Aan: Gemeente Ede en deelnemers mEdemaken Leerlingenvervoer t.a.v. Mw Susan van der Zwaag Postbus 9022 6710 HK Ede Betreft: Aanbevelingen mEdemaken Leerlingenvervoer Ede, 3 februari 2015 Geachte Mw van der Zwaag, Naar aanleiding van onze afspraak gemaakt op de bijeenkomst over mEdemaken Leerlingenvervoer van 2 februari j.l. treft u bijgaand het advies van de deelnemers van het project mEdemaken Leerlingenvervoer. Aanleiding: De gemeente Ede organiseert avonden met inwoners van Ede over 5 thema’s (cultuur, buurthuizen, openbare ruimte, sportaccommodaties en leerlingenvervoer) waarin de deelnemers gevraagd wordt aan te geven welke taken bij de overheid horen en welke niet, en ideeën te genereren over hoe dingen anders en beter kunnen, zodat er, afhankelijk van het thema 7,5 tot 17%, bespaard kan worden. Voor leerlingenvervoer is dit 10,5%. Dit proces wordt mEdemaken genoemd. Tijdens de eerste mEdemaken bijeenkomst over leerlingenvervoer op maandag 1 december 2014 zijn door de aanwezigen een aantal ideeën gegenereerd en verzameld. Deze zijn geclusterd tot een aantal bespreekpunten, die aan het eind van de tweede bijeenkomst van maandag 12 januari 2015 in groepjes zijn besproken. Door tijdgebrek die avond is afgesproken dat de punten verder zullen worden uitgewerkt tot een advies in de al geplande bijeenkomst van de Cliëntenraad LeerlingenVervoer Ede (verder: CLVE) van woensdag 15 januari 2015. De CLVE neemt deel aan de mEdemaken bijeenkomsten over leerlingenvervoer en bestaat uit ouders van leerlingen die met dit vervoer van en naar scholen voor speciaal (basis) onderwijs gaan. Naast de CLVE zijn alle andere aanwezige ouders uitgenodigd voor dit overleg. Het uitgewerkte advies van de CLVE en de ouders is rondgestuurd aan alle deelnemers en besproken op de derde mEdemaken bijeenkomst over leerlingenvervoer van 2 februari j.l. Afgesproken is dat de deelnemers een gezamenlijk advies zullen uitbrengen. Dit advies is hieronder te vinden. Analyse huidige kostenstructuur: Er is door de gemeente geen inzage is gegeven in de kostenstructuur van het leerlingenvervoer. Wel is bekend dat er in totaal 608 kinderen gebruik maken van aangepast vervoer, waarvan 83 vanwege geloofsovertuiging. 138 kinderen gaan naar SBO. Uit enquêtes van de CLVE weten we ook dat het groot deel van de kinderen binnen de gemeente Ede wordt vervoerd. Om tot een gedegen advies te komen, zou als eerste een analyse gemaakt moeten worden van de huidige kostenstructuur op regelniveau. Er wordt 1,9 miljoen euro uitgegeven in 2014 aan leerlingenvervoer. Hoe deze kosten zijn opgebouwd, is de deelnemers van mEdemaken niet bekend. Indien wij inzicht kunnen krijgen in eerder genoemde kostenstructuur, zou ons advies anders kunnen zijn. Onderstaand advies is gebaseerd op beschikbare kennis binnen de groep deelnemers aan mEdemaken Leerlingenvervoer en de uitkomsten van de diverse enquêtes van de CLVE van de afgelopen jaren.
Huidige regelgeving en praktijk in Ede: Kinderen in Nederland moeten naar school, en hebben sinds augustus 2014 recht op passend onderwijs. Ouders hebben de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat hun kinderen naar school gaan. De meeste leerlingen kunnen in hun eigen omgeving naar school. Hierdoor gaat het overgrote deel van de Nederlandse kinderen met de fiets of lopend naar school. Leerlingen die aangewezen zijn op scholen buiten de nabije omgeving kunnen aanspraak maken op een vergoeding voor leerlingenvervoer. Dit geldt voor leerlingen die: - door hun levensovertuiging een school bezoeken die verder ligt dan de kilometergrens - door hun handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen - naar een school voor speciaal (basis)onderwijs gaan. Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs kunnen per 1 augustus 2014 alleen nog aanspraak op bekostiging maken als zij vanwege hun handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs gold dit al. Gemeentes voeren de wet op het leerlingenvervoer uit. Zij stellen hiervoor een verordening op. Zij kunnen kiezen voor een vergoeding voor eigen vervoer, openbaar vervoer of fiets, of voor aangepast vervoer, wanneer een school verder gelegen is dan een bepaalde afstandsgrens. In de huidige verordening in Ede zijn de afstandsgrenzen voor primair (basis) onderwijs: - 2 km voor speciaal onderwijs - 4 km voor speciaal basis onderwijs - 6 km voor primair onderwijs Voor voortgezet onderwijs: - 4 km voor speciaal voortgezet onderwijs - geen vergoeding voor regulier onderwijs, tenzij de leerling niet zelfstandig gebruik kan maken van openbaar vervoer, fiets of scooter.
Volgens de verordening krijgen leerlingen fiets kosten of OV kosten en de eventuele OV kosten van een begeleider vergoed. In de praktijk wordt in Ede echter meestal aangepast vervoer vergoed, waarin de leerlingen met behulp van een taxibusje van en naar school worden vervoerd. De regels voor toekenning van aangepast vervoer zijn: Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien: a. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 (dit zijn de OV kosten van de leerling en de begeleider) en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets; c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen
onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of d. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken. 2. Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer. Overwegingen en Aanbevelingen: Tijdens de bijeenkomst van 2 februari 2015 hebben is het advies van de CLVE en ouders bediscussieerd en aangepast. Er is toegewerkt naar een aantal concrete aanbevelingen. De overwegingen die hebben geleid tot onze aanbevelingen staan hieronder. Overweging 1: Voor ouders van leerlingen in het speciaal (basis) onderwijs is het vaak lastiger om vervoer van hun kind van en naar school te verzorgen dan voor ouders van kinderen in het reguliere onderwijs. Oorzaken hiervoor zijn onder andere: - Handicap van het kind dat vervoer per fiets en/of OV onmogelijk maakt. - Grote afstand van huis naar de dichtstbijzijnde passende school - Afwezigheid van geschikte voorziening voor voor- en /of naschoolse opvang - Overlap in aanvangstijden van scholen waardoor het voor ouders van meerdere kinderen niet mogelijk is hun kinderen op hetzelfde tijdstip op verschillende scholen te krijgen. - Zwaardere belasting van gezinnen met een kind met een handicap Bij kinderen in het reguliere onderwijs gelden deze oorzaken doorgaans niet: het primair onderwijs is wettelijk verplicht een voorziening voor buitenschoolse opvang aan te bieden. Daarnaast gaan kinderen uit hetzelfde gezin doorgaans naar dezelfde basisschool, en staat deze school in de nabije omgeving. Kinderen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan zijn in staat zelfstandig per fiets of OV te reizen. Of ouders in staat zijn hun kinderen zelf naar een verderop gelegen school te brengen hangt sterk af van de individuele situatie. Maatwerk is daarom van belang. Overweging 2: Ouders met een bepaalde levensovertuiging kunnen ervoor kiezen hun kind naar een school met dezelfde overtuiging of naar een openbare school dicht(er) bij huis te laten gaan. Ouders van kinderen die door hun beperking aangewezen zijn op speciaal (basis) onderwijs hebben deze keuze niet. Overweging 3: Kinderen (en hun ouders) moeten kunnen rekenen op betrouwbaar en veilig vervoer. Kinderen met een beperking hebben zorgbehoeften die vragen om gekwalificeerd en geselecteerd personeel. Overweging 4: Centrale opstapplaatsen kunnen in bepaalde gevallen een korter en efficiënter vervoer mogelijk maken, bijvoorbeeld als er veel leerlingen vanuit dezelfde buurt naar dezelfde school moeten. Tijdens de mEdemaken bijeenkomst bleek wel dat het voor ouders ’s middags lastig kan zijn op het gewenste tijdstip bij de opstapplaats hun kind op te halen. Ook bepaalde handicaps kunnen het onmogelijk maken kinderen van en naar centrale opstapplaatsen te brengen. Overweging 5:
Bij toekenning van een aanvraag voor passend vervoer is het essentieel dat de procedure eerlijk en transparant is om willekeur te voorkomen. Daarnaast is maatwerk vereist. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs en scholen voor cluster 1 en 2 speciaal onderwijs hebben een goed beeld van de mogelijkheden van de leerlingen en zouden een rol kunnen spelen in het zoeken van een passende oplossing voor het vervoer van hun leerlingen. Ook kunnen zij ouders wijzen op het belang van zelfredzaamheid en de mogelijkheden van hulp bij het zelfstandig naar school te reizen door bijvoorbeeld OV apps, of gerichte trainingen door MEE. Overweging 6: Tijdens de mEdemaken bijeenkomsten werden voorbeelden gegeven van kinderen die door de hulpverlening automatisch werden doorverwezen naar bijvoorbeeld Mariëndaal in Arnhem terwijl de Cluster 3 scholen in Ede deze kinderen ook passend onderwijs hadden kunnen bieden. Bij het zoeken van passend onderwijs zou de reisafstand een criterium moeten zijn. Overweging 7: Tijdens de tweede mEdemaken bijeenkomst is een voorbeeld gepresenteerd uit de gemeente Barneveld waarin ouders zelf het leerlingenvervoer organiseren naar de basisschool die past bij hun overtuiging. Dit vervoer wordt gedeeltelijk betaald van de vergoeding die de gemeente Barneveld aan de ouders verstrekt. Op basis van het bovenstaande overwegingen komen we tot de volgende aanbevelingen Aanbeveling 1: Maak onderscheid in de uitvoering van de verordening tussen kinderen die vervoerd worden op basis van overtuiging en kinderen die door hun stoornis of handicap aangewezen zijn op speciaal (basis) onderwijs. Het is een keuze van ouders is om hun kinderen naar een verderop gelegen basisschool te laten gaan met de gewenste overtuiging/religie. Dit betekent dat de verordening leerlingenvervoer voor deze eerste groep leerlingen strikt moet worden toegepast. Stimuleer ouders van de eerste groep leerlingen het vervoer naar de school met de gewenste overtuiging te organiseren naar het voorbeeld uit de gemeente Barneveld (overweging 7). Aanbeveling 2: Bij de beoordeling of begeleiding door ouders redelijkerwijs mogelijk is tijdens het vervoer, moet als leidraad worden genomen of deze inspanning ook verwacht wordt voor kinderen in het reguliere onderwijs. Dit is op dit moment ook de praktijk in Ede. Aanbeveling 3: Zorg ervoor dat de samenwerkingsverbanden cluster 3 en 4 en de cluster 1 en 2 scholen er altijd naar streven de leerling op de dichtstbijzijnde passende school te plaatsen, ook als deze school niet tot het samenwerkingsverband behoort. Aanbeveling 4: Zorg dat de manier waarop de leerling vervoerd gaat worden onderdeel wordt van de intake procedure van de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs en cluster 1 en 2 onderwijs. In dit gesprek moet de regeling uitgelegd worden, inclusief de bepalingen over km grens en begeleiding, waarbij ook duidelijk wordt gemaakt dat leerlingenvervoer niet automatisch betekent dat het kind met een taxibusje wordt opgehaald en gebracht. Ook moet worden aangegeven dat het streven is dat de kinderen zelfstandig gaan reizen waar en zodra dit mogelijk is en dat er eventueel begeleiding en hulp geboden kan worden om kinderen te leren zelfstandig te reizen. Aanbeveling 5:
Zorg ervoor dat de criteria voor de toekenning van aangepast leerlingenvervoer transparant en objectief zijn. Aanbeveling 6: Verhoog de kilometergrens voor leerlingenvervoer naar speciaal onderwijs naar 4 kilometer, maar zorg voor een hardheidsclausule met objectieve criteria waardoor ouders die niet in staat zijn om hun kinderen zelf te brengen (bijvoorbeeld door zorg voor andere kinderen, of door afwezigheid voor- of naschoolse opvang) alsnog aangepast vervoer kunnen krijgen, ook binnen de 4 km grens. De gemeente moet die aanvraag kritisch en objectief beoordelen en bij een keukentafelgesprek naar alternatieve oplossingen te zoeken. Kinderen die door hun handicap niet per fiets of openbaar vervoer vervoerd kunnen worden moeten recht blijven houden op aangepast vervoer. Aanbeveling 7: Onderzoek of aanpassing van schooltijden ouders beter in staat kan stellen hun kinderen naar verschillende scholen te brengen. Bovengenoemde aanbevelingen willen wij graag persoonlijk toelichten op de geplande bijeenkomsten van 10 februari en 16 april 2015. De CLVE wil graag betrokken worden bij het opstellen van transparante en objectieve criteria zoals genoemd in aanbevelingen 5 en 6. Met vriendelijke groet, Deelnemers mEdemaken Leerlingenvervoer