Achtste nieuwsbrief van Alice vanuit Oeganda Kilembe, 19 februari 2012 Het leven van alledag Na de Kerst en het Nieuwjaar zonder oliebollen ben ik weer helemaal in beslag genomen door de dagelijkse gebeurtenissen hier. Ik kan me niet goed voorstellen dat ik over een paar weken weer in het gareel in Nederland ga meelopen. De vrijheid en de uitdagingen hier zetten mij elke dag in beweging. Ik ben nu vooral bezig met het onderzoek naar de gezondheids- en voedingstoestand van kinderen. Een hele klus omdat we daar gegevens van 220 kinderen voor nodig hebben. Daarover in deze nieuwsbrief meer. Eerst beschrijf ik enkele gebeurtenissen en geef ik informatie over de renovatie van de Voedings-Unit in het ziekenhuis. Ander Oeganda Bijna elke dag kwam ik hem een aantal keren tegen. Hij woonde in de buurt van het ziekenhuis. Een rustige, in zichzelf gekeerde man van 47 jaar. Keurig in de kleren en altijd vriendelijk. Op een zondagavond enkele weken geleden wordt hij in het ziekenhuis opgenomen met hoge koorts. In eerste instantie denken ze dat het malaria is en hij krijgt de gebruikelijke behandeling. Maar in de nacht van zondag op maandag voelt hij zich slechter. Maandagmiddag gaat hij snel achteruit en hij overlijdt. De koorts blijkt veroorzaakt te zijn door een type longonsteking dat fataal kan zijn voor mensen met HIV/AIDS. De man heeft het HIV virus bij zich en werd er niet voor behandeld. Of hij het zelf wist van zijn besmetting is niet duidelijk. Hij laat 5 vrouwen en 11 opgroeiende kinderen achter .............. Wat? Vijf vrouwen en elf kinderen? Mijn mond valt open. Hier halen mensen de schouders op. Valt wel mee voor een Afrikaanse man. Vijf vrouwen is wel wat veel maar gezien het aantal vrouwen had hij minstens 20 kinderen kunnen hebben. Zou het dan toch nog meevallen? Een aantal weken geleden wordt een vrouw in het ziekenhuis opgenomen. Ze is zwanger en het voldragen kind is in de buik overleden. De bevalling blijkt niet op gang te komen. Er wordt besloten om haar met een keizersnede te helpen. Een afschuwlijke ontdekking in de operatiekamer. De vrouw blijkt een kind te dragen waarvan het hoofd en een arm verwijderd zijn. De dokter durft dit niet aan de vrouw en haar familie te vertellen. Ze zouden hem kunnen beschuldigen van het verminken van het kind. Daarom besluiten ze eerst een gesprek aan te gaan met degenen die de vrouw hebben gebracht. Deze mensen vertellen de vrouw niet te kennen en niet te weten wat er met haar is gebeurd. In een poging om opheldering te krijgen wordt een personeelslid van het ziekenhuis naar het dorp gestuurd waar de vrouw vandaan komt. Een traditionele vroedvrouw (onopgeleide vrouw uit het dorp) heeft de familie willen helpen. Ze heeft geprobeerd om het kind te halen. Hiermee zou geld voor een operatie in het ziekenhuis uitgespaard kunnen worden. Het kind was immers overleden. De vroedvrouw heeft het hoofd en een arm van het kind gesneden. Omdat het haar niet lukte de rest van het kind te halen moest de moeder toch naar het ziekenhuis. Dit verhaal wordt aan de mensen die de vrouw gebracht hebben verteld en zij erkennen dat het klopt. Zij blijken haar familieleden te zijn, onder andere de partner en de zus. Omdat ze bang waren gestraft te zullen worden durfden ze niet met het verhaal op de proppen te komen. Drie weken na deze gebeurtenis overlijdt de vrouw in het ziekenhuis. Er wordt een pasgeboren baby in het ziekenhuis gebracht die door de moeder is verlaten. De moeder heeft het kind in de latrine gegooid en is gevlucht. Een latrine is een diep gat in de grond dat als toilet
wordt gebruikt. Het kind, een jongetje van enkele uren oud, zit onder de maden. Ze zitten in zijn mond, neus, oren en ogen. Hij wordt schoon gemaakt en behandeld en nadien naar de kinderafdeling gebracht. Daar krijgt hij de naam Verlaten Baby. Ze zetten hem in een kartonnen doos in de zusterspost. Hij kan niet naar de afdeling. Andere moeders kunnen hem omwisselen met hun eigen kind als ze liever een jongetje hebben. Hij zou gestolen kunnen worden of meegenomen om op te offeren voor het tevreden stellen van kwade geesten, etc. Na enkele dagen wordt Verlaten Baby naar een weeshuis gebracht. Afgelopen week ben ik daar geweest. Het gaat niet zo goed met hem. De pupillen in zijn ogen zijn wit. De maden hebben zijn ogen aangevreten. Hij is blind. Eén oog kan niet meer gered worden. Voor het andere oog is er nog hoop. Het is bekend wie de moeder is. Een meisje van 19 jaar afkomstig uit Rwanda. Ze heeft al een dochtertje van 2 jaar. Haar verhaal laat ik even terzijde. Ze zit nu in de gevangenis. Het leven gaat verder De renovatie van de Voedings-Unit is begonnen! Een lokale aannemer heeft een plan gemaakt en prijsopgave gedaan. De prijzen voor materialen zijn vergeleken met de prijsopgave die de klusjesman van het ziekenhuis heeft gedaan. Een onafhankelijk bouwkundig ingenieur heeft het gebouw bekeken en het plan beoordeeld. Volgens hem ziet het er allemaal goed uit. Hij gaat gedurende en na afloop van de bouw het resultaat beoordelen. Er is een contract met de aannemer afgesloten waarin onder andere de prijslimiet is opgenomen. Materialen zijn op het bewaakte ziekenhuisterrein opgeslagen. Ze zijn met het keukengedeelte begonnen. Eerst moesten grote keien die in de grond zaten verwijderd. Dat was zwaar werk. De aannemer is met een groep van 12 mensen aan het werk. Medio maart moeten de aanbouw van de keuken en het hoofdgebouw klaar zijn. De keuken is helemaal opnieuw gebouwd. Het hoofdgebouw heeft een nieuw dak, en krijgt een nieuw plafond, de vloer wordt gerepareerd, de deuren vervangen, de ramen vernieuwd en het gebouw wordt van binnen en buiten geschilderd. Ik merk dat medewerkers in het ziekenhuis blij zijn dat dit gerealiseerd gaat worden door de gulle bijdragen van mensen uit Nederland. Het geeft een positieve impuls en het is zichtbaar dat er iets gebeurt! Ook de moestuin is klaar om ingezaaid te worden. Mijn collega’s van VSO hebben hiermee geholpen. Het regenseizoen is nu begonnen maar er is nog niet genoeg gevallen om te kunnen zaaien en poten. Hopelijk kan dat binnen 2 weken gebeuren. De huisbezoeken De afgelopen weken ben ik vooral bezig geweest met het onderzoek naar voedings- en gezondheidstoestand van kinderen. We bezoeken kinderen in de thuissituatie en hebben een hele lijst met vragen. Na het gesprek met de moeder wordt het kind gewogen en gemeten en bepalen we de omtrek van de bovenarm. Dit geeft ons informatie over de voedingstoestand van kinderen. Tot nu toe hebben we de moeder of naaste verzorger van 190 kinderen geinterviewd. Een aantal kinderen hebben we mee genomen naar het ziekenhuis omdat ze ziek en ernstig ondervoed waren. Ik leer heel veel! Niet alleen van de antwoorden die moeders geven op de vragen maar ook van wat we onderweg tegen komen en wat ik thuis bij de mensen zie. De meeste mensen wonen in een hut gebouwd van modder en bamboe. De vloer is van zand. Water moet meestal van heel ver gehaald worden, van de rivier, een bron ergens in de bergen of een put. Onderweg komen we ze dan tegen.
De vrouwen en de kinderen die de bergen beklimmen. Een band over het hoofd en een grote jerrycan met water op de rug. Enkele vragen in het interview gaan over de gewoonten met betrekking tot handen wassen met zeep. Een vraag is of ze zeep hebben en of we dat mogen zien. Als ze het hebben vragen we naar de momenten waarop ze de handen met zeep wassen. Bijna allemaal zeggen ze de handen met zeep te wassen na toiletgang, na het schoonmaken van de billetjes van de kinderen, etc. Maar als ik de handen van sommigen zie dan denk ik: die hebben nog nooit water en zeep gezien! De meeste moeders zijn tiener als ze voor de eerste keer bevallen. Het jongst was iemand die op haar elfde is bevallen. Misbruik van jonge meisjes komt veel voor en het wordt zwaar gestraft. We zijn bij een gezin geweest waarvan de vader gevangen zat vanwege misbruik van een jong meisje. Hij heeft zeven jaar gekregen. De misbruikte meisjes komen we ook tegen. Meisjes van 14 – 15 jaar met een kind van anderhalf jaar of twee jaar. De meisjes wonen bij de ouders of de grootouders. Een ander jong meisje is verstoten door de ouders en woont nu bij haar tante. Ze is zwanger geraakt en heeft het HIV virus bij zich. Waarschijnlijk is ze niet misbruikt. Dat ze HIV positief is durft ze niet aan haar tante te vertellen. Maar als ze zich aan de leefregels wil houden kan ze het niet verzwijgen. Uitkomsten van het onderzoek tot nu toe zijn dat circa 60% van de kinderen ondervoed is. Je ziet het meestal niet maar als je ze gaat wegen en meten en de resultaten op de groeicurve ziet wordt het duidelijk. 20% heeft een milde ondervoeding en slechts 20% is niet ondervoed. Een enkeling heeft een gemiddelde groei en slechts 2 kinderen zitten boven het gemiddelde. We vragen moeders ook naar wat het kind gisteren heeft gegeten. Vaak is het eenzijdig cassava, matoke (bananen), posho, pap. Het zijn goedkope lokale voedingsmiddelen die vooral koolhydraten bevatten. De eiwitrijke bonen en groundnuts (pinda's) worden ook gegeten. Maar als je onder etenstijd komt en de hoeveelheid ziet: een handje vol bonen in een een grote pan met matoke of cassava. Veel te weinig voor kinderen om van te groeien. Er wordt ook vaak samen uit één pan of van één bord gegeten. Volwassenen en grote kinderen werken het eten snel naar binnen. Kleine kinderen zijn langzamer en spelen er bijvoorbeeld mee. En dan is het eten op terwijl ze nauwelijks iets binnen hebben gekregen. De organisatie van het onderzoek Voor het uitvoeren van het onderzoek heb ik een minimaal budget bij elkaar gescharreld. Omdat het zo minimaal is mag niets tegen lopen. Maar als je hier iets wilt organiseren is dat een hele klus. Er is namelijk veel dat mis kan gaan. Het begint al met degene die de vragenlijsten copieert. Hij vraagt me elke keer om geld of zegt dat ik hem een lunch moet aanbieden. Ik weet dat hij heel weinig salaris krijgt maar ik kan er niet aan beginnen om op zijn vraag in te gaan. Met het gevolg dat ik ’s avonds voor een onderzoeksdag met twijfels naar kantoor ga: zijn de lijsten klaar of moet ik eerst nog een berg copieerwerk doen. Vorige week zaterdag zijn we naar Karusandara geweest. Dat is een afgelegen gebied circa 1 - 1½ uur met de auto hier vandaan. Het is me gelukt om 5 mensen bereid te vinden om een hele dag mee te gaan. Mooi. Maar de hospital administrator heeft de gewoonte om ’s avonds van tevoren pas een chauffeur van het ziekenhuis te vragen om te werken. Die hebben daar niet altijd zin in. Ze krijgen er
geld voor maar moeten dat op hun vrije dag doen. Niemand van hen wilde mee. Eén persoon van de onderzoeksgroep kent iemand met een personen auto die ons wel wil vervoeren. Karusandara is een gebied waar je eigenlijk met een four-wheel drive moet rijden, zeker tijdens het regenseizoen. De weg is namelijk erg slecht. Een zandweg met diepe gaten en grote stenen in de afgelegen gedeelten. Het regenseizoen is al begonnen maar er is nog geen hevige regenval. We besluiten om het er maar op te wagen. We plannen om de volgende dag om 9 uur te vertrekken. Zoals gebruikelijk sta ik als enige om 9 uur klaar voor vertrek met de onderzoeksuitrusting en flesjes frisdrank voor iedereen. En zoals gebruikelijk begin ik de assistenten alvast te bellen: Waar ben je nu? Kom je zo? Als het mee zit zijn ze "al" onderweg. De meetlatten die we bij het onderzoek nodig hebben staan in het gebouw van de Public Health. De sleutel hebben ze voor de variatie bij de cassiere gelegd. Die kan zijn kantoor nog niet in omdat hij wacht op de adminstrator. Het is zaterdag dus zij kan op zich laten wachten. Na drie kwartier zijn 4 van de vijf assistenten er ook. De vijfde neemt de telefoon niet op. We gaan uiteindelijk naar zijn huis om hem op te halen. Hij is er niet. Ondertussen is de administrator in het ziekenhuis, kan de cassiere in zijn kantoor en kunnen we de meetlatten uit het gebouw van de Public Health halen. Ook opgelost. Om half 11 vertrekken we richting Karusandara. Het blijkt dat we met een heel oude auto gaan. Ik zie allerlei kleine defecten. Het starten van de auto gaat moeizaam. De uitlaatgassen ruiken we gedurende de hele rit. Op hoop van zegen . . . . . . . Dan moet er in Kasese chiapatti gekocht worden voor de lunch. Chiapatti is een soort pannekoek. Ze zijn het er niet over eens waar dat gehaald moet. De een wil het hier en de ander daar vandaan. Als dat klaar is gaan we verder. Ik bel de Village Health Workers (VHW) 1[1] 2 in Karusandara dat we er aan komen. Zij begeleiden ons in hun gebied. Zo hoeven zij ook geen uren op ons te wachten. In Karusandara willen we ons in drie groepen opsplitsen. Het plan is dat ik met een VHW naar de meest afgelegen dorpen ga. Tot mijn schrik zie ik dat de het benzinepeil van de auto al in de reservestand staat en we zijn nog niet eens halverwege. We besluiten om de auto maar ergens te laten staan en te voet naar de afgelegen dorpen te gaan. De interviews verlopen voorspoedig. We treffen de moeders en kinderen thuis aan. Een meevaller omdat moeders vaak weg zijn naar het land, de markt, of ze zijn brandhout en water halen. Aan het eind van de dag vinden we de assistenten op de afgesproken plekken. Ze hebben geleerd van de vorige keer. We konden ze toen niet vinden en ook niet bereiken. De een had geen beltegoed, de ander geen opgeladen batterij en weer een geen beltegoed én geen opgeladen batterij in de telefoon. Dat is niet zo vreemd omdat slechts enkele mensen thuis electriciteit hebben. Telefoon opladen doen ze vaak in algemene gebouwen als het ziekenhuis of de kerk. Voor hen is beltegoed duur. De terugreis verloopt voorspoedig. De chauffeur kiest voor een andere route.We hebben geluk dat het niet regent. Wel treffen we dat er water in een rivier staat die de weg doorkruist. Het probleem is dat er geen brug is. Enkele van de inzittenden beginnen hardop te bidden als we over de grote keien in de rivier rijden: Jezus, geef ons kracht! God, wees met ons! Etc. Ik hou mijn hart vast en mijn adem in.......We bereiken veilig de overkant. 1[1] Village Health Workers (VHW) zijn getrainde vrijwilligers die in de gemeenschappen werkzaam zijn. Ze zijn het laagste segment van het Oegandeze gezondheidszorg systeem.
Tegen 21.00 uur rijden we het terrein van het ziekenhuis weer op. Moe en voldaan omdat het gelukt is om het benodigde aantal interviews te doen. Thuis zie ik dat ik een licht bruine tint en dof haar heb gekregen. Maar na het douchen ben ik weer blank en heeft mijn haar de normale glans terug. Dat was een dagje werken in Oeganda. Hartelijke groet en tot een volgend bericht! Alice