Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015 Eindrapport
W/E 8504 | Agentschap NL EPN1300017 Utrecht/Eindhoven, 20 december 2013
Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015 Eindrapport
Opdrachtgever AgentschapNL Contactpersoon: ing. E.A. Blankestijn Auteurs W/E adviseurs ir. P.W.G. (Pieter) Nuiten, ir. H. (Harry) Hoiting, ir. C.L.M. (Cees) Leenaerts, ir G.J. (Geurt) Donze Arcadis Nederland BV ir. T.M.P. (Tobias) Wind Projectnummer W/E 8504 | Agentschap NL EPN1300017 Contactpersoon ir. P.W.G. (Pieter) Nuiten | 040 235 8455 | 06 2239 6192 |
[email protected]
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
Inhoudsopgave
1
Samenvatting
3
2
Inleiding
6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Theoretische toets Referentiegebouwen Energiebesparende maatregelen en pakketten bij huidige en toekomstige EPC-eisen EPC, energiegebruik en CO2 uitstoot Binnenmilieu Netto Contante Waarde Differentiatie vangneteis isolatie dichte gebouwdelen Opschaling naar landelijk niveau (energie, kosten, CO2 uitstoot) Doorkijk naar verdere aanscherping Conclusies theoretische toets
7 7 9 18 22 25 28 29 31 33
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Praktijktoets Onderzoeksopzet Geselecteerde projecten Evaluatie projecten Conclusies praktijktoets
34 34 34 36 40
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
Bijlagen Bronnen Referentiewoningen Referentiegebouwen utiliteit Toelaatbaar karakteristiek energiegebruik in EPG Uitgangspunten samenstelling pakketten Achtergrond financiële doorrekening referentiegebouwen Uitgangspunten financiële berekeningen Ontwikkeling EPC-eisen per gebruiksfunctie NCW woningen; inclusief gevoeligheidsanalyse NCW utiliteitsgebouwen Samenstelling begeleidingscommissie
41 41 42 43 43 45 45 46 48 49 51 55
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
1
Samenvatting Aanleiding Vanuit de EPBD recast en afspraken in het Lente-akkoord Energiebesparing wordt in Nederland voor nieuwbouw toegewerkt naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) in 2020. Concreet is de doelstelling dat de EPC voor woningen wordt aangescherpt naar ‘bijna nul’ in 2020, met een beoogde tussenstap EPC = 0,4 per 1-1-2015. Voor utiliteit is een vergelijkbaar traject ingezet. De aanscherping in 2015 levert een bijdrage aan het aanjagen van innovaties, het verlagen van kostprijzen van energiebesparende technieken en de acceptatie en gewenning voor de bouwsector. Om de effecten van de aanscherping in kaart te brengen, is begin 2013 een ‘Aanscherpingsmethodiek’ vastgesteld, onder begeleiding van vertegenwoordigers uit de bouwsector. De methodiek sluit aan bij de eisen die vanuit de EPBD recast gesteld worden. W/E adviseurs en Arcadis hebben in het najaar van 2013 een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de voorgenomen aanscherping in 2015 volgens de eerder vastgestelde Aanscherpingsmethodiek. Het onderzoek bestaat uit een theoretische toets en een praktijktoets. In beide delen is gekeken naar aspecten EPC, energiegebruik, CO2-emissies, investering, netto contante waarde en binnenmilieu bij de beoogde aanscherping van de EPC in 2015. Het onderzoek is uitgevoerd onder begeleiding van dezelfde begeleidingscommissie als bij de methodiekontwikkeling. Is de aangescherpte EPC te realiseren met voldoende robuuste maatregelen? Er zijn EPC-berekeningen gemaakt voor de voorgeschreven sets referentiewoningen en referentiegebouwen. Voor alle gebouwen blijkt het technisch mogelijk om met de huidige voorgeschreven rekensystematiek (NEN 7210) de beoogde EPC-aanscherping te realiseren door toepassing van onder meer een goede gebouwschil (Rc = 5, U = 1,4, goede luchtdichtheid), goed ventilatiesysteem, efficiëntere opwekkers voor ruimteverwarming en warm tapwater en beperking van het vermogen van verlichting en ventilatoren. En zonder toepassing van relatief grote hoeveelheden zonnepanelen. Wat is het te verwachten energiegebruik en de CO2-uitstoot? De berekende CO2-emissiereductie volgt in grote lijn de reductie op de EPC-eis, enigszins afhankelijk van de verhouding gas/elektriciteit. Globaal komt dat neer op een verlaging met 50% ten opzichte van het niveau van 2007, en ongeveer 35% ten opzichte van 2013. Het gaat hier om het gebouwgebonden energiegebruik (en de daaraan gerelateerde CO2-uitstoot) onder standaardcondities (als bijvoorbeeld klimaat, bewoners/gebruikersgedrag); in praktijk kunnen de waarden afwijken van de berekende resultaten. Hebben de gehanteerde technieken een (potentiële) impact op de kwaliteit van het binnenmilieu? De projecten die in de praktijktoets zijn bezocht, hebben aandachtspunten opgeleverd voor effecten van maatregelen op het binnenmilieu: aandacht voor onderhoud van gebalanceerde ventilatiesystemen, capaciteitsbepaling van vloerverwarming, goede voorlichting aan bewoners en gebruikers, aandacht voor voorkomen van tocht bij natuurlijke toevoer. Bij woningbouw en utiliteit is er aandacht nodig voor ontwerp, installatie en onderhoud van alle installaties. Ook is het belangrijk dat bij oplevering de installaties worden beproefd op een goede werking en dat zij de prestaties leveren die zijn afgesproken. Als dat goed geborgd is, dan is de kwaliteit van het binnenmilieu geen belemmerende factor bij de beoogde EPC-aanscherping. Het protocol energielabel nieuwbouw en de ventilatie prestatiekeuring kunnen hier een rol in spelen in het traject tot en met oplevering. Voor de gebruiksfase is stimulering van prestatiegericht onderhoud een middel.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
3
Welke effecten heeft de aanscherping op de totale kosten (Netto Contante Waarde)? De maatregelen leiden tot een hogere investering doordat materialen en/of installaties worden toegevoegd. Direct gerelateerd aan de hogere investering is ook een verhoging van jaarlijkse lasten (belasting, verzekering). De extra toe te voegen materialen en installaties hebben vaak meer onderhoud nodig. De financiële voordelen van energiebesparing van individuele maatregelen en samengestelde pakketten zijn groter dan de bijkomende kosten. De netto baten (energiebesparing versus extra jaarlijkse lasten) zijn ontoereikend om de maatregelen terug te verdienen bij de gestelde uitgangspunten (rekenrente, energieprijsontwikkeling). Voor woningbouw blijkt uit ons onderzoek (met voorgeschreven disconteringsvoet en energieprijsontwikkelinga) dat de aanscherping van de EPC van de huidige eis (EPC 0,6) naar de beoogde eis per 2015 (EPC 0,4) een negatieve Netto Contante Waarde (NCW) heeft van circa 1.800 tot 6.100 euro over de beschouwingsperiode van 30 jaar. Voor de meeste woningen ligt de NCW tussen -15 en -40 euro per vierkante meter. De initiële investeringen variëren van ongeveer 6.500 tot 2 15.000 euro per woning (voor woningen van ongeveer 80 tot 170 m gebruiksoppervlakte), afhankelijk van de grootte en het type woning. In termen van netto hypotheeklasten gaat het gemiddeld om circa 25 euro per maandb. Van de investering wordt 1/3 tot 2/3 terugverdiend in de beschouwingsperiode. Een andere beschouwingsperiode leidt overigens niet tot significant betere resultaten. Op projectniveau is een EPC-aanscherping met de uitgangspunten van de voorgeschreven Aanscherpingsmethodiek niet kostenneutraal. Aanpassing van de basisuitgangspunten leidt tot andere uitkomsten. Uit een scenario-analyse blijkt dat de NCW voor de meest voorkomende referentiewoning positief wordt bij een rekenrente van 3,5% in plaats van 5,5. Dit geldt ook wanneer gerekend wordt met een energieprijsstijging van 5% per jaar (overeenkomstig de gemiddelde energieprijsstijging van de afgelopen 10 jaar). Een reductie van de investeringskosten van circa 15% door bijvoorbeeld schaalvergroting / marktadaptatie zoals we die ook zagen bij eerdere aanscherpingen leidt eveneens tot een kostenneutrale uitkomst. 2
Bij de utiliteit is er een grotere spreiding in de NCW per m BVO. Er treden verschillen op zowel tussen de gebruiksfuncties en als binnen een gebruiksfunctie. Gemiddeld zijn de NCW's voor grotere gebouwen negatiever dan voor kleinere gebouwen. Wat is het effect van een gedifferentieerde Rc-eis? Het Bouwbesluit kent naast de EPC-eis ook ‘vangnet’eisen waarin de minimale Rc-waarde van dichte delen van de gebouwschil zijn vastgelegd. Met de EPC-aanscherping in 2015 is ook een aanscherping van deze Rc-eisen verwacht. Op verzoek van de begeleidingscommissie is gekeken naar het effect 2 van een gedifferentieerde vangneteis voor Rc-waarden: In plaats van generiek Rc = 5 m K/W, een 2 onderscheid naar vloer/gevel/dak van 3,5 / 4,5 / 6,0 m K/W. Energetisch presteren de beschouwde woningen en gebouwen met de verschillende Rc-waarden op 2 een zelfde niveau. De NCW verschilt tussen beide varianten 1 à 2 euro/m . Afhankelijk van de geometrie van het gebouw pakt ofwel de generieke eis, ofwel de gedifferentieerde eis iets voordeliger uit. Differentiatie naar dak/gevel/vloer impliceert wel een eenduidige en juridisch, norm-technisch sluitende definitie van dak, gevel en vloer. Dat is zowel voor de ontwerper als voor het bevoegd gezag noodzakelijk.
a
Reële discontovoet 5,5% voor woningen, 8% voor utiliteit; prijsstijging gas 1,2%, elektriciteit 2% (exclusief jaarlijkse inflatie). Prijzen zijn inclusief BTW. b
Uitgangspunten: hypotheekrente 5,5%, hypotheekrenteaftrek effectief 35%.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
4
Wat is de te verwachten bijdrage van de beoogde aanscherping aan de landelijke CO 2-reductie doelstellingen? Landelijke doelstellingen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving zijn vastgelegd in het Koepelconvenant energiebesparing van zomer 2012 [27]: "De vermindering gaat van een niveau van 617 PJ in 2008 naar een niveau van op zijn hoogst 507 PJ in 2020. Er wordt naar gestreefd dit doel te bereiken met een tussenstap naar 540 PJ in 2015." Met de in dit rapport aangenomen bouwprognoses, komt de directe besparing ten gevolge van de beoogde EPC-aanscherping uit tussen 1 en 1,5 PJprim per jaar.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
5
2
Inleiding Aanleiding In 2015 is een aanscherping voorzien van de EPC-eisen in de bouwregelgeving voor de woningbouw en utiliteitsbouw tot 50% van het niveau van 2007. Het streven is om vanaf eind 2018 (overheidsgebouwen) en eind 2020 (overige gebouwen) een eis op te nemen die dicht bij EPC = 0 ligt. Om dit wettelijk te kunnen implementeren is het noodzakelijk de haalbaarheid, de kosteneffectiviteit en overige consequenties van deze voorgenomen aanscherping(en) te onderzoeken. W/E adviseurs en Arcadis onderzochten in opdracht van AgentschapNL deze consequenties op basis van de voorgeschreven procedure die is vastgelegd in de rapportage ‘EPC aanscherpingsmethodiek Woningbouw en Utiliteitsbouw’ [1], vanaf nu aangehaald als 'Aanscherpingsmethodiek'. Het onderzoek is uitgevoerd onder begeleiding door een commissie samengesteld uit vertegenwoordigers uit de bouwsector. Doel van het onderzoek In het onderzoek is gekeken naar de beoogde aanscherping van de EPC in 2015 zoals die is afgesproken in het Lente-akkoordc in 2008 en bevestigd in het de herijking van het Lente-akkoord in 2012. Er is gewerkt binnen het methodologisch kader beschreven in de EPBD [8], [9] en [10].
Tabel 1
Wettelijke grenswaarde EPC per gebruiksfunctie in 2007, 2013 en de beoogde grenswaarde per 2015 De voorgestelde grenswaarden aan de EPC vanaf 2015 zijn 50% lager dan in 2007 [1].
grenswaarde EPC gebruiksfunctie woningen en woongebouwen bijeenkomstfunctie celfunctie gezondheidszorg overig gezondheidszorg met bedgebied kantoorfunctie logiesfunctie in logiesgebouw onderwijsfunctie sportfunctie winkelfunctie
2007
2013
0,8 2,2 1,9 1,5 3,6 1,5 1,9 1,4 1,8 3,4
0,6 2,0 1,8 1,0 2,6 1,1 1,8 1,3 1,8 2,6
2015 (beoogd) 0,4 1,1 1,0 0,8 1,8 0,8 1,0 0,7 0,9 1,7
2015 t.o.v. 2007 | 2013 -50% | -33% -50% | -45% -47% | -44% -47% | -20% -50% | -31% -47% | -27% -47% | -44% -50% | -46% -50% | -50% -50% | -35%
Structuur van dit rapport Dit rapport volgt de opbouw als vastgelegd in de Aanscherpingsmethodiek. Het onderzoek bestaat uit een theoretische toets en een praktijktoets. Bij beide toetsen wordt gekeken naar aspecten EPC, netto contante waarde, binnenmilieu en CO2-emissie. In de praktijktoets gebeurt dat voor enkele reeds gerealiseerde projecten, in de theoretische toets voor een set referentiewoningen en referentiegebouwen. Begeleidingscommissie De aanpak, uitgangspunten en (tussen)resultaten zijn besproken met een begeleidingscommissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de bouwsector (zie bijlage 5.11 voor de samenstelling van deze commissie). Opmerkingen zijn verwerkt in deze eindversie. c
"Met dit convenant wordt beoogd het gestandaardiseerde energieverbruik in de volle breedte van de nieuwbouwproductie (woning- en utiliteitsgebouwen) te verlagen met: 25% per 1 januari 2011 en 50% per 1 januari 2015 (ten opzichte van het gebouwgebonden energieverbruik in gebouwen die gebouwd zijn/worden conform de op 1 januari 2007 vigerende bouwregelgeving en voor zover dat valt onder de reikwijdte van de Energieprestatienorm EPN.)"
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
6
3
Theoretische toets De theoretische toets geeft inzicht in de effecten van de aanscherping van de EPC voor woningen en utiliteitsgebouwen. Voor de toets zijn referentiewoningen en referentiegebouwen gebruikt. Voor deze referenties wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: -
Is de aangescherpte EPC te realiseren met voldoende robuuste maatregelen? Wat is het te verwachten energiegebruik en de CO2-uitstoot? Hebben de gehanteerde technieken een (potentiële) impact op de kwaliteit van het binnenmilieu? Welke effecten heeft de aanscherping op de totale kosten voor de eigenaar (Netto Contante Waarde)? Wat is de te verwachten bijdrage van de beoogde aanscherping aan de landelijke CO 2-reductie doelstellingen? Aanvullend op de Aanscherpingsmethodiek is op verzoek van de begeleidingscommissie gekeken naar -
Wat is het effect van een gedifferentieerde Rc-eis?
In dit hoofdstuk worden eerst de gebruikte referentiegebouwen en woningen beschreven en daarna de toegepaste maatregelen. Vervolgens komen de bevindingen op de aspecten EPC, energie, CO 2, netto contante waarde en binnenmilieu aan bod. Het hoofdstuk sluit af met resultaten en conclusies.
3.1
Referentiegebouwen
3.1.1
Woningen en woongebouwen Voor woningbouw is gebruikt gemaakt van de referentiewoningen van Agentschap NL, terug te vinden in de brochure "Referentiewoningen Nieuwbouw 2013" [21]. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste afmetingen weer zoals gebruikt in deze studie.
Tabel 2
Afmetingen referentiewoningen [21] De gebruiksoppervlakte (Ag) en de verliesoppervlakte (Als) van de woningen en woongebouwen worden gebruikt in de berekening van de EPC. De verliesoppervlakte (Als) is de met weegfactoren gecorrigeerde geprojecteerde oppervlakte (AT) van alle scheidingsconstructies per woning of woongebouw. Gebruiksfunctie nr. type woning/woongebouw woning/woongebouw 01 appartementen (27 won) 02 galerijwoning (36 won) 03 hoekwoning 04 tussenwoning 05 twee onder één kapwoning 06 vrijstaande woning
Ag 2 [m ]
Als 2 [m ]
AT 2 [m ]
AT/Ag [-]
2.756 2.941 124 124 148 170
2.665 3.060 230 157 269 357
2.772 3.158 244 171 286 375
1,01 1,07 1,96 1,37 1,94 2,21
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
7
3.1.2
Utiliteitsgebouwen Voor utiliteit is gebruikt gemaakt van een set referentiegebouwen als voorgeschreven in de ‘Aanscherpingsmethodiek’ [1]. Deze gebouwen zijn ook in eerdere aanscherpingsstudies toegepast. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste afmetingen weer. De meeste gebouwen bestaan uit meer dan één functie. Een kantoor bevat bijvoorbeeld ook een deel bijeenkomstfunctie (kantine), een verpleegtehuis bevat ook een deel kantoorfunctie. Zie bijlage 5.3 voor een gedetailleerdere beschrijving van de referentiegebouwen.
Tabel 3
Afmetingen referentiegebouwen utiliteit [1] De gebruiksoppervlakte (Ag) en de verliesoppervlakte (Als) van het utiliteitsgebouw worden gebruikt in de berekening van de EPC. De verliesoppervlakte is de met weegfactoren gecorrigeerde geprojecteerde oppervlakte (AT) van alle scheidingsconstructies van het gebouw. gebruiksfunctie nr. gebouw bijeenkomstfunctie 01 café restaurant 02 buurtcentrum 03 museum 04 theater celfunctie 05 penitentiaire inrichting gezondheidszorg overig 06 groepspraktijk gezondheidszorg bedgebied 07 verpleegtehuis 08 ziekenhuis kantoorfunctie 09 zeer klein kantoor 10 klein kantoor 11 middelgroot kantoor 12 groot kantoor logiesfunctie in logiesgebouw 13 hotel onderwijsfunctie 14 basisschool 15 VO-school 16 HBO sportfunctie 17 gymnastiekgebouw 18 tennishal 19 sporthal 20 zwembad winkelfunctie 21 kleine winkel 22 supermarkt 23 warenhuis
Ag 2 [m ]
Als 2 [m ]
AT 2 [m ]
AT/Ag [-]
121 300 1.200 4.800
402 790 1.943 2.000
447 880 2.141 11.198
3,69 2,93 1,78 2,33
15.854
2.000
14.581
0,92
300
719
809
2,70
4.000 37.200
2.000 2.000
7.525 31.923
1,88 0,86
50 480 4.800 15.600
181 1.417 2.000 2.000
196 1.597 7.961 16.843
3,92 3,33 1,66 1,08
2.000
2.000
3.862
1,93
1.000 7.800 13.712
2.000 2.000 2.000
2.970 10.590 13.848
2,97 1,36 1,01
250 3.440 2.200 3.270
965 2.000 2.000 2.000
1.055 9.886 6.762 7.079
4,22 2,87 3,07 2,16
90 1.200 2.000
287 2.000 2.000
314 2.989 5.833
3,49 2,49 2,92
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
8
3.2
Energiebesparende maatregelen en pakketten bij huidige en toekomstige EPC-eisen Om de referentie woningen en gebouwen te laten voldoen aan de huidige en de beoogde toekomstige EPC-eisen (zie Tabel 1) zijn per woning en gebouw pakketten energiebesparende maatregelen samengesteld waarmee de EPC-eisen gehaald worden. Per woning en gebouw zijn ten minste twee pakketten maatregelen samengesteld. Met het ene pakket wordt voldaan aan de huidige EPC-eis en met het andere pakket wordt voldaan aan de beoogde toekomstige EPC-eis. Het pakket maatregelen waarmee de woning of het gebouw voldoet aan de huidige eisen is de energetische en financiële referentie voor de beoordeling van de effecten van de aanscherping. Bij een aantal woningen zijn meerdere pakketten maatregelen samengesteld om inzichtelijk te maken dat de EPC-eis op meerdere manieren kan worden gehaald.
3.2.1
Uitgangspunt energiebesparende maatregelen Voor het samenstellen van de pakketten is gebruik gemaakt van de maatregelen uit de basislijst uit de Aanscherpingsmethodiek. Deze maatregelen zijn marktrijp, robuust, grootschalig toepasbaar, niet schadelijk voor het binnenmilieu en niet strijdig met het Bouwbesluit en met Arbo-, wet- en regelgeving [1]. Voor de berekening van de kosten van de maatregelen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van hoeveelheden, normen en prijzen uit eerdere onderzoeken van Arcadis voor Agentschap NL en uit de praktijkervaring van Arcadis en W/E adviseurs. Hierbij is dezelfde systematiek gevolgd als bij het bepalen van kosten van energiebesparende maatregelen voor bestaande bouw. De maatregelen zijn uiteraard niet 1 op 1 over te nemen voor nieuwbouw. Berekeningen voor maatregelen in deze studie zijn gecontroleerd op prijsniveau en passend gemaakt voor de betreffende referentie. Prijzen per eenheid voor de maatregelen zijn teruggerekend vanuit de totale kosten voor de referentie. Er is dus geen sprake van kengetallen, maar van specifieke berekeningen. Gebouwschil: isolatie Voor de woningen en gebouwen die voldoen aan de huidige EPC-eis, is de isolatiewaarde van de 2 2 dichte delen Rc 3,5 m K/W en de warmtedoorgangscoëfficiënt U voor ramen en deuren 1,65 W/m K. 2 Voor de beoogde toekomstige EPC-eis, is gerekend met Rc 5,0 m K/W voor de dichte delen 2 (voorgenomen 'vangnet-eis' in 2015) en U 1,40 W/m K voor ramen en deuren. Voor een aantal gebouwen (woning, kantoor) is op verzoek van de begeleidingscommissie het effect 2 van een gedifferentieerde eis voor isolatie van gebouwen berekend (Rc vloer 3,5 m K/W, Rc gevel 2 2 4,5 m K/W en Rc dak 6,0 m K/W). Deze differentiatie sluit aan bij de brief van de partners van het Lente-akkoord hierover aan minister Blok [29]. Koudebruggen worden zo veel mogelijk voorkomen (SBR details) voor zowel 'huidig' als voor 2015. Leden van de begeleidingscommissie hebben aangegeven dat aangehouden prijzen voor gebouwisolatie hoog zijn. De kosten voor isolatie in dit onderzoek zijn getoetst aan een vergelijking van diverse producten in prijslijsten (2013) van diverse leveranciers in Nederland, waarbij zo veel mogelijk hoogwaardige, gangbare, standaard leverbare producten zijn beschouwd. Hierbij is rekening gehouden met gangbare kortingen ten opzichte van de catalogusprijzen. In verband met de schaalvoordelen die gepaard gaan met projecten van grote omvang is er bij utiliteitsbouw een projectkorting gehanteerd, afhankelijk van de omvang van de investering van 2 tot 6%. Verhogen isolatiewaarde dichte delen gebouwschil (Rc 5,0) Een isolatiewaarde van 3,5 voor vloer, gevel en dak kan worden gehaald met standaardmethoden en met standaardproducten van onder meer minerale wol, EPS of PIR. Bij de aanpassing wordt de isolatiewaarde van de gehele schil verhoogd naar 5,0. Die isolatiewaarde kan op diverse manieren worden behaald.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
9
Een mogelijkheid is het toepassen van een dikker pakket minerale wol. Dit zijn op het moment van het onderzoek, zeker voor gevels, geen standaard producten. Voor vloeren en met name daken komen deze waarden meer en meer voor in de huidige markt. Door een dikker isolatiepakket neemt het totale volume van het gebouw toe (bij gelijkblijvende gebruiksoppervlakte) en worden de af te werken aansluitingen (bijvoorbeeld rondom het kozijn) breder. Een andere mogelijkheid is het toepassen van isolatiemateriaal met een hogere isolatiewaarde bij (ongeveer) dezelfde dikte. Er is dan geen significante wijziging van bouwvolume en de aansluitingen/afwerkingen. Er zijn diverse bouwmethoden, waarbij de mogelijkheden voor toepassing en de prijseffecten van beide mogelijkheden verschillen. Voor de referenties zijn de kosten opgenomen van de tweede optie (hogere isolatiewaarde bij gelijkblijvende dikte). Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) Eengezinswoning Meergezins en utiliteit
Vloer Rc 5,0 2 €/m 6 6
Gevel Rc 5,0 2 €/m 9 9
Dak Rc 5,0 2 €/m 18 14
Verhogen isolatiewaarde dichte delen gebouwschil (Rc 3,5 / 4,5 / 6,0 – alternatief) Bij deze aanpassing wordt de isolatiewaarde niet voor de gehele schil verhoogd naar 5,0. De isolatiewaarde van de vloer blijft op 3,5. De isolatiewaarde van de gevel wordt verhoogd naar 4,5 en de isolatie van het dak gaat naar 6,0. Er zijn verschillen voor de drie bouwdelen (vloer/gevel/dak) waardoor de totale kosten voor deze gedifferentieerde aanpassing afwijken van de isolatiewaarde van een generieke aanpassing naar Rc = 5: -
de afmetingen (oppervlak per onderdeel varieert); er worden andere producten gebruikt, met andere eigenschappen; de producten per onderdeel verschillen in prijs.
Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) Eengezinswoning Meergezins en utiliteit
Vloer Rc 3,5 2 €/m 0 0
Gevel Rc 4,5 2 €/m 6 6
Dak Rc 6,0 2 €/m 22 21
Verlagen warmtedoorlatendheid open delen gebouwschil (U 1,4) Het Bouwbesluit schrijf een maximale U-waarde voor van 1,65, dit betreft de gecombineerde Uwaarde van kozijn inclusief glas. Deze waarde is haalbaar met een (in de huidige markt) standaard ++ kozijn met dubbel glas (HR ). De U-waarde verlagen heeft twee componenten: het verbeteren van glas en/of kozijn. Aanpassen van het glas kan in mindere mate door het toepassen van folies; een grotere stap kan worden +++ gemaakt met het toepassen van drievoudig glas (HR ) met een U-waarde van het glas van 1,0 of lager. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) Eengezins- en meergezinswoning Utiliteit
U (glas en kozijn) 1,4 2 €/m 121 59
Gebouwschil: luchtdoorlatendheid In vrijwel alle gevallen is de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil verlaagd om de luchtvolumestroom door infiltratie te verlagen. Voorwaarde daarbij is dat het ventilatiesysteem niet kan worden uitgeschakeld zodat woningen en gebouwen altijd voldoende geventileerd kunnen worden. In de berekeningen is er van uit gegaan dat de woningen en gebouwen zijn voorzien van spuiventilatie door middel van te openen ramen (afgezien van theater, sporthal).
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
10
Er dient de nodige kwaliteitszorg te worden besteed tijdens de bouw om de gehanteerde dichtheid in de praktijk te halen. Dat is ook voor de huidige eis al het geval. Er zijn geen aanvullende kosten opgenomen voor deze wijziging. Zonwering Woningen zijn doorgerekend met handmatige buitenzonwering behalve op noordelijk georiënteerde gevels. Voor utiliteitsgebouwen is dat automatische buitenzonwering. De toegepaste zonwering is bij de aanscherping niet gewijzigd. Er is daarom geen sprake van meerkosten. Ventilatiesysteem Het ventilatiesysteem is vooral belangrijk in gebruiksfuncties met een relatief groot aandeel energiegebruik voor ruimteverwarming en/of met een hoog ventilatiedebiet. Omdat sommige ventilatiesystemen gevoeliger zijn voor ontwerp, uitvoering, gebruik en onderhoud is getracht het systeem zo eenvoudig mogelijk te houden. Ventilatiesystemen zijn in onderstaande voorkeursvolgorde toegepastd: -
mechanische afzuiging (C.1); mechanische afzuiging winddruk gestuurde toevoer (C.2c); mechanische afzuiging met CO2 regeling (C.4b); balansventilatie met HR WTW (D.2); idem met CO2 regeling (D.5a); In een behoorlijk groot aandeel van de gebruiksfuncties is mechanische afzuiging met CO 2 regeling toegepast of balansventilatie, die soms ook voorzien is van CO2 regeling. Deze systemen werken alleen goed als ze op de juiste manier worden ontworpen, geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt. Vooral het deel ná oplevering is moeilijk te controleren. Gebruikers moeten de installatie schoon houden en op tijd onderdelen vervangen. Bij utiliteitsgebouwen is onderhoud vaak structureler geregeld dan bij particuliere woningen. Toch komt het ook hier in de praktijk voor dat problemen ontstaan omdat het ventilatiesysteem niet naar behoren is gemaakt of wordt onderhouden. Voor woningen is het energiegebruik voor ventilatoren forfaitair berekend. Voor veel utilitaire gebruiksfuncties worden hoge eisen gesteld aan de ventilatievoud (met name onderwijs, zorg) waardoor ook het energiegebruik voor ventilatoren hoog is. Als gerekend wordt met forfaitaire waarden voor het energiegebruik van ventilatoren, zijn vaak onevenredig ‘zware’ maatregelen nodig. Waar mogelijk is een lager vermogen van de ventilatoren aangehouden, aansluitend bij de huidige praktijk. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type Meergezinswoning Eengezinswoning type Utiliteitsbouw afwijkende waarden 06. groepspraktijk 17. gymnastiekgebouw
d
C.2c [€/won]
[€/m2] 1-2
C.4b [€/won] 4.000 4.000 [€/m2] 29-37
D.2 [€/won] 3.300 3.300 [€/m2] 18-41
D.5a [€/won] 4.100 [€/m2]
78 55
Tussen haakjes de code van de ventilatievoorziening volgens tabel 2 van NEN 8088-1 (gebruikt in de EPG berekening)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
11
Ruimteverwarming Waar mogelijk is er gerekend met een HR107 ketel en lage temperatuur warmteafgifte. Voor woningen geldt dat dit geen wijziging is ten opzichte van de huidige referentie. Als een toestel met een hoger rendement nodig is wordt er gerekend met een elektrische warmtepomp. Daarbij wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van een gesloten systeem met verticale bronnen voor bodemopslag. Hoewel dit systeem over het algemeen duurder is dan een horizontaal systeem of een verticaal open systeem (aquifer), is het breder toepasbaar. In een aantal gevallen, met name bij grote gebouwen, is er toch gekozen voor een open bronsysteem. De kosten van het toepassen van bronnen systemen zijn bepaald op basis van het benodigde vermogen per gebouw. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type 03. museum 05. penitentiaire inrichting 08. ziekenhuis (gesloten bron vervalt) 13. hotel 16. hbo 18. tennishal 23. warenhuis (alleen uitbreiding)
Gesloten bron 2 [€/m ] 42 -50 44 19 50 1
Open bron 2 [€/m ] 20 30
Koeling In woningen en gebouwen waar de warmtepomp in het pakket is opgenomen, wordt die warmtepomp ook gebruikt om te koelen. Er wordt dan zo veel mogelijk vrije koeling toegepast. Voor enkele utilitaire functies betekent dit dat de koeltoren, die in uitgangssituatie 'huidig' is opgenomen, kan vervallen. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type 03. museum 05. penitentiaire inrichting 16. hbo
Koeltoren 2 [€/m ] -19 -12 -16
Warmtapwater Voor alle woningen is gekozen voor verkorting van de leidinglengte naar de tappunten. Dit is een ontwerpmaatregel, waarbij de plaats van het toestel voor warmtapwaterbereiding dicht bij de tappunten in de badkamer en de keuken wordt geplaatst. Voor het opwekkingsrendement van tapwatertoestellen in woningen is gebruik gemaakt van kwaliteitsverklaringen. De hogere opwekkingsrendementen voor warmtapwaterbereiding zijn nodig bij de lage EPC-eis en worden in de praktijk vaak toegepast. Bij utiliteitsgebouwen speelt warmtapwater nauwelijks een rol. In die gevallen is dan gekozen voor een elektrische boiler en voor een leidinglengte korter dan 3 meter. In een aantal gevallen, bij functies waar meer warmwater wordt gebruikt is een indirect gestookte boiler toegepast. In de woningen en gebouwen die voldoen aan de huidige eisen (referentie), zijn geen zonneboilers toegepast. Alleen voor gebruiksfuncties in de utiliteitsbouw waarvoor de energievraag voor warmtapwater hoog is (cel functie, sport functie) zijn zonneboilers toegepast. De hoge vraag is ook het geval bij de logies functie. In het gekozen pakket voor deze functie is deze maatregel echter niet opgenomen.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
12
De kosten van een (zonne)boiler zijn gebaseerd op de warmwaterbehoefte en het berekende vermogen. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type 03. museum 05. penitentiaire inrichting 08. ziekenhuis 16. hbo 17. gymzaal 18. tennishal
Boiler (HRww) 2 [€/m ] 1
Zonneboiler 2 [€/m coll.] 763
2 1 745 806
Douchewater-warmteterugwinning (DWTW) Bij woningen is in veel gevallen douchewater warmteterugwinning toegepast. Het thermisch rendement van de DWTW is in een aantal gevallen wat hoger aangenomen dan de forfaitaire 0,40 (variatie 0,40-0,62 op basis van kwaliteitsverklaringen). In utiliteitsgebouwen met een relatief grote warmwatervraag (gezondheidszorg, sport) is ook de DWTW toegepast. Hier is het forfaitaire thermische rendement gehanteerd (0,40). Bij eengezinswoningen wordt een verticale DWTW toegepast, bij appartementen de horizontale versie (in combinatie met een draingoot). In de utiliteitsbouw verschilt de uitvoering per situatie. Door leden van de begeleidingscommissie zijn kanttekeningen gesteld bij de effectiviteit van DWTW systemen. In het kader van het onderzoek zijn we uitgegaan van de toegekende waarden in de EPGrekenmethodiek en de geaccepteerde kwaliteitsverklaringen. Er zijn geen contra-expertise rapporten bekend waar andere resultaten uit blijken. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type 07. verpleegtehuis 08. ziekenhuis 16. hbo 17. gymzaal 18. tennishal
DWTW 2 [€/m ] 9 7 5 42 17
Verlichting Bij woningen is verlichting een forfaitaire energiepost, waarbij maatregen niet van toepassing zijn. In alle utilitaire gebruiksfuncties speelt verlichting een grote rol. Het uitgangspunt voor de huidige situatie is dat de verlichtingsniveaus over het algemeen behaald kunnen worden met conventionele verlichting. De geïnstalleerde vermogens verschillen per referentie. Ook binnen referentiegebouwen zijn in de huidige situatie bouwdelen met afwijkende vermogens (in de meeste gebouwen komen meerdere gebruiksfuncties voor). In alle gebruiksfuncties, behalve winkels en logiesgebouwen, is het geïnstalleerde vermogen voor 2 verlichting teruggebracht naar 8 W/m (aangenomen als ondergrens voor geïnstalleerd vermogen). Voor winkels is de forfaitaire waarde voor het geïnstalleerde vermogen voor verlichting veel hoger 2 2 dan voor de overige gebruiksfuncties (30 W/m ten opzichte van 16-17 W/m voor de overige 2 gebruiksfuncties). Deze waarde is voor winkels verlaagd naar 15-18 W/m . Voor Logiesfuncties is het geïnstalleerd vermogen over het algemeen juist lager. Omdat de huidige en de toekomstige situatie per referentie verschilt, verschillen ook de benodigde maatregelen. Dat kan zijn: alleen hoofdverlichting (TL) wijzigen of ook bijverlichting (PL). Bovendien heeft een maatregel soms slechts betrekking op een deel van het gebouw. Dat heeft zijn weerslag op de kosten per gebouw. Er is daarom geen sprake van een algemeen kengetal. Er is gerekend met geavanceerde verlichtingsregeling en aanwezigheidsdetectie waar mogelijk en praktisch wenselijk of met een combinatie van centrale aan/uitregeling en vertrekschakeling.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
13
Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type 03. museum 04. theater 05. penitentiaire inrichting 07. verpleegtehuis 08. ziekenhuis kantoor (klein + middel + groot) 16. logiesgebouw 14. basisschool 16. hbo 17. gymzaal 18. tennishal 20. winkel 23. warenhuis
veeg 2 [€/m ] 1 1 1
1 1 1 1
dag+aanwezig 2 [€/m ] 4 3 1 6 6 7 6 3 3 1 2
HF TL 2 3 6
1 3
LED PL 2 [€/m ]
44 6
18
5 6
Photovoltaïsche cellen (PV) PV-cellen zijn als laatste optie toegepast om de EPC op het gewenste niveau te krijgen. PV-systemen zijn redelijk onafhankelijk van de uitvoering van het gebouw toe te passen. Het toepassen van een PV systeem leidt ook tot stijgende onderhoudskosten. Hoewel er van uit wordt gegaan dat bewoners bepaalde onderhoudswerkzaamheden veelal zelf uitvoeren (schoonhouden van de panelen, zoals bijvoorbeeld ook het schoonhouden van de dakgoot) zal er ook specialistisch onderhoud nodig zijn, waarbij met name rekening wordt gehouden met controle van de geïnstalleerde elektrische componenten. Bouwkosten (meerprijs t.o.v. basis) type Meergezinswoning Eengezinswoning Utiliteitsbouw (grotere systemen)
PV 2 [€/m ] 405 380 224
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
14
3.2.2
Strategie samenstellen pakketten maatregelen Grootste energieposten De referentiegebouwen dekken gezamenlijk alle gebruiksfuncties waarvoor een EPC-eis geldt. Elke gebruiksfunctie heeft zijn eigen energetische karakteristieken. Per gebruiksfunctie is daarom het effect van energiebesparende maatregelen anders. In scholen wordt bijvoorbeeld gerekend met een hoge luchtvolumestroom, waardoor de keuze van het ventilatiesysteem grote invloed zal hebben. Woningen en sportgebouwen hebben een relatief hoge warmtapwatervraag, waardoor een zonneboiler of douchewarmteterugwinning effectief kan zijn, et cetera. Per gebruiksfunctie is daarom een pakket samengesteld dat zo goed mogelijk past bij de energetische karakteristieken van de woning en het gebouw. Daarbij is de als volgorde aangehouden: bouwkundige maatregelen, toepassen van energie-efficiënte installaties, toepassen van bodemopslag, toepassen van zonne-energie.
3.2.3
Pakketten maatregelen woningbouw Voor de zes referentiewoningen/-woongebouwen zijn pakketten maatregelen samengesteld waarmee de woningen voldoen aan de huidige energieprestatie-eis (EPC = 0,6) en zijn pakketten maatregelen samengesteld waarmee de woningen voldoen aan de beoogde energieprestatie-eis in 2015 (EPC = 0,4). Voor alle referentiewoningen is het mogelijk om een pakket energiemaatregelen samen te stellen waarmee een EPC van 0,4 wordt gehaald, veelal zonder toepassing van pvsystemen. Een overzicht van de maatregelen per woning/woongebouw is gegeven in Tabel 4.
Tabel 4
Pakketten maatregelen woningen bij de huidige EPC-eisen (0,6) en de beoogde EPC-eisen in 2015 (0,4) U-waarde geldt voor combinatie glas en kozijn. Code ventilatievoorziening volgens tabel 2 van NEN 8088-1. Bij tapwater is het rendement of COP van het toestel gegeven Tekst in groen geeft aan waar een pakket afwijkt van de referentie (die per woning varieert).
Woningen en woongebouwen nr
gebruiksfunctie
Rc m2 K/W
01 01.1. 01.2. 02 02.1. 02.2. 02.3. 03 03.1. 03.2. 04 04.1. 04.2. 04.3. 04.4. 05 05.1. 06 06.1. 06.2. 06.3. 06.4. 06.5.
appartementen (27 won) 3,5 balans 5,0 CO2 5,0 galerijwoning (36 won) 3,5 balans 5,0 CO2 - Rc 5,0 5,0 CO2 - Rc 3,5-6,0 3,5-6,0 hoekwoning 3,5 CO2 - ZB 5,0 CO2 - PV 5,0 tussenwoning 3,5 CO2 - PV - Rc 5,0 5,0 CO2 - PV - Rc 3,5-6,0 3,5-6,0 CO2 - Wpe 5,0 CO2 - ZB 5,0 twee onder één kapwoning 3,5/4,0 CO2 - PV 5,0 vrijstaande woning 3,5/4,5 CO2 - PV 5,0 WP - CO2 - PV 5,0 WP - CO2 bal - Rc 5,0 5,0 WP - CO2 bal - Rc 3,5-6,0 3,5-6,0 CO2 bal - ZB - PV 5,0
U
qv10
W/m2 K dm3 /sm2
1,65 1,40 1,40 1,65 1,40 1,40 1,40 1,65 1,40 1,40 1,65 1,40 1,40 1,40 1,40 1,65 1,40 1,65 1,40 1,40 1,40 1,40 1,40
0,400 0,400 0,400 0,400 0,400 0,400 0,400 0,600 0,600 0,600 0,600 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500 0,500
vent. vent. vent. RV KOEL syst. CO2 WTW tst tst D.2b2 nee 0,95 HR107-LT nee D.5a ja 0,95 HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee D.2b2 nee 0,95 HR107-LT nee D.5a ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee D.2b2 nee 0,95 HR107-LT nee D.5a ja 0,95 HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee D.2b2 nee 0,95 HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee WPe/HR107 nee D.5a ja 0,80 HR107-LT nee D.2b2 nee 0,95 HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee HR107-LT nee C.4b ja nee WPe bodemkoel. D.5a ja 0,95 5,3 kW WPe bodemkoel. D.5a ja 0,95 5,4 kW WPe bodemkoel. D.5a ja 0,95 HR107-LT nee
TAP tst. 0,70 0,75 0,75 0,70 0,75 0,75 0,75 0,70 0,75 0,75 0,70 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 3,10 3,10 3,10 0,75
TAP douche zon.boil. PV leiding WTW m2 /won m2 /won 2-4 / 4-6 ja nee nee 2-4 / 0-2 ja nee 2,6 2-4 / 0-2 ja nee 4,8 2-4 / 4-6 ja nee nee 2-4 / 0-2 ja nee 1,8 2-4 / 0-2 ja nee 4,0 2-4 / 0-2 ja nee 3,9 4-6 / 4-6 ja nee nee 2-4 / 2-4 ja 2,3 nee 2-4 / 2-4 ja nee 7,0 4-6 / 4-6 ja nee nee 2-4 / 2-4 ja nee 5,0 2-4 / 2-4 ja nee 5,0 2-4 / 2-4 ja nee nee 2-4 / 2-4 nee 2,3 nee 2-4 / 2-4 ja nee nee 2-4 / 2-4 ja nee 11,0 4-6 / 2-4 ja nee nee 2-4 / 2-4 ja nee 13,0 2-4 / 2-4 nee nee 0,0 2-4 / 2-4 nee nee nee 2-4 / 2-4 nee nee nee 2-4 / 2-4 ja 2,3 7,0
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
15
3.2.4
Pakketten maatregelen utiliteitsgebouwen Voor de 23 referentiegebouwen met utiliteitsfuncties zijn pakketten maatregelen samengesteld waarmee de gebouwen voldoen aan de huidige energieprestatie-eisen en zijn pakketten maatregelen samengesteld waarmee de gebouwen voldoen aan de beoogde toekomstige energieprestatie-eisen (zie Tabel 1 voor de huidige en te verwachten toekomstige eisen). De meeste referentiegebouwen bestaan uit meer dan één gebruiksfunctie. In die gevallen is niet gekeken naar de beoogde EPC van de belangrijkste gebruiksfunctie, maar naar het toelaatbare karakteristieke energiegebruik van het gebouw, berekend met de beoogde EPC-eisen van 2015. Verschillen tussen gebruiksfuncties Binnen de utiliteitsgebouwen zijn in het Bouwbesluit verschillende gebruiksfuncties gedefinieerd. Deze gebruiksfuncties hebben elk hun eigen EPC-eis en hebben in de rekenmethodiek van NEN 7120 elk hun eigen invoerparameters (binnentemperatuur, verlichtingsduur, ventilatiedebieten, et cetera). De beoogde EPC-eis is bij de ene gebruiksfunctie lastiger te halen dan bij de andere gebruiksfunctie. Door dit alles verschillen de toegepaste pakketten maatregelen per gebruiksfunctie. Overzicht toegepaste maatregelen Een overzicht van de maatregelen per utiliteitsgebouw is gegeven in Tabel 5 (gebouwen 1-12) en Tabel 6 (gebouwen 13-23).
Tabel 5
Pakketten maatregelen utiliteitsgebouwen 1-12 bij de huidige EPC-eisen en de beoogde EPC-eisen in 2015 U-waarde geldt voor combinatie glas en kozijn. Code van ventilatievoorziening volgens tabel 2 van NEN 8088-1. Ventil. = vermogen ventilatoren ten opzichte van forfaitair niveau. LBK = luchtbehandelingskast. Bij tapwater is het rendement of COP van het toestel gegeven. Tekst in groen geeft aan waar een pakket afwijkt van de referentie (die per gebouw varieert).
Utiliteitsgebouwen nr
gebruiksfunctie
EPC eis -
A;g
Rc
m2
m2 K/W
bijeenkomstfunctie 01 café restaurant 01.3 WP-BAL
huidig 2015
121 121
3,5 5,0
1,65 1,40
0,420 0,420
C.1 D.2b2
nee nee
nee 0,80
forf. forf.
02 02.1 03 03.1 04 04.2
buurtcentrum HR107-BAL museum HR107-BAL theater WP-BAL-VENT
huidig 2015 huidig 2015 huidig 2015
300 300 1.200 1.200 4.800 4.800
3,5 5,0 3,5 5,0 3,5 5,0
1,65 1,40 1,65 1,40 1,65 1,40
0,420 C.1 0,420 D.2b2 0,420 D.1/C.1 0,420 D.2b2 0,420 D.1/C.1 0,200 D.2b2
nee nee nee nee nee nee
nee 0,80 nee 0,80 nee 0,80
forf. forf. forf. forf. forf. -18%
celfunctie 05 gevangenis 05.3 WP-BAL-VENT-ZB-PV
huidig 2015
15.854 15.854
3,5 5,0
1,65 1,40
0,200 0,200
D.2b2 D.5a
nee ja
0,65 0,80
forf. -36%
300 300
3,5 5,0
1,40 1,40
0,420 0,420
C.2a D.2b2
nee nee
nee 0,80
forf. -25%
4.000 4.000 37.200 37.200
3,5 5,0 3,5 5,0
1,65 1,40 1,65 1,40
0,420 0,300 0,200 0,200
D.2b2 D.5a D.2b2 D.5a
nee ja nee ja
0,80 0,80 0,70 0,80
forf. -25% forf. -26%
WPel/HR107 kou opsl WPel/HR107 kou opsl RV+KOEL WPel/HR107 kou opsl WPel/HR107 HT, kou opsl RV+KOEL acqui,T30-35
50 50 480 480 4.800 4.800 4.800 15.600 15.600
3,5 5,0 3,5 5,0 3,5 5,0 5,0 3,5 5,0
1,65 1,40 1,65 1,40 1,65 1,40 1,40 1,65 1,40
0,490 0,490 0,690 0,490 0,420 0,420 0,420 0,200 0,200
C.2a C.2a C.1 C.2a C.2a D.2b2 D.2b2 C.1 D.2b2
nee nee nee nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee 0,80 0,80 nee 0,80
forf. forf. forf. forf. forf. -11% -11% forf. -30%
HR107-LT nee nee HR107-LT nee nee HR107-HT nee nee HR107-LT nee nee WPel/HR107 kou opsl WPel/HR107 kou opsl RV+KOEL WPel/HR107 kou opsl RV+KOEL WPel/HR107 kou opsl WPel/HR107 HT;kou opsl RV+KOEL
gezondheidszorg overig 06 groepspraktijk huidig 06.2 HR107-BAL-VENT 2015 gezondheidszorg bedgebied 07 verpleegtehuis huidig 07.2 WP-BAL-VENT 2015 08 ziekenhuis huidig 08.1 WPacq-BAL-VENT 2015
09 09.2 10 10.2 11 11.2 11.3 12 12.2
kantoorfunctie zeer klein kantoor HR107-PV klein kantoor HR107-PV middelgroot kantoor WP-BAL-VENT Rc 5 WP-BAL-VENT Rc 3,5-6 groot kantoor WP-BAL-VENT
huidig 2015 huidig 2015 huidig 2015 2015 huidig 2015
U
vent.
W/m2 K dm3 /sm2
vent. vent. vent. ventil. syst. CO2 WTW
RV tst
KOEL tst
LBK
HR107-HT nee WPe T30-35 bodemkoel.
nee nee
TAP TAP dwtw zon.boil. tst. leiding m2
PV m2
regeling vertrek veeg+dag+aanw vertreks. in café vertrek veeg+dag+aanw centr/vertr. veeg+dag+aanw centr/vertr. veeg+dag+aanw
licht W/m2
<3m <3m
nee nee
nee nee nee nee
HR107-HT nee nee HR107-LT nee nee HR107-HT 90% compr. HR107-LT compr. RV+KOEL HR107-HT 95% compr. WPe/HR107 bodemkoel. RV+KOEL T30-35
elektrob. HR107 indir verw. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. HRcombi HR107 indir verw.
<3m <3m <3m <3m >3m >3m
nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee
HR107-HT 1% compr. WPe/HR107 bodemkoel. RV+KOEL acquifer
elektrob. HR107 indir verw.
<3m >3m
nee nee
nee nee 400 200
veeg/dagl 8/10/15 veeg+dag+aanw 8
nee combiHRww nee combiHRww
>3m >3m
nee nee
nee nee nee nee
veeg+dag+aanw veeg+dag+aanw
8 8
ind.HRww ind.HRww coll HR107 HR107 indir verw.
>3m <3m circ circ
nee ja nee ja
nee nee nee nee
nee nee nee nee
dag+veeg veeg+dag+aanw dag+veeg veeg+dag+aanw
9/8 8 8 8
elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob.
<3m <3m <3m <3m <3m <3m <3m <3m <3m
nee nee nee nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee nee
nee 6 nee 7 nee nee nee nee nee
daglicht veeg+dag+aanw vertrek veeg+dag+aanw veeg veeg+dag+aanw veeg+dag+aanw veeg veeg+dag+aanw
8 8 8 8 8 8 8 8 8
HR107-LT HR107-LT
compr. compr.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
nee nee nee nee nee nee
16
10 8 10 8 12 8 8 / 10 8
Tabel 6
Pakketten maatregelen utiliteitsgebouwen 13-23 bij de huidige EPC-eisen en de beoogde EPC-eisen in 2015 U-waarde geldt voor combinatie glas en kozijn. Code van ventilatievoorziening volgens tabel 2 van NEN 8088-1. Ventil. = vermogen ventilatoren ten opzichte van forfaitair niveau. LBK = luchtbehandelingskast. Bij tapwater is het rendement of COP van het toestel gegeven.
Utiliteitsgebouwen (13-23) nr
EPC eis logiesfunctie in logiesgebouw 13 hotel huidig 13.7 WP-BAL-VENT-PV-LICHT 2015
A;g
Rc
m2
m2 K/W
2.000 2.000
3,5 5,0
1,65 1,40
0,420 0,300
C.2a D.2b2
nee nee
nee 0,80
forf. HR107-LT -33% WPel/HR107
huidig 2015 huidig 2015
1.000 1.000 7.800 7.800
3,5 5,0 3,5 5,0
1,65 1,40 1,65 1,40
0,686 0,400 0,420 0,400
D.2b2 D.2b2 D.2b2 D.5b
nee nee nee ja
0,65 0,80 0,65 0,80
forf. -31% forf. -38%
16 HBO 16.3 WP-BAL-VENT
huidig 2015
13.712 13.712
3,5 5,0
1,65 1,40
0,420 0,200
D.2b2 D.2b2
nee nee
0,65 0,80
sportfunctie 17 gymnastiekgebouw 17.2 HR107-CO2-ZB
huidig 2015
250 250
3,5 5,0
1,65 1,40
0,686 0,400
C.1 C.4b
nee ja
nee nee
forf. forf.
HR107-HT HR107-LT
nee nee
nee nee
18 tennishal 18.2 HR107-CO2
huidig 2015
3.440 3.440
3,5 5,0
1,65 1,40
0,686 0,500
C.1 C.4b
nee ja
nee nee
forf. forf.
HR107-HT HR107-LT
nee nee
nee nee
19 sporthal 19.3 WP-BAL-CO2-ZB-PV
huidig 2015
2.200 2.200
3,5 5,0
1,65 1,40
0,686 0,300
D.2b2 D.5a
nee ja
0,70 0,80
20 zwembad 20.2 WKK-BAL-CO2-VENT-PV
huidig 2015
3.270 3.270
3,5 5,0
1,65 1,40
0,686 0,300
D.1 D.5a
nee ja
nee 0,80
winkelfunctie kleine winkel HR107-KW LICHT supermarkt HR107-KW LICHT warenhuis WP-BAL-KW LICHT
huidig 2015 huidig 2015 huidig 2015
90 90 1.200 1.200 2.000 2.000
3,5 5,0 3,5 5,0 3,5 5,0
1,65 1,40 1,65 1,40 1,65 1,40
0,490 0,490 0,686 0,686 0,686 0,686
C.1 C.1 C.1 C.1 D.2b2 D.2b2
nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee 0,70 0,70
14 14.2 15 15.2
21 21.1 22 22.1 23 23.1
gebruiksfunctie
onderwijsfunctie basisschool HR107-BAL-VENT VO-school HR107-BAL-CO2-VENT-PV
U
vent.
W/m2 K dm3 /sm2
vent. vent. vent. ventil. syst. CO2 WTW
RV tst
KOEL tst
TAP TAPDWTW zon.boil. tst. leiding m2
PV m2
regeling
licht W/m2
nee kou opsl RV+KOEL
HRcombi HR107 indir verw.
circ circ
nee nee
nee nee nee 30
veeg+dag veeg+dag+aanw
8 4
HR107-HT HR107-LT HR107-HT HR107-LT
nee nee nee RV nee compr. RV+KOEL
<3m <3m >3m circ
nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee 75
vertrek veeg+dag+aanw vertrek veeg+dag+aanw
12 8 8 8
forf. HR107-HT -24% WPel/HR107
compr. kou opsl RV+KOEL
elektrob. elektrob. gas<70kW HR107 indir verw. gas<70kW HR107 indir verw.
>3m circ
nee nee
nee nee nee nee
veeg veeg+dag+aanw
8 8
HRcombi HR107 indir verw. gas<70kW HR107 indir verw. HRcombi HR107 indir verw. HRcombi HR107 indir verw.
>3m circ
nee ja
nee nee 20 nee
centr aan/uit veeg+dag+aanw
8 8
>3m circ
nee ja
nee nee nee nee
centr/vertrek veeg+dag+aanw
10 / 8 8
>3m circ
nee ja
nee nee 80 125
9/8 8
>3m circ
nee ja
nee nee nee 235
vertrek veeg+dag+aanw vertreks. sporth. vertrek veeg+dag+aanw
elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob. elektrob.
<3m <3m <3m <3m <3m <3m
nee nee nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee
centr aan/uit centr aan/uit centr / vertrek centr / vertrek centr / vertrek centr / vertrek
30 19 30 / 8 18 / 8 28 / 8 15 / 8
forf. HR107-HT forf. WPel/HR107 forf. -25%
HR107-HT WKK/HR107
forf. HR107-HT forf. HR107-LT forf. HR107-HT forf. HR107-LT forf. WPel/HR107 forf. WPel/HR107
nee kou opsl RV+KOEL nee nee
RV
nee nee nee nee nee nee nee nee kou opsl RV+KOEL kou opsl RV+KOEL
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
nee nee nee nee nee nee
17
8 8
3.3
EPC, energiegebruik en CO2 uitstoot Voor alle referentiewoningen en -gebouwen en bijbehorende pakketten maatregelen zijn de EPC, het primaire energiegebruik en de jaarlijkse CO2 emissie berekend bij de huidige EPC-eis en bij de beoogde EPC-eis in 2015. De berekeningen zijn uitgevoerd met de geldende EPG-norm en rekenmethodiek (NEN 7120+C2), gebruikmakend van het softwareprogramma Enorm v1.32 [15].
3.3.1
Woningen en woongebouwen EPC en energie Alle doorgerekende woningen en woongebouwen voldoen aan de gestelde EPC-eisen. Ruimteverwarming en daarna warmtapwater zijn de belangrijkste energieposten. De energiepost voor verlichting is ook duidelijk (rond de 20%), maar is bij woningen niet te beïnvloeden. Omdat de EPC-eis in de berekeningen is verlaagd van 0,6 naar 0,4 (-33%) is de berekende besparing op het primaire energiegebruik ordegrootte 33%. Er is wat variatie omdat de EPC van de woningen niet telkens precies 0,6 of 0,4 is. De ordegrootte in besparing is 80-125 MJ primair energiegebruik per vierkante meter gebruiksoppervlakte, afhankelijk van vooral het woningtype. Woningen en woongebouwen met relatief veel verliesoppervlakte hebben per vierkante meter gebruiksoppervlakte een hoger primair energiegebruik en daarmee ook meer energiebesparing. Een relatief groot deel van de besparing komt voor rekening van de lokale elektriciteitsproductie door PV panelen. CO2-emissie De ordegrootte CO2-emissie reductie is 4-7 kg CO2-emissie per vierkante meter gebruiksoppervlakte, afhankelijk van het woningtype en van de verhouding gasverbruik/elektriciteitsverbruik. De grootste posten bij woningen en woongebouwen zijn ruimteverwarming, warmtapwater, verlichting (vaste, niet beïnvloedbare post) en soms ventilatoren (bij balansventilatie). De berekende primaire energiegebruiken CO2 emissies voor woningen en woongebouwen staan in Tabel 7.
Tabel 7
Energieprestaties woningen bij de huidige EPC-eisen (0,6) en de beoogde EPC-eisen in 2015 (0,4)
Woningen en woongebouwen nr 01 01.1. 01.2. 02 02.1. 02.2. 02.3. 03 03.1. 03.2. 04 04.1. 04.2. 04.3. 04.4. 05 05.1. 06 06.1. 06.2. 06.3. 06.4. 06.5.
gebruiksfunctie
EPC berekend appartementen (27 won) 0,60 balans 0,40 CO2 0,40 galerijwoning (36 won) 0,60 balans 0,40 CO2 - Rc 5,0 0,40 CO2 - Rc 3,5-6,0 0,40 hoekwoning 0,60 CO2 - ZB 0,39 CO2 - PV 0,40 tussenwoning 0,57 CO2 - PV - Rc 5,0 0,39 CO2 - PV - Rc 3,5-6,0 0,39 CO2 - Wpe 0,40 CO2 - ZB 0,39 twee onder één kapwoning 0,60 CO2 - PV 0,40 vrijstaande woning 0,60 CO2 - PV 0,40 WP - CO2 - PV 0,40 WP - CO2 bal - Rc 5,0 0,37 WP - CO2 bal - Rc 3,5-6,0 0,38 CO2 bal - ZB - PV 0,40
CO2 [kg] 44.021 28.735 27.413 49.393 32.673 30.657 31.220 2.173 1.431 1.369 1.891 1.228 1.218 1.401 1.300 2.505 1.536 2.923 1.820 2.234 2.075 2.088 1.928
prim tot [MJ/m2] 288 190 190 304 203 200 203 323 209 214 278 188 186 195 188 314 207 325 213 215 200 201 211
-97 -98 -101 -104 -101 -114 -109 -90 -92 -83 -90 -107 -112 -110 -125 -124 -114
prim gas [MJ/m2] 156 116 160 172 126 170 171 214 119 195 170 154 153 64 100 212 214 250 217 0 0 0 149
prim.el. [MJ/m2] 132 74 30 132 77 30 32 109 89 19 107 34 34 131 88 102 -7 75 -4 215 200 201 63
CO2 [kg/m2] 16 10 10 17 11 10 11 17 12 11 15 10 10 11 10 17 10 17 11 13 12 12 11
-6
-35%
-6
-38%
-6
-34%
-6
-38%
-6
-37%
-6
-34%
-6
-37%
-5
-35%
-5
-36%
-4
-26%
-5
-31%
-7
-39%
-7
-38%
-4
-24%
-5
-29%
-5
-29%
-6
-34%
gas [m3] 12.214 9.116 12.518 14.352 10.544 14.182 14.301 755 422 689 603 545 539 227 354 891 897 1.206 1.047 0 0 0 716
elektr. pv / wkk [kWh] -17% 39.454 -14% 22.150 -23% 9.091 42.228 -11% 24.623 -23% 9.595 -22% 10.216 1.468 1.204 -21% 254 1.449 -18% 459 -15% 456 1.764 1.188 1.627 -27% -107 1.377 -27% -79 3.956 3.673 3.696 -17% 1.158
rv 17%
tap 17%
zomerc 17%
vent 17%
verl 17%
33%
28%
6%
17%
16%
31%
31%
10%
8%
21%
46%
27%
5%
3%
19%
33%
32%
5%
16%
15%
32%
34%
7%
8%
20%
46%
30%
4%
3%
18%
46%
30%
4%
3%
18%
47%
25%
3%
11%
14%
55%
11%
5%
6%
22%
54%
24%
3%
2%
17%
38%
29%
3%
13%
17%
47%
28%
3%
2%
20%
46%
28%
3%
2%
20%
39%
33%
2%
3%
24%
42%
21%
6%
7%
24%
54%
19%
1%
11%
15%
60%
21%
1%
2%
16%
64%
17%
3%
2%
14%
60%
19%
4%
2%
16%
50%
23%
3%
2%
21%
44%
24%
2%
6%
23%
44%
24%
2%
6%
23%
55%
9%
5%
18%
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
koel 17%
13%
18
3.3.2
Utiliteitsgebouwen In algemene zin geldt dat de relatieve reductie in termen van primair energiegebruik en CO 2-emissies in grote lijn overeen komt met de EPC reductie, samenhangend met de verhouding gebruik gas/elektriciteit en opgewekte elektriciteit met PV. Ook in absolute zin zijn de besparingen afhankelijk van de relatieve aanscherping van de EPC-eis en 2 de gebruiksfunctie, omdat de ene gebruiksfunctie per m meer energie gebruikt (mag gebruiken bij een bepaalde EPC) dan de andere. EPC en energie Alle doorgerekende utiliteitsgebouwen voldoen aan de gestelde EPC-eisen. De berekende primaire energiegebruiken CO2 emissies voor de utiliteitsgebouwen staan in tabel 8 (gebouwen 1-12) en tabel 9 (gebouwen 13-23). De verscheidenheid aan gebruiksfuncties in de referentiegebouwen is groot. Elke gebruiksfunctie heeft zijn eigen energetische karakteristieken. Per gebruiksfunctie is daarom het effect van energiebesparende maatregelen anders. In scholen wordt bijvoorbeeld gerekend met een hoge luchtvolumestroom, waardoor de keuze van het ventilatiesysteem een grotere invloed zal hebben dan in gebouwen met lage luchtvolumestromen. Sportgebouwen hebben een hoge warmtapwatervraag, waardoor een zonneboiler of douchewarmteterugwinning effectief kan zijn, et cetera. Deze verhoudingen zijn terug te zien in de blauwe balkjes aan de rechterkant van Tabel 8 en Tabel 9. De gebouwen waar veel maatregelen nodig zijn om de EPC-eis te halen, zijn vooral de grote 2 gebouwen. Gebouwen met een verliesoppervlakte groter dan 2.000 m mogen relatief minder energie gebruiken dan kleinere gebouwen met eenzelfde gebruiksfunctie (zie formule bepaling toelaatbaar karakteristiek energiegebruik en bijlage 5.4). Bij grote gebouwen zijn daarom ook meer energiebesparende maatregelen nodig om de EPC-eis te halen. Zie bijlage 5.4 voor een figuur met het effect van deze begrenzing op het toelaatbare karakteristieke energiegebruik. De relatieve aanscherping van de EPC-eis per gebruiksfunctie is een maat voor de relatieve besparing op het primaire energiegebruik. Omdat de EPC-eisen en de relatieve aanscherping per gebruiksfunctie verschillend is, zijn ook de berekende relatieve besparingen en CO 2 emissies verschillend.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
19
Tabel 8
Energieprestaties utiliteitsgebouwen 1-12 bij de huidige EPC-eisen en de beoogde EPC-eisen in 2015
Utiliteitsgebouwen nr
gebruiksfunctie
primair energiegebruik per m2 gebruiksoppervlakte m2
EPC berekend
121 121
1,74 1,10
771 498 -273
371 30
buurtcentrum HR107-BAL museum HR107-BAL theater WP-BAL-VENT
300 300 1.200 1.200 4.800 4.800
1,75 1,06 1,83 1,06 1,97 1,10
697 431 -266 611 362 -249 516 290 -226
336 152 171 68 201 56
celfunctie 05 gevangenis 05.3 WP-BAL-VENT-ZB-PV
15.854 15.854
1,71 1,00
467 282 -185
bijeenkomstfunctie 01 café restaurant 01.3 WP-BAL 02 02.1 03 03.1 04 04.2
A;g
prim. totaal [MJ/m2]
prim. gas [MJ/m2]
-46%
-46%
481 379 -102
256 137
4.000 4.000 37.200 37.200
2,59 1,77 2,59 1,77
879 590 -290 758 521 -237
101 78 137 131
kantoorfunctie zeer klein kantoor HR107-PV klein kantoor HR107-PV middelgroot kantoor WP-BAL-VENT Rc 5 WP-BAL-VENT Rc 3,5-6 groot kantoor WP-BAL-VENT
50 50 480 480 4.800 4.800 4.800 15.600 15.600
1,08 0,79 1,09 0,80 1,09 0,79 0,79 1,09 0,80
672 493 638 455 392 275 275 367 258
347 305 383 252 36 11 11 40 8
Tabel 9
-117 -118 -110
43 30 -13
58 32
0,99 0,80
-183
401 469
-72%
300 300
-179
CO2-emissie [kg/m2]
361 278 440 294 315 234
gezondheidszorg overig 06 groepspraktijk 06.2 HR107-BAL-VENT gezondheidszorg bedgebied 07 verpleegtehuis 07.2 WP-BAL-VENT 08 ziekenhuis 08.1 WPacq-BAL-VENT
09 09.2 10 10.2 11 11.2 11.3 12 12.2
-92%
prim. elektr. [MJ/m2]
-55% -60%
-23% -5%
-12% -34% -70% -71% -80%
17%
pv
-30%
-26%
39 25 -14 36 21 -14 29 17 -12
409 250
-39%
29 17 -12
-41%
225 242
7%
27 22 -5
-19%
779 512 620 390
324 188 255 203 356 264 264 327 250
-23% -33%
-34% -37%
-42% -20% -26% -26% -24%
53 35 -18 45 31 -14
37 27 35 25 24 17 17 22 16
-11 -10
-37% -40% -42%
-12
-33% -32%
-28% -28%
-123
-14
13
gebruiksfunctie logiesfunctie in logiesgebouw hotel
13.7 WP-BAL-VENT-PV-LICHT
14 14.2 15 15.2
onderwijsfunctie basisschool HR107-BAL-VENT VO-school HR107-BAL-CO2-VENT-PV
16 HBO 16.3 WP-BAL-VENT sportfunctie 17 gymnastiekgebouw 17.2 HR107-CO2-ZB 18 tennishal 18.2 HR107-CO2
koel
409
31
184
55
348
35
164
34
183
31
24
zomerc
vent
verl
62
23
247
65
164
42
28
244
47
43
142
6
67
299
30
80
33
29
61
159
186
26
26
62
217
75
32
12
32
139
84
47
79
233
38
24
15
38
177
250
19
48
34
130
133
19
53
45
129
158
88
35
317
281
94
59
29
171
230
106
136
38
212
265
42
120
31
146
177
23
416
20
67
34
134
377
19
62
31
123
396
19
26
38
159
263
19
28
33
127
153
20
16
35
169
19
22
52
129
-7
-29%
-7
-29%
55
19
22
52
129
136
18
29
40
143
41
18
31
36
131
-6
-29%
Energieprestaties utiliteitsgebouwen 13-23 bij de huidige EPC-eisen en de beoogde EPC-eisen in 2015 primair energiegebruik per m2 gebruiksoppervlakte A;g m2
EPC berekend
prim tot [MJ/m2]
prim gas [MJ/m2]
prim.el. [MJ/m2]
CO2 [kg/m2]
2.000
1,77
607
330
278
34
2.000
1,06
366 -242
152
1.000 1.000 7.800 7.800
1,22 0,70 1,25 0,70
761 442 -319 540 307 -233
299 196 177 100
13.712 13.712
1,25 0,69
518 292 -226
250 250
1,59 0,90
3.440 3.440
1,74 0,90
-54%
214
-44%
462 247 363 207
120 32
-74%
820 465 -356
536 269
508 265 -243
222 100
-23%
pv
-34
-100%
-43%
398 261
-35%
30 18 -13
-42%
-50%
285 196
-31%
45 26 -19
-43%
-55%
286 164
-43%
29 15 -14
-47%
-47%
-42% -43%
-13
2.200 2.200
1,80 0,90
560 285 -275
296 79
-73%
264 206
-22%
31 17 -15
-47%
-67
20 zwembad 20.2 WKK-BAL-CO2-VENT-PV
3.270 3.270
1,78 0,90
513 266 -247
213 175
-18%
300 92
-69%
29 14 -15
-50%
-131
winkelfunctie kleine winkel HR107-KW LICHT supermarkt HR107-KW LICHT warenhuis WP-BAL-KW LICHT
90 90 1.200 1.200 2.000 2.000
2,32 1,66 2,54 1,68 2,52 1,59
1.239 883 -356 1.037 687 -349 874 549 -325
238 209 83 83 17 13
-12% 0% -25%
1.001 674 954 605 857 537
-33% -37% -37%
73 52 -22 63 41 -21 53 34 -20
rv
tap
231
115
69
99
312
43 25 -18 31 18 -13
-35%
-15
19 sporthal 19.3 WP-BAL-CO2-ZB-PV
21 21.1 22 22.1 23 23.1
tap
55
Utiliteitsgebouwen (13-23) nr
rv
-29% -34% -37%
koel
zomerc
vent
verl
30
30
200
31
172
8
15
46
183
206
208
18
40
71
106
167
22
32
162
157
96
16
35
64
108
130
47
52
155
140
79
15
18
73
108
361
189
33
16
222
251
51
9
14
139
56
178
5
15
254
34
77
8
13
132
202
106
17
22
213
92
74
25
162
4
139
87
77
26
185
84
100
72
12
127
285
12
99
12
830
247
18
62
9
548
93
21
104
10
809
96
14
14
509
70
17
44
26
717
71
16
27
27
407
55
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
20
Grootste energieposten Voor de EPC-berekening van de utiliteitsgebouwen is hieronder beschreven wat de grootste energieposten zijn. Dat zijn vaak ook de posten waar het meeste te besparen is. -
-
-
-
-
-
-
-
Bijeenkomstfunctie Ruimteverwarming en verlichting zijn de grootste energieposten (rond de 70% bij toekomstige eisen). Het aandeel ruimteverwarming neemt af naarmate het gebouw groter is, ten koste van het aandeel verlichting; Celfunctie In gebouwen met een celfunctie is het energiegebruik voor verlichting de dominante factor. Niet zozeer door het geïnstalleerde vermogen, maar door de brandduur (63% bij toekomstige eisen). De energieposten voor ruimteverwarming en ventilatoren volgen daar achter (12%/13%). Gezondheidszorg overig Bij gezondheidszorg overig zijn de energieposten voor ruimteverwarming en verlichting het grootst (in gelijke delen samen ordegrootte 70%). Gezondheidszorg bedgebied Deze gebruiksfunctie heeft de hoogste EPC eis van alle gebruiksfuncties en wordt veroorzaakt door een hoge binnentemperatuur, een hoog ventilatiedebiet, een hoge warmtapwatervraag en een lange brandduur voor verlichting. De energieposten voor verlichting en ventilatoren zijn hier relatief hoog (een kleine 70%), gevolgd door de energiepost voor ruimteverwarming (verpleegtehuis) of voor warmtapwater (ziekenhuis; 23%). Kantoor Bij kantoorgebouwen is hetzelfde patroon te zien als bij de bijeenkomstgebouwen. Bij de grotere kantoorgebouwen wordt het energiegebruik voor ventilatoren belangrijker. Onderwijsfunctie Typerend voor onderwijsgebouwen is het hoge ventilatiedebiet. Daardoor is naast de energieposten voor ruimteverwarming en verlichting ook het energiegebruik voor ventilatoren relatief hoog. Naarmate de school groter wordt neemt het aandeel verlichting en ventilatoren toe (samen 62% in de HBO school) Sportfunctie In de sportgebouwen zijn het energiegebruik voor verlichting, ruimteverwarming en warmtapwater het belangrijkst. In het kleine gymnastiekgebouw is de post ruimteverwarming het grootst. Winkelfunctie Het energiegebruik voor winkels wordt volledig gedomineerd door de energiepost verlichting (62-74% bij toekomstige eisen). Alleen in de kleine winkel speelt het energiegebruik voor ruimteverwarming nog een rol (28% ten opzichte van 13/14% in de overige twee winkelfuncties).
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
21
CO2-emissie De ordegrootte van de besparing op het primaire energiegebruik en de CO2-emissiereductie is in tabel 10 aangegeven. Ook hier geldt dat de relatieve besparing gelijk op gaat met de relatieve reductie van de EPC-eis. Tabel 10
besparing primair energiegebruik en de CO2-emissiereductie per gebruiksfunctie De relatief grote verschillen binnen een gebruiksfunctie worden vooral veroorzaakt door gebouwen waarvan de 2 verliesoppervlakte groter is dan 2.000 m (zie toelichting in paragraaf 3.2.4). gebruiksfunctie
woningen bijeenkomstfunctie celfunctie zorg overig zorg bedgebied kantoor logies onderwijs sport winkel
3.4
EPC
EPC
2013 0,6 2,0 1,8 1,0 2,6 1,1 1,8 1,3 1,8 2,6
2015 0,4 1,1 1,0 0,8 1,8 0,8 1,0 0,7 0,9 1,7
besparing 2 primaire energie (MJ/m ) max min 125 83 273 226 202 202 102 102 290 237 183 110 261 261 319 226 356 243 356 325
CO2 reductie 2 (kg/m ) max min 7 4 14 12 12 12 5 5 18 14 11 6 13 13 20 13 19 14 22 20
Binnenmilieu Deze paragraaf beschrijft in kwalitatieve zin de effecten van maatregelen op het binnenmilieu ten opzichte van vorige EPC-eisen.
3.4.1
Woningbouw De extra maatregelen die bij de referentiewoningen nodig zijn om de beoogde EPC verlaging van 0,6 naar 0,4 te bereiken zijn beoordeeld op binnenmilieuaspecten. Ook de maatregelen die nodig zijn voor een EPC van 0,6 kunnen van invloed zijn op het binnenmilieu, bijvoorbeeld een goede inregeling van het verwarmingssysteem om comfortproblemen in de winter te voorkomen. De belangrijkste maatregelen die invloed hebben op het binnenmilieu zijn: -
verhoging van het gemiddelde isolatieniveau wijziging ventilatiesysteem koeling (vanuit warmtepomp)
De overige maatregelen, ketel met verbeterd tapwaterrendement, warmteterugwinning uit douchewater, (combi)warmtepomp en toepassing van PV of zonneboiler, hebben geen directe relatie met het binnenmilieu. Verhoging gemiddelde isolatieniveau Verhoging van het gemiddelde isolatieniveau (vloer, dak, gevel, beglazing en deuren) kan, naast een positieve invloed op de behaaglijkheid in de winter, een positieve en negatieve invloed hebben op het zomercomfort: het zal langer duren voor er sprake is van een temperatuuroverschrijding, maar vervolgens kan een woning minder gemakkelijk haar warmte kwijt en daardoor langer te warm blijven. Bij de vorige aanscherping van de energieprestatie is hiermee rekening gehouden door de fictieve energiepost ‘zomercomfort’ te introduceren. Daarnaast is in de rekenmethodiek van de energieprestatie een informatieve rekenmethode opgenomen (TO-juli) voor een inschatting van de kans op oververhitting. De energieprestatieberekening biedt hiermee voldoende mogelijkheden om zomercomfortproblemen te voorkomen. In praktijk zal hier dan wel aandacht aan besteed moeten worden. Bij het ontwerpen van de woning zal een bewuste keuze gemaakt moeten worden hoe het
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
22
comfort in de zomer gewaarborgd is, door een goede afweging te maken tussen keuze voor gebouwmassa (thermische capaciteit), isolatie, (nacht)ventilatie, (buiten)zonwering en al dan niet een actief koelsysteem. Ventilatiesysteem Belangrijkste aandachtspunt vormt de introductie van complexere ventilatiesystemen. In beginsel heeft de toepassing van andere ventilatiesystemen geen of zelfs een positieve invloed op het binnenmilieu: De introductie van een automatische CO 2-regeling bijvoorbeeld kan ervoor zorgen dat ventilatiesystemen minder snel in de laagstand gezet worden zoals nu in de praktijk vaak het geval is. Risico's liggen er op het terrein van acceptatie (wil een bewoner wel een automatisch geregeld systeem waar hij maar beperkt invloed op heeft), geluidsoverlast en onderhoud: Controle op de blijvend goede werking van sensoren en regelkleppen, tijdige vervanging van filters (bij wtw-units), onderhoud van ventilatoren zijn noodzakelijk. De introductie van zelfregelende roosters heeft er voor gezorgd dat systemen met natuurlijke toevoer ook bij een strengere energieprestatie-eis kunnen worden toegepast. Ondanks dat de automatische regeling het risico op tocht bij natuurlijke toevoer sterk vermindert, blijkt in de praktijk tocht niet altijd geheel voorkomen te worden met deze roosters. Toepassing van (beschikbare) aanvullende technieken om tocht te voorkomen en verdere productontwikkeling van deze roosters is gewenst. Er is aandacht nodig voor ontwerp, installatie, oplevering inclusief beproeving en onderhoud van ventilatiesystemen. Als dat goed geborgd is, dan is de kwaliteit van het binnenmilieu geen belemmerende factor. Het protocol energielabel nieuwbouw en het ventilatie prestatiekeuring kunnen hier een rol in spelen in het traject tot en met oplevering. Een goed werkend ventilatiesysteem, waarvan de bewoners het belang inzien en dat regelmatig wordt onderhouden: Dat zijn de voorwaarden waaronder toepassing van deze systemen geen problemen voor het binnenmilieu opleveren. Koeling De introductie van koeling in woningen verbetert het binnenmilieu door verhoging van het zomercomfort. 3.4.2
Utiliteitsbouw De extra maatregelen die bij de referentiegebouwen nodig zijn om de gewenste EPC verlaging met 50% ten opzichte van het niveau van 2007 te bereiken zijn beoordeeld op binnenmilieuaspecten. Alleen de maatregelen die invloed (kunnen) hebben op het binnenmilieu worden in de beoordeling meegenomen, zie ook de Praktijktoets. De gevolgen van de nu beoogde aanscherping van de EPC-eisen voor nieuwe utiliteitsgebouwen is veel sterker dan bij vorige aanscherpingen het geval was. Vijf van de negen utiliteitsfuncties krijgen een EPC-eis die meer dan 40% lager ligt dan het huidig niveau. De sprong in EPC-eis was bij eerdere aanscherpingen meestal kleiner dan 10%. Dit komt niet alleen door aanscherping van de eis op zich; bepaalde type gebouwen (afhankelijk van verhouding gebruiks-/verliesoppervlakte en grootte) hebben het ook 'zwaarder' door de overgang van rekenmethodiek (EPN → EPG). Een deel van de daarvoor benodigde maatregelen heeft geen tot nauwelijks invloed op het binnenmilieu. Dit geldt voor energie-efficiëntere verlichting en verlichtingsregelingen, energieefficiëntere ventilatoren, de toepassing van warmtepompen, energie-efficiëntere warm tapwatersystemen, inclusief warmteterugwinning uit douchewater en pv- en zonneboilersystemen. Enkele maatregelen hebben louter een positief effect op het binnenmilieu zoals toepassing van koeling vanuit een warmte-/koudeopslag, verbeterde luchtdichtheid en de toepassing van zelfregelende roosters in plaats van gewone roosters. Vaker dan tot nu toe het geval is zal ook in de utiliteitsbouw lage temperatuurverwarming en hoge temperatuurkoeling worden toegepast, vaak in de vorm van vloerverwarming en -koeling. In principe
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
23
zorgt vloerverwarming/-koeling voor verhoging van het thermisch comfort. Van belang is dat bij de dimensionering en de regeling van zo’n systeem rekening gehouden wordt met de trage reactie ervan, zodat het systeem ook bij snel wisselende omstandigheden een goed comfort oplevert. De maatregelen die nog resteren en die een negatief effect kunnen hebben op het binnenmilieu, zijn vergelijkbaar met die in de woningbouw: -
verhoging van het isolatieniveau maatregelen aan het ventilatiesysteem: warmteterugwinning met hoger rendement, energieefficiëntere regelingen De mogelijke effecten van deze maatregelen zijn vergelijkbaar met die in de woningbouw. Met de introductie van een post ‘zomercomfort’ die in de EPG nu ook voor utiliteitsbouw is opgenomen, wordt het risico op problemen met oververhitting sterk verminderd. Dit geldt niet alleen voor de invloed van de maatregelen uit de aanscherping, maar ook voor andere aspecten zoals glaspercentage en het ontbreken van zonwering die in de oude rekenmethodiek nog niet werden beoordeeld op dit punt. Ook in de utiliteit geldt dat in de ontwerpfase van het gebouw kritisch gekeken moet worden naar de wenselijkheid en noodzaak voor aanleg van een koelinstallatie. Ventilatiesysteem Voor de professionele opdrachtgevers in de utiliteitsbouw vormen andere ventilatiesystemen en andere ventilatieregelingen niet direct een verandering van de dagelijkse praktijk. Van hen mag verwacht worden dat zij gewend zijn aandacht te geven aan de prestaties en het onderhoud van deze systemen. Voor minder professionele opdrachtgevers ligt dit anders en gelden in feite dezelfde randvoorwaarden als bij de woningbouw om problemen met binnenmilieu te voorkomen. Zoals ook uit praktijkervaringen blijkt werken deze systemen alleen goed als ze op de juiste manier ontworpen, geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt worden. Voor de gebruiksfase betekent dit dat opdrachtgevers en gebruikers goed moeten worden voorgelicht en dat er meer aandacht moet komen voor borging van prestaties van installaties in deze fase. Bij de combinatie van natuurlijke toevoer en vloerverwarming moet aandacht besteed worden aan het beperken van het risico op tocht. Met de introductie van zelfregelende roosters is het tochtrisico bij natuurlijke toevoer al sterk beperkt. Maar ook uit een van de praktijkvoorbeelden blijkt dat toepassing van zelfregelende roosters alleen niet altijd voldoende is. Er zijn voldoende technieken beschikbaar om het tochtrisico verder beperken, maar er moet wel op gelet worden dat deze ook toegepast worden. Evenals bij woningbouw is er aandacht nodig voor ontwerp, installatie, oplevering inclusief beproeving en onderhoud van ventilatiesystemen. Als dat goed geborgd is, dan is de kwaliteit van het binnenmilieu geen belemmerende factor. Het protocol energielabel nieuwbouw en de ventilatie prestatiekeuring kunnen hier een rol in spelen in het traject tot en met oplevering. Voor de gebruiksfase is stimulering van prestatiegericht onderhoud een goed middel.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
24
3.5
Netto Contante Waarde NCW berekening De berekening is opgebouwd conform de door de EPBD-recast voorgeschreven methodologie [10] en de parameters die zijn voorgeschreven in de Aanscherpingsmethodiek ([1] en bijlage 5.6). Hierin worden de totale kosten en besparingen voor een eigenaar/gebruiker in beeld gebracht gedurende een vastgestelde termijn (30 jaar voor woningen en het cellengebouw en 20 jaar voor de overige gebouwen). De Netto Contante Waarde berekening bestaat uit een zes onderdelen: -
Investering (eenmalig 2015) Reductie energiegebruik (jaarlijks) Belasting en verzekering (jaarlijks) Onderhoud (jaarlijks) Vervanging (na einde levensduur) Restwaarde (eenmalig einde beschouwingsperiode)
In de voorgeschreven Aanscherpingsmethodiek is gekozen te rekenen met reële waarden voor prijsniveau en discontovoet. Daarbij zijn de nominale waarden gecorrigeerd voor inflatie. Daarnaast is er voorgeschreven om een prijsontwikkeling te hanteren voor energie, onderhoud en vervangingsinvesteringen/restwaarde. Dit is de energieprijsstijging per jaar, minus de gemiddelde inflatie. Investering (eenmalig 2015) Eerder in deze rapportage zijn voor de individuele maatregelen de bouwkosten gegeven. Voor de samengestelde pakketten per referentie zijn de maatregelen binnen het pakket bij elkaar geteld. Daarbij is een projectkorting toegepast (schaalvoordeel als gevolg van het toepassen van maatregelen binnen het totale project). Er is voor gekozen om niet te rekenen met een investeringsopslag. De reden daarvoor is dat het voor het grootste deel geen extra (aanvullend te ontwerpen) elementen zijn, maar alternatieven voor elementen die nu worden toegepast. Er is gerekend met het geldende BTW tarief van 21% over de investering. Zoals aangegeven hebben de kosten van de maatregelen prijspeil 2013. De investering wordt gedaan in 2015. Daarom is de investering 2 jaar geïndexeerd met 2,8%e per jaar, gecorrigeerd voor inflatie (1,9%f). Reductie energiegebruik (jaarlijks) 3 De verschillen in het energieverbruik in m gas en kWh elektra tussen de basis en het maatregelenpakket wordt als opbrengsten meegenomen. De prijzen en de gemiddelde prijsontwikkeling zijn overgenomen uit de Aanscherpingsmethodiek (zie [1] en bijlage 5.7). De jaarlijkse energieprijsontwikkeling (-stijging) is 1,3% voor gas en 2,0% voor elektriciteit. Deze prijsstijging is exclusief de jaarlijkse inflatie. Er zijn ook scenario's doorgerekend met een andere energieprijsontwikkeling (zie 3.5.2). Belasting en verzekering (jaarlijks) De hogere investering leidt tot een hogere vervangingswaarde en (daar gaan we van uit) tot een hogere WOZ-waarde. Daarom zijn de posten OZB (0,35%) en Opstalverzekering (0,10%) direct gerelateerd aan de investering. De kosten zijn geïndexeerd met een gemiddelde van het CPI van de afgelopen tien jaar.
e f
Bureau Documentatie Bouwwezen, http://www.bdb-index.nl/ CBS, http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/prijzen/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-067-pb.htm
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
25
Onderhoud (jaarlijks) De waarden voor levensduur en de onderhoudskosten van de maatregelen zijn overgenomen uit de Aanscherpingsmethodiek, met dien verstande dat de onderhoudskosten voor ventilatiesystemen voor woningen zijn verlaagd met 50% en voor PV panelen bij woningen met 75%. Dit is gebaseerd op algemeen toegankelijke prijsinformatie voor onderhoudscontracten die worden gepubliceerd door installatiebedrijven. Deze kosten worden conform de voorgeschreven methodiek geïndexeerd met min 0,5% per jaar. Deze waarde geeft het effect weer dat nu toe te passen technieken op de lange duur relatief goedkoper worden dan technieken die op den duur nog geïntroduceerd gaan worden. Vervanging (na einde levensduur) en restwaarde (eenmalig einde beschouwingsperiode) Toegepaste maatregelen hebben elk hun eigen typische levensduur (zie ook bijlage 5.7); op het eind van de levensduur worden de maatregelen vervangen door een technische gelijkwaardig alternatief. Binnen de beschouwingstermijn komt in alle gevallen maximaal 1 vervanging voor. De restwaarde moet conform de methodiek lineair berekend worden op basis van de nog resterende levensduur aan het einde van de periode. Ook hier wordt een prijsdaling gehanteerd van 0,5% per jaar. Discontovoet De eenmalige en de jaarlijkse bedragen worden in de tijd uitgezet waarbij ze worden geïndexeerd met de genoemde percentages. Vervolgens worden alle bedragen teruggerekend naar 2013 met de voorgeschreven rekenrente van 5,5% voor woningbouw en 8,0% voor utiliteitsbouw. Er zijn ook scenario's doorgerekend met een andere discontovoet (zie 3.5.2). De discontovoet die door de Aanscherpingsmethodiek als uitgangspunt is genomen ligt boven de nominale waarde die nu in markt wordt aangeboden. Dat betekent dat de lage waarde (3,5% voor woningbouw en 6,5% voor utiliteitsbouw) in onze optiek een beter beeld schetsen van de huidige praktijk dan de basiswaarden. 3.5.1
Resultaten Netto contante waarde Tabel 11 (woningen) en tabel 12 (utiliteit) geven de berekende NCW van de meer investeringen die nodig zijn om de EPC aan te scherpen van het huidige niveau tot het beoogde niveau van 2015. Bijlage 5.9 geeft voor alle woningen en gebouwen visueel weer hoe de investering, vervangingsinvesteringen, exploitatie en cumulatieve NCW zich in de tijd ontwikkelen. Figuur 1 (zie pagina 28) is hier een voorbeeld van. Voor woningbouw blijkt uit de resultaten van ons onderzoek (met genoemde disconteringsvoet en energieprijsontwikkeling) dat de aanscherping van de EPC van de huidige eis (EPC 0,6) naar de beoogde eis per 2015 (EPC 0,4) een negatieve Netto Contante Waarde (NCW) heeft van circa 2.300 tot 6.500 euro. Voor de meeste woningen ligt de NCW tussen -20 en -40 euro per vierkante meter. De initiële investeringen zijn ongeveer 5.000 tot 15.000 euro per woning voor woningen van 2 ongeveer 80 tot 170 m gebruiksoppervlakte, afhankelijk van de grootte en het type woning. Van de investering wordt 1/3 tot 2/3 terugverdiend in de beschouwingsperiode. Een andere beschouwingsperiode leidt overigens niet tot significant andere resultaten, omdat ook vervangingsinvesteringen en restwaarde in de berekeningen worden meegenomen. Op projectniveau is een EPC-aanscherping met de uitgangspunten van de methodiek niet kostenneutraal. 2
Bij de utiliteit is er een grotere spreiding in de NCW per m BVO. Er treden verschillen op binnen de gebruiksfuncties en ook tussen de gebruiksfuncties. Gemiddeld zijn de NCW's voor grotere gebouwen negatiever dan voor kleinere gebouwen. In de studie is uitgegaan van algemeen beschikbare technieken op het huidige prijsniveau die breed toepasbaar zijn. Conform de Aanscherpingsmethodiek is uitgegaan van een prijsdaling voor
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
26
vervangingsinvesteringen van 0,5% per jaar. Er is echter niet op voorhand rekening gehouden met positieve effecten als prijsreductie door innovatie en/of door schaalvoordelen. Verlaging van de investeringskosten heeft een direct (positief) effect op de NCW. Woonlasten Voor de woningen is bepaald wat het effect van de EPC-aanscherping is uitgedrukt in termen van netto hypotheeklasten. Het gaat dan het in de meeste gevallen om circa 25 euro per maand. Uitgangspunten hierbij zijn een hypotheekrente van 5,5% en een effectieve hypotheekrenteaftrek van 35% (zie CBS). Tabel 11
Investeringskosten, exploitatielasten en netto contante waarde van de doorgerekende pakketten woningen Bedragen zijn gegeven in euro’s en euro/m2. Onder 'Kosten' vallen belasting, verzekering en onderhoud. Een positieve/groene waarde bij exploitatie (ook bij energie en kosten) betekent dat het pakket voor 2015 een exploitatievoordeel heeft ten opzichte van het pakket dat voldoet aan de huidige eisen. Een negatieve/rode NCW betekent dat het pakket zich binnen de beschouwingsperiode (20 jaar voor utiliteit, 30 jaar voor woningen en het cellengebouw) niet terugverdient.
Woningen en woongebouwen nr
gebruiksfunctie
BVO m2
01 01.1. 01.2. 02 02.2. 02.3. 04 04.1. 04.2. 05 05.1. 06 06.1.
appartementen (27 won) balans CO2 galerijwoning (36 won) CO2 - Rc 5,0 CO2 - Rc 3,5-6,0 tussenwoning CO2 - PV - Rc 5,0 CO2 - PV - Rc 3,5-6,0 twee onder één kapwoning CO2 - PV vrijstaande woning CO2 - PV
Tabel 12
Investering
Energie
euro euro/m2
Kosten
euro euro/m2
Exploitatie
euro euro/m2
NCW
euro euro/m2
Hypotheek
euro euro/m2 euro/jaar euro/mnd euro/m2
102 102
7.010 7.860
69 77
225 246
2 2
-90 -53
-1 -1
135 193
1 2
-3.600 -3.200
-35 -31
310 348
26 29
0,38 0,38
82 82
6.520 6.610
80 81
209 203
3 2
-47 -48
-1 -1
162 155
2 2
-2.700 -3.400
-33 -41
289 293
24 24
0,30 0,30
124 124
6.720 6.460
54 52
260 264
2 2
-48 -47
0 0
212 217
2 2
-2.000 -1.800
-16 -15
298 286
25 24
0,46 0,46
148 11.450
77
404
3
-90
-1
314
2
-4.700
-32
507
42
0,55
170 14.430
85
457
3
-99
-1
358
2
-6.100
-36
639
53
0,63
Investeringskosten, exploitatielasten en netto contante waarde van de doorgerekende pakketten utiliteit
Utiliteitsgebouwen nr
gebruiksfunctie
BVO m2
bijeenkomstfunctie 03.1 museum 04.2 theater celfunctie 05.3 gevangenis gezondheidszorg overig 06.2 groepspraktijk gezondheidszorg bedgebied 07.2 verpleegtehuis 08.1 ziekenhuis kantoorfunctie 10.2 klein kantoor 11.2 middelgroot kantoor Rc 5 11.3 middelgroot kantoor Rc 3,5-6 12.2 groot kantoor logiesfunctie in logiesgebouw 13.7 hotel onderwijsfunctie 14.2 basisschool 16.3 HBO sportfunctie 17.2 gymnastiekgebouw 19.3 sporthal winkelfunctie 21.1 kleine winkel 22.1 supermarkt 23.1 warenhuis
1.250 4.800
Investering euro euro/m2
Energie
Kosten
euro/jr euro/jr.m2
Exploitatie
NCW
euro/jr euro/jr.m2
euro/jr euro/jr.m2
euro euro/m2
90.600 412.200
72 86
5.060 18.440
4 4
-1.690 -8.740
-1 -2
3.370 9.700
3 2
-47.800 -245.300
-38 -51
19.800 1.547.800
78
31.810
2
-42.330
-2
-10.520
-1
-1.571.000
-79
700
73.900
106
1.340
2
-1.440
-2
-100
0
-62.300
-89
4.800 17.500
417.400 820.800
87 47
17.530 44.900
4 3
-7.030 -6.890
-1 0
10.500 38.010
2 2
-286.800 -264.000
-60 -15
480 6.000 6.000 19.200
19.200 300.100 290.100 120.600
40 50 48 6
1.790 8.780 8.780 18.480
4 1 1 1
-160 -3.570 -3.570 -13.190
0 -1 -1 -1
1.630 5.210 5.210 5.290
3 1 1 0
2.400 -174.600 -166.700 -911.700
5 -29 -28 -47
2.400
279.300
116
8.370
3
-8.590
-4
-220
0
-237.700
-99
1.400 13.750
55.400 850.000
40 62
5.090 50.060
4 4
-530 -16.430
0 -1
4.560 33.630
3 2
7.400 -352.000
5 -26
500 2.400
85.600 451.500
171 188
3.600 10.570
7 4
-1.860 -11.640
-4 -5
1.740 -1.070
3 0
-58.600 -408.200
-117 -170
200 900 3.000
16.000 66.500 220.300
80 74 73
1.690 4.670 14.000
8 5 5
-700 -2.960 -7.390
-4 -3 -2
990 1.710 6.610
5 2 2
-200 -27.000 -82.200
-1 -30 -27
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
27
3.5.2
Gevoeligheidsanalyse Voor elk van de referentiegebouwen is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op de berekende NCW door disconteringsvoet en energieprijsontwikkeling te variëren. De parameters zijn één voor één gewijzigd. De volgende waarden zijn toegepast voor de scenario’s: -
woningbouw: reële discontovoeten 3,5% of 6,5%. utiliteitsbouw: reële discontovoeten 6,5% of 9,0%. energieprijsontwikkeling -20% of +20% (tov jaarlijkse wijzigingg).
Daarnaast is een extra scenario doorgerekend, aanvullend op de Aanscherpingsmethodiek: energieprijsontwikkeling (gas en elektriciteit) +5% per jaar. Dit scenario komt overeen met de gemiddelde energieprijsontwikkeling in de afgelopen 10 jaar. Er is hiervoor gekozen omdat de basis voor de energieprijsontwikkeling erg laag is. De voorgeschreven scenario’s hebben dan ook weinig effect. Enkele leden van de begeleidingscommissie onderschrijven dat het basisscenario voor de energieprijsontwikkeling niet aansluit op de huidige realiteit. Onderstaande figuur geeft de gevoeligheidsanalyse weer voor het middelgrote kantoorgebouw (gebouw/pakket 11.2). Te zien is dat de wijzigingen in discontovoet en energieprijs een zeer beperkt effect hebben op de berekende NCW. Ook voor de andere gebouwen is dit beeld vergelijkbaar. Figuur 1
Scenario-analyse voor middelgroot kantoorgebouw
Aanpassing van de basis uitgangspunten leiden tot wijzigingen in de uitkomsten. Uit de analyse van verschillende scenario's blijkt dat de NCW voor de meest voorkomende referentiewoning positief wordt bij een rekenrente van 3,5% in plaats van 5,5% de NCW positief wordt. Dit geldt ook wanneer gerekend wordt met een energieprijsstijging van 5% per jaar, overeenkomstig de gemiddelde energieprijsstijging van de afgelopen 10 jaar.
3.6
Differentiatie vangneteis isolatie dichte gebouwdelen Op verzoek van de begeleidingscommissie is gekeken naar het effect van een gedifferentieerde 2 vangneteis voor Rc-waarden. In plaats van een Rc waarde van 5,0 m K/W te eisen voor alle dichte 2 gebouwdelen, is onderzocht wat de consequenties als voor vloeren Rc 3,5 m K/W, voor daken Rc 6,0 2 2 m K/W en voor dichte gevels Rc 4,5 m K/W wordt aangehouden. Het effect is voor een aantal woningen en een kantoor bekeken. In de resultaten (tabel 7 voor woningbouw, tabel 8 voor het kantoor) is terug te zien dat de verschillen in berekende primaire gas- en elektriciteitsgebruiken gering zijn.
g
De variatie +/- 20% aangehouden op de nominale energieprijsontwikkeling (inclusief inflatie van 1,9%), en is als volgt bepaald: ( 1+ basispercentage + 1,9% ) * ( 1 +/- 20% ) - 1 - 1,9%.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
28
Afhankelijk van de oppervlakten van vloer, gevel en dak, heeft differentiatie een iets hoger of juist iets lager energiegebruik ten gevolge. Wijziging van isolatiewaarden heeft consequenties voor het gebruik voor ruimteverwarming, maar ook voor zomercomfort (rekenwaarde voor koeling in geval er geen koelsysteem in het gebouw aanwezig is). Dat laatste is de reden dat ook het elektriciteitsgebruik bij de woningen iets wijzigt. Er zijn geen consequenties voor het gebruik voor tapwater, verlichting of ventilatoren. Energetisch presteren de woningen en het kantoor met de verschillende uitgangspunten op een zelfde niveau. Het Bouwbesluit stelt nu een generieke Rc-eis aan alle dichte delen. Differentiatie naar dak/gevel/vloer impliceert dat ook een eenduidige en juridisch, normtechnisch sluitende definitie van dak, gevel en vloer gegeven wordt. Dat is zowel voor de ontwerper als voor het bevoegd gezag noodzakelijk.
3.7
Opschaling naar landelijk niveau (energie, kosten, CO2 uitstoot)
3.7.1
Bouwprognoses Om een beeld te geven van de effecten van de beoogde aanscherping is gekeken naar de verwachte bouwproductie in de komende jaren. Woningbouw De aantallen woningen zijn gebaseerd op de prognose van het aantal vergunning (EIB), gecorrigeerd voor de gemiddelde verhouding tussen het aantal verleende vergunningen en de daadwerkelijk gerealiseerde woningen (EIB/CBS). Voor woningbouw is uitgegaan van 45.000 nieuwe woningen per jaar. De verhouding tussen eengezinswoningen een meergezinswoningen is gebaseerd op het gemiddelde van de realisatie in de laatste vijf jaar. Utiliteit De basis voor deze hoeveelheden is de prognose van de bouwproductie in euro’s (EIB), alleen voor vergunningsplichtige nieuwbouw. Om de productie voor 2015 te bepalen is gebruik gemaakt van Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013 van EIB en de beschikbare productie cijfers van CBS per 1 november 2013. Daarbij zijn de waarden van EIB voor 2015 geëxtrapoleerd op basis van de gemiddelde jaarlijkse ontwikkeling in de periode 2014-2018. Deze prognoses, in miljoenen 2 euro's per jaar per functie, zijn omgerekend naar m per jaar per functie (gemiddelde eenheidsprijzen per functie uit projectendatabase Arcadis). Vervolgens zijn deze oppervlakten gebruikt om de resultaten uit de berekeningen per referentie op te schalen naar heel Nederland. Diverse functies vallen in de EIB categorie “overige”; daar vallen echter ook gebouwen onder die niet beschouwd worden in dit onderzoek. Bij gebrek aan specifieke informatie is de berekening voor deze EIB categorie de productie conform EIB voor 50% meegenomen. Voor de omzetting naar vierkante meters is gebruik gemaakt van een gecombineerde gemiddelde prijs van Bijeenkomst-, Cel-, Logiesen Sportgebouwen.
3.7.2
Energie, CO2 Landelijke doelstellingen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving zijn vastgelegd in het Koepelconvenant energiebesparing van zomer 2012 [27]: "De vermindering gaat van een niveau van 617 PJ in 2008 naar een niveau van op zijn hoogst 507 PJ in 2020. Er wordt naar gestreefd dit doel te bereiken met een tussenstap naar 540 PJ in 2015." Met de bovenstaande bouwprognoses, komt de directe besparing ten gevolge van de beoogde EPCaanscherping uit tussen 1 en 1,5 PJprim per jaar.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
29
Op landelijk niveau geldt dat een deel van de gebouwen aangesloten zal worden op collectieve installaties en stadsverwarmingsnetten. Deze hebben een andere CO 2-emissie per GJ dan gas en elektriciteit. Dit effect is in deze analyse niet meegenomen. 3.7.3
Netto Contante Waarde De netto contante waarde van de effecten van de EPC wijziging op macro niveau op basis van de productie in 2015 is 286 miljoen euro. Zie tabel 13 voor de uitgangspunten en (tussen)resultaten. De hier weergegeven waarden zijn structureel vanaf de invoering van de wijziging. De berekeningen zijn gemaakt voor 2015, maar voor elk opvolgend jaar zijn de resultaten gelijk, met dien verstande dat wijzigingen in de bouwproductie en in investeringsniveaus naar rato doorwerken in de macro economische effecten voor dat jaar.
Tabel 13 Macro-economische effecten van de beoogde EPC-aanscherping Macro-economische effecten FUNCTIE Productie
Eenheid miljoen euro
Eenheidsprijs
euro/m2
Hoeveelheid
woningen of m2
Eengezins aantal
Meergezins aantal
Kantoor m² 319
Winkel Agrarisch m² m² 63
Onderwijs m² 431
Zorg m² 1.075
Overig m² 956
1.750
1.000
1.250
1.350
1.000
27.000
18.000
200.000
100.000
300.000
800.000
500.000
62
87
117
51
72
97
TOTAAL W +U
Investering Gemiddeld, inclusief btw
euro/eenheid
6.700
6.520
50
74
Gemiddeld, exclusief btw
euro/eenheid
5.537
5.388
41
61
0
Totaal, exclusief btw
miljoen euro
149,5
97,0
8,3
6,1
0,0
15,4
57,5
48,3
382,10 -3.724.000
Reductie energiegebruik Reductie gas
m3/eenheid.jaar
6,00
-5,00
-0,72
0,01
0,00
-2,50
-0,66
-4,75
Tarief gas
euro/m3
0,43
0,43
0,39
0,39
0,00
0,39
0,39
0,39
Reductie elektriciteit
kWh/eenheid.jaar
Tarief elektriciteit
euro/kWh
Totaal
-1.740
-910
-10
-38
0
-15
-29
-32
0,080
0,080
0,074
0,074
0,000
0,074
0,074
0,074
-112.784.000
m iljoen euro/jaar
-3,70
-1,30
-0,20
-0,30
0,00
-0,60
-1,90
-2,10
-10,10
Na 15 jaar
miljoen euro
21,2
20,5
3,0
0,0
0,0
7,9
31,7
18,4
102,7
Na 25 jaar
miljoen euro
0,0
0,0
1,2
4,0
0,0
0,7
2,6
1,9
10,4
Na 30 jaar
miljoen euro
114,5
28,3
0,0
0,0
0,0
0,2
0,0
0,0
143,0
Vervangingsinvestering
Onderhoud Onderhoud / eh
euro/eenheid.jaar
169
75
0,37
2,95
0,00
1,06
0,18
3,69
Totaal
miljoen euro/jaar
4,60
1,40
0,10
0,30
0,00
0,30
0,10
1,80
8,60
0
-70.464
Reductie CO2-emissie Reductie CO2-emissie totaal ton/jaar
-26.302
-9.431
-1.386
-2.144
-3.874
-14.035
-13.292
Tarief CO2 2016
euro/ton
20
20
20
20
20
20
20
Tarief CO2 2026
euro/ton
35
35
35
35
35
35
35
Tarief CO2 2031
euro/ton
50
50
50
50
50
50
50
Totaal
miljoen euro/jaar
-0,53
-0,19
-0,03
-0,04
-0,08
-0,28
-0,27
NCW
miljoen euro
Figuur 2
-1,42 -261,30
Scenario-analyse voor macro-economische effecten EPC-aanscherping
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
30
3.8
Doorkijk naar verdere aanscherping De EPC-grenswaarden worden sinds de introductie in 1995 periodiek aangescherpt. Er wordt gestreefd naar een EPC van bijna 0 in 2020 (voor overheidsgebouwen in 2018). Er is dan sprake van zo genoemde bijna-energieneutrale gebouwen, ofwel BENG. Om de referentiegebouwen te laten voldoen aan de beoogde eisen van 2015 kan in de meeste gebouwen worden volstaan met vergaande verlaging van de warmtevraag (zeer goede isolatie, energiezuinig ventilatiesysteem, korte leidingen warmtapwater, douchewater warmteterugwinning) gecombineerd met een efficiënte opwekking binnen het eigen perceel, het inzetten van energiezuinige ventilatoren en het beperken van het geïnstalleerd vermogen voor verlichting. In enkele gevallen is een zonneboiler of een meestal beperkte hoeveelheid PV cellen toegepast. Gebouwen waarin ruimteverwarming een bepalende rol speelt in het gebouwgebonden energiegebruik, komen in buurt van de grens van vraagbeperking. Nog hogere isolatiewaarden (Rc > 2 5,0 m2K/W voor dichte delen en U-waarden ≤ 1,0 W/m K) leveren - ten opzichte van de totale gebouwgebonden energiebehoefte berekend met de EPG - nog een beperkte verdere verlaging van de warmtebehoefte op. In [30] is berekend dat verhoging tot Rc = 8,0 voor alle dichte delen voor woningen de warmtebehoefte met ongeveer 13% reduceert ten opzichte van Rc = 5,0. Verdere terugdringing van de ventilatiehoeveelheid heeft op een gegeven moment een negatieve invloed op de kwaliteit van de binnenlucht. Bij ventilatoren is wellicht nog wat te besparen (efficiënter, minder gebruiksuren), wat bij sommige gebruiksfuncties een grote invloed zal hebben op de EPC omdat ventilatorenergie in die gebruiksfuncties een belangrijke rol speelt. Ook bij verlichting wordt de grens bereikt die met de huidige technieken haalbaar is. Binnen de huidige EPG-methodiek is de grootste winst te halen door het aandeel lokale duurzame opwekking te vergroten. Woningen zonder duurzame energie 2 Voor de woningen met de meest negatieve NCW per m (appartementencomplex en hoekwoning) is gekeken hoe ver de EPC verlaagd kan worden zonder toepassing van zon-pv of zon-thermisch, maar wel met zo hoog mogelijke rendementen voor installaties en een zeer hoge Rc-waarde voor de gebouwschil. Een EPC van ongeveer 0,40 is haalbaar zonder toepassing van duurzame opwekkers. Met toepassing van een zonneboiler en een pv-systeem kan vervolgens een EPC van (bijna) nul worden bereikt.
Tabel 14
Berekening EPC voor appartementengebouw richting BENG Parameter maatregel uitgangspunt met PV (zonder zonneboiler) PV qv10 leiding keuken eta,dwtw hulpenergie ketel eta,tap energiegebruik ventilatoren pv toevoegen (per woning)
berekening 1.1 PV verwijderen 0,4 → 0,2 2-4 → 0-2 0,48 → 0,62 halveren 0,75 → 0,80 -33% 0 → 22 m2 (3,0 kWp)
EP:Tot [MJ] 524.800 607.700 600.700 587.200 560.000 548.200 539.400 523.500 0
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
EPC [-] 0,40 0,46 0,46 0,45 0,43 0,42 0,41 0,40 0
31
Tabel 15
Berekening EPC voor hoekwoning richting BENG Parameter maatregel uitgangspunt met zonneboiler (zonder pv) Zonneboiler qv10 eta,dwtw energiegebruik ventilatoren eta,tap leiding bad hulpenergie ketel leiding keuken qv10 pv toevoegen
berekening 3.1 zonneboiler verwijderen 0,6 → 0,4 0,48 → 0,62 -25% 0,75 → 0,80 2-4 → 0-2 halveren <10 mm→<8mm 0,6 → 0,25 0 → 26 m2 (3,5 kWp)
EP:Tot [MJ] 25.936 30.964 30.206 29.086 28.669 28.240 27.830 27.440 27.240 26.683 0
EPC [-] 0,39 0,47 0,46 0,44 0,43 0,43 0,42 0,41 0,41 0,40 0
Onderweg naar bijna-energieneutrale nieuwe gebouwen (BENG) vanaf 2018-2020, zal de oplossing, naast het nog marginaal verder beperken van de energievraag, vooral gezocht moeten worden in het inzetten van hernieuwbare energiebronnen. Een deel van die hernieuwbare energiebronnen kan binnen de eigen perceelgrenzen (bijvoorbeeld door het gebruik van PV-cellen), maar ook door inzet van hernieuwbare energiebronnen in collectieve systemen buiten het eigen perceel. Technieken die worden ingezet buiten het eigen perceel kunnen worden gewaardeerd in berekeningen met de energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG). Getrapte eis bij toepassing EMG-maatregelen Het aanscherpen van de EPC heeft ook gevolgden voor de getrapte eis bij toepassing van collectieve systemen (waaronder warmtelevering door derden / stadsverwarming) met een rendement berekend volgens de EMG (NVN 7125). Op dit moment schrijft het Bouwbesluit voor dat bij toepassing van een EMG-rendement moet worden voldaan aan 1,33x de EPC van een functie wanneer gerekend wordt met een forfaitair rendement voor het collectieve systeem. De consequenties van het aanscherpen van de EPC op deze getrapte eis zijn in deze studie niet beschouwd. Verliesoppervlak utiliteit De bepaling van de EPC bestaat uit de verhouding van een berekend karakteristiek en een (eveneens berekend) toelaatbaar energiegebruik van een gebouw. Het toelaatbaar energiegebruik hangt af van de gebruiks- en verliesoppervlakte van het gebouw. Voor utiliteit is het verliesoppervlak (voor deze 2 formule) beperkt tot maximaal 2.000 m . Grote gebouwen kunnen vaak moeilijk aan de beoogde 2 EPC-eis van 2015 voldoen. Als die begrenzing van die 2.000 m verliesoppervlakte er niet zou zijn, zouden gebouwen soms tot 30% meer energie mogen gebruiken dan mét die begrenzing (Zie bijlage 5.4). Het wordt voor die grote gebouwen dan (veel) gemakkelijker om aan de EPC-eis te voldoen. Onderstaande opmerking uit NEN7120 (par 6.8.1) geeft aan waarom de beperking geïntroduceerd is:
Voor een toekomstige aanscherping wordt aanbevolen deze beperking nader te onderzoeken.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
32
3.9
Conclusies theoretische toets EPC Er zijn EPC-berekeningen gemaakt voor de voorgeschreven sets referentiewoningen en referentiegebouwen. Voor alle gebouwen blijkt het rekentechnisch mogelijk om met de huidige rekensystematiek (NEN 7210) de beoogde EPC-aanscherping te realiseren door toepassing van onder meer een goede gebouwschil, goed ventilatiesysteem, efficiënte opwekkers en beperking van het vermogen van verlichting en ventilatoren. En zonder toepassing van relatief grote hoeveelheden zonnepanelen. CO2 De berekende CO2-emissiereductie volgt in grote lijn de reductie op de EPC-eis, enigszins afhankelijk van de verhouding gas/elektriciteit. Binnenmilieu Bij woningbouw en utiliteit is er aandacht nodig voor ontwerp, installatie en onderhoud van installaties. Ook is het belangrijk dat bij oplevering de installaties worden beproefd op een goede werking en de prestaties leveren die zijn afgesproken. Als dat goed geborgd is, dan is de kwaliteit van het binnenmilieu geen belemmerende factor. Het protocol energielabel nieuwbouw en de ventilatie prestatiekeuring kunnen hier een rol in spelen in het traject tot en met oplevering. Voor de gebruiksfase is stimulering van prestatiegericht onderhoud een goed middel. In een aantal gevallen verbetert het binnenklimaat door de toepassing van koeling (bij bronnensystemen) Netto Contante Waarde De meeste maatregelen leiden tot een hogere investering doordat materialen en installaties worden toegevoegd. De hogere investering leidt ook tot jaarlijkse lasten. Die extra materialen en installaties hebben bovendien onderhoud nodig. De financiële voordelen van energiebesparing van individuele maatregelen en samengestelde pakketten zijn ontoereikend om de maatregelen geheel terug te verdienen bij de voorgeschreven rendementseisen. Generieke of gedifferentieerde Rc-eis? Energetisch presteren de beschouwde woningen en gebouwen met de verschillende Rc-waarden 2 vergelijkbaar. De NCW verschilt tussen beide varianten 1 à 2 euro/m . Afhankelijk van de geometrie van het gebouw pakt ofwel de generieke eis, ofwel de gedifferentieerde eis iets voordeliger uit. Differentiatie naar dak/gevel/vloer impliceert dat ook een eenduidige en juridisch, normtechnisch sluitende definitie van dak, gevel en vloer gegeven wordt. Dat is zowel voor de ontwerper als voor het bevoegd gezag noodzakelijk.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
33
4
Praktijktoets De praktijktoets levert gedetailleerde gegevens over projecten met een EPC die onder het beoogde niveau van 2015 ligt (maar daar wel zo dicht mogelijk bij blijft). Voor drie woningbouw- en een utiliteitsproject (multifunctionele accommodatie; onderwijs, bijeenkomst) is gedetailleerder gekeken naar de wijze van realisatie, ervaring met het binnenmilieu en daadwerkelijk gerealiseerde EPC en bijbehorende energiegebruiken/CO2-uitstoot. Deze praktijktoets geldt niet als een intensieve evaluatie van de consequenties van de beoogde EPCaanscherping, daarvoor is de scope (aantal gebouwen) te beperkt. Wel levert het een eerste inzicht in deze consequenties.
4.1
Onderzoeksopzet Uit een groslijst van projecten zijn drie gerealiseerde woningbouw- en drie utiliteitsbouwprojecten geselecteerd. Van deze projecten is een bureauonderzoek naar beschikbare gegevens gedaan. Elk van de projecten is benaderd voor nadere gegevens en een gebouwinspectie ter plekke. De projecten waar bereidheid was voor medewerking zijn bezocht. In deze projecten is een visuele controle ter plekke gedaan van de energiemaatregelen. Aan de hand van de gegevens van de visuele inspectie is een herberekening gemaakt van de EPC. De berekening is zowel met EPN (NEN 5128 / NEN 2916) uitgevoerd als met EPG (NEN 7120). De bewoners cq. gebruikers van de projecten zijn geïnterviewd over hun ervaringen met het binnenmilieu en het gebruik van het gebouw. Ook zijn werkelijke energiegebruikscijfers achterhaald. Het werkelijk energiegebruik en de CO2-emissie van de woningen en gebouwen zijn vergeleken met de getallen uit de energieprestatieberekeningen. Uit de verkregen gegevens zijn conclusies getrokken ten aanzien van de EPC aanscherping.
4.2
Geselecteerde projecten Er is gezocht naar representatieve voorbeeldprojecten die voldoen aan de selectiecriteria uit de Aanscherpingsmethodiek.
Tabel 16
Selectiecriteria voorbeeldprojecten [1]
1 2 3 4 5 6 7
Woningen EPC≤0,4 Bouwfase gerealiseerd, minimaal 3 jaar geleden Verschillende typen woningen Medewerking betrokken (bouw) partijen en bewoners Zowel mechanische als gebalanceerd ventilatiesysteem Locatie onafhankelijke maatregelen Bij voorkeur spreiding in betrokken bouwpartijen en projecten
Utiliteitsbouw EPC Q/Q ≤0,75 (functie afhankelijk) Bouwfase gerealiseerd, minimaal 3 jaar geleden Verschillende utiliteitsbouw-functies Medewerking betrokken (bouw) partijen en gebruikers Locatie onafhankelijke maatregelen Bij voorkeur spreiding in betrokken bouwpartijen en projecten
Er is gezocht in onder meer de volgende bronnen: -
Kennishuis GO (www.kennishuisgo.nl) Evaluatie NESK (Naar Energieneutrale Scholen en Kantoren; www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/naar-energieneutrale-scholen-en-kantorennesk)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
34
-
Onderzoeken AgentschapNL naar verhouding EPC bij bouwaanvraag versus realisatie Eigen projecten W/E en Arcadis Voorstellen begeleidingscommissie Op basis van bovenstaande criteria zijn drie gerealiseerde woningbouw- en drie utiliteitsbouwprojecten geselecteerd. Bij het zoeken naar geschikte projecten bleek het lastig gebouwen te vinden die voldoen aan álle criteria. Deels omdat er simpelweg te weinig gebouwen zijn die drie tot vijf jaar geleden al zijn ontworpen met de beoogde EPC-eis uit 2015; deels ook omdat (zeker voor woningbouw) de voorbeeldprojecten die de publiciteit hebben opgezocht vaak nóg energiezuiniger zijn. Daarna bleek dat bij de meeste geselecteerde projecten geen bereidheid was mee te werken aan dit onderzoek. Redenen waren divers, maar komen neer op een gebrek aan tijd/prioriteit en gebrek aan toegevoegde waarde voor de eigenaar/gebruiker. Uiteindelijk is één utiliteitsproject overgebleven voor de praktijktoets. In tabel 3 staan de belangrijkste kenmerken van de vier onderzochte projecten. Tabel 17
Belangrijkste kenmerken per project (utiliteit, woningbouw)
Korte omschrijving, naam, locatie Gebouwtype/gebruiksfunctie Omvang EPC Jaar van ingebruikname Maatregelpakket
Korte omschrijving, naam, locatie Gebouwtype/gebruiksfunctie Omvang
EPC Jaar van ingebruikname Maatregelpakket
Utiliteit 1 Onderwijs/bijeenkomst 2 2.400 m 0.67 (doel 2015: 0,7) 2011 warmtepomp, CO2-gestuurde ventilatie, aanwezigheidsdetectie en 2 daglichtregeling verlichting (9 W/m ) Woningen 1 appartementen vijf gebouwen met 110 koop- en 133 huurwoningen. 0,4 2009 Warmtepomp, WKO en gebalanceerde ventilatie.
Woningen 2 woning 5 woningen
Woningen 3 woning 57 woningen (waarvan 8 met EPC rond 0,4) 0.35 0 tot 0,65 2011 2011 Hoogwaardige Hoogwaardige isolatie, individuele isolatie, WP, demand flow warmtepomp en ventilatiesysteem balansventilatie met vraaggestuurde CO2- HR-wtw. sensor
* Concept is op meerdere locaties gerealiseerd
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
35
4.3
Evaluatie projecten De ervaringen uit de bezochte projecten worden per thema (EPC, kosten, binnenmilieu, CO 2) beschreven.
4.3.1
EPC Bij drie woningbouwprojecten en het overgebleven utiliteitsgebouw is een visuele inspectie uitgevoerd waarbij gegevens uit de vergunningaanvraag zijn vergeleken met de realisatie. Voor de EPC is er zoveel mogelijk gewerkt volgens het opnameprotocol energielabel nieuwbouw (ISSO, versie 2.10, mei 2013). De EPC die bij de vergunningaanvraag met de EPN-methodiek berekend is, is herberekend met behulp van de EPG. De 'werkelijke' EPC is berekend met zowel de EPN-methodiek (EPW-NPR 5129 versie v2.2 en EPU-NPR 2917 versie v2.2) als de EPG-methodiek (ENORM versie v1.4).
Tabel 18
Scores EPC (woningbouw), Q/Q (EPN utiliteit) of E/E (EPG utiliteit) : bouwaanvraag vs realisatie
Gebouw Woningbouw Woningen 1 Woningen 2 Woningen 3 Utiliteitsbouw Utiliteit 1
Beoogde EPC 2015 EPG
EPC bij aanvraag EPN EPG
EPC werkelijk EPN EPG
0,40 0,40 0,40
0,41 0,32 0,40
-
0,41
E/E 0,70
0,67
-
0,65 0,96 / 0,87
0,40 0,40 0,42 1
1
EPC op basis van ventilatiesysteem C.1 (overeenkomstig EPN berekening) resp. C.3a (meer in overeenstemming met werkelijk aanwezig systeem) uit NEN 8088
4.3.2
Kosten Van de projecten zijn geen of alleen globale energie-gerelateerde kostenkentallen achterhaald. Op maatregelniveau zijn geen kostengegevens bekend bij betrokken opdrachtgevers of bewoners. De verkregen globale kostenkentallen zijn vermeld in de factsheets die van de verschillende projecten in bijlage 6.2 zijn opgenomen. Een samenvatting van de ontvangen gegevens is terug te vinden in Tabel 19. Het detailniveau en de hoeveelheid van de verzamelde kostenkentallen is dermate laag, dat deze niet bruikbaar zijn voor een generieke toets op kostenoptimaliteit.
Tabel 19
Kostengegevens van de energiemaatregelen in de projecten uit de praktijktoets
Gebouw Woningbouw Woningen 2 Woningen 3 Utiliteitsbouw Utiliteit 1
maatregelen
referentie
meerkosten Meerkosten per m2 energiemaatregelen
warmtepomp warmtepomp
EPC = 0,6 EPC = 0,6
20.000 12.000
warmtepomp, lager geïnstalleerd vermogen verlichting + kunstlichtregelingen
Q/Q = 1,0
250.000
105 euro/m2
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
36
4.3.3
Binnenmilieu Er heeft een beoordeling plaatsgevonden van het binnenmilieu van de gebouwen in de geselecteerde energiezuinige projecten. Voor woningbouw zijn ISSO 82.4 en enquêtes/interviews met de bewoners gebruikt. Voor de utiliteit is aangesloten bij het Praktijkboek Gezonde Gebouwen, aangevuld met het PvE voor Frisse Scholen. Gebruikerservaringen zijn verzameld door interviews met de gebouwbeheerders en gebruikers/bewoners. Woningbouw Van elk voorbeeldproject is een woning qua binnenmilieu getoetst met de methode zoals omschreven in ISSO 82.4 ‘Binnenmilieuprofiel woningen’ [19]. Aangezien de methodiek primair is opgesteld voor bestaande woningen en daarnaast ook onderwerpen bevat die niet gerelateerd zijn aan energiebesparende maatregelen is de vragenlijst aangepast voor gebruik in deze studie. Via een interview zijn relevante gegevens over het gebruik en onderhoud van de woning en de installaties achterhaald. Hierbij is ook gevraagd naar de ervaring van de luchtkwaliteit, thermisch comfort, geluidcomfort en visueel (daglicht) comfort. Resultaten De drie bezochte complexen hebben alle vloerverwarming en vloerkoeling, gevoed door een warmtepomp (2x individuele en 1x collectieve installatie). In de woningen met een individuele warmtepompinstallatie zijn geen klachten over de temperatuur. In het project Woningen 1, met een collectieve installatie, vinden enkele bewoners het benauwd in de zomer. De woningen zijn pas deze herfst aangesloten op de koeling van het WKO-systeem. Sommige bewoners klagen over de temperatuur in de winter. Ze kunnen het niet warm genoeg krijgen. De capaciteit van de vloerverwarming blijkt bepaald op basis van aanwezigheid van een tegelvloer (met relatief lage warmteweerstand vergeleken met vloerbedekking of een houten vloer). Ook over de luchtkwaliteit zijn alleen in het project Woningen 1 klachten. Bewoners vinden de lucht ‘te droog’ of ‘te stoffig’. De bewoners vinden de kosten van nieuwe filters (te) hoog. Over het akoestisch comfort zijn geen klachten. In de beide projecten met balansventilatie blijkt de ventilatie wel hoorbaar te zijn in de hoogstand en in het project Woningen 3 ook op stand 2 (van de 3). Bewoners lossen dat op door de ventilatie op de laagste stand te zetten. Het visuele comfort geeft in geen van de projecten aanleiding tot klachten. Samenvattend geldt dat de getroffen energiemaatregelen in de projecten niet tot binnenmilieuklachten hoeven te leiden. Maar er zijn wel aandachtspunten: -
-
-
-
De capaciteit van vloerverwarming hangt sterk af van de vloerafwerking die de bewoners zelf aanbrengen. Het is belangrijk dat rekening gehouden wordt met de bewonerswensen en dat hierover goede voorlichting wordt gegeven. Vanwege de complexiteit van een collectieve installatie moet een goede risico inschatting worden gemaakt van de invloed van mogelijke inregelproblemen. Voor het draagvlak van een project is het niet handig als koeling pas na een paar jaar wordt aangesloten. Bij balansventilatiesystemen blijft het geluidniveau van het systeem een aandachtspunt. De grens aan installatiegeluid die in het Bouwbesluit 2012 is opgenomen zorgt ervoor dat op dit punt handhavend kan worden opgetreden. Voorheen was dit niet mogelijk. Bij balansventilatiesystemen is onderhoud en filtervervanging een punt van aandacht. Bewoners weten niet dat een ventilatiesysteem onderhoud nodig heeft en vervangen filters niet vanwege de hoge kosten.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
37
Utiliteitsbouw In aanscherpingsmethodiek van 2005 is beargumenteerd welke energiebesparende maatregelen een negatieve invloed kunnen hebben op het binnenmilieu. Een en ander is gebaseerd op onder meer de publicaties in het ‘Praktijkboek Gezonde Gebouwen’ van SBR/ISSO. In Tabel 20 zijn de maatregelen die een mogelijk negatief effect op het binnenmilieu kunnen hebben samengevat. De tabel is gebaseerd op de gegevens in de Aanscherpingsmethodiek. Bij de voorbeeldprojecten is nagegaan in hoeverre de genoemde maatregelen tot negatieve binnenmilieu effecten hebben geleid. Ook nieuwe/innovatieve maatregelen die zijn toegepast maar niet behandeld worden in de Aanscherpingsmethodiek zijn op binnenmilieu-aspecten beoordeeld. Het effect van de maatregelen is vergeleken met mogelijk negatieve beoordelingen van het binnenmilieu die uit een enquête die bij de gebruikers, de gebouwbeheerder of de facilitair manager is afgenomen. In deze enquête wordt gevraagd naar ervaringen met het binnenmilieu. De enquête is gebaseerd op de enquête die in bijlage 7 van de Aanscherpingsmethodiek is opgenomen. Tabel 20.
Energiebesparende maatregelen met kans op negatief effect op het binnenmilieu [1] maatregel betere isolatie gevel en dak
warmteterugwinning uit ventilatielucht laagtemperatuursysteem
mogelijk negatief effect op: ruimtelijke opzet thermisch comfort in de zomer thermisch comfort in de zomer thermisch comfort in de zomer daglichttoetreding (lagere LTA) daglichttoetreding ruimtelijke opzet uitzicht thermisch comfort in winter en zomer individuele controle (centrale regelingen) Luchtkwaliteit thermisch binnenklimaat Luchtkwaliteit thermisch binnenklimaat in de zomer ruimtelijke opzet
(mini)warmtekrachtkoppeling
geluid
betere isolatie bg-vloer betere isolatie ramen lager glaspercentage
hoger glaspercentage regeling van de verlichting regeling van de ventilatoren
Utiliteit 1 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
ontbreken van helderheidswering leidt tot klachten daglichtregeling en aanwezigheidsdetectie leiden niet tot klachten CO2-regeling leidt niet tot klachten n.v.t. gebrek aan voorlichting over regeling leidt (beperkt) tot klachten n.v.t.
Resultaten De resultaten betreffen project Utiliteit 1. Het klimaatconcept omvat vloerverwarming en vloerkoeling in combinatie met een warmtepomp, natuurlijke toevoer en CO 2-gestuurde mechanische afvoer van ventilatielucht en daglichtgeregelde verlichting. In dit project zijn twee groepen gebruikers geënquêteerd: personeel van het kinderdagverblijf en leerkrachten van de school. Enkele groepsruimten van het kinderdagverblijf aan de zuidzijde van het gebouw worden te warm. Wat vooral wordt gemist is de aanwezigheid van zon(licht)wering, waardoor men soms direct in de zon moet zitten. In het kinderdagverblijf wil men graag voorlichting over de wijze waarop de temperatuur het beste geregeld kan worden. In de school wordt er niets bijgeregeld door de leerkrachten en zijn er geen klachten over de temperatuur. De natuurlijke toevoer via de (zelfregelende) roosters in de gevel leidt tot tochtklachten in de winter. Dit wordt opgelost door de roosters dicht te doen. In de school leidt dit niet tot klachten over de luchtkwaliteit. In het kinderdagverblijf vindt met de lucht ‘te droog’ en klagen 2 begeleidsters over hoofdpijn.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
38
Over de aanwezigheidsdetectie en de daglichtregeling van de kunstverlichting zijn geen klachten (de gebruikers kunnen de verlichting ook zelf aan- en uitdoen met een afstandsbediening). Wel over de afwezigheid van helderheidswering. Toepassing van alleen zelfregelende roosters is onvoldoende om bij natuurlijke toevoer tocht tegen te gaan. Inmiddels zijn diverse andere onderwijsprojecten met natuurlijke toevoer van ventilatielucht uitgevoerd met meer maatregelen tegen tocht, waarmee dit probleem wordt voorkomen. Helderheidswering is een essentieel onderdeel van het klimaatconcept en moet niet aan de verantwoordelijkheid van de gebruikers worden overgelaten. Verder blijkt uit dit voorbeeldproject dat terdege aandacht besteed moet worden aan voorlichting over het klimaatconcept en de wijze waarop de gebruikers hiermee om moeten gaan. Het toegepaste klimaatconcept in het project Utiliteit 1 is met bovenstaande aandachtspunten voor de kwaliteit van het binnenmilieu goed toepasbaar in vervolgprojecten. 4.3.4
Energiegebruiken en CO2 uitstoot Van de bezochte gebouwen is op basis van de energierekeningen het werkelijke energiegebruik (en daaraan gerelateerde CO2-uitstoot) vergeleken met de berekende gebruiken. Voor inschatting van het gebruikersafhankelijke deel van het energiegebruik is gebruik gemaakt van tabel 5.3 uit NEN 7120:2011.De werkelijke gebouwgebonden CO2-uitstoot is vervolgens vergeleken met de CO2-uitstoot die volgt uit de (bijgestelde) EPG-berekening. Gebruiken worden teruggerekend naar een standaardklimaatjaar op basis van een nabijgelegen weerstation. De CO 2-uitstoot is bepaald met behulp van de omrekenfactoren die zijn gegeven in de EPG-methodiek (NEN 7120:2011, tabellen 5.4 en 5.5). Voor utiliteit zijn verbruiken teruggerekend naar een verbruik per vierkante meter gebruiksoppervlakte. Volledige gegevens van het werkelijk energiegebruik zijn alleen achterhaald van Woningen 3 en Utiliteit 1. Van het project Woningen 1 heeft 1 van de bewoners een opgave van het warmteverbruik verstrekt, te weten 7 GJ voor verwarming en 6 GJ voor warm tapwater. Deze gegevens zijn te summier om te gebruiken in een vergelijking met de berekende energiegebruiken. In dit project wordt sinds kort ook koude geleverd. Over de wijze van afrekenen van koudelevering zijn de bewoners nog in het ongewisse. Van het project Woningen 2 zijn alleen de voorschotbedragen van het energiebedrijf bekend. De bewoners betalen bovendien maandelijks 112 euro huur voor de installatie.
Tabel 21
Vergelijking berekende en werkelijke aardgasgebruiken in m³/jaar (utiliteit: per m² GBO)
Gebouw Woningbouw Woningen 3 Utiliteitsbouw Utiliteit 1 Tabel 22
Periode
Gemeten
Gecorrigeerd
Berekend
Verschil
(n.v.t. woning heeft geen gasaansluiting) 2-’12 - 2-‘13
2,14
2,11
1,86
+15%
Vergelijking berekende en werkelijke elektriciteitsgebruiken in kWh/jaar (utiliteit: per m² GBO) Het gemeten energiegebruik is gecorrigeerd naar jaarverbruik en is gesplitst in gebouwgebonden en nietgebouwgebonden energiegebruik.
Gebouw
Woningbouw Woningen 3 Utiliteitsbouw Utiliteit 1
Periode
Gemeten
Nietgebouwgebonden
Gemeten gebouwgebonden
Berekend gebouwgebonden
Verschil Gebouwgebonden
2-’12 - 9-‘13
3769
2607
1162
2489
-53%
2-’12 - 7-‘13
48
18
30
48
-38%
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
39
Tabel 23
Vergelijking berekende en werkelijke CO2-emissies in kg/jaar (utiliteit: per m² GBO)
Gebouw
Werkelijk (gecorrigeerd)
Berekend
657
1406
-53%
21
30
-30%
Woningbouw Woningen 3 Utiliteitsbouw Utiliteit 1
Referentie
Verschil
Conclusie: de berekende verbruiken in deze twee projecten liggen gemiddeld een stuk lager dan berekend met de EPG. Gezien het kleine aantal gebouwen (N=2) heeft deze conclusie uiteraard geen voorspellende waarde over de gehele voorraad of over de mate waarin de EPG de werkelijke verbruiken benaderd.
4.4
Conclusies praktijktoets EPC De werkelijke EPC’s van de woningbouw projecten wijken in 2 van de 3 projecten nauwelijks af van de EPC’s van de vergunningaanvraag. Van het project Woningen 2 is de afwijking groter: oorspronkelijk EPC = 0,32 en werkelijk: EPC = 0,40. In het onderzochte utiliteitsgebouw zijn tijdens de uitvoering nog enkele verbeteringen doorgevoerd waardoor de EPC (berekend met EPN) van het gerede gebouw 3% gunstiger is dan bij de vergunningsaanvraag. De met EPG berekende EPC (EPtot/EPadm;tot 0,96 vergeleken met Q/Q = 0,65) is aanmerkelijk ongunstiger dan berekend met EPN. Deze afwijkingen zijn ook in de theoretische toets geconstateerd (zie ook [16] voor een toelichting op de bepaling van CEPC en de verhouding tussen EPN en EPG).. Werkelijk energiegebruik en CO2-uitstoot Het werkelijk energiegebruik van de twee projecten waar gegevens van konden worden achterhaald blijkt aanmerkelijk lager te zijn dat het met de EPG berekende energiegebruik. De resulterende CO2uitstoot van (het gebouwbonden energiegebruik van) de woning is daardoor ruim 50% lager dan berekend en van de multifunctionele accommodatie 30%. De werkelijke verschillen kunnen hiervan afwijken omdat het gebruikersafhankelijke deel van het energiegebruik niet gemeten is maar is ingeschat op basis van kentallen uit NEN 7120, maar de verschillen tussen werkelijk energiegebruik en berekend zijn zodanig groot dat de tendens voor deze projecten is zoals aangegeven. Binnenmilieu De projecten hebben aandachtspunten opgeleverd voor effecten van maatregelen op het binnenmilieu: aandacht voor onderhoud van wtw-units, capaciteitsbepaling van vloerverwarming, goede voorlichting aan bewoners en gebruikers, aandacht voor voorkomen van tocht bij natuurlijke toevoer. Geen van de projecten heeft echter tot onoverkomelijke problemen geleid op het gebied van binnenmilieu. Het binnenmilieu vormt daarom geen belemmering voor het toepassen van deze maatregelen in andere projecten. Kosten De gevonden kostenkentallen in de bezochte projecten zijn onvoldoende transparant en onvoldoende gedetailleerd om te gebruiken voor analyses of om te dienen als input voor de theoretische toets.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
40
5
Bijlagen
5.1
Bronnen
[1]
Methodiek 'EPC aanscherpingsmethodiek Woningbouw en Utiliteitsbouw', Royal HaskoningDHV/AgentschapNL, eindrapport 9X2344.G0, 16 mei 2013
[2]
'Regeleffecttoets aanscherping EPC woningen', DHV, mei 2005
[3]
'Aanscherping EPC-eisen utiliteitsbouw', DGMR (E.2005.0139.00.R001), 15 september 2005
[4]
'Beperkte update aanscherping energieprestatie utiliteitsbouw', DGMR (E.2005.0139.01.N001), 5 september 2007
[5]
'Aanscherpingsstudie EPC-woningbouw', DGMR (E.2009.0697.00.R002), 2 november 2009
[6]
'Kosteneffectiviteit Rc-aanscherping', DGMR (E.2012.0237.00.R003), 11 juni 2012
[7]
'Opnameprotocol energielabel utiliteitsgebouwen; Detailmethodiek voor nieuwbouw- en overige energiezuinige utiliteitsgebouwen', ISSO 75.3 hoofdstuk 8, mei 2013 www.isso.nl/fileadmin/user_upload/downloads_epa-w/Opnameprotocol_Energielabel_UN2.10.pdf
[8]
Europa EPBD (Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen)
[9]
EPBD recast (Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen; herschikking)
[10]
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 244/2012 van de commissie van 16 januari 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen middels het vaststellen van een vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen
[11]
Energie NEN 5128:2004/A1:2008, 'Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen Bepalingsmethode', NEN, 1 december 2008
[12]
NEN 2916:2004/A1:2008, 'Energieprestatie van utiliteitsgebouwen - Bepalingsmethode', NEN, 1 december 2008
[13]
NEN 7120+C2:2012, 'Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode', NEN, 1 oktober 2012
[14]
NVN 7125:2011, 'Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) Bepalingsmethode', NEN, 1 april 2011
[15]
ENORM V1.32 – Woning- en Utiliteitsbouw, software van DGMR, http://dgmrsoftware.nl/enorm.php
[16]
'Ventilatieberekeningen en CEPC', DGMR (E.2009.1646.06.R001), 26 januari 2012
[17]
[18]
Kosten 'Verslaglegging kostenoptimaliteit voor EU; Kostenoptimaliteit energieprestatie eisen Nederland', DGMR (E.2012.1094.00.R001), 11 maart 2013 www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail.jsp?id=2013D11557&did=2013D11557 Referentiekosten AgentschapNL
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
41
[19]
Binnenmilieu ISSO-publicatie 82.4, 'Binnenmilieuprofiel woningen - Bepalingsmethode', ISSO (ISBN: 978-90-5044191-9), 2009
[20]
'Praktijkboek Gezonde Gebouwen', ISSO/SBR
[21]
Referentiewoningen 'Referentiewoningen nieuwbouw 2013', Agentschap NL, september 2013 www.agentschapnl.nl/sites/default/files/2013/09/Referentiewoningen.pdf
[22]
Voorbeelden 'Ervaringen met een EPC van 0,6 of lager, Praktijkvoorbeelden energiezuinige woningbouw', Agentschap NL (2EGOW1107), juli 2011
[23]
'Concepten EPC 0,4', AgentschapNL, mei 2012 www.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/concepten%20EPC%200.4%20mei%2712.pdf
[24]
'Concepten EPC kleiner dan 0.6', AgentschapNL, mei 2012 www.agentschapnl.nl/sites/default/files/Concepten%20EPC%20kleiner%20dan%200.6.pdf
[25]
'Op weg naar minimum energie woningen met EPC ≤ 0'; Piode/BNA iov AgentschapNL, september 2012
[26]
Overig Lente-akkoord 'Energiebesparing in de nieuwbouw', ondertekend door VROM, Bouwend Nederland, NEPROM, NVB, 22 april 2008
[27]
'Koepelconvenant energiebesparing gebouwde omgeving', 28 juni 2012
[28]
Lente-akkoord 'Energiezuinige Nieuwbouw', ondertekend door VROM, Aedes, Bouwend Nederland, NEPROM, NVB, 28 juni 2012
[29]
'Onderzoek hoogwaardige thermische schil', Nieman, 22 februari 2012 www.lente-akkoord.nl/wp-content/uploads/2013/03/onderzoek-hoogwaardige-thermische-schileindrapport-22-2-13.pdf
[30]
'Energiebehoefte woningbouw - onderzoek effect verhoging Rc-waarde', Nieman, 12 december 2013
[31]
De bouw in 2020, EIB, http://www.eib.nl/pdf/de-bouw-in-2020.pdf
5.2
Referentiewoningen Voor woningbouw is gebruikt gemaakt van de referentiewoningen van Agentschap NL. Deze zijn terug te vinden in de brochure "Referentiewoningen Nieuwbouw 2013". http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/2013/09/Referentiewoningen.pdf
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
42
5.3
Referentiegebouwen utiliteit Zie ook bijlage 6 uit de Aanscherpingsmethodiek (bron [1]).
Utiliteitsgebouwen nr
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Oppervlakte per gebruiksfunctie
gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie café restaurant buurtcentrum museum theater celfunctie gevangenis gezondheidszorg overig groepspraktijk gezondheidszorg bedgebied verpleegtehuis ziekenhuis kantoorfunctie zeer klein kantoor klein kantoor middelgroot kantoor groot kantoor logiesfunctie in logiesgebouw hotel onderwijsfunctie basisschool VO-school HBO sportfunctie gymnastiekgebouw tennishal sporthal zwembad winkelfunctie kleine winkel supermarkt warenhuis
5.4
A;g
A;ls
A;T
A;T/A;g
hoogte
lengte
breedte
m2
m2
m2
m2 /m2
m
m
m
WONING BIJEENK
121 300 1.200 4.800
402 790 1.943 2.000
447 880 2.141 11.198
3,69 2,93 1,78 2,33
3,00 4,00 8,00 5,00
12,00 20,00 22,50 45,00
12,50 15,00 24,00 101,30
109 270 1.080 4.560
15.854
2.000
14.581
0,92
12,00
198,00
25,00
3.798
300
719
809
2,70
3,00
16,00
18,80
4.000 37.200
2.000 2.000
7.525 31.923
1,88 0,86
12,00 40,00
30,00 194,00
80,00 30,00
50 480 4.800 15.600
181 1.417 2.000 2.000
196 1.597 7.961 16.843
3,92 3,33 1,66 1,08
3,20 3,20 10,80 36,00
10,00 12,00 25,00 115,20
5,00 50,00 120,00 24,00
48 480 1.600
50 432 4.320 14.000
2.000
2.000
3.862
1,93
10,00
20,00
40,00
400
100
1.000 7.800 13.712
2.000 2.000 2.000
2.970 10.590 13.848
2,97 1,36 1,01
3,80 14,00 16,00
24,00 120,00 202,00
45,00 20,00 13,20
50 400 992
50 400 992
250 3.440 2.200 3.270
965 2.000 2.000 2.000
1.055 9.886 6.762 7.079
4,22 2,87 3,07 2,16
6,50 9,00 10,00 6,00
20,00 37,40 45,00 100,00
15,00 82,00 48,00 35,00
225 100 100
100 196
90 1.200 2.000
287 2.000 2.000
314 2.989 5.833
3,49 2,49 2,92
3,20 3,80 4,50
6,00 24,00 30,00
15,00 48,50 72,00
100
36 100
A;g (m2)
A;g (m2)
CEL ZORG OV ZORG BED KANTOOR LOGIES ONDERW A;g (m2)
A;g (m2)
A;g (m2)
A;g (m2)
A;g (m2)
A;g (m2)
7.651
3.065 255
600 3.720
1.340
45 3.000 27.900
400 5.580
1.500 900 7.000 11.728 250 3.215 2.000 2.974 90 1.164 1.800
Het toelaatbare karakteristieke energiegebruik per utiliteitsgebouw wordt berekend met de formule: toelaatbaar karakteristiek energiegebruik = ( 310 * gebruiksoppervlakte + 85 * verliesoppervlakte ) * 2 Cepc,gem * EPCeis,gem waarbij de verliesoppervlakte in de berekening wordt begrensd op 2.000 m . Dit 2 betekent dat gebouwen een verliesoppervlakte groter dan 2.000 m , per vierkante meter gebruiksoppervlakte minder energie mogen gebruiken dan gebouwen met eenzelfde gebruiksfunctie 2 met een verliesoppervlakte kleiner of gelijk aan 2.000 m . De EPC van gebruiksfunctie usi in een gebouw wordt uitgerekend met de volgende formule [13]: 𝐸𝑃𝐶, 𝑢𝑠𝑖 =
, , , ,
,
,
∗ 𝐸𝑃𝐶, 𝑒𝑖𝑠, 𝑢𝑠𝑖 ∗
,
,
waarin: -
□
EPC,usi is de berekende EPC van de gebruiksfunctie usi van het gebouw [-]; EPC,eis,usi is de eis aan de EPC per gebruiksfunctie [-]; C,epc,usi is de correctiefactor voor de eis aan de EPC voor gebruiksfunctie usi van een gebouw [-]; E,P,Tot is het met berekende karakteristieke energiegebruik van het hele gebouw [MJ]; E,P,adm,tot,nb is het toelaatbaar karakteristieke energiegebruik van het hele gebouw [MJ], dat voor utiliteitsgebouwen wordt berekend met de volgende formule: E,P;adm,tot,nb = (310 * A,g + 85 * min(A,ls;2000)) * C,epc,gem * EPC,eis,usi,gem
waarin -
A;g (m2)
12 30 120 240
Toelaatbaar karakteristiek energiegebruik in EPG
□
SPORT WINKEL A;g (m2)
E,P,adm,tot,nb is het toelaatbare energiegebruik van het gebouw [MJ]; 2 A.g is de gebruiksoppervlakte van het gebouw [m ]; 2 2 A,ls de verliesoppervlakte van het gebouw [m ]; bij utiliteitsgebouwen niet hoger dan 2000 m ;
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
43
-
C,epc,gem is de naar gebruiksoppervlakte gewogen gemiddelde correctiefactor voor de eis aan de EPC voor alle gebruiksfuncties in het gebouw; EPC,eis,usi,gem is de naar gebruiksoppervlakte gewogen gemiddelde nieuwbouw-eis aan de EPC voor alle gebruiksfuncties in het gebouw;
De consequenties van deze formules is, dat het berekende karakteristieke energiegebruik van een gebouw hoger mag zijn als de eis aan de EPC hoger is, de gebruiksoppervlakte van het gebouw groter is of als de verliesoppervlakte van het gebouw groter is. Alleen is de invloed van de 2 verliesoppervlakte beperkt tot maximaal 2000 m . Grote gebouwen kunnen vaak moeilijk aan de beoogde EPC-eis van 2015 voldoen. Als die begrenzing van die 2000 m2 verliesoppervlakte er niet zou zijn, zouden gebouwen soms tot 30% meer energie mogen gebruiken dan mét die begrenzing (Zie Figuur 3).
Figuur 3
De figuur geeft per referentie utiliteitsgebouw aan hoe veel hoger het toelaatbare karakteristieke 2 energiegebruik van het gebouw zou zijn, zonder de huidige begrenzing van 2.000 m verliesoppervlakte.
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
44
5.5
Uitgangspunten samenstelling pakketten Overgenomen uit paragraaf 4.1 van de Aanscherpingsmethodiek (bron [1]). Basismaatregelen voor aanscherpen EPC-eis Op basis van de maatregelen toegepast in de voorbeeldprojecten en maatregelen uit eerdere aanscherpingsstudies wordt een basislijst van maatregelen vastgesteld waarmee maatregelenpakketten kunnen worden samengesteld voor de referentiewoningen / utiliteitsgebouwen om te voldoen aan de aangescherpte EPC-eis. Maatregelpakketten kunnen verschillen per woningtype of utiliteitsgebouw, per variant (mechanische afzuiging, gebalanceerde ventilatie) en per oriëntatie. In bijlage 2 is de basislijst met maatregelen van eerdere EPCaanscherpingsstudies opgenomen. In bijlage 3 zijn de maatregelen uit de voorbeeldprojecten weergegeven. Deze maatregelen kunnen worden toegevoegd aan de basislijst indien deze voldoen aan de criteria zoals hieronder genoemd. Aanvullende voorwaarden basismaatregelen: -
technieken zijn op de markt verkrijgbaar; maatregelen voldoen technisch in de bestaande bouwpraktijk en bouwpraktijk is in staat maatregelen op grote schaal uit te voeren; maatregelen zijn niet bij voorbaat onrendabel onder de verwachte economische omstandigheden (prijzen, fiscale regelingen); maatregelen zijn niet strijdig met het Bouwbesluit; maatregelen zijn niet bij voorbaat schadelijk voor het (binnen)milieu; maatregelen zijn niet strijdig met de Arbo- wet en –regelgeving (U-bouw); maatregelen zijn robuust (zie hieronder voor toelichting). Deze criteria en opname van maatregelen in de referentie na voorgaande aanscherpingen houden in dat de set in de loop der jaren steeds verandert. Definitie robuustheid Robuuste maatregelen zijn bewoners- en gebruikersonafhankelijk en/of sluiten perfect aan op bewoners- en gebruikersgedrag. In het gebruik hebben die maatregelen een toegevoegde waarde. Dit betekent dat de bewoner/gebruiker er geen omkijken naar heeft. Er is geen extra onderhoud nodig en de maatregelen zijn zonder instructie te begrijpen. Maatregelen in de basisset moeten realistisch zijn, dit wil zeggen alleen maatregelen waarvan de kans gering is dat (verkeerd) gedrag in de gebruiksfase tot minder besparingen dan geprognosticeerd zou kunnen leiden en die gemakkelijk te installeren zijn. Deze maatregelen kunnen als marktrijp betiteld worden.)
5.6
Achtergrond financiële doorrekening referentiegebouwen Het financiële effect van de EPC verlaging is afhankelijk van factoren als functie, omvang, gebouwvorm, bouwmethode en ambitieniveau voor het binnenklimaat. De belangrijkste determinant is de functie, aangezien de EPC per functie verschilt. Per functie is er een range van gebouwen die kunnen worden gebouwd. De gebouwen per functie kan men voorstellen als een normaalverdeling. De horizontale as geeft de omvang van het gebouw, de verticale as het aantal gebouwen van die omvang. De top (µ=gemiddelde) geeft de meest voorkomende gebouwomvang weer. Dit is de belangrijkste referentie per functie. Daarnaast geven is er per functie een bandbreedte; van een klein gebouw (-2σ; σ=standaarddeviatie ) en een groot gebouw (+2 σ). De gedefinieerde referentiewoningen en -gebouwen passen binnen deze bandbreedtes. Voordeel van het kijken naar referenties als punten binnen de bandbreedte is dat je meer zicht hebt op de effecten voor de functie als geheel en in hoeverre de referentiegebouwen representatief zijn voor de populatie. De grenzen van de bandbreedtes worden bepaald op basis de huidige gebouwvoorraad in Nederland in combinatie met de projectendatabase van Arcadis. In deze database zijn alle door
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
45
Arcadis geanalyseerde projecten opgenomen. Deze database omvat naast de gebouwomvang ook de benodigde vormgegevens (voor bebouwd oppervlak, gevel oppervlak en dakoppervlak) en genereert per objecttype en per grootheid gemiddelde waarden en bandbreedtes. Klein
5.7
Gem
Groot
Uitgangspunten financiële berekeningen Onderhoudskosten en levensduur maatregelen Tenzij in het rapport anders is aangegeven, zijn onderstaande parameters gebruikt voor de doorrekening van de verschillende maatregelen.
Tabel 24
Onderhoudskosten en levensduur maatregelen, bron:[1], bijlage 12
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
46
CO2 De CO2 kosten in de macro-economische berekening zijn bepaald aan de hand van de emissiegetallen die zijn vastgelegd in de huidige bepalingsmethode voor energieprestatie van gebouwen (NEN7120:2011). De emissiefactoren zijn als volgt: -
Aardgas Elektriciteit
50,6 kg CO2/GJ primair energiegebruik 61,3 kg CO2/GJ primair energiegebruik
3
1,78 kg CO2/m 0,566 kg CO2/kWh
Voor de CO2 prijs is gebruik gemaakt van de voorgeschreven minimumwaarden uit bijlage II van EU Verordening 244/2012, te weten: -
heden t/m 2025 € 20,- per ton CO2 2026 t/m 2030 € 35,- per ton CO2 vanaf 2031 € 50,- per ton CO2
Energieprijsscenario's In het basisscenario is uitgegaan van de energieprijzen uit de Aanscherpingsmethodiek voor 2013. Vervolgens is een jaarlijkse indexering toegepast van 1,3% voor gas en 2,0% voor elektriciteit, overeenkomstig met de gemiddelde ontwikkeling in de tabel uit bijlage 10 van de Aanscherpingsmethodiek. Er ontstaat zo een miniem verschil met de getallen uit bijlage. Dit heeft geen effect op de resultaten. Genoemde percentages zijn exclusief inflatie. Tabel 25
Energietarieven (bron:[1], bijlage 10)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
47
5.8
Ontwikkeling EPC-eisen per gebruiksfunctie Getallen in blauw en vet geven een wijziging van de eis aan. gebruiksfunctie
*
1995
1998
2000
2003
2006
2009
2011
woningen
1,4
1,2
1,0
1,0
0,8
0,8
0,6
0,4
logiesverblijf
1,4
1,4
1,4
1,4
1,4
1,4
1,4
0,7
bijeenkomst
3,4
3,4
2,4
2,2
2,2
2,0
2,0
1,1
cel
2,3
2,3
2,2
1,9
1,9
1,8
1,8
1,0
gezondheidszorg niet klinisch
2,0
2,0
1,8
1,5
1,5
1,0
1,0
0,8
gezondheidszorg met bedgebied
4,7
4,7
3,8
3,6
3,6
2,6
2,6
1,8
horeca
2,2
2,2
1,9
-
-
-
-
-
kantoor
1,9
1,9
1,6
1,5
1,5
1,1
1,1
0,8
logiesgebouw
2,4
2,4
2,1
1,9
1,9
1,8
1,8
1,0
onderwijs
1,5
1,5
1,5
1,4
1,4
1,3
1,3
0,7
sport
2,8
2,8
2,2
1,8
1,8
1,8
1,8
0,9
winkel
3,6
3,6
3,5
3,4
3,4
2,6
2,6
1,7
-
-
-
-
-
-
-
-
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
48
industrie
2015
* tabel uit Aanscherpingsmethodiek, 50% van de EPC-eis voor van 2007 utiliteit
5.9
NCW woningen; inclusief gevoeligheidsanalyse 1.1 Appartement (Meergezinswoning groot)
1.2 Appartement (Meergezinswoning klein)
2.2 Galerijwoning (Meergezinswoning gemiddeld) Rc 5
2.3 Galerijwoning (Meergezinswoning gemiddeld) Rc 3,5/4,5/6,0
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
49
4.1 Tussenwoning (Eengezinswoning klein; meest gebouwd in NL) Rc 5
4.2 Tussenwoning (Eengezinswoning klein) Rc 3,5/4,5/6,0
5.1 Twee-onder-een-kap (Eengezinswoning gemiddeld)
6.1 Vrijstaande woning (Eengezinswoning maximaal)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
50
5.10
NCW utiliteitsgebouwen 3.1 Museum (Bijeenkomst klein)
4.2 Theater (Bijeenkomst gemiddeld)
5.3 Gevangenis (Celfunctie gemiddeld)
6.2 Groepspraktijk (Zorgfunctie zonder bed minimaal)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
51
7.2 Verpleegtehuis (Zorgfunctie met bed gemiddeld)
8.1 Ziekenhuis (Zorgfunctie met bed groot)
10.2 Klein kantoor
11.2 Middelgroot kantoor, Rc = 5
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
52
11.3 Middelgroot kantoor Rc 3,5/4,5/6,0
12.2 Groot kantoor
13.7 Hotel (Logiesfunctie minimaal)
14.2 Basisschool (Onderwijsfunctie minimaal)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
53
16.3 HBO (Onderwijsfunctie gemiddeld)
17.2 Gymzaal (Sportfunctie minimaal)
19.3 Tennishal (Sportfunctie gemiddeld)
21.1 Kleine winkel (Winkelfunctie klein)
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
54
22.1 Supermarkt (Winkelfunctie gemiddeld)
23.1 Warenhuis (Winkelfunctie groot)
5.11
Samenstelling begeleidingscommissie Organisatie Aedes Aedes BNA BNA NVTB Uneto-VNI Neprom Bouwend Nederland VFK VLA Ministerie van BZK Ministerie van BZK RGD AgentschapNL AgentschapNL
Naam René van Genugten Emirto Rienhart Alexander Pastoors Freek den Dulk Peter Fraanje Fred Vos Claudia Bouwens Paul Schumacher Henk Sijbring Erik van Heuveln Fred Brouwers Desiree Hoefnagel Emmely de Kruijff Ed Blankestijn Jacqueline Hooijschuur
E-mail
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
W/E adviseurs | Arcadis - Rapport 8504 - Aanscherpingsstudie EPC woningbouw en utiliteitsbouw 2015
55