Verslag van de 2470e zitting van de Raad van de Europese Unie Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken d.d. 2 en 3 december 2002 te Brussel (onderdelen Volksgezondheid en Werkgelegenheid en Sociaal Beleid)
A. Onderdeel Volksgezondheid Voorzitter van de Raad: dhr. Rasmussen, Minister van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, Denemarken 1.
Goedkeuring van de voorlopige agenda
De Raad keurde de agenda goed. 2.
Goedkeuring van de lijst met A-punten
De lijst met A-punten werd goedgekeurd. 6.
Tabak a. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten Politiek akkoord De Raad kwam, met gekwalificeerde meerderheid, tot een politiek akkoord over de Richtlijn Tabaksreclame. Het Europees Parlement had haar goedkeuring over het Commissievoorstel al gegeven, zodat nu in eerste lezing een akkoord tussen Raad en Europees Parlement is bereikt. Voor de meeste lidstaten bleek een politiek akkoord over het Richtlijnvoorstel in eerste lezing aanvaardbaar omdat de uitkomst van een eventuele tweede lezing van het Europees Parlement wellicht niet zo gunstig zou kunnen uitpakken, terwijl een nog ambitieuzere Richtlijn weer op bezwaren van het Europese Hof van Justitie zou kunnen stuiten. Nederland kon zich bij de meerderheid van de lidstaten aansluiten omdat het inmiddels de overtuiging had dat het Richtlijnvoorstel verdergaande nationale maatregelen niet in de weg zou staan, Nederland van mening was dat in het voorstel voldoende verboden staan en houdbaar was voor het Hof. Het Verenigd Koninkrijk kon niet met het Richtlijnvoorstel instemmen omdat zij het niet ver genoeg vond gaan. Men beoordeelde het Richtlijnvoorstel juist als kwetsbaar voor Hofzaken en deelde niet de zorg van de Commissie over de risico’s van een eventuele tweede lezing van het Europees Parlement. Duitsland daarentegen was van mening dat het Voorstel buiten de competentie van de gemeenschap viel. Alleen de grensoverschrijdende reclame zou er onder mogen vallen. Duitsland kon het voorstel van de Commissie dan ook niet steunen. Het Deens Voorzitterschap concludeerde daarop dat het oorspronkelijke Commissievoorstel met gekwalificeerde meerderheid was aanvaard, zodat in eerste lezing met het Europees Parlement een akkoord was bereikt.
b.
Kaderverdrag van de WHO ter bestrijding van tabaksgebruik Informatie van de Commissie en het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap benadrukte de voortgang die er was geboekt sinds de vorige onderhandelingsronde. In die vijfde onderhandelingsronde was er, als gevolg van aparte interventies van de lidstaten, bij de overige landen onduidelijkheid ontstaan over de EU positie. Het voorzitterschap gaf dan ook aan blij te zijn met het aanvaarden van de Richtlijn Tabaksreclame en de daaruit volgende duidelijkheid. De Commissie sloot hierbij aan en riep de lidstaten op bij de volgende ronde met één stem te spreken en leiderschap te tonen. De basis van de EU positie zijn nu de Richtlijn en de Aanbeveling (zie c.) waardoor de EU dicht bij een total ban komt.
c.
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake de preventie van roken en initiatieven ter verbetering van de bestrijding van tabaksgebruik Aanname
De Raad aanvaardde, met gekwalificeerde meerderheid, het Commissie voorstel, welke dient ter aanvulling op de Reclamerichtlijn. Het voorzitterschap gaf aan dat de Aanbeveling veel verder ging dan de Reclamerichtlijn. Wat juridisch niet in de Richtlijn kon staan had een plaats gekregen in de Aanbeveling. Enkele maatregelen uit de Aanbeveling zijn: de beperking van de beschikbaarheid van tabak voor jongeren, het monitoren van de promotieactiviteiten van de tabaksindustrie en het verbeteren van de bescherming van niet-rokers. 7. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen, het toezicht en ge geneesmiddelenbewaking met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling Stand van zaken Het Voorzitterschap presenteerde een voortgangsrapportage.Het Voorstel was inmiddels in eerste lezing in het Europees Parlement aan de orde geweest. Na deze eerste lezing heeft de Commissie een gewijzigd voorstel toegezegd, waarmee het bereiken van een politiek akkoord sowieso op deze Raad niet meer mogelijk was. De discussie werd gevoerd aan de hand van een drietal vragen: de reikwijdte van de gecentraliseerde procedure, de afvaardiging per lidstaat in de Raad van Beheer en de mogelijkheid van voorwaardelijke/voorlopige registratie. In de discussieronde gaf Nederland aan voorstander te zijn van het behoud van keuze vrijheid, voor humane maar in ieder geval voor veterinaire geneesmiddelen. Een belangrijke overweging hiervoor was de positie van kleine bedrijven. Daarnaast bepleitte Nederland vertegenwoordiging van alle lidstaten in de Raad van Beheer, aangezien deze Raad essentiële taken heeft die direct de verantwoordelijkheden van de nationale registratieautoriteiten raken. Nederland zag geen bezwaar tegen het niet periodiek vernieuwen van registratie. De praktijk heeft immers uitgewezen dat verlenging geen extra waarborg is voor de veiligheid en kwaliteit. De registratieautoriteiten konden te allen tijden informatie opvragen en indien nodig tot schorsing overgaan. Het voorziterschapscompromis was dan ook voor Nederland aanvaardbaar.
2
Aan het einde van de discussieronde concludeerde het Deens Voorzitterschap dat er eigenlijk nauwelijks conclusies te trekken waren. Over de reikwijdte van de gecentraliseerde procedure had het een kleine meerderheid geconstateerd voor het handhaven van de status-quo (keuzevrijheid), in ieder geval was er een duidelijke meerderheid voor het behoud van de keuzevrijheid voor veterinaire geneesmiddelen. Het was het Voorzitterschap duidelijk geworden dat er een grote meerderheid voor een vertegenwoordiger per lidstaat in de raad van beheer was. Tot slot concludeerde het Voorzitterschap een brede steun voor het voorzitterschapscompromis over de hernieuwingen. Het proces zal worden voortgezet aan de hand van een nieuw document van de Commissie.
8.
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de preventie van en de beperking van de risico’s die samenhangen met drugsverslaving Aanname
Het voorstel voor een aanbeveling werd met gekwalificeerde meerderheid aangenomen. Nederland kon instemmen met de aanbeveling onder meer omdat het een erkenning van het Nederlandse beleid voor de hulpverlening aan drugsverslaafden is. Om het totale beleid voor drugshulpverlening te completeren had Nederland, samen met Duitsland graag het belang van gebruikersruimten in de tekst opgenomen gezien, maar nu daarvoor geen meerderheid voor kon worden verkregen is gekozen voor een gezamenlijke verklaring, waarin het belang van gebruikersruimten tot uitdrukking werd gebracht. Luxemburg sloot zich in de Raad bij de verklaring aan. Italië stemde tegen de aanbeveling, 9.
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen Stand van zaken
Het Voorzitterschap presenteerde een voortgangsrapportage over de Richtlijn cellen en weefsels en sprak de hoop uit dat het ter tafel liggende document de nodige mogelijkheden biedt om verder voort te kunnen bouwen. Ter aanvulling waarschuwde de Commissie daarop dat kleine waarschuwingen in het toepassingsgebied grote gevolgen kunnen hebben. De Commissie drong aan op snelle voortgang en gaf aan dat hoewel de discussies ook over ethische normen bij doneren en gebruik zouden gaan, de Richtlijn daarop geen betrekking had. De Raad nam kennis van het verslag over de stand van zaken, waarop het komende Griekse Voorzitterschap aangaf de Richtlijn cellen en weefsels als een van de prioritaire gezondheidsthema’s van haar Voorzitterschap te zien. 10.
Mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de EU Stand van zaken
Het Voorzitterschap gaf in haar verslag van de stand van zaken aan, eraan te hechten dat de Raad voortdurend op de hoogte gehouden zou worden, maar benadrukte dat er nu geen inhoudelijk debat moet plaatsvinden. De discussie in het High Level Process of Reflection van ministers moest strikt gescheiden blijven van het Raadswerk. Daarom komen er werkgroepen met ministers, waarvan de eerste bijeenkomst op 3 februari 2003 is gepland.
3
Inmiddels hadden, volgens de Commissie, 14 lidstaten de wens te kennen gegeven mee te gaan doen. Het was een uitdaging het overleg goed te organiseren. Inmiddels was ook besloten tot drie werkgroepen. Grote vraag blijft hoe de relatie gezondheidszorg en EU vorm kan worden gegeven. De Commissie wilde echter niet vooruitlopen op wat de Raad daarvan zou vinden. Het moest een informeel proces blijven. 11.
Bioterrorisme/veiligheid met betrekking tot gezondheid Stand van zaken
De Commissie gaf een overzicht van de activiteiten die binnen de EU zijn ondernomen sinds de aanname van de Conclusies van de Gezondheidsraad van november 2001. Er staat inmiddels een multisectorieel project op de rails en de ministers van Binnenlandse Zaken hebben een alomvattend rapport afgerond waarin de bescherming van de volksgezondheid stevig is verankerd. Een special comité en een taskforce wisselen op een efficiënte wijze informatie en kennis uit en met de steun van de lidstaten is een 24-uurs alarmeringssysteem opgezet. Daarnaast zijn de productie mogelijkheden van de farmaceutische industrie in kaart gebracht en zijn speciale gegevens en aanbevelingen op het terrein van vaccins uitgebracht. In 2003 wil de Commissie met een Mededeling komen over de verdere noodzakelijke stappen op het gebied van planning, scenario’s en de informatiebehoefte. Per 1 januari 2003 gaat het nieuwe Actieprogramma Volksgezondheid van start en in dat kader zal de Commissie ook verder bouwen aan een centrum als hart van een netwerk. De Commissie zegde toe hiervoor in mei 2003 met een voorstel aan de Raad te zullen komen. De Commissie was ervan overtuigd dat de totale capaciteit van zowel de VS als van de Unie verder vergroot zou moeten worden. Overdraagbare ziekten zouden de komende tijd meer aandacht moeten krijgen, monitoring van gezondheidsontwikkelingen zou daarmee een prioriteit voor later worden. Het centrum zou een eigenstandige positie moeten krijgen, met eigen middelen en communicatiekanalen. Omdat het gaat om een organisatie met eigen middelen, zal de personele omvang beperkt moeten blijven. De Commissie waarschuwde echter dat het centrum geen vervanging kon worden van de inspanningen van de Lidstaten, de nationale capaciteit moest volgens haar ook uitgebouwd worden. 12.
Mededeling over de valideringscriteria voor internetsites op het gebied van de gezondheid
De Commissie deelde de Raad mee dat zij inmiddels met een mededeling was gekomen waarin ze een aantal criteria (zoals bijvoorbeeld transparantie en bescherming van de privacy) voor gezondheidssites op het internet noemt. Sommige van de criteria, bijvoorbeeld regels voor de privacy, kenden al communautaire wetgeving. Door de enorme wildgroei van internetsites, is het moeilijk het kaf van de koren te scheiden en de Commissie riep de lidstaten dan ook op de criteria toe te passen en campagnes op te zetten om brede voorlichting over deze criteria te kunnen geven.
4
13.
Zwaarlijvigheid Aanname raadsconclusies
Het Voorzitterschap wees bij dit agendapunt op de vele ziekten, zoals diabetes, die inmiddels waren ontstaan door toename van obesitas. De Raadsconclusies werden zonder discussie aanvaard.
Diversen G10 Nederland hield in aanvulling op het beschikbare document een pleidooi om als ministers van volksgezondheid actief te zijn in de uitwerking van de G10-aanbevelingen. Veel van de aanbevelingen moeten immers door de ministers van Volksgezondheid geïmplementeerd worden. Nederland heeft richting het Nederlandse voorzitterschap al de keuze gemaakt dat de uitwerking op de agenda van de Gezondheidsraad zou komen te staan en riep de komende voorzitterschappen op dezelfde te doen. De Italiaanse minister onderschreef het Nederlands pleidooi van harte. Om de daad bij het woord te voegen kondigde hij een informele Gezondheidsministerraad aan, op 5 en 6 september 2003 in Milaan. Deze informele Raad zou dan de Griekse Voorzitterschapsconclusies van 10 juli 2003 kunnen opvolgen. De Commissie kondigde aan in mei 2003 met een mededeling over de uitwerking te komen. Deze zou dan op de agenda van de ESPCO-raad van juni 2003 kunnen staan, waarna het Italiaanse Voorzitterschap de inhoudelijke bespreking in de Raad kan beginnen. Postpolio Ierland vroeg aandacht voor de postpolio slachtoffers en riep de lidstaten op informatie ten behoeve van de overlevenden en hun omgeving ter beschikking te stellen, de overlevenden waar mogelijk behandeling te bieden en hun bij te staan in hun maatschappelijke ontwikkeling. WHO kandidatuur België hield een betoog ter ondersteuning van de enige Europese kandidaat voor de opvolging van DG Brundlandt van de WHO, de Belg Dr. Piot. Programma Grieks Voorzitterschap Op de Griekse agenda voor de eerste helft van 2003 staan de richtlijn cellen en weefsels, de herziening van de geneesmiddelenwetgeving, de voorbereiding van de laatste onderhandelingsronde voor het WHO kaderverdrag tabak, aanbevelingen bij diagnostiek bij kanker, geestelijke gezondheidszorg en de gevolgen van de uitbreiding voor de volksgezondheid.
5
B. Onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid Voorzitter: mw. Henriëtte Kjaer, Minister van Sociale Zaken en de heer Claus Hjort Frederiksen, Minister van Werkgelegenheid van Denemarken
14.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende hervorming van de coordinatie van de socialezekerheidsstelsels
Op de agenda stond het aannemen van een algemene oriëntatie over de hoofdstukken 1, 2 en 3 van Titel III van Verodening 1408, de verordening die behoud en wederzijdse erkenning regelt van sociale zekerheidsrechten in geval van grensoverschrijdende migratie binnen de EU. Dit hoofdstuk betreft met name de gezondheidszorg. Van Nederlandse zijde bestond een voorbehoud bij het door het Voorzitterschap voorgestelde compromis met betrekking tot de verrekening van de kosten voor verleende zorg aan gepensioneerden in het buitenland. Nederland lichtte ter vergadering toe dat in de voorgestelde systematiek het risico kan bestaan van dubbele betalingen en onbeheersbaarheid van kosten. Dit laatste in verband met het gedeeltelijk vervangen van de verrekeningssystematiek van vastgestelde forfaits naar betaling van daadwerkelijk gemaakte kosten. Nederland wenste hiervoor extra garanties in de voorgestelde tekst op te nemen, maar koos ervoor één en ander in de uitvoeringsverordening te regelen na van de Commissie de bevestiging te hebben gekregen dat een oplossing voor de geschetste problemen in de uitvoeringsverordening gevonden kan worden. Nederland liet hierop een verklaring in de notulen optekenen. Duitsland en Ierland kozen voor een identieke verklaring. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk toonden begrip voor de Nederlandse zorgen. De inhoud van de verklaring was dat de betreffende landen akkoord kunnen gaan met het voorstel, op voorwaarde dat er in de uitvoeringsverordening een bevredigende oplossing wordt gevonden ter voorkoming van problemen in verband met dubbele betaling en kostenbeheersing. Met optekening in de notulen van het voorbehoud van deze drie landen werd de algemene oriëntatie goedgekeurd.
15. Voorstel voor een verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen Zonder discussie werd een politiek akkoord vastgesteld op dit voorstel. Het dossier wordt klaargemaakt voor formele aanname als A-punt op een volgende Raad. 16. Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting - gemeenschappelijke doelstellingen voor de tweede reeks nationale actieplannen Dit punt werd eveneens zonder wijzigingen goedgekeurd. 17.
"eAccessibility" - Betere toegang van gehandicapten tot de kennismaatschappij
De Voorzitter kon op deze Europese dag van personen met een handicap constateren dat de Raad instemde met de resolutie.
6
18. Jaarlijkse balans van de uitvoering door de Lid-Staten van de Europese Unie van het actieprogramma van Peking: geweld tegen vrouwen De conclusies werden na een korte discussie aanvaard door de Raad. 19.
Integratie van een genderperspectief in het beleid van de Europese Unie
De bovengenoemde drie documenten werden door de Raad aangenomen. 20.
"Sociale insluiting - door sociale dialoog en partnerschap"
De Raad stemde in met de resolutie. Dit onderwerp werd verder informeel besproken tijdens de lunch. 21.
Follow-up wereldtop inzake duurzame ontwikkeling in Johannesburg
De Raad gaf fiat aan de conclusies, welke nu via de Raad Algemene Zaken doorgeleid worden naar de ER. 22.
Voorstel voor een richtlijn van Europees Parlement en Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten
De Voorzitter wees erop dat wat hem betreft de vragen inzake het opheffen van belemmeringen en verboden (art. 4) en de wachtperiode van zes weken (art. 5, lid 4) de belangrijkste knelpunten in deze tekst vormden. Daarnaast bestond het probleem van de inzet van uitzendarbeid als arbeidsmarktinstrument en de non-discriminatiebepalingen c.q. de kwestie rond de vergelijkbare werknemer. Hij wees verder op de amendementen die het EP wil aanbrengen op deze tekst en het gewijzigd voorstel dat de Commissie zeer onlangs had gepubliceerd. Nederland liet weten positief te staan tegenover het voorstel van de Commissie om de bestaande belemmeringen en verboden periodiek te herzien. M.b.t. de wachtperiode van zes weken gaf Nederland aan, geen behoefte te hebben aan een dergelijke periode. Nederland gaf echter aan, begrip te hebben voor de problemen van andere LS op dit punt, die het beginsel van gelijke behandeling in hun nationale recht nog niet kennen. In dit kader wees Nederland op amendement 71 van het Europees Parlement en vond het aanvaardbaar dat er een overgangstermijn van ten hoogste drie jaar wordt vastgesteld. Met betrekking tot het gebruik van uitzendarbeid als arbeidsmarktinstrument gaf Nederland aan dat voorzichtig moet worden omgegaan met het creëren van een uitzonderingssituatie die tot uitholling van de rechtspositie van sommige werknemers zou kunnen leiden en die dus ook de kwaliteit van de uitzendarbeid in het geding zou brengen. Vele delegaties wezen echter op de EP-amendementen terzake van artikel 4 en constateerden dat een oplossing voor dit probleem langs deze lijnen mogelijk zou moeten zijn. Deze amendementen erkennen het recht van lidstaten om uitzendwerk te beperken indien gerechtvaardigd, maar handhaven de opdracht aan de lidstaten om de bestaande beperkingen periodiek te evalueren en te bekijken of de omstandigheden waarop ze gebaseerd waren, nog steeds bestaan. Zo niet dat dienen de lidstaten de beperkingen op te heffen. M.b.t. de wachtperiode van 6 weken werden de bekende posities opnieuw geformuleerd. Er leek echter een groeiende bereidheid te bestaan om in te stemmen met EP-amendement (71) om met een
7
overgangstermijn te werken. M.b.t. het gebruik van uitzendarbeid als arbeidsmarktinstrument bepleitten enkele lidstaten, de richtlijn niet van toepassing te laten zijn op de reintegratie van bijvoorbeeld langdurig werklozen op de arbeidsmarkt. Het moet in hun visie mogelijk blijven voor lidstaten om uitzendarbeid als middel tot reintegratie te hanteren en dus ook in dat soort gevallen een lager loon te betalen. De Voorzitter sloot het debat af met de opmerking dat alle elementen voor een compromis nu op tafel liggen. Het moeilijkste probleem vormden de wachtperiode en het opheffen van beperkingen en verboden. Het dossier wordt overgeheveld naar het Griekse Voorzitterschap met als doel het spoedig bereiken van een Gemeenschappelijk Standpunt in de Raad waarin met de amendementen van het Europees Parlement rekening gehouden wordt.
23.
Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid
De Voorzitter zette in het kort de problemen van juridische en institutionele aard uiteen, die het onmogelijk maken om op dit ogenblik een besluit te nemen. Deze problemen hebben onder meer betrekking op de rechtsbasis, het lidmaatschap, de instelling van de Top door de Raad (terwijl het de Europese Raad is waarmee gesproken wordt) en de consultatie van het Europees Parlement. De Voorzitter was daarom van mening dat het dossier via Raad Algemene Zaken aan de Europese Raad van Kopenhagen zal moeten worden voorgelegd. Verder was het de opvatting toegedaan dat voorlopig op informele basis, conform de huidige praktijk zou moeten worden doorgewerkt. Het Permanent Comité voor arbeidsmarktvraagstukken kan voorlopig dan ook niet worden opgeheven. Dit is pas aan de orde nadat een formeel besluit is genomen rond de instelling van een tripartiete sociale top. Van verschillende zijde werd teleurgesteld gereageerd op hde vertraging bij het totstandkomen van de Tripartiete Top. Nederland sloot zich hierbij aan en gaf te kennen, een sterk voorstander te zijn van het formaliseren van de Tripartiete Top. Ook drong Nederland erop aan dat de partijen die aan de sociale dialoog deelnemen, zorgvuldig met elkaar omgaan. Vooral is het belangrijk dat men elkaars autonomie respecteert en wederzijds de indruk vermijdt, elkaar ‘opdrachten’ te willen opleggen. Ook de Commissie liet weten, teleurgesteld te zijn dat het Voorzitterschap niet sneller wilde voortgaan om invulling te geven aan de gebleken politieke wil tot het instellen van een tripartiete top. Uiteindelijk konden, op één delegatie na, alle delegaties zich neerleggen bij het opsturen van het tussenverslag aan de Raad Algemene Zaken en het uitstellen van het nemen van een besluit inzake de formalisering van de top. De Voorzitter concludeerde daarom dat een meerderheid van delegaties akkoord gaat met de voorlegging van het tussenverslag aan de Raad Algemene Zaken en eventueel later aan de ER van Kopenhagen. 24.
Ontwerp-aanbeveling van de Raad betreffende de toepassing van de wetgeving inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk op zelfstandigen
De Voorzitter concludeerde na een korte discussie dat de Raad een politiek akkoord had bereikt over de Aanbeveling, welke voor formele aanname op een volgende Raad zal worden klaargemaakt.
8
25.
Stroomlijnen van de jaarlijkse coordinatiecyclus voor economisch en werkgelegenheidsbeleid
De Voorzitter en de voorzitters van het Werkgelegenheidscomité en het Comité voor de Sociale Bescherming lichtten kort het voorliggende concept-raadsverslag toe. Stroomlijning, nadruk op middellange termijn beleid, betere implementatie van richtsnoeren, de complementariteit van processen en de noodzaak om overlap te vermijden stonden centraal in het verslag. Aan het verslag was door het Voorzitterschap een Raadsverklaring toegevoegd die de noodzaak van samenwerking tussen de verschillende Raadsformaties benadrukt met een verwijzing naar de conclusies van de Europese Raad van Lissabon. Sommige delegaties waren van mening dat de voorliggende tekst van het verslag onevenwichtig was, in die zin dat de rol van de Raad WSBVC er onderbelicht was. Alle delegaties waren van mening dat nadrukkelijk aandacht moet worden besteed aan de rol van de Raad WSBVC bij de vaststelling van de prioriteiten en de coordinatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie en dat in de voorbereiding van een voorjaarstop constructief zal moeten worden samengewerkt met ECOFIN. Nederland sprak zijn vertrouwen uit dat het mogelijk moet zijn om in samenwerking met ECOFIN een evenwichtige bijdrage op te stellen voor een voorjaarstop. Verder drong Nederland erop aan dat de processen inzake pensioenen en sociale uitsluiting zo snel mogelijk onderdeel gaan uitmaken van de synchronisatie. Tevens riep Nederland op om nu zo snel mogelijk het debat over de inhoudelijke prioriteiten van de werkgelegenheidsstrategie te beginnen. De Commissie en enkele lidstaten vielen Nederland hierin bij. De Commissie stelde dat het debat over de nieuwe Europese werkgelegenheidsstrategie zal moeten worden gevoerd tijdens de informele Raad eind januari. De Voorzitter concludeerde dat de Raad akkoord kon gaan met het verslag en met de Raadsverklaring.
26.
Follow-up van de Europese Raden van Lissabon, Stockholm,Goteborg en Barcelona: structurele indicatoren
De voorgelegde conclusies werden door de Raad aanvaard. In deze conclusies verklaarde de Raad zich akkoord met het merendeel van de door de Commissie geïdentificeerde indicatoren. De raad stelde ook een lijst op van nog te ontwikkelen indicatoren, waaronder zich, op Nederlands verzoek, ook de i/a-ratio bevindt. 27.
Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2002
De Raad nam nota van de presentatie van het rapport door de Commissie. De Voorzitter verwees het ontwerp-rapport vervolgens naar het Comité voor de Werkgelegenheid voor de inhoudelijke behandeling. 28.
Sociale verantwoordelijkheid van de ondernemingen
De Raad nam zonder discussie de resolutie aan. 29.
Diversen
De Voorzitter stipte kort nog eens de conferenties, bijeenkomsten, e.d. aan die op de diverse beleidsterreinen hadden plaatsgevonden. Het Deense Voozitterschap meldde dat nog deze
9
maand een voorstel voor een arbo-richtlijn zal worden ingediend over elektromagnetische velden en golven. Na de gebruikelijke dankwoorden over en weer tussen huidig en komend Voorzitterschap en de Commissaris werd de zitting gesloten.
10