de regio Antwerpen. Andere opvang binnen de volwassenenhulpverlening (+18 jaar) is compleet dichtgeslibd in Antwerpen (momenteel wachtlijsten van 3 maanden voor een opvangplaats).” (JAC) “In de regio Brussel is er geen opvangcentrum voor jongvolwassenen (18-25 jaar). Jongeren die opvang zoeken komen ofwel terecht op de wachtlijst voor woonbegeleiding, ofwel komen ze terecht in grote opvangcentra (bv. Leger des Heils). Wat niet op maat is voor jongeren. Andere provincies hebben wel opvangcentra voor deze doelgroep. Franstalige opvang ontbreekt eveneens.” (CAW) De afdeling Welzijn en Samenleving merkt op dat CAW Mozaïek in Brussel beschikt over een afdeling woonbegeleiding. Deze voorziet begeleiding en huisvesting aan jongvolwassenen, asielzoekers en mensen zonder wettige verblijfsvergunning. Ten aanzien van jongvolwassenen (18 – 25 jaar), zowel allochtone als autochtone hulpvragers, bieden zij residentiële opvang (studiotraining en transitwonen) en dit volgens de principes van maatzorg. De opvangcentra zijn in se bedoeld voor personen vanaf 18 jaar. Deze leeftijdsgrens is mede bepaald door de veronderstelling dat minderjarigen voor begeleiding en opvang een beroep kunnen doen op de bijzondere jeugdzorg. Maar los daarvan kunnen minderjarigen wel opvang krijgen binnen een CAW-opvangcentrum. Met als voorwaarde dat zij – net als alle meerderjarige opvangzoekers – daarvoor een dagprijs betalen. Maar zowel de minder- als meerderjarige jongvolwassenen blijken om die reden moeilijk toegang te vinden tot de opvangcentra. Financiële ondersteuning van het agentschap Jongerenwelzijn of het OCMW is vaak nodig om de dagprijs te kunnen betalen. Maar het krijgen van deze financiële tussenkomst verloopt vaak moeizaam: “Jongeren (net geen 18) kunnen niet terecht in de opvangcentra van het AWW omdat ze de dagprijs niet kunnen betalen.” (CAW) “Wij zijn een opvangcentrum voor jongvolwassenen van 18- tot 25-jarigen. Wat wij vaststellen is dat -18jarigen niet bij ons terecht kunnen omwille van de simpele reden dat ze financieel een verblijf niet kunnen betalen. Het OCMW komt niet tussen. Wij zijn geen instelling die onder het comité bijzondere jeugdzorg valt. Dus komen ook zij niet tussen, want een minderjarige moet voor hen onder toezicht staan. En dat kunnen we niet garanderen.” (CAW) “De onderleeftijdsgrens bij de opvangcentra algemeen welzijnswerk ligt op 18 jaar, de wettelijke meerderjarigheid. (…) De bed-bad-broodkosten in een opvangcentrum van het algemeen welzijnswerk dienen betaald te worden door de cliënt. Wanneer de cliënt onvoldoende middelen heeft, wordt hiervoor beroep gedaan op een tussenkomst van het OCMW. Maar in de praktijk gebeurt het echter zeer zelden dat een OCMW de uitzondering maakt om leefloon toe te kennen aan een minderjarige.” (CAW)
www.vlaanderen.be
22
“Opvang van alleenstaande -18-jarigen in AWW wordt bemoeilijkt daar de verblijfskosten slechts uitzonderlijk opgenomen worden door een OCMW en men ook geen aanspraak kan doen op de vergoedingenwijze van de bijzondere jeugdzorg.” (CAW) “Wij vormen de combinatie van een meldpunt crisisjeugdhulp en een opvangcentrum voor jongvolwassenen (18 tot 25 jaar). Via het meldpunt krijgen we regelmatig aanmeldingen van minderjarigen die net geen 18 zijn. (…) Er wordt dan beroep gedaan op het meldpunt crisisjeugdhulp. Indien de situatie niet in aanmerking komt voor dispatching wordt er (vooral door consulenten) vaak gekeken naar het opvangcentrum. Recent hebben we deze vragen enkele keren positief beantwoord. Hier kwam wel een groot knelpunt naar voor. Het opvangcentrum hanteert een dagprijs om de verblijfskosten te dekken (net zoals alle opvangcentra). In de beschikking wordt gesteld dat deze ten laste vallen van het agentschap Jongerenwelzijn. Hierop sturen we de facturen naar het agentschap maar deze weigeren deze te betalen. Hierdoor wordt ons engagement om de overgang van minder- naar meerderjarigheid te overbruggen en aansluiting te bewerkstelligen tussen jeugdhulp en algemeen welzijnswerk onder druk gezet.” (CAW) “Het OCMW dekt wel de verblijfskosten van kinderen die met één van hun ouders verblijven in een opvangcentrum maar niet die van minderjarigen die zonder hun ouders opgevangen worden binnen het AWW.” (CAW) Tot slot meldt men dat jongvolwassenen blijkbaar niet zonder meer kunnen beroep doen op de opvang van de opvangcentra: “Sommige jongeren worden geweerd uit een opvangcentrum jongvolwassenen wegens te lang dakloos.” (JAC) De opvangcentra geven ook aan vragen naar oneigenlijke plaatsingen te krijgen. Ze krijgen ondermeer te maken met opvangverzoeken vanuit de gehandicaptenzorg of de bijzondere jeugdzorg. Maar voor de opvang van deze doelgroepen luiden de opvangcentra de alarmbel, in de eerste plaats met betrekking tot het dichtslibben van de opvangcapaciteit: “Wij vormen de combinatie van een meldpunt crisisjeugdhulp en een opvangcentrum voor jongvolwassenen (18 tot 25 jaar). Via het meldpunt krijgen we regelmatig aanmeldingen van minderjarigen die net geen 18 zijn. Voor consulenten is het moeilijk nog hulp/opvang te vinden binnen de jeugdhulp. Er wordt dan beroep gedaan op het meldpunt crisisjeugdhulp. Indien de situatie niet in aanmerking komt voor dispatching wordt er (vooral door consulenten) vaak gekeken naar het opvangcentrum. Recent hebben we deze vragen enkele keren positief beantwoord. (…)” (CAW) “Jongvolwassenen met een mentale beperking worden vaak ook opgenomen in opvangcentra AWW. Ze blijven er vaak lang hangen (want een kort traject naar zelfstandig wonen is niet haalbaar) en dus jarenlang een plaats bezetten (in afwachting van doorstroming naar gepaste ondersteuning binnen het VAPH). Waardoor het aanbod van de opvangcentra dichtslibt.“ (CAW) Verder spreken de opvangcentra hun bezorgdheid uit met betrekking tot de opvang van jongvolwassenen met een handicap. Hun handicap vraagt vaak een specifieke begeleiding die de opvangcentra niet in huis hebben: “Bovendien wordt deze sterk beïnvloedbare doelgroep in het algemeen welzijnswerk geconfronteerd met jongeren met ernstige verslavingsrisico’s en ander risicogedrag waardoor hun problematiek minder eenduidig wordt. Daar is men in de gehandicaptenzorg (terecht?) allergisch voor, wat dan weer tot uitsluiting kan leiden.” (CAW) “(…) De onthaaltehuizen voor daklozen zijn niet in staat om de gespecialiseerde zorg aan te bieden die deze mensen nodig hebben. (Regionaal crisisnetwerk)
www.vlaanderen.be
23
- Begeleid zelfstandig wonen Vanaf 18 jaar kunnen jongvolwassenen met een vraag naar woonbegeleiding rechtstreeks en op vrijwillige basis terecht bij een dienst begeleid zelfstandig wonen (BZW) van het algemeen welzijnswerk (AWW). Een BZW-dienst ondersteunt jongvolwassenen bij de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen wonen. Deze ondersteuning kan betrekking hebben op financiële aangelegenheden, administratie, werk, relaties, enzovoort. Naar regionale spreiding signaleert men vanuit de BZW-diensten een capaciteitsprobleem: “In onze regio (midden West-Vlaanderen) is er geen specifieke vorm van begeleid wonen voor jongvolwassenen. (…)” (JAC) Daarnaast signaleren de diensten BZW dat ze kampen met een steeds groter wordende instroom van jongvolwassenen uit de bijzondere jeugdzorg of met een inschrijving bij het VAPH. Deze instroom heeft consequenties voor de begeleidingscapaciteit van de BZW-diensten: “Wanneer de jongeren 16 à 17 jaar zijn en niet gekend bij het comité bijzondere jeugdzorg, wordt er geen dossier meer opgemaakt. Als deze jongeren dan bij JAC Plus komt met de vraag naar BZW (integrale woonbegeleiding) kunnen wij hier niet op ingaan. Er is vooraleerst steeds de goedkeuring en schriftelijke toestemming van de ouders nodig. Maar daarnaast blijft de jongere afhankelijk van de financiële steun van zijn ouders. In een problematische ouder-kind relatie is dit geen evidentie.” (JAC) “In onze werking BZW (begeleid zelfstandig wonen) krijgen we heel regelmatig jongeren over de vloer die een Vlaams Fonds-nummer hebben. Die moeten eigenlijk terecht kunnen bij de diensten begeleid wonen maar deze hebben een wachtlijst van zelfs verschillende jaren. Deze jongeren vinden vaak de weg naar de CAW’s, maar dit heeft als gevolg dat ook ons aanbod volzet geraakt en jongeren zonder Vlaams Fonds-nummer moeten wachten. Dit kan niet de bedoeling zijn.” (CAW) “Indien CAW’s ervoor zouden kiezen, wat soms gebeurt, om de wachtlijst begeleid wonen voor personen met een handicap op te vangen in de hun BZW-begeleiding binnen het CAW, betekent dit dat de jongvolwassenen waar deze vorm van begeleiding (kortdurende en intensieve woonbegeleiding gericht op het verwerven van vaardigheden) eigenlijk voor bestaat, uit de boot vallen of ook op een ellenlange wachtlijst belanden.” (CAW) - Depanneren van de bijzondere jeugdzorg Voor jongeren die net geen 18 zijn, vinden de consulenten van de comités voor bijzondere jeugdzorg vaak geen hulp of opvang meer. Ze komen dan vaak aankloppen bij de centra voor algemeen welzijnswerk. Zo’n situaties zetten de CAW’s vaak voor een dilemma: “Ook worden soms jongeren in crisis voor ambulante begeleiding doorgestuurd. Dit zorgt voor een dilemma: binnen de werking is er een wachtlijst voor het opstarten van begeleiding. Maar zulke jongeren enkele weken op de wachtlijst zetten is onverantwoord. Zulke begeleidingen zijn meestal heel intensief omwille van het crisisgehalte. Hetgeen nog extra werkdruk meebrengt en vragen meebrengt naar prioriteiten (heeft het ‘depanneren’ van de bijzondere jeugdzorg voorrang op het ‘gewone’ cliënteel?).” (CAW) “Vanuit de GRW-werking (aanbod gezins- en relationeel welzijn) signaleert men het knelpunt dat in afwachting van bv. een thuisbegeleiding door bijzondere jeugdzorg gevraagd wordt om via gezinsbegeleiding bepaalde gezinnen tijdelijk te ondersteunen. Hetgeen extra druk geeft, vooral als er geen tijdsperspectief gegeven kan worden.” (CAW)
www.vlaanderen.be
24
3.1.6 Geestelijke Gezondheidszorg - De capaciteit van de centra voor geestelijke gezondheidszorg Twee diensten melden knelpunten in de toegankelijkheid van de centra voor geestelijke gezondheidszorg: “Ontoegankelijkheid van de GGZ (ambulant voor jongeren) omwille van de wachtlijsten.” (CAW) “In de begeleiding van jongeren is het belangrijk dat jongeren snel en gemakkelijk terecht kunnen bij de geestelijke gezondheidszorg wanneer dit nodig is. Soms ontbreekt het de jongeren aan motivatie: ze hebben weerstanden tegen psychosociale of psychische hulp of cijferen hun problemen weg. Wanneer jongeren dan toch gemotiveerd zijn om aan hun problemen te werken, merken we lange wachtlijsten bij de diensten geestelijke gezondheidszorg.” (JAC) - Privé-therapeutisch aanbod Privé-psychologen en therapeuten kunnen een alternatief bieden voor de wachtlijsten binnen de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Maar daar wordt het financiële engagement dan weer als een hindernis ervaren: “Privé psychologen of therapeuten kunnen sneller een begeleiding opstarten. Deze vraagt dan wel meer financiële inspanningen van jongeren. Voor jongeren met een beperkt inkomen weegt dit bedrag vaak (te) zwaar door in hun budget, waardoor ze de therapie of counseling voortijdig stopzetten.” (JAC) - STENT Sinds 2007 loopt Stent, een Vlaams project dat de samenwerking wil stimuleren tussen de bijzondere jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg, zowel ambulant als residentieel. Stent ijvert voor een samenwerking die versterkt en ondersteunt, die doorleefd is en gedragen wordt. Stent effent de weg naar structurele samenwerking en creëert een cultuur van overleg. Bij het project wordt volgend werkpunt vermeld: “STENT is een goede zaak, maar er is een missing link tussen de jeugdpsychiatrische hulpverlening en deze voor volwassenen. Het moet mogelijk zijn om de arbitraire grens van 18 jaar los te laten in de psychiatrische hulpverlening. Nu wordt bij 17-jarigen vaak geen hulpverlening meer opgestart omdat ze meerderjarig gaan worden. Reeds opgestarte hulpverlening bij minderjarigen stopt vaak bij de meerderjarigheid. Jongeren zijn niet altijd gemotiveerd om bij de meerderjarigheid nieuwe hulpverlening te zoeken. Vaak wachten ze tot de situatie escaleert om dan te merken dat ze nergens geholpen worden, omdat ze niet het juiste profiel hebben.” (Begeleid zelfstandig wonen BJB)
3.1.7 Vertrouwenscentra Kindermishandeling De vertrouwenscentra kindermishandeling staan voor een gelijkaardig probleem als de diensten en voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand: hoe inspelen op hulpvragen van jongeren die weldra meerderjarig zullen worden. “Binnen het vertrouwenscentrum kindermishandeling moeten we ons volgens de regelgeving beperken tot min 18-jarigen. Daarom starten we vaak geen hulpverlening meer op voor jongvolwassenen die binnenkort 18 worden. Want onze werkvormen zijn vaak langdurig, en daarmee lopen we het risico om de regelgevende grens van 18 jaar te overschrijden.” (Rondetafelgesprek Integrale Jeugdhulp Antwerpen)
www.vlaanderen.be
25
3.1.8 Drughulpverlening Praktijkwerkers uit een bepaalde niche van de drughulpverlening – integrale woonbegeleiding aan maatschappelijk kwetsbare jongeren tussen 18 en 25 jaar met problematisch druggebruik – ervaren een aantal moeilijkheden in de begeleiding van jongvolwassenen met drugproblemen. In de eerste plaats ondervindt men dat vele jongvolwassenen met een problematisch druggebruik ook zwakbegaafd zijn. Deze gecombineerde problematiek leidt moeilijkheden in het vinden van geschikte begeleiding en/of opvang: “Ons valt op dat een grote groep zwakbegaafde jongeren zijn. Bijna de helft van onze jongeren is zwakbegaafd (10 op de 23 = 45%). Een aantal hiervan hebben zelfs een dossier bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. We maken ons extra zorgen rond deze groep jongeren. Deze groep zwakbegaafde jongeren is heel beïnvloedbaar en belandt hierdoor sneller in het gemarginaliseerde, zwaardere gebruikerscircuit. Voor deze jongeren is meer intensieve zorg nodig en een specifiek woonaanbod. Binnen het VAPH kunnen deze jongeren niet terecht wegens hun druggebruik en lange wachtlijsten.” (Woonbegeleiding jongeren met problematisch druggebruik) “We weten dat onze cliënt verslaafd is aan cannabis, maar er blijkt in Vlaanderen geen enkele ambulante of residentiële setting binnen de hulpverlening rond verslavingsproblematieken te zijn die hieraan kan werken omdat men overal een minimaal IQ van 70 vraagt en de jongere dit niet behaald op testings. Knelpunt hier ligt dus niet aan de regelgeving, maar wel aan de beperkingen in methodieken voor jongeren met een verstandelijke handicap en verslavingsproblematiek.” (Dienst voor gezinsbegeleiding) De betrokken praktijkwerkers geven aan dat het begeleiden van jongvolwassenen met problematische druggebruik een specifieke benadering vraagt. Een benadering die in het huidige aanbod drughulpverlening niet of te weinig bestaat: “De jongeren die wij begeleiden, hebben nog niet de motivatie om te stoppen met gebruik. Maar ze hebben toch nood aan psycho-sociale of medische begeleiding. In dat geval passen zij moeilijk in het huidige aanbod drughulpverlening. De jongeren kunnen niet in een instelling terecht die abstinentie nastreeft (bv. De Sleutel). Maar ze passen ook moeilijk in instellingen die voor schadebeperkende gezondheidspromotie instaan (bv. Free Clinic). Die laatste richt zich minder tot jongeren. Met beide organisaties zijn we in overleg om een betere aansluiting van onze doelgroep naar de drughulpverlening te bekomen.” (woonbegeleiding jongeren met problematisch druggebruik) Een partner binnen de drughulpverlening signaleert tot slot een grote nood aan woonbegeleiding op maat van jongvolwassenen met een problematisch druggebruik: “Na 1 jaar werken met deze kleine ploeg van 4 medewerkers merken we dat er een enorme vraag is van druggebruikende jongeren naar woonbegeleiding op maat. We hebben dan ook momenteel noodgedwongen een wachtlijst. Wat een snelle opstart van begeleidingen niet ten goede komt en onze laagdrempeligheid in het gedrang brengt.” (Woonbegeleiding jongeren met problematisch druggebruik)
3.1.9 Hulp aan gedetineerde jongvolwassenen - Strategisch plan voor gedetineerden De Vlaamse bevoegdheid om sociale hulpverlening aan te bieden aan gedetineerden is vertaald in het strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. Samen met het bijhorende implementatieplan vormt het strategisch plan de basis om hulp- en dienstverlening te organiseren
www.vlaanderen.be
26
in de gevangenissen in Vlaanderen en Brussel. Een aantal centra voor algemeen welzijnswerk hebben opmerkingen bij dit plan: “Het strategisch plan hield geen rekening met deze specificiteit van de arresthuizen in de verdeling van bijkomende justitieel welzijnswerkers (vb. Ieperse gevangenis). Net door de vluchtigheid van de jongvolwassenen (meestal toch wel druggerelateerde kleindelictplegers) is een traject opzetten met hen geen evidentie en moet men op korte termijn flexibel en voldoende kunnen inzetten wil men op deze scharnierleeftijd preventief werken.” (CAW) “We zien ook heel veel jongvolwassenen in de arresthuizen, die door hun vaak kortere verblijfsduur (nog niet al te veel recidive gekend) moeilijk passend bereikt kunnen worden (cliëntgerichtheid, vertrouwensband opbouwen vergt tijdsinvestering) tijdens en na de detentie, waardoor actief preventief inzetten naar recidive bemoeilijkt wordt.” (CAW) - Residentiële opvang na detentie Begeleiders ervaren moeilijkheden in het zoeken van residentiële opvang voor jongvolwassenen die de gevangenis mogen verlaten: “Men kan ook van de ene op de andere dag vrijkomen waardoor residentiële opvang na detentie geen evidente zaak is: men moet soms maandenlang een kamer ‘reserveren’ en de betrokken dienst blijft met de onzekerheid zitten waardoor ze ook soms andere cliënten tijdelijk niet kunnen bedienen. Het zou leuk zijn dat we hier de ‘justitiële mallemolen’ die vooral betrekking heeft op de organisatiegerichtheid en ‘regels op verdediging’ meer in afstemming en ruimte zouden kunnen bieden om op mensenmaat cliëntgericht aan de slag te gaan.” (CAW) - Samenwerking met drughulpverlening en GGZ Praktijkwerkers signaleren dat er voor gedetineerde jongvolwassenen te weinig samenwerking bestaat met de drughulpverlening en de ambulante geestelijke gezondheidszorg: “De effectieve samenwerking met de drughulpverlening en GGZ blijft ook beperkt tot enkele pilootprojecten (met keuzemogelijkheid tussen gevangenis of De Sleutel in Gent, The Believers in Ruislede). Het is ook de vraag of men hiermee effectief de jongvolwassen justitiële carrièremaker bereikt.” (Integrale woonbegeleiding jongvolwassenen met problematisch druggebruik)
3.1.10 Armoedebestrijding en schuldoverlast Jongeren komen vaak ongewild in een spiraal van armoede en schuldoverlast terecht. Vanuit de praktijk wordt volgende illustratie gemeld: “Jongeren die net volwassen zijn, worden soms meegezogen in de schuldenpunt van hun ouders. Als ouders ziekenhuisrekeningen en ambulancekosten voor hun toen nog minderjarige de kind niet betaalden – ook al zijn ze onderhoudsplichtig - dan komen deze schulden na hun 18 verjaardag bij de jongere terecht. De schuldeiser daagt immers diegene die de medische behandeling onderging voor de rechtbank.” (CAW) Er wordt gesuggereerd dat best ook acties worden ondernomen om te vermijden dat jongvolwassenen via hun eigen handelen in de armoede terecht komen: “Jongeren die tot hun 18 jaar in instellingen verbleven, komen plots in contact met veel regelgeving die ze niet of nauwelijks kennen of waar ze de commerciële en juridische gevolgen niet van kennen. (…) Helaas worden sommige jongvolwassenen al op jonge leeftijd geconfronteerd met veel rekeningen, grote schulden en de financiële gevolgen hiervan (boetes, interesten en de kosten van gerechtsdeurwaarders). (CAW)
www.vlaanderen.be
27
3.1.11
De leefwereld van jongvolwassenen
Sommige hulpverleners hebben de indruk dat de procedures en gang van zaken in de diensten en voorzieningen te weinig is afgestemd op de leefwereld van jongvolwassenen: “Verder wordt er bij de interne afspraken vaak weinig rekening gehouden met de levensfase waarin jongvolwassenen zich bevinden (o.a. experimenteren met (kortdurende) relaties). Voorbeelden hiervan zijn: o Jongeren die BZW-begeleiding (via bijzondere jeugdzorg) krijgen, mogen hun lief geen onderdak geven; o Jongeren die tijdens hun opname verliefd worden op een medebewoner, wat getuigt dat zij in staat zijn om relaties aan te gaan, worden vaak zonder verdere opvolging buiten gezet.” (JAC)
3.1.12
Jongvolwassenen op het scharnier van sectoren
Verschillende praktijkwerkers uiten hun ongerustheid over de ontoegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening voor personen die zich omwille van dubbeldiagnoses op de grenzen van sectoren bevinden: “Een andere vaststelling is evenwel dat er niet zozeer moeilijkheden op regelgevend vlak zich voordoen. Meestal gaat het om een te sterke opdeling van sectoren. (…)” (Project knelpuntdossiers) “Combinatie van mentale beperking, psychische problemen en dreigende gevangenisstraf maakt het complex. Jongeren krijgt zeer moeilijk toegang tot een voorziening (complexe problematiek, geen motivatie, …).” (Regionaal crisisnetwerk) “De combinatie van psychische moeilijkheden en een verstandelijke beperking neigt er toe in de praktijk dat beide sectoren naar elkaar kijken om toegang te creëren.” (Regionaal crisisnietwerk) “Zo botsen we vaak op een specifieke doelgroep van zwakbegaafde jongeren met een verslavingsproblematiek, vaak nog gecombineerd met psychiatrische problemen en soms agressie. Voor deze jongeren is het heel moeilijk een plaats te vinden. Vaak hebben ze nood aan opname in de psychiatrie, maar door hun gebruik zijn ze daar niet welkom. Voor afkickcentra ligt de reden om te weigeren vaak bij de zwakbegaafdheid en de agressie. Voor bepaalde woonbegeleidingsdiensten/beschut wonen/… speciaal voor zwakbegaafden zijn het gebruik en de psychiatrische problematiek dan weer uitsluitingscriteria. Op deze manier vallen ze overal buiten, terwijl het net deze jongeren zijn die de zorg het hardste nodig hebben. Zij zijn erg beïnvloedbaar en glijden snel af in zwaar gebruik doordat ze nergens gepaste begeleiding vinden.” (Woonbegeleidingsdienst jongeren problematisch druggebruik) “De strakke afbakening van doelgroepen VAPH, psychiatrie, beschut wonen en drughulpverlening. Deze wordt mede in de hand gewerkt door de aansturing vanuit te diverse overheden. Sowieso resulteert een al te rigide toegepaste opsplitsing van de zorg in specifieke diensten voor drugsverslaving, GGZ/psychiatrie en mentaal beperkten (op zich niet slecht) tot uitsluiting van jongvolwassenen die steeds meer kampen met een complexere multiproblematiek.” (CAW) “Voor de jongeren met een verstandelijke beperking en bijkomend probleemgedrag blijkt het gezien de specifieke zorgnood erg moeilijk te zijn om een geschikte plaats te vinden in het zorgaanbod van het Vlaams Fonds.” (Psychiatrisch ziekenhuis) “Als hulpverleners zitten we regelmatig in de knoei bij cliënten met dubbeldiagnoses of meervoudige problematieken. Bijvoorbeeld een jongere die gehandicapt of drugsverslaafd is. Naar welke organisatie moet je hem/haar sturen? Vaak wordt dit een pingpongspelletje tussen de verschillende organisaties. Worden vaak overal geweigerd of van het kastje naar de muur gestuurd.” (CAW) “Dit gaat zeker op voor wat betreft de zwakste doelgroep hier: de triple diagnose (mentaal beperkt, drugsproblematisch en psychiatrisch)” (CAW)
www.vlaanderen.be
28
“(…) Voor jongeren met een psychische stoornis botsen we op (…) exclusiecriteria zoals leeftijd, multiproblematiek, externaliserend probleemgedrag of druggebruik.” (Begeleid zelfstandig wonen BJB) “Jongeren met een verslavings- en psychiatrische problematiek kunnen werkelijk nergens terecht, omdat ze enkel behandeld kunnen worden op een primaire problematiek en de secundaire problematiek telkens een tegenindicatie vormt. Jongeren met een bipolaire stoornis bijvoorbeeld worden niet geholpen als er sprake is van druggebruik. Druggebruikers bijvoorbeeld worden niet geholpen als er sprake is van agressie, enzovoort. Er is dringend nood aan hulpverlening voor complexe problemen zonder uitsluitingscriteria zoals druggebruik, agressie en onduidelijke psychiatrische diagnose.” (Begeleid zelfstandig wonen BJB) “Jongeren binnen VAPH kunnen maar zelden gebruik maken van de modaliteiten kamertraining of begeleid zelfstandig wonen binnen Jongerenbegeleiding. Ofwel is de problematiek te zwaar of zijn de mentale mogelijkheden te beperkt. Ofwel zijn de jongeren er op 17 jaar nog niet aan toe om te beseffen dat ze deze woonvorm nodig hebben. Op iets latere leeftijd kunnen ze dit besef wel hebben, maar dan kunnen ze de vraag niet meer stellen (moet immers gevraagd de worden voor hun 18 verjaardag).” (Orthopedagogisch centrum) “Jongeren met een sectoroverschrijdende problematiek komen er meestal niet in.” (JAC) “Een jongen die onder voortgezette hulpverlening valt en bijna 19 is waarvan de begeleiding moet stoppen. Met die jongen zijn er kennismakingsgesprekken geweest in settings, maar tot een daadwerkelijke opname is het niet gekomen omwille van te jong, te oud, te licht, te zwaar en vooral ook de dubbele diagnose.” (Project inclusieve begeleiding BJB) “Waar jongvolwassenen zich op de grenzen van sectoren bevinden omwille van dubbeldiagnoses in de brede zin, komt de ontoegankelijkheid van hulpverlening het sterkst tot uiting. Concrete voorbeelden zijn: o De ontoegankelijkheid van de residentiële gezondheidszorg voor jongvolwassenen met psychische problemen en een verstandelijke beperking; o Moeilijke toegang voor personen met een verstandelijke beperking tot de verslavingszorg.” (CAW) “Het VAPH stelt zich zeer kritisch op ten overstaan van jongeren met een verstandelijke handicap en bijkomend probleemgedrag. Het VAPH weigert hen soms een erkenning te geven omdat ze vinden dat de psychische problematiek overweegt en verwijst deze jongeren naar geestelijke gezondheidszorg. Daar zijn er slechts twee woonvormen: beschut wonen (met een minimale omkadering en dus veel te weinig ondersteuning biedend aan jongeren met een dubbele diagnose: licht verstandelijke beperking en psychische problematiek) of psychiatrisch verzorgingstehuis waar de plaatsen nog beperkter zijn dan in de gehandicaptenzorg en waar de gemiddelde leeftijd zeer hoog ligt. Jongeren passen daar absoluut niet in het profiel, en ook het personeel heeft er geen enkele ervaring met jongeren. Dit betekent dat die jongeren door het VAPH verwezen worden naar een woonvorm binnen de geestelijke gezondheidszorg maar dat er daar niets op hun maat te vinden is. Zij vallen tussen wal en schip en worden van het kastje naar de muur gestuurd.” (psychiatrisch ziekenhuis) “Ook de bijzondere jeugdzorg vindt dat jongeren met een verstandelijke beperking en bijkomend probleemgedrag niet tot hun doelgroep behoren. Als jongeren uit bovenstaande doelgroep door de jeugdrechtbank in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst worden, en ze worden 18 jaar tijdens de opname, valt de ondersteuning vanuit de jeugdrechtbank weg. Als er een vraag naar verlenging gesteld wordt aan het comité bijzondere jeugdzorg, wordt dit vaak geweigerd omdat men vindt dat deze doelgroep in het VAPH thuis hoort in plaats van in de bijzondere jeugdzorg. Zo verliezen deze jongeren een deel van hun netwerk. Het contact met hun consulente is voor hen soms heel belangrijk.” (psychiatrisch ziekenhuis) “We hebben al getracht iemand (een jongere met een erkenning van het VAPH) door te verwijzen naar begeleidingsteams van het JAC+, maar daar nemen ze niemand aan met een erkenning van het Vlaams Fonds. (…) In het algemeen weinig doorverwijzing mogelijk voor een doelgroep die toch de nodige aandacht en zorg vraagt.” (CAW)
www.vlaanderen.be
29
“In gevallen waar sprake is van een verslavingsproblematiek en een psychiatrische/persoonlijkheidsproblematiek. In de hulpverlening bots je dan op de moeilijkheid om iemand gericht te laten helpen. Bijvoorbeeld bij de ene dienst moet je eerst clean zijn om verder geholpen te kunnen worden.” (CAW) “Ieder hulpaanbod lijkt verder te werken in de richting waarvoor zij de deskundigen zijn. (…) Wanneer dan toch duidelijk wordt dat het niet werkt, wordt een diagnose gebruikt om de ouders weer terug te sturen met de boodschap dat de jongere niet past in het aanbod.” (Ouderwerking) Hulp- en dienstverleners reiken een aantal motieven aan voor de ontoegankelijkheid van diensten en voorzieningen voor personen met meerdere diagnoses: o
Regelgeving bemoeilijkt om hulpverleningstrajecten af te stemmen op een combinatie van probleemgebieden
“Het is met de bestaande regelgeving en het bestaande aanbod bijna onmogelijk om een hulpverleningstraject uit te werken die afgestemd is op de combinatie van de beide probleemvelden van de cliënt.” (Regionaal crisisnetwerk) o
Ontradend beleid ten overstaan van langdurige opnames
“Het ontradend beleid rond langdurige opnames weerhoudt voorzieningen ervan personen met een complexe situatie een plaats te bieden in hun setting.” (regionaal crisisnetwerk) “De afbouw van langdurige en psychiatrische bedden betekende voor een deel ook minder toegankelijkheid voor de complexere en niet zo eenduidig te benaderen cliënten, waardoor deze afgewenteld werden naar de thuisloosheidsvoorzieningen.” (CAW) o
Machteloosheid van hulpverleners ten overstaan van jongeren met een multiproblematiek
“De onmacht van de hulpverlening ten aanzien van deze problematiek vertaalt zich vaak in uitsluiting: ze zijn te zwak …, zelfs voor een korte opname in een crisisafdeling, waardoor ze vaak op straat of op de nulde en eerstelijn blijven hangen. Terwijl de middelen elders zitten.” (CAW) o
Beeldvorming van hulpverleners over het gedrag en de problematiek van deze jongeren
“De zwakheid van jongvolwassenen met een triple diagnose (mentaal beperkt, drugsproblematisch en psychiatrisch) wordt vaak geïnterpreteerd als niet gemotiveerd en te zwak om eraan te beginnen. (…) De onmacht van de cliënt vertaalt zich vaak in problematisch gedrag.” (CAW) “Beeldvorming speelt hierin ook een grote rol. Voorzieningen/hulpverleners durven dikwijls geen aanbod te doen (met de voorgeschiedenis die ze te horen krijgen) met de vrees dat ze, in geval van crisis, er alleen voor staan.” (Regionaal crisisnetwerk) o
De strakke afbakening van aparte doelgroepen en sectoren
“Voor ouders lijkt het hulpaanbod te veel afhankelijk van de deskundigheid of beperktheden van een dienst. De jongere en de ouders worden ingepast, of passen soms niet in het aanbod. Een aanbod stopt wanneer gezien vanuit professionele hoek niets meer te bieden valt. Maar het leven van de jongere en zijn gezin stopt niet. Ook de vraag naar ondersteuning stopt niet.” (Ouderwerking) “Door de omslachtige intakeprocedures en specifieke regels per voorziening, worden de ‘moeilijkste’ jongeren vaak al buiten de werking gehouden.” (JAC) “Deze doelgroep is een ‘dure doelgroep’. De gehandicaptenzorg is Vlaams, de gezondheidszorg federaal. Vanuit besparingsoverwegingen verwijst de ene sector naar de andere en blijven deze mensen vaak lang in de kou staan. Ze zijn verplicht om te shoppen en krijgen op die manier een weinig efficiënte zorg. Onder het mom van kostenbeheersing gaat er
www.vlaanderen.be
30
veel geld en energie verloren. Allemaal diensten proberen lapmiddelen toe te passen die uiteindelijk leiden tot frustratie bij alle partijen.” (psychiatrisch ziekenhuis) Praktijkwerkers formuleren suggesties om dit knelpunt weg te werken: “Alles pleit om de regelgeving en de organisatie van de hulpverlening sterker te enten op een sectordoorbrekende werking en gedeelde verantwoordelijkheid zodat combinatievormen van hulpverlening mogelijk worden: multidisciplinaire toegang, opvang en begeleiding.” (regionaal crisisnetwerk) “Onze praktijk leert dat er door vrijwillige sectordoorbrekende samenwerking extra mogelijkheden tot stand komen. Het wegnemen van hinderpalen zou hierin een sterke katalysator zijn. Daarnaast moeten sectoren nog sterker geresponsabiliseerd worden voor het onderlinge samenwerken en het opnemen van gedeelde zorg en verantwoordelijkheid rond een bepaalde cliëntsituatie.” (CAW) “Ondanks pogingen van de overheid tot het introduceren van diensten voor dubbele diagnose blijft de toegang voor jongvolwassenen heel beperkt en ontbreekt vaak de noodzakelijke passende lange termijn traject- en contextbegeleiding (over sectoren heen) die ze nodig hebben. Hierdoor lijkt het of men losse flodders schiet of mensen van het kastje naar de muur stuurt.” (CAW) “De uitdaging lijkt er in te bestaan het uni-sectorale aanbod met hun welomregelde doelgroepafbakening te reconverteren naar een aanbod op maat waarbij de sterktes uit de verschillende sectoren samengelegd worden, en men pro-actief aansluit bij de nulde en eerste lijn.” (CAW) “Samenwerken is voor de ouders ook samenwerken over de grenzen van diensten en sectoren heen, in samenspraak mét de ouders en de jongere. Samenwerken met als doel een plan uit te tekenen op basis van de eigenheid van de jongeren, niet op basis van de eigenheid van de dienst of de sector waar men toevallig in terecht komt.” (Ouderwerking) “Daarbij is een duidelijk spanningsveld tussen de hulpverleningsdiensten als het gaat om cliënten met een verstandelijke beperking en psychische moeilijkheden. Er is nood aan een sterke intersectorale samenwerking (…) om een gepast en ondersteunend hulpverlenings- en ondersteuningstraject uit te tekenen samen met de cliënt en het familiaal netwerk. Diensten moeten zich engageren om noden/vragen van cliënten te zien als een gezamenlike opdracht (over sectoren heen).” (Regionaal crisisnetwerk)
3.1.13
Naar een begeleide en gecoördineerde uitstroom uit de jeugdhulp
Sommige praktijkwerkers geven aan minderjarige jongvolwassenen te willen voorbereiden op de overgang naar meerderjarigheid. Ze signaleren daarvoor volgende voorstellen: “Het ontbreken van een sectordoorbrekende overgangsmodule (traject) als voorbereiding en nazorg op de meerderjarigheid.” (regionaal crisisnetwerk) “Samen met de minderjarigensector VAPH en Bijzondere Jeugdzorg zouden wij vanuit de meerderjarigensector VAPH kunnen kijken naar uitdagingen/vragen zoals: o Wie neemt wat op in dit proces; o Wanneer start de voorbereiding op alleen wonen; o Hoe kunnen wij vermijden dat deze jongvolwassenen op het moment dat ze op eigen benen willen staan, botsen op wachtlijsten. Met andere woorden, bruggen slaan tussen beide sectoren, namelijk bijzondere jeugdzorg en VAPH (…).” (Dienst begeleid wonen) “Een begeleiding of plaatsing kan maar stopgezet op vraag van de voorziening., wanneer een andere voorziening gevonden is.” (Ouderwerking) “Vanuit het project Knelpuntdossiers kan ik melden dat er veel jongeren aangemeld worden (1 op 5) ‘op de wip’ naar meerderjarigheid (17 of bijna 18 jaar), wat op zich al aangeeft dat men voor deze jongeren (vooral vanuit de gemeenschapsinstellingen) moeilijk een begeleid vervolgtraject kan uitwerken in volwassenenhulp.” (Project knelpuntdossiers)
www.vlaanderen.be
31
“Een andere vaststelling is evenwel dat er niet zozeer moeilijkheden op regelgevend vlak zich voordoen. Meestal gaat het om (...) een tekort aan informatiedoorstroming waardoor overgangen en/of combinaties met hulpaanbod uit andere sectoren moeizaam verloopt.” (Project knelpuntdossiers) “We zien veel jongeren die uit de bijzondere jeugdzorg komen. Veel hiervan verlaten op hun 18 jaar de instelling (meestal nog met een spaarpotje kindergeld). Ze denken dat ze het alleen aankunnen. Maar snel worden ze dakloos en geraakt al hun geld op. Voor deze jongeren is het belangrijk dat er een betere overgang is van hulpverlening voor minderjarigen naar hulpverlening voor meerderjarigen.” (CAW) “De begeleidingen winnen aan impact op het moment dat de overgang ook effectief gezamenlijk kan mee-gemaakt worden. Dit biedt namelijk de gelegenheid om het verschil in benadering tussen jeugdhulp en hulp voor volwassenen op een constructieve manier te duiden en tevens om een brug te maken tussen de afhankelijkheden eigen aan de minderjarigheid en de rechten en plichten van meerderjarigen met de hieraan verbonden maatschappelijke verwachtingen.” (Project inclusieve begeleiding BJB) In dit verband wil het agentschap Jongerenwelzijn opmerken dat het haar voorzieningen volgens de omschreven reguliere opdrachten al voorschrijft om de hulp- en dienstverlening op een verantwoorde manier af te sluiten, en dit in samenspraak met de jongere. Deze verantwoorde afsluiting houdt eveneens een zorgzame overdracht naar andere hulpverleners in. Een aantal diensten en platforms geeft ook aan dat de ondersteuning aan jongeren te weinig gecoördineerd en samenhangend verloopt. Ook vanuit dat knelpunt suggereren ze een aantal voorstellen: “Ouders hebben de vraag naar een samenhang die past in een plan voor de jongere. Deze vraag botst soms op de beperktheden van diensten en sectoren. Men mist een overzicht, iemand die de grote lijn volgt. Iemand die samen met de ouders de bezorgdheid deelt voor de jongere tijdens de hele periode van hulp. In dit prentje passen ook zaken als school, vrije tijd, voorbereiding op werk.” (Ouderwerking) “Er is een persoon nodig die alle puzzelstukken overziet en samen met de ouders de hulp opvolgt. Deze persoon denkt samen met de jongere en de ouders ook verder dan hulp alleen: deze bekijkt ook hoe school en vrije tijd verloopt.” (Ouderwerking) “Er moet verantwoordelijkheid opgenomen worden voor de samenhang en opvolging van de hulp, zodat een gezin niet meer ‘doorgeschoven’ wordt of zonder hulp komt te vallen wanneer een bepaalde dienst de begeleiding stopzet.” (Ouderwerking) “Het is nodig dat er overleg is tussen alle betrokkenen in het bijzijn van ouders en jongere. In dit overleg vormt het gezamenlijk plan voor de jongere dé basis.” (Ouderwerking) “Jongeren hebben vaak al een hele weg afgelegd in het hulpverleningslandschap, gaande van VAPH over GGZ naar BJB en vice versa, met alle gevolgen van dien en begeleid zelfstandig wonen is dan vaak de laatste stap in het rijtje van de jeugdzorg. Er is nood aan hulpverlening die daadwerkelijk een engagement aangaat om deze jongeren te begeleiden in een traject dat zij écht nodig hebben. (…) We denken bijvoorbeeld aan de uitbreiding voor meerderjarigen betreffende de mogelijkheden van de ‘Knelpuntdossiers’ of meer ‘outreaching’ mogelijkheden vanuit GGZ.” (Begeleid zelfstandig wonen BJB) “Ook stelden we vast dat de visie op hulpverlening behoorlijk kan verschillen van dienst A en dienst B en dat samenwerking tussen diensten niet altijd een vanzelfsprekendheid is.” (CAW) “Belang van vertrouwenspersoon/contactpersoon die samenwerkt met familiaal netwerk van de jongere en traject uittekent en opvolgt (onafhankelijk waar jongere verblijft) op verschillende levensdomeinen. Hulpverlening blijkt in deze situatie afhankelijk te zijn van een opname/opvang. Belang van dit los te koppelen.” (Regionaal crisisnetwerk)
www.vlaanderen.be
32
3.2 Beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed 3.2.1 De toegankelijkheid van de private huurmarkt Prraktijkwerkers ondervinden dat jongvolwassenen het steeds moeilijker hebben om op de private huurmarkt een betaalbare woning te vinden. Zij schrijven dit toe aan een aantal factoren: “(…) Op de huurmarkt is er een steeds groeiende kloof tussen het aanbod en de vraag naar geschikte en betaalbare woningen.” (Kinderrechtencommissariaat) “Vooreerst hebben de gebrekkige sturing van de private huurmarkt (liberalisering, stijging huurprijzen) en de regels aangaande het kamerdecreet het perverse effect gehad dat de woonmarkt voor kamers en studio’s zo krap werd, dat de huurprijzen nog meer stegen, waardoor deze voor leefloners en jonge werklozen nauwelijks nog betaalbaar werden, of dat ze sowieso op straat kwamen te staan omwille van verplichte ontruimingen.” (CAW) “Alles moet voldoen aan dezelfde standaard kwaliteitseisen en huisjesmelkers moesten aangepakt, maar dit resulteerde in nieuwe vormen van dakloosheid voor kansarmen, die misschien niet luxueus woonden, maar toch een dak boven het hoofd hadden. Relevante compenserende investeringen in de sociale woonmarkt komen traag op gang en men verwees naar de huursubsidie. Hierdoor was men in staat de huurprijzen op te trekken; een studio die vroeger 250 euro kostte, wordt nu verhuurd aan 380 euro (zelfs bij een sociaal verhuurkantoor). Met andere woorden, de huursubsidie was een maat voor niks. (…)” (CAW) “De woningen die voor de jongere bereikbaar zijn, laten vaak te wensen over wat betreft de prijs-kwaliteitverhouding.” (Federatie Diensten BZW) “In combinatie met de werkloosheidsval, lage minimumlonen en de tendens naar flexwerk (gebrekkige werkzekerheid, losse interimopdrachten,…) wordt het steeds moeilijker nog een woonst te vinden die maar een derde van het inkomen opslorpt.” (CAW) “De betaling van de huurwaarborg vormt ook een ernstige struikelsteen. Het gaat immers over een grote som geld waarvoor jongeren zich vaak al in de schuld moeten steken nog voor ze alleen wonen.” (Kinderrechtencommissariaat) “Op zich is het vinden van een aangepast aanbod al haast onmogelijk geworden – daarbij komt nog dat het zich moeten beroepen op een OCMW-waarborg de zaak nog moeilijker maakt. Het systeem van bankwaarborg werkt niet, en dit omdat de banken het systeem niet wensen toe te passen voor mensen met een beperkt inkomen. Indien de bank het systeem toch toepast, dan worden er hoge dossierkosten gerekend waardoor de potentiële huurder dit financieel niet aankan.” (CAW) “De huurwaarborg, in de meeste gevallen tweemaal de huurprijs, is hoog. Weinig jongeren beschikken over startkapitaal. Zij moeten dus een lening aangaan om de huurwaarborg te betalen. Daarbij komt dat in de praktijk het stelsel van de huurwaarborg en meerbepaald het gebruik maken van een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder, het betalen van een huurwaarborg in schijven of het gebruik maken van een bankwaarborg door de huisbazen liever niet wordt toegepast. Gezien de zwakke positie van de jongere in BZW blijft er voor hen in dat geval weinig keuze over en wordt de waarborg op een rekening van de huisbaas geplaatst.” (Federatie diensten BZW) Maar zelfs wanneer jongeren over de financiële middelen beschikken om een woning te huren, dan nog is de weg daar naartoe bezaaid met heel wat obstakels. Huisbazen en immobiliënkantoren stellen hoge eisen om een woning te verhuren aan een jongvolwassene. Ook banken kunnen dwars liggen in het verschaffen van een huurwaarborg. Volgende citaten illustreren deze verhalen: “Huisbazen of immo-kantoren stellen vaak veel eisen naar jongeren rond het huren van een studio of appartement: het voorleggen van een arbeidscontract, lang werk hebben, een hoog inkomen hebben, … .” (JAC)
www.vlaanderen.be
33
“Bij het zoeken naar woonst zijn eigenaars absoluut niet geneigd om te verhuren aan jongeren. Wanneer het gaat om studerende jongeren, merken we een grotere openheid, maar op het moment dat het contract getekend moet worden, stelt de eigenaar vaak als voorwaarde dat één van de ouders het contract mee moet ondertekenen en dus garant staat voor het betalen van de huurgelden.” (CAW) “Privé-verhuurders weigeren vaak te verhuren aan jongeren en zeker aan jongeren met een leefloon.” (CAW) “Verhuurders hanteren steeds strengere eisen waaraan kandidaat-huurders moeten voldoen. (…) Private verhuurders en immobiliënkantoren beslissen zelf met wie zij wel of niet als huurder in zee gaan. Jongeren uit de bijzondere jeugdbijstand of jongeren zonder vast werk worden vaak als huurder geweigerd.” (Kinderrechtencommissariaat) “Veel eigenaars doen een beroep op een immobiliënkantoor. Hun beleid maakt het vaak onmogelijk om bij hen te huren.” (Federatie Diensten BZW) “Sinds het verbod op het aanrekenen van commissielonen door de immobiliënmaatschappijen aan de huurder, werd deze soepelweg en creatief vervangen door een plaatsbeschrijving (vaak door een gerelateerde van de makelaar) tegen de kostprijs van simpelweg een volle maand huur. Bovendien vragen makelaars tegenwoordig zonder verpozen aan kandidaat-huurders drie maand loonfiches voor te leggen (je zal maar een flexwerker zijn) en weigeren ze vaak een OCMW-tussenkomst in de borg. Ook alleenstaande moeders met meerdere kinderen lijken niet welkom: ‘geen huisdieren en geen kinderen’ hoort men vaak.” (CAW) “Eigenaars vrezen een te groot risico te nemen door te verhuren aan een minderjarige.” (Federatie diensten BZW) “Meerderjarige jongvolwassenen kunnen vaak niet op de private woonmarkt terecht om de volgende redenen: o De verhuurder wil dat een ouder of iemand borg staat bij de verhuur; vaak moet de jongere thuis weg omdat de thuissituatie erg precair is en juist de jongeren waarbij het snel moet gaan wegens bijvoorbeeld dakloosheid, vinden geen personen die borg willen staan; o Indien iemand een leefloon, ziekteof indivaliditeitsuitkering of een werkloosheidsuitkering ontvangt, kan men zijn recht op een bankwaarborg niet uitoefenen. De banken weigeren deze mensen een bankwaarborg toe te kennen en stellen een andere (niet haalbare) leningformule voor. Deze formules impliceren dat de jongere al over een mooi bedrag spaargeld moet beschikken om van een voordeel te kunnen genieten.” (CAW) “Jongeren die een studio of appartement willen huren, kunnen een huurwaarborg aanvragen bij hun bank. Deze stelt echter hoge eisen naar het inkomen, het hebben van een vast contract, klant zijn bij de bank, geen schuld hebben bij de bank, … . Weinig jongeren in begeleiding hebben echter zo’n huurwaarborg verkregen.” (JAC) Deze factoren bemoeilijken een vlotte doorstroom van jongeren van de residentiële settings naar een zelfstandig leven in een eigen woonst.
3.2.2 De toegankelijkheid van de sociale huisvesting Sociale huisvesting kan woonmogelijkheden bieden voor jongeren die financieel minder bagage hebben. Maar om ervoor in aanmerking te komen, moeten jongeren voldoen aan bepaalde voorwaarden. De sociale verhuurkantoren en sociale woonmaatschappijen hanteerden meerderjarigheid als een inschrijvingsvoorwaarde. Een CAW klaagt deze leeftijdsgrens aan: “(…) Jongeren die bijna 18 zijn, kunnen zich nog niet inschrijven bij de sociale huisvestingsmaatschappijen.” (CAW)
www.vlaanderen.be
34
Dit knelpunt zou ondertussen opgelost moeten zijn. Minderjarige jongeren kunnen zich nu vanaf 17 jaar inschrijven als kandidaat-huurder op de wachtlijst van de sociale huisvestingsmaatschappij en het sociale verhuurkantoor. Vanuit de praktijk betreurt men ook dat jongeren, om zich in te schrijven op de wachtlijst, moeten ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister: “Jongeren die dakloos zijn of ambtelijk geschrapt zijn, kunnen zich niet inschrijven bij een sociale woningmaatschappij. Zij kunnen sinds kort wel beroep doen op de uitzonderingsregel, waardoor ze zelfs voorrang krijgen. Maar deze is wel gekoppeld aan een begeleiding. En dus knelt het weer bij het tekort aan begeleidingscapaciteit voor -25-jarigen.” (JAC) Het Kinderrechtencommissariaat is vragende partij om voor meer aansturing en begeleiding te zorgen van die jongeren die beroep willen doen op sociale huisvesting: “Op dit ogenblik blijken er bitter weinig jongeren een sociale woning te huren. En er blijkt ook onduidelijkheid over de vraag wie instaat voor de hulp rond het zoeken, vinden en het opvolgen van huisvesting van jongeren. Is het een taak voor de bijzondere jeugdbijstand? Of voor de sociale verhuring? Feit is dat woonbegeleiding vaak onvoldoende is voor jongeren die een sociale woning huren.” (Kinderrechtencommissariaat) De toewijzing van een sociale woning gebeurt steeds op basis van de chronologische lijst van de in aanmerking te nemen kandidaten, rekening houdend met de rationele bezetting en de eventuele voorrangsregels. In de toewijzing van woningen wordt er ook gebruik gemaakt van een doelgroepenbeleid, waaronder bepaalde jongeren. Maar in dit doelgroepenbeleid worden toch nog onvolkomenheden gesignaleerd: “Sociale verhuurkantoren hebben voor jongeren die BZW doen via bijzondere jeugdzorg de toegekende punten verhoogd. Deze jongeren scoren 17 punten wat betekent dat zij dringend een woning nodig hebben en dan ook als eerste worden gecontacteerd wanneer er een woning vrij komt. Jongeren die BZW via de CAW’s krijgen, hebben dit voordeel niet. Op die manier krijgen deze jongeren, die reeds steeds door de mazen van het net zijn geglipt, opnieuw minder kansen, ook al doen ze verschrikkelijk hun best. Het is niet logisch dat 2 groepen die in eenzelfde gezinssituatie zitten én in eenzelfde hulpverleningsmodule, niet dezelfde rechten hebben wat betreft wonen.” (CAW) “Sinds 1 januari 2008 kunnen jongeren vanaf 17 jaar zich inschrijven als kandidaat-huurder op de wachtlijst van de Sociale Huisvestingsmaatschappij en het Sociale Verhuurkantoor. De lokale besturen hebben de mogelijkheid om jongeren in BZW in hun doelgroepenbeleid op te nemen als een doelgroep met bijzondere noden. Ook het lokaal sociaal verhuurkantoor kan deze keuze maken. De praktijk wijst uit dat jongeren zich kunnen inschrijven als kandidaathuurder. Het effectief huren van een sociale woning of een woning via een sociaal verhuurkantoor blijft echter een uitzondering.” (Federatie diensten BZW) Een aantal centra signaleren dat de regels van de sociale verhuur- en woonmaatschappijen ertoe kunnen leiden dat jongvolwassenen op straat komen te staan. Met als risico dat de (residentiële) hulpverlening overvraagd wordt: “Zo scheppen regels betreffende sociale huisvesting bij kansarme gezinnen een ernstige drempel om hun jongvolwassen kinderen in huis te houden of terug in huis te nemen na het verlaten van een instelling van de bijzondere jeugdzorg. De context (ouders, broers, zussen, overige familieleden of vrienden) wordt namelijk vaak om financiële redenen afgeschrikt om 18plussers in huis te nemen of te houden. (…) Wat de sociale woonmaatschappij betreft (…) vrezen ze een verhoging van de huur. Dit zijn elementen die los van de psycho-sociale problematiek ervoor zorgen dat men makkelijk kan verantwoorden waarom men zijn verantwoordelijkheid als ouder niet opneemt (ondanks aangereikte ambulante
www.vlaanderen.be
35
contexthulpverlening) en dat men hierdoor ook steeds vaker beroep doet (oneigenlijk gebruik?) op opvangcentra die vaak al overbevraagd zijn.” (CAW) “Enige soepelheid in de regelgeving (bv. tijdelijk en mits ondersteuning door een hulpverleningsdienst) voor deze zorg/opvang binnen de context zou welkom zijn en minder intensieve en dus goedkopere professionele zorg mogelijk maken. Voorbeeld uit de praktijk: jongvolwassen werkloze zwangere vrouw (19 jaar, net een relatiebreuk achter de rug, ambtshalve geschrapt en dus administratief niet in orde voor leefloon en/of ziekenkas, …) kan niet bij haar eigen alleenwonende eveneens werkloze moeder (in sociale woonmaatschappij) intrekken, omwille van het feit dat deze huuropslag vreest (…). Dus lijkt het enige alternatief nogal rap: residentiële opvang.” (CAW)
3.2.3 De huursubsidie De huursubsidie of tegemoetkoming in de huurprijs ondersteunt mensen met een laag inkomen die verhuizen van een slechte, onaangepaste woning naar een goede, aangepaste woning. Daklozen, huurders die huren via een sociaal verhuurkantoor en campingbewoners komen in aanmerking voor de huursubsidie zonder dat ze verhuizen van een ‘ongezonde’ naar een ‘gezonde’ woning. Maar wie minderjarig is, komt niet voor een huursubsidie in aanmerking. De Federatie van Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen ervaart dit als een tekortkoming van het systeem: “Het recht op de Vlaamse huursubsidie (…) geldt pas vanaf 18 jaar.” (Federatie Diensten BZW) De federatie is vragende partij om het systeem uit te breiden naar minderjarigen in hulpverlening van begeleid zelfstandig wonen: “Jongeren die in het kader van de BJB begeleid zelfstandig wonen te beschouwen als bewoners met een laag inkomen en een bijzondere woonbehoefte waardoor ze geholpen kunnen worden via het huursubsidiebesluit.” (Federatie Diensten BZW)
3.3 Beleidsdomein Werk en Sociale Economie De
Vlaamse
Dienst
voor
Arbeidsbemiddeling
(VDAB)
beschikt
over
verschillende
tewerkstellingsmaatregelen en statuten om jongeren aan een job te helpen. Ten opzichte van deze arbeidsstimulerende maatregelen worden volgende knelpunten ervaren: “Binnen de RVA en VDAB zijn er veel verschillende tewerkstellingsmaatregelen en statuten (vb. Activa, Win-win, SINE, Startbanen, Lokale Diensteneconomie, …) met elk zijn specifieke vereisten. Werkloze jongeren moeten voldoen aan al deze vereisten om een job te kunnen doen, zo niet kunnen ze de job niet doen.” (JAC) Diensten uiten ook hun ontevredenheid over de begeleiding van jongvolwassenen in de toeleiding naar of opvolging van gevonden werk: “Daartegenover is de gedeeltelijke afschaffing van die ene euro per uur VDAB-opleiding voor heel wat kwetsbare jongeren een serieuze demotivator. (…) Als het ware nog schrijnender lijkt de besparingsronde in de VDAB te worden voor de ondersteuning van kansengroepen. Bij kwetsbare jongeren dreigt dit hun vooroordelen ‘dat niemand iets van hen moet weten’ te bevestigen en speelt dit in combinatie met hun externe beheersingscontrole, laag opleidingsniveau, dito zelfbeeld overgoten met een kleverig sausje faalangst, hun lethargie in de hand, wat een efficiënte activeringsondersteuning tegenwerkt.” (CAW) “Sommige jongeren krijgen snel een trajectbegeleider aangewezen wanneer ze zich aanmelden bij de VDAB/Werkwinkel. Andere jongeren moeten er specifiek naar vragen.” (JAC) “De jongere die ik in begeleiding heb, staat op het ogenblik van de start van de begeleiding slechts 6 maanden voor zijn meerderjarigheid. (…) Hij wil zo snel mogelijk gaan werken en geld verdienen. (…) Ik begeleidde hem naar de plaatselijke werkwinkel en op kennismakingsgesprek
www.vlaanderen.be
36
bij een gespecialiseerde dienst voor trajectbegeleiding (GTB). (…) Bij GTB heeft hij gezegd dat hij geen stage (in zijn ogen onbetaald werk) wil doen, wat onmiddellijk een breekpunt was om daar een begeleiding op te starten. Gezien hij niet in aanmerking komt voor een wachtuitkering, heeft men vanuit officiële instanties ook op geen enkele manier invloed om deze jongere alsnog te motiveren om zich te laten helpen/begeleiden om hem toe te leiden naar tewerkstelling. Geen verplichtingen en geen enkele mogelijkheid om hem te stimuleren om hulp te aanvaarden bij het begeleiden naar tewerkstelling toe.” (Thuisbegeleidingsdienst BJB) “Jongeren die in een OCMW art. 60-contract stappen, hebben werkzekerheid gedurende dit contract. Bij beëindiging van de termijn van het contract zijn ze terug in orde met de RSZ en gaan ze naar de RVA en VDAB. Er is meestal niet meteen opvolging van het reeds afgelegde traject.” (JAC) Tenslotte waarschuwt men dat het voor jongvolwassenen in een kwetsbare positie sowieso niet eenvoudig is om in aanmerking te komen voor een job: “Jongeren met beperkte mogelijkheden en vaardigheden met een erkenning voor arbeidsondersteunende maatregelen vinden vaak geen gepast werk (Beschutte Werkplaats). Door de beperkte werkaanbiedingen, het arbeidsprofiel of groepssamenstelling moeten deze jongeren meerdere keren een sollicitatie doorlopen of worden ze niet weerhouden.” (JAC)
3.4 Beleidsdomein Onderwijs en Vorming - Leerplicht tot 18 jaar In Vlaanderen zijn alle jongeren leerplichtig tot 18 jaar. Een centrum merkt op dat deze leeftijdsgrens niet altijd overeenstemt met de noodzakelijke zelfstandigheidsgraad van jongeren: “Toen hij in juni zijn schooljaar afrondde, wist hij ook zeer goed dat hij het daaropvolgende schooljaar niet meer leerplichtig was (cf. werd 18 jaar in oktober). Met als gevolg dat hij zijn opleiding (BUSO OV2) niet afgerond heeft en, door vele afwezigheden en schoolwissels, ook geen stageperiodes heeft kunnen doen. Hij wil zo snel mogelijk gaan werken en geld verdienen wat gezien zijn zeer beperkt opleidingsniveau geen evidentie is. Ik heb jammer genoeg moeten vaststellen dat hij er bijvoorbeeld niet in slaagt om ‘gelezen en goedgekeurd’ op officiële documenten over te schrijven. Het ervaren knelpunt hier: einde leerplicht voor verstandelijk beperkte jongeren zonder dat zij enige zelfstandigheidsgraad behaald hebben.” (Dienst voor gezinsbegeleiding) - Het onderwijsaanbod Een centrum voor algemeen welzijnswerk suggereert volgende adviezen om de toegang tot het middelbaar en –hoger onderwijs te garanderen voor alle jongeren in Vlaanderen: “Onderwijs zou gratis moeten zijn, inschrijvingsgeld en onkosten universiteit en hogescholen zijn te hoog. De inkomenscriteria om een beurs te krijgen, liggen te laag.” (CAW) - Studietoelagen Heel wat jongeren in Vlaanderen kunnen rekenen op een studietoelage. Een dienst suggereert om dit systeem te flexibiliseren voor niet-begeleide buitenlandse minderjarigen en voor die jongeren wiens ouders de financiële ondersteuning niet aanwenden voor de studies. Onderstaande citaten geven meer toelichting: “Jongeren, +18, die een studiebeurs aanvragen en het geld op eigen rekening willen laten storten, krijgen dit heel moeilijk geregeld. Indien de ouders het studiegeld gebruiken voor andere zaken dan studies, is het wenselijk dat jongeren dit geld zelf kunnen beheren. Een aanpassing in het aanvraagformulier voor studietoelagen van de Vlaamse Gemeenschap zou een oplossing kunnen zijn: in de aanvraag ruimte voorzien voor de gegevens van de jongere + keuzemogelijkheid of het geld gestort wordt op het rekeningnummer van de ouders of van de jongere + eventueel gegevens van de sociale dienst die de jongere begeleidt.” (CAW)
www.vlaanderen.be
37
“Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen (en de meerderjarigen in het kader van de voortgezette hulpverlening) kunnen geen aanspraak maken op een studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap (in het kader van BZW-begeleiding) omdat het hen aan de nodige verblijfsdocumenten ontbreekt.” (Federatie Diensten BZW) - Onderwijs voor jongeren zonder wettig verblijf Het gelijkekansendecreet vrijwaart een inschrijvingsrecht voor elk minderjarig kind. Dit inschrijvingsrecht geldt ook voor kinderen zonder wettig verblijf (dit is een inschrijving in het bevolkingsregister, een voorlopige of definitieve inschrijving in het vreemdelingenregister of een inschrijving in het wachtregister als asielzoeker). Een centrum is vragende partij om dit recht ook door te trekken naar meerderjarige jongeren zonder wettig verblijfsstatuut, en motiveert dit als volgt: “Eens de jongere zonder wettig verblijf 18 wordt, is er geen recht meer op onderwijs. De wet verbiedt deze jongere (+18 jaar) niet om onderwijs te volgen, maar veel scholen gaan hen weigeren. Het is belangrijk om scholen te sensibiliseren. Verder kan aan de minister van onderwijs gevraagd worden om de subsidies uit te breiden om +18-jarigen verder te laten deelnemen aan ons onderwijsaanbod. Dit is met het oog op een zinvolle tijdsbesteding in afwachting van een resultaat over de verblijfsprocedure zeker belangrijk. Zelfs indien het resultaat van de verblijfsprocedure negatief is, blijft het zinvol om hen een geestelijke baggage mee te geven.” (CAW) - Stage voor jongeren zonder werkvergunning Sommige jongeren van buiten de Europese Unie moeten tijdens hun opleiding net als hun collegastudenten een stage volgen. Dit kan een probleem vormen, in het bijzonder voor diegenen zonder werkvergunning: “Jongeren die geen werkvergunning hebben, kunnen tijdens hun opleiding geen stage doen. Zij kunnen geen diploma behalen voor deze opleiding.” (CAW)
4
KNELPUNTEN
DIE
HULP
OP
MAAT
VAN
JONGVOLWASSENEN
BEMOEILIJKEN – FEDERALE BEVOEGDHEDEN 4.1 Meerderjarigheid Artikel 488 van het burgerlijk wetboek legt de meerderjarigheid vast op achttien jaar. Volgens het artikel is men op die leeftijd bekwaam tot alle handelingen van het burgerlijk leven. Niet alle praktijkwerkers kunnen zich in deze veronderstelling vinden, en wel om verschillende redenen: “De leeftijdsgrens van 18 jaar is voor veel jongeren enorm laag. Jongeren krijgen plots een verantwoordelijkheid waar ze vaak nog niet aan toe zijn.” (Welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH) “Wanneer jongeren 18 worden, worden ze geconfronteerd met enerzijds meer mogelijkheden en vrijheden. Maar anderzijds ook veel verantwoordelijkheden en bijhorende plichten. Vaak zijn ze hier niet voldoende op voorbereid.” (JAC) “Jongeren met een licht mentale beperking en ook zwak begaafden evolueren langzamer dan jongeren met een normale begaafdheid. Wanneer ze meerderjarig worden, hebben ze nog een hele weg te gaan. Sommigen beseffen dit en geven zichzelf de kans (en krijgen die kans) om uit te rijpen in een voorziening VAPH. Anderen kunnen niet weerstaan aan de lokroep van de vrijheid en autonomie. Bij gebrek aan geschikte begeleiding komen ze in soms bedreigende situaties terecht (intrekken bij problematische personen, middelenmisbruik, prostitutie, vroege zwangerschappen, generatiearmoede, …).” (orthopedagogisch centrum)
www.vlaanderen.be
38
“In ‘gewone’, niet-problematische gezinnen blijven jongeren van deze tijd langer in hun oorspronkelijk gezin wonen (…). Jongeren met beperktere mentale mogelijkheden en/of gedragsproblemen die de hulp van een voorziening nodig hebben, krijgen deze moratoriumfase niet. Het samenvallen van de meerderjarigheid en het einde van de schoolplicht op 18-jarige leeftijd komt totaal niet tegemoet aan de noden van deze doelgroep.” (orthopedagogisch centrum) Sommige praktijkwerkers ervaren dat met de leeftijdsgrens van 18 jaar ook heel wat druk komt te liggen op de schouders van onzekere jongeren. Dit komt tot uiting in volgende signalen: “Vanuit de voorzieningen komt er wel eens druk om ‘door te schuiven’ omwille van die meerderjarigheid. Jongeren moeten, ondanks de tijd die ze eigenlijk nog nodig hebben, op BZW, richting volwassenenhulpverlening, … . De nakende meerderjarigheid creëert ook bij begeleiders vaak een bepaalde – te hoge – verwachting: ‘nu zou je het stilaan wel zelfstandig moeten kunnen’. Dit maakt dat jongeren worden overvraagd. Er is ook maatschappelijk gezien de druk om af te ronden met 18-jarigen (binnen de residentie) omwille van de lange wachtlijsten. Tegelijk stellen we vast dat ook in de volwassenenhulpverlening lange wachtlijsten waardoor jongeren ‘best’ afronden in de bijzondere jeugdzorg, maar nog niet terecht kunnen in het volwassen circuit.” (Welzijnsorganisatie integrale gezinszorg, BJB en VAPH) “Jongeren uit bijzondere jeugdbijstand kunnen niet terugvallen op de voordelen van bijvoorbeeld jongvolwassenen met een handicap. Toch kan ook voor hen een langdurig soort ‘beschermd wonen’ of ‘beschermd werken’ belangrijk zijn. Eens 18 zijn er echter veel minder alternatieven met zorg beschikbaar.” (Ouderwerking) “Het is een foute redenering dat alle jongeren van 18 in staat zijn om zelfstandig te wonen en hun weg te vinden in de maatschappij. Alles wordt plots op hetzelfde moment verwacht, de jongere moet zich op zoveel fronten bewijzen (geld hebben, huis vinden, organisatie van eigen woning, voeding, relatie, werk, …) en heeft het al extra moeilijk.” (Ouderwerking) Volgens de bepalingen van het burgerlijk wetboek is een persoon vanaf achttien jaar bekwaam tot alle handelingen van het burgerlijk leven. Dit wil zeggen dat een persoon vanaf 18 jaar ook bekwaam is om zelf te bepalen of hij hulp of ondersteuning nodig heeft. Voor een meerderjarige steunt de hulp- en dienstverlening dan op eigen motivatie tot hulp. Maar deze vrije bereidwilligheid blijkt volgens verschillende praktijkwerkers een pijnpunt voor die jongvolwassenen die hun leefsituatie verkeerd inschatten: “Er is geen mogelijkheid om jongeren naar de volwassen gedwongen hulpverlening te laten doorstromen. Daarop zijn twee uitzonderingen mogelijk, namelijk via de uithandengeving en via de wet op de bescherming van de persoon van de geesteszieke, maar daarvoor moet aan enkele criteria voldaan zijn. We kennen enkele situaties van jongeren die feiten pleegden en een hoog risicoprofiel voor recidive hebben. Pas als de jongere nieuwe feiten pleegt na 18 jaar (of 20 jaar i.c. van verlenging van de maatregelen) kan de gedwongen hulpverlening terug op gang komen.” (Vlaamse brugfunctie) “De gedwongen hulpverlening reikt maar tot 18 jaar. Is de jongere voordien niet aangemeld of te kort voordien, dan kan er niets meer gedaan worden (gedwongen). Jongeren worden geacht op 18 jaar volwassen te zijn, maar voor veel jongeren gaat dit niet op. We zien ook veel jongeren uit gebroken gezinnen met een niet-bestaand of zeer beperkt sociaal netwerk. Voor deze kwetsbare jongeren is 18 jaar een even kwetsbare grens. Vele jongeren komen dan terecht in niemandsland: geen diploma, geen werk, geen geld, geen sociaal netwerk of het verkeerde, geen huisvesting, … .” (Bemiddelingscommissie BJB) “Ik zetel al 5 jaar op vrijwillige basis in de Bemiddelingscommissie. Wij worden daar ook dikwijls beknot in onze werking door de leeftijdsgrens van 18 jaar. Voor de meest kwetsbare jongeren is de verlaging van de leeftijdsgrens waarop jongeren verondersteld worden volwassen te zijn, van 21 jaar naar 18 jaar, geen cadeau. Zo worden we dikwijls geconfronteerd met de spijbelproblematiek. Op de dag dat de jongere 18 wordt, stopt de schoolplicht. Dit betekent dat de jongere dikwijls midden in het schooljaar mag afhaken, met als gevolg dat hij geen diploma
www.vlaanderen.be
39
heeft. Jongeren weten dat ook, dus als ze bij ons komen, kunnen wij hen niet veel meer maken. Het enige dat wij kunnen doen, is hen proberen motiveren om door te doen.” (CAW) “Geen aanmeldingen zonder dat jongere zijn toestemming geeft en handtekening zet. De begeleiding is immers overal op basis van vrijwilligheid en de hulpvraag van de jongere. Met de hulpvraag van de ouders die ervoor willen zorgen dat hun kind zo goed mogelijk begeleid en omringd wordt, kan geen rekening gehouden worden. De jongere dient in proces te gaan om in te zien dat hij deze hulp zal nodig hebben. Hierop wachten betekent nog langere wachtlijsten.” (Thuisbegeleidingdienst BJB) de
“Vanaf hun 18 kunnen zaken aangeboden worden onder de vrijwilligheid van de cliënt. De jongvolwassenen zetten zich af tegen controle en structuur. Wanneer er rond deze jongeren geen zorgend, sturend sociaal familiaal netwerk aanwezig is, dreigen deze volledig af te zakken naar de thuis- en dakloosheid die hun hele toekomst kan hypothekeren.” (Regionaal crisisnetwerk) Verschillende praktijkwerkers signaleren ook dat ouders moeilijkheden kunnen ondervinden met inwonende meerderjarige kinderen die in se hulp nodig hebben, maar deze zelf niet wensen: “Ouders met thuishangende jongeren (jongeren die geen school lopen of niet willen werken, schulden beginnen maken, …) ervaren dit vaak als een groot probleem en weten niet hoe ze deze situatie moeten aanpakken. Onmiddellijk naar de vrederechter stappen is voor veel ouders een té grote stap waardoor de situatie onveranderd blijft. Ze moeten vaak kiezen tussen ofwel de situatie tolereren of zeer drastische maatregelen ondernemen zoals uit huis zetting. Het is kiezen tussen vrijwillige hulpverlening (waar de jongere vaak niet wil op ingaan) of het vredegerecht. Er bestaat geen regelgeving tussenin.” (CAW) “(…) Deze situaties zorgen ook voor ruimere problemen in het gezin. Bijvoorbeeld prille twintiger met deze problemen (verslavingsproblematiek en een psychiatrische/persoonlijkheidsproblematiek die nergens gericht geholpen kan worden) woont nog thuis; wenst zich niet te laten helpen of wordt van hier naar daar gestuurd, ouders willen/kunnen hem de deur niet wijzen. Maar er ontstaat geweld, schulden, … . Er zijn dan soms weinig alternatieven of regelgeving die deze gaten vult. (…) Wat met de verantwoordelijkheden/juridische mogelijkheden van ouders wiens jongvolwassenen in zo’n situatie zit (woont nog bij hen in, wil niet geholpen worden).” (CAW) “Jongeren zijn vanaf 18 jaar niet meer onderworpen aan het ouderlijk gezag en kunnen ook vrij hun goederen beheren, bijvoorbeeld zelf beslissingen nemen over aankopen met hun spaargeld, en dit terwijl ze vaak nog financieel afhankelijk zijn van hun ouders. In sommige gezinnen ontstaan hierdoor grote spanningen waarbij ouders het gevoel hebben dat zij niets meer te zeggen hebben over het doen en laten van hun kind, terwijl ze wel nog onderhoudsplichtig zijn tot het einde van de studies. Ouders staan vaak aan de zijlijn, terwijl ze heel erg betrokken kunnen zijn. De jongere kan in deze levensfase, waarin hij volledig handelingsbekwaam is, stommiteiten doen waar hij nog lang de gevolgen van moet dragen (bijvoorbeeld geld verbrassen of schulden maken).” (CAW) “Een meerderjarige jongere (leeftijd 18, 19, 20 jaar) waarbij het thuis erg misloopt. Bijvoorbeeld een jongere wordt erg onhandelbaar, respectloos naar ouders of wil bijvoorbeeld medicatie niet meer nemen en wordt hierdoor erg agressief. De jongere staat niet open voor hulpverlening. In dit geval kunnen die ouders eigenlijk nergens terecht. Hiervoor bestaat geen gedwongen hulpverlening en ouders staan vaak machteloos. Vaak zijn ze gedwongen hun kind op straat te zetten om de situatie thuis te redden. Dit is voor ouders erg moeilijk omdat ze toch het beste voor hun kind willen, maar er is vaak geen andere oplossing voor hen.” (CAW) “Het is een pijnlijke ervaring wanneer ouders vaststellen dat gevraagde hulp zal stoppen met 18 jaar terwijl duidelijk is dat de jongere en de ouders alleen niet verder kunnen. Ouders signaleren dat voor vele jongeren zo’n abrupt stopzetten van de hulp zware gevolgen heeft. Vooral bij jongeren die kampen met bijvoorbeeld een bijkomend probleem (autisme, psychische problemen, verslaving) of het erg moeilijk hebben om zich zelfstandig te handhaven in deze wereld. Eens deze jongeren 18 zijn, steunt de hulpverlening op motivatie tot hulp. Wanneer de jongere zelf niet wil, sta je als ouder alleen. Soms lijkt het dan of er zit niets anders op dan
www.vlaanderen.be
40
toekijken en bang afwachten tot je zelf ten onder gaat, of de jongere verloren loopt, of nog erger: tot er zich een ernstig feit voordoet.” (Ouderwerking) “Diensten gaan niet in op vragen, diensten ondernemen geen stappen op vraag van ouders zolang de jongere niet zelf aanklopt. Ouders moeten er dus op toezien hoe alles verkeerd loopt als de jongere niet in staat is de zaken zelfstandig op te nemen. (…)” (Ouderwerking)
4.2 Geestelijke gezondheidszorg - Van een kinder- en jeugdpsychiatrisch aanbod naar een psychiatrisch aanbod voor volwassenen Sommige jongvolwassenen hebben nood aan psychiatrische ondersteuning. Een tweetal diensten merkt op dat deze niet eenvoudig te verkrijgen is voor jongvolwassenen die zich op het scharnier van minder- naar meerderjarigheid bevinden: “Jongeren boven de 18 kunnen niet meer in de kinder- en jeugdpsychiatrie terecht. In de volwassen psychiatrie is echter zelden een specifiek aanbod aanwezig voor deze doelgroep.(…)” (Vlaamse brugfunctie) “Er is een duidelijk tekort aan middelen om met deze doelgroep te kunnen werken. Dikwijls komen deze jongeren uit de kinderpsychiatrie en dienen zij wanneer ze 16 worden (de meeste K-diensten verwijzen vanaf 16 jaar door naar onze psychiatrische zorgeenheid voor volwassenen) het plots me een stuk minder zorg te stellen (verhouding K-dienst – T+dienst)” (Psychiatrisch ziekenhuis) - Opname-eisen van de residentiële settings Praktijkwerkers geven aan dat het een uitdaging is om voor jongvolwassenen met meerdere problemen of een dubbeldiagnose residentiële therapeutische en/of psychiatrische hulp te realiseren: “(…) Vaak gebeurt het wanneer personen met een psychische problematiek terecht komen in onthaaltehuizen ze niet gemakkelijk toegang krijgen tot de psychiatrische hulpverlening omdat men er dan vanuit gaat dat de hoofdproblematiek een sociaal gegeven is.” (Regionaal crisisnetwerk) “Bij doorverwijzingen naar psychiatrische centra wordt het scholingsniveau van de jongere gevraagd. Wanneer blijkt dat de jongere uit het BUSO komt, is dit een uitsluitingscriterium. De begeleider krijgt geen kans om het verhaal te schetsen, laat staan dat de jongere een intakegesprek kan doen. Met andere woorden door het BUSO-label worden alle jongeren over dezelfde kam gescheerd. De PAAZ-afdelingen depanneren tijdelijk, maar de verblijfsduur is beperkt en zij lopen tegen dezelfde uitsluitingscriteria voor verdere hulp.” (CAW) “De psychiatrie en gespecialiseerde zorg stellen hoge regels tot het opnemen van jongeren met meerdere problemen (of dubbeldiagnose): de jongeren moeten gemotiveerd zijn, ze mogen niets gebruiken, geen agressief gedrag stellen. Vaak is dit de kern van de probleemsituatie van de jongere (dubbeldiagnose) en zouden ze hierin moeten geholpen worden. Maar worden ze vaak door gespecialiseerde zorg hierop uitgesloten.” (JAC) “Opvang in psychiatrie voor jongvolwassenen met een mentale beperking blijft ook nog een knelpunt.” (VAPH-voorziening met MPI, tehuis niet-werkenden, tehuis werkenden, beschermd wonen en dagcentrum) “Verder vormt het realiseren van therapeutische en/of psychiatrische hulp een hele uitdaging. De kinder- en jeugdpsychiatrie hanteert zoveel criteria (leeftijd, problematiek, mentale achterstelling, POS/MOF, …) dat er bij deze meervoudig gekwetste jongeren wel steeds één reden is waarom opname/behandeling niet mogelijk is en ze dus in de kou blijven staan.” (Project knelpuntdossiers)
www.vlaanderen.be
41
“Moeilijke samenwerking met psychiatrie: te weinig plaatsen, geen opname mogelijk van personen met zware motorische handicap en gebrekkige communicatie (…)” (Dagcentrum VAPH) - Vraaggestuurd en creatief werken in moeilijke situaties Een dienst suggereert dat de psychiatrische hulpverlening meer inspanningen levert om vraaggestuurd en creatief aan de slag te gaan met de hulpvragen van jongvolwassenen met psychiatrische zorgnoden: “Jongeren met een psychiatrische stoornis die nood hebben aan een residentiële opname komen noodgedwongen in een groep terecht, terwijl ze vaak niet over de nodige vaardigheden beschikken om zich in te passen in deze groep. Vaak worden deze jongeren dan aan de deur gezet omwille van externaliserend probleemgedrag en komen ze in een situatie van thuisloosheid terecht. Er is nood aan een residentiële psychiatrische hulpverlening die meer vertrekt van de vraag van de cliënt en creatief zoekt naar oplossingen in moeilijke situaties.” (Begeleid zelfstandig wonen BJB) - Capaciteit en afbouw van langdurig psychiatrische bedden De opvangcapaciteit van de psychiatrische ziekenhuizen is volgens een psychiatrisch centrum onvoldoende: “De opnamecapaciteit is vele malen onvoldoende (nog niet de helft van de jongeren konden worden opgenomen).” (Psychiatrisch ziekenhuis) De laatste jaren is de capaciteit van de langdurige psychiatrische bedden ook afgebouwd. Een CAW meldt daarover volgend knelpunt: “De afbouw van langdurige psychiatrische bedden betekende voor een deel ook minder toegankelijkheid voor de complexere en niet zo eenduidig te benaderen cliënten, waardoor deze afgewenteld werden naar de thuisloosheidsvoorzieningen, waar ze dreigen te blijven hangen en waartoe deze voorzieningen niet uitgerust zijn.” (CAW) - Trajectmatig denken en overleg Twee diensten zijn vragende partij om tijdens psychiatrische behandelingen meer trajectmatig aan de slag te gaan met jongeren: “Indien het wel komt tot psychiatrische opnames, ontbreekt vaak toch wel enig trajectdenken en overleg vanuit of tussen psychiatrie/CGG.” (CAW) “Er is nood aan betere trajecten van minderjarigen naar meerderjarigenzorg.” (Psychiatrisch ziekenhuis) - Betaling van residentiële, psychiatrische opvang Een dienst meldt dat de betaling van de opname van residentiële psychiatrische opvang voor sommige jongvolwassenen een probleem vormt: “Wat met de betaling van bepaalde opvangmogelijkheden van bijvoorbeeld psychiatrisch verblijf voor een 18-jarige die nog niet werkt en amper een uitkering heeft?” (CAW)
4.3 Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) 4.3.1 Financiële sociale bijstand Sommige jongvolwassenen beschikken over onvoldoende bestaansmiddelen of zelfs geen vaste woonplaats. Jongvolwassenen kunnen in dat geval sociale bijstand krijgen van het OCMW. Deze
www.vlaanderen.be
42
sociale bijstand kan financieel zijn, onder de vorm van het uitkeren van een leefloon, een installatiepremie of het voorschieten van een huurwaarborg. - Leefloon Wie niet over voldoende inkomsten beschikt, heeft recht op een financiële uitkering, het leefloon. Aan de uitkering van het leefloon zijn evenwel een aantal voorwaarden verbonden die het OCMW via een maatschappelijk onderzoek zal screenen. Verschillende diensten wijzen in deze criteria en de screening ervan een aantal knelpunten aan: o Nationaliteit; Belgen, staatlozen, erkende politiek vluchtelingen, onderdanen van een lidstaat van de EU en vreemdelingen ingeschreven in het bevolkingsregister kunnen aanspraak maken op een leefloon. Ondanks het voldaan zijn van deze criteria, is het voor sommige jongvolwassenen niet zo eenvoudig om een leefloon te verkrijgen. Volgend citaat licht dit toe: “Ondertussen meerderjarig geworden uit BZW-BJB jongeren die ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister en een voorlopige verblijfsvergunning hebben (witte kaart), hebben geen recht op leefloon. In principe kunnen zij bij het OCMW terecht voor financiële steunt. OCMW’s beslissen negatief over deze aanvragen en verwijzen naar de verblijfssubsidie binnen de bijzondere jeugdbijstand. Deze jongeren blijven voor hun levensonderhoud afhankelijk van de BZW-dienst.” (Federatie Diensten BZW) o Meerderjarigheid; Meerderjarigheid is een vereiste om een leefloon aan te vragen. Zolang jongeren minderjarig zijn, zijn de ouders wettelijk verplicht om hun kinderen financieel te onderhouden. Deze onderhoudsplicht geldt ook voor meerderjarige kinderen die nog studeren. Verschillende diensten ervaren de onderhoudsplicht van de ouders in bepaalde situaties als een obstakel in het begeleiden en ondersteunen van jongvolwassenen: “Ze kunnen nog geen leefloon aanvragen bij het OCMW om alleen te gaan wonen omdat ze meerderjarig moeten zijn.” (CAW) “We werden geconfronteerd met een nieuwe maatschappelijke assistent die onmiddellijk liet verstaan dat er beroep zal gedaan worden op de onderhoudsplicht van de ouders. Deze zitten echter in een moeilijke financiële situatie, waarbij een collectieve schuldenregeling opgestart werd. Het OCMW beroept zich op het werkelijk inkomen en niet op de reële financiële situatie, zoals die er uitziet binnen een collectieve schuldenregeling. Aangezien de jongere haar relatie met de ouders niet op het spel wilde zetten, weigerde zij bij haar ouders geld te gaan vragen. Hierop besliste het OCMW het leefloon te weigeren.” (Begeleidingstehuis BJB) “In de praktijk blijkt ook dat minderjarigen bij het OCMW vaak bot vangen. Groot knelpunt hier is de ouderlijke onderhoudsplicht. Ouders zijn wettelijk verplicht hun kinderen op financieel vlak te onderhouden. De vanzelfsprekendheid van die onderhoudsplicht komt echter wel eens in het gedrang als er op gezinsvlak één en ander misloopt, als er relationele spanningen ontstaan, als de ouder opnieuw gaat samenwonen of als jongeren eigen keuzes willen of moeten maken. Niet enkel voor minderjarige jongeren loopt dit moeilijk. Zolang meerderjarige jongeren
www.vlaanderen.be
43
studeren loopt de onderhoudsplicht van de ouders verder en blijven ze financieel afhankelijk.” (Kinderrechtencommissariaat) “Jongeren tot 25 jaar die het ouderlijke huis willen verlaten om gegronde redenen, maar die niet over een eigen inkomen beschikken en bijgevolg een aanvraag voor financiële steun indienen bij het OCMW krijgen vaak een negatieve beslissing. Dit komt omdat het OCMW er in deze situaties van uit gaat dat de ouders nog steeds financieel verantwoordelijk zijn voor de jongere. Concreet zal het OCMW tijdens het sociaal onderzoek dus eerst nagaan bij de ouders of de jongere nog welkom is thuis en terug mag komen. Ondanks de problematische situatie reageren de ouders hier vaak op dat dit geen enkel probleem vormt. Gevolg: het OCMW beslist negatief en de jongere belandt op straat, zonder inkomen. In sommige gevallen beslist het OCMW niet onmiddellijk negatief, maar geven zij de jongere de boodschap dat hij, alvorens het OCMW een beslissing kan nemen, via de vrederechter een procedure moet starten om alimentatie van de ouders af te dwingen omdat zij nog steeds verantwoordelijk zijn. Dit is quasi onmogelijk voor de jongere gezin de loyaliteit naar de ouders toe. Bovendien zal hierdoor de relatie met de ouders nog meer verstoord geraken en is zelfs het risico dat de relatie verbroken wordt reëel.” (CAW) “Indien jongeren -18 jaar wensen alleen te gaan wonen, vaak omwille van diverse gegronde redenen, krijgen ze geen leefloon van het OCMW omwille van het feit dat ze nog niet meerderjarig zijn. Indien ouders niet tegemoet willen komen, moeten ze zelf de stap naar de rechtbank zetten, om onderhoudsgeld te vragen van hun ouders. Deze stap naar de rechtbank is vaak een zeer hoge drempel en bevordert uiteraard ook niet het herstel van hun relatie. Kunnen ze niet makkelijker onderhoudsgeld afdwingen?” (CAW) Het Kinderrechtencommissariaat heeft haar bedenkingen bij dit principe van familiale solidariteit: “Voor minder- en meerderjarige jongeren blijkt het principe van familiale solidariteit niet altijd meer op te gaan. Het sociaal recht heeft weinig aandacht voor de – soms noodgedwongen – autonomie van jongeren. Het houdt onvoldoende rekening met het onder druk komen te staan van de financiële onderhoudsverbintenis van ouders. Met als risico dat de bestaanszekerheid en de toekomst van jongeren zonder stevig familiaal vangnet in het gedrang komt.” (Kinderrechtencommissariaat) o Inschrijving in het bevolkingsregister; Om in aanmerking te komen voor een leefloon moeten jongeren ook ingeschreven zijn in het bevolkingsregister. Ook dit criterium blijkt vaak al te streng voor de situaties waarin kwetsbare jongvolwassenen verkeren: “Gemeenten weigeren vaak om een referentieadres bij een natuurlijk persoon toe te kennen, ondanks het feit dat de natuurlijke persoon hiervoor toestemming geeft. Ze sturen de thuisloze personen door naar het OCMW. Het OCMW weigert dan weer omdat de thuisloze persoon niet in een opvanginitiatief zit. Hierdoor loopt de thuisloze jongere zijn administratie vaak mank (…).” (CAW) “Jongvolwassenen die alleen willen of moeten gaan wonen, moeten vaak op het OCMW terugvallen voor leefloon. Deze jongvolwassenen haken af omdat ze de denkwijze van het OCMW niet kunnen volgen en panikeren hierop. Jongvolwassenen panikeren vooral omdat ze eerst moeten verhuizen alvorens ze zekerheid kunnen krijgen over een leefloon; terecht vragen ze zich af van wat ze moeten leven tot de raad een uitspraak doet.” (CAW) “Jongeren vinden problemen als ze geen domicilie-adres hebben. Ze komen soms terecht in kamers/studios waar ze hun domicilie niet kunnen plaatsen. Iets anders
www.vlaanderen.be
44
kunnen ze niet betalen. De mogelijkheid om een referentie-adres te krijgen van het OCMW wordt vaak ook niet goedgekeurd.” (CAW) “OCMW’s willen niet vlug als referentieadres fungeren.” (Kamertraining en BZW BJB) “In de stad komen jongeren vaak in een kamerverhuring of in een studio terecht. Het gebeurt dat zich hier specifieke problemen rond domiciliëring stellen.” (Kinderrechtencommissariaat) o Niet beschikken over een inkomen of een inkomen dat lager is dan het leefloon; “Thuisloze jongvolwassenen die bij vrienden intrekken, kunnen vaak hun recht op leefloon niet uitoefenen omdat ze ook de financiële situatie van hun onderdakverstrekkers (zonder dat er sprake is van een familiale band) moeten documenteren. Uiteraard haken ze dan af en hebben ze vaak geen inkomen, waardoor ze opnieuw op straat belanden.” (CAW) o Het uitoefenen van een vakantiejob tijdens de zomermaanden; “Het OCMW verplicht schoolgaande jongeren (18-25 jaar) die leefloon ontvangen tot het doen van vakantiewerk gedurende één maand. Niet alle jongeren kunnen een vakantiejob doen via het OCMW. Op de privémarkt hebben zij geen of te weinig werkervaring en krijgen ze weinig kansen. Als zij geen vakantiewerk vinden, ontvangen zij één maand geen leefloon.” (JAC) - Huurwaarborg Een jongvolwassene kan beroep doen op het OCMW voor het betalen van de huurwaarborg. Een jongere betaalt deze waarborg aan de verhuurder van zijn woning voor het geval hij zijn verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet nakomt (bv. door het aanrichten van schade aan de woning). OCMW’s kunnen deze huurwaarborg voorschieten via een aantal systemen. Meestal zal het OCMW met de betrokken jongvolwassene afspreken dat hij als huurder het bedrag van de waarborgsom geleidelijk bijeen spaart en uiteindelijk terugbetaalt aan het OCMW. In verband met de prefinanciering van de huurwaarborg worden wel een aantal nadelen gemeld. Zo zouden jongeren de OCMW-waarborg pas kunnen aanvragen nadat ze een huurcontract ondertekend hebben: “Deze jongvolwassenen haken af omdat ze de denkwijze van het OCMW niet kunnen volgen en panikeren hierop. (…) Ze vinden het vaak verwarrend dat het huurcontract eerst moet ondertekend zijn alvorens ze een huurwaarborg op het OCMW kunnen aanvragen.” (CAW) - Installatiepremie Het OCMW kan daklozen of thuislozen die een woning vinden en daar permanent gaan wonen extra ondersteunen bij de inrichting van hun woning. Het OCMW kan daarvoor een eenmalige installatiepremie toekennen. Aan de toekenning van de installatiepremie zijn een aantal voorwaarden verbonden: o
het inkomen is ten laste van de sociale zekerheid of sociale bijstand of is lager dan een bepaald grensbedrag;
o
de persoon is dakloos. Dit betekent alleen op straat wonen, maar ook in een opvangtehuis wonen of bij iemand voorlopig verblijven in afwachting van een vaste verblijfplaats. De Federatie Diensten voor Begeleid Zelfstandig Wonen ziet deze omschrijving graag uitgebreid naar jongeren die begeleid zelfstandig wonen:
www.vlaanderen.be
45
“Bovendien komen jongeren die vanuit hun thuissituatie starten in BZW niet voor een installatiepremie in aanmerking. (…) Jongeren die in het kader van de BJB begeleid zelfstandig wonen, te beschouwen als dakloze, ongeacht hun startsituatie (…).” (Federatie Diensten BZW) Het toekennen van de installatiepremie is een beslissing die genomen wordt op basis van situationele feiten. Minderjarigheid zou voor de toekenning in principe geen probleem mogen zijn. De Federatie Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen blijkt hier toch andere ervaringen mee te hebben: “Het recht op (…) installatiepremie geldt vanaf 18 jaar.” (Federatie diensten BZW) Verder worden er nog een reeks andere knelpunten in de procedures en criteria voor het toekennen van een installatiepremie aan jongvolwassenen gemeld: o
Eenmalige verstrekking van de premie “We stellen vast dat het feit dat deze installatiepremie slechts éénmaal verstrekt kan worden een argument blijkt te zijn om ze niet toe te kennen aan jonge aanvragers.” (Federatie Diensten BZW)
o
Vaststellen van dakloosheid “Doordat thuisloze jongvolwassenen vaak opvang vinden in hun netwerk en niet altijd op een OCMW raken tijdens de periode van hun thuisloosheid, kunnen ze maar moeilijk hun dakloosheid bewijzen. Hierdoor lopen ze hun recht op een installatiepremie vaak mis en dit terwijl woningen vaak zeer duur zijn niet betaalbaar zijn wanneer men van een leefloon/wachtuitkering moet leven.” (CAW)
Verschillende diensten zijn vragende partij om meer duidelijkheid te scheppen in de criteria voor en toekenning van de installatiepremie. “In de praktijk blijkt echter dat deze premie bij OCMW’s minder goed gekend is. Bovendien is het niet steeds duidelijk wie in aanmerking komt en wie niet. (…) Het OCMW beslist wie wel en niet aan de criteria voldoet, met als nadeel: minder duidelijkheid en rechtszekerheid.” (Kinderrechtencommissariaat) “Een deel van de startende BZW-jongeren (meer dan 50%) beschikt niet over voldoende spaargeld voor huurwaarborg of installatie. (…) De toegang tot installatiepremie van het OCMW is beperkt. De voorzieningen BZW zien zich dan vaak genoodzaakt om ofwel zelf deze kost voor te schieten met als gevolg een startpositie waarbij je tegelijkertijd schuldeiser en hulpverlener wordt, of beroep te doen op liefdadigheid, vaak ook onder de vorm van leningen. Het laatste alternatief, wachten tot de jongere zelf voldoende geld heeft gespaard, zou ervoor zorgen dat juist de zwakste jongeren uit de boot zouden vallen. Jongeren starten een BZWbegeleiding met een zware schuld, de diensten BZW lijden ernstige financiële verliezen doordat renteloze leningen die aan starters worden verstrekt niet of slechts over een zeer lange periode worden terugbetaald.” (Federatie Diensten BZW) Om jongvolwassenen die vanuit de hulpverlening begeleid zelfstandig gaan wonen een solide startbasis te geven, formuleert de Federatie van Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen volgend voorstel in verband met de installatiepremie: “Wij pleiten ervoor een installatiepremie te voorzien in een realistisch forfait, berekend op het gemiddeld aantal jongeren dat niet kan beschikken over een startkapitaal. Deze installatiepremie is een basisbedrag voor waarborg, eerste huur en brandverzekering voor minder- en meerderjarige starters.” (Federatie diensten BZW)
www.vlaanderen.be
46
4.3.2 Naar een uniforme regelgeving Sommige diensten hebben de indruk dat het toekennen van OCMW-steun willekeurig gebeurt: “Jongeren met een beperkt inkomen kunnen wel terecht bij het OCMW voor een huurwaarborg. Rond het toestemmen van een huurwaarborg voor pas werkenden of het toekennen van een installatiepremie (aankopen van noodzakelijke meubels) is er zeer veel onduidelijkheid en willekeur per dienstencentrum en per individuele maatschappelijke assistent van het OCMW.” (JAC) “Comité of raad van het OCMW beslist, waardoor er veel verschil bestaat omtrent steunvragen. Jongere in gemeente A krijgt het wel en jongere in gemeente B krijgt het niet. Kunnen uiteraard dan ook wel weer in beroep gaan via de rechtbank, wat ook weer een hoge drempel is.” (CAW)
4.3.3 De OCMW’s als begeleidingspartner Hulp- en dienstverleners drukken de wens uit om de OCMW’s nauwer te betrekken in de begeleiding van jongvolwassenen: “Het OCMW ontbreekt als partner. OCMW’s worden zowel met deze jongvolwassenen geconfronteerd bij de begeleiding van gezinnen als op het moment dat een aantal van hen de leeftijd van 18 bereikt hebben en zich tot het OCMW richten.” (regionaal crisisnetwerk)
4.4 Consumentenbescherming Een aantal centra signaleren hiaten in de bescherming van (jongvolwassenen als) consument, voornamelijk naar het voorkomen van schuldenlast toe. “De wet op de schuldbemiddeling is ok, maar het is belangrijker om preventief te werken om niet in de schulden te geraken. Aanpassing van de regelgeving op kopen op afbetaling, leningen, … .” (CAW) “Jongeren zijn vaak een extra makkelijke prooi voor kredietverstrekkers en telecombedrijven (TV, internet en GSM), omdat deze de jongeren vaak interessante en niet te missen aanbiedingen voorschotelt. Ook het opzeggen, bij bedenking door de jongere, wordt door verkopers als een makkelijke stap voorgesteld. Een contract is vaak op enkele minuten geregeld en levert een bonus (speciale korting, cadeau, promotie). Het beëindigen van het contract duurt vaak maanden en kost de jongere veel meer dan hem werd verteld.” (JAC) “Het totaal opengooien van de regels op vlak van de telecommunicatie waarbij de koppelverkoop ontregeld werd, had voor gevolg dat multinationals een gratis GSM kunnen aanbieden tegen een onduidelijk abonnement voor 2 jaar met zware opzegvergoeding of beter gezegd zo goed als geen opzegmogelijkheid. De aanvankelijk gepresenteerde rekening van 20 euro per maand kan dan rap oplopen tot 500 euro per maand, en probeer dit dan maar eens op te zeggen… .” (CAW) “Dergelijke gebrekkige regelgeving is de beste werkgever van AWW en OCMW; wij maar investeren in schuldhulpverlening, maar de problematiek wordt door het gebrek aan bescherming van de consument mee aangewakkerd.” (CAW)
4.5 Sociale bescherming 4.5.1 De wachtuitkering Een jeugdadviescentrum signaleert dat er een verschil bestaat tussen het leefloon en het stempelgeld (wachtuitkering) van jongeren. Dit zadelt de betrokken jongvolwassenen met een aantal moeilijkheden op: “Er zijn verschillen tussen het leefloon en het stempelgeld (wachtuitkering) van jongeren. Als een jonge werkloze (met wachtuitkering) 21 jaar wordt, krijgt deze een vergoeding net boven
www.vlaanderen.be
47
het leefloon van het OCMW. Hierdoor komt hij/zij niet (meer) in aanmerking voor andere tegemoetkomingen of hulpverlening van het OCMW (vb. medische waarborg, installatiepremie, huurwaarborg, …).” (JAC) Tenslotte waarschuwt een CAW dat de wachttijd ook armoede in de hand kan werken: “De wachttijd op werkloosheidsuitkering bij afgestudeerden brengt armoede.” (CAW)
4.5.2 Het vervangingsinkomen Volgens een aantal centra moet het beleid durven stilstaan bij sociaal-economische regels die ertoe bijdragen dat jongvolwassenen op straat komen te staan en aldus de (residentiële) hulpverlening overbevraagd dreigt te worden. Ondermeer het beleid in verband met éénoudergezinnen waarvan de ouder leeft van een vervangingsinkomen (werkloosheidsuitkering, prepensioen, ziekte-uitkering, …) en waar een (maatschappelijk kwetsbare) jongere inwoont: “Zo scheppen regels betreffende vervangingsinkomens en samenwonen (dop, OCMW, invaliditeit, …) (…) bij kansarme gezinnen een ernstige drempel om hun jongvolwassen kinderen in huis te houden of terug in huis te nemen na het verlaten van een instelling van de bijzondere jeugdzorg. De context (ouders, broers, zussen, overige familieleden of vrienden) wordt namelijk vaak om financiële redenen afgeschrikt om 18-plussers in huis te nemen of te houden. (…) Wat betreft hun vervangingsinkomen vrezen ze als samenwonende beschouwd (veel ouders zijn nu alleenstaanden) te worden (…). Dit zijn elementen die los van de psychosociale problematiek ervoor zorgen dat men makkelijk kan verantwoorden waarom men zijn verantwoordelijkheid als ouder niet opneemt (ondanks aangereikte ambulante contexthulpverlening) en dat men hierdoor ook steeds vaker beroep doet (oneigenlijk gebruik?) op opvangcentra die vaak al overbevraagd zijn.” (CAW) “Enige soepelheid in de regelgeving (bv. tijdelijk en mits ondersteuning door een hulpverleningsdienst) voor deze zorg/opvang binnen de context zou welkom zijn en minder intensieve en dus goedkopere professionele zorg mogelijk maken. Voorbeeld uit de praktijk: jongvolwassen werkloze zwangere vrouw (19 jaar, net een relatiebreuk achter de rug, ambtshalve geschrapt en dus administratief niet in orde voor leefloon en/of ziekenkas, …) kan niet bij haar eigen alleenwonende eveneens werkloze moeder (in sociale woonmaatschappij) intrekken, omwille van het feit dat ze een terugval van haar dop vreest (…). Dus lijkt het enige alternatief nogal rap: residentiële opvang.” (CAW)
4.5.3 Inkomensvervangende en –integratietegemoetkoming voor personen met een handicap Personen met een handicap kunnen vanaf 21 jaar beroep doen op tegemoetkomingen van de federale overheidsdienst sociale zaken. Met deze vergoedingen wil men het inkomen van personen met een handicap, die omwille van hun handicap niet in staat zijn voldoende inkomen te verwerven of die daardoor bijkomende kosten hebben, vervangen of aanvullen. Het gaat om de inkomensvervangende tegemoetkoming en/of de integratietegemoetkoming. De inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan personen die omwille van hun handicap hun verdienvermogen verminderd zien met tenminste twee derden van wat een doorsnee persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen. De integratietegemoetkoming wordt toegekend aan personen met een handicap die, omwille van hun vermindering van zelfredzaamheid, bijkomende kosten hebben om zich in het sociale leven te integreren. Vanuit het werkveld signaleert men volgende zwakheid in de leeftijdsafbakening op 21 jaar:
www.vlaanderen.be
48
“Vanuit de federale overheidsdienst Sociale Zaken worden invaliditeitsdossiers uitgekeerd. Dit is een inkomensvervangende en/of integratietegemoetkoming die slechts begint vanaf 21 jaar, waar wij dat liever zouden zien ingaan op 18 jaar natuurlijk. Om geen hiaten te krijgen, waardoor die jongeren, ook al zitten ze niet meer op school, afhankelijk blijven van hun ouders tot 21 jaar. Ondertussen zien we dat ze sommige dingen niet leren, omdat er geen motivatie is, precies omwille van die afhankelijkheid van hun ouders. Bijvoorbeeld met jongeren met autisme is het dan 3 jaar later heel wat moeilijker om die draad op het vlak van zelfredzaamheid weer op te nemen. Omdat ze dan vaak al helemaal in een patroon zitten waar ze nog moeilijk uit geraken. (…) Ze hebben de financiële middelen niet om op eigen benen te (leren) staan, ook de begeleiding niet, en 3 jaar later is alles al heel erg vastgeroest en (…) en is het moeilijk om daarna nog veel te veranderen.” (Wijkgezondheidscentrum)
4.5.4 Kinderbijslag Het Kinderrechtencommissariaat meldt een aantal moeilijkheden in het systeem van de betaling van de kinderbijslag. Moeilijkheden die voornamelijk in het nadeel kunnen zijn van net die jongvolwassenen (vanaf 16 jaar) die deze financiële ondersteuning het meeste nodig hebben: “Kinderbijslag wordt niet aan jongeren zelf maar aan ouders betaald. De kinderbijslagwetgeving erkent wel dat jongeren op 16 jaar alleen kunnen wonen. Als ze een apart domicilie hebben, kunnen jongeren vanaf 16 jaar zelf kinderbijslag ontvangen. Maar het recht om kinderbijslag te ontvangen is volledig geënt op juridische en administratieve voorwaarden in de arbeidssituatie van de ouders. Als daar iets misloopt, gaat de kinderbijslag aan het kind zelf (de rechtgevende) voorbij. Jongeren die afstammen van ouders die geen recht op kinderbijslag hebben verworven, hebben dus zelf geen rechten. In de praktijk bestaan er nog steeds situaties waar er geen kinderbijslag wordt uitgekeerd. Meestal gaat het om jongeren die eigenlijk het meest financiële ondersteuning nodig hebben. Hulpverleners leveren soms titanenwerk om het kinderbijslagdossier van jongeren uit te klaren en in orde te brengen. Niet eenvoudig, want de organisatie en de betaling van de kinderbijslag is een log en complex systeem.” (Kinderrechtencommissariaat) “De betaling van de kinderbijslag voor jongeren die in een voorziening of in een pleeggezin opgroeien, zorgt voor ongelijkheid tussen jongeren. Het feit dat er zoveel verschillende regelingen bestaan (al naargelang het type plaatsing, de beslissing van het comité of de jeugdrechter, het feit of er gewone dan wel gewaarborgde kinderbijslag wordt betaald) leidt ertoe dat de ene jongere wel en de andere helemaal geen recht heeft op een deel van zijn kinderbijslag. (…)” (Kinderrechtencommissariaat) “Jongeren krijgen vaak hun kindergeld niet omdat ze geen domicilie-adres hebben. (…) Maar jongeren komen soms terecht in kamers/studio’s waar ze hun domicilie niet kunnen plaatsen. Iets anders kunnen ze niet betalen. De mogelijkheid om een referentie-adres te krijgen van het OCMW wordt vaak niet goedgekeurd.” (CAW)
4.6 Justitie 4.6.1 Ondersteuning en legalisering van niet-begeleide jongvolwassenen Het aantal minderjarige vreemdelingen die op Belgisch grondgebied toekomen zonder begeleiding door een wettelijke vertegenwoordiger (vader, moeder of voogd) is zorgwekkend. Het ministerie van justitie heeft een speciaal stelsel van vertegenwoordiging en bijstand ingesteld voor die minderjarige asielzoekers, kinderen die niet voldoen aan de voorwaarden inzake toegang en verblijf op het grondgebied en kinderen die slachtoffer zijn van mensenhandel. De dienst Voogdij heeft als algemene opdracht om de uitwerking van een duurzame oplossing in het belang van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling te ondersteunen. Ten opzichte van dit systeem wordt volgend knelpunt gemeld:
www.vlaanderen.be
49
“Niet-begeleide minderjarigen krijgen een ‘voogd’ toegewezen die hen helpt en (mede)verantwoordelijk is voor een aantal zaken. Wanneer zij 18 jaar worden, valt deze ‘voogd’ weg en is er geen verdere opvolging voorzien. Velen blijven echter nood hebben aan ondersteuning.” (CAW)
4.6.2 Rechtsgang De Belgische rechtsgang is volgens een aantal diensten weinig bevorderlijk voor jongvolwassenen die al in een kwetsbare positie verkeren: “Door de trage werking van rechtbanken en justitie krijgen jongeren een jaar (of zelfs nog later) na gepleegde feiten een rechtszaak en bijhorende straffen/boetes uitgesproken. In het geval van gevangenschap betekent dit voor de jongere vaak dat alle opgebouwde positieve inspanningen (woonst, werk, ondersteuning, verandering gedrag) na de gepleegde feiten niet beloond maar bestraft worden.” (JAC) “(…) Voor de hulpverlening vormt de traagwerkende justitiële mallemolen en de eigenheid ervan soms toch wel een belemmering in de trajectondersteuning van jongvolwassenen. De traagheid waarmee dossiers opgevolgd worden, schept heel dikwijls onduidelijkheid en onzekerheid in verband met de nabije toekomst waardoor het moeilijk in te schatten is op welke hulp prioritair geïnvesteerd moet worden.” (CAW) “Een effectieve uitspraak laat soms heel lang op zich wachten, waardoor ook een situatie onzeker en daardoor soms ook uitzichtloos blijft, hulp niet opgestart wordt omwille van … . Langs de andere kant worden zwakke multi-problematische cliënten ook telkens weer met extra stress belaad bij een nieuwe zitting, waardoor hun al beperkte stabiliteit weer onder vuur komt. Een snellere en efficiëntere aanpak kan dus soms mogelijks meer duidelijkheid en zekerheid brengen.” (CAW)
www.vlaanderen.be
50
WERKTEN MEE AAN DE OPLIJSTING VAN KNELPUNTEN -
Al Paso, Dienst voor begeleid zelfstandig wonen Baken vzw, Dienst begeleid wonen en trajectbegeleiding Begeleidingstehuis De Steiger Brugfunctie Oost- en West-Vlaanderen CAW ’t Verschil CAW Artevelde – JAC Gent CAW De Kempen CAW De Terp CAW Delta CAW Metropool CAW Metropool – Het Alternatief CAW Metropool – JAC Plus CAW Midden West-Vlaanderen - JAC CAW Mozaïek CAW Piramide CAW Regio Brugge CAW Regio Dendermonde CAW Regio Leuven CAW Regio Vilvoorde - JAC CAW Sonar CAW Stimulans CAW Waasland - Meldpunt crisisjeugdhulp CAW Zuid-Oost-Vlaanderen – De Spar Centrum Integrale Gezinszorg Huis Ter Leye CGG Kempen De Patio vzw – Begeleidingstehuis Cruushove Federatie Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen Integrale Jeugdhulp Jeugdzorg vzw - Dienst voor gezinsbegeleiding Jongerencentrum Cidar – Project De Vuurvogel Kinderrechtencommissariaat Levensvreugde Verblijven OCMW Kortrijk Open Thuis Jeugd – Dienst voor pleegzorg Project Knelpuntdossiers Psychiatrisch Centrum Sint-Amadeus - Zorgeenheid De Knoop Psychiatrisch ziekenhuis Caritas Melle Regionaal Crisisnetwerk en Welzijnsconsortium Zuid-West-Vlaanderen Rondetafelgesprek Integrale Jeugdhulp Antwerpen Roppov ouderwerking Sociaal orthopedagogisch centrum De Hagewinde Steunpunt Jeugdhulp Therapeutisch Dagcentrum Eindelijk Welzijnsorganisatie Ter Loke Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort
www.vlaanderen.be