Aanvullend onderzoek demping Zahnstraat 19 te Angeren
Opdrachtgever: De heer A. Schuring
Projectcode: CIW00310
Project: Demping Zahnstraat 19 Angeren
Datum: maandag 20 september 2010
Status: Definitief
Referentie: CIW00310\100920_210037
Naam WILLEM POST
Paraaf
Datum maandag 20 september 2010
Inhoudopgave 1 Inleiding ................................................................................................................................... 3 2 Onderzoekslocatie ................................................................................................................... 3 3 Historie en huidige situatie ....................................................................................................... 3 4 Vervolg vastlegging kwaliteit demping ..................................................................................... 4 5 Onderzoeksopzet .................................................................................................................... 4 6 Kwaliteitsborging en onafhankelijkheid .................................................................................... 5 7 Veld- en laboratoriumonderzoek: ............................................................................................. 5 8 Resultaten veldwerk ................................................................................................................ 6 9 Monsterselectie ....................................................................................................................... 6 10 Analyseresultaten .................................................................................................................. 6 11 Toetsing ................................................................................................................................. 7 12 Toetsingsresultaten ............................................................................................................... 7 13 Conclusie aanvullend onderzoek ........................................................................................... 8 14 Vervolg .................................................................................................................................. 8
Bijlagen: Bijlage 1 Kadastrale kaart Bijlage 2 Tekening met sleuven, boring en peilbuis Bijlage 3 Foto’s Bijlage 4 Boorstaten en monstergegevens Bijlage 5 Analyseresultaten Bijlage 6 Toetsingsresultaten
2
1 Inleiding In opdracht van de heer A. Schuring heeft Greenhouse Advies bv een aanvullend onderzoek uitgevoerd ter plaatse van een demping aan de Zahnstraat 19 te Angeren. De werkzaamheden onder de BRL zijn uitgevoerd door Het Veldwerkbureau B.V. Op de locatie is op dit moment een weiland gesitueerd. Aanleiding tot het onderzoek is het voornemen tot herinrichting. Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de samenstelling van het dempingmateriaal en de huidige kwaliteit van de omliggende bodem. In het kader van herinrichting van de locatie dient nader bekeken te worden of het hier daadwerkelijk een demping betreft die sterk verhoogde gehalten bevat en als ernstig geval beschouwd dient te worden zoals de provincie Gelderland heeft aangegeven in de brief van 8 februari 2006, kenmerk: MW2002.36654, gevalsnummer GE/000/027, locatie GE20600169, Het Roode Walt te Angeren. De locatie staat bij de provincie Gelderland bekend als VOSGE/045/029. In deze rapportage worden de uitgevoerde veld- en laboratoriumwerkzaamheden en de resultaten van zowel het dempingonderzoek als het onderzoek van de omliggende bodem beschreven.
2 Onderzoekslocatie De locatie is gelegen aan de: Deze is gelegen in:
Zahnstraat 19 te Angeren Kadastrale gemeente: Angeren Sectie: D Kadastraal perceel nummer: 1264
De kadastrale kaart is opgenomen in bijlage 1. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.000 m2. Op dit moment is de onderzoekslocatie in gebruik als weiland. In bijlage 3 zijn foto’s opgenomen van de onderzoekslocatie.
3 Historie en huidige situatie Van 1967 tot 1978 is de gracht rondom de huidige boerderij gedempt met bodemvreemd materiaal. De exacte samenstelling van het dempingmateriaal is niet bekend. Door de provincie Gelderland zijn in het kader van stortplaatsen onderzoeken op de onderhavige locatie diverse onderzoeken verricht. Op dit moment bevindt de locatie zich nog in de staat zoals ten tijde van de onderzoeken die zijn uitgevoerd door de provincie. De locatie is nog in eigendom van de gebruikers, zijnde verkoper. In 2008 is door de opdrachtgever, zijnde koper, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn geen bijzonderheden waargenomen en was er geen aanleiding tot verder bodemonderzoek. In juni 2010 is de koper door de verkoper op de hoogte gesteld van de demping en zijn de diverse brieven van de provincie Gelderland overhandigd. In het verkennend bodemonderzoek van 2008 is de demping niet opgenomen als verdachte deellocatie en derhalve niet specifiek onderzocht. De volgende onderzoeken zijn reeds uitgevoerd: • Verkennend Onderzoek Stortplaatsen Gelderland (VOS), Zahnstraat 19 te Angeren, d.d. januari 2001, De Straat. • MonitoringsOnderzoek Voormalige Stortplaatsen (MOVOS), Zahnstraat 19 te Angeren, d.d. januari 2000, De Straat. • DeklaagOnderzoek Voormalige Stortplaatsen (DOVOS), Zahnstraat 19 te Angeren, d.d. januari 2000, De Straat. • Verkennend bodemonderzoek Maliebaan fase 1 en 2 te Angeren, d.d. 22 april 2008, Grontmij.
3
Uit de door de provincie ter beschikking gestelde onderzoeken blijkt dat de deklaag is onderzocht en dat het grondwater is gemonitoord. Hierbij is geconcludeerd dat de deklaag slechts licht verhoogde gehalten bevat. De dikte van de deklaag is niet overal voldoende, indien er daadwerkelijke een sterk verontreinigde stort aanwezig zou zijn. Uit de grondwatermonitoring blijkt dat het grondwater sterke verhogingen met barium en arseen heeft. Deze parameters komen ook van nature voor in de bodem, derhalve wordt dit niet direct gerelateerd aan een eventuele verontreinigde stort. De onderzoeken verricht in opdracht van de Provincie, zijn alleen gericht op de deklaag en monitoring van het grondwater. De omvangbepaling van de stort heeft alleen visueel plaatsgevonden. Vanuit de visuele waarnemingen bestaat de mogelijkheid dat de demping heeft plaatsgevonden met huishoudelijk afval en bouw- en sloopafval. Echter is volgens de eigenaar de gracht gedempt met grond, boomstronken en puin. Analytisch is de stort niet beoordeeld. De demping bevindt van 0,3 tot maximaal 2,0 m-mv. totale oppervlakte van de demping wordt geschat op 1.750 m2. De oppervlakte van het gedeelte wat wordt verkocht bedraagt circa 1.000 m2.
4 Vervolg vastlegging kwaliteit demping In de brief van de provincie Gelderland d.d. 8 februari 2006 is onderhavige demping beschouwd als een stortplaats die valt onder een ernstig geval. Om te bepalen of hier daadwerkelijk sprake is van een ernstig geval dient het dempingmateriaal zelf onderzocht te worden. Op basis van de uitkomsten van het aanvullend onderzoek op het dempingmateriaal wordt de omvang van de demping geverifieerd en wordt de uiteindelijke kwaliteit vastgelegd waarna de provincie Gelderland de status van het eventueel ernstig geval kan herbeoordelen. Alleen van het deel wat wordt verkocht wordt aanvullend onderzocht. Het deel wat niet wordt verkocht wordt niet in dit onderzoek meegenomen.
5 Onderzoeksopzet Er is geen eenduidige richtlijn voor het onderzoek van een stortlichaam. Op basis van ervaring en de bestaande protocollen heeft Greenhouse Advies een basis onderzoeksopzet voorgesteld aan de provincie Gelderland. In combinatie met archeologisch onderzoek worden proefsleuven gegraven in plaats van boringen. Archeologisch onderzoek zal gelijktijdig worden uitgevoerd door een erkend archeologisch bureau. Boringen geven te weinig inzicht op de samenstelling van het dempingmateriaal. Door het graven van proefsleuven in het dempingmateriaal wordt een representatieve waarneming verricht. De grove delen worden hierbij ook waargenomen. Er wordt aansluiting gezocht met het asbest in grond onderzoek (NEN 5707), waarbij gebruik wordt gemaakt van ruimtelijke eenheden van 1.000 m2. De oppervlakte van de demping wat wordt verkocht is geschat op 1.000 m2. Derhalve is de locatie als één ruimtelijke eenheid beschouwd. In deze ruimtelijke eenheid worden minimaal 3 proefsleuven gegraven. Indien blijkt dat één van de sleuven zintuiglijk sterk verontreinigd is, zal niet meer dan 1 proefsleuf per ruimtelijke eenheid noodzakelijk zijn. Echter voor het bepalen voor risicospreiding en kostencalculatie zal er voor een eventuele sanering het minimale aantal van 3 sleuven per ruimtelijke eenheid aangehouden worden. Indien blijkt dat de sleuven milieuhygiënisch niet verontreinigd zijn zal er per ruimtelijk eenheid minimaal 5 proefsleuven gegraven worden. Het uitkomende materiaal wordt bemonsterd en geanalyseerd (incl. asbest). Tevens wordt de putbodem van sleuf bemonsterd en indien nodig (na aantreffen sterk verontreinigd dempingmateriaal) geanalyseerd. In bijlage 2 is een schets opgenomen met de verdeling van de ruimtelijke eenheden en proefsleuven zoals vooraf bedacht.
4
6 Kwaliteitsborging en onafhankelijkheid De werkzaamheden onder de BRL zijn uitgevoerd door Het Veldwerkbureau B.V. Het Veldwerkbureau B.V. is in het bezit van een kwaliteitssysteem dat is opgezet conform NEN-EN-ISO 9001:2000. Tevens is Het Veldwerkbureau B.V. in het bezit van de voor dit onderzoek noodzakelijke BRL SIKB 2000 en de bijbehorende VKB protocollen 2001 en 2002. Met betrekking tot de functiescheiding kan worden gesteld dat Het Veldwerkbureau B.V. geen eigenaar is van de locatie en dat er geen relatie bestaat tussen Het Veldwerkbureau B.V. en de opdrachtgever en/of eigenaar van de locatie.
7 Veld- en laboratoriumonderzoek: Ten behoeve van het onderzoek zijn de onderstaande veld- en laboratoriumwerkzaamheden uitgevoerd. Het veldwerk is uitgevoerd op 24 augustus 2010 door Het Veldwerkbureau B.V. Het Veldwerkbureau B.V. is erkend voor het uitvoeren van veldwerk conform de BRL SIKB 2000, “veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek”. Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens voornoemde BRL SIKB 2000 en de bijbehorende VKB protocollen 2001 en 2002. Veldwerk: • 5 proefsleuven tot 2,50 m-mv; • 1 boring tot 3,5 m-mv (in putbodem sleuf 1), afgewerkt met 1 peilbuis tot 3,5 m-mv, met een filterlengte van 1,0 m; • Het zintuiglijk beoordelen van het bij de sleuven en boring vrijkomende dempingmateriaal en grond op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingkenmerken, inclusief eventuele asbestverdachte materialen; • Het nemen van monsters van het bij de boring en sleuven vrijkomende bodemmateriaal. De monstertrajecten zijn weergegeven aan de rechterzijde van de boorprofielen in bijlage 4. Bovenstaande werkzaamheden zijn uitgevoerd door de heer W. van Hemert gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000 VKB protocol 2001. Watermonstername: De geplaatste peilbuis is na een week bemonsterd. Hierbij zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: • Het opnemen van de grondwaterstand in de peilbuis; • Het bepalen van de zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (Ec) van het grondwater; • Het nemen van grondwatermonsters uit de peilbuis. De watermonstername is uitgevoerd door de heer W. van Hemert, gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000 VKB protocol 2002. Laboratoriumonderzoek: De genomen grond- en grondwatermonsters worden conform de nieuwe NEN en volgens AS 3000 geanalyseerd door een laboratorium met de RvA-erkenning. De volgende analyses zijn uitgevoerd; • Het analyseren van 5 asbest verzamelmonsters; • Het analyseren van 3 ondergrondmonster op het nieuwe NEN-pakket (Stap 1); • Het analyseren van 1 grondwatermonster op het nieuwe NEN-pakket (Stap W). Voor de tekening met hierop de locaties van de boringen wordt verwezen naar bijlage 2. De boorstaten en monstergegevens zijn opgenomen in bijlage 4. 5
8 Resultaten veldwerk Bij het graven van de eerste sleuf bleek dat de demping aldaar voor circa 80% uit grof puin bestaat. De brokken puin waren van die grootte dat het noodzakelijk was om grotere proefsleuven te graven. Uit ook de andere sleuven is gebleken dat het dempingmateriaal uit circa 80% (grof)puin bestaat. Tijdens het veldwerk is derhalve geconstateerd dat de onderzoeksopzet gebaseerd op de NEN 5707 nu geen aansluiting heeft. Gezien het hoge percentage puin dient in principe de NEN 5897 aangehouden te worden. Echter kan het exacte protocol niet gevolgd worden door de aanwezigheid van zeer grof puin. Er zijn grotere sleuven gegraven waardoor het uiteindelijk te analyseren puinfractie te omvangrijk wordt. Gezien het voorkomen van vooral grof puin is besloten om de uitkomende materialen (puin) zintuiglijk te beoordelen op het voorkomen van asbestverdachte materialen. Van de puin zelf is geen monster genomen gezien de grofheid van het dempingmateriaal. Per sleuf zijn de vrijkomende asbestverdachte materialen als materiaalmonster aangeboden aan het laboratorium. Ter plaatse van sleuf 1 is een lege metalen jerrycan aangetroffen. Zekerheidshalve is ter plaatse, in de sleufbodem, een aanvullende boring gezet, die vervolgens is afgewerkt met een peilbuis. De diepte van de demping is 2,5 m-mv. Totaal oppervlakte van de demping binnen de herinrichtinglocatie bedraagt circa 1.100 m2. De omvang van de demping binnen de herinrichtinglocatie is circa 2.200 m3.
9 Monsterselectie De monsters zijn zo geselecteerd dat, na uitvoering van de analyses, een zo representatief mogelijk beeld verkregen wordt van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond onder het dempingmateriaal en het asbestgehalte van het dempingmateriaal. Gezien de afwijking in sleuf 1, is de bodem van sleuf 1 separaat ingezet. Verder zijn voor de ondergrond twee mengmonsters ingezet van de sleuven 2 en 5 en de sleuven 3 en 4. Per sleuf is een asbest verzamelmonster ingezet afkomstig uit het dempingmateriaal.
10 Analyseresultaten De grond- en watermonsters zijn in het door RvA geaccrediteerde laboratorium van ALcontrol geanalyseerd. Menging van de grondmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium. De analyses zijn uitgevoerd conform de protocollen die vallen onder het accreditatieschema van de AS 3000 richtlijn. De asbestverdachte materialen zijn conform de NEN 5896 geanalyseerd op bepaling van asbest in materiaal verzamelmonster. Hiervan waren de resultaten bekend op 26 augustus 2010. De grondmonsters zijn geanalyseerd op Stap 1. Hiervan waren de resultaten bekend op 1 september 2010. De grondwatermonsters zijn geanalyseerd op Stap W. Hiervan waren de resultaten bekend op 3 september 2010. De analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 5
6
11 Toetsing Voor de bepaling of en in welke mate bodemverontreiniging aanwezig is, zijn toetsingswaarden opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009. De volgende toetsingswaarden worden onderscheiden voor grond: • AW: Achtergrondwaarde, het gehalte in onbelaste natuurgebieden en landbouwgronden; • T: Tussenwaarde, het gemiddelde van de achtergrondwaarde en de interventiewaarde, criterium voor nader onderzoek; • I: Interventiewaarde, het gehalte waarboven ernstige vermindering optreedt van de functionele eigenschappen van de bodem. Voor grondwater gelden de volgende toetsingswaarden: • S: Streefwaarde, ijkpunt voor een milieukwaliteit van het grondwater op de lange termijn op basis van het verwaarloosbaar risiconiveau voor het ecosysteem; • T: Tussenwaarde, het gemiddelde van de Streefwaarde en de Interventiewaarde, criterium voor nader onderzoek; • I: Interventiewaarde, het gehalte waarboven ernstige vermindering optreedt van de functionele eigenschappen van de bodem.
12 Toetsingsresultaten De resultaten van de hierboven genoemde analyses zijn getoetst zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering. In bijlage 6 zijn de toetsingresultaten opgenomen. In de toetsing worden 4 klassen onderscheiden: : voldoet aan streefwaarde/achtergrondwaarde (niet verontreinigd); * : voldoet aan het gemiddelde van de streef-/AW- en interventiewaarde (licht verhoogd); ** : voldoet aan de interventiewaarde (matig verontreinigd); *** : overschrijdt de interventiewaarde ( sterk verontreinigd); In onderstaand overzicht zijn de gegevens van het grond- en grondwatermonster opgenomen. Overzicht asbestsleuf: Sleuf 1, asbestgehalte demping puin 2, asbestgehalte demping puin 3, asbestgehalte demping puin 4, asbestgehalte demping puin 5, asbestgehalte demping puin
0,2 mg/kg ds 0,8 mg/kg ds 12,0 mg/kg ds 7,2 mg/kg ds 8,8 mg/kg ds
Toetsingsresultaat < Interventiewaarden < Interventiewaarden < Interventiewaarden < Interventiewaarden < Interventiewaarden
Overzicht grondmonster: Monster 1-1, bodem sleuf 1 MM 1, bodem sleuf 2 en 5 MM 2, bodem sleuf 3 en 4
Enkele zware metalen Geen bijzonderheden Kwik licht verhoogd
Toetsingsresultaat > Achtergrondwaarde, < Tussenwaarde < Achtergrondwaarde > Achtergrondwaarde, < Tussenwaarde
Overzicht grondwatermonster: Monster Peilbuis 1
Barium en molybdeen > S
Toetsingsresultaat > Streefwaarde, < Tussenwaarde
7
Uit de analyse- en toetsingsresultaten komt naar voren dat het dempingmateriaal, dat voornamelijk bestaat uit grof puin, niet sterk verontreinigd is met asbest. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het asbest onderzoek niet geheel conform de NEN 5897 is uitgevoerd gezien de samenstelling van het dempingmateriaal. In de putbodem van de sleuven en peilbuis 1 zijn slecht licht verhoogde gehalten aangetroffen. Derhalve kan gesteld worden dat de demping geen noemenswaardige verslechtering van de omliggende bodem tot gevolg heeft gehad.
13 Conclusie aanvullend onderzoek Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de demping en de omliggende bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de demping de omliggende bodem niet heeft verontreinigd. Het dempingmateriaal bestaat voornamelijk uit grof puin. Derhalve betreft het hier geen bodem. Middels indicatief onderzoek, op basis van de NEN 5897, is de asbestgehalte van het puin benaderd. Hieruit volgt dat de interventiewaarde voor asbest niet overschreden wordt. Op basis van bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat de demping geen ernstig geval betreft. Echter gezien de demping over een langere periode heeft plaatsgevonden kan de puindemping heterogeen van samenstelling zijn. Het voorkomen van enkele pure asbestnesten is niet uitgesloten.
14 Vervolg In het kader van de herinrichting is men voornemens om de demping gedeeltelijk te verwijderen. Middels ontgraving en scheiding op locatie wordt op een duurzame wijze de uitkomende stromen waar mogelijk hergebruikt. Waarbij middels handpicking en eventueel aanvullend zeven de asbestverdachte materialen worden verwijderd. Hierbij wordt gewerkt volgens de CROW 132. In feite is er geen sprake van een ernstig geval. Echter het risico bestaat dat tijdens het verwijderen van de demping, ter plaatse van de herinrichtinglocatie, er alsnog asbestnesten worden aangetroffen. Indien deze nesten een gezamenlijk omvang hebben van 25 m3 of meer, is er toch weer sprake van een ernstig geval en valt de sanering onder bevoegd gezag van de provincie Gelderland. Om te voorkomen dat tijdens de uitvoering alsnog nog een beschikking op de sanering moet worden aangevraagd bij de provincie, stellen wij voor om toch op voorhand een saneringsplan in te dienen bij de provincie Gelderland. In het saneringsplan wordt het plan van aanpak uitgewerkt met een terugvalscenario wanneer er toch stortnesten worden aangetroffen. Het saneringsplan wordt vervolgens door de provincie beschikt.
8