32e jaargang - november 2007 - nr 9
inhoudsopgave
NVOX Context Kijk hem eens lekker bezig zijn. Piet Lijnse is terug! Gelukkig. We hebben lang niet van hem gehoord maar nu speelt hij in NVOX artikelen lang, balletje balletje met het begrip context.
418 Technologisch en innovatief IN DE KLAS 398 399 402 403 404
Over het gebruik van al of niet juiste beweringen Paula van Kranenburg Showchemie: demonstratieproevenboek in de maak Henny Kramers-Pals Natuurkunde bij een muizenval en een bierglas Robert Frederik Smaakmakers (27): Luchtdruk Louis Mathot en Hubert Biezeveld Studiehuisleerlingen geven sterrenkundelessen aan basisscholieren Luc Lohse
CURRICULUM/EXAMENS 407 410
NLT in de praktijk Brechje Hollaardt Schizofrenie en ander ongemak Maarten en Henny Foeken
MENSEN 414 416
Een lunchgesprek met Govert Schilling Marianne Offereins Gerda Maria Freise-Röttger Marianne Offereins en Peter Buck
EN VERDER 418
Technologisch innovatief: De waterstofauto in V5 Ineke Frederik en Remke Klapwijk
420 421 423
Poëzie en anw Marjan Bruinvels Leraren opleiden in Rwanda Han de Wilde Het Naardermeer: een soort droomwereld Marianne Offereins
RUBRIEKEN 426
431
Vereniging bestuur examenprogramma’s verslagen Media boekrecensies boekaankondigingen digitaal
436
439 440
Actueel wetenschap scholing berichten Colofon/Aansteker Agenda
Coverfoto: De Leidse Rino’s, een groepje natuurkundestudenten, geven een demonstratie met vloeibare stikstof tijdens Science on Stage in Grenoble. Foto: Ada Molkenboer.
Ai, discussiëren en nadenken over de relatie context-theorie (of context-concept) is een garantie voor hoofdpijn. Jaren schreven we met een man of acht aan een methode waarin de context centraal stond. Geen hond kocht het boek (DBK-na voor de bovenbouw), maar het gekissebis op de vergaderingen was heerlijk en later had ik een prachtig boek in m’n eigen klassen. Piet speelt balletje balletje, zo lang dat hij gedachten bij me los peutert. Context is geen middel, context is geen doel. Er was en is eerst de context, en dan pas de theorie. In de wereld buiten de school is het primaat voor de context. De sterrenkundige die de signalen uit de ruimte onderzoekt, het kind dat vraagt waarom de vogel vliegen kan, de automonteur die zich over de motor buigt, de ontwerper die een volgende generatie Iphone wil maken, de ingenieur die wakker ligt vanwege de verfhechtingsproblemen in de spuiterij, de veredelaar die ontdekt dat het nieuwe tomatenras in de Oekraïne te weinig produceert, de projectleider die een vertraging van drie maanden voorziet, de scheikundedocent die na lange uitleg hoort “ik snap er niks van”. Allemaal context. Gravend en ploeterend in de context kan oude kennis worden toegepast of nieuwe kennis worden gemaakt. Het examenprogramma moet niet met de staart beginnen, niet met de gestolde blijdschap van de wetenschapper, de theorie. Het moet beginnen met de context. “Natuurkunde (of scheikunde of biologie, RK) is situaties uit de ….. werkelijkheid problematiseren en beschrijven door middel van fysische begrippen” schrijft Piet. OK, als dat zo is, dan moeten we ze dat leren. Dan is het graven en ploeteren in de context, dan is DAT het kerncurriculum en niet de wetten van Newton of Gay-Lussac. Dan laten we ze contexten uitvlooien en uit elkaar peuteren en geven we onderweg de gereedschappen aan, zo’n beetje als in dat prachtige boek. Dan is het helemaal niet nodig “dat de gekozen concepten gezamenlijk de breedte van de leerstof goed moeten overdekken” (NiNa). Het gaat immers om het leren graven. Dat is wat ze, de leerlingen, later ook moeten doen – en dan op terreinen die waarschijnlijk toch geen relatie hebben met onze vakken. Ik zei toch: hoofdpijn.
[email protected]
november 2007
NVOX
397
IN DE KLAS
Showchemie: demonstratieproevenboek in de maak Eén van de attracties van het beroep van chemiedocent is dat je zo nu en dan een show weg kunt geven. Elke demonstratieproef op zich geeft daar al de kans toe. Maar hoe kom je aan onderhoudende proeven en een rode draad, wanneer je voor een speciale gelegenheid een chemieshow wilt opzetten? ■
Henny Kramers-Pals / Universiteit Twente
Motiveren door demonstreren Als je mensen vraagt om zich uit hun schooltijd een leuke scheikundeles voor de geest te halen en op te schrijven wat er zo leuk was aan die les, blijkt dat ze zich vooral bepaalde verrassende demonstratieproeven herinneren. De verrassing was bijvoorbeeld dat ze leken mis te gaan. Natuurlijk gaan proeven nooit echt mis, maar ze kunnen anders gaan dan je verwacht, en dan wordt het pas echt interessant. In een artikel dat nu nog op internet is te vinden1 legt George Bodner op grond van theorie over motivatie uit waarom verrassende demonstratieproeven motiveren; daarom onthoud je ze ook en leer je ervan. Belangrijk daarbij is dat de proef een ‘discrepant event’ betreft: je bent er zelf bij als het gebeurt en wat je ziet gaat in tegen je verwachting. Demonstraties hoeven niet spectaculair of gevaarlijk te zijn om te boeien. Integendeel, gevaarlijke demonstraties kunnen een deel van de leerlingen juist afschrikken en geven ook een onrealistisch beeld van het beroep van chemicus. Demonstratieproeven zijn en blijven een prachtige onderwijsvorm. Samen met een groep leerlingen kijken naar, genieten van en praten over een demonstratieproef biedt een goede afwisseling op werkvormen waar de leerlingen meer zelfstandig bezig zijn. Juist de afwisseling is motiverend. Het verrassingseffect van een demonstratieproef kan groter zijn dan bij leerlingproeven, omdat de proef niet door de leerlingen zelf is opgezet en voorbereid. Verder kan een demonstratieproef motiveren doordat de leerlingen daarbij een ervaren vakvrouw of vakman aan het werk zien: hun docent als chemicus.
show gezien. Allerlei lichteffecten in een verduisterde zaal, knallen, het omtoveren van water in wijn en vice versa, bankbiljetten die worden aangestoken en dan niet verbranden. Chemie als ‘entertain-
Een chemieshow U hebt vast wel eens ergens een chemie-
Ray en Rosemary Plevey presenteren hun Chemical Magic Show op de ASE-conferentie 2004 in Reading. Aan het begin van de show trekken ze ostentatief een witte jas uit en een schort aan.
Demonstraties hoeven niet spectaculair of gevaarlijk te zijn om te boeien.
ment’. De Oostenrijker Viktor Obendrauf (die beroemd is om zijn chemieshows) noemt ze ‘edutainment’2: zowel onderhoudend als leerzaam.
De foto laat Ray en Rosemary Plevey zien bij hun chemieshow op de ASE-conferentie 2004. Hun show is vele jaren een vast onderdeel geweest van de jaarlijkse ASEconferenties. Ze hebben ook een keer de uitsmijter verzorgd van een Woudschoten Chemie Conferentie. Soms wordt er een beroep op chemiedocenten en/of toa’s gedaan om zo’n show te verzorgen voor een ouder- of leerlingenavond of open dag. Er zijn gelukkig zelfs docenten die dit zelf aanbieden! In buitenschools verband iets met leerlingen ondernemen, dat kan ook in de exacte vakken. Het is een inspirerende activiteit om met een groep leerlingen een chemieshow te bedenken en uit te voeren3. Leer-
november 2007
NVOX
399
Schizofrenie en ander ongemak Naar aanleiding van de vragen 29, 30 en 31 over schizofrenie van het eindexamen biologie vwo 2007, gaan we in op deze mensonterende ziekte. We willen bereiken dat de term schizofrenie alleen nog gebruikt gaat worden in de juiste context. In genoemde vragen is er nogal wat mis. De problemen die we ermee hebben zijn in dit artikel verwerkt. ■
410
Maarten en Henny Foeken
Wat is schizofrenie Het onderwerp leent zich tot bespreking in biologielessen vanwege de vele aspecten die er aan te koppelen zijn. Dit zijn onder andere: gedrag, zintuig-zenuwstelsel, genetica, hormonen, drugsgebruik, ziekte en gezondheid en milieu-invloeden. Schizofrenie is een zeer ernstig invaliderende psychiatrische ziekte, die zich meestal pas openbaart rond het 20e levensjaar. De kans is voor mannen en vrouwen gelijk en is ongeveer 1 op 100. In Nederland zijn er dus zo’n 150.000 patiënten. Bij schizofrenie is er sprake van een ernstige stoornis in het functioneren van de hersenen, met name in het waarnemingsvermogen. Er wordt heel veel onderzoek naar mogelijke oorzaken gedaan. In vraag 30 wordt daar volledig aan voorbijgegaan. Dat is er opeens nog maar één oorzaak (tekst luidt: “één bepaald allel van hun gemeenschappelijke opa”). Als er al sprake is van een 100% genetische aandoening, zoals coeliakie, dan had dit in elk geval een duidelijk populatiegenetische vraag moeten zijn. Wat betreft de oorzaken wordt onder andere gezocht naar mogelijke ontwikkelingstoornissen tijdens de zwangerschap, naar afwijkingen in de hersens, naar de effecten van bepaalde omgevingsfactoren, naar mogelijke genetische componenten, naar de invloed van het gedrag van de moeder en naar allerlei lichamelijke kenmerken die samen kunnen hangen met deze ziekte. De ziekte is ongeneeslijk. Patiënten met schizofrenie: • worden overvallen door waandenkbeelden (ideeën, die voor anderen verifieerbaar onjuist zijn); • worden overvallen door hallucinaties (gestoorde zintuiglijke waarnemingen van gehoor , zoals stemmen horen, van gezicht- en gevoel);
NVOX
november 2007
• vertonen negatieve symptomen (bestaand gedrag verdwijnt, zoals geen muziekinstrument meer aanraken, terwijl muziek maken voor die tijd een grote hobby was, verder futloos, onbestemd slecht en lethargisch); • vertonen positieve symptomen (er treedt ‘nieuw’ gedrag op, zoals wanen en hallucinaties, dat zijn ziekteverschijnselen en zo positief is dat dus niet); • hebben moeite met contact maken met anderen (vereenzamen); • worden onvoorspelbaar voor hun
omgeving (vreemde gedragingen, niet passend in de context) • hebben een verstoord, zelfs omgekeerd, slaap-waakritme; • hebben concentratieproblemen • hebben problemen met zelfhandhaving (lichaamsverzorging, huishouden e.d.)
Psychoses Men spreekt van een psychose wannneer een aantal van deze en meer kenmerken tegelijk optreden, waarbij denken en het gevoelsleven is verstoord . Dat hoeft nog
!
"
!
!
!
!
!!
% # $ # $
# $
! #$%
!
"
"
!
!
!
&
'( ! #
% )
* !
!!
"
!
!! !+
,
! .( . ./ .'
Technologisch en innovatief De waterstofauto in V5 Leerlingen uit V5 passen zojuist verworven kennis over waterstof-technologie toe en ontwerpen voor ons het vervoermiddel van de toekomst! Wordt dat een auto, scooter, vliegtuig of carver? Zij leren over maatschappelijke problemen, technologische mogelijkheden, de ingenieurspraktijk en over zichzelf. Wij leren over aansluiting en de mogelijkheden van vwo-leerlingen met ambitie. ■
Ineke Frederik/ TULO, TU Delft en Remke Klapwijk/ Aansluiting TU Delft technologisch thema. Het gaat over de waterstoftechnologie die gebruikt kan worden bij vervoer van de toekomst. De benodigde vwo-leerstof (redoxchemie, dynamica van een auto en modelleren) wordt herhaald, opgefrist, verdiept en verbreed. Kennis uit de verschillende schoolvakken (scheikunde, wiskunde, natuurkunde) is immers noodzakelijk om dit technologische probleem aan te pakken. Het in de pilot geboden onderwijs wijkt af daarmee af van het veelal monodisciplinaire onderwijs op het vwo.
418
Een waterstofscooter, doorgerekend en geproduceerd als afstudeeronderwerp op de TU Delft. Kun je daar in V5 al wat mee?
Ambitie mag! Het besef dat leerlingen méér kunnen dan dat op school aan bod komt wordt steeds breder geaccepteerd. Junioruniversiteiten1, plusklassen, olympiades2, English streams: ambitie mag weer! Hoe je dat verrijkende onderwijs in moet richten om de leerlingen uit te dagen is vervolgens de vraag. Recent is het aanbod voor leerlingen uitgebreid met technologie. De Junior TU Delft bood een pilot met technologieonderwijs op niveau en in het tempo van de universiteit die nauw aansloot op vwo-bètakennis. Echt ontwerponderwijs over een actueel Organisch practicum: maken en testen van een membraan voor de brandstofcel. Is de eigen cel al beter dan de commercieel verkrijgbare?
NVOX
november 2007
Bij alle onderwijs horen verwerkingsopdrachten. Ook bij de Junior TU Delft. Een voorbeeld Brandstofcel 1. Geef de elektrochemische reacties die plaatsvinden aan anode en kathode van • de polymere brandstofcel. • de alkaline brandstofcel 2. Bereken het vermogen dat jullie zelf gemaakte brandstofcel leverde uit de gemeten waarden voor stroom en spanning. Plot het berekende vermogen als functie van de stroom.
Werving en selectie De belangstelling voor de pilot is groot, zowel bij de scholen als bij de vwo-leerlingen. De leerlingen schrijven zélf een motivatiebrief, maar de school moet de leerlin-
Een leerling: “Leuk en uitdagend, weer eens iets anders dan saai school. Ga ermee door” gen voordragen en steunen. Het kan immers niet zo zijn dat het normale schoolwerk in het gedrang komt door deze activiteit! Docenten geven aan welke leerlingen zij bij voorkeur geplaatst zien. Met enkele leerlingen wordt een selectiegesprek gevoerd. Vervolgens beslist de universiteit welke leerlingen deel mogen nemen. Leerlingen noemen verschillende redenen om zich op te geven. Boeiend onderwerp, extra uitdaging, medeleerlingen met dezelfde interesse ontmoeten, contact met de universteit, willen weten hoe dingen werken, anders dan anders les te krijgen en een enkele keer: vervanging van een profielwerkstuk. Twaalf meisjes en achttien jongens doen uiteindelijk mee aan de pilot.
EN VERDER
Het Naardermeer Een soort droomwereld Op zaterdag 15 september, op een van de laatste zomerse dagen van dit jaar, werd ik – met een aantal anderen – voor de verjaardag van een niet onbekend NVON-lid, uitgenodigd om een verjaarspartijtje te vieren met onder meer een rondvaart in een fluisterboot op het Naardermeer. Daar was ik nog nooit geweest, dus ik nam de uitnodiging graag aan. ■
Marianne Offereins / ROCMN, Utrecht
Om twee uur ’s middags gingen we aan boord van een van de fluisterboten van de Vereniging Natuurmonumenten, eigenares van het Naardermeer (zie kader), voor een excursie van een uur of drie. Wanneer een boot niet wordt gebruikt, ligt hij in een loods met een dak van zonnecellen. Die laden de accu van de boot op, zodat er geen benzinemotor nodig is die herrie maakt en vervuilt. De accumotor maakt vrijwel geen geluid. Dus is het eerste dat opvalt de stilte wanneer je op het water komt, ondanks het feit dat het Naardermeer midden in de Randstad ligt. Je glijdt geruisloos door een soort droomwereld. Het water van het Naardermeer is glashelder, je kunt zo goed als overal de bodem zien. Glashelder betekent niet altijd zuiver, maar dat het water in het Naardermeer ook schoon is, blijkt uit het voorkomen van een drijfplant als de krabbenscheer of wateraloë (Stratiotes aloides) die vooral in schoon water voorkomt, met name in laagveengebieden. Deze plant drijft op het water, en kan daar dan een oase voor waterdieren vormen. In het Naardermeer is de krabbenscheer vooral van belang als nestgelegenheid voor de zwarte stern, hoewel in dit gebied voor deze vogels ook nestvlotjes worden gebouwd. Naast de krabbenscheer zijn ook de waterviolier en fonteinkruid en een welige, soortenrijke oeverzone (verlandingsmoeras) geschikt als leefgebied. In het Naardermeer broeden ongeveer 80 vogelsoorten met als meest opvallende de lepelaar, de aalscholver en de zwarte stern. Zwarte sterns (Chlidonias niger) zijn vogels van ondiepe, zoete tot brakke moerassen en wateren. Ze broeden in zompige weilanden en verlandingszones, bij voorkeur in velden van krabbenscheer en op eilandjes van plantenresten. In de broedtijd wor-
den vooral grote insecten gegeten. Daarnaast staan ongewervelden en vis op het menu. Het zijn trekvogels. Ze bivakkeren in de winters voor de kust van tropisch West-Afrika. Zwarte sterns maken deel uit van het Nederlandse laagland-landschap en zijn onlosmakelijk verbonden met natuurgebieden van rivierdelta en laagveenontginningslandschap. Zwarte sterns
duiken naar visjes en insecten in het water. We voeren langs de kolonie van een andere voor het Naardermeer belangrijke vogel, de aalscholver (Phalacrocorax carbo). Deze vogel werd eeuwenlang achtervolgd vanwege de vermeende grote hoeveelheid vis, vooral paling, die hij zou verorberen. In de jaren ‘60 van de twintigste eeuw
Je glijdt geruisloos door een soort droomwereld. Foto: Arne Mast. 423
november 2007
NVOX