A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen
Passende beoordeling stikstofdepositie; toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998
Definitief
In opdracht van: Rijkswaterstaat Oost Nederland
Grontmij Nederland B.V. Houten, 23 maart 2015
GM-0147774, revisie D7
Verantwoording
Titel
:
A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen
Subtitel
:
Passende beoordeling stikstofdepositie; toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998
Projectnummer
:
339029
Referentienummer
:
GM-0147774
Revisie
:
D7
Datum
:
23 maart 2015
Auteur(s)
:
mr. A.H. (Daniel) Tuitert
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Ir. C.J. Jaspers
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
ir. M. van Dullemen
Grontmij Nederland B.V. De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 88 811 66 00 www.grontmij.nl
GM-0147774, revisie D7 Pagina 2 van 31
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
Inleiding .................................................................................................................... 5 Aanleiding en doel..................................................................................................... 5 Leeswijzer ................................................................................................................. 5
2 2.1 2.2 2.3
Wettelijk kader .......................................................................................................... 7 Natuurbeschermingswet 1998 ................................................................................... 7 Toetsingskader Passende beoordeling ...................................................................... 7 Bevoegd gezag ......................................................................................................... 7
3 3.1
Methodiek ................................................................................................................. 9 Werkwijze ................................................................................................................. 9
4 4.1 4.2 4.3
Natura 2000-gebied Veluwe .................................................................................... 11 Gebiedsbeschrijving ................................................................................................ 11 Begrenzing en oppervlakte ...................................................................................... 11 Instandhoudingsdoelstellingen ................................................................................ 12
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Afbakening habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten ........................................ 13 Inleiding .................................................................................................................. 13 Habitattypen ............................................................................................................ 13 Habitatsoorten......................................................................................................... 13 Vogelrichtlijnsoorten ................................................................................................ 13
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6 6.4.7 6.4.8 6.4.9 6.5 6.5.1 6.5.2 6.5.3
Effecten en toetsing................................................................................................. 15 Kritische depositiewaarde en achtergronddepositie ................................................. 15 Uitkomsten stikstofberekeningen ............................................................................. 15 Beschouwing ‘verminderde afname’ ten opzichte van de kritische depositiewaarde (KDW) ..................................................................................................................... 17 Ecologische beoordeling per habitattype ................................................................. 17 H2310 Stuifzandheiden met struikhei ...................................................................... 17 H2330 Zandverstuivingen........................................................................................ 18 H4010A Vochtige heiden ......................................................................................... 19 H4030 Droge heiden ............................................................................................... 20 H5130 Jeneverbesstruwelen ................................................................................... 21 H6230 Heischrale graslanden ................................................................................. 22 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen ............................................................. 23 H9120 Beuken- eikenbossen met hulst.................................................................... 24 H9190 Oude eikenbossen ....................................................................................... 26 Ecologische beoordeling Vogelrichtlijnsoorten ......................................................... 27 Wespendief ............................................................................................................. 27 Zwarte specht ......................................................................................................... 27 IJsvogel .................................................................................................................. 27
7
Cumulatie................................................................................................................ 29
8
Conclusie ................................................................................................................ 31
GM-0147774, revisie D7 Pagina 3 van 31
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en doel De A1 is een belangrijke verbinding tussen stedelijke netwerken en economisch belangrijke gebieden in zowel binnen- als buitenland. De A1 is de verbinding tussen de (noordelijke) Randstad, Twente en Duitsland. Op de autosnelweg A1 tussen Apeldoorn-Zuid en knooppunt Beekbergen worden maatregelen genomen om op korte termijn de bereikbaarheid en doorstroming te verbeteren. Het betreft op hoofdlijnen de volgende maatregelen: · aanleg van weefstroken op A1 tussen Apeldoorn-Zuid en Beekbergen (beide rijbanen); · aanpassing van de verbindingsweg Deventer – Arnhem in knooppunt Beekbergen (tweestrooks met nieuwe ligging); · aanpassing van de westbaan A50 tussen Beekbergen en verzorgingsplaats De Brink (uitbreiding rijbaan met extra strook). Deze maatregelen moeten er voor zorgen dat filevorming op dit traject tot minimaal 2020 niet meer optreedt. De maatregelen voor dit traject maken onderdeel uit van een ruimer pakket aan maatregelen dat is vastgelegd in de gebiedsgerichte uitwerking van de Mobiliteitsaanpak voor de A1 tussen Apeldoorn en knooppunt Azelo. Ten behoeve van het Tracébesluit is een deelrapport natuur opgesteld waarin onder meer de effecten van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe oriënterend zijn beschouwd. Uit het deelrapport natuur blijkt dat er geen significante effecten te verwachten zijn als gevolg van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe. De Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie m.e.r.) adviseert desondanks om voor het besluit over het definitieve tracébesluit effecten van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe nader te beschouwen. Om tegemoet te komen aan het advies van de Cie m.e.r. wordt in voorliggende rapportage derhalve een aanvullende ecologische beoordeling gegeven van de effecten van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe in de vorm van een passende beoordeling. 1.2 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het wettelijk kader van de passende beoordeling. In hoofdstuk 3 wordt kort de methodiek van de passende beoordeling besproken. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het Natura 2000-gebied Veluwe en in hoofdstuk 5 volgt de afbakening van relevante kwalificerende waarden. Vervolgens vindt in hoofdstuk 6 de effectbeoordeling plaats en in hoofdstuk 7 een beoordeling van mogelijke cumulatieve effecten. In hoofdstuk 8 is de conclusie van het onderzoek weergegeven.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 5 van 31
GM-0147774, revisie D7 Pagina 6 van 31
2
Wettelijk kader
2.1 Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) biedt de juridische basis voor de bescherming van gebieden in Nederland. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, maar ook verdragen als bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd. De Nbwet onderscheidt twee categorieën beschermde gebieden: · Natura 2000-gebieden; · Beschermde natuurmonumenten. In een passende beoordeling worden effecten op Natura 2000-gebieden beschouwd. Onder Natura 2000-gebieden vallen de gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijn zijn aangewezen. Voor al deze gebieden gelden instandhoudingsdoelen. De essentie van het beschermingsregime voor deze gebieden is dat deze instandhoudingsdoelen niet in gevaar mogen worden gebracht. Om dit toetsbaar te maken kent de Natuurbeschermingswet voor plannen die gevolgen voor soorten en habitats van de betreffende gebieden zouden kunnen hebben, een toetsingsverplichting (artikel 19j Nbwet). 2.2 Toetsingskader Passende beoordeling De effecten van plannen, projecten of andere handelingen worden getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen die gelden voor de habitattypen en soorten waarvoor de Natura 2000gebieden zijn aangewezen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en habitats van soorten en een significante verstoring van soorten. Voor het begrip significantie bestaat geen juridische (of ecologische) definitie. De Europese Commissie laat de interpretatie van dit begrip over aan de lidstaten. Tot op heden wordt in de jurisprudentie teruggegrepen op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie uit 2004. In het Kokkelvisserij-arrest is significantie door het Europese Hof van Justitie als volgt omschreven: ‘Een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied moet worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied, wanneer de instandhoudingsdoelstellingen daarvan in gevaar dreigen te komen.’ Ook het ministerie van EZ neemt de instandhoudingsdoelen als referentie voor het bepalen van significante effecten; ‘indien als gevolg van een ingreep de toekomstige oppervlakte habitat of leefgebied, aantal van een soort dan wel kwaliteit van een habitat lager zal worden dan zoals bedoeld in de instandhoudingsdoelstelling, dan kan sprake zijn van significante gevolgen’. 1 2.3 Bevoegd gezag In beginsel treedt de provincie waarin (het grootste deel van) de ingreep plaatsvindt op als bevoegd gezag ten aanzien van de Nbwet. In het kader van het tracébesluit geldt echter dat de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) bevoegd gezag is voor het tracébesluit en het tracébesluit voor wat betreft het onderdeel natuur vaststelt in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ).
1
Regiebureau Natura 2000, Leidraad bepaling significantie, versie 27 mei 2010.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 7 van 31
GM-0147774, revisie D7 Pagina 8 van 31
3
Methodiek
3.1 Werkwijze In het kader van het (ontwerp-)tracébesluit zijn in een oriënterende fase de effecten van het voorgenomen plan op Natura 2000-gebieden beoordeeld in de vorm van een voortoets (Deelrapport Natuur). Uit het deelrapport natuur blijkt dat alleen effecten als gevolg van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe niet op voorhand zijn uit te sluiten. Derhalve wordt in voorliggende passende beoordeling nader ingegaan op effecten van stikstofdepositie op (een deel van) het Natura 2000-gebied Veluwe. Met behulp van het rekenprogramma Pluimsnelweg (versie 1.8) zijn stikstofberekeningen uitgevoerd. De rekenpunten zijn via een grid verdeeld over de oppervlakte van de kwalificerende habitattypen en/of habitats van soorten die binnen de mogelijke effectafstand van het project liggen. Op die manier is per relevant habitat(type) de maximale waarde en de oppervlaktegewogen gemiddelde waarde berekend. Op 11 juli 2014 is voor Natura 2000-gebied de Veluwe het definitieve aanwijzingsbesluit vastgesteld. Ten opzichte van het ontwerp-aanwijzingsbesluit – waarvan in Deelrapport Natuur is uitgegaan – zijn er twee habitattypen bijgekomen en is er één habitattype afgevallen. Aanvullend zijn aangewezen habitattype Overgangs- en trilvenen (H7140) en Kalkmoerassen (H7230). Afgevallen habitattype is Eiken-haagbeukenbossen (H9160). De drie genoemde habitattypen komen niet voor binnen de invloedsfeer van het project. Binnen de invloedsfeer van het project zijn daarom in deze passende beoordeling dezelfde habitattypen onderzocht als in Deelrapport Natuur (voortoets Nbwet). Aan de hand van de uitkomsten van de stikstofberekeningen is een ecologische beoordeling gemaakt van de effecten van stikstofdepositie op de kwalificerende habitattypen en/of habitats van soorten van het Natura 2000-gebied Veluwe. Daarbij is ondermeer gekeken naar de oppervlakte van de habitats waarop zich een eventuele toename/’verminderde afname’ aan stikstofdepositie voordoet en naar de procentuele verhouding van een eventuele toename/’verminderde afname’ aan stikstofdepositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde (KDW) van het betreffende habitat. Voor de ecologische beoordeling is gebruik gemaakt van de meest recente gebiedsanalyse2 voor de Veluwe in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
2
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 9 van 31
GM-0147774, revisie D7 Pagina 10 van 31
4
Natura 2000-gebied Veluwe
4.1 Gebiedsbeschrijving De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. Tegenwoordig is er in totaal 1.400 hectare stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk ligt één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte of droge heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen (Mos terdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. 4.2 Begrenzing en oppervlakte Het Natura 2000-gebied Veluwe beslaat een oppervlakte van 91.157 ha en wordt globaal begrensd door de plaatsen Arnhem, Wageningen, Ede, Barneveld, Lunteren, Otterloo, Putten, Harderwijk, Hattem, Apeldoorn en Dieren. Ook enkele beken nabij Wissel en Emst maken deel uit van het aangewezen gebied. De begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwe is bepaald aan de hand van de ligging van de natuurlijke habitats en de leefgebieden van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Daarnaast omvat het begrensde gebied ook natuurwaarden die integraal onderdeel uitmaken van de ecosystemen waartoe de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten behoren evenals nieuwe natuur die noodzakelijk wordt geacht om bedreigde en schaarse habitattypen en leefgebieden van soorten te herstellen. Voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden geldt de volgende algemene exclaveringsformule: bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied.
Figuur 4-2: Begrenzing Natura 2000-gebied Veluwe (groen gearceerd) ter hoogte van de A1 ApeldoornZuid – Beekbergen.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 11 van 31
Natura 2000-gebied Veluwe
4.3 Instandhoudingsdoelstellingen In onderstaande tabel zijn de instandhoudingsdoelstellingen weergegeven voor de habitattypen en soorten waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is aangewezen. De tabel is gebaseerd op het definitieve aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Veluwe d.d. 11-06-2014. Tabel 4.3 : Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Veluwe . Kwalificerende waarde
Doel oppvl.
Doel kwal.
Populatie
H2310 - Stuifzandheiden met struikhei
>
>
N.v.t.
H2320 - Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
=
=
N.v.t.
H2330 - Zandverstuivingen
>
>
N.v.t.
H3130 - Zwakgebufferde vennen
=
=
N.v.t.
H3160 - Zure vennen
=
>
N.v.t.
H3260A - Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels)
>
>
N.v.t.
H4010A - Vochtige heiden (hogere zandgronden)
>
>
N.v.t.
H4030 - Droge heiden
>
>
N.v.t.
H5130 - Jeneverbesstruwelen
=
=
N.v.t.
H6230 - Heischrale graslanden
>
=
N.v.t.
H6410 - Blauwgraslanden
>
>
N.v.t.
H7110B - Actieve hoogvenen (heideveentjes)
>
>
N.v.t.
H7140A - Overgangs- en trilvenen (trilvenen)
=
=
N.v.t.
H7150 - Pioniervegetaties met snavelbiezen
>
>
N.v.t.
H7230 - Kalkmoerassen
=
=
N.v.t.
H9120 - Beuken-eikenbossen met hulst
>
>
N.v.t.
H9190 - Oude eikenbossen
>
>
N.v.t.
H91E0C - Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)
=
>
N.v.t.
H1042 - Gevlekte witsnuitlibel
>
>
>
H1083 - Vliegend hert
>
>
>
H1096 - Beekprik
>
>
>
H1163 - Rivierdonderpad
>
>
>
H1166 - Kamsalamander
=
=
=
H1318 - Meervleermuis
=
=
=
H1831 - Drijvende waterweegbree
=
=
=
A072 - Wespendief
=
=
100
A224 - Nachtzwaluw
=
=
610
A229 - IJsvogel
=
=
30
A233 - Draaihals
>
>
hervestiging
A236 - Zwarte Specht
=
=
400
A246 - Boomleeuwerik
=
=
2.400
A255 - Duinpieper
>
>
hervestiging
A276 - Roodborsttapuit
=
=
1.100
A277 - Tapuit
>
>
100
A338 - Grauwe Klauwier
>
>
40
Habitattypen
Habitatsoorten
Broedvogelsoorten
Behouddoelstelling: = Verbeter/uitbreidingsdoelstelling: >
GM-0147774, revisie D7 Pagina 12 van 31
5
Afbakening habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten
5.1 Inleiding Het Natura 2000-gebied Veluwe heeft een zeer groot oppervlak (91.157 ha), waarvan het grootste gedeelte buiten de invloedsfeer van het project ligt. In dit hoofdstuk wordt ten aanzien van de kwalificerende habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten van het Natura 2000-gebied Veluwe zoals opgenomen in het definitieve aanwijzingsbesluit d.d. 11 juni 2014 aangegeven in hoeverre ze (potentieel) aanwezig zijn binnen de invloedsfeer van het project A1 ApeldoornZuid – Beekbergen en derhalve passend beoordeeld worden. 5.2 Habitattypen Binnen de mogelijke invloedsfeer van het project liggen volgens de Habitattypenkaart (Atlas Groen Gelderland) van de provincie Gelderland de volgende habitattypen waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is aangewezen: · H2310 Stuifzandheiden met struikhei · H2330 Zandverstuivingen · H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) · H4030 Droge heiden · H5130 Jeneverbesstruwelen · H6230 Heischrale graslanden · H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen · H9120 Beuken-eikenbossen met hulst · H9190 Oude eikenbossen Deze kwalificerende habitattypen worden in hoofdstuk 6 nader beschouwd. 5.3 Habitatsoorten Binnen de mogelijke invloedsfeer van het plangebied liggen volgens de Leefgebiedenkaart habitatsoorten (Atlas Groen Gelderland) van de provincie Gelderland geen (potentiële) leefgebieden van Habitatrichtlijnsoorten waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is aangewezen. Effecten van stikstofdepositie op de kwaliteit van leefgebieden van kwalificerende habitatsoorten zijn derhalve uitgesloten. Effecten op habitatsoorten worden derhalve in hoofdstuk 6 niet nader beschouwd. 5.4 Vogelrichtlijnsoorten Binnen de mogelijke invloedsfeer van het plangebied liggen volgens de Leefgebiedenkaart broedvogelsoorten (Atlas Groen Gelderland) van de provincie Gelderland (potentiële) broedgebieden van de volgende Vogelrichtlijnsoorten waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is aangewezen: · IJsvogel · Wespendief · Zwarte specht Deze kwalificerende broedvogelsoorten worden in hoofdstuk 6 nader beschouwd.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 13 van 31
6
Effecten en toetsing
6.1 Kritische depositiewaarde en achtergronddepositie In onderstaande tabel zijn de kritische depositiewaarden (KDW) van de relevante habitattypen weergegeven en de achtergronddepositie ter plaatse van deze habitattypen in de huidige situatie (2014) en de beide planjaren (2018 en 2027) op basis van de Grootschalige Concentratieen Depositiekaarten Nederland van het RIVM. Uit tabel 6.1 blijkt dat de achtergronddepositie zowel in de huidige situatie als in de beide planjaren hoger is dan de kritische depositiewaarden van de relevante habitattypen. Tabel 6.1: Kritische depositiewaarden en achtergronddepositie van de relevante habitattypen. Habitattype Max / gem KDW AD 2014 AD 2018 AD 2027 (mol N/ha/jr) (mol N/ha/jr) (mol N/ha/jr) (mol N/ha/jr)
H2310 H2330 H4010A H4030 H5130 H6230 H7150 H9120 H9190
gem
1071
1932
1763
1524
max
1071
2113
1918
1634
gem
714
2000
1827
1597
max
714
2003
1830
1600
gem
1214
1873
1712
1486
max
1214
1873
1712
1486
gem
1071
1874
1711
1485
max
1071
2100
1908
1638
gem
1071
2037
1860
1602
max
1071
2063
1884
1618
gem
714
1866
1702
1481
max
714
1957
1786
1556
gem
1429
2023
1834
1568
max
1429
2023
1834
1568
gem
1429
1936
1768
1535
max
1429
2103
1908
1652
gem
1071
1997
1821
1574
max
1071
2113
1918
1652
6.2 Uitkomsten stikstofberekeningen In onderstaande tabel is de berekende toe- of afname aan stikstofdepositie (oppervlaktegewogen gemiddelde) per habitattype weergegeven voor de plansituaties 2018 (1 jaar na openstelling) en 2027 (10 jaar na openstelling) ten opzichte van de huidige situatie (2014) en de autonome situatie in de beide planjaren.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 15 van 31
Effecten en toetsing
Tabel 6.2: Berekende toe- of afname stikstofdepositie (oppervlaktegewogen gemiddelde) in de huidige situatie (2014) en plan (autonoom en plan) voor de zichtjaren 2018 en 2027. Habitattype Max / gem 2018 Plan 2018 Plan 2027 Plan 2027 Plan t.o.v. 2014 t.o.v. 2018 t.o.v. 2014 t.o.v. 2027 huidig Autonoom Huidig Autonoom (mol/ha/jaar) (mol/ha/jaar) (mol/ha/jaar) (mol/ha/jaar) H2310 H2330 H4010A H4030 H5130 H6230 H7150 H9120 H9190
gem
-3,24
0,04
-5,94
0,03
max
-0,17
0,57
-0,31
0,59
gem
-2,19
0,02
-4,25
0,04
max
-1,84
0,03
-3,54
0,04
gem
-6,12
0,06
-11,78
0,03
max
-5,96
0,06
-11,48
0,03
gem
-1,60
0,02
-3,05
0,01
max
-0,15
0,49
-0,29
0,50
gem
-2,74
0,03
-5,12
0,02
max
-0,20
0,04
-0,42
0,04
gem
-0,83
0,01
-1,61
0,00
max
-0,32
0,06
-0,62
0,05
gem
-7,79
0,10
-14,59
0,07
max
-7,76
0,10
-14,54
0,07
gem
-2,11
0,03
-4,10
0,03
max
-0,31
0,36
-0,66
0,24
gem
-2,02
0,02
-3,83
0,02
max
-0,19
0,23
-0,36
0,20
Uit de stikstofberekeningen blijkt dat voor alle habitattypen waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is aangewezen en die binnen de invloedsfeer van het project liggen de stikstofdepositie na uitvoering van het project (zowel in 2018 als in 2027) lager is dan in de huidige situatie (referentiejaar 2014). Dit kan verklaard worden door het feit dat het project geen grote verkeersaantrekkende werking veroorzaakt, maar wel leidt tot een aanzienlijk betere verkeersdoorstroming. Ook het autonoom schoner worden van motoren als gevolg van Europese richtlijnen in de toekomstige planjaren speelt hierbij een rol. Om ook de situatie zonder de autonome daling van de achtergronddepositie in beeld te brengen, is tevens gekeken naar de verkeersbijdrage in de planjaren 2018 en 2027 ten opzichte van de autonome situatie in die betreffende jaren (het feitelijke projecteffect). Daaruit kan worden afgeleid of in die zichtjaren de stikstofdepositie ter plaatse van kwalificerende habitattypen en/of habitats van soorten lager zou zijn in de autonome situatie (zonder project) dan wanneer het project wel wordt uitgevoerd. In dat geval is er sprake van een zogeheten ‘‘verminderde afname’. Met name voor habitattypen en/of soorten met een herstelopgave dient in dat geval gekeken te worden of de ‘verminderde afname’ niet aan het behalen van de herstelopgave(n) (uitbreidingsdoelstelling oppervlakte en/of verbeterdoelstelling kwaliteit) voor de betreffende habitattypen en/of soorten in de weg staat. Uit tabel 6.2 blijkt eveneens dat zowel in 2018 (één jaar na openstelling) als in 2027 (10 jaar na openstelling) op de meeste kwalificerende habitattypen sprake is van een geringe tot zeer geringe depositietoename (gemiddeld 0,01 - 0,10 mol N/ha/jr) ten opzichte van de autonome situatie in die betreffende planjaren. Lokaal zijn weliswaar iets hogere waarden berekend (maximale depositie) maar dit betreft de hoogst berekende waarde op een enkele rekenpunt, veelal op korte afstand van de weg en op een zeer beperkte oppervlakte binnen het habitattype. Voor alle habitattypen waarbij sprake is van een ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie is een aanvullende ecologische beoordeling nodig.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 16 van 31
Effecten en toetsing
6.3
Beschouwing ‘verminderde afname’ ten opzichte van de kritische depositiewaarde (KDW) In Tabel 6.3 is per kwalificerend habitattype van de berekende ‘verminderde afname’ aangegeven welk percentage van de kritische depositiewaarde (KDW) dit betreft. Tevens is in deze tabel aangegeven hoe het oppervlak waarop de ‘verminderde afname’ plaats zal vinden, zich verhoudt tot het totale oppervlak van het habitattype binnen het Natura 2000-gebied Veluwe. Tabel 6.3: Relatief projecteffect (‘verminderde afname’) in verhouding tot de KDW en het beïnvloede oppervlak in verhouding (%) tot het totale oppervlak3 van het habitattype in Natura 2000-gebied Veluwe. Absolute waarden staan in tabel 6.2. Max / gem KDW ‘verminderde ‘verminderde Totaal op% opp. met (mol afname’ 2018 % afname’ 2027 % pervlak in ‘verminderde Habitattype N/ha/jr) t.o.v. KDW t.o.v. KDW Veluwe (ha) afname’ H2310
gem
1.071
0,004%
0,003%
1.930
1,6%
H2310
max
1.071
0,05%
0,06%
1.930
0,05%
H2330
gem
714
0,003%
0,006%
2.238
0,02%
H2330
max
714
0,004%
0,006%
2.238
0,02%
H4010A
gem
1.214
0,005%
0,002%
105
0,04%
H4010A
max
1.214
0,005%
0,002%
105
0,04%
H4030
gem
1.071
0,002%
0,001%
10.278
1,18%
H4030
max
1.071
0,05%
0,05%
10.278
0,01%
H5130
gem
1.071
0,003%
0,002%
161
4,2%
H5130
max
1.071
0,004%
0,004%
161
0,7%
H6230
gem
857
0,001%
0,000%
330
0,36%
H6230
max
857
0,008%
0,007%
330
0,3%
H7150
gem
1.429
0,007%
0,005%
9
0,1%
H7150
max
1.429
0,007%
0,005%
9
0,1%
H9120
gem
1.429
0,002%
0,002%
5.874
2,9%
H9120
max
1.429
0,03%
0,02%
5.874
0,002%
H9190
gem
1.071
0,002%
0,002%
1.769
14,6%
H9190
max
1.071
0,02%
0,02%
1.769
0,06%
Uit tabel 6.3 blijkt dat de ‘verminderde afname’ die is berekend een verwaarloosbaar klein percentage bedraagt van de kritische depositiewaarden van de betreffende habitattypen. In alle gevallen (zowel gemiddeld als maximaal) gaat het om een percentage < 0,06% van de kritische depositiewaarde van het betreffende habitattype. 6.4
Ecologische beoordeling per habitattype
6.4.1 H2310 Stuifzandheiden met struikhei Voor het habitattype H2310 Stuifzandheiden met struikhei geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,04 mol N/ha/jr in 2018 en 0,03 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is sprake van een iets hogere ‘verminderde afname’ van 0,57 mol N/ha/jr in 2018 en 0,59 mol N/ha/jr. Het habitattype H2310 Stuifzandheiden met struikhei maakt onderdeel uit van het Veluwse open zandlandschap. Het betreft zandbodems die buiten het bereik van het grondwater liggen. 3
Bron habitattypen kaart, zowel gebruikt voor berekening totaal oppervlak als beïnvloedde oppervlak habitattypen:
nationaal georegister (data afkomstig provincie Gelderland)
GM-0147774, revisie D7 Pagina 17 van 31
Effecten en toetsing
Tijdens perioden met een neerslagoverschot spoelen de bufferende stoffen geleidelijk uit naar de ondergrond, waardoor de buffercapaciteit tegen verzuring afneemt. De meest soortenrijke stuifzandheiden komen voor op bodems die nog niet volledig zijn uitgeloogd en dus enige buffercapaciteit behouden is. Verstuiving van zand kan bijdragen aan het behoud van buffercapaciteit. Stikstofdepositie is een van de factoren die de kwaliteit van dit habitattype bepaalt, naast verstuiving, beheer (plaggen, begrazing) en natuurlijke grazers (konijnen, insecten). Ondanks de stikstofdepositie, die boven de KDW ligt, komt er nog een groot oppervlak van dit habitattype voor in de Veluwe, dat bovendien grotendeels van goede kwaliteit is4. Hieruit blijkt stikstofdepositie niet de dominante factor is voor wat betreft de kwaliteit van het habitattype. Van H2310 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe 1.930 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een oppervlakte van 30 ha (1,6% van het totaal) rond afrit Beekbergen / Hoenderloo. De maximaal berekende ‘verminderde afname’ doet zich voor op een opperoppervlakte van 1 ha (0,05% van het totaal) direct langs de A50. Op de overige 1.900 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. De delen van het habitattype waarop sprake is van een ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie liggen vrijwel direct langs de A50 ter hoogte van afrit Beekbergen / Hoenderloo. Vanwege de open ligging langs de rijksweg is verstuiving goed mogelijk. Hierdoor zal vergrassing of verstruweling van het habitattype op deze locatie niet snel optreden. De berekende ‘verminderde afnames’ zijn dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype zal optreden. Potentiële uitbreidingslocaties voor het habitattype liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap5 (met name aansluitend aan de grotere stuifzand- en heidekernen zoals op de Doornspijkse heide, Maanschoten, Caitwickerzand en het Otterlose bos), waarvan 1.900 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsdoelstelling te kunnen realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,06% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,04 mol N/ha/jr slechts op 1,6 % van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘verminderde afname’ van 0,59 mol N/ha/jr slechts op 0,05% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.2 H2330 Zandverstuivingen Voor het habitattype H2330 Zandverstuivingen geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr in 2018 en 0,04 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is nauwelijks sprake van een hogere ‘verminderde afname’. De maximale waarden bedragen 0,03 mol N/ha/jr in 2018 en 0,04 mol N/ha/jr in 2027.
4
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
5
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 18 van 31
Effecten en toetsing
Het habitattype H2330 Zandverstuivingen maakt eveneens onderdeel uit van het Veluwse open zandlandschap. Zandverstuivingen zijn het eerste stadium van de successie. Grote aaneengesloten stuifzanden kunnen door windwerking hun openheid behouden. Kleinere gebieden groeien vaak vanaf de randen langzaam dicht met struikhei of grassen. De belangrijkste stuifzandgebieden op de Veluwe zijn het Harskampse zand, Kootwijkerzand en Hulshorst. Ondanks de stikstofdepositie, die boven de KDW ligt, komt er een groot oppervlak van dit habitattype voor in de Veluwe, dat bovendien grotendeels van goede kwaliteit is6. Van H2330 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 2.238 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een oppervlakte van 0,5 ha (0,02% van het totaal) net ten zuidwesten van Beekbergen. Op de overige 2.237,5 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘‘verminderde afname’ als gevolg van het project. Het deel van het habitattype waarop sprake is van een ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie betreft een kleine zandverstuiving ten zuidwesten van Beekbergen. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,04 mol N/ha/jr leidt niet tot een zodanige vergrassing of verbossing dat hierdoor de kwaliteit van het habitattype wordt aangetast. Door verstuiving in het gebied wordt vergrassing en verbossing tevens tegen gegaan. De berekende ‘verminderde afname’ is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype zal optreden. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap 7 (met name aansluitend aan de huidige grotere stuifzandkernen zoals op de Doornspijkse heide, Maanschoten, Caitwickerzand en het Otterlose bos), waarvan ruim 2.300 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsdoelstelling te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,006% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,04 mol N/ha/jr slechts op 0,02% van de oppervlakte van het habitattype optreedt. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.3 H4010A Vochtige heiden Voor het habitattype H4010A Vochtige heiden geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,06 mol N/ha/jr in 2018 en 0,03 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is geen sprake van een hogere ‘verminderde afname’. De maximale waarden bedragen eveneens 0,06 mol N/ha/jr in 2018 en 0,03 mol N/ha/jr in 2027. In ruimtelijk opzicht komt het habitattype H4010A Vochtige heiden in het algemeen voor in combinatie met andere typen uit het vennen- en open zandlandschap, zoals Droge heiden (H4030), Zwak gebufferde vennen (H3110) en Zure vennen (H3160). In ecologisch opzicht maakt H4010A onderdeel uit van het vennenlandschap. De vochtige heiden (H4010) komen 6
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
7
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 19 van 31
Effecten en toetsing
voor op natte tot vochtige locaties waar regenwater weliswaar stagneert, maar geen grondwater aanwezig is. Van H4010A komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 105 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een kleine snipper van het habitattype ten zuidoosten van knooppunt Beekbergen-Zuid met een oppervlakte van 0,04 ha (0,04% van het totaal). Op de overige 104,96 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. Het deel van het habitattype waarop sprake is van een ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie betreft een klein perceel met vochtige heide aangrenzend aan een groter heidegebied met droge heiden. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,06 mol N/ha/jr leidt niet tot een zodanige aantasting van het habitattype dat hierdoor de kwaliteit van het habitattype wordt aangetast. In de PAS gebiedsanalyse Veluwe8 is aangegeven dat waterhuishouding en beheer (kleinschalig plaggen) de sleutelfactoren voor dit habitattype zijn. De berekende ‘verminderde afname’ is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verzuring van de bodem optreedt. Van een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype is derhalve geen sprake. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse vennenlandschap 9 (met name rond de huidige natte heidekernen), waarvan ruim 104 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsdoelstelling te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,005% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,06 mol N/ha/jr slechts op 0,04% van de oppervlakte van het habitattype optreedt. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.4 H4030 Droge heiden Voor het habitattype H4030 Droge heiden geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr in 2018 en 0,01 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is sprake van een iets hogere ‘verminderde afname’ van 0,49 mol N/ha/jr in 2018 en 0,50 mol N/ha/jr. Het habitattype H4030 droge heide maakt onderdeel uit van het Veluwse open zandlandschap. Het betreft zandbodems die buiten het bereik van het grondwater liggen. Tijdens perioden met een neerslagoverschot spoelen de bufferende stoffen geleidelijk uit naar de ondergrond, waardoor de buffercapaciteit tegen verzuring afneemt. De meest soortenrijke droge heiden komen voor op bodems die nog niet volledig zijn uitgeloogd en waar dus enige buffercapaciteit behouden is. Verstuiving van zand kan bijdragen aan het behoud van buffercapaciteit. Ondanks de stikstofdepositie, die boven de KDW ligt, komt er nog een groot oppervlak van dit habitattype voor in de Veluwe, dat bovendien grotendeels van goede kwaliteit is10. 8
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014
9
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014
10
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 20 van 31
Effecten en toetsing
Van H4030 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 10.278 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een oppervlakte van 121,7 ha (1,18% van het totaal). Op de overige 10.156,3 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. De maximaal berekende ‘verminderde afname’ doet zich voor op een oppervlakte van 1 ha (0,01% van het totaal). Deze locatie betreft de wegberm van de A50 iets ten noorden van knooppunt Beekbergen / Hoenderloo. De aanwezige delen van het habitattype in de berm van de rijksweg wordt periodiek door Rijkswaterstaat beheerd in de vorm van maaien en/of plaggen. Als gevolg van dit bermbeheer wordt vergrassing en verstruweling van de heide tegengegaan. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,59 mol N/ha/jr leidt in dat licht niet tot een zodanige aantasting van het habitattype dat hierdoor de kwaliteit van het habitattype wordt aangetast. Verder liggen verspreid in het beïnvloedingsgebied van het project op grotere afstand van de rijksweg nog enkele percelen met het habitattype H4030 waarop sprake is van een zeer beperkte verminder afname van gemiddeld 0,02 Mol N/ha/jr. De berekende ‘verminderde afname’ is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verzuring van de bodem en vergrassing of verstruweling van de heide optreedt. Van een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype is derhalve geen sprake. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap 11 (met name rond de huidige grotere heidekernen op de Veluwe), waarvan ruim 10.000 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsdoelstelling te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,05% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr slechts op 1,2% van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘verminderde afname’ van 0,50 mol N/ha/jr slechts op 0,01% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.5 H5130 Jeneverbesstruwelen Voor het habitattype H5130 Jeneverbesstruwelen geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,03 mol N/ha/jr in 2018 en 0,02 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is nauwelijks sprake van een hogere ‘verminderde afname’. De maximale waarden bedragen 0,04 mol N/ha/jr zowel in 2018 als in 2027. Het habitattype H5130 Jeneverbesstruwelen maakt onderdeel uit van het Veluwse open zandlandschap. Op de Veluwe komen jeneverbesstruwelen (H5130) vooral voor nabij de stuifzanden zoals op de Doornspijkse heide, Maanschoten, Caitwickerzand en het Otterlose bos. Dit habitat-
11
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 21 van 31
Effecten en toetsing
type betreft clusters van volwassen jeneverbesstruiken in een open landschap12. De jeneverbesstruwelen (H5130) hebben eenzelfde achteruitgang gekend en komen nu vooral nog voor in de ondergroei van naaldbossen. Het probleem bij jeneverbessen is verder dat de soort nauwelijks nog verjongt. De meeste struwelen dateren dan ook van de periode 1900-1950. De oorzaak van de kiemingsproblemen is niet geheel bekend. Op een aantal terreinen is de laatste jaren sprake van verjonging4. De perspectieven voor verbetering van kwaliteit zijn daarom verbeterd. Van H5130 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 161 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een oppervlakte van 6,9 ha (4,2% van het totaal) met name op een perceel met jeneverbesstruweel ten westen van Apeldoorn aan de rand van het invloedsgebied van het project. Op de overige 154,1 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘‘verminderde afname’ als gevolg van het project. De maximaal berekende ‘verminderde afname’ doet zich voor op een klein perceel met jeneverbesstruweel ten oosten van de A50 bij afrit Beekbergen / Hoenderloo met een oppervlakte van 1 ha (0,7% van het totaal). Als gevolg van stikstofdepositie kan verzuring van de bodem optreden wat tot de sluiting van de jeneverbesstruwelen kan leiden. Dit heeft tot gevolg dat specifieke micromilieus verloren gaan, ten koste van bijzondere korstmossen, levermossen en paddenstoelen. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,04 mol N/ha/jr is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verzuring van de bodem zal optreden. Van een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype is derhalve geen sprake. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (behoud oppervlakte en behoud kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,004% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,03 mol N/ha/jr in totaal slechts op 4,2% van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘verminderde afname’ van 0,04 mol N/ha/jr slechts op 0,7% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat behoud van de omvang en kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.6 H6230 Heischrale graslanden Voor het habitattype H6230 Heischrale graslanden geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in 2018 van gemiddeld 0,01 mol N/ha/jr. In 2027 is geen sprake van een ‘verminderde afname’. Lokaal is nauwelijks sprake van een iets hogere ‘verminderde afname’. De maximale waarden bedragen 0,06 mol N/ha/jr in 2018 en 0,05 mol N/ha/jr in 2027. Het habitattype H6230 Heischrale graslanden maakt onderdeel uit van het Veluwse open zandlandschap. Zodra op een heide de verhouding tussen grassen en struiken meer richting grassen gaat, kan worden gesproken over het habitattype heischrale graslanden (H6230). Deze verschuiving richting grassen vindt plaats op locaties waar de grond licht gebufferd is, of waar wat meer verstoring aanwezig is waardoor zich geen humuslaag kan ontwikkelen. De meest soortenrijke heischrale graslanden komen voor op bodems die nog niet volledig zijn uitgeloogd en waar dus enige buffercapaciteit behouden is.
12
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 22 van 31
Effecten en toetsing
Van H6230 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 330 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een perceel grenzend aan een groter heidegebied ten zuidwesten van Eerbeek aan de rand van het invloedgebied van het project met een oppervlakte van 1,2 ha (0,36% van het totaal) . Op de overige 328,8 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. Stikstofdepositie leidt in heischrale graslanden tot verzuring, ammonium- en aluminiumtoxiciteit, vermesting en dominantie van snel groeiende soorten. Omdat natte/vochtige heischrale graslanden afhankelijk zijn van de toevoer van schoon kwelwater, maakt dat hen kwetsbaar voor slechte waterkwaliteit. Vooral de landbouwkundige bemesting in bovenstroomse gebieden zorgt ervoor dat het grondwater in beekdalen veelal is belast met teveel nitraat, sulfaat en fosfaat. Ter plaatse van het deel van het habitattype waarop sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ is dit echter niet aan de orde. Het deel van het habitattype ligt op grote afstand van landbouwgebieden en kent een goede waterkwaliteit waardoor effecten als gevolg van stikstofdepositie minder snel zullen optreden. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,06 mol N/ha/jr is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verzuring en vermesting van de bodem zal optreden. Van een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype is derhalve geen sprake. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap 13 (met name rond de huidige grotere kernen met heischraal grasland), waarvan ruim 330 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsopgave te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,008% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,01 mol N/ha/je in totaal slechts op 0,36% van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘verminderde afname’ van 0,06 mol N/ha/jr slechts op 0,30% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en behoud van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.7 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen Voor het habitattype H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,10 mol N/ha/jr in 2018 en 0,07 mol N/ha/jr in 2027. Lokaal is geen sprake van een hogere ‘verminderde afname’, de maximale waarden bedragen eveneens 0,10 mol N/ha/jr in 2018 en 0,07 mol N/ha/jr in 2027. In ruimtelijk opzicht komt het habitattype H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen in het algemeen voor in combinatie met andere typen uit het vennen- en open zandlandschap, zoals Vochtige heiden (H4010A), Droge heiden (H4030), Zwak gebufferde vennen (H3110), en Zure vennen (H3160). In ecologisch opzicht maakt H2310 onderdeel uit van het vennenlandschap. De kale bodem waar zich de pioniervegetatie met snavelbiezen kunnen ontwikkelen, ontstaan 13
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 23 van 31
Effecten en toetsing
op natuurlijke wijze door langdurige waterstagnatie in laagten (halfvennen). Invloed van mensen (plaggen, betreden) of dieren (wildwissels) kan ook zorgen voor de kale omstandigheden in een natte heide waar dit habitattype zich kan ontwikkelen. Duurzame standplaatsen van de pioniervegetatie bevinden zich bij wildwissels en in halfvennen. Om de gewenste condities voor het habitattype duurzaam te behouden qua zuurgraad, voedselrijkdom en vochttoestand, is het essentieel dat deze omgeving tenminste in stand blijft. Van H7150 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 9 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op een snipper van het habitattype op korte afstand van de A50 ten westen van knooppunt Beekbergen-Zuid met een oppervlakte van 0,01 ha (0,1% van het totaal). Op de overige 8,99 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. Stikstofdepositie leidt in heischrale graslanden tot verzuring, ammonium- en aluminiumtoxiciteit, vermesting en dominantie van snel groeiende soorten. Omdat natte/vochtige pioniervegetaties met snavelbiezen afhankelijk zijn van de toevoer van schoon kwelwater, maakt dat hen kwetsbaar voor slechte waterkwaliteit. Vooral de landbouwkundige bemesting in bovenstroomse gebieden zorgt ervoor dat het grondwater in beekdalen veelal is belast met teveel nitraat, sulfaat en fosfaat. Ter plaatse van het deel van het habitattype waarop sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ is dit echter niet aan de orde. Het deel van het habitattype ligt op grote afstand van landbouwgebieden en kent een goede waterkwaliteit waardoor effecten als gevolg van stikstofdepositie minder snel zullen optreden. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,07 mol N/ha/jr is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verzuring en vermesting van de bodem zal optreden. Van een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype is derhalve geen sprake. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse vennenlandschap 14 (met name rond de huidige grotere kernen van pioniervegetaties met snavelbiezen in vochtige en droge heiden met zure en zwakgebufferde vennen), waarvan ruim 4,8 ha buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsopgave te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,007% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,10 mol N/ha/jr in totaal slechts op 0,1% van de oppervlakte van het habitattype optreedt. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.4.8 H9120 Beuken- eikenbossen met hulst Voor het habitattype H9120 Beuken-eikenbossen met hulst geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,03 mol N/ha/jr in zowel 2018 als 2027. Lokaal is sprake van een iets hogere ‘verminderde afname’ van 0,36 mol N/ha/jr in 2018 en 0,24 mol N/ha/jr.
14
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 24 van 31
Effecten en toetsing
Het habitattype H9120 Beuken- eikenbossen met hulst maakt onderdeel uit van het Veluwse oude boslandschap. De beuken- en eikenbossen liggen op oude stuwwalgronden. Deze bossen komen voor in gesloten landschappen en in mozaïeklandschappen waar gesloten bos wordt afgewisseld met open plekken. Van H9120 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 5.874 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op verschillende bospercelen met H9120 binnen het invloedsgebied van het project met een oppervlakte van in totaal 171 ha (2,9% van het totaal). Op de overige 5.703 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘‘verminderde afname’ als gevolg van het project. De maximaal berekende ‘verminderde afname’ doet zich voor op een klein bosperceel op korte afstand van de A50 ten noordwesten van knooppunt Beekbergen met een oppervlakte van 1 ha (0,002% van het totaal). Stikstofdepositie leidt in Beuken-Eikenbossen met Hulst tot verzuring, ammonium- en aluminiumtoxiciteit, vermesting en dominantie van snelgroeiende soorten. Het verhoogde aanbod aan stikstof in Beuken-eikenbossen met hulst komt aanvankelijk tot uitdrukking in een versnelde groei van een aantal soorten, vooral van grassen, blauwe bosbes en beuk. Hierdoor kunnen de typische soorten vaatplanten van het systeem in bedekking afnemen. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,36 mol N/ha/jr op een zeer klein deel van het habitattype (0,002%) en van gemiddeld 0,03 mol N/ha/jr in andere delen van het habitattype binnen het invloedsgebied van het project leidt er niet toe dat sprake is van een versnelde vergrassing of een verandering in soortensamenstelling. Dergelijke effecten in bossystemen worden bovendien tegengegaan door regulier bosbeheer op de Veluwe. De ‘verminderde afname’ is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype optreedt. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap 15, met name op de locaties waar momenteel bos aanwezig is dat niet kwalificeert voor het Natura 2000gebied Veluwe (bijvoorbeeld naaldbos) rondom bestaande beuken-eikenbossen met hulst. Verspreid over vrijwel de gehele Veluwe zijn niet kwalificerende bostypen aanwezig rondom bestaande beuken-eikenbossen met hulst. Ruim 5.700 ha van het habitattype ligt buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsopgave te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype ten opzichte van de huidige situatie (2014); · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,03% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,03 mol N/ha/jr in totaal slechts op 2,9% van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘verminderde afname’ van 0,36 mol N/ha/jr slechts op 0,02% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake.
15
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 25 van 31
Effecten en toetsing
6.4.9 H9190 Oude eikenbossen Voor het habitattype H9190 Oude eikenbossen geldt dat ten opzichte van de huidige situatie zowel in 2018 als in 2027 geen toename aan stikstofdepositie is berekend. Wel is sprake van een zeer geringe ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in die jaren van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr in zowel 2018 als 2027. Lokaal is sprake van een iets hogere ‘verminderde afname’ van 0,23 mol N/ha/jr in 2018 en 0,20 mol N/ha/jr. Het habitattype H9190 Oude eikenbossen maakt onderdeel uit van het Veluwse oude boslandschap. De beuken- en eikenbossen liggen op oude stuwwalgronden. Deze bossen komen voor in gesloten landschappen en in mozaïeklandschappen waar gesloten bos wordt afgewisseld met open plekken. Van H9120 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 5.874 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op verschillende bospercelen met H9120 binnen het invloedsgebied van het project met een oppervlakte van in totaal 171 ha (2,9% van het totaal). Op de overige 5.703 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. Van H9190 komt in het Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 1.769 ha voor. De ‘verminderde afname’ doet zich voor op verschillende bospercelen met H9190 binnen het invloedsgebied van het project met een oppervlakte van in totaal 259 ha (14,6% van het totaal). Op de overige 1.510 ha van dit habitattype op de Veluwe is geen sprake van een ‘verminderde afname’ als gevolg van het project. De maximaal berekende ‘verminderde afname’ doet zich voor op een klein deel van een groter bosperceel met H9190 op korte afstand van de A50 ten noordoosten van knooppunt Beekbergen / Hoenderloo met een oppervlakte van 1 ha (0,06% van het totaal). Stikstofdepositie leidt in Oude eikenbossen tot verzuring, ammonium- en aluminiumtoxiciteit, vermesting en dominantie van snelgroeiende soorten. Het verhoogde aanbod aan stikstof in Beuken-eikenbossen met hulst komt aanvankelijk tot uitdrukking in een versnelde groei van een aantal soorten, vooral van grassen, blauwe bosbes en beuk. Hierdoor kunnen de typische soorten vaatplanten van het systeem in bedekking afnemen. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ aan stikstofdepositie van maximaal 0,23 mol N/ha/jr op een zeer klein deel van het habitattype (0,06%) en van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr in andere delen van het habitattype binnen het invloedsgebied van het project leidt er niet toe dat sprake is van een versnelde vergrassing of een verandering in soortensamenstelling. Dergelijke effecten in bossystemen worden bovendien tegengegaan door regulier bosbeheer op de Veluwe. De ‘verminderde afname’ is dermate gering en in omvang beperkt dat hierdoor geen meetbare verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype optreedt. Potentiële uitbreidingslocaties liggen verspreid in het Veluwse open zandlandschap 16, met name op de locaties waar momenteel bos aanwezig is dat niet kwalificeert voor het Natura 2000gebied Veluwe (bijvoorbeeld naaldbos) rondom bestaande oude eikenbossen. Verspreid over vrijwel de gehele Veluwe zijn niet kwalificerende bostypen aanwezig rondom bestaande oude eikenbossen. Ruim 1.500 ha van het habitattype ligt buiten de invloed van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen. Buiten de invloedsfeer van het project zijn dus voldoende potentiële uitbreidingslocaties aanwezig om de uitbreidingsopgave te kunnen realiseren. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van het instandhoudingsdoel van dit habitattype (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit) omdat: · er ondanks het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen sprake is van een afname aan stikstofdepositie afkomstig van het wegverkeer op het habitattype; · er sprake is van een zeer beperkte ‘verminderde afname’ van maximaal 0,02% van de KDW van het habitattype die niet leidt tot een meetbare verslechtering van de kwaliteit van het habitattype; · de zeer beperkte ‘verminderde afname’ van gemiddeld 0,02 mol N/ha/jr in totaal slechts op 14,6% van de oppervlakte van het habitattype optreedt en de maximaal berekende ‘vermin-
16
PAS gebiedsanalyse 057 Veluwe d.d. 31-12-2014.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 26 van 31
Effecten en toetsing
derde afname’ van 0,23 mol N/ha/jr slechts op 0,06% van de oppervlakte van het habitattype. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat als gevolg van het project geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het habitattype ten opzichte van de huidige situatie en dat de uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype in het Natura 2000-gebied Veluwe ook na uitvoering van het project mogelijk is. Van een significant negatief effect op het instandhoudingsdoel van het habitattype is derhalve geen sprake. 6.5
Ecologische beoordeling Vogelrichtlijnsoorten
6.5.1 Wespendief Het broedgebied van de wespendief omvat bosgebieden waaronder H9120 en H9190. Aangezien uit paragraaf 6.3 blijkt dat de bosgebieden in de Veluwe niet worden aangetast ten gevolge van het project, zijn significante effecten in het licht van de instandhoudingsdoelstelling (behoud omvang en kwaliteit van het leefgebied) alsmede verslechtering van het leefgebied van de wespendief uitgesloten. 6.5.2 Zwarte specht Het leefgebied van de zwarte specht omvat vooral naaldhout (foerageerplekken) met dikke bomen (nestplaats). Het optimale leefgebied bestaat uit aaneengesloten opgaand bos met kleinere onderbrekingen (open plekken, kaalslagen, jonge aanplant) of randen waar de zon op de bodem kan vallen, waaronder H9120 en H9190. Aangezien uit paragraaf 6.3 blijkt dat de bosgebieden in de Veluwe niet worden aangetast ten gevolge van het project, zijn significante effecten in het licht van de instandhoudingsdoelstelling (behoud omvang en kwaliteit van het leefgebied) alsmede verslechtering van het leefgebied van de zwarte specht uitgesloten. 6.5.3 IJsvogel De ijsvogel is een soort van het beeklandschap binnen het Natura 2000-gebied, onder meer aan oostelijke zijde van de Veluwe bij Epe en Apeldoorn. Het beeklandschap is niet gevoelig voor stikstofdepositie, alleen het leefgebied van de soort binnen H3130 Zwakgebufferde vennen is volgens de ‘PAS herstelstrategieën’ gevoelig voor stikstofdepositie. Het project heeft echter geen invloed op het habitattype H3130. Significante effecten in het licht van de instandhoudingsdoelstelling (behoud omvang en kwaliteit van het leefgebied) alsmede verslechtering van het leefgebied van de ijsvogel is derhalve op voorhand uitgesloten.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 27 van 31
7
Cumulatie
In een passende beoordeling dient naast effecten van het plan zelf, tevens gekeken te worden naar opeenstapeling van effecten van het plan met die van andere projecten en/of andere handelingen die reeds vergund zijn op grond van de Natuurbeschermingswet maar nog niet zijn uitgevoerd. Op die manier wordt voorkomen dat een opeenstapeling van op zich kleine effecten uiteindelijk leidt tot significante negatieve effecten. Bij de Provincie Gelderland zijn gegevens over verleende Nbwet vergunningen opgevraagd. Uit de cumulatieboekhouding van de Provincie Gelderland blijkt dat op en rond de Veluwe enkele projecten vergund zijn die effecten hebben op dezelfde habitattypen als waarop het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft. Het betreft de volgende habitattypen: · H2310 Stuifzandheiden met struikhei · H2330 Zandverstuivingen · H4030 Droge heiden · H9120 Beuken-eikenbossen met hulst · H9190 Oude eikenbossen H2310 Stuifzandheiden met struikhei Op H2310 Stuifzandheiden met struikhei is sprake van een vergunde additionele stikstoftoename van 0,2 mol N/ha/jr. Deze wordt veroorzaakt door twee projecten, de aanleg van de traverse bij Dieren (0,1 mol N/ha/jr) en de uitbreiding van een inrichting bij Harderwijk (0,1 mol N/ha/jr). Beide projecten liggen op grote afstand van het plangebied en hebben geen invloed op hetzelfde deel van het Natura 2000-gebied Veluwe dat binnen de invloedsfeer van het project A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen ligt. Van een additionele cumulatieve bijdrage op het deel van het habitattype waarop het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft is geen sprake. H2330 Zandverstuivingen Op H2330 Zandverstuivingen is sprake van een vergunde additionele stikstoftoename van 0,1 mol N/ha/jr. Deze wordt veroorzaakt door 1 project, de uitbreiding van een inrichting bij Harderwijk (0,1 mol N/ha/jr). Deze inrichting ligt op grote afstand van het plangebied en heeft geen invloed op hetzelfde deel van het Natura 2000-gebied Veluwe dat binnen de invloedsfeer van de A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen ligt. Van een additionele cumulatieve bijdrage op het deel van het habitattype waarop het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft is geen sprake. H4030 Droge heiden Op H4030 droge heiden is sprake van een vergunde additionele stikstoftoename van 2,4 mol N/ha/jr. Deze wordt veroorzaakt door 5 projecten verspreid over de Veluwe, in Dieren (0,2 mol N/ha/jr), Stroe (0,3 mol N/ha/jr), Barneveld (0,1 mol N/ha/jr), Hattem (1,5 mol N/ha/jr) en Nieuw Milligen (0,3 mol N/ha/jr). Deze projecten hebben invloed op een ander deel van de Veluwe dan het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen. Van een additionele cumulatieve bijdrage op het deel van het habitattype waarop het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft is geen sprake. H9120 Beuken-eikenbossen met hulst Op H9120 Beuken-eikenbossen met hulst is sprake van een vergunde additionele stikstoftoename van 0,3 mol N/ha/jr. Deze wordt veroorzaakt door 2 projecten in Ermelo (0,2 mol N/ha/jr) en Arnhem (0,1 mol N/ha/jr). Deze projecten hebben invloed op een ander deel van de Veluwe dan het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen. Van een additionele cumulatieve bijdra-
GM-0147774, revisie D7 Pagina 29 van 31
Cumulatie
ge op het deel van het habitattype waarop het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft is geen sprake. H9120 Oude eikenbossen Op H9120 Beuken-eikenbossen met hulst is sprake van een vergunde additionele stikstoftoename van 6,7 mol N/ha/jr. Deze wordt veroorzaakt door 2 projecten in Hattem (6,5 mol N/ha/jr) en Dieren (0,2 mol N/ha/jr). Deze projecten hebben invloed op een ander deel van de Veluwe dan het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen. Van een additionele cumulatieve bijdrage op het deel van het habitattype waarop het project A1/A50 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen invloed heeft is geen sprake. Vergunningen voor agrarische bedrijven worden door de provincie Gelderland afgegeven op grond van de Verordening Stikstof en Natura 2000 (d.d. 14-10-2011). Uitgangspunt van de Verordening is dat er geen toename plaatsvindt van de depositie zodat cumulatie als gevolg van vergunningen voor agrarische bedrijven niet aan de orde is.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 30 van 31
8
Conclusie
In de situatie na realisatie van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen is sprake van een afname aan stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe ten opzichte van de huidige situatie. Wel is sprake van een beperkte ‘verminderde afname’ ten opzichte van de autonome situatie in de betreffende planjaren (2018 en 2027). Bij die habitattypen waar sprake is van een ‘verminderde afname’ is een aanvullende ecologische beoordeling uitgevoerd. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van de relevante habitattypen en/of soorten. De zeer beperkte ‘verminderde afname’ als gevolg van het project A1 Apeldoorn-Zuid – Beekbergen staat ,ondanks het feit dat de huidige achtergronddepositie hoger is dan de kritische depositiewaarden van de betreffende habitattypen, het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de betreffende habitattypen en/of soorten niet in de weg. Daar waar nodig is uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van de betreffende habitattypen en/of habitats van soorten binnen het Natura 2000-gebied Veluwe mogelijk. Met deze passende beoordeling wordt de eerder in het Deelrapport Natuur (voortoets in het kader van de Nbwet) getrokken conclusie bevestigd dat van een (significant) negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende habitattypen en/of habitats van soorten geen sprake is.
GM-0147774, revisie D7 Pagina 31 van 31