A2 ’s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Datum: mei 2011
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Pagina 2 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Inhoud
1 1.1 1.2
Inleiding — 5 Aanleiding — 5 Leeswijzer — 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Mitigatie van effecten op natuur — 7 Effecten op Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek — 7 Effecten op Beschermd Natuurmonument De Kavelen — 9 Effecten op de EHS in Noord-Brabant — 10 Effecten op beschermde soorten (Flora- en faunawet) — 12
3 3.1 3.2
Het compensatieplan — 17 De compensatieopgave — 17 Realisatie — 17
4
Colofon — 19
Bijlagen — 21
Pagina 3 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Pagina 4 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
1 Inleiding
De capaciteit van de A2 tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven wordt vergroot door middel van een wegverbreding, om de mobiliteit in de regio te verbeteren. Deze wegverbreding veroorzaakt effecten op natuurwaarden (Natura 2000-gebied, EHS en beschermde soorten). In voorliggend rapport worden de maatregelen beschreven waarmee de effecten zo veel mogelijk worden voorkomen (mitigerende maatregelen), niet voorkombare effecten worden volledig gecompenseerd. 1.1 Aanleiding In 2002 heeft het kabinet besloten de grootste problemen op het hoofdwegennet aan te pakken met het pakket Fileplan ZSM (Zichtbaar-Slim-Meetbaar). Met dit pakket dienen de grootste verkeersknelpunten in Nederland op korte termijn te worden opgelost of verlicht. Eén van de knelpunten is het traject van de A2 tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. De capaciteit van dit deel van de A2 is in de huidige situatie onvoldoende om het verkeersaanbod te kunnen verwerken, met files tot gevolg. Op dit moment zijn de rondweg ’s-Hertogenbosch en de randweg Eindhoven verbreed naar 4x2 rijstroken. Hierdoor neemt het verkeersaanbod op de A2 tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven nog verder toe. In de Verkeersgegevens Planstudie A2 ’s-Hertogenbosch - Eindhoven is hier meer informatie over te vinden. Daarom is Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant voornemens om de wegcapaciteit tussen van de A2 tussen de rondweg ’s-Hertogenbosch en de randweg Eindhoven te vergoten. Uitgangspunt is het voorkeursalternatief, een verbreding naar 2x3 rijstroken. Kunstwerken (zoals bruggen en viaducten) worden niet verbreed. Op deze wijze wil Rijkswaterstaat de doorstroming op de Rondweg Den Bosch garanderen. In de omgeving van dit deel van de A2 liggen gebieden met hoge natuur- en landschapswaarden: Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en leefgebied voor beschermde soorten. Voor het oplossen van de verkeerskundige knelpunten wordt gezocht naar maatregelen waarbij natuur en landschap zo goed mogelijk worden behouden en aantasting ervan wordt tegengegaan. De bescherming van soorten en (natuur)gebieden is in Nederland op drie niveaus geregeld: ● De soortbescherming door de Flora- en faunawet; ● de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden door de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 en ● de veiligstelling van de Ecologische Hoofdstructuur in de Nota Ruimte, de Structuurvisie en de Verordening ruimte. In de EHS-toets zijn de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS getoetst. De soortbescherming is in een aparte toetsing aan de verbodsbepalingen van de Flora- en faunatoets uitgewerkt. In de directe nabijheid van het tracé ligt het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. De toetsing van de mogelijke negatieve effecten van de wegverbreding instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied wordt gedaan in de voortoets en de Passende Beoordeling. In de voortoets is eveneens getoetst aan de wezenlijke kenmerken van het Beschermd Natuurmonument De Kavelen. Het mitigatie- en compensatieplan is gebaseerd op een aantal studies die zijn gerapporteerd (Natuurbeschermingswet 1998 deel A: voortoets Natura 2000 en BN, DHV & RWS, 2011; Natuurbeschermingswet 1998 deel B: Passende Beoordeling stikstofdepositie, Bureau Waardenburg, DHV & RWS 2011; Flora- en faunawet toetsing, DHV, 2011; Toetsing EHS en Boswet, RWS, 2011). Uitgebreide Pagina 5 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
beschrijvingen van het wettelijke kader en beleidskader, de effectbeoordeling en argumentatie zijn in deze rapporten te vinden. De uitkomsten van deze rapporten vormen de input voor dit mitigatie- en compensatieplan. 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk twee worden de mitigerende maatregelen die de effecten moeten voorkomen en verzachten beschreven. Niet alle effecten kunnen worden voorkomen, wat resulteert in een compensatieopgave (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 is de compensatieopgave uitgewerkt in een compensatieplan.
Pagina 6 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
2
Mitigatie van effecten op natuur
In de Voortoets, de Passende Beoordeling, de Flora- en faunawettoetsing en de Toetsing EHS en Boswet zijn de effecten van het project (wegverbreding A2 ’s-Hertogenbosch - Eindhoven) op natuur onderzocht. In dit hoofdstuk worden de conclusies uit deze toetsen beschreven en kort toegelicht. Daarnaast zijn mitigerende maatregelen opgenomen, oftewel maatregelen om de negatieve effecten te voorkomen danwel te verzachten. Het kan zijn dat mitigatie niet alle effecten kan voorkomen of verzachten. In dat geval is er sprake van een resteffect. Hoe met dit resteffect wordt omgegaan hangt af van de wetgeving of spelregels waaraan wordt getoetst. In de achterliggende rapportages is uitgewerkt tot welke compensatie opgave het resteffect leidt. 2.1
Effecten op Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek De wegverbreding van de A2 tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven veroorzaakt een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Vlijmens ven, de Moerputten & Bossche Broek. In vergelijking met de huidige situatie (2011) is de stikstofdepositie in 2013 (plan situatie) in het grootste deel van het Natura 2000-gebied hoger. Voor alle habitat typen en soorten die daar van afhankelijk zijn (Drijvende waterweegbree, Pimpernelblauwtje en Donker pimpernelblauwtje) is er sprake van een toename. In 2020 (plansituatie) is de stikstofdepositie in een deel van het Natura 2000-gebied hoger dan in 2011. Dit zorgt ervoor dat voor het habitattype Blauwgrasland er in 2013 gemiddeld 17 mol N/ha/j en in 2020 nog sprake is van een toename in de stikstofdepositie ten opzichte van 2011 met 8 mol N/ha/j. In het deelgebied Vlijmens Ven en in delen van de deelgebieden Moerputten en Bossche Broek neemt in 2020 de stikstofdepositie af ten opzichte van 2011. Voor de habitattypen Glanshaver- en vossenstaarthooilanden en Kranswierwateren betekent dit dat in 2020 de stikstof depositie onder het niveau van 2011 ligt. Uit de ecologische effectbeoordeling van de verkeergerelateerde stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen blijkt dat deze in relatie tot andere sturende procesfactoren geen reële effecten heeft op de natuurlijke kenmerken van het Natura-2000-gebied in het licht van de instandhoudingsdoelen. Uitzondering vormt het habitattype Blauwgraslanden. Blauwgraslanden De stikstofdepositie toename door de wegverbreding A2 ’s-Hertogenbosch Eindhoven inclusief de autonome ontwikkeling heeft mogelijk negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen van het habitattype Blauwgraslanden. Het aanwezig areaal is gering (11,5 ha), waarvan meer dan de helft in de Moerputten (6,7 ha) door verdroging en verzuring onder druk staat. Gelet op de achteruitgang van het huidig areaal, de kwetsbaarheid van het resterend areaal, de verbeterdoelstelling en onzekerheid over urgente uitbreiding zijn mogelijk significante effecten door de wegverbreding niet uit te sluiten. • in de Moerputten treedt in de huidige situatie kwaliteitsverlies van Blauwgraslanden op door verdroging en verzuring. Op korte termijn is er geen zicht op uitvoering van benodigde hydrologische verbetermaatregelen om dit kwaliteitsverlies tegen te gaan. Gezien de aanwezige milieustress betekent de (tijdelijke) toename in stikstofdepositie door de wegverbreding, alhoewel deze klein is en wegvalt in de daling in achtergronddepositie, impliciet een kleine versnelling van het kwaliteitsverlies dat al gaande is.
Pagina 7 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
• op korte termijn is er geen zicht op snelle uitbreiding van Blauwgraslanden door EHS aankoop en inrichting in potentiële gebieden Vlijmens ven en Honderd Morgen/De Maij die het kwaliteitsverlies kan opvangen. • Het areaal Blauwgraslanden 4,8 ha in het Bossche Broek is van goede kwaliteit en komt voor in mozaïek met Overgangs- en trilveen. Hier is in 2020 nog sprake van een gemiddelde stikstofdepositietoename ten opzichte van 2011. o Door kwaliteitsverlies in de Moerputten wordt het belang van behoud van dit geringe areaal in het Bossche Broek groot en kwetsbaar. o Uitbreiding van Blauwgraslanden in het Bossche Broek is voorzien op de langere termijn; de toename in 2020 zorgt voor een enigszins remmend effect op de ontwikkeling van Blauwgraslanden vanwege langzame verschraling van de fosfaatrijke terreinen. Om de effecten van deze (grotendeel tijdelijke) toename te mitigeren worden mitigerende maatregelen genomen. Door deze mitigerende maatregelen zijn significant negatieve effecten uit te sluiten. 2.1.1
Mitigerende maatregelen N2000 - Blauwgraslanden Om zekerheidshalve de negatieve effecten (die mogelijk significant zijn) vanwege stikstofdepositietoename op de Blauwgraslanden weg te nemen, zullen passende mitigerende maatregelen worden getroffen. Hiertoe zijn de verschillende mogelijkheden voor mitigatie op hoofdlijnen verkend. Ten eerste is gekeken naar aanpak bij lokale bronnen van stikstof in/nabij het Natura 2000-gebied: verkeer, stedelijk gebied (gebouwen/industrie) en landbouw. Uit de analyse blijkt dat maatregelen bij de bron niet mogelijk zijn (geen bedrijven in de omgeving) en/ of niet het gewenste verbeteringseffect op de Blauwgraslanden in het Natura2000-gebied hebben. Bronmaatregelen zijn geen goede optie zijn als mitigerende maatregel. Vervolgens zijn de mogelijkheden voor technische maatregelen langs de A2 verkend (schermen). Schermen met filters kunnen de depositie van stikstof verminderen binnen een afstand van 50 tot 100 meter van de weg. In het Natura 2000-gebied treedt door deze maatregel geen aantoonbare vermindering in stikstofdepositie op; de uitlaatgassen die de depositie veroorzaken zijn nog aanwezig en slaan neer in het gebied. Ook technische maatregelen langs de weg zijn geen reële mitigerende maatregel. Als laatste optie is gekeken naar effectgerichte maatregelen, die de effecten van de extra depositie teniet kunnen doen. Er zijn twee sleutelprocessen voor Blauwgrasland geïdentificeerd die daarvoor bekekenen zijn, namelijk het hooilandbeheer en het hydrologisch beheer. Ten aanzien van hooilandbeheer: de Blauwgraslanden worden momenteel goed beheerd (maaien en afvoeren), er is geen sprake van achterstallig beheer. Een extra bijdrage aan het beheer is niet mogelijk. Ten aanzien van hydrologisch beheer: in het Bossche Broek zijn al maatregelen genomen (of op korte termijn voorzien) om de hydrologie op orde te brengen. In het Bossche Broek zijn geen extra maatregelen ten aanzien van hydrologie mogelijk. In de andere deelgebieden (Vlijmens Ven en Moerputten) zijn wel mogelijkheden om bij te dragen aan herstel van de hydrologie. Door herstel van de hydrologie kan Blauwgrasland tot ontwikkeling komen en wordt het behalen van de instandhoudingsdoelstelling versneld. Dit doet het remmende effect dat de toename van de stikstofdepositie heeft op de Blauwgraslanden teniet. Dit is de enige beschikbare mitigerende maatregel. Deze maatregel is uitgewerkt in een mitigatieplan dat als bijlage bij de Passende beoordeling is gevoegd. (Royal Haskoning, 2011) Pagina 8 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Omvang opgave – versnelling uitbreiding Blauwgraslanden Het effect van de stikstofdepositiebijdrage van de wegverbreding is niet zonder meer te vertalen naar een areaal Blauwgrasland. Uitgaande van het aanwezig areaal Blauwgrasland bestaat de opgave uit 11,5 ha Blauwgrasland. Hierdoor is blijvend behoud van huidig areaal (in oppervlakte en kwaliteit) mogelijk. Maatregel In het deelgebied Vlijmens Ven zijn potenties voor ontwikkeling van Blauwgrasland. Hiervoor moet de hydrologie worden aangepast en eventueel de voedselrijke toplaag worden verwijderd. Voordat de hydrologie echter kan worden aangepast, moet een aaneengesloten eenheid beschikbaar zijn. Na een verkenning in het gebied, is een geschikt gebied naar voren gekomen (zie afbeelding 2-1). Natuurmonumenten heeft al grond in eigendom. Door verwerving van circa 20 hectare grond (RWS) kan in het gehele gebied de hydrologie worden aangepast en kunnen soortenrijke graslanden, waaronder Blauwgrasland versneld tot ontwikkeling komen (circa 60 ha).
Afbeelding 2 1 Zoekgebied voor grondverwerving en herinrichting (rood). Gronden die al in eigendom zijn van Natuurmonumenten zijn geel gemarkeerd, gronden van overige eigenaren zijn groen gemarkeerd.
De gekozen mitigerende maatregel is qua omvang (20 ha) groter dan de daadwerkelijke opgave (11,5 ha). Doordat herstel van de hydrologie alleen over een groter oppervlak kan worden uitgevoerd, is dit de enige optie. Om zekerheid te bieden over de mitigerende maatregel (tijdige uitvoering) zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in een bestuursovereenkomst. 2.2
Effecten op Beschermd Natuurmonument De Kavelen De wegverbreding van de A2 tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven veroorzaakt geen significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Beschermd Natuurmonument De Kavelen; er hoeft niet gemitigeerd of gecompenseerd te worden. Pagina 9 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
2.3
Effecten op de EHS in Noord-Brabant Negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS van NoordBrabant als gevolg van de wegverbreding A2 ’s-Hertogenbosch - Eindhoven zijn onvermijdelijk. Uit de EHS toets (RWS, 2011) blijkt dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de omliggende EHS-gebieden worden aangetast door versnippering door een mogelijk effect op twee faunapassages. De verbreding van de A2 heeft niet op andere wijze dan boven beschreven effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Er zijn dan ook geen significante effecten via vernietiging, verstoring, verzuring veranderingen in de condities van water, bodem of lucht, vergeleken met de autonome ontwikkeling.
2.3.1
Mitigerende maatregelen Maatregelen op voorhand opgenomen in het ontwerp In het ontwerp zijn een aantal maatregelen opgenomen waardoor negatieve effecten op omliggende natuurwaarden voorkomen worden. Door toepassing van geleiderail wordt het ruimtebeslag voor de wegverbreding beperkt. Vanuit Wet Geluidhinder worden geluidsmaatregelen (geluidsarm tweelaags ZOAB, nieuwe en verhoogde bestaande geluidschermen) toegepast. Hierdoor wordt de geluidhinder op woonkernen verminderd. Dit heeft mede als gevolg dat het verstorend effect op natuur ter hoogte van deze maatregelen wordt verzacht. Faunapassages Bestaande faunapassages mogen hun effectiviteit niet verliezen, dat betekent dat tijdens de werkzaamheden geen bouwketen nabij de ingang van een passage worden geplaatst. Daarnaast moet in het definitief ontwerp zorg worden gedragen voor de passages: geen passages perforeren bijvoorbeeld bij de aanleg van een geleiderail; geen ingangen afdichten of onbereikbaar maken; het geleidingshekwerk (dassengaas) niet verwijderen en vervangen indien het geleidinghekwerk moet wijken. Op het tracé zijn In totaal elf faunatunnels aanwezig. Op basis van informatie en revisietekeningen van Rijkswaterstaat is bepaald of de huidige tunnel past binnen het toekomstig wegprofiel. De meeste faunapassages zijn dusdanig geplaatst dat de verbreding van de A2 geen gevolgen heeft voor de functionaliteit van de passage. Er is gebleken dat twee faunatunnels te kort zijn, waardoor de nieuwe verharding en berminrichting een probleem oplevert voor de functionaliteit hiervan. Deze fauna tunnels, op km 126.028 en 135.264, zullen met ca. 3 meter verlengd moeten worden. Daarnaast zal het op deze plekken aanwezige dassengaas moeten worden verplaatst. Zodoende is de functionaliteit gewaarborgd. Extra ontsnipperende maatregelen ecologische verbinding Ekkersrijt Ondanks het feit dat de voorgestelde verbreding geen negatieve effecten zal hebben voor de EVZ Ekkersrijt (formeel geen mitigerende maatregel nodig), krijgt deze EVZ een positieve impuls. Dit knelpunt is ontstaan door eerder aanleg van infrastructuur bundels en wegverbredingen. Dienst Landelijk gebied heeft hiervoor al een visie opgesteld waarin een natte verbindingszone onder de A2 is opgenomen, waarbij de kamsalamander als doelsoort richting heeft gegeven aan de visie. Om de barrière werking van de weg te verminderen, wordt de verbindingszone langs de Ekkersrijt zo ingericht dat deze ook passeerbaar is voor landgebonden zoogdieren (op dit moment is de ecologische verbinding niet functioneel voor landgebonden soorten). Marterachtigen en kleine zoogdieren hebben evenals de doelsoort kamsalamander baat bij een verbinding tussen de Oirschotse heide en de Nieuwe Heide. Om de negatieve effecten op te heffen die in het verleden zijn ontstaan worden bestaande duikers onder de A58 en verbindingswegen A2/A58 flink ingekort en Pagina 10 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
worden deze van loopstroken voorzien, zodat ze passeerbaar zijn voor amfibieën (kamsalamander) én kleine grondgebonden zoogdieren en marterachtigen. Voor geleiding van de dieren naar de duikers toe en ter voorkoming van faunaslachtoffers worden amfibie-/kleinwildschermen geplaatst. Om optimaal te functioneren worden binnen knooppunt Ekkersweijer de betegelde oevers van de Ekkersrijt natuurlijk heringericht en wordt er een voortplantingspoel als stapsteen voor kamsalamanders gerealiseerd. De poel wordt dusdanig ontworpen dat de natuurwinst maximaal is. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Zoveel mogelijk bos blijft behouden; • De poel staat niet in directe verbinding met de watergang en mag in warme zomers droog vallen; • 15-20 meter rondom de poel wordt vrijgehouden van bomen in verband met bladval; • De poel krijgt een omvang van ca 700 m2; • De noordoever van de poel wordt lang en flauw, zodat warme en ondiepe delen als voortplantingsplek voor amfibieën kunnen dienen; • De zuidkant mag dieper (1,5 m), zodat bij strenge vorst de amfibieën overleven.
Afbeelding 2 2 Schets impuls EVZ Ekkersrijt
Pagina 11 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
In het landschapsplan zijn maatregelen opgenomen om de functionaliteit van bestaande ecologische verbindingszones te verbeteren. Dit zijn optionele maatregelen. Door de aanleg van dekkingbiedende struwelen en begroeiingen als begeleiding naar verbindingszones langs de Zuid-Willemsvaart, de Dommel en het Wilhelminakanaal worden de oevers hiervan beter geschikt als ecologische verbinding voor landgebonden soorten. 2.3.2
Resteffect - compensatieopgave EHS Met de uitvoering van bovenstaande mitigerende maatregelen zijn alle negatieve effecten op de EHS geneutraliseerd. Er is geen sprake van een resteffect; er is geen compensatie nodig.
2.4
Effecten op beschermde soorten (Flora- en faunawet) Veldonderzoeken voor de toetsing Flora- en faunawet hebben plaatsgevonden in 2002, 2005 en 2008. Deze gegevens zijn nog voldoende actueel voor de toetsing. Sinds 2008 hebben zich niet zodanige veranderingen voorgedaan dat moet worden aangenomen dat andere soorten voorkomen. Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet komen een aantal effecten op beschermde soorten naar voren. Het gaat bij de voorgenomen werkzaamheden om tijdelijke effecten tijdens de uitvoer en permanente effecten na ingebruikname van de extra rijbaan. Soorten die in de berm of dicht bij de snelweg voorkomen lopen hierbij het grootste risico. Een aantal van deze effecten zijn goed te mitigeren. Tijdelijke effecten die optreden tijdens de uitvoer zijn: • verstoring door geluid, licht en mensen (zoogdieren, reptielen/amfibieën, vogels) van zowel leefgebied als vaste verblijfplaatsen (vleermuizen, vogels); • een tijdelijk onbeschikbare berm als foerageergebied en leefgebied; • vernietiging van groeiplaatsen (planten) in de berm (alleen gezien als tijdelijk wanneer berm na herinrichting weer geschikt is als herkolonisatie). Permanente effecten die optreden na ingebruikname zijn: • vernietiging groeiplaats (planten); • vernietiging foerageergebied en leefgebied. Effecten als vermesting en versnippering worden niet verwacht voor de soorten voorkomend langs dit deel van het tracé. Aanwezige soorten zijn niet tot weinig gevoelig voor vermesting, aangezien deze soorten voorkomen langs bij de huidige hoge stikstofdepositie. Door autonome ontwikkelingen neemt de depositie, en daarmee de vermesting, alleen maar verder af. De barrièrewerking van de snelweg zelf is al heel groot in de huidige situatie. Op een aantal zijn de knelpunten opgelost door de realisatie van dassentunnels en een ecoduct. De voorgenomen activiteit heeft dus geen gevolgen met betrekking tot vermesting en versnippering, deze effecten zijn voor de beoordeling niet van belang. De tijdelijke en permanente effecten worden als volgt gemitigeerd; Algemeen – Om verstoring door nachtelijk kunstlicht tijdens de aanlegfase te beperken worden werkzaamheden zoveel mogelijk overdag uitgevoerd. Wanneer werkzaamheden in de schemering of nacht dienen te worden uitgevoerd, wordt voorkomen dat licht uitstraalt naar de omgeving door het gebruik van speciale armaturen of het gericht plaatsen van verlichting. Verlichting (bouwlampen) bij opslagdepots wordt beperkt; indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van infraroodverlichting en infraroodcamera’s ten behoeve van beveiliging of bewegingssensoren. Pagina 12 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
– Aantasting van natuurlijke begroeiing wordt zoveel mogelijk voorkomen door gebruik te maken van bestaande wegen (rijksweg A2 en bestaande onverharde parallelwegen). Oude laanstructuren (met name in de omgeving van Vught) worden hierbij vermeden. Indien dit niet mogelijk is dienen maatregelen genomen te worden om verdichting van de bodemstructuur te voorkomen (bijvoorbeeld rijplaten). – Aanleg van werkwegen en opslagdepots vindt, indien strikt noodzakelijk voor uitvoering van de werkzaamheden, zoveel mogelijk plaats op niet tot slecht ontwikkelde soortarme habitattypen met lage natuurwaarden. Hierbij worden plekken waar kwetsbare flora aanwezig is, of plekken nabij het ecoduct met een hoge natuurwaarde, ontzien. – Indien ophoogzand wordt toegepast bestaat dit zoveel mogelijk uit gebiedseigen, schoon voedselarm of gevarieerd substraat. – De functionaliteit van huidige faunapassages en rasters mag niet aangetast worden tijdens en na de werkzaamheden. Flora – Groeiplaatsen van Lange ereprijs, Rietorchis, Steenanjer, Brede wespenorchis, Zwanenbloem en Grasklokje in de berm moeten zoveel mogelijk worden ontzien om de herkolonisatie van de berm te faciliteren. – De toplaag wordt afgegraven en zo kort mogelijk opgeslagen (niet langer dan 3 maanden) en hergebruikt bij de herinrichting van de nieuwe berm zodat aanwezig zaad en worstelstokken in het gebied beschikbaar blijven. – Wanneer groeiplaatsen niet kunnen worden ontzien, moeten planten met een diepe plag uitgegraven worden en verplaatst naar geschikt biotoop zo dicht mogelijk in de buurt van de oorspronkelijke groeiplaats. – Locaties waar Rode Lijst soorten voorkomen dienen redelijkerwijs ontzien te worden. Ook bij de keuze van locaties voor gronddepots en opslag moet zodanig rekening gehouden worden met het voorkomen van deze soorten dat er zo min mogelijk schade optreedt. Vleermuizen – Om verstoring van foerageer- en vlieggedrag zoveel mogelijk te voorkomen danwel te beperken worden werkzaamheden overdag uitgevoerd. Wanneer werkzaam heden in de schemering of nacht dienen te worden uitgevoerd, moet worden voorkomen dat licht uitstraalt naar de omgeving door het gebruik van speciale armaturen of het gericht plaatsen van (bouw)verlichting. Verlichting bij opslagdepots wordt beperkt; indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van infraroodverlichting en infraroodcamera’s ten behoeve van beveiliging of bewegingssensoren. – In de omgeving van Vught (in het bijzonder de boom met verblijfplaats) en in de omgeving van het vleermuizenhotel bij Boxtel worden de werkzaamheden zo snel mogelijk afgerond om de kans op verstoring (van verblijfplaatsen) van vleer muizen zo klein mogelijk te maken. Werkzaamheden bij voorkeur midden in de winter uitvoeren (tussen 1 november - 1 maart). Op deze locaties dient ook met afgeschermd licht gewerkt te worden. – De lijnvormige structuren en lanen parallel aan de A2 wordt bij de inrichting zoveel mogelijk intact gehouden. Overige zoogdieren – Werkzaamheden in de omgeving van bewoonde dassenburchten vindt bij voorkeur plaats tussen 1 oktober – 1 januari (winterrust en vóór reproductieperiode) en niet binnen een straal van 75 meter tot de burcht. – Werkzaamheden met zwaar materieel in de omgeving van de dassenleefgebieden dient zoveel mogelijk beperkt te blijven. Pagina 13 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
– Om foeragerende dieren te weren kan een tijdelijk raster rond de werkzaamheden worden geplaatst. – Aanwezige dassenrasters dienen intact te blijven en er mag tijdens de werkzaamheden geen afbreuk aan de functionaliteit worden gedaan. Broedvogels – Werkzaamheden opstarten buiten het broedseizoen (circa 15 februari – 15 augustus, met name in bosgebieden kan het broedseizoen van bijvoorbeeld lijsterachtigen en duiven tot in september duren, terwijl eenden, blauwe reigers en sommige uilensoorten heel vroeg kunnen beginnen met broeden). – Werkzaamheden mogen in het broedseizoen plaatsvinden wanneer zeker is dat geen verstorende werking uitgaat naar in de omgeving broedende vogels; hierbij wordt als richtlijn aangehouden dat geen werkzaamheden plaatsvinden binnen een afstand van 100 meter tot de nestplaatsen van de broedende vogels. – Om vestiging van broedvogels in het werkgebied te voorkomen, wordt geadviseerd houtige beplanting ruim voor het broedseizoen te verwijderen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de winterslaap van zoogdieren en de overwinteringperiode van herpetofauna. De ideale periode valt in het najaar (voor 1 oktober), in ieder geval voor 15 februari wanneer de eerste vogels starten met de voortplanting. Bij de reigerkolonie dienen alle voorbereidingen al voor half januari afgerond te zijn. – Uitvoerend personeel, opslag van materieel en materiaal blijven zoveel mogelijk binnen werkstrook om verstoring van in de omgeving voorkomende broedvogels en andere dieren te voorkomen. – Indien bomen met (spechten)holten niet gespaard kunnen worden, dient ook buiten het broedseizoen gecontroleerd te worden of er geen vogels of andere dieren in de holtes aanwezig zijn. Herpetofauna – Voorbereidende werkzaamheden vinden voor de winter plaats. Voor 1 oktober dient alle begroeiing te zijn verwijderd (zie ook broedvogels) en wordt het terrein kaal gemaakt. Hierdoor zijn er geen schuilmogelijkheden meer voor amfibieën en reptielen en zullen deze naar elders trekken om een overwinteringplaats te zoeken. – Eventueel kan men op kansrijke plekken, bij geschikte habitats langs het werkterrein een glad amfibie/hagediskerend scherm voor 1 februari plaatsen; dit verhindert de ongewenste vestiging van beschermde soorten op het werkterrein. – In specifieke gevallen kan men, om te voorkomen dat hagedissen en amfibieën worden gedood of verwond, in een geschikte periode uiterlijk één maand voorafgaand aan de werkzaamheden de aanwezige dieren opsporen en wegvangen. Dit gebeurt door een ervaren persoon, door middel van directe handvangsten, kunststoffen opwarmplaten of dakpannen of vangmateriaal (bijvoorbeeld ingegraven potten/emmers, zie voorbeeld in bijlage 2). Dit wegvangen gebeurt bij voorkeur in het najaar (september) of in maart – april (alleen in gebieden waar geen broedvogels verstoord kunnen worden). – Direct na het wegvangen van hagedissen en kikkers wordt het terrein zeer kort gemaaid, zodat dit ongeschikt wordt als leefgebied voor deze soorten. – Aanvullend op deze maatregel worden alle aanwezige structuren (stronken, takkenhopen e.d.) binnen het plangebied gecontroleerd op de aanwezigheid van dieren. De aangetroffen en gevangen dieren worden naar de omgeving verplaatst en betreffende structuren worden verwijderd. – De nieuwe bermen moet zo goed mogelijk en over zo groot mogelijke lengtes in de vorm van heide of heischrale vegetaties teruggebracht worden.
Pagina 14 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Vissen – Bij werkzaamheden rondom de Dommel en de Essche Stroom dient voorkomen te worden dat vervuild afstromend water in de beken terecht komt. Ook dient men rekening te houden met de locaties van de beken bij het storten en/of opslaan van bouwmateriaal. – Aanwezige Kleine modderkruipers en andere vissen dienen voorafgaand aan het dempen van (delen van) watergangen gevangen en in directe omgeving in geschikt habitat overgezet te worden. Dit mag alleen door een daartoe gemachtigde, ervaren persoon. – Bij dempen (deel van) watergang het water één richting uitdrijven naar naastliggende sloot zodat resterende vissen en amfibieën kunnen ontsnappen. – Voor de aanvang van de werkzaamheden aan de watergangen worden eerst de nieuwe watergangen gegraven. Overige soorten – Voor algemeen voorkomende beschermde diersoorten wordt eveneens geadviseerd (eventueel direct na het wegvangen van hagedissen en kikkers) het terrein zeer kort te maaien, zodat dit ongeschikt wordt als leefgebied voor deze soorten. Het wegvangen van muizen, spitsmuizen e.d. is moeilijk en weinig effectief en levert veel stress op voor deze dieren. – Aanvullend op deze maatregel worden alle aanwezige structuren (stronken, takkenhopen e.d.) binnen het plangebied gecontroleerd op de aanwezigheid van dieren, zoals Egels. Deze dieren worden naar de omgeving verplaatst en betreffende structuren worden verwijderd. 2.4.1 Resteffect Door de hierboven omschreven te nemen mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat dieren verwond of gedood worden. Voor de soorten waarvoor verbodsbepalingen overtreden worden welke niet met mitigerende maatregelen zijn op te lossen, zoals het verlies van en deel van het leefgebied, moet ontheffing worden aangevraagd. Er is een drietal bewoonde dassenburchten bekend in de omgeving van het tracé en de 100 meter zone tot de snelweg wordt redelijk intensief gebruikt als foerageergebied. Effecten worden gemitigeerd door tijdens de werkzaamheden een werkvrije zone aan te houden rond de burchten en het functioneren van de dassentunnels zeker te stellen. Voor deze soort hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Het is niet uit te sluiten dat de Kamsalamander de 100 meter zone tot de snelweg als landbiotoop gebruikt ook al is dit een marginaal geschikt terrein vergeleken met de directe omgeving. Door te voorkomen dat Kamsalamanders op het werkterrein kunnen komen worden de effecten volledig gemitigeerd. Voor deze soort hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor broedvogels (zelfde beschermingsniveau als tabel 3-soorten) zijn mogelijke negatieve effecten volledig te mitigeren door werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te laten vinden. Er komen geen jaarrond beschermde nesten voor binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Er zijn enkele soorten van tabel 2 aangetroffen waarvoor effecten niet volledig mitigeerbaar zijn; Rietorchis, Lange ereprijs, Steenanjer, Kleine modderkruiper. Er moet voor deze soorten ontheffing aangevraagd worden voor het verdwijnen van groeiplaatsen (planten) en een deel van het leefgebied (Kleine modderkruiper). Voor de Eekhoorn hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden, er wordt geen functioneel leefgebied aangetast. Pagina 15 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Echter, voor geen van de genoemde soorten waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd, komt de gunstige staat van instandhouding in het geding (lichte toets). De verwachting is dan ook dat de ontheffing verleend zal worden. Voor alle soorten blijft genoeg geschikt habitat in de omgeving aanwezig. Bovendien wordt een nieuwe berm aangelegd met dezelfde karakteristieken als de oude berm. Op termijn is er weer geschikte berm als groeiplaats van genoemde planten en foerageergebied van kleine zoogdieren en jachtterrein van roofvogels aanwezig. Er wordt dus vanuit de Flora- en faunawet geen compensatie opgelegd. Er wordt wel vrijwillige compensatie voorgesteld zoals het bevorderen van het ontstaan van heide of heischrale vegetaties in de berm. Deze vorm van compensatie is echter geen vereiste maar een vrijwillige aanvulling. 2.5
Effecten op aanwezig areaal bos (Boswet) Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk bomen behouden moeten blijven. Om het Tracébesluit te kunnen realiseren zullen toch bomen verwijderd moeten worden. In de navolgende tabel 2 1 staat aangegeven welke oppervlakte bos moet worden verwijderd . In tabel 2 2 staat aangegeven hoeveel bomen (naar soort en dikte) moeten worden verwijderd ten behoeve van de verbreding van de A2. Deze aantallen moeten 1:1 worden herplant, danwel gecompenseerd worden. Af een boom daadwerkelijk moet worden verwijderd zal moeten blijken tijdens de realisatie. Tabel 2-1 Berekende te verwijderen bosoppervlakte
Te verwijderen beplanting
Oppervlakte (ha)
Bos
0,18
Bomen/struiken
1,44
Totaal
1,62
Tabel 2-2 Berekende aantallen te verwijderen bomen
Te verwijderen bomen (stamdiameter cm)
Aantal
Populus nigra (40-50)
31
Quercus robur (10-20)
995
Salix alba knot (40)
6
Tilia euchlora
2
Totaal
1034
Pagina 16 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
3
Het compensatieplan
In de Voortoets, de Passende Beoordeling, de Flora- en faunatoetsing en de Toetsing EHS en Boswet zijn de effecten van het project (wegverbreding A2 ’s-Hertogenbosch - Eindhoven) op natuur onderzocht. Ondanks uitvoer van mitigerende maatregelen zijn effecten op natuur niet volledig te voorkomen. Er is alleen sprake van een compensatie verplichting voor de EHS en de Boswet. In dit hoofdstuk zijn de compenserende maatregelen beschreven. Het compensatieplan bestaat uit een integraal plan, waarbij de compensatieopgave vanuit de EHS-toets en de Boswet worden gecombineerd. 3.1
De compensatieopgave Er is een compensatieopgave vanuit de Boswet. In tabel 3-1 is een overzicht gegeven. Tabel 3-1 compensatieopgave EHS en Boswet
Type
Vernietiging (ha)
Verstoring (ha)
Compensatieopgave (ha)
Boswet bomen/struiken
1,62
1,62
Boswet solitaire bomen
1034 (aantal)
1034 (aantal)
In het kader van Samenwerkingsovereenkomst betreffende de uitvoering van de Boswet dienen 1,62 ha bos en 1034 losse bomen te worden herplant dan wel gecompenseerd. 3.2 Realisatie Boswetcompensatie vindt zoveel mogelijk langs het tracé plaats. Gaten in de bestaande laanstructuur worden opgevuld en bomen/bos worden zoveel mogelijk langs het tracé teruggeplant, mits de beschikbare ruimte dit toelaat. Bomen en bos die niet langs het tracé kunnen worden teruggeplant worden elders gecompenseerd. De gemeente Boxtel heeft aangegeven graag medewerking te verlenen aan realisatie van boswetcompensatie binnen haar gemeentegrenzen.
Pagina 17 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Pagina 18 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
4 Colofon
Opdrachtgever Project Omvang rapport Auteur Interne controle Datum
: Rijkswaterstaat : Wegverbreding A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven : 17 pagina’s : Sylvia den Held en Hanita Zweers (RWS) : Hanita Zweers (RWS) : mei 2011
Pagina 19 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Pagina 20 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Bijlagen
- Toetsing Flora- en faunawet, DHV, 2011 - Toetsing EHS en Boswet, RWS, 2011 - Natuurbeschermingswet 1998 deel A : voortoets Natura 2000 en BN, DHV & RWS, 2011 - Natuurbeschermingswet 1998 deel B: Passende beoordeling stikstofdepositie, Bureau Waardenburg, DHV en RWS, 2011 - Natuurbeschermingswet 1998 deel C Mitigatieplan stikstofdepositie, Royal Haskoning, 2011
Pagina 21 van 22
A2 ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven Mitigatie- en compensatieplan
Pagina 22 van 22