Aanvullende gegevens bij aanvraag Omgevingsvergunning kantoor e.a. voor APM Terminals Maasvlakte II B.V. Op 23 december 2011 is een aanvraag ingediend voor een Omgevingsvergunning voor de realisatie van een kantoorruimte, een werkplaats en een gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan voor de aanleg van een container terminal (APMT Maasvlakte II BV) aan de Europaweg op de Tweede Maasvlakte. In het kader van het artikel 2.12 vooroverleg is een aantal reacties ontvangen van belanghebbende overheden en instanties. De gevraagde, aanvullende gegevens zijn in navolgende nota verwerkt en dienen als aanvulling op de voorliggende vergunning aanvraag en toelichting / goede ruimtelijke onderbouwing te worden beschouwd. Het betreft concreet reacties van: 1. DCMR; 2. Veiligheidsregio Rotterdam; 3. Gasunie; en 4. Rijkswaterstaat. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft aangegeven nauw betrokken te zijn bij de ontwikkeling van de containerterminal van APM Terminals en daarom akkoord te zijn met het project en de ruimtelijke onderbouwing daarbij. 1. Aanvulling n.a.v. advies DCMR DCMR geeft aan dat een aantal onderwerpen aangevuld of verduidelijkt dient te worden. Het betreft de algemene informatie over het plan en de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid. Informatie over het plan Met de ingediende aanvraag wordt vergunning gevraagd om in gedeeltelijke afwijking van het op 22 mei 2008 vastgestelde bestemmingsplan Maasvlakte 2, een kantoor en werkplaats alsmede gatecomplex te kunnen realiseren. 1. Het bouwen van een kantoor met een bruto vloeroppervlakte groter dan 1500 m2; 2. Het bouwen van een kantoor en werkplaats in een strook die conform het bestemmingsplan Maasvlakte 2 gereserveerd is voor infrastructuur en waar deze bebouwing niet is toegestaan; 3. Een herstellen van een omissie in het bestemmingsplan betreffende een al aangelegd terrein met kade, dat in het bestemmingsplan nog de bestemming Water heeft. In bijlage 1 zijn twee schetsen toegevoegd waarop is aangegeven waar deze bestemmingen zijn gelegen en voor welke gebieden de aangevraagde activiteiten niet geheel passen binnen het vigerende bestemmingsplan. Kantoor In de aanvraag en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing was niet geheel duidelijk welke bruto vloeroppervlakten de te realiseren gebouwen hebben, en welk deel daarvan een kantoorfunctie betreft. Voor wat betreft de werkplaats gaat het om een van de onderhoudswerkplaats gescheiden kantoorgedeelte, inclusief kleedruimtes en sanitair, van 985m2. Dit is ruim onder de CHAMP norm van 1500m2. Het APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
2 hoofdgebouw staat formeel geheel te boek als kantoorpand maar heeft in wezen diverse andere functies waardoor de actuele bezettinggraad in de praktijk veel lager zal zijn. Het gebouw voor ziet in diverse functies voor personeel (eigen en inhuur) wat het grootste deel van de dag elders op de terminal werkzaamheden verricht. Daarnaast zijn grote delen van het gebouw ingericht om directe sturing te geven aan de containeroperatie buiten, inclusief werkstations voor het op afstand bedienen van kade en stack kranen. Mede uit oogpunt van eco-efficiency maar ook om de bedrijfsvoering niet te frustreren ligt het niet in de rede hiervoor meerdere, kleinere gebouwen over de terminal te verspreiden en is gekozen voor één groter pand. Uit een indicatieve berekening door DCMR is gebleken dat zelfs met een bezetting van 200 personen dit geen noemenswaardige invloed heeft op het groepsrisico van naburige bedrijven zoals RWG terminal. Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer is opgenomen dat de luchtkwaliteit niet langer getoetst hoeft te worden op plaatsen waar geen mensen kunnen komen. Voor het voorliggende initiatief is sprake van dit zogenaamde ‘Toepasbaarheidsbeginsel’. Ter plaatse van de terminal is geen sprake van toegankelijkheid voor publiek, maar slechts voor werknemers en ‘zakelijke bezoekers’. Het initiatief tot realisatie van het kantoor en de wagenwerkplaats hoeft daarmee in principe niet te worden getoetst wat betreft het aspect luchtkwaliteit. De belangrijkste gevolgen van het ‘Toepasbaarheidsbeginsel’ zijn: Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen permanente bewoning is. Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning. Een uitzondering hierop is voor publiek toegankelijke plaatsen zoals tuincentra; deze worden wel beoordeeld (hierbij speelt het zogenaamde blootstellingscriterium een rol). Bij de beoordeling van een inrichting in het kader van de Wet milieubeheer vindt toetsing plaats vanaf de grens van de inrichting of bedrijfsterrein. Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm. Zoals onder het tweede punt is genoemd, geldt voor het toepasbaarheidsbeginsel op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen. Ook op het terrein van APM Terminals is dit derhalve het geval. Hier gelden de ARBO-regels. Middels klimaat- en luchtbeheersing in de panden zal een goed binnenklimaat worden gerealiseerd en daarmee ook worden geborgd. Bij het ontwerpen van de gebouwen is getoetst aan de geldende ARBO-regels. Voorliggend initiatief valt binnen de fysieke grens van het bestemmingsplan voor Maasvlakte 2 en betreft slechts een kleine ‘aanpassing’ van dit bestemmingsplan. De aanleg van de terminal, waarbinnen het kantoor en de werkplaats zijn voorzien, is middels de reeds verleende milieuvergunning getoetst en onherroepelijk vergund wat betreft de milieuaspecten. Op het terrein van APMT en in de directe omgeving van het initiatief zijn geen gevoelige bestemmingen wat betreft luchtkwaliteit gelegen. Ook zijn hier geen nieuwe gevoelige bestemmingen voorzien. Mede gezien het feit dat de hogere concentraties die zullen ontstaan niet leiden tot enige overschrijding van de APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
3 jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt het initiatief op deze locatie aanvaardbaar geacht. Hierna wordt nog kort ingegaan op de betreffende luchtkwaliteit genomen besluiten en gemaakte afspraken rondom de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan voor de Tweede Maasvlakte zijn afspraken gemaakt in de Overeenkomst Lucht. Hierin is een pakket aan maatregelen vastgelegd dat de effecten van de totale Tweede Maasvlakte op de luchtkwaliteit compenseert in de regio én daarbuiten. De realisatie van de gehele terminal is hierin vanzelfsprekend meegenomen. Dit pakket van maatregelen is verankerd in besluiten van gemeenteraad en het Havenbedrijf Rotterdam. In artikel 17 van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 zijn daartoe voorwaarden opgenomen. Voor de beoordeling van de ruimtelijke onderbouwing is dit artikel verder niet van toepassing. Daarnaast stelt de initiatiefnemer alles in het werk om een positieve bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit ter plaatse door conform BBT materiaal in te kopen en innovatieve toepassingen zoveel als redelijkerwijs mogelijk toe te passen. Hiermee worden het energieverbruik en de uitstoot NOx en PM10 zo ver mogelijk naar beneden gebracht. Externe veiligheid De aanvullende gegevens met betrekking tot het aspect Externe veiligheid zijn opgenomen in een apart memo, en als bijlage 2 bijgevoegd. Hierin wordt ingegaan op de beoordeling van het groepsrisico. DCMR geeft tevens aan dat het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam wat betreft de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid bij een ongeval dient te worden gevolgd. Hierop wordt ook onder punt 2, aanvulling n.a.v. advies VRR, nader ingegaan. Duurzaamheid APM Terminals heeft als ondertekenaar van het UN Global Compact, duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Zo worden vanaf het hoofdkantoor strenge richtlijnen en doelstelling opgelegd om de uitstoot van schadelijke stoffen steeds verder te beperken. In dit kader wordt serieus bestudeerd of APM Terminals MVII in plaats van met diesel elektrische voertuigen, met volledig elektrisch aangedreven automatische voertuigen kan gaan opereren. Lokaal is voorzien dat de bebouwing van het kantoor en de werkplaats voldoen aan hoge BREEAM-normen voor duurzaamheid. Bij de uitbesteding zijn voorwaarden gesteld aan aannemers om gebruik te maken van duurzame middelen en grondstoffen. O.a. worden speciale transformatoren aangeschaft die een hoger rendement hebben met minder verlies. In de operationele fase zal gebruik van groepsvervoer/openbaar vervoer worden gestimuleerd en mogelijkheden worden geboden voor het opladen van elektrisch aangedreven privé voertuigen. Voor afvalverwerking zal een consciëntieuze partner worden gezocht met een focus op hergebruik van afvalstromen. 2. Aanvulling n.a.v. advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijmond (VRR) adviseert de zelfredzaamheid te verbeteren, aangezien het kantoor ligt op het terrein van APM Terminals Maasvlakte II B.V., alwaar gevaarlijke stoffen worden op- en overgeslagen, alsmede in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen (zoals knooppunt E). De VRR adviseert de APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
4 zelfredzaamheid van het kantoorgebouw te verbeteren, door het geschikt te maken om er enkele uren in te kunnen schuilen. APM Terminals heeft het kantoor zo ontworpen, dat zelfredzaamheid bij een toxisch incident optimaal geborgd is. APM Terminals heeft daartoe in het ontwerp enkele bouwkundige maatregelen meegenomen. Bij het optreden van een toxisch incident is het mogelijk om gebruik te maken van een calamiteitenschakelaar waarmee de luchtbehandelingkasten worden uitgeschakeld en de in de luchtbehandelingkasten aanwezige luchtkleppen worden gesloten. Daarnaast heeft APMT een veiligheidsbeleid opgesteld in het Bedrijfsnoodplan dat, in organisatorisch en praktisch opzicht, is ingericht om ongevallen te voorkomen en zijn de medewerkers op de werkvloer zich continu bewust van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Wellicht ten overvloede merken wij nog op dat in het kader van de door DCMR in de milieuvergunning opgelegde voorschriften intensief overleg plaatsvindt tussen APM Terminals, DCMR en Veiligheidsregio Rotterdam ten aanzien van het opstellen en vaststellen van het Brandveiligheidsplan en de door de VRR in de brief genoemde aspecten als bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid. 3. Aanvulling n.a.v. advies Nederlandse Gasunie Nederlandse Gasunie wijst in haar reactie op de ligging van een drietal gasleidingen en verzoekt om onder Groepsrisico aandacht te besteden aan deze aardgastransportleidingen. Wij hebben dit in de bij deze brief gevoegde memo externe veiligheid (bijlage 2) meegenomen. De externe veiligheidsrisico’s van de buisleidingenstraat langs de toegangspoort van APMT zijn berekend met het risicoberekeningprogramma CAROLA. De leidinggegevens zijn via het bevoegd gezag aangeleverd door de Nederlandse Gasunie. Conclusie is dat de groepsrisico’s van de drie leidingen ruim onder de oriëntatiewaarde liggen. 4. Reactie op advies Rijkswaterstaat APM Terminals Maasvlakte II B.V. grenst aan de bevaarbare wateren in het havenbekken van Europoort en de Maasvlakte. Deze begrenzing bestaat in feite door de door Havenbedrijf Rotterdam aangelegde kades. Ten tijde van de aanleg van de kades zijn door Havenbedrijf Rotterdam de noodzakelijke toestemmingen en vergunningen verzorgd. Daarbij zijn ook de nautische aspecten beoordeeld. Graag lichten wij hier nogmaals toe dat er middels onderhavige vergunningaanvraag geen toestemming wordt gevraagd voor het opnieuw aanwinnen van land c.q. extra aanleggen van kades. In het vigerende bestemmingsplan is sprake van enkele onvolkomenheden, waaronder het feit dat een strook reeds aangelegd land met bijbehorende kade nog als water is bestemd.
Bijlagen: 1. Schets bestemmingsplan met ligging van percelen waarvoor strijdig gebruik wordt aangevraagd 2. Memo toelichting aspect Externe veiligheid van ARCADIS dd. 14 mei 2012 APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
5
BIJLAGE 1. Situatieschets
Ad punt 3
Ad punt 2
Punt 2 (boven/links): bouw ipv infra / punt 3 (rechts): land ipv water Punt 1 (onder): kantoorpand > 1500m2
Ad punt 1
APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
6 BIJLAGE 2. Memo Arcadis Externe Veiligheid
APM Terminals Maasvlakte II B.V. Boompjes 40 . 3011 XB Rotterdam . The Netherlands Phone: +31 (0)10 714 3940 . Fax: +31 (0)10 714 3950 www.apmterminals.com / KvK 24399863
ARCADIS NEDERLAND BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000
MEMO
Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Memo Externe veiligheid aanvraag Omgevingsvergunning APM Terminals Maasvlakte II B.V. Rotterdam,
Projectnummer:
14 mei 2012
C02011.000114.
Van:
Opgesteld door:
ing. C.M. van den Hooven MSC.
ing. C.M. van den Hooven MSC.
Afdeling:
Ons kenmerk:
Divisie Mobiliteit Amersfoort
DIVISIE MOBILITEIT
:
Aan:
Kopieën aan:
G. Kierkels
A. Kerkhoven
1. Inleiding Deze memo betreft een aanvulling op de gegevens die betreffende Externe veiligheid zijn opgenomen in de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor APM Terminals Maasvlakte II BV (hierna ook: APMT) voor de realisatie van een kantoor en een werkplaats op de nieuw te realiseren containerterminal op de Tweede Maasvlakte. Het aspect Externe veiligheid speelt een rol voor diverse risicobronnen op de Tweede Maasvlakte. De invloed van deze risicobronnen wordt beoordeeld op basis van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het gaat om het PR en GR van APMT, de naburige bestaande en geprojecteerde Bevi-inrichtingen, de buisleidingenstraat en de spoorweg. De containerterminal van APMT is een stuwadoorsbedrijf dat behoort tot de uitzonderingsgevallen van het Bevi. De terminal heeft daarom plaatsgebonden risico (PR) contouren en een groepsrisico die passen binnen het bestemmingsplan. Met dit initiatief veranderen deze risico’s niet.
2. Naburige bevi-inrichtingen Plaatsgebonden risico Het initiatief voorziet in de realisatie van een eigen kantoor met een maximale bruto vloeroppervlakte van 4.530 m2 en een kantoor bij de werkplaats van maximaal 985 m2 bvo. De norm voor het plaatsgebonden risico houdt in dat binnen de PR10 -6 contour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. In het geval van APMT maken beide kantoren onderdeel uit van de Bevi-inrichting en zijn daarom in het kader van het PR geen kwetsbaar object. Het is toegestaan dat deze kantoren binnen de PR10 -6 contour van een naburige inrichting liggen. In dit geval vallen de naburige bestaande Bevi-inrichtingen
Pagina
1/4
onder de nog op te stellen Veiligheidscontour1 Maasvlakte 1 waarbij het is toegestaan dat het kantoor van APMT binnen die contour valt. De veiligheidscontour voor een scheiding van risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare functies.
Groepsrisico Het kantoor van APMT met een maximale vloeroppervlakte van 4.530 m2 bvo bevindt zich op een terrein waar op enkele momenten per dag veel mensen over het gebied verspreid zijn. De personendichtheid van het terrein in de dag- en nachtperiode is laag. Het kantoor zal naar verwachting geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico van naburige Bevi-inrichtingen, want in het kantoor is de bezettingsgraad laag en het gebouw bevat kleedruimtes. De functies binnen het kantoor betreffende noodzakelijke werkzaamheden ten behoeve van de directe aansturing van de operatie, inclusief op afstand bedienen van kranen. In de volgende alinea’s is aangetoond dat het kantoor van APMT met een maximale vloeroppervlakte van 4.530 m2 bvo geen verhoging van het groepsrisico van omliggende risicobronnen veroorzaakt.
3. Hoge druk aardgasleidingen In het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is niets vermeld over het groepsrisico van de buisleidingenstraat langs de inrichtingsgrens van APMT. Het groepsrisico van de hoge druk aardgasleidingen A-624-10, A-624 en W-537-43 is aanwezig in de situatie waarin APMT niet gerealiseerd is. Na realisatie van de containerterminal en een kantoor van 4.530 m2 bvo is er geen verhoging van het groepsrisico van de hoge druk aardgasleiding A-624-10, A-624 en W-537-43. De externe veiligheidsrisico’s van de buisleidingenstraat langs de toegangspoort van APMT zijn berekend met het risicoberekeningsprogramma CAROLA. De leidinggegevens zijn via het bevoegd gezag aangeleverd door de Nederlandse Gasunie N.V. De kenmerken van de leidingen met een groepsrisico staan in de volgende tabel.
1
Leidingnaam
Diameter [mm]
Druk [bar]
A-624-10
323
80
A-624
914
80
W-537-43
914
40
Een risicocontour (conform artikel 14 uit het Bevi) volgt uit berekeningen, terwijl een veiligheidscontour zo klein of zo groot
kan zijn als het bevoegde gezag noodzakelijk acht. De veiligheidscontour kan echter niet kleiner zijn dan de 10-6 plaatsgebonden risicocontour rondom de bedrijven. De vorm van de veiligheidscontour is vrij. Binnen de veiligheidscontour wordt niet meer getoetst aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico.
Ons kenmerk:
:
Pagina
2/4
De groepsrisico’s van de drie leidingen liggen ruim onder de oriëntatiewaarde en zijn in onderstaande tabel weergegeven. Leidingen
Maximale
Maximale
Maximale
overschrijdingsfactor van
overschrijdingsfactor van
overschrijdingsfactor
deze kilometer leiding
deze kilometer leiding bij
voor dit tracé
bij… slachtoffers
frequentie…
A-624-10
10
4.44E-12
4.443E-8
A-624
43
1.96E-8
3.621E-3
W-537-43
912
6.54E-10
0.054
4. Spoor Het spoor ten zuidoosten van het terrein van APMT heeft momenteel een onbekend aantal transporten van gevaarlijke stoffen. Op basis van deze leemte in kennis kan geen inzicht gegeven worden van de hoogte van het groepsrisico en vooral niet de invloed van het kantoor van APMT op de hoogte van het groepsrisico. In het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is de PR10-6 contour van het bestaande spoor over de Maasvlakte 1 gesteld op 0 meter, op basis van de Risicoatlas spoor. Dit heeft dus geen nadelige consequenties voor de grootte van het kantoor van APMT. Volgens het Basisnet Spoor 2011 is het Plasbrandaandachtsgebied (PAG) op de Maasvlakte 1 maximaal 30 meter. Het kantoor ligt op ruim 150 meter van het doorgaande spoor af, daar waar verder geen andere bebouwing een rol speelt voor het groepsrisico. Naar verwachting leidt het kantoor niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
5. Hulpverlening en zelfredzaamheid Met betrekking tot zelfredzaamheid wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Gezien het feit dat de Bevi-inrichting een haarscherp veiligheidsbeleid heeft opgesteld in het bedrijfsnoodplan en compleet, organisatorisch en praktisch, is ingericht om ongevallen te voorkomen, zijn de medewerkers op de werkvloer zich continu bewust van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Bij de vormgeving van het kantoor is rekening gehouden met de afsluitbaarheid van het ventilatiesysteem. In geval van een incident met toxische gassen kan het pand hermetisch afgesloten worden van de buitenlucht. Dit is conform het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Het kantoor staat op voldoende afstand om bij andere ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen te voldoen aan de veiligheidseisen voor het personeel zonder aanvullende maatregelen. Het Bouwbesluit schrijft ook strenge veiligheidseisen voor waarmee ook rekening is gehouden met het ontwerp van het kantoor. Om de zelfredzaamheid van de aanwezigen te bevorderen bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen moet uiteindelijk voldaan worden aan de volgende voorwaarden.
Ons kenmerk:
:
Pagina
3/4
Bedrijfshulpverleners Binnen de inrichtingsgrens van APMT zijn voldoende (bedrijfs-)hulpverleners en bedrijfsbrandweer aanwezig met bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. Dit om een evacuatie soepel te laten verlopen. Het calamiteitenplan voorziet in de handelswijze bij een incident. De kennis en kunde van de bedrijfshulpverleners oefenen regelmatig. Er zijn gesprekken gaande over een gezamenlijke bedrijfsbrandweer voor de complete Maasvlakte.
Gebouwuitgangen De mogelijkheden om een pand te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. Bij het projecteren van de vluchtuitgangen, moeten er uitgangen zijn die van de risicobronnen af gericht zijn. De vluchtmogelijkheden en de beschikbare vluchtcapaciteit zijn vastgelegd in het brandveiligheidsplan. De aanwezige personen moeten een gebouw haaks op de stacks en laad/losplaatsen van trucks (meest dicht bij zijnde risicovolle locatie) kunnen ontvluchten en in de hitteschaduw van het gebouw.
Gebiedsontsluiting Voor de zelfredzaamheid is het van belang dat aanwezigen het plangebied via een andere route kunnen ontvluchten dan de aanrijdroute van de hulpdiensten. Bij een incident op het terrein kunnen mensen via de toegangspoort van het terrein het terrein verlaten. De hulpdiensten hebben een extra ingang aan de westzijde van het terrein.
Bluswatervoorziening en opstelplaatsen In de omgeving moet voldoende bluswater aanwezig zijn, – inclusief opstelplaatsen – zodat de (bedrijfs-) brandweer niet alleen snel ter plaatse kan zijn, maar ook snel kan optreden bij een calamiteit. De brandweer heeft bijvoorbeeld voor de bestrijding of beperking van een plasbrand van een container bij de laad/losplaats van trucks gedurende langere tijd voldoende bluswater nodig. In het brandveiligheidsplan zijn de maatregelen voor voldoende primaire en secundaire bluswatervoorzieningen beschreven. Deze maatregelen zijn uitvoerig besproken met de bedrijfsbrandweer, Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, APMT en DCMR. De uitkomsten zijn vastgelegd in het brandveiligheidsplan.
Ons kenmerk:
:
Pagina
4/4