Actiekrant Voorbereiding tentamen 3 en examen Klas 4 Maart 2014
1
Beste eindexamenkandidaten ( en ouders) Voor je ligt de Actiekrant 2014. We schieten nu heel snel naar het derde tentamen en een maand later het examen. Er moet nog heel veel gebeuren. Om te zorgen dat iedereen op de hoogte is van wat er komt, geven wij deze krant uit. Hierin onder andere het spoorboekje richting examens, het programma tijdens de traningsweken en zelfs de meivakantie, want ook dan zal de school geopend zijn voor kandidaten met vragen. Daarnaast staan in deze krant vele leertips, algemene tips, ouwe wijventips en aanwijzingen per vak. Belangrijk zowel voor kandidaten als ouders, want zonder de goede ondersteuning van thuis zal het heel moeilijk worden het gewenste resultaat te behalen. Veel leesplezier en actie voor de Delta-finale Jan van der Kolk Coördinator Onderwijs
-Spoorboekje laatste periode klas 4
pag. 3
-Lees- en leertips om tentamens en examen voor te bereiden
pag. 6
-Tips van een examentijger
pag. 20
-Ouwe wijventips
pag. 21
-Vaktips op chronologische volgorde: Aardrijkskunde
pag. 22
Nask 1
pag. 34
Biologie
pag. 23
Nask 2
pag. 35
BTE
pag. 25
Nederlands
pag. 36
Duits
pag. 26
Wiskunde
pag. 40
Economie
pag. 27
Engels
pag. 28
Frans
pag. 30
Geschiedenis
pag. 33
(Muziek ontbtreekt. Vak heeft eigen Placemat)
2
Overzicht laatste periode leerjaar 4 Datum 20 maart 28 maart 31 maart tot en met 4 april
7 tot en met 9 april 8 tot en met 11 april 10 tot en met 15 april 16 tot en met 18 april 16 tot en met 18 april 21 april 22 april 23 april 24 en 25 april 28 april tot en met 2 mei 5 mei tot en met 9 mei 13 mei t/m 22 mei 11 juni 12 juni 12 en 13 juni 16 juni en 17 juni 18 juni 25 juni 2 juli
Wat? Laatste mogelijkheid inleveren handelingsdelen Inleveren cijfers (behalve derde tentamen) Tentamenweek 3 (lokaalindeling volgt nog) Maandag 31 maart 9.15 -10.00 BTE inleveren (4bte5) 11.10-12.40 Wiskunde 13.10-13.55 Aardrijkskunde Dinsdag 1 april 11.10-12.40 Nederlands 13.10-14.40 Nask1 Woensdag 2 april 08.30-10.00 Muziek 09.15-10.00 BTE inleveren (4bte2) 11.10-12.40 Economie 13.10-13.55 Engels Donderdag 3 april 11.10-12.40 Biologie 13.10-13.55 Nask2 Vrijdag 4 april 8.30-9.15 Geschiedenis 11.55-12.40 LO inhalers 13.10-14.40 Frans Gewone lesdagen 4bte2: di 8 april 11.05-20.35 en do 10 april 11.05-15.35* 4bte5: wo 9 april 11.05-20.35 en vr 11 april 11.05-15.35* Examentraining * Gewone lesdagen * Inschrijven via Magister voor examentraining in de meivakantie * Vrij Laatste lesdag Schooluitje : 8.00 uur verzamelen Individuele begeleiding op afspraak met vakdocent* Vrij (thuis examen voorbereiden) Examentraining via inschrijving. Iedere dag beginnen de trainingen om 10.00 uur Examen (zie www.examen.nl) Uitslag examen Tussen 9.00 en 11.00 uur inschrijven voor herexamen Voor de leerlingen met een herkansing: 8.30 uur op school i.v.m. voorbereiding op herexamen. Herexamen Vanaf 12.30 boeken inleveren volgens rooster (komt op de site www.sjm.nl) Uitslag herexamen Diploma-uitreiking (uitnodiging volgt)
* Toelichting bij alle lesdagen na het derde tentamen: De laatste weken voor de meivakantie staan uiteraard helemaal in het teken van examentraining. 31 maart tot en met 4 april (week 14): tentamenweek 3 . Alle tentamens zijn op examenniveau en zijn goede graadmeter voor het examen. De meeste tentamens zijn ook langer dan je gewend bent (anderhalf uur). 7 april tot en 9 april 9 (week 15): vond je bepaalde tentamens erg moeilijk? Op deze normale lesdagen (dus volgens het normale rooster) worden de tentamens besproken. Zorg ervoor dat je tijdens deze dagen erachter komt wat je precies fout hebt gedaan. 10 tot en met 15 april (week 15 en 16): oefenen met examens. Op deze dagen krijg je de echte test: je maakt voor ieder vak een echt examen van twee klokuren. In het hieronder geplaatste rooster kun je voor jezelf thuis invullen welk vak je op welk moment wilt gaan doen. Je kiest een examen uit en zit per klas bij 3
elkaar (niet op examennummer). Je kunt dan ook die examens voorbereiden door de stof nog eens goed door te nemen. Het rooster ziet er als volgt uit: Donderdag 10 april 9.00 -11.00 uur 9.00 -11.00
Donderdag 10 april 13.00 -15.00
groep
groep
Lokaal
vak
Lokaal
vakl
A
009 EN
A
310
B
009 EN
B
311
C
310
C
009 EN
D
311
D
009 EN
E
312
E
312
F
313
F
313
G
314
G
314
H
315
H
315
J
318
J
318
Vrijdag 11 april 9.00 uur – 11.00 uur groep
Lokaal
vak
A
310
B
311
C
312
D
313
E
009 EN
F
009 EN
G
314
H
315
J
318
Vrijdag 11 april 13.00 – 15.00 uur groep
Lokaal
vak
Mu4
005/010
Mu
Maandag 14 april 9.00 -11.00
Maandag 14 april 13.00 -15.00
groep
groep
Lokaal
vak
Lokaal
vak
A
310
A
009 NE
B
311
B
310
C
312
C
311
D
313
D
312
E
314
E
313
F
315
F
314
G
009 EN
G
315
H
009 EN
H
318
J
318
J
009 EN
4
Dinsdag 15 april 9.00 - 11.00
15 april tussen 13.00 - 15.00
groep
groep
Lokaal
vak
Lokaal
vak
A
310
A
310
B
009 NE
B
311
C
009 NE
C
312
D
311
D
009 NE
E
312
E
009 NE
F
313
F
313
G
314
G
314
H
315
H
315
J
318
J
318
Toelichting bij de examentraining: Alleen het vak Engels (voor alle klassen), het vak Nederlands (voor de klassen A t/m E) en het vak muziek (lokaal 010) staan vast ingeroosterd. Nederlands en Engels maak je namelijk in lokaal 009 (de gymzaal). Voor de overige vakken maak jij zelf een rooster. Jij bepaalt op welke dag je welke examens maakt. Op de derde etage liggen op de gang alle oefenexamens klaar. Neem alle materialen mee, die jij ook nodig hebt voor het officiële examen (binas boekje, rekenmachine, woordenboek). Je mag geen eten en drinken meenemen naar het lokaal. Je krijgt van ons een flesje water. Je mag niet eerder vertrekken en storend gedrag wordt uiteraard hard aangepakt. Heb je het vak ITTL? Dan heb jij 1 proefexamen minder dan de rest, maar dat betekent niet dat je vrij bent. In de twee klokuren die jij over hebt, zorg jij zelf voor voldoende oefenmateriaal. Heb je het vak BTE? Dan heb je op donderdag 10 april of vrijdag 11 april een praktijkexamen. Dit betekent dat je op deze dag geen proefexamen maakt, want het praktijkexamen BTE is zwaar genoeg! Zorg ervoor dat je de gemiste proefexamens thuis maakt, want deze worden voor ieder vak vanaf woensdag 16 april nabesproken. Woensdag 16 april tot en met vrijdag 18 april (week 16) Tijdens deze dagen volg je het normale lesrooster. Op deze dagen worden de examens besproken. Donderdag 24 en vrijdag 25 april (week 17) Op deze dagen is er geen gewone les meer: je hebt nu de uitgelezen mogelijkheid om een afspraak te maken met een vakdocent, zodat jij individuele uitleg krijgt over moeilijke onderdelen. 5 tot en met 9 mei (week 19) Tussen 16 en 18 april kun je je via Magister inschrijven voor een extra examentraining. De examentraining begint iedere dag om 10.00 uur. Heel veel succes met alle voorbereidingen!
5
Lees- en leerttips om een examen voor te bereiden 1) Hoe lees ik een tekst? Een tekst lezen is iets anders dan een tekst leren. Deze vaardigheid behandelt het zogenaamde oriënterend lezen. Dit noemt men ook wel verkennend of extensief lezen. Je leest een tekst alleen maar oriënterend als je bijvoorbeeld: een les gaat voorbereiden; voor een werkstuk of onderzoek wilt weten wat de hoofdzaken van een tekst zijn. a) Wat is het doel waarvoor ik een tekst ga lezen? Vraag je af wat precies de opdracht of je doel is. b) Bekijk eerst globaal de gehele tekst Daarbij let je alleen op: - titel; - kopjes; - onderstreepte, schuin- of vetgedrukte tekst; - illustraties; - puntsgewijze onderverdeling (1, 2, 3, ... c) Maak een startschema De titel schrijf je in het midden, daaromheen de kopjes of de belangrijkste woorden en begrippen. d) Wat weet ik hier al van? Schrijf dat in een paar woorden even op. e) Lees nu pas de tekst door Let altijd op woorden die snel de weg wijzen. Bijvoorbeeld: ten eerste, ten tweede, ten slotte, in het bijzonder, daaruit volgt, maar, echter en bovendien. f) Weet ik nu waar deze tekst over gaat? Bij oriënterend lezen gaat het erom dat je weet wat de hoofdzaken van een tekst zijn. Stel jezelf eventueel nog de 5 'W' vragen: wie, wat, waar, wanneer en waarom. g) Houd je aandacht erbij Als je je niet kunt concentreren: vaardigheid 12 geeft een stappenplan om daar iets aan te doen.
6
2) Hoe leer ik een tekst? Een tekst leer je niet door die een paar keer door te lezen. Teksten leer je pas goed door er op verschillende manieren mee te werken. Deze stappen kun je bij iedere tekst die je gaat leren, gebruiken. a) Wat moet je straks kennen en kunnen? Als je een tekst gaat leren, bekijk je eerst wat voor soort taak je op hebt gekregen. Wat moet je precies kennen? Moet je vragen kunnen beantwoorden? Moet je het zó goed begrijpen en onthouden dat je het in de les kan gebruiken? Wat voor soort vragen zal je leraar stellen? Moet je het kunnen toepassen? Moet je verbanden kunnen leggen? b) Waarin ben je juist goed of nog niet zo goed? Wat voor cijfer haalde je de vorige keer voor een toets over teksten leren? Wat waren toen je zwakke plekken? c) Denk aan je planning Met een planning weet je wat je nog moet doen en hoeveel tijd dat kost. d) Bekijk eerst globaal de gehele tekst Daarbij let je alleen op: titel; kopjes; onderstreepte of schuin- of vetgedrukte te kst; illustraties; puntsgewijze onderverdeling (1, 2, 3, ... e) Maak een startschema De titel schrijf je in het midden, daaromheen de kopjes of de belangrijkste woorden en begrippen. f) Wat weet je hier al van? Schrijf dat in een paar woorden even op en koppel dat aan je startschema. g) Waar gaat het over, denk je? Stel jezelf de 5 'W' vragen: wie, wat, waar, wanneer en waarom. h) Lees nu pas de tekst goed door Een goede manier is de eerste en de laatste zin van iedere alinea te lezen en te voorspellen wat er in de tussenliggende zinnen staat. Kijk of je voorspelling klopt door daarna de hele alinea te lezen. Let vooral op signaalwoorden. Signaalwoorden vertellen je wat voor soort tekst er staat. Als je dat weet, kun je makkelijker belangrijke informatie vinden. Er zijn drie soorten tekst met daarbij horende signaalwoorden. 1.opsomming 2. iets belangrijks 3. oorzaak en gevolg met uitleg signaalwoorden: signaalwoorden: signaalwoorden: ten eerste want omdat ten tweede daarom doordat en ook daardoor daardoor bovendien dus dan tot slot omdat daarop uiteindelijk om voorts doordat aangezien bijvoorbeeld
7
i) Haal het belangrijkste uit de alinea's en maak hiervan per alinea een schemaatje Let daarbij altijd op kernwoorden. Vertel jezelf waarom je iets belangrijk vindt. Voeg alle schemaatjes samen tot een groot schema, je zult zien dat je dan verbanden kunt leggen. j) Begrijp je de stof? Tijdens het leren bekijk je of je snapt waar het over gaat. Probeer steeds kort, in je eigen woorden, samen te vatten wat je per alinea hebt gelezen. Bekijk dus wat je wel of niet snapt en of het klopt met wat je zelf al wist (stap f). k) Vertel de tekst na, aan de hand van je tekstschema Dit doe je dus zonder de tekst! Als het goed is, kun je nu uitleggen aan iemand die de tekst niet kent: waar het over gaat en wat de belangrijkste zaken uit de tekst zijn l) Overhoor jezelf Wat voor soort vragen zou je docent bedenken? Kun je die vragen ook beantwoorden? Stel jezelf drie soorten vragen: kennisvragen, inzichtsvragen en toepassingsvragen. Zie vaardigheid 13. m) Ken je nog niet alles? Maak een lijstje van de dingen die je nog niet snapt. Besteed daar extra aandacht aan door: aan iemand exact te vertellen wat je niet begrijpt, daardoor wordt je probleem helderder; die stukken tekst nog eens goed door te lezen; aan een klasgenoot te vragen hoe het zit; aan je docent uitleg te vragen. n) Wat kun je leren van een toets of proefwerk? Van je (leer)fouten kun je veel leren. Heb je goed gescoord, dan kun je daarvan ook leren. Hoe kwam dat?
8
3) Hoe maak ik een samenvatting? Je kunt een samenvatting maken voor het leren van een toets of omdat je de leerstof later nog nodig hebt. Een samenvatting kun je ook voor anderen maken, bijvoorbeeld als je samen een project uitvoert. Hieronder staan de stappen waaruit deze vaardigheid bestaat. Deze stappen kun je uiteraard bij iedere tekst die je gaat samenvatten, gebruiken. a) Wat moet je straks kennen en kunnen? Bijvoorbeeld: je wilt voor jezelf een samenvatting maken die je later nog nodig hebt. b) Wat zijn ie zwakke kanten bij deze taak? Bijvoorbeeld: je schrijft te veel op of je kunt moeilijk de hoofd- en bijzaken er uit halen. c) Neem je schemaatjes van iedere alinea In vaardigheid nr. 2 'Hoe leer ik een tekst?' stap i, heb je gezien dat je per alinea een schemaatje maakt. Die schemaatjes kun je nu prima gebruiken. d) Verander ieder schemaatje in een paar zinnen Het centrale begrip van ieder schema is het kopje boven iedere alinea. Schrijf de verschillende kernwoorden in een logische volgorde, zodat de samenhang goed duidelijk wordt. Gebruik daarbij verbindingswoorden als: omdat, immers, daardoor, want, het gevolg is.... e) Geef de samenvatting een titel en vermeld de bron en de datum f) Controleer de samenvatting Staan alle kernbegrippen uit de schema's in de samenvatting? Lees je samenvatting hardop aan jezelf voor. Weet je zeker dat de samenvatting duidelijk genoeg is en dat je deze later nog begrijpt? g) Wat kun ie leren van een toets? Van je (leer)fouten kun je veel leren. Heb ]e goed gescoord, dan kun je daarvan ook leren. Hoe kwam dat
9
4) Hoe leer ik begrippen? Deze vaardigheid gebruik je als je een moeilijk woord wilt onthouden of begrijpen. Kijk naar het voorbeeld op de pagina hiernaast. Hieronder staan de stappen waaruit deze vaardigheid bestaat. Deze stappen kun je uiteraard altijd bij het leren van begrippen toepassen. a) Wat moet ie straks kennen en kunnen? Wat word je precies gevraagd? Moet je de definitie kennen, globaal of precies zoals in het boek? Of moet je het begrip ook (in een groter verband) kunnen toepassen? b) Wat zijn je zwakke kanten bij deze taak? Bijvoorbeeld: je hebt moeite een definitie in je hoofd te stampen. c) Neem deze leertaak in ie planning op Door een planning te maken, krijg je overzicht over wat je nog moet doen en hoeveel tijd dat kost. d) Verdeel het begrip in lettergrepen Een moeilijk woord kun je makkelijker begrijpen door het in onderdelen te bekijken. Bijvoorbeeld 'broeikaseffect'. Dit is het opwarmen van de aarde doordat een koolzuurgaslaag om de aarde als een soort broeikas gaat werken. Zie je het voor je? e) Wat weet ie er al van? Maak er een klein begrippennet van Oftewel: je voorkennis activeren. Hierdoor laat je nieuwe kennis aansluiten op oude kennis. Daardoor onthoud je beter. f) Zoek de definitie van het begrip op De definitie van een woord maakt al meer duidelijk. Probeer die in je eigen woorden uit te leggen. Wat is de definitie van 'klimaat'? Dat is de toestand van het weer op langere termijn. Dat betekent dus niet het weer van vandaag of deze zomer. g) Vul je begrippennet nu verder aan Pak je schema van stap e erbij en: - kijk of je een verband kunt leggen met begrippen die je al kent; vul het schema dus aan; - bedenk een plaatje: probeer bij het begrip in gedachten een plaatje te maken. Of maak er een tekeningetje van. Beelden kun je namelijk makkelijk onthouden; - gebruik je zintuigen: soms kun je bij begrippen een voorstelling maken hoe iets ruikt, voelt of smaakt; - gevoelens: stel je voor welke gevoelens bij een begrip kunnen passen. h) Ken je alles goed? Het is altijd van belang om te controleren wat je hebt geleerd. Dus: ken je het letterlijk? Ken je het globaal? Kun je het toepassen? Een krachtige manier om te controleren of je begrippen kent, is het definiëren van het begrip aan de hand van het gemaakte begrippennet.
10
5) Hoe leer ik woordjes? Deze vaardigheid gaat over het leren van woordjes in of uit een vreemde taal. Hieronder staan de stappen waaruit deze vaardigheid bestaat. Deze stappen kun je uiteraard altijd bij het leren van woordjes in of uit alle talen toepassen. a) Wat moet je straks kennen en kunnen? Wat word je precies gevraagd? Moet je de uitspraak kennen, de schrijf-wijze, Engels -Nederlands of Nederlands -Engels, of allebei? Moet je de woorden kunnen gebruiken in een zin? b) Wat zijn je zwakke kanten bij deze taak? Bijvoorbeeld: je denkt al gauw dat je het aardig kent, maar je contro-leert jezelf niet. c) Verdeel de woordjes in groepjes Probeer groepjes te maken van woorden die met elkaar te maken hebben. d) Maak indien nodig een planning Probeer niet teveel woordjes tegelijk te leren. Bijvoorbeeld maximaal10 per keer. e) Spreek het woord eerst hardop uit Luister kritisch naar je uitspraak. f) Ken je de betekenis van het woord? Als je de betekenis niet kent, zet je een van de volgende stappen: - Probeer het woord te raden aan de hand van de tekst waarin het staat. Stop niet met lezen als je een moeilijk woord tegenkomt. Je zult zien dat er andere woorden volgen die je helpen het onbekende woord te herkennen. - Herken je het woord of delen van het woord in een andere taal? 'Expliquer' kun je afleiden van het Engelse 'to explain'. Delicious in het Engels, lijkt op delicieux in het Frans en op delicatesse in het Nederlands. - Maak met het woord een begrippennet. Het onthouden van een woord gebeurt het beste door het te verbinden met andere woorden. - Gebruik de klank-beeld-methode. Bijvoorbeeld het Engelse woord 'tenant' = huurder. De klank van het woord tenant lijkt op 'tent'. Een tent biedt je een dak boven het hoofd (beeld), je woont er als het ware in, net als in het huis dat je huurt. Je probeert dus aan de klank van het vreemde woord een woord te verbinden dat je kent en daarmee maak je een beeld dat je kunt koppelen aan de Nederlandse vertaling. g) Pas als je de betekenis goed kent, leer je de spelling - Bedek de woorden die je gaat leren. Spreek het Nederlandse woord uit en schrijf daarna het te leren woord op. Spreek het woord uit nadat je het opgeschreven hebt. - Controleer het geschreven woord en onderstreep eventuele foutjes. - Probeer een ezelsbruggetje te verzinnen bij een fout. De Franse uitgang 'eau' onthoud je bijvoorbeeld door: 'een akelige uitgang.' h) Ken je alles goed? Overhoor de woordjes in een wisselende volgorde. Kijk de dag erna of je de woordjes nog kent.
11
6) Hoe maak ik een verhaaltjessom? Een verhaaltjessom los je het beste stap voor stap op. Je moet dus niet direct de uitkomst willen geven. a) Lees het verhaaltje tot aan de vraag Lees alleen het verhaaltje en nog niet de vraag. Sta stil bij elke zin. Zie je de situatie in gedachten voor je? b) Maak een schets (indien mogelijk) en schrijf de belangrijkste gegevens op Zet de gegevens puntsgewijs op een rijtje. Kun je er een schets bij maken? c) Ga na of je de situatie begrijpt Vertel het verhaal in eigen woorden na (in gedachten of hardop). Leg de begrippen uit. d) Voorspel de vraag en jouw aanpak Wat zal de vraag zijn? Vraag je af wat de hoofdpersoon wil weten. Of: wat kan je met deze gegevens uitrekenen? Bedenk ook een globale aanpak. Heb je zo'n probleem al eens eerder opgelost? e) Lees nu pas de vraag en schrijf hem op Lees nu pas de vraag. Noteer in een paar woorden wat er wordt gevraagd. Had je de vraag goed voorspeld? Moet je jouw aanpak veranderen? f) Wat is je eerste stap? Bij verhaaltjessommen overzie je soms niet de hele oplossing van te voren. Ga dan op zoek naar een zinvolle eerste stap. Wat kan je met de gegevens uitrekenen? Durf aan de slag te gaan, ook al weet je niet zeker of je op de goede weg bent. g) Werk stapsgewijs Zet de verschillende stappen uit jouw berekening duidelijk onder elkaar op papier. Het helpt je het overzicht te bewaren en logisch na te denken. De verschillende stappen zijn ook eenvoudig na te kijken. Bovendien begrijpt je docent wat je hebt gedaan. h) Wat betekent dat getal? Bij het oplossen van een verhaaltjessom leveren de verschillende stappen antwoorden op waarmee je vaak verder moet rekenen. Door met een paar woorden op te schrijven wat de betekenis van het getal is, help je jezelf bij het vinden van de volgende stap. Laat na het uitrekenen van de som een regel wit open. Geef antwoord in een zin. Lees nogmaals de vraag. Is jouw antwoord een passende oplossing op het probleem? i) Reken de oplossing na Controleer je berekening op rekenfouten. Reken elke stap na. j) Gebruik bij het nakijken geen gum of correctiepen Bij het nakijken (met bijvoorbeeld het antwoordenboek) is het verstandig door het foute antwoord slechts een streep te halen. Zo kun je nog nagaan wat je verkeerd hebt gedaan. Noteer verbeteringen en aanvullingen daarom met een afwijkende kleur. k) Verbeter eerst zelf de som Probeer een fout of onvolledig antwoord zelf te verbeteren voordat je hulp vraagt. Waar ging het mis? Maak de opgave (gedeeltelijk) opnieuw. l) Onderzoek wat je hebt geleerd Zijn er nog andere manieren om deze som op te lossen? Noteer deze alternatieven. Lees nogmaals de vraag en de oplossing(en). Wat heb je bij het maken van deze opgave geleerd? Weet je hoe je dit soort sommen voortaan aan moet pakken? 12
7) Hoe maak ik een toets? Een toets, proefwerk of s.o. maken vereist een goede voorbereiding. Ook is het nodig dat je je zwakke plekken bij de leerstof kent. Deze vaardigheid bevat alle stappen die nodig zijn om je te helpen met de voorbereiding, het leren en het maken van een toets. a) Maak een planning Schat de tijd die je nodig hebt voor het leren, zo goed mogelijk in. Plan ook je pauzes en de herhaaltijd. Zie vaardigheid 10. b) Probeer ook je cijfer in te schatten c) Houd je huiswerk bij Dat is logisch, zul je zeggen. Toch is het goed bijhouden van je huiswerk noodzakelijk om de opbouw in de leerstof te kunnen volgen. d) Noteer wat je echt moeilijk vindt Er zijn altijd wel onderdelen in een les of hoofdstuk die moeilijk voor je zullen blijven. Noteer die en vraag om uitleg aan je docent of een klasgenoot. e) Oriënteer je op de toets Vóór je begint met het leren van een toets, stel je jezelf vragen om overzicht over de leerstof te krijgen. Bijvoorbeeld: - Welke stof moet ik precies kennen? - Wat moet ik ermee kunnen doen? - Moet ik verbanden kunnen leggen? - Wat vindt mijn leraar belangrijk? - Worden er meerkeuze- of open vragen gesteld? f) Overhoor jezelf Controleer altijd of je alles wel kent. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld vaardigheid 10. g) Pak je toets effectief aan - Stel vast hoeveel tijd je hebt voor het maken van de vragen en opdrachten. - Stel ook vast hoeveel tijd je nodig hebt voor controle. - Lees alle vragen en opdrachten globaal door. - Begin met de opdrachten die je in ieder geval goed kunt maken.
13
h) Beantwoord meerkeuzevragen systematisch Ga als volgt te werk: Lees alleen de vragen en dek de antwoorden af. Werk volgens het ronde-systeem: - Vul in de eerste ronde alleen de makkelijke vragen in. Sla over wat je niet weet en zet een streepje - voor deze vragen. - In de tweede ronde vul je de moeilijke vragen in. Maak van het - een +. Sla de zeer moeilijke vragen over. - Vul in de derde ronde de zeer moeilijke vragen in. i) Open vragen behandel je als volgt - Houd er rekening mee als de vragen punten opleveren. - Onderstreep in de vragen wat je gevraagd wordt. Bijvoorbeeld: beschrijf, verklaar, reken uit, geeft het verband aan tussen, enzovoort. - Begin niet meteen met schrijven, maar schrijf in klad een schema met je antwoorden. - Noteer de kernbegrippen die je in je antwoord gaat gebruiken. Schrijf daarna je antwoord uit en bepaal de volgorde waarin je de kernbegrippen gaat gebruiken. - Laat bij je antwoord altijd een paar regels open als je er later nog iets bij wilt schrijven. - Kom je in tijdnood, lever dan in ieder geval de antwoordschema's in van de vragen die je niet in het net hebt geschreven. j) Probeer te leren van je toets Als je je proefwerk terug krijgt, kijk je natuurlijk welke fouten je hebt gemaakt. Bekijk ook hoe je hebt geleerd. Houd je cijferplanner bij door je behaalde cijfer in te vullen en erbij te schrijven waar je in het vervolg op moet letten. Bijvoorbeeld: 'Ik kon de stof niet in nieuwe situaties toepassen', 'Volgende keer beter plannen', 'Woordjes ook goed leren opschrijven'.
14
8) Hoe maak ik een planning voor de korte termijn? Kom je vaak tijd tekort? Heb ]e je huiswerk vaak te laat af? Heb je het idee dat je te weinig vrije tijd hebt? Zit je weleens te luieren terwijl je weet: 'Ik moet m'n huiswerk doen?' Vind je het moeilijk om aan je huiswerk te beginnen? Ken je het gevoel van een heleboel te moeten doen en niet weten waar je moet beginnen? Met het maken van een planning los je die problemen op. a) Zet alle activiteiten op een rij Kijk in je agenda. Voor welke vakken heb je deze en volgende dagen huiswerk? Let op: verwar een planning niet met je agenda. In een agenda schrijf je alleen je huiswerk dat op die dag af moet zijn. In je planning staat op welke dagen je eraan werkt. Vergeet je privéactiviteiten niet. b) Geef aan welke tijdstippen vast staan c) Geef aan hoe lang alles gaat duren Plan altijd wat meer tijd in plaats van te weinig; het geeft een lekker gevoel als je eerder klaar bent. Neem ook je vrije tijd in je planning op. Hoef je niet meer onrustig aan je huiswerk te zitten of kun je relaxed tv kijken. d) Zet alles in een logische volgorde Gebruik een weekschema. Maak zo'n schema niet te klein; neem minimaal een A4-vel. Als het nodig is, maak je een overzicht per dag. Houd altijd rekening met: - het belangrijkste eerst: dat zijn de proefwerken en s.o.'s; - denk altijd aan het herhalen van de leerstof; - leer- en maakwerk afwisselen. Door afwisseling wordt je huiswerk minder saai; - talen niet na elkaar maken of leren; - denk aan het nemen van pauzes. Ieder half uur 5 minuten, ieder uur 10 minuten. e) Streep weg wat teveel is
15
9) Hoe maak ik een planning voor de lange termijn? Deze planning kun je gebruiken voor een project, werkstuk, onderzoek, het lezen van boeken of voor de lange-termijnplanning voor een aantal vakken. a) Wat wordt er van je verwacht? Bekijk precies de opdracht of je doel. Schrijf dat in een schema. b) Verdeel de taak in hanteerbare onderdelen Hierdoor krijg je een beter overzicht en kun je beter plannen. Probeer per vak of project de onderdelen in je schema te zetten. c) Schat de benodigde tijd voor ieder onderdeel Vul je schema aan met een schatting van de tijd. d) Maak een tijdbalkplanning - Dit is een planning waarin je verticaal de tijd zet. je noteert bijvoorbeeld de nummers van de weken, of de datum van de maandagen van iedere week, onder elkaar. - Daarna noteer je de taken die voor die week vastliggen en die veel tijd kosten. Dat kunnen natuurlijk ook privé- bezigheden zijn. - Vervolgens noteer je per vak of project alle momenten die vastliggen. Bijvoorbeeld: inleverdata en toetsen. Onderstreep die. - Per week noteer je hoeveel uur je hebt voor zelfstudie. - Daarna ga je de onderdelen verdelen over de tijdbalk. Per vak of onderdeel noteer je van boven naar beneden: wat je die week wilt gaan doen en hoeveel uur je daaraan wilt besteden. - Per week controleer je nu of het aantal geplande uren overeenkomt met de eraan bestede uren.
16
10) Hoe kan ik mezelf overhoren? Na het leren controleer je of je alles kent en begrijpt. De handigste manier om dat te doen, is het stellen van vragen. je overhoort jezelf dan. Houd er ook rekening mee welke vragen je docent graag stelt. Hieronder staan drie soorten vragen. Besteed vooral aandacht aan de tweede en derde groep vragen. De tabel hiernaast kun je kopiëren en gebruiken bij het overhoren. a) Kennisvragen Hoeveel is ... ? Wat is ... ? Wat betekent ... ? Wie ... ? Wanneer ... ? Waar ... ? Noem een eigenschap van ... Wat zijn de kenmerken van ... ? Geef de definitie van ... b) Inzichtsvragen Hoe komt het dat ... ? Wat is het gevolg van ... ? Wat is de oorzaak van ... > Wat gaat meestal vooraf aan ... ? Wat gebeurt er als ... ? Wat volgt er meestal op ... ? Hoe verklaar je dat ... ? Wat is het verband tussen ... en ... ? Waarom ... ? Wat is het verschil tussen ... en ... ? Wat is de overeenkomst tussen ... en ... ? c) Toepassingsvragen Waarmee moet je rekening houden als ... ? Waar moet je op letten bij ... ? Hoe kun je voorkomen dat ... ? Hoe kun je bereiken dat ... ? Is .... belangrijk voor ... ? - Zo ja, waarom? - Zo nee, waarom niet? Gebruik deze regel bij de volgende zinnen ... Laat zien dat ... Bereken ...
17
11) Leer ik wel op de goede manier? Als je klaar bent met een leertaak, stel je jezelf een aantal vragen. je leert van je ervaring waardoor je een volgende keer zo'n taak beter kunt uitvoeren. Met deze vaardigheid controleer je dus niet of je iets kent of begrijpt, maar of je manier van leren goed is geweest. a) Wat wilde je bereiken? Wat moest je kennen of kunnen? b) Hoe wilde je dat bereiken? Je hebt bedacht wat je al wist en wat je sterke en zwakke kanten waren. c) Wat ging goed? De manier van leren die goed ging, zul je de volgende keer weer gebruiken. Door jezelf te overhoren weet je of je iets kent of niet. d) Welk onderdeel lukt niet zo goed en waarom? Stel, iets lukt niet zo goed. Probeer dan onder woorden te brengen wat er precies niet goed ging. De stappen van de leervaardigheden kun je gebruiken om na te gaan wat er mis ging. Bijvoorbeeld: - Kende je je woordjes wel maar maakte je schrijffouten? - Kende je bij geschiedenis wel de definities maar kon je toch de vragen niet beantwoorden? Een goede manier is ook: - Leg de moeilijkheid eens aan een ander uit. - Zeg hardop tegen jezelf wat je niet begrijpt. e) Klopte mijn tijdsplanning? Voordat je met werken begint, maak je een tijdsplanning. Plan daarbij ook je pauzes en privébezigheden in. Bijvoorbeeld ieder halfuur vijf minuten pauze. Zo'n planning zal nooit precies kloppen. Alleen als je er helemaal naast zit, kijk je wat daarvan de oorzaak is. Langzamerhand zul je vanzelf beter leren plannen. f) Had je er zin in? Als je weet waarvoor je leert, gaat leren makkelijker. g) Kon je je aandacht erbij houden? Is het je gelukt je aandacht bij je werk te houden? Van welke afleiders heb je last gehad? h) Wat leer je daarvan voor de volgende keer? Probeer te bedenken wat een betere aanpak is voor de volgende keer. Kom je er niet uit? Vraag het aan je leraar.
18
12) Hoe houd ik mijn aandacht erbij? Soms is het moeilijk je aandacht bij je werk te houden. Heb je er weleens aan gedacht dat jij jezelf misschien nog het meest afleidt van je werk? Je kunt afgeleid worden door dingen in jezelf of buiten jezelf. a) Sluit afleiders in je hoofd buiten De meeste afleidende gedachten maak je zelf. Je denkt aan wat je allemaal nog wilt doen of wat er gebeurd is. Een handige tip voor als je toch steeds aan hetzelfde moet denken: schrijf dat onderwerp op een blaadje papier en leg het omgekeerd op de hoek van je bureau. Als je klaar bent met je huiswerk, draai je het weer om. b) Sluit je af voor afleiders van buiten Geluiden die van buiten komen, kun je nu eenmaal niet afzetten. Ste je vingers in je oren of doe het alleen maar in gedachten. Vaak is het voldoende om te denken: 'Ik hoor het niet, ik houd mijn aandacht bij m'n werk.' Sommigen kunnen prima leren met bekende achtergrondmuziek. c) Stel precies vast wat je wilt doen Een goede tijdsplanning zorgt er ook voor dat je minder aan andere dingen gaat denken: tv kijken, sporten, je hebt het allemaal in je planning opgenomen. Door met jezelf af te spreken dat je gedurende een bepaalde tijd alléén met je huiswerk bezig bent, kun je je beter concentreren.
19
Tips van een examentijger Laat je niet afleiden! -Het is goed om je goed voor te bereiden op je examen. Goed voorbereiden is iets anders als een hele tijd achter je boek zitten. Je moet geconcentreerd kunnen werken (focussen). -Overal om je heen is er afleiding. Of het nu gaat om je mobiel, je computer, Ipad, enz., de gemiddelde moderne mens wordt ongeveer 150 keer per dag afgeleid door apparatuur om hem heen. Als je dus normaal bezig bent word je na 1.15 (één en een kwart) minuut al gestoord in je concentratie. Om vervolgens weer dezelfde concentratie terug te krijgen op het oude peil heb je 25 minuten nodig. Kun je nagaan hoe lastig dit dus is als je in ieder geval 2 uur geconcentreerd aan een examen moet werken. -Uit testen blijkt dat bij steeds terugkerende afleiding je concentratie achteruit gaat met 40%. Je hersens werken dus minder goed Je doet dan 50% langer over een opdracht en maakt 50% meer kans op fouten. -Het op de achtergrond hebben aanstaan van bijvoorbeeld muziek kan je in de juiste stemming brengen. De één leert beter met muziek, de ander zonder. Bekijk zelf of het afleid. Op het moment dat je na een tijd geconcentreerd leren niet meer weet wat je gehoord hebt betekent dat het je niet afleidt.
Denk goed na! -Het examen duurt 2 klokuren. Tijdens de proefperiode tussen 10 en 15 april kun je goed uittesten hoe je uitkomt met de tijd. Vaak zul je merken dat je tijd genoeg hebt. Ga daarom niet overhaast aan het beantwoorden van vragen beginnen. Lees de vraag eerst rustig door en bedenk dan wat er van je gevraagd wordt. Als je een vraag even te moeilijk vindt, bewaar hem dan voor later. Sla dan wel voldoende ruimte over op je antwoordblad en maak voor jezelf de aantekening dat je die vraag nog moet doen. Het examen is van jou, dus je mag op het opgavenblad aantekeningen maken. Zoek signaalwoorden, onderstreep belangrijke zaken, zet voor jezelf pijlen, enz.
Wijs je eigen onzekerheid niet aan! Soms ben je misschien niet helemaal zeker over een antwoord. Sommigen zetten dan achter hun antwoord een vraagteken of de woordjes …of zoiets… Niet doen! Daarmee zeg je namelijk tegen degene die nakijkt dat je het niet zeker weet, dus zal de corrector voor de zekerheid nog een keer kijken of het antwoord wel klopt……
20
Ouwe wijventips: -Er zijn een aantal belangrijke tips ten aanzien van voeding, kleding, drinken, enzovoorts. -Zorg dat je voldoende slaap te pakken krijgt. In totaal ben je voor het examen 4 weken bezig (2 weken vakantie en 2 weken examens). Je vrienden en vriendinnen moeten maar even minder op jou rekenen. Kijk uit met alcohol, dat blijft nog uren in je bloed/hoofd zitten en maakt het lastig je te concentrerende volgende dag. -Wen je tijdens de weken voorafgaande aan de examens aan om goed te ontbijten en regelmatig te eten. Er zijn middelen die goed werken voor je hersens. Denk bijvoorbeeld aan visolie-pilletjes, maar dan moet je wel goede nemen en niet wachten tot het examen zelf,maar een maand van te voren beginnen met 1 pilletje dagelijks. Zorg voor een evenwichtig dieet met bruinbrood met zowel zoet als hartig. Tijdens de examens adviseer ik je tijdig op te staan. Neem een wisseldouche heet/koud/heet, zodat je goed wakker bent. Draag makkelijk zittende kleding in laagjes, zodat je bij warmte ook het een en ander kunt uittrekken. Je moet 2 uur zitten en als je dan last krijgt van strakke schoenen of haar dat steeds voor je ogen hangt is lastig. Ga niet te laat van huis en fiets op je gemak naar school. Zorg dat je op tijd binnen bent. -Bewegen is sowieso van belang. Tijdens rustmomenten, dus als je even niet aan het leren bent, kun je naar buiten gaan. Ga een stukje wandelen, fietsen, enz. om even ruimte in je hoofd te creëren. Als je uren achter elkaar doorleert is je hoofd ook af en toe toe aan iets anders…… dus pak een rondje Broekpolder of Midden Delfland. Tijdens het ontspannen zakt de kennis als het ware naar achteren in je hoofd waar het wordt opgeslagen in je lange termijn geheugen. Op je examen kun je deze banen weer activeren. Is het slecht weer? Dan toch even naar buiten en vervolgens binnen wat rek- en strekoefeningen doen…dat stretcht en ontspant de hersenen. Voor alle duidelijkeheid ontspannen is dus niet hetzelfde als Chillen…..daar heb je na je examens nog tijd genoeg voor. -Laat je door anderen niet gek maken met allerlei vragen waar je het antwoord plotseling niet meer op weet. Neem als je nog trek hebt voor het examen nog iets te eten(koekje of zoiets). Neem vooral geen extreem zoetige producten (Mars e.d.) en ook geen energy-drank. Deze producten geven je een suikerspiegelboost en caffeïneboost. De eerste 10 minuten voel je je hartstikke goed, maar omdat na 30 minuten de suiker en de caffeïne is uitgewerkt daalt de suikerspiegel snel. Hier wordt je lichaam erg moe van, je begint te gapen en kunt je moeilijker concentreren op je examen. -Tijdens je examens krijg je een flesje water. De ervaring leert dat na een uur je hersens vermoeid raken. Daarom wordt tijdens ieder examen een druivensuikertje uitgedeeld. Halverweg het examen kun je dit als snoepje nemen. Het smaakt even fris en geeft je hersens een lichte energieboost, zodat je weer beter kunt presteren. -Als je zowel ’s morgens als ’s middags moet zorg er dan voor dat voor de tussentijd wat te doen hebt. Ga niet op een tafel hangen, maar ga buiten een eindje wandelen en zorg dat je goed eet. Succes De Ouwe wijvenclub
21
Aardrijkskunde 2014 klas 4 1. Tentamen e Het 3 tentamen van klas 4 gaat over het onderwerp Nederlanders op vakantie. Dit is module 2 in het handboek. De leerlingen moeten paragraaf 1 t/m 16 leren. 2. Examen Het examen aardrijkskunde gaat over de onderwerpen Nederlanders op vakantie en natuurlijke hulpbronnen. Tips Hieronder volgen een aantal tips voor een goede voorbereiding op je tentamen en examen - Oefen met de e-pack in Magister, je kunt de digitoetsen maken en de lessen - Bestudeer ook goed alle bronnen in je handboek, bedenk voor jezelf vragen bij deze bronnen en beantwoord deze vragen - Bekijk je gemaakte huiswerk, wat vond je hiervan moeilijk? - Begin op tijd met leren, dus niet 2 dagen van te voren - Leer niet te lang achter elkaar - Doe iets met de leerstof; maak een mindmap of geef je vader of moeder eens een lesje om te laten zien wat je hebt geleerd over een bepaald onderwerp - Op de website http://www.schooltv.nl/beeldbank/ kun je over veel onderwerpen korte filmpjes vinden die je kunnen helpen bij het begrijpen van aardrijkskundige zaken - Oefen met oude examens, de kun je o.a. vinden op www.examenblad.nl . Maak vooral de open vragen en de vragen die je moeilijk vind. (Gebruik alleen examens die gaan over het onderwerp dat je moet leren) - Wil je naast examenvragen oefen wat extra uitleg? Maak dan gebruik van een examenbundel, hierin staat een toelichting bij de antwoorden - http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157310/aardrijkskunde/ is ook een handige website - Heb je nog vragen? Loop dan gerust nog eens langs bij je docent.
De docenten aardrijkskunde wensen iedereen veel succes met de afronding van het schooljaar.
22
Biologie 2014 Klas 4 1) Zorg dat je ALTIJD je biologieboeken en aantekeningen schrift bij je hebt, zowel op school in de klas als thuis. Jouw huiswerk schrijf je op in je agenda. Voor nood, bijvoorbeeld als je ziek bent, staat het huiswerk ook in Magister.
2) Tijdens de uitleg in de lessen biologie maak jij op je eigen manier aantekeningen, een schema, samenvatting, een mind-map, een woordspin, een tekening, een berekening of wat dan ook bij jou werkt. Passief zitten luisteren en denken dat je het snapt, is een grote valkuil bij veel leerlingen. 3) De dikgedrukte woorden in de teksten zijn belangrijk. Hiervan moet je de betekenis, in je eigen woorden, weten. Niet uit je hoofd leren. Kun je uitleggen wat er staat. 4) Bekijk afbeeldingen in je (werk)boek goed. Veel afbeeldingen maken duidelijk wat in de tekst staat. In de Epack en op internet staan ook bewegende animaties. Leg in eigen woorden uit wat je op een afbeelding/animatie ziet en controleer dat met je boek. Bij het leren van de verschillende onderdelen van een afbeelding, bedek je de namen van de onderdelen en oefen. 5) Wanneer je alleen de samenvatting & afbeeldingen leert, is dat NIET voldoende. 6) In je werkboek (niet klas 1) staan veel belangrijke (soorten) vragen. Het is van belang dat je hiermee regelmatig geoefend/getraind hebt. halen. Reproduceren.
je hoofd leren. Dit oefen je enkel door actief mee te doen in de les en regelmatig te oefenen met examenvragen op de diverse sites en/of een examenbundel. Jij moet iets moeilijks, in je eigen woorden, aan anderen kunnen uitleggen. De tentamens en het examen bestaan het grootste gedeelte uit deze inzichtvragen. 7) Elke thema heeft VOORAF een proeftoets. Deze Diagnostische toets (D-toets) is een oefenrepetitie. De echte biologierepetitie heeft altijd dezelfde soort en type vragen als deze D-toets. De D-toets maak je zonder te spieken, dus echt uit je hoofd. Op deze manier weet je nog voor het maken van de echte repetitie wat je wel en nog niet zo goed snapt en kun je nog vooraf actie ondernemen. Je komt nu niet meer voor verassingen te staan en jij scoort vanaf nu altijd een voldoende. 8) Voor het vak biologie is er op internet een schat aan digitaal oefenmateriaal, o.a. : Zoek je juiste klas op en klik verder op juiste boek/thema : klas 1 = brugklas ; klas 2 = 2 e/3e klas ; klas 3 = 3/4 Vmbo en klas 4 = 3/4 Vmbo vaak in de lessen gebruikt. filmpjes met uitleg en erg handig gesproken tekst (hoef je niet te lezen). 23
9) TIP !!!! De 3de en 4de klassen kunnen via de ELO terecht in de EPACK van Malmberg. Nog steeds niet aangemeld! ; Klik in je eigen magister, links op DIGITALE MATERIALEN. ; Kies het vak BIOLOGIE (LET OP, je hebt GEEN eigen activeringscode want het gaat automatisch via SJM magister); Je ziet nu je eigen naam verschijnen en zit in het Malmberg Epack biologie. De afwisselende interactieve lessen (binnen 5 minuten leer je een lastige basisstof) van het Epack staan vol animaties, filmpjes, teksten, activerende computeropdrachtjes en zijn enorm goed. Na elke computerles zie je je score. Hier maak je ook de ADVIESTOEST. De computer kijkt deze direct voor je na. De naam zegt het al, na het maken en je score krijgt jij een advies op maat. De computer zet een herhalingsdeel voor je klaar waarin je nogmaals uitleg krijgt over die dingen die je nog niet goed wist. 10) GOUDEN TIP !!!! Speciaal voor de 3de, maar helemaal voor de 4de klas biologie staat onze Elektronische Leer Omgeving (ELO) http://elo.sjm.nl/ helemaal barstensvol met extra uitleg, PowerPoints, oefeningen, digitale lessen, samenvattingen, spelletjes, puzzels, begrippenlijsten, biologiegames & heel erg belangrijk de EXAMENVRAGEN om de tentamens en het examen perfect voor te kunnen bereiden. Op je eindexamen mag je gebruiken: een woordenboek en een rekenmachine. Tippex is verboden Je hebt nodig: blauwe pen, een potlood +gum, een rekenmachine, een geodriehoek/liniaal. 11) Als je deze tips echt allemaal doet, dan sta jij straks zeker weten een mooie voldoende voor het vak biologie.
24
Beeldende Vorming 2014 Klas 4 Je kunt je op drie manieren goed voorbereiden op het Centraal Schriftelijk Kunstgeschiedenis.
1. ontspannen en genoeg slapen 2. pure examentraining kun je het best via de elo doen. Bij Beeldende Vorming klas 4 staan allerlei oude examens met oplossingen. Hoe meer je maakt, hoe beter het is. 3. Wil je je meer in het onderwerp verdiepen, kun je naar de digischool Beeldend of de blog van de overheid. Aan het werk!!! Kuckelkorn
25
Duits 2014 klas 4
Tekstverklaring Je maakt je zorgen? Niet nodig met de juiste voorbereiding! Kijk heel goed naar de tekst: e
1 Stap --------- Wat zie je? Titel, inleiding, plaatjes, alinea’s, vet of schuin gedrukte tekst, Bronvermelding e
2 Stap ---------- Wat weet je? Waar gaat de tekst over? Heb je iets gehoord of gelezen over het onderwerp? Geen idee? Lees de eerste en de laatste alinea. Lees de vragen nauwkeurig, dan weet je meestal waar het over gaat. Korte teksten (1 of 2 vragen) Stap 1 Stap 2 vraag (en bij meerkeuzevragen de antwoorden) lezen. Wat wordt er gevraagd? (Waar moet je op letten bij de antwoorden?) Tekst lezen Vraag beantwoorden Lange teksten ( meerdere vragen) Stap 1 Stap 2 De éérste vraag (en bij meerkeuzevragen de antwoorden) lezen. Wat wordt er gevraagd? (Waar moet je op letten bij de antwoorden?) Het bij de vraag behorende stukje tekst (alinea = Absatz) lezen. De vraag beantwoorden. De volgende vraag lezen……… Open vragen altijd in het Nederlands beantwoorden! Open vragen in het Duits beantwoorden, alléén als er om gevraagd wordt! Vergeet niet, een woordenboek mee te nemen voor het tentamen.
Hier zijn nog enkele sites waar je examens (teksten) kan oefenen, met uitwerking : www.examen.kennisnet.nl www.eindexamen.nu www.cito.nl
Enkele sites voor luister-, spreek- en leesvaardigheid en grammatica: www.duits.de www.tivi.de www.goethe.de www.juma.de
Succes!
26
Economie 2014 klas 4 Voor het 3 economie!
de
tentamen economie moet je de hoofdstukken 7 en 8 leren. Veel succes met jouw 3
de
tentamen
de
Na de 3 tentamenweek gaan wij tijdens de lessen economie uitgebreid verder met het herhalen van de examenstof aan de hand van HEEL het economieboek en oude examens. Je herhaalt de leerstof in HEEL het economieboek aan de hand van de syllabus 2014 economie, vmbo! Deze syllabus is in de les uitgedeeld en kun je ook terugvinden op het internet! Waar? Ga naar www.examenblad.nl. Klik op vmbo tl, klik bij maatschappijvakken op economie. Open daar syllabus 2014 economie, vmbo. Vanaf blz.29 van deze syllabus vind je de exameneenheden van economie tl. Nu weet je precies wat er gevraagd kan worden tijdens jouw economie examen! Handig als naslagwerk. Op dezelfde site (op dezelfde pagina waar je kan doorklikken naar de syllabus) vind je ook de toegestane hulpmiddelen vmbo 2014. Hierop klikken en vervolgens klikken op Bijlagen 2A en 2B openen. Nu weet je ook van welke hulpmiddelen je bij het centraal examen gebruik mag maken! Wat je dus mee moet nemen naar het examen! En dan…Op 16 mei is het dan zover, jij doet examen economie! Hoe bereid jij je daar nu verder nog goed op voor? Handige sites: Ga naar www.examen.nl. Ga bij home naar oefenexamens, ga naar oefenexamens VMBO GL/TL en kies bij start hier… voor economie (GL/TL). Nu kun je examens oefenen! Ga naar www.examenbundel.nl. Klik op vmbo, klik op examenscan onder “gratis checks & oefeningen”. Meld je aan en doe de scan! En verder…….. In ons economieboek vind je voor de herhalingsopgaven een test per hoofdstuk. Handig om na het leren te maken! Verder krijg je door het oefenen met de examenopgaven in ons economieboek (na de herhalingsopgaven) per hoofdstuk een goed beeld van de leerstof in examens. Ook handig dus! Herhaal ook jouw aantekeningen! Bij ons economieboek hoort een epack. Ga naar magister en oefen daar met de epack. Bekijk o.a. de powerpoints en maak de verschillende (reken)toetsen! In de elo vind je onder economie leerjaar 4 per hoofdstuk afvinklijsten. Handig om te checken of je per hoofdstuk de belangrijkste zaken in jouw hoofd hebt zitten! Heb je liever oefenmateriaal op papier voor je neus liggen, dan is het misschien een goed idee om de Examenbundel vmbo‐gt economie 2013/2014 (isbn 9789006080100, prijs € 13,95) aan te schaffen. Recente examens met antwoorden en uitwerkingen, oefenen op onderwerp en een oriëntatietoets! Ook handig: Samengevat vmbo kgt Economie (isbn 9789006073638, prijs € 10,95). Overzichtelijke samenvatting van alle examenstof! Tijdens het examen: Neem jouw rekenmachine mee! Zet de berekeningen erbij! Lees de vragen goed! Geef in hele zinnen antwoord! Werk netjes! Veel succes, Mevrouw Destanovic en mevrouw Van Franeker
27
Engels 2014 klas 4 1. Tentamen 3: schrijfvaardigheid Wat? Schrijfvaardigheid = zakelijke brief Hoe moet je jezelf voorbereiden? -
Leren aantekeningen lay-out Oefenbrieven schrijven en inleveren bij je docent Zorg dat je de onregelmatige werkwoorden kent Op www.examenbundel.nl extra oefenbrieven maken ELO: oefeningen maken en briefopdrachten oefenen
Let op: Je mag een woordenboek ( Ne/En + En/Ne ) gebruiken op je tentamen/eindexamen. Je moet zelf zorgen dat je het bij je hebt!!!! 2. Eindexamen Datum examen: dinsdag 20 mei 2014, 13:30 – 15:30 uur. Wat moet je weten? De onderwerpen van het examen zijn lees- en schrijfvaardigheid. Hoe moet je jezelf voorbereiden? Leer blz. 106/107 uit het tekstboek over lezen en blz. 110 t/m 113 uit het tekstboek voor de indeling van de brief en tips over schrijven. Waar kan je oefenmateriaal vinden? www.digischool.nl www.englisch-hilfen.de elo.sjm.nl (ELO Sint Jozef MAVO) www.examen.nl www.examenbundel.nl (Doe hier ook eens de quick scan!) TIPS VOOR HET LEZEN VAN EXAMENTEKSTEN Structuur van de tekst. - titel = vaak een mini samenvatting - introductie = vaak voorbeeld, anecdote, citaat - middenstuk= uitleg, voor- en tegenargumenten, voorbeelden - afronding = samenvatting, conclusie
1. De Meerkeuzevraag - 2 antwoorden zijn meestal onzin, vaak staan er woorden in die wel in de tekst staan, maar die weinig te maken hebben met de vraag, STREEP die weg! - 1 antwoord is vaak net eventjes anders geformuleerd dan wat er in de tekst staat - een paar keer achter elkaar het antwoord AAAA is niet altijd fout, kan gewoon zo zijn. 2. De open vraag. - antwoord altijd in het Nederlands, tenzij het heel duidelijk wordt gevraagd dat je in het Engels moet antwoorden. - antwoord kort en krachtig, veel tekst geeft kans op veel fouten, geef antwoord op de vraag en niet meer dan dat! - Als je iets moet citeren, geef dan de eerste woorden van de zin …. de laatste woorden van de zin. NIET de hele zin, tenzij dat wordt gevraagd. 3. -
Leesstrategieen. orienteer je: lees titel, tussenkopjes, foto’s, schrijver, bron van de tekst skimmen: lees de titel, voorstukje (introductie) en tussenkopjes gebruik je eigen voorkennis tijdens het lezen: scan de tekst (wat zoek je?), lees selectief (zoek je een telefoonnummer?), lees gedetailleerd (wat wordt er over het tel.nr gezegd, en wat wordt er gevraagd.) 28
4. -
Studietips. lees Engelse artikelen/boekjes leer veelgebruikte woorden (www.freerice.com) leer signaalwoorden, structuur woorden (however, though, as …) kijk Engelstalige tv/films met Engelse ondertiteling
5. Aanpak. Een tekst eerst helemaal lezen kost tijd. Ben je niet zo een vlotte lezer, doe dan het volgende: - orienteer je, ga dan skimmen, gebruik je voorkennis e e - lees de 1 en 2 alinea altijd helemaal - lees de vraag (en begrijp die!) - lees de bijbehorende alinea helemaal - formuleer je eigen antwoord (vaak de kernzin) - streep 2 antwoorden weg (die zijn vaak onzin) - welke van de overgebleven antwoorden komen qua inhoud overeen met wat jij zelf als antwoord had gedacht? - Kun je het niet vinden in die alinea? Lees dan een stukje ervoor en/of erna - Moet je een conclusie trekken, samenvatting of hoofdgedachte weergeven? Meestal is dit de kernzin. - Moeilijk woord? Meestal is dat niet zo belangrijk als je denkt, lees verder. Vaak wordt het later in de tekst op een andere manier uitgelegd. Waar kan je oefenmateriaal vinden? www.digischool.nl www.englisch-hilfen.de elo.sjm.nl (ELO Sint Jozef MAVO) www.examen.nl www.examenbundel.nl (Doe hier ook eens de quick scan!)
Een hele goede app om je Engels te oefenen: DUOLINGO (gratis, vorig jaar beste taalapp!) SUCCES!!!!
29
Frans 2014 klas 4 Het examen Frans bestaat uit teksten met open en gesloten vragen. Je kunt je op het examen voorbereiden door: tekstboek blz 72 & 73 te lezen + te oefenen met www.digischool.nl vak Frans verwijzing naar diverse sites om met oude examens te oefenen, een quickscan om te zien hoe je niveau nu is, tips voor het lezen van tekst, multiple choice vragen en open vragen. Een opsomming van belangrijke signaalwoorden, structuurwoorden en scharnierwoorden om je te helpen teksten te begrijpen. Idioom Les Expressions Pratiques Hoofdstuk 20 + des Pièges Hoofdstuk 18 Lees regelmatig Franse teksten in bijvoorbeeld kranten of boeken.
Er zijn woorden die vaak voorkomen in examenteksten. Als je twijfelt of je deze goed kent, dan kan je ze het beste uit je hoofd leren. Dit kan je ook met veel gestelde vragen doen.
Oefen met een woordenboek. Zo kan je woorden sneller opzoeken en leer je misschien zelfs nog een paar woorden erbij terwijl je dat doet.
Oefen oude examens. Deze kun je vinden op internet, in een examenbundel. Maak deze examens binnen 2 uur. Zo weet je ook meteen hoe het is om een echt examen te maken. Kijk het examen daarna na en zoek je cijfer op. Tijdens het examen
Bekijk altijd eerst globaal de tekst om er achter te komen waar het over gaat en wat voor soort tekst het is.
Wees niet bang als je woorden tegenkomt die je niet kent. Lang niet alle woorden heb je nodig bij het beantwoorden van de vraag en belangrijke dingen worden meestal vaker genoemd.
Zoek alleen woorden op als je de betekenis echt niet weet en als je het nodig hebt voor de vraag.
Bij het beantwoorden van de vraag, lees je eerst de vraag, daarna de alinea waar het in staat en die daarop volgt. Streep bij meerkeuzevragen de mogelijkheden die het zeker niet zijn weg. Bij open vragen moet het antwoord in dezelfde taal staan als de vraag.
Blijf niet te lang bij één vraag, maar sla deze dan even over en ga er later nog even naar terug.
Tipvel: lezen Frans Vind je Franse teksten (bijvoorbeeld voor je examen) moeilijk? Hier vind je een aantal tips die je verder kunnen helpen! Oefenen = iets met je fouten doen Goed lezen in een vreemde taal gaat niet van vandaag op morgen. Oefen regelmatig. Het is heel normaal dat je niet in één keer alles snapt. "Ik had 16 fout. Nou, volgende tekst beter" Sommige leerlingen oefenen alsof ze in het casino zitten en alsof het dus van toeval afhangt welk cijfer je hebt. "Volgende keer misschien meer geluk". Als je niet geïnteresseerd bent in het hoe en waarom van de gemaakte fouten heeft het weinig zin. Beslissend is - zoals altijd bij het leren - niet zozeer hoeveel fouten je had, maar wat je er daarna mee doet! Zoek uit, waarom het antwoord onjuist was, waar je de lees- of denkfout hebt gemaakt, en waarom dat andere antwoord wel juist is. Daar leer je veel meer van voor de volgende keer!
30
Kennis van de wereld = meer voorkennis over de tekst Zorg dat je veel te weten komt over de wereld waarin je leeft. Dus lees de krant, kijk naar nieuws- en actualiteitenprogramma's. Veel teksten gaan juist over maatschappelijke onderwerpen en niet over dingen die jongeren interesseren. Valkuil woordenboek "O, met een woordenboek kom ik er wel!" overschatten veel leerlingen zichzelf. Inderdaad mag je tijdens het examen een Frans-Nederlands woordenboek gebruiken. Maarrr.... Het woordenboek is geen tovermachine, waar automatisch de goede betekenis uitrolt. Je moet een aantal dingen weten [weet jij wat het teken "~" betekent?], een paar afkortingen kennen enz. om uit je woordenboek te halen wat erin zit! Kijk de gebruiksaanwijzing van je woordenboek goed door. Opzoeken kost tijd. Reken maar op een minuut per woord. Dertig woorden opzoeken is dus een half uur examentijd. En die is kostbaar! Als je erg veel woorden moet opzoeken kom je in tijdnood. Zorg dus dat je een goede receptieve [dus: herkennen, Frans-Nederlands] woordenschat opbouwt en neem het leren van woorden serieus. Dan hoef je alleen op te zoeken wat je nodig hebt. Woorden slim raden Veel woordbetekenissen hoef je tijdens het lezen niet precies te weten. Je kunt proberen ze eerst te raden. Want opzoeken kan altijd nog en dat kost juist veel tijd! Kijk naar de zin(nen) er om heen: de context. Vaak kun je uit de context al een globale betekenis afleiden. In de opsomming "giraffen, olifanten, krokodillen en XXXXXX" weet jij dat XXXXXX ook een exotisch dier moet zijn. Lijkt het woord op het Nederlands? bijvoorbeeld: agglomeration ( Fa ) – agglomeratie ( Ne ) Knip het woord in stukjes. Misschien ken je al enkele stukjes van het woord: bijv. redivorcer = re-divorce-r = opnieuw (re) scheiden (divorce, Engels scheiden) Lijkt het op een woord dat je bijvoorbeeld vanuit het Engels of Duits leerde? Spreek het woord in gedachten uit. Soms "hoor" je dan dat het op het Nederlands lijkt. Moet je eerst de tekst lezen en dan de vragen of omgekeerd? Je moet natuurlijk niks. Maar het is handiger om voordat je gaat lezen eerst de tekst "van buiten naar binnen" even vlot (ca. 2 minuten) te bekijken. Beslis dan pas - aan de hand van de vraag -, hoe je die tekst leest. Kijk dus eerst onderaan naar de bron (krant? magazine? enz.), kijk naar de eventuele tussenkopjes, samenvattingen, lay-out (jongerenblad? krant? folder?) en de afbeeldingen enz. Dat geeft allemaal informatie waardoor je erachter komt waar het over gaat. Hoeveel teksten heeft het examen? Dat is niet te zeggen en het zegt ook niet zo veel. Sommige vragen zijn zo gemaakt, dat je de hele tekst niet hoeft door te spitten. Doe dat dan ook niet om tijdnood te voorkomen. Het gaat er juist om dat je de handigheid moet hebben om te beslissen, wanneer je wat leest, wanneer je iets in detail gaat lezen en wanneer globaal! Hoe pak ik meerkeuze vragen aan? Meestal zijn er van de antwoorden een paar klinkklare onzin en de andere lijken erg op elkaar. Om je te misleiden, staat er soms ook een antwoord in, dat lijkt op iets wat in de tekst staat, maar juist het tegendeel is van de vraag. Meestal is "wegstrepen" en telkens heen en weer kijken tussen tekst en vraag de manier. TIP1: Probeer bij een meerkeuze vraag niet meteen de antwoordopties te lezen, maar terug in de tekst te kijken om in gedachten het antwoord zelf te bedenken. TIP2: Kijk uit: Vaak staan er antwoorden tussen die op zich best kloppen, maar die niet het antwoord op de vraag zijn. En soms moet je het minst slechte antwoord kiezen!
31
Hoe maak ik open vragen? Schrijf leesbaar! Misschien kan je docent je handschrift wel aardig lezen, dat wil nog niet zeggen dat de tweede corrector (= docent van andere school die het examenwerk ook nakijkt) dat kan. Wat onleesbaar is, is fout. De vraag ook echt zorgvuldig lezen! Daar gaat het vaak mis. Als er bijvoorbeeld gevraagd wordt, "hoeveel argumenten er in een alinea genoemd worden", moet je dus een getal opschrijven en niet de argumenten zelf! Zorgvuldigheid dus! De open vragen moet je altijd in het Nederlands beantwoorden, tenzij er bijvoorbeeld staat "citeer", dan moet je iets letterlijk uit de tekst overnemen, zonder te vertalen. Kijk uit met een stukje Frans citeren in je Nederlandse antwoord. Als je bijvoorbeeld schrijft "De 'partie civile' zijn het er niet mee eens." lijkt het alsof je niet weet wat het woord partie civile betekent en het dan maar tussen aanhalingstekens overneemt. Je antwoord moet daardoor fout gerekend worden: Het is niet duidelijk wat je nu wel of niet begrijpt. Als er staat "wat wordt er bedoeld met xxxxxx" is het NIET de bedoeling dat je volstaat met xxxxxx te vertalen en het daar bij te laten. Je zult het even moeten uitleggen, wat het betekent in de samenhang van de tekst. Pas op met vage verwijzingen als "ze"of "het" enz. Schrijf dus niet als antwoord "Ze zijn het er niet mee eens!" (Wie dan?). Of: "Het is een goed idee" (wàt is een goed idee?). Wees concreet! Ga niet "zwammen" als je één antwoord (bijv. één argument) moet geven. Vaak staat er in de nakijkinstructie voor de docent dat hij/zij alleen het eerst gegeven antwoord-item moet nakijken. Als jij dus met een heel verhaal komt, waarin het goede antwoord ergens in het midden of aan het eind staat heb je pech! Schrijf geen dingen tussen haakjes in of achter je antwoord. Bijvoorbeeld: "De politici (auteurs) zijn het eens met deze analyse (meestal)." Gaat het nu om politici of auteurs? Zijn ze het nu eens of niet? Vaak spreek je je eigen antwoord tegen door wat je tussen haakjes zegt. Logisch, want je twijfelt vaak. Maar bij het antwoorden moet je een keuze maken en er geen meerkeuze-vraag van maken voor degene die het moet nakijken! Wat moet je doen als je "eeuwig" twijfelt tussen antwoorden? Schrijf in ieder geval een voorlopig antwoord op en geef voor jezelf met een klein tekentje ofzo aan, dat je die vraag niet zeker wist. Ga daarna verder met het examen. Kom je later in tijdnood, dan staat er in elk geval iets. Het komt nog steeds voor dat leerlingen bij (meerkeuze)vragen helemaal niets ingevuld hebben. En dat komt veel vaker voor dan je denkt! Waar kun je terecht om te oefenen? Bekijk eens de volgende sites: 1. www.examenbundel.nl 2. examen.kennisnet.nl 3. vmbo.kennisnet.nl/vakken/Frans
32
Geschiedenis 2014 Klas 4 Voor het tentamen en examen zijn er een aantal dingen die je kunt/moet doen: 1. Lesboek Sfinx Hoofdstuk 4, 5 en 6 voor je tentamen (behalve Europa en Vietnam) 2. Geheel Sfinx en moduleboekjes Staatsinrichting voor je examen. Dit spreekt voor zich. Hier kun je gewoon mee aan de slag. Tentamenstof is hoofdstuk 4,5 en 6 Examenstof is alles wat we het afgelopen jaar hebben besproken, het gehele sfinxboek en beide moduleboekjes staatsinrichting. Vergeet niet de opdrachten ook door te kijken. Hier kom je vaak bronnen tegen die je ook op je examen tegen kunt komen. Achterin de boeken zitten samenvattingen en begrippenlijsten die je kunt gebruiken. 1 Twitter : #digikolk In de loop van het jaar zijn er vele berichtjes naar je getweet met filmfragmenten en dergelijke. Kijk deze fragmenten nog eens door. Zorg ervoor dat je mij volgt.
2 ELO In de ELO staan oefentoetsen, flips, filmfragmenten en mindmaps voor je klaar. Daarnaast staan er digitale toetsen klaar met vragen op examenniveau. Maak er gebruik van tijdens de voorbereiding. Gebruik ook je eigen mindmaps, tijdlijnen en samenvattingen. 3 Scoop.it
Via het programma www.scoop.it zijn twee topic-groepen aangemaakt. De ene groep heet geschiedenis e van de 20 eeuw en de andere groep heet staatsinrichting. In deze twee topics zijn allerlei artikelen, foto’s, kaartjes en tekeningen te vinden die te maken hebben met de tentamenstof en of examenstof. Deze artikelen vormen achtergrond bij de lesstof. Het idee hierachter is ook op andere manieren met de stof in aanraking te komen. Het is niet de bedoeling dat deze artikelen geleerd worden, maar om door te kijken en de vraag te stellen: Wat heeft dit met de leerstof te maken, waar gaat dit over (brongebruik)? 4 Blog : www.jozefgeschiedenis4.blogspot.nl Van deze blog kun je lid worden: rechts onderaan de blogpagina kun je melden dat je deze blog wilt volgen. Je krijgt dan automatisch bericht wanneer een nieuwe bijdrage is geplaatst. De tentamenstof is op de blog verdeeld in stukken. Vanaf maandag 24 maart wordt er iedere dag een nieuw stuk op de blog geplaatst om je tentamen goed voor te kunnen bereiden met tips en manieren om je tentamen aan te pakken. De weken voor je examen volgen nog meer tips en aanwijzingen. Via Twitter en de facebookgroep krijg je hier ieder keer bericht over. Loop je tegen vragen op die je niet snapt, kun je ze stellen in de facebookgroep. In de week van 5 tot en met 9 mei zal de school open zijn voor examentraining. Hiervoor kun je inschrijven midden april.
5 Facebookgroep: jozefgeschiedenis4gs4 Via de ELO kun je lid worden van de besloten facebookgroep geschiedenis 4. Tijdens de voorbereiding voor je tentamens en examen kun je hier vragen stellen. Alle leden van de groep lezen deze vragen en helpen elkaar met het vinden van de juiste antwoorden. Op de avond voor het tentamen (donderdag 3 april) houden we dan tussen 19.00 en 20.00 een chatbijeenkomst waar iedereen die lid is aan mee kan doen. Vragen kunnen dan nog gesteld worden en leden of ik geven je antwoord. Voor het examen houden we deze chat op zondagavond 18 mei. Meld je dus aan en stel de laatste vragen die je hebt over je tentamen of examen.
33
Nask-1 Natuurkunde 2014 Klas 4
In de ELO vind je bij “Natuur/scheikunde”, vervolgens “Natuurkunde 4” en dan bij “klas 4 Examenvoorbereiding” de oefenstof om je tentamen tot een goed einde te brengen. Print het stencil “strategie examen natuurkunde doen” uit en leg dit steeds naast je opgaven en volg dit. Het stencil is ook te vinden bij de examenvoorbereiding in de ELO.
Het tentamen beslaat de volledige eindexamenstof en duurt 90 minuten. De eindexamenstof beslaat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 en 7 Hoofdstuk 4 en 8 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 11
Stoffen en materialen Elektriciteit Kracht en beweging Verbranden en verwarmen, Geluid Verkeer en veiligheid
Het tentamen bestaat uit vragen uit oude examens. Benodigdheden: pen, potlood, gum, rekenmachine, binas (mag niets in geschreven zijn), geo-driehoek (geen liniaal !)
Tip van een leerling: hij kreeg de vraag: “waarom heb je opeens goede cijfers?” en antwoordde met: “leren 1) voor het leven, meneer” .
Oud natuurkundig spreekwoord: Met een schriftelijke cursus zwemmen, zult gij uw zwemdiploma niet behalen, (Vertaling: oefenen, dus schrijven en niet lezen.) Heel veel plezier bij het oefenen en veel succes in de komende periode. De sectie natuurkunde.
34
Scheikunde (Nask-2) 2014 klas 4
Beste NaSk-2 kandidaten,
Voor jullie laatste tentamen ga je aan de slag met 11 hoofdstukken. Dit zijn ook onderwerpen die terugkomen op het eindexamen.
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11
Stoffen Goed en veilig werken Reacties Verbranding Productieproces Reactievergelijkingen Zouten 1 Zuren en Basen Reactiesnelheid en massa Zouten 2 Chemische industrie
Handige Tips: Test jezelf door van elke hoofdstuk de examentraining te maken die bij het hoofdstuk hoort.
Het digitaal oefenen van het scheikunde eindexamens op onderwerp: http://www.eindexamensite.nl/oefenexamens/vragen/question/vmbo-gt-nask2-2011-1-vraag-1/testexam/vmbo-gt-nask2-2011-1.html http://www.eindexamensite.nl/oefenexamens/vragen/question/vmbo-gt-nask2-2011-2-vraag-1/testexam/vmbo-gt-nask2-2011-2.html http://www.eindexamensite.nl/oefenexamens/vragen/question/vmbo-gt-nask2-2009-1-vraag-1/testexam/vmbo-gt-nask2-2009-1.html
Heel veel succes met het voorbereiden van je tentamen. Toegewenst door Jo en Lm
35
Nederlands 2014 klas 4 Wat krijg je op het laatste tentamen Nederlands? Het laatste tentamen Nederlands is bijna hetzelfde als het echte examen. Alleen de schrijfopdracht (artikel of zakelijke brief) ontbreekt. Hieronder kun je lezen op welke manier jij de onderdelen leesvaardigheid en de samenvatting kunt voorbereiden. Dit tentamen duurt anderhalf uur en telt vijf keer mee. Een goede graadmeter voor het echte examen dus! Examen Nederlands: weinig stampen en veel oefenen
Voor het examen Nederlands hoef je weinig uit het hoofd te leren. Wel moet je veel oefenen met oude examenopdrachten. Wat krijg je allemaal? Het examen Nederlands ziet er als volgt uit: Onderdeel Leesvaardigheid Samenvatting Schrijfopdracht
Wat 2 teksten met vragen 1 advertentie met vragen 1 tekst met een samenvattingsopdracht Je krijgt 1 schrijfopdracht: De zakelijke brief (met cv) of een artikel
Wat moet je echt leren? 1.De regels voor het schrijven van een zakelijke brief, een cv en het artikel. Deze theorie vind je in het boek: blz. 49 tot en met 56 Voor het schrijven van de zakelijke brief mag je ook de andere manier gebruiken. Deze manier staat in jouw schrift. Op het examen krijg je een bijlage bij de brief.* 2. De theorie over leesvaardigheid De begrippen die worden behandeld op bladzijde 6 t/m 19 moet je kunnen toepassen. Als er wordt gevraagd: ‘Wat is de hoofdgedachte van de tekst?’ Dan moet jij weten wat dit begrip betekent. 3. Signaalwoorden en tekstverbanden Het is heel belangrijk dat je het onderdeel signaalwoorden en tekstverbanden op blz. 18 en 19 snapt. Bij alle onderdelen van het examen moet je de signaalwoorden kunnen herkennen en weten welk verband deze aangeven. Bij de samenvatting en de schrijfopdracht moet je zelf signaalwoorden gebruiken om er een samenhangend geheel van te maken. Telegramstijl is bij alle opdrachten verboden !!! 4. Lijst met vaktaalwoorden Vanaf 31 maart staat er een lijst met vaktaalwoorden op de elo. Dit zijn de moeilijke woorden die in ieder examen weer terugkomen. Deze lijst moet je van a t/m z uit het hoofd leren. Wat vinden de leerlingen vooral erg moeilijk? Voor alle onderdelen geldt dat de leerlingen moeite hebben met het taalgebruik. In de teksten en vragen komen vele woorden voor die de meeste leerlingen niet vaak gebruiken. Voorbeelden : argument, standpunt, houding, veronderstelling, aanleiding. Daarnaast heeft ieder onderdeel zijn eigen moeilijkheid: Onderdeel Wat Leesvaardigheid Open vragen Samenvatting Een samenhangend verhaal schrijven Schrijfopdracht Taalgebruik (spelling, interpunctie, formulering) 36
Hoe kun je het examen het beste voorbereiden? Voor alle onderdelen geldt dat je veel moet oefenen. Alle examens lijken op elkaar, dus als je de proefexamens goed maakt, is de kans groot dat het echte examen ook goed gaat.
Hoe ga je het oefenen? Voor alle onderdelen geldt dat je bij het oefenen de woorden die je niet kent opzoekt in een woordenboek of de betekenis van het woord uit de zin probeert af te leiden. Op het laatste tentamen, bij de examentraining en bij het echte examen moet je een woordenboek meenemen.
Oefenen per onderdeel: Onderdeel Wat ga je doen: Leesvaardigheid 1.De tekst lezen Je hebt twee manieren om een tekst te lezen. Lees de test eerst verkennend en vervolgens nauwkeurig Lees de tekst eerst verkennend ( kernzinnen van alinea’s onderstrepen) en ga vervolgens gelijk naar de vragen.
Samenvatting
2.De vragen maken Meerkeuzevragen: maak de vragen en kijk deze na. Indien je een antwoord fout hebt: zoek het juiste antwoord alsnog op! Kom je er niet uit? Vraag iemand anders om hulp. Open vragen: zorg voor een volledig antwoord. Herhaal de belangrijkste woorden uit de vraag. Als je een verschil tussen bijvoorbeeld Gerrit en Piet moet opschrijven, zorg dan dat Gerrit en Piet ook in het antwoord staan. Twee manieren: 1. Lees de tekst en onderstreep de zinnen waarin het antwoord staat. Vervolgens werk je de antwoorden uit. 2. Ga gelijk naar de opdracht en lees alle punten. Vervolgens ga je op zoek naar punt 1 en deze onderstreep je. Werk punt 1 gelijk uit en ga naar punt 2. Aanwijzingen bij het schrijven: Probeer zoveel mogelijk woorden / zinnen letterlijk uit de tekst over te nemen. Maak er een samenhangend verhaal van door middel van signaalwoorden. Het gaat altijd om algemene uitspraken ( voorbeeld: ‘Nachtwerkers hebben meer gezondheidsklachten’) en nooit over voorbeelden ( ‘Nachtwerkers roken meer.’) Werk in alinea’s Zet de titel erboven Klaar?Lees de samenvatting nog een keer: kloppen de zinnen wel? Is het een samenhangend verhaal geworden? Laat de samenvatting door iemand anders lezen Tel het aantal woorden en noteer deze onder de samenvatting. Kijk de samenvatting na. Staan alle punten erin? Indien je een punt fout hebt: zoek alsnog het goede antwoord en kijk of je het nu snapt.
Schrijfopdracht
Je oefent met minimaal 1 sollicitatiebrief en 1 artikel. Lees de opdracht goed door. Onderstreep de punten die in jouw artikel / brief moeten staan. Let weer op signaalwoorden (‘vermeld in de brief, geef aan, noteer,’ enz.) Nummer deze punten in de opdracht Zorg voor een goede inleiding: in de inleiding van een brief noteer je altijd de reden voor het schrijven van de brief. Bij een artikel begin je met de aanleiding voor het schrijven het artikel. Vervolgens neem je zoveel mogelijk zinnen letterlijk over. Let erop dat je de tekst wel moet veranderen van ‘jij’ naar ‘ik. Neem moeilijke woorden goed over 37
Houd je aan de opdracht! Ga geen zaken toevoegen die niet worden gevraagd. Let op leestekens: een punt aan het einde van de zin en een komma voor de belangrijkste signaalwoorden (omdat, doordat, enz) Werk in alinea’s Lees de opdracht nog een keer door. Staan er geen rare zinnen in de tekst? Kijk de schrijfopdracht goed na. Heb je ergens een fout gemaakt? Zoek alsnog het juiste antwoord en schrijf de brief / het artikel opnieuw. Waar vind je het oefenmateriaal? 1. Materiaal in de methode In jouw werkboek en tekstboek staan oude examenopdrachten, maar deze maken en bespreken we allemaal in de les. Wel kun je de teksten die jij moeilijk vond, nog een keer maken. Op school hebben we ook geoefend met het maken van samenvatting. Als je gaat oefenen met andere samenvattingen, kun je de gemaakte samenvattingen er naast leggen. Welke signaalwoorden heb je gebruikt? Hoe heb jij er een samenhangend verhaal van gemaakt? 2. Examenbundels Je kunt een examenbundel Nederlands bestellen. Het voordeel van een examenbundel is dat de antwoorden op de vragen ook worden uitgelegd. Daarnaast hoef je niet te printen en heb je het oefenmateriaal in één bundel. Voor het vak Nederlands kun je een nieuw exemplaar bestellen via www.examenbundel.nl of een tweedehands exemplaar (vanaf 2009) via bijvoorbeeld de site www.bol.com 3. Examenopdrachten op de elo Ga naar: elo.sjm.nl - klik op ‘Nederlands leerjaar 4’ – klik op ‘examen’. In ieder worddocument vind je een examenonderdeel en de antwoorden staan in een apart document. Als je bijvoorbeeld wilt oefenen met een samenvatting, klik je gewoon op ‘samenvatting’. Je hoeft maar 1 document uit te printen en niet een heel examen. Lekker overzichtelijk dus!
4.Hele examens op internet Uiteraard zijn ook alle oude examens van Nederlands te vinden op internet. Je kunt oefenen met alle oude examens, maar het examen van 2013 moet je niet oefenen. Deze gaan we namelijk al behandelen tijdens de examentraining. Sites waarop je oude examens kunt vinden: www.examenbundel.nl www.examen.nl Wij van de sectie Nederlands hopen dat je voldoende tips hebt gekregen en wensen jou veel succes met de voorbereiding van het laatste tentamen en … het examen! De sectie Nederlands * Onderstaande bijlage wordt op het examen uitgereikt. Voorbeeld van een sjabloon van een brief Nederlands Voornaam of initiaal voornaam achternaam straat huisnummer postcode plaats afzender Plaats, datum Voornaam of initiaal voornaam achternaam straat huisnummer postcode plaats geadresseerde Aanhef …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………
38
Slotformule Ondertekening naam
Toelichting: zie volgende pagina Toelichting: Dit wordt tijdens het examen aan alle leerlingen uitgedeeld, omdat sommige leerlingen de schrijfopdracht op de computer mogen maken. Deze leerlingen kunnen gebruik maken van de tekstverwerker van Word en kunnen bovenstaande bijlage inzien. Uiteraard hebben de leerlingen die de schrijfopdracht op papier maken, dezelfde rechten. Zodoende krijgt iedereen dezelfde bijlage. Waarop moet je letten: Als je kiest voor de manier uit de methode (zie blz. 50 en 51), dan moet je bovenstaande bijlage niet gebruiken. De manier uit jouw methode is uiteraard ook goed. Je mag dus kiezen. Als je kiest voor de manier uit bovenstaande bijlage , dan moet je wel degelijk nog een aantal regels leren! 1. Bij geadresseerde staat de t.a.v. - regel niet vermeld. Deze regel moet je wel gebruiken als je weet aan wie de brief wordt geschreven. 2. Zaken als Aanhef, Slotformule, Plaats en datum worden niet verder uitgelegd. Jij moet dus bijvoorbeeld weten dat er geen voorletters in de aanhef mogen staan.
39
Wiskunde 2014 Klas 4
Leerstof Tentamen H1, H2, H4, H5, H6, H7 en H8 De beste voorbereiding op het tentamen begint tijdens de lessen. Je moet jezelf elke les afvragen wat je ervan geleerd hebt. Probeer de stappenplannen, tips, manier van noteren direct te onthouden en regelmatig te herhalen. Vraag je af wat de verschillende begrippen met elkaar te maken hebben. Als je iets niet snapt: Vraag je docent hoe het zit!!! Als je alle sommen die je in de lessen en als huiswerk moest maken ook hebt gemaakt heb je al een redelijke voorbereiding. Oefen nog eens opnieuw de sommen die niet zo goed waren gemaakt. De samenvatting lezen is een klein onderdeel om je tentamen voorbereiden. Alleen de samenvatting doorlezen is zeker niet voldoende. Oefen veel! Je kunt daarvoor op onderwerp oefenen met de volgende gebruiksvriendelijke site: http://www.wiskunde-examens.nl/keuze_gltl/keuze.htm Veel onderwerpen die wij hebben behandeld worden in filmpjes toegelicht op de website: www.wiskundeacademie.nl .
Of als je nog meer uitleg over een onderwerp wil lezen met andere voorbeelden dan kun je op de onderstaande websites terecht, bij sommige onderwerpen kun je ook oefenen: http://wiskunde.ebrodesign.com http://www.studiowiskunde.nl/ http://www.wiskundewijzer.nl/
Tip: Als je iets van klas 1, 2 of 3 nog niet weet, dan kun je dat teruglezen vanaf bladzijde 278. Alle belangrijke geelvlakken staan daar met een korte uitleg.
Tip: Kom je vreemde tekens tegen kijk dan op bladzijde 296 wat dat teken betekent.
Tip: Neem je passer mee, stel je rekenmachine goed in en slijp je potlood!
40