Aan het College van Burgemeester en Schepenen van en te Antwerpen p.a. Grote Markt 1 2000 Antwerpen Betreft: bezwaarschrift openbaar onderzoek BPA “Stedelijk Park Spoor Noord” Antwerpen, 29 juli 2004
Geachte College, Natuurpunt Antwerpen Noord vzw maakt, overeenkomstig de bepalingen van art. 19 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, met dit schrijven haar bezwaren kenbaar bij het ontwerp van bijzonder plan van aanleg “Stedelijk Park Spoor Noord” die bij besluit door gemeenteraad op 24 mei 2004 voorlopig werd vastgesteld (jaarnummer 844) en waarover het openbaar onderzoek loopt van 15 juni 2004 tot 30 juli 2004. 1.
Algemeen
Natuurpunt Antwerpen Noord stelt vast dat het openbaar onderzoek over het in rand vermelde bijzondere plan van aanleg deels in de zomervakantie loopt. Decretaal is weliswaar enkel bepaald dat het openbaar onderzoek gedurende 30 dagen moet lopen en dat de plannen ter inzage moeten liggen in het gemeentehuis. Om een grotere betrokkenheid van de burger na te streven en zo te komen tot een participatieve besluitvorming is het nochtans aangewezen dat het openbaar onderzoek ten minste gedeeltelijk buiten de vakantieperiode wordt gehouden. Tijdens de zomervakantie zijn de loketten van het districtshuis ’s avonds niet geopend. Dat betekent dat voltijds werkende burgers moeilijk inzage hebben in de ontwerpen. Om die reden is Natuurpunt Antwerpen Noord verheugd dat met haar opmerkingen bij vorige openbare onderzoeken van BPA’s rekening werd gehouden door de periode van het openbaar onderzoek te verlengen van 30 naar 45 dagen. Anderzijds had Natuurpunt Antwerpen Noord vzw ook gevraagd de plannen ook digitaal ter inzage te leggen via de website van de stad Antwerpen. Dit is slechts gedeeltelijk gebeurd. De versie van het verordenend grafisch plan die digitaal raadpleegbaar was, was een verkleining van het ‘echte plan’ op formaat A4 (waar het echte plan een formaat A0 heeft) en in lage resolutie, waardoor het plan moeilijk leesbaar was. De toelichtingsnota, die inzicht verschaft in de ruimtelijke situering, de achterliggende ruimtelijke visies en concepten, Natuurpunt Antwerpen Noord • Steenstraat 25, 2180 Ekeren • tel 03-541 58 25 • fax 03-541 63 55 email
[email protected] • www.natuurpunt.be/antwerpennoord BTW-nummer BE 429.415.832
2
was niet digitaal beschikbaar gesteld. Natuurpunt Antwerpen Noord vraagt dat bij toekomstige openbare onderzoeken voor dit en andere bijzondere plannen van aanleg, het ruimtelijk structuurplan Antwerpen (RSA) en de latere ruimtelijke uitvoeringsplannen niet alleen de plannen, maar ook de bijhorende toelichtingsnota, digitaal ter inzage worden gelegd op de website van de stad, en dat het grafisch materiaal op voldoende hoge resolutie dat het plan goed leesbaar is. 2.
Verenigbaarheid met principes en taakstellingen van het RSV
Dit plan concretiseert de principes uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen inzake verdichting van de woonfuncties binnen het stedelijke gebied en het verweven van de woonfunctie met andere stedelijke functies (kantoorlocaties, stedelijke groengebieden, stedelijke recreatie …). Bovendien is het plan noodzakelijk om de realisatie van het nieuwe stedelijk park mogelijk te maken en om de woonfunctie te realiseren, omdat in de stedenbouwkundige voorschriften van de huidige bestemming ‘Gebied voor stedelijke ontwikkeling’ opgenomen is dat de bestemming maar kan gerealiseerd worden na de opmaak van een bijzonder plan van aanleg. De Vlaamse overheid heeft daarmee duidelijk aangegeven dat de taakstelling voor de verdere verfijning van dit gebied voor stedelijke ontwikkeling toebehoort aan de stad en niet moet gebeuren binnen het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. De visie en concepten zijn in overeenstemming met de uitgangspunten uit de startnota van het Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen. Om die redenen brengt Natuurpunt Antwerpen Noord een principieel positief bezwaar uit over het ontwerp plan dat hierna uitvoerig wordt toegelicht. 3.
Ontdichting van de woonfunctie in stedelijk gebied 19de eeuwse gordel Noord
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (hierna RSV genoemd) bepaald dat voor de provincie Antwerpen de verdeling tussen nieuwe woongelegenheden in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied 65/35 bedraagt. De stad Antwerpen is geselecteerd als een gemeente die geheel of gedeeltelijk zal behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen. Het afbakeningsproces van dit grootstedelijk gebied Antwerpen is nog maar juist opgestart door het Vlaams gewest. Over de precieze grenslijn van dit stedelijk gebied zijn dus nog geen definitieve uitspraken gedaan, maar logischerwijze mag aangenomen worden dat de kernstad en de 19de eeuwse gordel Noord integraal tot het stedelijk gebied zullen behoren.
3
Het RSV stelt dat voor stedelijke gebieden de minimale woningdichtheden bepaald worden op 25 woningen per ha. De na te streven minimale woningdichtheden voor de stedelijke gebieden zijn in vergelijking met de bestaande toestand in sommige delen van de kernstad laag te noemen. Deze na te streven woningdichtheden hoeven uiteraard niet gehaald te worden over de volledige oppervlakte van het stedelijk gebied. Afwijkingen zijn, mits grondige motivatie, toelaatbaar, zolang de gemiddelde woningdichtheid voor heel het stedelijk gebied gehaald wordt. In de omgeving van het BPA, met name in de wijken Dam, Stuivenberg en Seefhoek worden nu woondichtheden gehaald die ruim boven de doelstelling van 25 woningen/ha liggen (resp. voor Stationswijk 114 gezinnen/ha, voor Noordwijk 90 gezinnen/ha en voor Dam Schijnpoort 56 gezinnen/ha, voor de drie wijken samen komt dit neer op 90 gezinnen/ha; gegevens afkomstig van de dienst bevolking stad Antwerpen, toestand 1/1/2004). Door de realisatie van het stedelijk park binnen het plangebied komt er enerzijds een extra publiek toegankelijk parkgebied, wat het aantal wooneenheden in de drie wijken (Stationswijk, Noordwijk en Dam Schijnpoort) verlaagt naar 79 gezinnen per ha. Anderzijds worden er in de Westelijke kop en in de zone Belvedère extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Het aantal extra wooneenheden dat kan gerealiseerd worden in deze zones kan niet bepaald worden omdat in de stedenbouwkundige voorschriften een menging van functies toegelaten wordt. Indien wordt uitgegaan van 1.000 extra wooneenheden, verlaagt het aantal wooneenheden in het plangebied en de drie wijken (Stationswijk, Noordwijk en Dam Schijnpoort) naar 83 gezinnen per ha. Natuurpunt Antwerpen Noord steunt deze verlaging van het aantal wooneenheden in de druk bevolkte stadsdelen door de realisatie van een stedelijk park, zelfs als dit gepaard gaat met de creatie van nieuwe wooneenheden. 4.
Menging van functies in het plangebied
In het plan worden verschillende functies verweven. Vooreerst gaat het om de mix van openbaar park, recreatiegebied en verbindingen voor zwakke weggebruikers tussen gescheiden delen van het stedelijk weefsel. Deze functies zijn niet alleen hoogst noodzakelijk. Ze zijn bovendien op een goede manier verweven in het plan. In tweede instantie gaat het over de mix van stedelijke functies als woningen, gemeenschapsfuncties en openbare voorzieningen, kantoren en diensten, horeca en handelszaken in de Westelijke Kop en in de Zone Belvedère (Titel 4 Zone voor stedelijke ontwikkeling – bebouwbare delen). Het verweven van deze functies maakt juist het stedelijk weefsel leefbaar en steekt sterk af tegen de verouderde visie van gescheiden functies waardoor woonwijken gescheiden worden van wijken waarin werken en ontspanningsgelegenheden aanwezig zijn. Op die manier wordt voorkomen dat nieuwe wijken ontwikkeld worden waarin de samenlevingsproblemen zich
4
opstapelen. Natuurpunt Antwerpen Noord staat achter de in het plan vooropgestelde mix van stedelijke functies in het plangebied. 5.
Verplichting hemelwaterputten
In de stedenbouwkundige voorschriften is geen verplichting opgenomen dat een bouwvergunning kan afgeleverd worden voor gebouwen in de Westelijke kop of de zone Belvedère indien een hemelwaterput wordt geplaatst. Ingevolgde de Vlaamse bouwverordening geldt die verplichting wel voor eengezinswoningen op een perceel van minimaal 300 m² en met een gevelbreedte van meer dan 6 m (hemelwaterput van minimaal 3000 l). Het bebouwingstype dat voorzien wordt in de Westelijk kop, bestaande uit sokkel, stadsgevel en toren, en in de zone Belvedère voorziet niet in de bouw van eengezinswoningen. Voor meergezinswoningen en voor gebouwen waarin zowel een woonfunctie als een winkel/horeca functie voorzien worden geldt die verplichting niet. De vorige Vlaamse regering gaf evenwel reeds een principiële goedkeuring aan een uitbreiding van deze verplichting in de Vlaams bouwverordening voor andere gebouwen dan eengezinswoningen. Vermits het niet zeker is of de nieuwe Vlaamse regering deze verordening definitief zal goedkeuren is het aangewezen dat in de stedenbouwkundige voorschriften de nodige bepalingen worden opgenomen voor de verplichte aanleg en gebruik van hemelwaterputten. Tenslotte is het installeren van een hemelwaterput niet zinvol als dat hemelwater niet gebruikt wordt of opnieuw in de bodem infiltreert. Eens een hemelwaterput, waarvan het water niet gebruikt wordt, vol zit zal via de overloop een gelijke hoeveelheid hemelwater via de rioleringen afgevoerd worden dan zonder hemelwaterput met alle nodige gevolgen van dien voor de verdunning van het huishoudelijk afvalwater en daardoor een slechtere werking van de rioolwaterzuiveringsinstallaties, als een verhoogd risico op overbelasting van het rioleringsstelsel bij hoge neerslagdebieten. Het is daarom aangewezen dat de hemelwaterputten niet allen ingeschakeld worden voor het gebruik van toiletspoelingen en laagwaardige toepassingen maar ook dat de overloop van de hemelwaterputten worden aangesloten op een infiltratiesysteem dat toelaat dat het overtollige regenwater opnieuw in de bodem terechtkomt of aangesloten wordt op de waterpartijen in het stedelijk parkNatuurpunt Antwerpen Noord vraagt daarom in de stedenbouwkundige voorschriften een bijkomend onderdeel onder de artikelen 3.1.4. “Ontwerp- en constructiecriteria”, 4.1.4. “Ontwerp- en constructiecriteria” en 4.3.4. “Ontwerp- en constructiecriteria” genaamd “Hemelwaterputten”, waarvan de tekst als volgt luidt, toe te voegen: “Voor het bouwen of het herbouwen van gebouwen (ongeacht de functie ervan) en verharde oppervlakten van meer dan 300 m² kan enkel een bouwvergunning worden
5
afgegeven indien op de plannen de plaatsing van een hemelwaterput en of -infiltratiesysteem is aangegeven. Een hemelwaterput moet voldoen aan de volgende voorwaarden: - de inhoud bedraagt minstens 3.000 l, vermeerderd met 500 l per begonnen bijkomende dak- of verharde oppervlakte van 100 m² boven de eerste 500 m²; - de hemelwaterput ontvangt het hemelwater van minstens de helft van de dakoppervlakte of verharde oppervlakte indien die oppervlakte kleiner is dan 500 m². Indien de dakoppervlakte of verharde oppervlakte groter is dan 500 m² dient de bijkomende oppervlakte volledig af te wateren naar de hemelwaterput; - op de hemelwaterput dient een gescheiden waterleidingsysteem aangesloten te worden dat minimaal de toiletspoelingen van het gebouw en één extra kraan per woon-, kantoor-, of andere eenheid van water voorziet; - de overloop van de regenwaterput mag aangesloten worden op de riolering, op een hemelwaterinfiltratiesysteem of op de waterelementen in de Zone voor Stedelijk Park 1 (art. 2.1.); Een hemelwaterinfiltratiesysteem wordt aangelegd volgens de code van goede praktijk. Het moet ofwel het hemelwater van alle dakoppervlakte en verharde oppervlakten opvangen, hetzij rechtstreeks, hetzij uit de overloop van een hemelwaterput.” 6.
Abacus
Natuurpunt Antwerpen Noord kan zich vinden in de concepten en visies die uitgewerkt zijn in het BPA voor de ontwikkeling van een nieuw stedelijk weefsel in de Westelijke Kop. Zij zijn een goede vertaling van de concepten en visies uit het winnende inrichtingsproject “Villages en Metropolis” dat door de jury bekroond werd en dat ook de steun krijgt van de bevolking in de omgeving van het plangebied, zoals bleek uit voortraject van de planning en vooral de conclusies van de “Trek je plandag” op 1 september 2002. Desondanks is de vertaling ervan in de stedenbouwkundige voorschriften niet correct gebeurd. In artikel 4.1.4. “Ontwerp- en constructiecriteria” wordt gesteld dat “Een inrichtingsrapport, dat een globaal ontwerp bevat voor het ganse perceel en dat de richtlijnen van dit BPA volgt, is vereist bij de eerste bouwaanvraag op elk van de zes percelen, zelfs indien de verschillende elementen niet tegelijkertijd gebouwd worden. Dit inrichtingsrapport kan dienen als instrument tot voorlichting van de vergunningverlenende overheid met het oog op de vergunningsaanvraag in het licht van de bestemmingsvoorschriften. Verschillende bouwactiviteiten in één perceel zijn toegelaten.” Zoals de Afdeling Ruimtelijke Planning reeds aangaf op de plenaire vergadering over dit BPA op 29 januari 2004 en in zijn schriftelijk advies over dit BPA, worden verwijzingen naar inrichtingsplannen in de stedenbouwkundige voorschriften door de Raad van State niet aanvaard als extra
6
instrument tot inlichting of voorlichting van de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de bestemmingsvoorschriften (advies nr. 35.548/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State dd. 26 juni over het ontwerp van besluit tot definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst en arrest nr. 130.212 van 9 april 2004 in de zaak A.143.410/X-11.621 van de Raad van State, afdeling administratie). Om te beletten dat het concept van eenheid van vorm bij het verlenen van afzonderlijke stedenbouwkundige vergunningen gehandhaafd wordt binnen één perceel, is het daarom noodzakelijk ofwel op voorhand zelf een inrichtingsplan per perceel op te maken en de elementen ervan op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften, ofwel niet toe te staan dat afzonderlijke stedenbouwkundige vergunningen per perceel verleend kunnen worden. Dit door te stellen dat bij het afleveren van de inrichtingsstudie tegelijkertijd de bouwaanvragen voor vervolgprojecten moeten aangevraagd worden en mogelijk gefaseerd worden in de tijd. Als de huidige bepaling in de stedenbouwkundige voorschriften behouden blijft, bestaat de kans dat verschillende afzonderlijke bouwaanvragen na de eerste bouwaanvraag kunnen ingaan tegen de visie en concepten van het inrichtingsplan en dat die niet kunnen geweigerd worden. Indien die bouwaanvragen toch geweigerd worden op basis van strijdigheid met het inrichtingsplan zal de bouwheer op eenvoudige wijze in beroep bij de Raad van State gelijk halen. Natuurpunt Antwerpen Noord vraagt daarom de stedenbouwkundige voorschriften in die zin aan te passen. 7.
Water in het stedelijk park
In het winnend project Villages en Metropolis wordt terecht aandacht besteed aan het waterelement in het stedelijk park. Naast afgesloten waterpartijen is één van de meest aantrekkelijke waterstructuren een rivier van stromend water in de oost-west-richting van het stedelijk park. Vermits in de onmiddellijke omgeving van het plangebied een historische loop van de Schijn verdwenen is (maar waarvan nog architectonische resten zoals de Schijnsluis behouden zijn gebleven), biedt de ontwikkeling van het stedelijk park de mogelijkheid om deze wensdroom waar te maken. Hoewel nog veel voorbereidend studiewerk noodzakelijk is vooraleer te kunnen beslissen of een (gedeeltelijke) aanleg van een nieuwe Schijnloop doorheen het park mogelijk is, verdient het toch aanbeveling daar in de stedenbouwkundige voorschriften nu al rekening mee te houden. Als dat niet gebeurt zou het immers kunnen dat later blijkt dat dit project niet kan vergund worden waardoor een herziening van het BPA, en het daarmee gepaard gaande tijdsverlies, noodzakelijk wordt. Concreet vraagt Natuurpunt Antwerpen Noord om in de stedenbouwkundige voorschriften van art. 2.1.3. “Realisatie” de eerste alinea als volgt te wijzigen: “Alle werken noodzakelijk voor het
7
goed functioneren van het park zijn toegelaten. Het gaat hier over de uitrusting van sportcentra, speelpleinen, paden, afsluitingen, afbakeningen, kiosken met een totale oppervlakte kleiner dan 30 m², verlichting, sportinfrastructuur, straatmeubilair, fietsenstallingen, waterpartijen, stromende waterstructuren en dergelijke.” 8.
Veiligheid: struiken en verlichting
Natuurpunt Antwerpen Noord kan de visie dat het stedelijk park niet mag gefragmenteerd worden door afsluitingen en hekkens volgen. Om toch voldoende veiligheid te waarborgen wordt in de toelichtingsnota van het BPA (die weliswaar niet verordenend is) geopteerd om enerzijds struiken te mijden in de aanplantingen (blz. 39) en anderzijds een overmatige verlichting te realiseren. In de toelichtingsnota staat hierover op blz. 39 het volgende: “Het project maakt onderscheid tussen functionele verlichting (dit betekent het benodigde aantal lumen voorzien: bijvoorbeeld langs een hoofdpad, bij de ingangen, op de parkingplaatsen), directionele verlichting (dit betekent verlichting die geleidt, een richting duidelijk maakt) en scenografische verlichting (verlichting van monumenten zoals de grote hangaar, of grote lampen op de kiosken in het park). We stellen voor om heel weinig verschillende elementen te gebruiken, en heel eenvoudige modellen, ofwel gebruik te maken van indirect licht.” Natuurpunt Antwerpen Noord vraagt om het vermijden van struiken te schrappen in de toelichtingsnota. Er kan zonder risico voor veiligheid geopteerd worden voor laag struikgewas waar vlot kan over gekeken worden (bv. max. breedte 1,5 à 2 m). Ook bufferend groen aan de randen van het park kan een zinvol onderdeel uitmaken om niet alleen de biodiversiteit maar ook de belevingswaarde van het park te vergroten. Wat de verlichting betreft, is het voor Natuurpunt Antwerpen Noord duidelijk dat de veiligheid in het park mede kan gewaarborgd worden door goede openbare verlichting. Daarom vraagt Natuurpunt Antwerpen Noord om alle ingrepen inzake verlichting voorafgaandelijk te toetsen op het voorkomen van lichtvervuiling (directe en indirecte opwaartse lichtstroom) en lichthinder (zijdelings door afleiding of verblinding van verkeersgebruikers en het inschijnen van verlichting in de woningen in de omgeving). Wat hierin belangrijk is, is niet het aantal verlichtingspalen of de totale hoeveelheid licht, maar het juiste licht op de juiste plaats. Om dit mogelijk te maken moet alle functionele verlichting uitgevoerd worden met goede en vooral efficiënte openbare verlichting. Door het gebruik van efficiënte armaturen (de zogenaamde full-cut-offarmaturen met een vlakke glasplaat en volledig ingewerkte Natrium-hoge-druk-lampen (NaHD) of metaalhalidelampen (MHi), met een goede spiegel die het licht enkel naar de fiets- en wandelpaden en naar de te verlichten sportvelden sturen, maar niet naar de omgeving ervan) wordt beter verlicht met een lager lampvermogen. Bij directionele verlichting kan dat gebeuren door even efficiënte armaturen met asymmetrische
8
spiegels te gebruiken. Scenografische verlichting moet er voor zorgen dat de gebouwen en kiosken tot hun recht komen in de omgeving. Daarbij moet van het principe uitgegaan worden dat steeds van boven naar beneden verlicht wordt voor het aanstralen van de gevels. Vaak komen gevels beter tot hun recht als speciale elementen in de gevels worden uitgelicht in plaats van de volledige gevels te overladen in een zee van licht. Het gebruik van indirecte verlichting zorgt onvermijdelijk voor meer lichtvervuiling en dient vermeden te worden. Natuurpunt Antwerpen Noord vraagt om rond het gebruik van verlichting in de artikelen 2.1.4., 2.2.4., 2.3.4., 2.4.4., 2.5.4., 2.6.4., 2.7.4., 3.1.4., 4.1.4. “Ontwerp- en constructiecriteria” de nodige verordenende bepalingen zoals hierboven geschetst op te nemen. Natuurpunt Antwerpen Noord hoopt dat de Gecoro in zijn advies aan de gemeenteraad met de hierboven aangehaalde bezwaren rekening zal houden, en dat de gemeenteraad dit advies dan ook volgt bij de definitieve vaststelling van het bijzonder plan van aanleg “Stedelijk Park Spoor Noord”.
Met vriendelijke groeten,
Johan Vandewalle beleidscoördinator