PRUIM Engels Duits Frans Italiaans Spaans Deens Zweeds
plum Pflaume (f) prune (f) susina ciruela (f) blomme plommon
Aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend. Gebruik van de tekst is voor eigen risico en aansprakelijkheid is derhalve uitgesloten. Wegens het omzetten van de papieren boeken naar digitale bestanden, komen er soms schrijffouten in de tekst voor. Ziet u een onoverkomelijke spelfout, dan bent u welkom deze te mailen naar
[email protected]
M E D ED E L I N G N R . 3 0 Uitgave van het Sprenger Instituut, Haagsteeg 6, Wageningen (december 1972)
pruim
botanische gegevens
01.
01. BOTANISCHE GEGEVENS 01.01
Nomenclatuur —
01 . 0 2
Gewassoort —
01.03
01.04
De pruim wordt niet door alle taxonomen bij dezelfde familie ondergebracht. Door de ene wordt hij genoemd onder de familie van de Amygdalaceae (Pruimenfamilie) en door de andere onder de onderfamilie Prunoidae (Pruimachtigen) van de familie van de Rosaceae (Roosachtigen). Het geslacht is Prunus. Hierin onderscheidt men de vo l g e n de s o o r t e n : P. domestica L. De gewone Európese pruim; hiertoe behoren allerlei vormen van pruimen alsmede de kwetsen. P. insititla L. De kroosjespruimen en de mirabellen, P. cerasifera Ehrh. De kerspruimen en de myrobalanen, P, _ s a l i ci na L dl , De Ja p an s e p ru i m e n , o nze v o or n a ams te kaspruimen .syn. P. triflora Rexb.). De beschrijvingen onder 01.02 en volgende slaan op de P. d o m es t i c a L . D e p r u i m i s e e n z a ch t fr u i t so o rt , d i e g r o e i t aan bomen waarvan de hoogte bij volwassenheid varieert van drie tot zeven meter. De boomvorm bij de teelt is grotendeels afhankelijk van de snoeiwijze.
Blad— D e
bladstand is verspreid. De enkelvoudige bladeren van P. domestica zijn vrij groot (tot 10 cm) en aan de achterzijde zacht behaard. Aan de voet van de fijn gezaagde bladeren bevinden zich meestal enkele kl e i n e k l i e r e n .
Bloem —
De witte bloe-
men staan in trossen, op steeltjes die langer zijn dan de kelkbeker. De vijfbladige bloemkroon is schijnbaar op de kelk ingeplant. Bij het rijpen van de vrucht wordt deze samen met de vijfslippige kelk, de meeldraden en de komvormige bloembodem afgeworpen. De bloeiti j d i s a p r i l - m e i .
01.05 V o o r t p l a n t i n g s o r g a n e n — Er is één stamper die vrij in de komvormige bloembodem staat. Er zijn talrijke meeldraden die schijnbaar op de kelk zijn ingeplant. Het vruchtbeginsel is dec. '72
pruim
botanische gegevens
01.
bovenstandig. 01.06
Bestuiving De meeste rassen zijn óf zelf-compatibel óf zelf-incompatibel; er bestaan ook rassen die slechts gedeeltelijk zelf-compatibel zijn. Kruisbestuiving blijkt echter ook bij zelfbestulvers tot betere resultaten te leiden. In de volgende tabel staan achter elk ras de nummers van die rassen aangegeven, die goede bestuivers zijn voor dat ras. -
Bestuivingstabel 1)
1) Uit: Rassenlijst Fruit, uitg. 1969 01.07
Vrucht De vrucht is een vlezige steenvrucht. De vorm is omgekeerd eirond tot ovaal. De kleur loopt uiteen voor de verschillende rassen, o.a. blauwzwart, rood en geel.
01.08
Vermeerdering Evenals dat bij andere fruitgewassen het geval is, worden de meeste rassen van de pruim vegetatief vermeerderd door enten of oculeren op een onderstam. Oorspronkelijk werden als onderstammen zaailingen van botanische soorten en rassen gebruikt. Bekend waren o.a. de St.Julien en Myrobalan zaailingen. Tegenwoordig worden hoofdzakelijk vegetatief vermeerderde onderstammen gebruikt (stekken, afleggen). Sommige van de oude onderstammen-klonen geven van nature veel hinderlijke opslag, een nadeel dat bij de moderne klonen vrijwel niet meer optreedt. In Nederland worden voornamelijk St—Julien A (matig sterke groei) en Brompton (sterke groei) gebruikt. In de produktbeschrijving van de APPEL onder 01.09 worden eveneens gegevens vermeld over de vermenigvuldiging van grootfruit.
-
-
pruim
geschiedenis
02.
.02. GESCHIEDENIS Over de herkomst van de pruim zijn de geschiedschrijvers het niet eens. De uiteenlopende verklaringen worden veroorzaakt door de vele pruimesoorten, welke de historici meestal niet konden onderscheiden. De Europese pruim (P. domestica L.) is van oorsprong waarschijnlijk afkomstig uit de Kaukasus en de streek rond de Kaspische Zee. Een andere belangrijke pruimesoort is de Japanse pruim (Prunus salicina). Deze pruim is waarschijnlijk afkom-stig uit China. Reeds eeuwen wordt hij echter al in Ja-pan geteeld. Omstreeks 1870 werd hij overgebracht naar de ,
V e r e n i g d e S t a t e n . Nu w o r d t h i j o p g r o t e s c h a a l g e teeld in Californië en in sommige delen van Zuid-Europa. In Nederland teelt men deze soort wel als kaspruim. Verder zijn er nog een groot aantal minder belangrijke pruimesoort en die hie r niet zulle n worden b eschreven (lit. 06 en lit. 08).
Pruimen van het ras Victoria.
De pruimeteelt in Nederland is in de laatste decennia en speciaal in de jaren vijftig sterk teruggelopen. De hoge arbeidsintensiteit gedurende het dunnen en oogsten draagt ertoe bij dat deze fruitsoort slecht past in het schema van een modern fruitteeltbedrijf. Andere oorzaken van de slechte rentabiliteit van de teelt zijn de geringe oogstzekerheid, het achterblijven van de ontwikkeling op het gebied van boomvormen en plantsystemen, het ontbreken van een onderstam die zwakke groei induceert en het optreden van ziekten, o.a. Loodglans, Bacteriekanker en Sharkavirus (lit. 02). dec. '72
pruim
rassen
03.
03. RASSEN 03.01
Rassen algemeen —
De belangrijkste pruimerassen stammen af van de Europese pruim (Prunus domestica L.). De kaspruimen maken in Nederland slechts een gering deel uit van de totaal beteelde oppervlakte (15 op de 1300 ha). Het zijn voornamelijk Japanse pruimen (Prunus salicina Ldl.). De rijptijd van de pruim ligt in een korte periode. Men tracht de aanvoer te spreiden door rassenkeuze, gekoelde opslag en import. Het aantal door de NAK-B gewaarmerkte bomen verschaft een beeld van de belangrijkheid van de rassen en de e v e n t u e l e v e rs c h u i v i n g e n ( l i t . 0 3 ) . Aantal gewaarmerkte bomen van de belangrijkste rassen in % van het totaal.
Het zeer vroege ras ringe produktie veel de handel gebracht, pruim met paarsrode, veer een week na die 03.02
03.03
•
Early Laxton is wegens een te gegerooid. Als nieuw ras is Opal in een zelf-compatibele, vruchtbare goed smakende vruchten die ongevan Early Laxton rijpen.
Raskeuze —
Zowel voor de ent als voor de onderstam is de raskeuze afhankelijk van de teeltwijze (vollegrond of onder glas) en de grondsoort. Andere belangrijke factoren zijn de mate waarin de vruchten gedund moeten worden en de oogstperiode in verband met de beschikbare arbeidskrachten. Op de grotere gespecialiseerde fruitbedrijven passen de meeste pruimerassen daardoor slecht. Ze kunnen daarentegen op kleinere en gemengde fruitteeltbedrijven zeer aantrekkelijk zijn.
Gewenste eigenschappen — 1. 2. 3. 4. 5.
goede produktiviteit, een produktie van 12-16 ton per ha, geringe behoefte om te worden doorgeplukt i.v.m. de arbeid, goede afmetingen van de vrucht, doorsnede 45-55 mm, geen taaie huid, egale kleur,
pruim
rassen
03.
6.
goede consistentie In verband met de verhandelbaarheid, vrij stevig en sappig,
7. 8. 9.
goede smaak en goed aroma, goed loslatende pit, goede houdbaarheid.
03.04
Teeltperioden - D e p r u i m i s e e n m e e r j a r i g g e w a s , d a t afhankelijk van teeltwijze, grondsoort en ras pas na 4-7 jaren in volle produktie is. Tot zeven jaar noemt men een pruim jong, van het zevende tot het twintigste jaar is hij in volle produktie, van twintig tot vijfentwintig jaar verouderd en na vijfentwintig jaar sterk verouderd.
03.05
Rassentabel - I n d e v o l g e n d e o v e r z i c h t e n s t a a n p e r ras gegevens over produktiviteit, rijpheid, uiterlijk, vruchtvlees, smaak en aroma gerangschikt. Enige aanvullende gegevens omtrent de produktiviteit staan vermeld onder 09.03. Gegevens over oude typen, zoals Reine Claude verte, kwetsen, mirabellen, Belle de Louvain en Eldense Blauwe staan vermeld in oudere rassenlijsten. Rassentabel voor pruimen onder glas 1)
1) A = aanbevolen ras B = beperkt aanbevolen ras
dec. '72
pruim
rassen
Rassentabel voor pruimen in de vollegrond
03.
pruim
rassen
Rassentabel voor pruimen in de vollegrond (vervolg)
03.
pruim
ziekten en gebreken
04.
04. ZIEKTEN EN GEBREKEN 04.01
Ziekten en gebreken algemeen —
Gewoonlijk worden in deze rubriek alleen dre ziekten behandeld, Waarvan de symptomen op de vruchten verschijnen. Een uitzondering willen we maken voor de beruchte ziekte Loodglans, Stereum purpureum (Pers. ex Fr.) Fr. De bomen kunnen als gevolg van deze ziekte volledig afsterven, hetgeen een ernstige reductie van de opbrengst veroorzaakt. De bladeren vertonen een grijze tot zilverachtige kleur, de bomen sterven af, op het dode hout kan men paarse zwamkorsten aantreffen. Een preventieve bestrijding is niet mogelijk. Komt vooral voor bij de rassen Victoria en Czar. • 04.02 Ziekten veroorzaakt door dierlijke parasieten — P r u i m e m o t i e - Enarmonia funebrona Fr. Larven van dit insect bevinden zich in de vrucht bij de pit. De vruchten rijpen iets eerder. Uitwendig is er aan de vrucht niets te zien. Pruimezaagwe22 (vollegrond) - Hoplocampa flava L., fiopiocampa minuta Christ. Bruine stipjes op of tussen de kelkslippen, waarin eieren zijn gelegd. De larven boren zich In de pas gezette vrucht en vreten de nog zachte pit op. Na enige tijd verlaat de larve de vrucht en boort zich in een andere vrucht ('overlopers'). De vrucht valt af.
Aantasting van de Pruíme— zaagwesp (foto P.D.)
04.03 Ziekten veroorzaakt door bacteriën en schimmels
— Roetdauw (onder glas) - Deze ziekte veroorzaakt een zwart laagje op bladeren en vruchten, en ontwikkelt zich op honingdauw 1). 1)
honingdauw = kleverig, suikerachtig vocht, dat wordt afgescheiden door b l a d l u i z e n e n d i e n t a l s voedingsbodem voor schimmels.
pruim
ziekten en gebreken
O.
Vruchtrot 1. Botrytis cinerea Pers. ex Pers. Vooral als de vruchten na regen gebarsten zijn treedt een snelle rotting op; de vruchttrossen zijn met een grauwe schimmelmassa bedekt, 2. Monilia-rot. Monilinia laxa (Aderh. g Ruhl) Money ex Dennis (stat. con..Monilia laxa (Ehr. ex Pers.) Sacc. g Vogl.). Op de vruchten bruine vlekken, waarop grijsbruine sporenhoopjes in concentrische ringen; vaak verdrogen de aangetaste vruchten welke dan aan de bomen blijven hangen (mummies). 04.04
Virusziekten
04.06
Fysiologische bewaarziekten
Pseudopox - put- en lijnvormige inzinkingen op de v r u c h t ( " c i a r k g r e e m m o tt l e v i r u s ) . Sharka - put- en lijnvormige inzinkingen op de vrucht en lijn- en bandvormige schilverkleuringen.
Lage-temperatuurbederf - Als blootstellen aan een te lage zigheid en bruinverkleuring op. Vooral importpruimen en symptomen vertonen. 04.07
gevolg van -een te lang temperatuur, treedt glavan schil en vruchtvlees kaspruimen kunnen deze
Diversen
Beschadiging van de vruchten (onder glas) • Bruine rotte vlekken - o.a. bij June Blood concentrische ringen. Deze beschadiging ontstaat bij een hoge temperatuur bij vruchten die plaatselijk vochtig blijven. 2. Ingezonken, grijsbruine vlekken op de vruchten als gevolg van zonverbranding. Gommen van de vruchten 1) - inwendige gomming van de vrucht, waardoor harde bruine plekken ontstaan.
Gomkoppen (foto P.D.)
1) gom = een polysaccharide opgebouwd uit verscheidene suikers; de functie van het gom is vermoedelijk het afsluiten van wonden, die ontstaan zijn door mechanische beschadiging of door microorganismen.
dec. '72
pruim
samenstelling en calorische waarde
05.
05. SAMENSTELLING EN CALORISCHE WAARDE 0 5 . 0 1 H oo f dbes tan d del e n
-
Hoofdbestanddelen van de pruim en pruimenprodukten.
1) pruimen van rassen die bestemd zijn voor verse consumptie (lit. 06) 2) resp. voor drogen 3) gemiddeld van vruchten op lichte en zware siroop. 05.02 Mineralen
-
Mineralen van de pruim en pruimenprodukten in mg
zie legende onder de tabel onder 05.01.
pruim
05.03
s a m e n s t e ll i n g en calorische waarde
Vitamines
05.
—
Vitamines in de pruim en pruimenprodukten in mg
z i e legende onder de tabel onder 05.01.
05.04 Calorische waarde — Calorische waarde van de pruim en pruimenprodukten.
zie legende onder de tabel onder 05.01
dec. '72
pruim
fysische en fysiologische gegevens
06.
06. FYSISCHE EN FYSIOLOGISCHE GEGEVENS 06.01
06.02
Watergehalte - P r u i m e n b e s t e m d v o o r v e r s e c o n s u m p t i e bevatten 85-87% water en kwetsen 79%. Gedroogde pruimen bevatten 30% water, pruimen op lichte en zware siroop gemiddeld 82%. Soortelijke massa van pruimen ter.
06.03
is
De dichtheid of soortelijke massa groter dan 1 kg/dm3. Ze zinken in wa-
Stortdichtheid -
ca. 575-625 kg/m3, afhankelijk van
de vruchtgrootte. 06.04
Ladingsdichtheid Ladingsdichtheid van pruimen in kg/m3
06.05
Gemiddeld vriespunt -
Het vriespunt ligt bij -1 tot
-2°C. 06.06
Laagst toegestane temperatuur temperatuurbederf is de voor verse pruimen 0°C; deze 1 á 2°C hoger.
06.07
In verband met lagelaagst toegestane temperatuur voor geimporteerde pruimen is
Soortelijke warmte 1. boven vriespunt: 3,68 kJ/kg.K of 0,88 kcal/kg °C, 2. beneden vriespunt: 1,88 kJ/kg.K of 0,45.kcal/kg °C.
06.08
Warmtegeleidingscoëfficiënt -
Bij benadering is
• Hierbij is geen rekening gehouden met de warmtegeleiding van het verpakkingsmateriaal. Deze is afhankelijk van de aard en dikte van het materiaal. De cijfers gelden voor pruimen die bestemd zijn voor verse consumptie. De kwetsen hebben een hogere waarde.
pruim
fysische en fysiologische gegevens
06.
06.09 Warmteproduktie, zuurstofverbruik en koolzuurproduktie Warmteproduktie, 02-verbruik en CO2-produktie van pruimen en kwetsen,
06.10 Vluchtige stoffen - Omtrent de produktie van vluchtige stoffen, o.a. ethyleen, zijn weinig gegevens beschikbaar. Wel is bekend dat de ethyleenproduktie laag is. De pruim vertoont bij het afrijpen een climacterium 1)• In East Mailing zijn proeven genomen waarbij pruimen werden opgeslagen in een atmosfeer met ethyleenconcentraties van 0,4 tot 0,00064%. Het hoofdeffect van ethyleen was het versnellen van de kleurverandering, het zachtworden en de ontwikkeling van het typische 'rijpe-pruimen-aroma'. Er was geen effect in de verandering van het suiker- en zuurgehalte van het proefmateriaal. Abnormale kleurverandering ontstond bij ethyleenconcentraties van 0,4 en 0,0032% (lit. 07). 06.11 Ethyleenproduktie - zie 06.10 en voetnoot bij 09.01. 1) climacterium = punt, waarop de vrucht van de onrijpe toestand overgaat naar de rijpe toestand. preclimacterieel = het stadium voorafgaande aan het climacterium. Vóór het climacterium vindt de groei plaats, na het climacterium de afleving. Het climacterium gaat gepaard met een verhoogde ademhaling, stijging van de C2H4-produktie en ontstaan van een minder goede kleur en zachter worden van de vrucht. dec. '72
pruim
consumptie
07.
07. CONSUMPTIE 07.01
Plantedeel voor consumptie —
07.02
Consumptiemethoden —
De pruim wordt gerekend tot de zachtfruitsoorten. De vrucht is een vlezige steenvrucht.
07.03
als als als als als
hele vrucht pruimen op sap jam, veelal in combinatie met andere vruchtsoorten vulling in gebak bestanddeel van sterke dranken (pruimenjenever).
Consumptie per hoofd —
Het verbruik van pruimen voor verse consumptie bedraagt ongeveer 1 kg per hoofd van de bevolking. Hierin is sinds 1960 weinig verandering opgetreden. Bestond voor 1960 de hoeveelheid vers geconsumeerde pruimen hoofdzakelijk uit binnenlands produkt, thans is het grootste deel geïmporteerd, zie 08.02. Over de consumptie van pruimen op sap zijn geen gegevens beschikbaar. Consumptie van verse pruimen
pruim
oogst
09.
09. OOGST 09.01
Oogstmethode -
Pruimen worden in het algemeen met de hand geplukt, waarbij men veelal gebruik maakt van een plukmand en/of plukslede. Pruimen die bestemd zijn voor de verwerkende industrie kunnen echter ook mechanisch geoogst worden m.b.v. een schudmachine. Uit proeven in de jaren 1969 t/m 1970 is gebleken dat de vruchtstelen van Reine Victoria en Mirabelle de Nancy gemakkelijk loslaten na een bespuiting met 0,1% ethephon 1) 7 10 dagen na de oogst (lit. 04).
PluksZede.
In verband met de ongelijke rijpheid moeten pruimen enige keren doorgeplukt worden om ze in de optimale rijpheid te oogsten. Beide factoren brengen met zich mee dat de oogst vrij veel arbeid vraagt. Indien nodig vindt veelal direct bij het oogsten een kwaliteitssortering en een maatsortering plaats. 09.02
Oogsttijdstip - Omtrent h e t j u i s t e o o g s t t i j d s t i p z i j n een aantal onderzoekingen verricht, blijkens de volmende citaten: 1. Teneinde een aanwijzing te krijgen voor het bepalen van het oogsttijdstip, deed men onderzoek m.b.t. de pH, het suikergehalte en de indrukbaarheid (textuur). Het meest betrouwbare criterium was de textuur. Ongeacht het ras werd gevonden dat, indien de druk beneden de 10 lbs was gedaald met een 7/1s inch plunjer, het fruit goed afrijpt na de oogst. De normale gang van zaken waarbij de rijpheid met de duim wordt gemeten blijkt dus een goede maat1) Ethephon is een uit Amerika afkomstige groeiregul a t o r w a a r u i t , a l s de stof op de plant geb racht
wordt, ethyleen vrijkomt. Ethyleen heeft een stimulerende werking op de processen van de vruchtrijping. Het produkt mag tot nog toe alleen op appelen worden gespoten (lit. 04).
pruim
economische gegevens
08.
Vervolg
1) alleen de per stuk aangevoerde pruimen. De gemiddelde jaarlijkse veilingprijs van pruimen staat aangegeven in de onderstaande grafiek. Eveneens is hierin de lijn van de aangevoerde hoeveelheid getekend. Het blijkt nu dat de prijslijn een spiegelbeeld is van de aanvoerlijn.
Gemiddelde jaarlijkse veilingprijs en aangevoerde hoeveelheid van pruimen.
De prijs van pruimen bestemd voor de verwerkende industrie ligt aanzienlijk lager, hetgeen in de volgende tabel geillustreerd wordt. Prijzen van industriepruimen in centen per kg.
De prijs van de ingevoerde pruimen bedroeg in de periode van 1966 t/m 1970 gemiddeld 80 ct/kg in de daarvoorliggende periode van 5 jaar gemiddeld 64 ct/kg. De prijs van de ingevoerde gedroogde pruimen bedroeg over dezelfde periode 142 ct/kg. dec. '72
pruim
09.
oogst
09.
OOGST
09.01
Oogstmethode -
Pruimen worden in het algemeen met de
hand geplukt, waarbij men veelal gebruik maakt van een plukmand en/of plukslede. Pruimen die bestemd zijn voor de verwerkende industrie kunnen echter ook mechanisch geoogst worden m.b.v. een schudmachine. Uit proeven in de jaren 1969 t/m 1970 is gebleken dat de vruchtstelen van Reine Victoria en Mirabelle de Nancy gemakkelijk loslaten na een bespuiting met 0,1% ethephon 1)
7 á 10 dagen
na de oogst (lit. 04).
Pluks lede.
In verband met de ongelijke rijpheid moeten pruimen enige keren doorgeplukt worden om ze in de optimale rijpheid te oogsten. Beide factoren brengen met zich mee dat de oogst vrij veel arbeid vraagt. Indien nodig vindt veelal direct bij het oogsten een kwaliteitssortering en een maatsortering plaats. 09.02
Oogsttijdstip- O m t r e n t
het juiste oogsttijdstip zijn een aantal onderzoekingen verricht, blijkens de volgende citaten: 1. Teneinde een aanwijzing te krijgen voor het bepalen van het oogsttijdstip, deed men onderzoek m.b.t. de pH, het suikergehalte en de indrukbaarheid (textuur). Het meest betrouwbare criterium was de textuur. Ongeacht het ras werd gevonden dat, indien de druk beneden de 10 lbs was gedaald met een 7/16 inch plunjer, het fruit goed afrijpt na de oogst. De normale gang van zaken waarbij de rijpheid met de duim wordt gemeten blijkt dus een goede maat1) Ethephon is een uit Amerika afkomstige groeiregulator waaruit, als de stof op de plant gebracht wordt, ethyleen vrijkomt. Ethyleen heeft een stimulerende werking op de processen van de vruchtrijping. Het produkt mag tot nog toe alleen op appelen worden gespoten (lit. 04).
pruim
oogst
09.
staf. Voor transport moet de grens iets hoger zijn dan 10 pounds (lit. 05). 2. De kleur alleen kan de rijpheid niet aangeven. Rijpe pruimen zijn geelgroen, rood, donkerpaars of bijna zwart, afhankelijk van het ras, maar de ware indicatie van de rijpheidsgraad is de textuur. De pruim moet licht i^ndrukbaar zijn (lit. 08). 3 . Wetenschappelijke toetsen voor de rijpheid van de pruim zijn ontwikkeld aan de Universiteit van Californië. De toetsen werden met succes uitgevoerd gedurende de oogst van 1961. Men gebruikte de volgende parameters: De kleur van het vruchtvlees. Het groene chlorofyl moet verdwijnen voordat het fruit rijp is. Een minimum aan oplosbare stoffen, 24%, teneinde een ideaal aroma te waarborgen. Vastheid van het vlees, te bepalen d.m.v. een kleine plunjer (lit. 06). Resumerend kunnen wij stellen dat vooral de indrukbaarheid van het vruchtvlees van belang is. Op de tweede plaats komt de kleuromslag. Indien de vrucht plukrijp is, laat deze zonder moeite van de steel los zonder dat een wond ontstaat, met uitzondering van Reine Claude d'Oullins. Te onrijp geoogste vruchten ontwikkelen geen goede smaak en aroma, ze blijven flauw en worden taai. Te laat geoogste pruimen vertonen vaak rottingsverschijnselen. De oogstperiode staat voor elk ras aangegeven onder 03.05. 09.03
Opbrengst —
In de volgende tabel wordt een globaal overzicht van het opbrengstniveau weergegeven. Gemiddelde kg-opbrengst (lit. 02).
Indien men het ras Reine Claude verte oogst voor de verwerkende industrie, is de opbrengst meestal lager, omdat men dan de boom in één keer leegplukt. dec. '72
pruim
transport en verpakking
10.
10. TRANSPORT EN VERPAKKING 10.01
Transport en verpakking algemeen —
10.02
Fust — I n g e b r u i k z i j n m e e r m a l i g e h o u t e n k i s t j e s (pootjesbak) die van een interieur van gegolfd papier worden voorzien. De meeste 5 kg-kistjes hebben de bodemafmetingen van 43x31 cm en een hoogte van 12 cm (incl. pootje). De afmetingen kunnen op de verschillende veilingen wat variëren. Het zou aanbeveling verdienen de bodemafmetingen op 4 . 0 x 3 0 c m t e s t a n da a r d i s e r e n a a n g e z i e n h e t k i s t j e d a n • passend is voor de standaardpallets van 100x120 cm en 80x120 cm. Het produkt wordt met uitzondering van de vroege kaspruimen niet in eenmalige kleinverpakking geoogst resp. op de veilingen aangevoerd. Gezien de kwetsbaarheid van dit produkt, waardoor gemakkelijk beschadiging optreedt bij het overpakken, zou het oogsten in kleinverpakkingseenheden van 1 á 2 kg wenselijk zijn.
10.03
Pruimen worden over het algemeen in kistjes van 4 è 5 kg aangevoerd. Een kleine hoeveelheid kasprodukt voert men in het begin van het seizoen aan in kleinere eenheden, bijv. in doosjes van 4 á 5 stuks of in kistjes van 1 á 2 kg.
Verpakkingsvoorschriften — 1. De inhoud van iedere verpakkingseenheid moet uniform zijn; zij mag slechts vruchten van dezelfde variëteit, rijpheid, kwaliteit en sortering bevatten. De vruchten van de klasse Extra moeten bovendien gelijk van kleur zijn. 2. De verpakking moet zodanig zijn, dat een goede bescherming van het produkt is gewaarborgd. 3. Voor export moeten de pruimen worden verpakt in een schone solide eenmalige verpakking welke van ongebruikt materiaal is vervaardigd. 4. Het voor de verpakking te gebruiken papier en ander materiaal moet ongebruikt zijn en geen voor menselijke consumptie schadelijke invloed op het produkt hebben. 5. Wanneer het verpakkingsmateriaal bedrukt is, mag deze bedrukking slechts aan de buitenzijde voorkomen, zodat zij niet in aanraking komt met het produkt. 6. Het produkt dat in kleinverpakking wordt aangevoerd moet in schone, solide buitenverpakking worden geplaatst. 7. Voor export moeten de pruimen van klasse Extra in één laag worden verpakt; zij moeten door beschermend materiaal van de verpakking en van elkaar gescheiden zijn. 8 . Kaspruimen met een middellijn kleiner dan 40 mm (Early Laxton <30 mm) mogen slechts los verpakt
pruim
transport en verpakking
10.
en per kg worden aangevoerd. Zie voor verdere bijzonderheden de kwaliteits- en sorteringsvoorschriften van het Produktschap voor Groenten en Fruit en 'International Standardisation of Fruit en Vegetables no. 64', OECD-uitgave. 10.04
Pallettisering - H e t g e b r u i k v a n p a l l e t s v o o r t r a n s port Van pruimen beperkt zich tot het interne vervoer op sommige veilingen en voor het transport naar de verwerkende industrie.
10.05
Stuwmateriaal - N i e t v a n t o e p a s s i n g w e g e n s d e t e k l e i ne transporteenheden van pruimen.
10.06
Temperatuur tijdens transport -
10.07
Koeling bij transport - V o o r h e t v e r v o e r o v e r k o r t e afstanden zoals dat voor pruimen meestal plaatsvindt behoeft koeling niet als eis te worden gesteld. Bij eventuele transportkoeling dient het 'produkt vóór het laden te worden afgekoeld. Koeling tijdens het transport is meestal niet mogelijk Het voorkoelen dient in een (voor)koelcel te geschieden. Pruimen zijn niet geschikt voor vacuiimkoeling.
Bij transporten over langere afstanden dient men zich aan onderstaande produkttemperaturen te houden: maximale temperatuur bij het laden 0 tot 4°c aanbevolen temperatuur bij vervoer 0 tot 4°c, toelaatbare temperatuur bij vervoer 0 tot 8°C. Temperatuurschommelingen moet men zoveel mogelijk vermijden i.v.m. de vorming van condens op de vruchten bij overbrengen naar hogere temperaturen.
pruim
bewaring en opslag
11.
11. BEWARING EN OPSLAG 11.01
11.02
Bewaring en opslag algemeen -
Pruimen zijn beperkt houdbaar wegens verkleuringen van de schil, vooral bij gele rassen, en de gevoeligheid voor lage-temper a tu u r b ed e rf . De bewaarbaarheid van de verschillende rassen loopt uiteen. Victoria is een van de meest houdbare rassen. De voor bewaring bestemde pruimen mogen niet te rijp geoogst worden, maar ze moeten wel volgroeid zijn (smaak).
Bewaar- en opslagruimte - V o o r e e n o p t i m a a l k w a l i t e i t s behoud over een zo lang mogelijke periode verdient het aanbeveling om de vruchten in een gekoelde ruimte te. plaatsen (gekoelde wagen, koelhuis, koelmeubel).
11.03
Koeling bij bewaring en opslag -
11.04
Houdbaarheid en condities -
Koelen verdient aanbeveling. Voorkoelen van dit voor export minder belangrijk produkt wordt in Nederland niet toegepast. De aanbevolen bewaartemperatuur is 0°C bij een r.v. van 90%. Bij 0-1°C zijn de pruimen 1-3 weken houdbaar, bij 2-50C en 90% r.v. 5-14 dagen. Ongekoeld (ca. 20°C) zijn ze slechts 1 á 2 dagen houdbaar. De houdbaarheid is mede afhankelijk van het rijpheidsstadium en het ras. In de volgende houdbaarheidsgrafieken staat voor de voornaamste rassen de houdbaarheid bij verschillende temperaturen weergegeven.
PRUIM V ic t o r i e
Houdbaarheids grafieken voor de pruim. Bij te lang voortgezette bewaring verliest het produkt zijn smaak, aroma en stevigheid. Dit zijn vormen van lage-temperatuurbederf. Als methode tegen het optreden van dit smaakverlies raden buitenlandse onderzoekers
pruim
bewaring en opslag
11.
wel aan, elke week gedurende 1 dag de temperatuur delijk te verhogen tot ca. 15°C en daarna weer te len.
tijkoe-
CA-bewaring vindt in de praktijk in Nederland geen toepassing. Resultaten van CA-bewaring met pruimen in het buitenland staan o.a. vermeld in lit. 01. 11.05
Kwaliteitsvermindering - K w a l i t e i t s v e r m i n d e r i n g o n t staat door verlies aan smaak en aroma en vochtverlies. Bij een te rijp produkt kan de schil barsten, wat snel tot schimmel- en rotaantasting leidt. Bij le lang voortgezette bewaring bij lage temperaturen ontstaat er lage-:.temperatuurbederf (zie 11.07).
11.06
Gewichtsverlies - D i t o n t s t a a t v o o r n a m e l i j k a l s g e volg van vochtverlies. ,Bij te langdurige bewaring bij te lage luchtvochtigheid gaat het produkt als gevolg van vochtverlies rimpelen. De schil wordt dan taai.
11.07
Schade tengevolge van temperatuur - B i j t e l a n g v o o r t gezette bewaring bij te lage temperatuur ontstaan er vooral bij rijpe vruchten glazige plekken en wordt het vruchtvlees vezelig. Gele rassen zijn gevoelig voor bruinverkleuring van de schil. Beneden -1°C treedt bevriezingsschade op.
11.08
Gemengde opslag - I n d e v o l g e n d e t a b e l w o r d t w e e r g e geven welke opslagcondities ongewenst zijn. Het 'waarom' wordt weergegeven met de volgende letters: T = verschil in optimale opslagtemperatuur, V = verschil in optimale relatieve luchtvochtigheid, 5 = ongewenste smaak- of geuroverdracht, R= ontwikkeling van vluchtige rijpingsstoffen. Indien er een streepje staat, wil dat zeggen dat er geen ongewenste gevolgen zijn voor het produkt of de pruim bij desbetreffende combinatie. Opslagcombinaties voor de pruim met andere produkten
dec. '72
pruim
kwaliteit en sortering
12.
12. KWALITEIT EN SORTERING 1 2 . 0 1 Kwaliteit en sortering algemeen - I n d i e n d e p r u i m g o e d geteeld is en op tijd geplukt, dan is sorteren niet nodig. I n d i e n m e n w e l s o r t e e r t , d a n g e s c h i e d t d i t veelal tijdens de oogst. 12.02
Sortering naar kwaliteit - B i j d e k w a l i t e i t s s o r t e r i n g , meestal direct bij de oogst, worden de afwijkende en gebarsten vruchten verwijderd. Gebarsten vruchten die ontstaan tengevolge van regenval na een droogteperiode, moeten beslist verwijderd worden.
12.03
Sortering naar grootte of gewicht -
Pruimen worden ingedeeld in grootteklassen. Indien pruimen voldoende. gedund zijn, is sorteren op maat overbodig. Indien onvoldoende gedund is, kan men volstaan met het uitsorteren van klasse I; de rest is dan alleen geschikt voor industriële verwerking. De groottesortering geschiedt voornamelijk met de hand.
12.04
Kwaliteitsvoorschriften - v o l g e n s d e v e r o r d e n i n g e n van het Produktschap voor Groenten en Fruit. 1. Minimumeisen. De vruchten moeten zijn: intact, gezond (behoudens de bepalingen voor iedere klasse), zuiver, in het bijzonder vrij van resten van bestrijdingsmiddelen, vrij van abnormale uitwendige vochtigheid, vrij van vreemde geur of smaak. De vruchten moeten een voldoende ontwikkeling hebben bereikt. De rijpheid moet zodanig zijn dat de vruchten bestand zijn tegen vervoer en behandeling. Ze moeten in goede staat blijven tot op de plaats van bestemming en aan de eisen van de handel op de plaats van bestemming voldoen. 2. Indeling in klassen. Voor export zijn toegestaan kwaliteitsklassen Extra en 1.
Klasse Extra. De in deze klasse ingedeelde vruchten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerkende vorm, ontwikkeling en kleur van de variëteit hebben. Ze moeten: - vrij zijn van alle gebreken, - nagenoeg geheel met het bij de variëteit behorende waas overdekt zijn, - stevig vruchtvlees hebben. De vruchten van de klasse Extra moeten zorgvuldig met de hand zijn geplukt. Pruimen van de variëteit Tonneboer mogen niet in de klasse Extra
pruim
kwaliteit en sortering
12.
worden ingedeeld. Klasse I. De vruchten van deze klasse moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit vertonen. Toegestaan zijn echter: een kleine afwijking in de vorm, een kleine afwijking in de ontwikkeling, - een geringe kleurafwijking. Afwijkingen aan de schil die het algemene uiterlijk en de houdbaarheid niet nadelig beinvloeden, zijn voor iedere vrucht toegestaan, behoudens de volgende bepaling: langwerpige afwijkingen mogen een lengte van een derde van de maximale middellijn van de vrucht niet overschrijden. In het bijzonder worden dichtgegroeide scheuren toegelaten bij de variëteiten van Gou'dkleurige Reine-Claudes. Hieronder worden verstaan ReineClaudes (Groene Abrikozen, Dauphines, Greengages) welke een groene schil hebben met een enigszins geelachtige weerschijn. De steel mag beschadigd zijn of ontbreken, mits daardoor geen bederf kan optreden. De vruchten van de klasse I moeten zorgvuldig met de hand zijn geplukt. Klasse II. Tot deze klasse behoren vruchten van handelskwaliteit die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, doch die aan de hierboven vastgestelde minimumeisen voldoen. Afwijkingen aan de schil die het uiterlijk of de houdbaarheid niet nadelig beinvloeden, zijn toegestaan, mits hun oppervlakte niet groter is dan een vierde van het totale oppervlak. Klasse III. Tot deze klasse behoren vruchten van handelskwaliteit die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, doch die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen en nog geschikt zijn voor fabrieksmatige verwerking. In de klassen Extra, I en II onderscheidt men natuurpruimen en kaspruimen. 3. Toleranties. In iedere verpakkingseenheid mogen voor de klasse Extra 5% en voor de overige klassen 10% van het aantal of het gewicht aan vruchten voorkomen, die niet beantwoorden aan de normen van de klasse waarin zij zijn ingedeeld, maar wel aan d i e v a n d e v o l g e n d e k l a s s e o f , v o o r k l a s s e III, geschikt zijn voor fabrieksmatige verwerking. 12.05
Sorteringsvoorschriften —
De sortering naar grootte is verplicht voor de klassen Extra, I en de meting voor de sortering naar grootte geschiedt naar
dec. '72
pruim
kwaliteit en sortering
12.
de maximale middellijn van de grootste dwarsdoorsnede. De minimum-doorsnede is voor de voornaamste rassen opgenomen in de volgende tabel. Voor de klasse Extra en I mag het verschil tussen de kleinste en de grootste vrucht in eenzelfde verpakkingseenheid niet meer bedragen dan 10 mm. De middellijn van kaspruimen voor export moet ten minste 45 mm zijn. Minimumafmetingen van pruimen.
Een uitgebreidere tabel staat in de 'Kwaliteits- en Sorteringsvoorschriften Fruit' (uitgave Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland volgens de verordeningen van het PGF). Toleranties. Voor alle klassen: 10% van het aantal of het gewicht aan vruchten per verpakkingseenheid dat beantwoordt aan de eisen van de sortering die onmiddellijk hoger of lager ligt dan de aangegeven sortering, met dien verstande dat geen enkele vrucht van klasse Extra en I meer dan 3 mm kleiner is dan de vastgestelde minimum-afmeting. In geen geval mogen afwijkingen in kwaliteit en grootte samen meer bedragen dan: 1. 10% voor de klasse Extra, 2. 15% voor de klassen I en II. 1.06
Aanduidingsvoorschriften — O p d e b u i t e n z i j d e v a n i e d e re verpakkingseenheid moeten in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters de volgende gegevens zijn aangebracht: 1. klasse, 2 . grootte, door vermelding van de sorteringsgrenzen in mm (behalve voor los verpakte produkten), 3. 'natuurpruimen' indien het in de volle grond geteelde pruimen betreft (bij gesloten verpakking), L. ' k a s p r u i m e n ' i n d i e n h e t o n d e r g l a s g e t e e l d e p r u l -
pruim
kwaliteit en sortering
12.
men betreft, (bij gesloten verpakking), 5. naam van het ras. Voor export moet tevens vermeld staan: 6. naam en adres of code van verpakker en afzender, 7. produktiegebied of aanduiding van land, streek of plaats, 8. netto gewicht. 12.07
Sorteermachines — Z o a l s r e e d s v e r m e l d o n d e r 1 2 . 0 1 i s sorteren naar groot„.te bij juiste dunning niet noodzakelijk. Eventueel sorteert men met de hand tijdens het oogsten een gedeelte afwijkende vruchten uit. Sorteermachines worden voor het sorteren op grootte daarom slechts incidenteel gebruikt. Gezien de kwaliteitsachteruitgang van dit kwetsbare produkt is het niet aan te bevelen. Men gebruikt er meestal 'fruitsorteermachines' voor, zoals die onder de APPEL beschreven staan.
12.08 en 12.09 12.10
Coaten —
Dompelen en reinigen —
niet van toepassing.
onvoldoende ervaring in Nederland.
pruim
kl e i n v e r p a k k i n g
13.
13. KLEINVERPAKKING 13.01
Toepassing —
13.02
Hoeveelheid —
13.03
Bewerking —
13.04
Verpakking —
Hoewel het voor het kwaliteitsbehoud wenselijk zou zijn, wordt dit produkt niet in kleinverpakking geoogst resp. aangevoerd in Nederland. Kleinverpakking vindt vrijwel alleen plaats voor verkoop in zelfbedieningszaken. GeTmporteerde pruimen worden wel kleinverpakt aangevoerd.
1.
2.
meestal 1 kg per verpakkingseenheid.
aangetaste en rotte vruchten verwijderen.
bakje of schaaltje van karton, papierpulp of polystyreenschuim al of niet omwikkeld met p.v.c. rekfolie, eventueel p.v.c. krimpfolie, hengselmandje van 15.v.c.
Pruimen in kleinverpakking. 13.05 Omverpakking —
Hát geïmporteerde produkt dat vaak kleinverpakt wordt ingevoerd bevindt zich meestal in een eenmalig houten kratje. Binnenlands produkt wordt vrijwel niet kleinverpakt aangevoerd.
13.06
Verpakkingsplaats — H e t b i n n e n l a n d s p r o d u k t w o r d t d i rect bij de winkelier kleinverpakt of centraal in opdracht van een winkeliersorganisatie of grootwinkelbedrijf.
pruim
industriële verwerking
14.
14. INDUSTRIELE VERWERKING 14.01 V e r w e r k - i n g a l g e m e e n Hoewel pruimen zich in het algemeen goed voor conserveren lenen, spelen pruimenprodukten geen rol van betekenis in het Nederlandse conservenpatroon. Ondanks het feit .dat er een groot aantal pruimetypen bestaan, is de toch al niet uitgebreide verwerking de laatste jaren sterk gedaald. Theoretisch bestaat de mogelijkheid pruimen te conserveren tot vruchten op water, op zware en extra zware siroop, er sap van te maken, enz. In de praktijk komen de volgende mogelijkheden voor: 1. als halffabrikaat, pulp, geconserveerd met SO2, 2. als eindprodukt, jams, pruimen op lichte siroop. In Nederland worden pruimen niet gedroogd. Gedroogde pruimen worden uitsluitend ingevoerd. -
Verwerkte hoeveelheid verse pruimen gespecificeerd naar verwerkingsmethoden in mln kg.
1) inclusief de hoeveelheden, in de loop van het jaar doorverwerkt tot jam en andere eindprodukten. Pruimenpulp - De fabricage van pruimenpulp loopt hoe langer hoe meer terug in verband met de verminderende belangstelling van het publiek voor pruimenjam. Hoewel pruimenjam zeer smakelijk kan zijn, blijft het aroma toch achter bij dat van aardbeien, abrikozen en andere jams. Ook de kleur is wat minder aantrekkelijk. Men kan onderscheid maken tussen rode en gele pruimenjam, waarvoor vaak dezelfde rassen gebruikt worden. De eerstgenoemde worden dan van een kleurstof voorzien. In principe zijn de meeste prulmerassen geschikt voor de jamfabricage; kwetsen komen door hun hoog zuurgehalte minder in aanmerking. Een aparte, hoewel zeer bescheiden plaats neemt de Reine Claude verte-jam in, gemaakt van de gelijknamige groene pruim. Deze groene kleur is thans bij het publiek niet meer geliefd. Behalve in pruimenjams wordt pruimenpulp ook in andere dec. '72