Achtergrondinformatie t.b.v. Programma Gezonde Toekomst Dichterbij Dit paper beschrijft de achtergrond en de overwegingen van Fonds NutsOhra bij de keuzes voor en binnen het programma ‘Gezonde Toekomst Dichterbij’. Het beschrijft de problematiek van de doelgroep van mensen met een lage sociaaleconomische status en geeft aan wat er volgens Fonds NutsOhra voor deze doelgroep zou moeten gebeuren met betrekking tot het terugdringen van de gezondheidsachterstanden. Dit stuk is samengesteld op basis van 50 gesprekken met partners uit het werkveld (waarvan 7 via e-mail consultatie) en een literatuurstudie.
Pagina 1 van 12
1. Context Aanleiding en achtergrond van gezondheidsachterstand voor mensen met een lage sociaaleconomische status Laagopgeleide Nederlanders blijken nog steeds een gezondheidsachterstand te hebben en gemiddeld zes jaar korter te leven33. In aantallen jaren ervaren gezondheid is dit verschil nog groter: laagopgeleiden leven gemiddeld 19 jaar minder in goed ervaren gezondheid dan hoogopgeleiden33. Maar ook op andere gezondheidsaspecten blijken er verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden te bestaan. Het mentaal welzijn (als onderdeel van gezondheid) onder werknemers in lagere posities blijkt bijvoorbeeld veel slechter te zijn Citaat van een dan onder managers10 en daarnaast blijkt depressiviteit onder teamleider Transitie mensen met een lage sociaaleconomische status vaker voor te Jeugdzorg: komen dan onder mensen met een hoge sociaaleconomische ‘Kansarmen zijn niet status15. Men kan dan ook spreken van significante kansloos, maar hebben gezondheidsverschillen tussen mensen met een hoge en lage sociaal in het leven minder economische status. kansen op succes dan Sociaaleconomische gezondheidsverschillen (SEGV) kunnen niet de gemiddelde door één specifieke factor verklaard worden, maar zijn afhankelijk persoon’. van een samenspel van drie soorten factoren, te weten: fysieke en sociale omgevingsfactoren in combinatie met gedragsfactoren22, 40. De condities waarin zowel autochtone als allochtone mensen worden geboren, opgroeien, leven en werken zijn direct van invloed op iemands gezondheid, maar die invloed kan ook via gedragsfactoren verlopen27. Zo kan het verblijf in een wijk met een gemiddelde sociaaleconomische achterstand en het ontbreken van materialen of bronnen van invloed zijn op bijvoorbeeld roken, obesitas, fysieke inactiviteit en op die manier ook weer iemands sterftekans beinvloeden41. Daarbij valt specifiek op, dat het rookgedrag gekoppeld is aan een laag inkomen en opleidingsniveau23 en wordt het beeld bevestigd dat de kans groter is, dat mensen met een laag opleidingsniveau eerder gaan roken dan mensen met een hoog opleidingsniveau21. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen komen ook voort uit een ongelijke verdeling in macht, geld en bronnen27 en kunnen veranderen wanneer de dagelijkse leefomstandigheden van mensen al vanaf voor de geboorte tot na de pensionering verbeterd worden. Oplossingen en interventies kunnen het makkelijkst via de bestaande infrastructuur zoals scholen, de arbeidssector, maar ook de gezondheidszorg worden aangeboden1, 11 . Onvoldoende toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor mensen met een lagere sociaaleconomische status Met name de gezondheidssector zou een belangrijke rol kunnen Citaat van een spelen bij de verkleining van de gezondheidsverschillen. De onderzoeker: Europese Commissie ondersteunt deze gedachte door aan te geven ‘Een mens kan je niet in dat juist het ‘Primary Care System’ van groot belang kan zijn12. Voor vakjes opdelen, maar mensen met een lage opleiding zijn zorgorganisaties vandaag de 39 zo is de hulp wel dag echter minder toegankelijk . De medische zorg is niet altijd georganiseerd’. toereikend en kan juist sterfteverschillen tussen sociaaleconomische groepen in de hand werken25. Illustratief is het feit, dat mensen met een lage sociaaleconomische status minder gebruik maken van de Pagina 2 van 12
fysiotherapeut, tandarts, medisch specialist en medicijnen zonder recept39. Daarnaast komt het geregeld voor, dat de zorg niet altijd een passende oplossing heeft voor terugkerende gezondheidsklachten van deze groep mensen. Een voorbeeld vinden we ook in de verloskundige zorg die nog relatiefweinig aandacht besteedt aan behoeften van aanstaande moeders uit sociaal zwakkere milieus20. Hier is niet alleen een rol voor de publieke gezondheidszorg weggelegd, maar ook voor de overheid, waarbij aandacht voor preventie en samenwerking met andere sectoren noodzakelijk is23. Aandacht voor gezondheidsvaardigheden Een specifiek probleem onder laagopgeleiden is het ontbreken van ‘gezondheidscompetenties’, ook wel ‘gezondheidsvaardigheden’ of ‘health literacy’ genoemd. Volgens Sørensen37 heeft ‘health literacy’ betrekking op de kennis, motivatie en competenties van mensen om onder andere toegang te krijgen tot gezondheidsinformatie, deze te begrijpen en te beoordelen en uiteindelijk toe te kunnen passen. Dan is men namelijk in staat om keuzes te maken in het dagelijks leven betreffende gezondheidszorg, ziektepreventie en gezondheidsbevordering37. In Nederland heeft 48% van de mensen beperkte gezondheidsvaardigheden31. Deze mensen hebben moeite om de eigen regie te houden over zorg, ziekte en gezondheid31. Een onderliggend probleem hiervan is de aanwezigheid van laaggeletterdheid, dat met name voorkomt onder laagopgeleide mensen4. Zorgorganisaties blijken nog niet altijd adequaat te handelen om dit probleem terug te kunnen dringen, doordat ze bijvoorbeeld laaggeletterdheid niet altijd herkennen en met cliënten bespreken28. Tijd voor gezondheidsbevordering voor mensen met een lage sociaaleconomische status: het kansarme gezin centraal Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt de sociaal economische status van mensen bepaald door de mate van kennis, arbeid en bezit en vastgesteld op basis van opleidingsniveau, beroepsstatus en hoogte van het inkomen43. Echter in gezondheidsonderzoek wordt in de meeste gevallen het opleidingsniveau als indicator gebruikt43. De problematiek van de gezondheidsverschillen en de sociaaleconomische status is niet leeftijds- of generatiegebonden, maar intergenerationeel en wordt ook doorgegeven van generatie op generatie. Naast de volwassenen moet er dus ook aandacht zijn voor de kinderen en de jongeren. Zo wordt een aantal gezondheidsrisico’s groter wanneer jongeren in de pubertijd komen42. Verbetering van gezondheidskansen voor laagopgeleiden is noodzakelijk over de gehele levensloop1, 26. Het 'kansarme gezin’ staat hierbij centraal. Uit een strategische oriëntatieronde met diverse partners uit het werkveld, bevestigen professionals ook dat de problematiek bij zowel autochtonen als allochtonen intergenerationeel van aard is. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken is de implementatie van effectieve interventies gericht op ‘kansarme gezinnen’ noodzakelijk. Tot 2050 leven de meeste mensen in Nederland in een huishouden met kinderen (circa 50%)6. Er blijven dus veel gezinnen in Nederland. Fonds NutsOhra gaat ervan uit dat in één gezin ten minste één ouder en één kind samenleven. Gezien de diversiteit aan factoren die de gezondheidsverschillen verklaren, richt Fonds NutsOhra zich op een brede benadering van gezondheid, zoals verwoord door Huber et al.18. In die optiek gaat gezondheid om een combinatie van fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en gaat het niet alleen om het afwezig zijn van ziekte of gebrek17. De ‘systeemaanpak’ op het gezin als systeem staat daarbij centraal. De te ontwikkelen interventies moeten erop gericht zijn om zowel het kind, als de jongere en de volwassene binnen het gezin een manier van leven eigen te maken waardoor hun Pagina 3 van 12
gezondheidssituatie significant wordt verbeterd. Hierbij kan soms de ouder, maar soms ook het kind of de puber de eerste ‘ingang’ zijn en de leefwijze overdragen op het andere gezinslid. Een project, waarin kinderen op school ervaren, dat gezond eten ook lekker en goed kan zijn, kan ervoor zorgen dat de ouder meer gezond eten in huis haalt. Daarentegen kan een interventie gericht op stoppen met roken onder volwassenen ervoor zorgen, dat de ouders (die uiteindelijk gestopt zijn) voorkomen dat ook hun kinderen gaan roken.
Problematiek van het kansarme gezin Zoals al eerder vermeld is opleidingsniveau, naast inkomen, een belangrijke indicator voor de sociaal economische status van mensen. Een hoger opleidingsniveau leidt doorgaans tot een hogere sociaaleconomische status en uiteindelijk ook tot betere kansen op gezondheid33. In Nederland is momenteel 30% van de Nederlandse bevolking laagopgeleid7 (oftewel heeft geen hogere opleiding dan primair onderwijs, lbo, mavo, mbo-1 of de eerste drie jaren van havo of vwo)35 en moest in 2012 9.4% van de huishoudens rondkomen met een inkomen onder de lageCitaat van een inkomensgrens. Concreet waren dat 664.000 huishoudens en maakten Professor Family 1,33 miljoen personen deel uit van een huishouden met een laag 36 36 Medicine and inkomen . Een groot deel van deze huishoudens zijn niet-westers . Niet36 Primary Health Care: westerse huishoudens liepen ruim drie keer zoveel risico op armoede . Een verklaring voor deze armoede kan zijn, dat een groot deel geen werk ‘Arm maakt ziek’. heeft, aangezien circa 77% van de werklozen laag of middelbaar opgeleid is8. Bij allochtonen speelt hierbij ook mee, dat men een andere culturele achtergrond heeft en mede daardoor een afstand tot bijvoorbeeld de arbeidsmarkt heeft9, 44. Mensen met een lager inkomen geven hun staat van gezondheid een lager rapportcijfer dan mensen met een hoger inkomen24. Daarnaast wordt op basis van de Relative Index of Inequality (RII) duidelijk, dat bijna voor elke ziekte en aandoening mensen met een lagere sociaaleconomische status een grotere kans lopen om de betreffende ziekte of aandoening te krijgen32, 34. Op basis van de RII valt bijvoorbeeld op, dat mensen met een lage sociaaleconomische status 5.32 keer meer kans hebben op een combinatie van roken, zwaar alcoholgebruik en overgewicht en 4.18 keer meer kans hebben om een als slecht ervaren gezondheid te hebben32, 34. Daarnaast blijkt onder allochtonen een slechter ervaren gezondheid vaker voor te komen dan onder autochtonen13. Vaak is de gezondheidsproblematiek van het kansarme gezin ook zeer divers en verschilt deze per situatie. Zo kan de problematiek van een Brabants gezin in het buitengebied van een heel andere orde zijn, dan die van een gezin uit Amsterdam West of van een Surinaams of Hindoestaans gezin. Ten slotte blijkt ook de mate van geletterdheid een belangrijke rol te spelen aangezien 40% van de 1.3 miljoen laaggeletterden (tussen de 16 en 65 jaar) hun gezondheidstoestand als matig tot slecht omschrijven3. Samenvattend ziet Fonds NutsOhra een ‘kansarm gezin’ als een huishouden, waarin ten minste één ouder en één kind samenleven, dat meervoudige problematiek ervaart op het gebied van financiën, onderwijs, arbeid of welzijn en een gezondheidsachterstand heeft door onder andere roken, zwaar alcoholgebruik en overgewicht in combinatie met een minder goed ervaren gezondheid. Hieronder verstaan we niet alleen een betere fysieke gezondheid, maar ook een afname van psychosociale problematiek.
Pagina 4 van 12
Gezondheidsrisico’s: de problemen in beeld Citaat van een De vraag blijft natuurlijk welke gezondheidsproblemen mensen met een voedingskundige: lagere sociaaleconomische status ervaren. Uit de strategische ‘Het moeilijkste oriëntatieronde met partners uit het werkveld wordt allereerst duidelijk probleem is om in dat het over een multiproblematiek gaat, zoals casus 1 aantoont. Hierin actie te komen, men wordt duidelijk dat, naast gezondheid, het ook over sociale, financiële is lamgeslagen van en psychische problemen gaat en dat een stimulerende omgeving vaak het leven’. ontbreekt. Het probleem dat Melody (zie casus 1) minder beweegt wordt onder andere veroorzaakt door het feit dat ze van school veranderde. Thuis wordt ze ook weinig gestimuleerd, want haar moeder heeft vergelijkbare problemen waar ze weinig aan doet. Op deze wijze wordt het kansarme gezin van Melody een systeem, dat moeilijk te veranderen is. Maar ook de situatie van Melody’s moeder heeft niet alleen met gezondheid te maken. Aangezien ze geen werk heeft, worden er minder eisen aan haar prestaties gesteld. Inertheid (ook wel traagheid) kan het gevolg zijn, waardoor men ook een veel lager energieniveau krijgt en zo gezegd door het leven is 'lamgeslagen'. Men neemt weinig deel aan het leven en heeft in feite participatieproblemen. Een mogelijk gevolg is sociale uitsluiting. Onder andere arbeid blijkt hierbij een belangrijke hefboom te zijn voor het tegengaan van deze gezondheidsproblemen. Casus 1: De ongezonde toekomst van Melody Melody is veertien jaar, ze zit op het VMBO-Kader. Haar moeder zit in de bijstand en rijdt rond in een scootmobiel. Vanwege haar slechte heupen kan ze niet meer lopen. Ze heeft namelijk zwaar overgewicht. Melody wordt zelf eigenlijk ook veel te zwaar. Op school ging het niet goed dus is ze nu begonnen op een andere school. Wat mist ze de wekelijkse danslessen van de vorige school. Elke week kreeg ze even vleugels! De lerares liet haar merken dat ze talent had en wist altijd wel iets te verzinnen, waardoor ze nog meer nieuwe pasjes uit ging proberen. De nieuwe school is groot en het leren gaat Melody niet makkelijk af. Thuis gaat het nog wel, maar op school wordt het steeds moeilijker om mee te doen met de rest. Ook omdat ze zich fysiek niet fit voelt, is ze snel moe. Ze is daarom ook van handbal af gegaan, terwijl ze dat eigenlijk altijd erg leuk vond. Maar ze kreeg steeds minder vaak de bal en met de training liep ze altijd achteraan. Ze trekt zich steeds meer terug. Er zijn geen mensen in haar omgeving die haar aanmoedigen om dingen te ondernemen. Haar moeder zit zelf ook altijd binnen...
Pagina 5 van 12
De groep mensen met een lage sociaaleconomische status heeft niet altijd de mogelijkheid om zelf iets aan haar positie te doen. De tweede casus van Abdul laat duidelijk zien, dat problemen zich kunnen opstapelen en dat ongezonde gewoontes, zoals roken een reactie kunnen zijn om andere dagelijkse problemen te kunnen doen vergeten. Verschillende organisaties geven aan, dat mensen ook daadwerkelijk in een ‘pechsituatie’ terecht kunnen komen, die uitzichtloos lijkt, maar niet is. Zoals in Abduls situatie (casus 2) duidelijk wordt, zijn voorzieningen ook niet altijd binnen handbereik. Dit kan aan de (zorg)organisaties zelf liggen, die in feite niet weten hoe ze op problemen moeten reageren. Het komt bijvoorbeeld veelvuldig voor, dat laagopgeleide mensen met kleine kwaaltjes bij de huisarts komen, waar geen medische oplossing voor handen is. Aan de andere kant kan het ook aan de competenties van de mensen zelf liggen. Een aantal van hen heeft te beperkte gezondheidsvaardigheden en weet niet altijd de juiste voorzieningen te vinden.
Casus 2: De pech van Abdul Abdul was zo gelukkig toen hij samen met zijn vrouw zijn eerste kindje kreeg. Het leek een droom, die uitkwam. Tot hij twee jaar geleden werd ontslagen als gevolg van het faillissement van het schildersbedrijf waar hij werkzaam was. Hun financiële positie verslechterde met de dag en uiteindelijk leidde dit ook tot relatieproblemen met een echtscheiding als gevolg. Nu staat hij er inmiddels alleen voor en zijn nieuwe vriendin is weg van hem, maar veel minder van zijn zoontje. Wil men iets aan de gezondheidsproblematiek doen dan is de ingang vaak een heel andere dan het Daarnaast wordt hij bij het UWV van het kastje naar de muur gestuurd en krijgt hij geen enkele gezondheidsprobleem. Vanwege het feit, dat men meerdere problemen ervaart, heeft men eerder ondersteuning om over zijn problemen te kunnen praten. Steeds vaker is het pakje sigaretten zijn behoefte aan bijvoorbeeld het oplossen van de urgente problemen, zoals het aflossen van schulden steun van en toeverlaat…. ofenige het krijgen een nieuwe baan.
Beschikbare oplossingen voor mensen met een lage sociaaleconomische status In Nederland (maar ook in Europa) zijn vrij veel interventies ontwikkeld, die er op gericht zijn om met name de gezondheidsverschillen tussen mensen met een lagere en hogere sociaaleconomische status terug te dringen. Onderzoek van het RIVM toont echter aan, dat preventieve interventies de gezondheidsverschillen tussen mensen met een lage en een hoge sociaaleconomische status niet aantoonbaar verkleinen5. Zij adviseren om meer specifiek onderzoek te verrichten naar de effecten van interventies voor mensen met een lagere sociaaleconomische status5. De vraag is nog steeds welke interventies voor deze specifieke groep er nu daadwerkelijk toe doen en het verschil kunnen maken. Fonds NutsOhra heeft een overzicht samengesteld van 171 ontwikkelde interventies gericht op de afname van gezondheidsverschillen onder met name ‘kansarme gezinnen’ (zie tabel 1). Uit tabel 1 blijkt, dat er al veel interventies zijn ontwikkeld, maar dat het effect sec op een betere gezondheid voor mensen die overeenkomstige problematiek vertonen als mensen met een lage sociaaleconomische status dan wel kansarme gezinnen slechts van enkele interventies is bewezen, zoals het programma ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’, ‘Preventie Alcoholgebruik Scholieren’ (PAS), ‘Families First’, ‘Liever bewegen dan moe’ en ‘EuropeaN Energy balance Research to prevent excessive weight Gain among Youth’ (ENERGY). Dit sluit aan bij de bevindingen van het RIVM, dat aangeeft dat van te weinig interventies voor mensen met een lage sociaaleconomische status het effect is bewezen. Pagina 6 van 12
Tabel 1: Overzicht huidige interventies betreffende het verkleinen van gezondheidsverschillen met name gericht op mensen met een lage sociaaleconomische status (N = 171)* Aspecten van gezondheid
Aantal ontwikkelde interventies
Bewezen effectief
Bewegen Voeding Psychologische problematiek Lichamelijke gezondheid Opvoeding & leefbaarheid Geletterdheid Middelengebruik & gedrag Onderwijs- en loopbaankansen
36 32 27 33 24 7 20 8
2 2 4 2 0 0 3 0
*
Noot: Samengesteld op basis van de volgende databanken: NISB, Loket Gezond Leven, NJI, Netwerk in Beweging, ZonMW, SportImpuls, Wat werkt in de wijk en NCJ.
Succesfactoren voor effect Volgens onderzoek wordt duidelijk dat met name interventies die gericht zijn op de eigen omgeving of wijk bijdroegen aan een afname van de gezondheidsverschillen26. Citaat van een Voorbeelden hiervan zijn het project ‘Hartslag Limburg’ en ‘Meer 26 Internistbewegen voor ouderen gymnastiek’ . Ondanks dat een wijkaanpak 30 Endocrinoloog: niet altijd invloed blijkt te hebben op sociale stijging toont onderzoek naar de impact van de wijkaanpak aan, dat in een periode van vijf jaar ‘De beste interventie mensen een betere gezondheid ervaren, de mentale gezondheid is is gepaste aandacht’ toegenomen en dat mensen meer bewegen door deze aanpak16, 38. Daarnaast zorgt het creëren van een aantrekkelijke buurt er dan ook voor, dat mensen daadwerkelijk activiteiten gaan ondernemen op het gebied van gezondheid14. Vergelijkbaar is het feit, dat naast voeding ook de fysieke activiteiten van de omgeving juist van invloed kunnen zijn op overgewicht en obesitas bij kinderen29. Voor jongeren zijn volgens henzelf naast deze omgevingsfactoren ook intrapersoonlijke (zoals competenties) en sociale factoren (ondersteuning van volwassenen) van belang om uiteindelijk deel te gaan nemen aan fysieke activiteiten om de gezondheid te bevorderen19. Evaluatie van een programma rondom stoppen met roken, waarbij rokenpoli’s worden opgezet in achterstandswijken toont eveneens aan, dat intrinsieke motivatie van de mensen zelf voor een actievere deelname aan deze gezondheidsbevorderende activiteiten zorgt2. Wil de interventie succesvol zijn dan lijkt een omgevingsgerichte aanpak in combinatie met ondersteuning op persoonlijk en sociaal gebied kans te maken. Landelijke en regionale initiatieven van gezondheidsbevordering Er zijn redelijk veel landelijke initiatieven voor het verbeteren van de gezondheidssituatie van Nederlanders, zoals de campagne ‘Stoptober’ en de aandacht vanuit het KWF Kankerbestrijding om stoppen met roken te bevorderen of de benoeming van een ambassadeur gezondheid in wijken. Daarnaast is begin dit jaar het Nationaal Programma Preventie onder de noemer ‘Alles is gezondheid’ gestart. Dit is een programma geïnitieerd door het Ministerie van VWS met als doel om een landelijke beweging in gang te zetten waarin een groot aantal partijen zich sterk maken voor een gezonder en vitaler Nederland. Gerelateerd hieraan is het programma ‘Gezond In…’, waarin Platform 31 en Pharos gezamenlijk gemeenten ondersteunen om gezondheidsachterstanden terug te dringen, dat gestart is in juni 2014. Ten tweede zullen zeer binnenkort de sociale wijkteams ‘het levenslicht’ zien en is het de bedoeling, dat in de meeste gemeenten netwerkorganisaties van professionals uit diverse sectoren ontstaan, Pagina 7 van 12
die problemen in buurten en wijken moeten aanpakken. Ten derde komt er steeds meer aandacht vanuit het onderwijs voor gezondheid. In september 2014 startten 50 scholen met de aanleg van een ‘Gezond Schoolplein’, dat kinderen de ruimte moet geven om te bewegen in een groene, rookvrije, maar ook uitdagende omgeving. Daarnaast is ook het project ‘Gezonde School’ al geruime tijd een feit. Scholen in het Primair, Voortgezet en Middelbaar Beroeps Onderwijs werken hierin structureel aan gezondheidsbevordering en ontwikkelen lesprogramma’s en interventies voor een gezondere leefstijl om ziekteverzuim terug te dringen en gezondheid te bevorderen onder kinderen, ouders en medewerkers. De gezondheidssituatie van de medewerkers krijgt ten vierde meer aandacht door onder andere het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER), die aangeeft dat de arbeidsgerelateerde zorg kwalitatief beter moet worden. Arbeidsgerelateerde zorg wordt door sommige organisaties al geïmplementeerd en continu verbeterd, zoals bij het IBN te Uden. Zij heeft een specifiek gezondheidsbeleid voor haar laaggeschoolde medewerkers om ervoor te zorgen, dat zij langer actief in het arbeidsproces kunnen blijven. Een vijfde opvallende landelijke trend is de aandacht voor gezondheidsvaardigheden gerelateerd aan laaggeletterdheid. Dit om ervoor te zorgen, dat ook laaggeletterde mensen toegang tot de gezondheidszorg hebben en de mogelijkheid krijgen om informatie over zorg te gebruiken. De Alliantie Gezondheidsvaardigheden zet zich als landelijk netwerk al een aantal jaren in om de informatievoorziening binnen de zorg toegankelijker te maken voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Middels het programma ‘Taal maakt gezonder’ van Stichting Lezen & Schrijven en de Verenigde EersteLijns Organisaties (VELO) worden 64.000 eerstelijnszorgverleners geholpen bij het opsporen van laaggeletterden om hen vervolgens te kunnen doorverwijzen naar taalscholing. Naast de inzet op landelijk, gemeentelijk en wijkniveau zijn er talloze initiatieven in het land te ontdekken, die de gezondheidsbevordering onder mensen (met een lage sociaaleconomische status) willen bevorderen. Concrete voorbeelden hiervan zijn de projecten de ‘Gezondheidsrace Laarbeek’, het ‘Obesitas-team’ in Zuid-Limburg of het project ‘Welzijn op Recept’ in onder andere Nieuwegein. De aanpak ‘Gezonde Wijk Overvecht’ blijkt hierin op te vallen aangezien dit één van de weinige projecten is die op duurzame wijze er voor zorgt dat een aantal gezondheidsaspecten van de inwoners van de Utrechtse wijk Overvecht significant en duurzaam verbetert.
Pagina 8 van 12
2. Overwegingen, uitgangspunten en doelformulering programma Gezonde Toekomst Dichterbij Voor Fonds NutsOhra zijn de in kaart gebrachte behoeften belangrijke redenen om een specifiek programma voor gezondheidsbevordering onder mensen met een lage sociaaleconomische status en met name ‘kansarme gezinnen’ te realiseren. Zoals uit de gesprekken met partners uit het veld blijkt, moet hierbij de werkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving van de mensen zelf voorop staan. Momenteel zijn er geen concrete handvatten verkregen op basis van vastgestelde effectief bewezen aanpakken. Fonds NutsOhra kiest er daarbij voor om niet het onderzoek centraal te stellen, maar het onderzoek de praktijk te laten ondersteunen. Daarbij signaleert Fonds NutsOhra wel dat er steeds meer aandacht voor een integrale gezondheidsaanpak in gebieden komt, zoals in het programma ‘Gezonde Slagkracht’ van ZonMw, maar wordt ook duidelijk dat een meer intensieve focus op mensen met een lage sociaaleconomische status hard nodig is. Ten tweede kiest Fond NutsOhra nadrukkelijk voor een Citaat van een wetenschappelijk onderzoek ‘over de projecten heen’, dat het leren onderzoeker: van projecten onderling ook tijdens de looptijd van het programma ‘Goede wetenschappelijke faciliteert. Zoals eerder bleek, is het moeilijk om vast te stellen welke onderbouwing is wel nodig, interventies effectief zijn en is er nog weinig overkoepelend maar de klassieke evaluatie wetenschappelijk onderzoek gedaan, waarbij generalistische ligt wel onder vuur, omdat uitspraken gedaan kunnen worden over het terugdringen van de interventies zo complex gezondheidsachterstanden onder mensen met een lage zijn’. sociaaleconomische status. Met het programma ‘Gezonde Toekomst Dichterbij’ wil Fonds NutsOhra een expliciete bijdrage leveren aan de kennisbasis voor het terugdringen van gezondheidsachterstand van kansarme gezinnen, waarbij duidelijk wordt wat werkt en wat de impact dan kan zijn. Een integrale benadering heeft onze voorkeur, omdat Fonds NutsOhra gelooft, dat de combinatie van onderwijs, arbeid, zorg en welzijn ervoor kan zorgen dat er structureel iets verbetert aan de gezondheid van kansarme gezinnen. Daarnaast zal de financiële ondersteuning een wijze van cofinanciering zijn indien het om realisatie en implementatie van (gebiedsgerichte) interventies gaat. Fonds NutsOhra hecht waarde aan duurzaamheid en wil ervoor zorgen, dat ook na het eindigen van de projectfinanciering de gezondheidsachterstand van kansarme gezinnen blijvend verkleind kan worden. Om die reden ziet Fonds NutsOhra op projectniveau private en publieke partijen graag samenwerken, zodat zij samen een toekomstgericht plan kunnen opstellen, waarbij de private en publieke sector elkaar versterken in het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
Uitgangspunten en doelformulering Het uiteindelijke doel van het programma Gezonde Toekomst Dichterbij is het terugdringen van gezondheidsachterstanden van mensen met een lage sociaaleconomische status en met name ‘kansarme gezinnen’. Dit streeft Fonds NutsOhra na door gezondheidsaanpakken te realiseren gericht op minimaal één gezinslid van het kansarme gezin (waarbij aandacht is voor de fysieke en sociale omgeving naast de intrapersoonlijke competenties), die leiden tot een afname van roken, alcoholgebruik en overgewicht (vanwege de hoge score bij de RII voor mensen met een lage
Pagina 9 van 12
sociaaleconomische status) en zorgen voor een beter ervaren gezondheid. Hieronder verstaan we niet alleen een betere fysieke gezondheid, maar ook een afname van psychosociale problematiek. Om dit doel op een effectieve en efficiënte wijze te kunnen behalen zijn voor het Fonds NutsOhra de volgende uitgangspunten van belang voor het programma Gezonde Toekomst Dichterbij: De behoeften en gezondheidsrisico’s van kansarme gezinnen in een bepaald gebied moeten in beeld zijn, voordat een effectieve gezondheidsaanpak gerealiseerd kan worden (dit geldt specifiek voor gebiedsgerichte gezondheidsaanpakken). Deze gezondheidsaanpak is bestemd voor kansarme gezinnen met een lage sociaaleconomische status en heeft impact op fysieke factoren (bijvoorbeeld een gezonde leefomgeving), sociale factoren (bijvoorbeeld steun uit de omgeving) en intrapersoonlijke factoren (bijvoorbeeld gezondheidsvaardigheden). De gezondheidsaanpak heeft de potentie de intergenerationele cirkel te doorbreken. Deze kan gericht zijn op het kind, de ouder of op beiden. De gezondheidsaanpak is (in eerste instantie) gericht op het verminderen van roken, overgewicht en / of zwaar alcoholgebruik in combinatie met het verbeteren van de ervaren gezondheid (waaronder de psychosociale problematiek). De gezondheidsaanpak wordt lokaal gedragen door meerdere partners (met specifieke aandacht voor de zorgsector). Bij de gezondheidsaanpak wordt gebruik gemaakt van bewezen effectieve interventies en / of wordt het effect van de ingezette interventie(s) wetenschappelijk getoetst. Na afloop van de projectfinanciering dienen projecten op eigen kracht verder te kunnen. Al tijdens de opzet en uitvoering wordt aandacht besteed aan aantoonbare borging van de gehanteerde gezondheidsaanpak en de daarbij horende gunstige effecten. Fonds NutsOhra haakt met dit programma actief aan bij reeds lopende initiatieven zoals bijvoorbeeld Gezond in, Alles is gezondheid en het Preventieprogramma van ZonMw en zoekt ook in de toekomst de synergie met andere partners bewust op.
Pagina 10 van 12
3. Referenties 1.
2.
3.
4. 5.
6.
7. 8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23. 24. 25.
Allen, J., Balfour, R., Bell, R. & Marmot, M. (2014). Social determinants of mental health. International Review of Psychiatry, 26 (4), p. 392 - 407. Benson, F., Stronks, K., Willemsen, M.C., Bogaerts, N.M.M., Nierkesn, V. (2014). Wanting to attend isn’t just wanting to quit: why some disadvantaged smokers regularly attend smoking cessation behavioural therapy while others do not: a qualitative study. BMC Public Health14 (695). Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W. & Van der Velden, R. (2013). PIAAC: kernvaardigheden voor werk en leven: Resultaten van de Nederlandse Survey 2012. ’s-Hertogenbosch: ECBO. Buisman, M. & Houtkoop, W. (2014). Laaggeletterdheid in kaart. ’s-Hertogenbosch: ECBO. Busch, M.C.M. & Van der Lucht, F. (2012). Effecten van preventieve interventies: zijn er verschillen tussen mensen met een lage en een hoge sociaal-economische status? Bilthoven: RIVM. CBS (2007). Huishouden met kinderen blijft belangrijkste leefvorm. 30-09-2014.
. CBS. (2013). Onderwijsniveau bevolking gestegen. Den Haag / Heerlen: CBS. CBS (2014). Beroepsbevolking; Geslacht en Leeftijd. 07-06-2014. . Dahlstedt, I., and P. Bevelander. 2010. “General versus Vocational Education and Employment Integration of Immigrants in Sweden.” Journal of Immigrant and Refugee Studies 8 (2): 158 - 192. doi:10.1080/15562948.2010.480879. De Moortel, D., Vandenheede, H., Muntaner, C. & Vanroelen, C. (2014). Structural and intermediary determinants of social inequalities in the mental well-being of European workers: a relational approach. BMC Public Health, vol. 14 (938). Di Cesare, M., Khang, Y-H., Asaria, P., Blakely, T., Cowan, M.J., Farzadfar, F., Guerrero R., Ikeda, N., Kyobutungi, C., Msyamboza, K.P., Oum, S., Lynch, J.W., Marmot, M.G., Ezzati, M., on behalf of The Lancet NCD Action group. (2013). Non-Communicable Diseases 3. Inequalities in non-communicable diseases and effective responses. The Lancet 381, p. 585 - 597. European Commission. (2014). Report of the expert panel on effective ways of investing in health (EXPH) on definition of a frame of reference in relation to primary care with a special emphasis on financing systems and referral systems. Brussels: European Union. GGD Hart voor Brabant. (2014). Verschillen in gezondheid tussen allochtonen en autochtonen. 27-09-2014. . Giles-Corti, B. & Donovan, R.J. (2002). Socioeconomic Status Differences in Recreational Physical Activity Levels and Real and Perceived Access to a Supportive Physical Environment. Preventive Medicine 35, p. 601 - 611. Groffen, D.A.I., Koster, A., Bosma, H., Van den Akker, M., Kempen, G.I.J.M., Van Eijk, J.T.M., Van Gool, C.H., Penninx, W.J.H., Harris, T.B., Rubin, S.M., Pahor, M., Schulz, R., Simonsick, E.M., Perry, S.E., Ayonayon, H.N., Kritchevsky, S.B., for the Health ABC study. (2013). Unhealthy Lifestyles Do Not Mediate the Relationship Between Socioeconomic Status and Incident Depressive Symptoms: The Health ABC Study. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 21 (7), p. 664 - 674. Ham, M. & Winsemius, A. (2013). De aangename ontdekking van Karien Stronks. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken 106 (4), p. 12 - 15. Harbers, M., Achterberg, P., Hoeymans, N., Kooiker, S. & Van Campen, C. (2013). Gezondheid en zorg. In Bijl, R., Boelhouwer, J., Pommer, E. & Sonck, N., De sociale staat van Nederland 2013. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, p. 155 - 177. Huber, M., Van Vliet, M., Giezenberg, M., Knottnerus, A. (2013). Towards a conceptual framework relating to ‘Health as the ability to adapt and to self manage’, Operationalisering gezondheidsconcept. Driebergen: Louis Bolk Instituut. Humbert, M.L., Chad, K.E., Spink, K.S., Muhajarine N., Anderson, K.D., Bruner, M.W., Girolami, T.M., Odnokon, P. & Gryba, C.R. (2006). Factors That Influence Physical Activity Participation Among High- and Low SES Youth. Qualitative Health Research 16, p. 467 - 483. Inspectie voor de Gezondheidszorg. (2014). Mogelijkheden voor verbetering geboortezorg nog onvolledig benut. Utrecht, Inspectie voor de Gezondheidszorg. Landrine, H. & Corral, I. (2014). Sociocultural correlates cigarette smoking among African-American men versus women: Implications for culturally specific cessation interventions. Journal of Health Psychology, p. 1 - 8. Lorenc, T., Petticrew, M., Welch, V. & Tugwell, P. (2013). What types of interventions generate inequalities? Evidence from systematic reviews. Journal of Epidemiology and Community Health 67, p. 190 - 193. Mackenbach, J.P. (2010). Ziekte in Nederland: Gezondheid tussen politiek en biologie. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg. Mackenbach, J.P. (2006). Health Inequalities: Europe in Profile. Rotterdam: Erasmus MC. Mackenbach, J.P., Stronks, K. en Kunst, A.E. (1989). The contribution of medical care to inequalities in health: differences between socio-economic groups in decline of mortality from conditions amenable to medical intervention. Social Science & Medicine 29 (3), p. 369 - 376.
Pagina 11 van 12
26.
27.
28.
29.
30.
31. 32.
33.
34.
35.
36. 37. 38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
Magnée,T., Burdorg, A., Brug, J., Kremers, S.P.M., Oenema, A., Van Assema, P., Ezendam, N.P.M., Van Genugten, L., Hendriksen, I.J., Hopman-Rock, M., Jansen, W., De Jong, J., Kocken, P.L., Kroeze, W., Kwak, L., Lechner, L., De Nooijer, J., Van Poppel, M.N., Robroek, S.J.W., Schreurs, H., Van Sluijs, E.M., Steenhuis, I.J.M., Van Stralen, M.M., Tak, N.I., Te Velde, S.J., Vermeer, W.M., Wammes, B., Van Wier, M.F., Van Lenthe, F.J. (2013). Equity-Specific Effects of 26 Dutch Obesity-Related Lifestyle Interventions. American Journal of Preventive Medicine 44 (6), p. e61 - e70. Marmot, M., Allen, J., Bell, R., Bloomer, E., Goldblatt, P., on behalf of the Consortium for the European Review of Social Determinants of Health and the Health Divide. (2012). WHO European review of social determinants of health and the health divide. The Lancet, 380 (9846), p. 1011 - 11029. Martens, M. & Hesselink, A. (2014). Inventariserend onderzoek campagne Taal maakt gezonder. Haarlem: ResCon, research & consultancy. Ohri-Vachaspati, P., Lloyd, K., DeLia, D., Tulloch, D. & Yedidia, M.J. (2013). A closer examination of the relationship between children’s weight status and the food and physical activity environment. Preventive Medicine 57, p. 162 - 167. Permentier, M., Kullberg, J. & Van Noije L. (2013). Werk aan de wijk: Een quasi-experimentele evaluatie van het krachtwijkenbeleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Rademakers, J. (2014). Kennissynthese Gezondheidsvaardigheden: Niet voor iedereen vanzelfsprekend. Utrecht: NIVEL. RIVM. (2014a). Overzicht sociaaleconomische gezondheidsverschillen. 27-09-2014. . RIVM. (2014b). Een gezonder Nederland; Kernboodschappen van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014. Bilthoven: RIVM. RIVM. (2014c). Nationale Atlas Volksgezondheid. 15-09-2014. . RIVM. (2014d). Onderwijsdeelname: Indeling opleidingsniveau. 20-10-2014. . SCP / CBS. (2013). Armoedesignalement. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek / Sociaal en Cultureel Planbureau. Sørensen, K. (2013). Health literacy: the neglected European public health disparity. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht. Stronks, K. & Droomers, M. (2014). Ongezonde armoede. Waarom arme mensen ongezonder zijn en wat daaraan te doen is in: Michon L, Slot J, editors. Armoede in Amsterdam. Een stadsbrede aanpak van hardnekkige armoede. Amsterdam: Bureau Onderzoek en Statistiek Gem. Amsterdam, p. 63 - 71. Van den Berg, M.J., De Boer, D., Gijsen, R., Heijink, R., Limburg. L.C.M., Zwakhals, S.L.N. (2014). Zorgbalans 2014: Op hoofdlijnen. De prestaties van de Nederlandse gezondheidszorg. Bilthoven: Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Van Lenthe, F., Schrijvers, C.T.M., Droomers, M., Joung, I.M.A., Louwman, M.J., Mackenbach, J.P. (2004). Investigating explanations of socio-economic inequalities in health: The Dutch GLOBE study. European Journal of Public Health 14, p. 63 - 70. Van Lenthe, F., Kamphuis, C.B.M., Beenackers, M.A., Jansen, T., Looman, C.W.N., Nusselder, W.J. & Mackenbach, J.P. (2013). Cohort Profile: Understanding socioeconomic inequalities in health and health behaviours: The GLOBE study. International Journal of Epidemiology 43, p. 721 - 730. Van Steijn, L., De Winter, A.F. & Reijneveld, S.A. (2014). Stabiliteit en verandering van psychosociale gezondheid en leefstijl bij adolescenten en mogelijkheden voor interventies. Groningen: Universitair Medisch Centrum Groningen Rijksuniversiteit Groningen Afdeling Gezondheidswetenschappen. Verweij, A. (2010). Wat is sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. 07-12-2010. Nationaal Kompas Volksgezondheid\Thema's\Gezondheidsachterstanden\Sociaaleconomische status>. Whalgren, B., and T. Geiger. 2010. Integration through Adult and Continuing Education. Copenhagen: Nationalt Center for Kompetenceudvikling.
Pagina 12 van 12