1
A - versie De case en de vragen bij de case kun je vinden vanaf pagina 11. Sander Schenk
Op het antwoordvel eenduidig het volgens u juiste antwoord aangeven. Bij de beoordeling van de antwoorden wordt als basis de voorgeschreven literatuur gebruikt . 1. Welk van de onderstaande vier alternatieven hoort NIET thuis in de opsomming die Mintzberg geeft van de soorten activiteiten die door managers worden verricht? A. B. C. D.
Beleidsvormende activiteiten. Besluitvormende activiteiten. Informationele activiteiten. Interpersoonlijke activiteiten.
2. Om de juiste prioriteiten te kunnen stellen in zijn/haar werk moet een manager aan enkele basisvoorwaarden voldoen. Welk van de volgende alternatieven is NIET zo'n basisvoorwaarde? Een manager moet: A. B. C. D.
goed tijdmanagement kunnen voeren. participatief kunnen leidinggeven. resultaatgericht zijn. terreinkennis hebben.
3. Op welke kernproblemen van management hebben de volgende twee activiteiten betrekking? a. Het bepalen van de doelstellingen van de onderneming. b. Afstemming tussen de organisatie en de individuele organisatieleden. A. a. heeft betrekking op het extern afstemmingsprobleem. b. heeft betrekking op het intern afstemmingsprobleem. B. a. heeft betrekking op het structureringsprobleem. b. heeft betrekking op het intern afstemmingsprobleem. C. a. heeft betrekking op het extern afstemmingsprobleem. b. heeft betrekking op het structureringsprobleem. D. a. en b. hebben beide betrekking op het structureringsprobleem. 4. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? I. Tot de externe omgeving van een organisatie behoren in principe al die objecten en factoren die vanuit de organisatie beheersbaar zijn. 1 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
2
A - versie II. Ter onderscheid van de externe omgeving wordt de interne omgeving van de organisatie gezien als een economisch/sociaal/technisch systeem dat bestaat uit een aantal subsystemen of componenten. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
2 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
3
A - versie 5. In welke fase van het besluitvormingsproces is synectics als techniek vooral toepasbaar? A. B. C. D.
Eerste fase. Tweede fase. Derde fase. Vierde fase.
6. Als de uiteindelijke doelen van een organisatie tot stand komen door een onderhandelingsproces tussen de leden van de organisatie, dan spreekt men van: A. B. C. D.
de coalitie gedachte. doelcongruentie. maximerend gedrag. objectieve rationaliteit.
7. Thompson geeft vier benaderingswijzen van probleemoplossing die afhankelijk zijn van de mate waarin de betrokkenen het over de doelstellingen eens zijn en van het inzicht in de structuur van een probleem. Wanneer er GEEN overeenstemming over de doelstelling bestaat en er GEEN sprake is van een goed inzicht in het probleem dan is de aan te bevelen benaderingswijze: A. B. C. D.
beoordelen. compromis sluiten. inspiratie. rekenen.
8. Wat wordt bedoeld met organisatie in institutionele zin? A. B. C. D.
Een bepaald bedrijf of instelling. Het proces van organiserend handelen. Organiseren als systematische activiteit. Een doelrealiserend samenwerkingsverband.
9. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? I. Grote ondernemingen zijn wettelijk verplicht een Raad van Commissarissen in te stellen. II. De Raad van Commissarissen heeft de bevoegdheid de bestuurders van een N.V. of B.V. te benoemen en te ontslaan. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
3 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
4
A - versie 10. Welke van de volgende stellingen over een organisatieadviseur en organisatieonderzoek is/zijn juist? I. Het ontwikkelen van voorstellen is onderdeel van het "eigenlijke onderzoek" van een organisatieadviseur. II. De laatste fase van het organisatieonderzoek is de implementatiefase. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
11. Wat is het meest juiste antwoord? Organisatiestructuur is: A. B. C. D.
de indeling van te verrichten werkzaamheden en de vastgestelde bevoegdheden. de vastgestelde bevoegdheden en de ingebouwde communicatiekanalen. de indeling van te verrichten werkzaamheden en de ingebouwde communicatiekanalen. geen van de drie bovenstaande alternatieven is volledig juist.
12. Welke van de volgende twee uitspraken is/zijn juist? I. Interdependentie tussen afdelingen leidt tot informatieuitwisseling / informatieverwerking; noodzaak tot informatieverwerking kan verkleind worden door de per afdeling te realiseren prestatieniveaus betrekkelijk laag vast te stellen. II. Als mogelijke uitzonderingssituaties goed kunnen behandeld worden met de elementaire coördinatievoorzieningen dan zijn extra voorzieningen niet nodig. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
13. Wat is een kenmerk van dirigerende taken? A. B. C. D.
Ze zijn beleidsintensief en hebben betrekking op operationele beslissingen. Ze zijn uitvoeringsintensief en hebben betrekking op strategische beslissingen. Ze zijn uitvoeringsintensief en hebben betrekking op operationele beslissingen. Ze zijn beleidsintensief en hebben betrekking op strategische beslissingen.
14. Wat is het meest juiste antwoord? De inbreng van afdelingschefs heeft betrekking op: A. B. C. D.
operationele en strategische beslissingen. organisatorische en operationele beslissingen. strategische en organisatorische beslissingen. strategische, organisatorische en operationele beslissingen. 4 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
5
A - versie 15. Welke van de volgende twee uitspraken is/zijn juist? I. Een stafdienst dient ter versterking van de leiding in haar constituerende taak. II. Het verschil tussen centrale en decentrale stafdiensten zit in de verschillende specialistische kennis waarover ze beschikken. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
16. Welke van de volgende twee uitspraken is/zijn juist? I. Het instellen van een stafafdeling is een vorm van functionalisatie. II. Het is mogelijk om in één organisatie zowel een F, P, M, als G indeling tegen te komen. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
17. In de voorgeschreven literatuur worden de criteria en overwegingen van functievorming van Luijk weergegeven, die zijn te hanteren bij het ontwerp van een organisatie. Welke van de volgende alternatieven is GEEN functievormingsoverweging? A. B. C. D.
Is er sprake van doublures? Is de organisatie flexibel? Kan elke functionaris de nodige arbeidsvoldoening vinden? Past de ontworpen organisatie bij het huidige personeelsbestand?
18. Welke van de volgende twee stellingen is/zijn juist? I. Kwaliteitscirkels zijn gericht op een totale aanpak van kwaliteitsproblemen: vanaf de werkvloer tot en met de top. II. MANS (Management en Arbeid Nieuwe Stijl) is een aanpak van problemen, waarin statistische kwaliteitscontrole een belangrijk hulpmiddel is. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
5 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
6
A - versie 19. Welke organisatievorm bergt het risico in zich dat de aandacht van de topleiding zich te veel richt op het operationele gebeuren? A. B. C. D.
Gecentraliseerde functionele vorm. Gedecentraliseerde divisie vorm. Gedecentraliseerde project management vorm. Gedecentraliseerde matrix vorm.
20. Er worden voor instellingen zonder winstoogmerk een viertal bestuursmodellen onderscheiden. Welke van deze vier wordt ook wel "Raad van Commissarissenmodel" genoemd? A. B. C. D.
Beleidsvormend bestuur. Executief bestuur. Toezichthoudend bestuur. Voorwaardenscheppend bestuur.
21. Greiner geeft in zijn groei- en ontwikkelingsmodel een aantal crises aan. ( De laatste crisis is overigens alleen door Greiner aangeduid; de naam van die crisis is door anderen aan het model toegevoegd.) Welk alternatief geeft de eerste en laatste crisis van Greiner? A. B. C. D.
Autonomiecrisis en bureaucratiecrisis. Autonomiecrisis en overlegcrisis. Leiderschapscrisis en bureaucratiecrisis. Leiderschapscrisis en overlegcrisis.
22. Het ontwerp van een organisatiestructuur kan verduidelijkt worden met behulp van een organisatieschema. Wat geeft een organisatieschema aan? Een organisatieschema geeft aan: A. B. C. D.
de taakverdeling en de functiebeschrijvingen. de taakverdeling en de formele gezagsverhoudingen. de taakverdeling en de bevoegdheden. de taakverdeling en de verantwoordelijkheidsgebieden.
6 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
7
A - versie 23. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist/ I. Als we in het strategieformuleringsproces spreken over een sterkte-zwakte onderzoek, dan hebben we het over een intern gericht onderzoek. II. Onderdeel van het sterkte-zwakte onderzoek bij strategieformulering is onder andere het beoordelen van de verschillende functionele gebieden. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
24. Porter hanteert de ‘value chain’ als analyse-instrument in het strategieformuleringsproces. Wat geeft de ‘value chain’ precies aan? A. Welke functionele gebieden van de organisatie van meer of minder belang zijn in het totale functioneren. B. Welke product/markt-combinaties de onderneming wil bewerken. C. Welke activiteiten een organisatie moet uitvoeren om een product of dienst aan te kunnen bieden. D. Welke componenten uit de omgeving van belang zijn voor het functioneren van een organisatie . 25. In welk onderdeel van het strategieformuleringsproces wordt met name de portfolio matrix van de Boston Consulting Group gebruikt? A. B. C. D.
Identificatie van strategische alternatieven. Omgevingsonderzoek. Sterkte-zwakte onderzoek. Vaststelling van de strategische kloof.
26. Een analyse-instrument van de Boston Consulting Group is de portfolio analyse. Wat is de centrale grootheid bij deze portfolio analyse? A. B. C. D.
De cash flow. Het marktaandeel. De marktgroei. Winst.
27. Ansoff hanteert een product/markt matrix. In welke fase van het strategieformuleringsproces wordt deze matrix het meest waarschijnlijk gebruikt? A. B. C. D.
Vaststellen van de strategische kloof. Omgevingsonderzoek. Uitvoeren van strategische alternatieven. In kaart brengen van strategische keuzemogelijkheden. 7 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
8
A - versie 28. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? I. Het proces van strategische planning in de kleine en middelgrote onderneming verschilt met het proces van strategische planning in een grote onderneming. II. Het proces van strategische planning in een gediversifieerde onderneming verloopt anders dan in een "single product firm". A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
29. Met als basis de eenvoudige product/markt matrix van Ansoff wordt ook een uitgebreidere matrix beschreven. Wat voor soort strategie hoort bij de assen: - gelijk product - beperktere markt A. B. C. D.
Differentiatie. Productontwikkeling. Schaalverkleining. Specialisatie.
30. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? I. Het definiëren van een business bij gediversifieerde ondernemingen geschiedt bij voorkeur vanuit de intern organisatorische opbouw van die onderneming. II. Het is verstandig, volgens de voorgeschreven literatuur, in het begin van het strategische planningsproces direct al zoveel mogelijk verschillende "businesses" te onderscheiden. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
31. Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? I. Volgens de Boston Consulting Group moeten de financieringsmiddelen die een "cash cow" opbrengt, worden aangewend voor "stars" of "question marks". II. Niet elke "question mark" wordt ooit een "dog". A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
8 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
9
A - versie 32. Welke van de volgende communicatiestructuren leidt volgens Leavitt tot de langste oplossingstijd, veel berichten, maar ook tot de meeste satisfactie? A. B. C. D.
Cirkelstructuur Open-kringstructuur Wielstructuur Y-structuur
33. In het kader van werkstructurering wordt gesproken over de orthodoxe taakverrijking en de socio-technische systeembenadering. Achter deze twee vormen van taakstructurering zitten verschillende basisfilosofieën. Welk van de volgende opvattingen behoort bij de sociotechnische systeembenadering? A. B. C. D.
Intermenselijke verhoudingen zijn werkEXtrinsieke factoren. De organisatie structuur is een hiërarchie van talent en persoonlijke verantwoordelijkheid. Nadruk op individuele taakverandering. Veranderingen in het taakontwerp volgt op veranderingen in het sociale systeem.
34. Welk alternatief is een "dissatisfier" in de motivatietheorie van Herzberg? A. B. C. D.
De aard van het werk. Verantwoordelijkheid. Prestaties kunnen leveren. Salaris.
35. Dissatisfiers, zoals beschreven door Herzberg zijn: A. B. C. D.
werkintrinsieke factoren, gerelateerd aan de lagere lagen van de piramide van Maslow. werkextrinsieke factoren, gerelateerd aan de hogere lagen van de piramide van Maslow. werkintrinsieke factoren, gerelateerd aan de hogere lagen van de piramide van Maslow. werkextrinsieke factoren, gerelateerd aan de lagere lagen van de piramide van Maslow.
36. Welke van de volgende leiderschapstheorieën is EN situatieafhankelijk EN kent de beide dimensies van taakgerichtheid en mensgerichtheid? A. B. C. D.
Contingentie theorie van Fiedler. Theorie van Reddin. Theorie Y van McGregor. Scanlon plan.
9 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
10
A - versie 37. Welke stijl van leidinggeven komt volgens Hersey en Blanchard overeen met de volgende benadering: - veel ondersteuning - weinig sturing ? A. B. C. D.
Instrueren. Overtuigen. Overleggen. Delegeren.
38. Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? I. De doelstelling van Management by Objectives is primair het verhogen van de efficiency van het productieproces. II. Management by Objectives is een goede basis voor Management by Exception. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
39. Welke van de volgende stellingen met betrekking tot de productieplanning is/zijn juist? I. Afleveringsplanning is meer gedetailleerd dan de capaciteits- of bezettingsplanning. II. De zogenoemde GANTT-kaart is een hulpmiddel van productieplanning. A. B. C. D.
I en II zijn juist. I is juist en II is onjuist. I is onjuist en II is juist. I en II zijn onjuist.
40. Kenmerkend voor het "just-in-time" systeem is dat: A. B. C. D.
het vooral geschikt is voor Japanse bedrijven. de afdeling de order geeft aan de interne klant ("supply push"). de interne klant de order geeft aan de afdeling ("demand pull"). de koper zijn bestelling op een vaste datum aangeleverd krijgt.
10 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
11
A - versie “Zorg ABC Verzekerd" " Zorg Verzekerd”, ook wel kortweg ZV genoemd, is in 2000 ontstaan vanuit de fusie tussen "Zorg A" (ZA), "Zorg B" (ZB) en "Zorg C" (ZC). Een fusie die redelijk voor de hand liggend was. Alle drie waren het bedrijven, ieder in de eigen regio van het land, voornamelijk bedrijvig op het terrein van ziekenfonds. Daarnaast kwam er begin 2002 een vierde werkmaatschappij: ZSV “Zorg Samen Verzekerd” ten behoeve van bewerking van de markt van grote collectieve particuliere contracten (particuliere ziektekosten verzekeringen collectief afgesloten via de werkgevers). Tot 1993 waren het feitelijk overheidsbedrijven; iedere werknemer in de betreffende regio was verplicht bij hen verzekerd; marktwerking bestond niet. Nadien is er veel gebeurd; door de wijzigingen in de ziekenfondswetvergoedingen en het invoeren van de keuzevrijheid voor de klant om zelf een ziekenfonds te kiezen. Hierdoor ontstond de mogelijkheid voor de ziekenfondsen om zich te onderscheiden door aanvullende vergoedingspakketten te ontwikkelen en klantenservice te bieden. Alledrie de bedrijven hebben zich daar sterk voor ingezet; het aantal verzekerden, hoewel nog steeds fors, is echter ieder jaar lager. Uit de gehouden enquêtes blijkt dat de naamsbekendheid van de onderdelen van ZV op de collectieve markt wel wat verbeterd is. Op de individuele markt is de bekendheid wel aanwezig in de regio's waar de onderdelen opereren. De onderdelen worden echter beschouwd als bureaucratische, trage, inflexibele ziekenfondsen. Bij de fusie is gekozen voor een constructie waarbij de drie, na toevoeging van ZSV inmiddels vier , bedrijven als afzonderlijke werkmaatschappijen blijven functioneren. Ben Korthals (concerncontroller) vertelt in een presentatie hierover: "De Raad van Bestuur zal zich richten op de strategie en hiertoe beleidslijnen uitzetten. De directies van de werkmaatschappijen kunnen zich richten op de operationele en organisatorische taken. Voor de taken die het concern moet gaan uitvoeren kunnen de mensen, die dit nu bij de werkmaatschappij doen, overgaan naar de centrale staven. De gehele concernvorming kan dus kostenneutraal plaatsvinden." Momenteel bestaat het concern uit 120 mensen. De nog steeds stijgende organisatiekosten van de gehele organisatie zijn al jaren veel te hoog. Met name is opvallend ten opzichte van de concurrenten het grote aantal personeelsleden, de hoge kosten voor inhuur van personeel en de verliezen in de particuliere tak. De reserves zijn nog fors, maar op deze manier kan dat niet lang meer duren. Vanuit de Raad van Bestuur is opgelegd dat iedere werkmaatschappij wordt beoordeeld op de resultaten per product/markt combinatie (PMC). De PMC’s zijn:- ZFW (ziekenfonds-verplicht) - AV ZFW ( Aanvullende Vrijwillige pakketten op verplicht ziekenfonds) - ZKV –individueel (ZiekteKostenVerzekering individueel Particulier en - ZKV – klein collectief (ZiekteKostenVerzekering klein collectief, particuliere, verzekeringen) - assurantiebemiddeling. Behalve een gezond resultaat op alle producten zijn de belangrijkste aspecten van de strategie: toename van aantal verzekerden particulier, behoud van verzekerden ziekenfonds en vernieuwende, maatschappelijk ondernemende acties op het gebied van de zorg. 11 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
12
A - versie De aantallen ZKV zijn altijd beperkt gebleven, het veroveren van een groot marktaandeel op deze markt is ondanks de strategie nog steeds niet gelukt. Er zijn nogal eens gesprekken met eventuele fusiepartners op dit gebied geweest, hier is niets uit gekomen. Omdat al in 2001 bleek dat een voorname reden voor het beperkt blijven van de aantallen ZKV de uitstroom van verzekerden naar collectieve contracten was, is er in 2002 een aparte de vierde - werkmaatschappij " Zorg Samen Verzekerd" (ZSV) opgericht om de markt van de grote collectieve particuliere contracten te bedienen. De situatie De directeur van ZSV, Harry Snelvliet, vertelt: " Wat we totnogtoe bereikt hebben, en dat is een aantal hele grote contracten, hebben we alleen maar te danken aan de tomeloze inzet van al onze medewerkers. Zeker niet aan die ziekenfondsen of de Raad van Bestuur. Toen we nog maar net begonnen waren, kregen we gelijk een klant van werkmaatschappij ZB: een collectief contract van een zorginstelling waar 4.000 mensen werken. ZB was dolblij dat hij van het al jaren verliesgevende contract af was, wij zaten niet op dat verlies te wachten maar al helemaal niet op het werk. We hadden in onze nieuwe werkmaatschappij (ZSV) slechts 3 administratieve medewerkers zitten en uitbreiding zag de Raad van Bestuur liever niet. We moeten zoveel mogelijk gebruik maken van de diensten van de andere werkmaatschappijen, maar wanneer we bijvoorbeeld een aantal callcenter medewerkers van ZC inhuren, krijgen we 3 keer (300%) hun personeelskosten doorbelast vanwege de overheadkosten van ZC. Er is één administratief systeem voor alle particuliere verzekerden, één gezamenlijk systeem. Voor de aanpassingen op dit systeem, die voor onze bedrijfsuitvoering noodzakelijk zijn, moeten we overleggen met de andere werkmaatschappijen en wel net zo lang tot we gezamenlijk hebben bepaald of de aanpassingen doorgevoerd worden en wanneer dan. Dat soort besluitvorming kost maanden en onze moeizaam binnen gehaalde contracten zijn binnen 'no time' weer naar de concurrent terug. Zo kunnen wij toch nooit functioneren? Zeker niet als we straks net als de andere verzekeraars een pakket op maat willen aanbieden." Niet alleen bij Harry Snelvliet lopen de frustraties af en toe hoog op. Kees van Waal, controller bij ZB: " Ik heb 5 Fte zitten die niets anders doen dan rapporteren aan de concernafdelingen, met name aan de concernafdeling Financiële Planning en Control (FPC). Wat betreft de financiële rapportages, willen ze inzage in iedere € 300 die uitgegeven wordt, maar hun rapportage naar de Raad van Bestuur is één A4-tje en wat ze met de rest van die informatie doen (voor zover ze er al iets van begrijpen) horen we niet. Ik moet wel steeds uitleggen waarom ik, ondanks een FPC op concernniveau, toch twee Fte’s meer nodig heb, dan vóór de concernvorming. Dan werkt de constructie van P&O tenminste duidelijker; bij P&O valt de centrale stafafdeling functioneel onder het concern, maar er is tevens een “filiaal” van die centrale P &O bij ons op kantoor gehuisvest. In eerste instantie zat ik daar niet op te wachten, maar zo langzamerhand begin ik er toch over te twijfelen of dat niet beter is. De Raad van Bestuur kan er ook wat van, we moeten een goed resultaat halen, maar zij bepalen de premiestelling en de hoogte van de voorzieningen, bovendien zijn we voor onze financiële baten afhankelijk van de prestaties van treasury op concernniveau."
12 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
13
A - versie Maar ook over ZB zelf, heeft Kees van Waal genoeg op- en aanmerkingen: " Zojuist heeft de enorme achterstand in declaratieverwerking ons weer mogelijk tonnen gekost. Hoe zo'n grote achterstand kan ontstaan, enkel en alleen doordat de ziekenhuizen op een ander soort tape overgaan, is mij niet duidelijk. Afdeling Zorg wist dat vanuit haar contacten met de ziekenhuizen toch allang, dan kan Administratie toch tijdig maatregelen nemen. Ook de afdeling Commercie lijkt niet te functioneren. Als je kijkt naar ons speerpunt “toename aantallen verzekerden”, dan hebben we daar nu al jaren miljoenen guldens in gestoken. Commercie is in die tijd verdrievoudigd in grootte, maar onze totale verzekerdenaantallen lopen nog steeds terug en ook de andere targets vanuit de Balanced Scorecard op het gebied van serviceverlening (doorlooptijd offertes, wachttijd telefoontjes, etc.) worden nog steeds niet binnen de norm uitgevoerd, de kosten van inhuur personeel rijzen wel de pan uit.” De gehele organisatie lijkt trouwens wel overspannen; er lopen projecten om dure zorgvernieuwende (preventieve aandacht voor gezondheid) acties uit te kunnen voeren. Er lopen ook projecten om alle systemen te uniformeren bij de werkmaatschappijen. ”De sturingsinformatie zowel naar de Raad van Bestuur als naar externen moet ieder jaar aanzienlijk uitgebreider en we moeten allemaal bezuinigen op de organisatiekosten", aldus een medewerker. Ook al merken de managers bij de werkmaatschappijen er weinig van, bij de Raad van Bestuur zijn deze problemen wel bekend. De insteek direct na de fusie was in eerste instantie de bedrijven als afzonderlijke werkmaatschappijen te laten functioneren, ondertussen de systemen en processen uniformeren en daarna de werkmaatschappijen integreren. Momenteel zijn de systemen na de nodige problemen en kosten uniform. De Raad van Bestuur staat nu voor de keuze welke stappen ze verder wil nemen. De nadering van de basisverzekering speelt ook een rol; voorlopig is nog niet duidelijk hoe deze basisverzekering eruit zal gaan zien, maar als grote zorgverzekeraar zou ZV een grote rol kunnen spelen, mits ze maar tijdig genoeg kan reageren. Over het tijdig kunnen reageren maakt de Raad van Bestuur zich nog de meeste zorgen. De accountant die dit allemaal aanhoort krabt zich eens achter de oren en legt dit geval voor aan een collega van het accountantskantoor.……
13 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003
14
A - versie VRAGEN EN OPGAVEN ANALYSE EN BEOORDELING 1 Welke knelpunten en relevantie items komen naar voren uit de inhoud van de problematiek bij “Zorg Verzekerd N.V.” op basis van feiten en omstandigheden in de case? N.B. Er dienen zes relevante knelpunten te worden genoemd; benoem tevens drie relevante items. (6.p) 2 Zet de gezichtspunten uiteen die vaktechnisch vanuit de theorie over management en organisatie van belang zijn om de knelpunten en relevante items in de huidige en toekomstige situatie goed te begrijpen. Het is noodzakelijk in elk geval acht relevante theoretische gezichtspunten of conceptuele kaders in relatie tot de case verder toe te lichten en uit te werken. N.B. (Alleen het noemen van de gezichtspunten levert geen punten op; introductie(descriptie) van een concept plus uitwerking is noodzakelijk met gebruikmaking van gegevens en/of beoordelingen/uitspraken uit de case! De gezichtspunten/concepten dienen onderscheidend én complementair te zijn en gezien de problematiek een redelijk evenwicht in accentuering te bevatten.) (16 p.) PROBLEEMSTELLING 3.a. Omschrijf kort de probleemstelling die u vanuit de organisatieadvies-optiek naar voren ziet komen bij “Zorg Verzekerd N.V.” 3.b. Op welke essentiële (deel)vraagstukken zou u in een nadere toelichting op de probleemstelling op voorhand de aandacht van de directie willend vestigen als het gaat om typering van de terreinen waarop in het kader van deze onderzoeksopdracht vrijwel zeker verbeteringen c.q. veranderingen zijn te verwachten? N.B. Benoem er in elk geval drie en licht deze kort toe. (8 p.) ALTERNATIEVEN/OPLOSSINGSRICHTINGEN 4 “Zorg Verzekerd N.V.” vraagt u drie alternatieven te geven ter oplossing van de bestaande problemen.Welke aanbevelingen zou u in de beschreven situatie doen? Werk uw voorstellen uit , verduidelijk deze zonodig met schema’s respectievelijk met in het vak bekende managementmethoden en –technieken en geef verdere toelichting op elk van de aanbevelingen. Maak daarbij in elk geval ook duidelijk welke sub-varianten u overweegt binnen het samenstel van uw aanbevelingen. (14 p) VOORKEURSOPLOSSING EN IMPLEMENTATIE 5 Welke voorwaarden dienen te worden vervuld om uw voorstellen te laten werken zoals u deze bedoelt? Schenk daarbij ook aandacht aan ondersteunende maatregelen bij implementatie van uw voorkeursoplossing. (6 p.)
14 Management en Organisatie, 06 – 01 – 2003