ALGEMEEN BESTUUR Vergadering d.d.: Betreft:
25 mei 2016 Besluitvormend Portefeuillehouder: Luitjens Route: DB-AB
Agendapunt: Programma:
6.2 1. Waterveiligheid
Onderwerp Instemming windturbines kernzone Oostpolderdijk Bijlagen 1. Brief ENW betreffende advies windturbines in de primaire waterkering Oostpolderdijk 2. Samenvatting onderzoek Waterveiligheid – Windpark Oostpolderdijk 3. Visualisatie 3 windturbines van de 3MW klasse in Oostpolderdijk 4. Brief provincie Groningen betreffende toelichting op vogel- en vleermuisslachtoffers HET ALGEMEEN BESTUUR BESLUIT:
1. 2.
In te stemmen met de realisatie van 3 windturbines in de kernzone van de Oostpolderdijk. Het dagelijks bestuur te machtigen voor het afsluiten van de privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de bedoelde 3 windturbines.
Inleiding In uw vergadering van 30 maart heeft u besloten het PIP en MER van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl te accorderen en voor formele vaststelling door te sturen aan de provincie Groningen. Het dagelijks bestuur heeft u toegezegd voor finale besluitvorming over het verwezenlijken van deze koppelkans separaat een voorstel voor te leggen. Voorliggende notitie geeft invulling aan deze toezegging. De gevraagde besluitvorming betreft alleen de Oostpolderdijk. Waaruit bestaat de koppelkans? De koppelkans betreft een initiatief van RWE Innogy Windpower Netherlands BV (verder RWE). Het bestaat uit de aanleg van 3 windturbines in de kernzone (meest waarschijnlijke situering is daarbij de binnenberm) van de Oostpolderdijk inclusief de daarbij behorende infrastructuur (hoofdzakelijk de bouwwegen, opstelplaatsen en kabels die windturbines onderling ondergronds verbinden) en aansluitend de verdere exploitatie hiervan. RWE voorziet een exploitatieduur van 20 jaar. Het amoveren van een bestaande, kort naast de Oostpolderdijk staande solitaire windturbine van 850 kW, maakt onderdeel uit van deze koppelkans. Beoogd effect Tussen waterschap en RWE bestaan op dit moment geen afspraken of toezeggingen over de daadwerkelijke realisatie van deze koppelkans, ook is er geen sprake van precontractuele verplichtingen. Expliciete besluitvorming van het algemeen bestuur over de realisatie van 3 windturbines in de kernzone Oostpolderdijk is noodzakelijk om verdere stappen te kunnen zetten en wel de benodigde afspraken te kunnen maken. Tevens wordt aan diverse belanghebbenden duidelijkheid verschaft over de bestuurlijke haalbaarheid van deze koppelkans.
Argumenten 1.1. De door het dagelijks bestuur gestelde voorwaarden in het principe besluit voor medewerking aan de realisatie van windturbines zijn of worden ingevuld. In het AB van 2 december 2015 heeft het dagelijks bestuur haar principebesluit met voorwaarden gepresenteerd waaronder het dagelijks bestuur haar medewerking aan windenergie op dijken wil geven. Het dagelijks bestuur heeft als voorwaarden geformuleerd dat: 1. de veiligheid voorop staat, dus geen belemmeringen vormt en het uiteindelijk ontwerp daarop getoetst wordt; 2. de varianten ten aanzien van plaatsing op de dijk of in de dijk worden uitgewerkt evenals de afmeting van de windturbines (hoogte en diameter); 3. er duidelijkheid is over de financiën; 4. wordt voldaan aan alle procedures en voorwaarden (Natura 2000, trekvogels); 5. plaatsing van windturbines op grondeigendom van het waterschap voor de landbouw in het gebied niet mag leiden tot bezwarende compenserende maatregelen (bijv. compenserende maatregelen als gevolg van natuurwetgeving op landbouwgrond daar of ergens anders). Ad1: Het waterschap stelt als harde voorwaarde dat de standzekerheid van de Oostpolderdijk niet in gevaar komt door de installatie, exploitatie en latere ontmanteling van de windturbines. Om te bepalen of het project gerealiseerd kan worden binnen deze randvoorwaarde heeft RWE in 2012 Arcadis en Deltares gevraagd hier onderzoek naar te doen en in deze studie het aardbevingsrisico mee te nemen. Dit uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek is op verzoek van het waterschap door het onafhankelijke Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) – de autoriteit in leidraadvorming voor waterwerken – getoetst. Het ENW heeft zich een oordeel gevormd en eind 2014 een positief advies afgegeven dat u kunt nalezen in bijlage 11. Het ENW stapt met dit advies af van het tot dan toe gehanteerde standpunt dat bouwen in de kernzone van een primaire waterkering vanuit veiligheidsoogpunt niet moet worden toegelaten. Over het uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek van Arcadis en Deltares en het advies van ENW is een door Arcadis naderhand geschreven samenvatting beschikbaar. Deze geeft zonder de uitvoerige technische verhandelingen inzicht in de onderzoeksmethodiek en de conclusies en aanbevelingen daaruit. Deze samenvatting vindt u in bijlage 2. Op basis van alle beschikbare expertise en onderzoeken is het dagelijks bestuur van mening dat, ook met in acht nemen van het aardbevingsrisico, het technisch mogelijk is om windturbines op een veilige wijze te realiseren in de Oostpolderdijk. Ad2: Voor het PIP en het MER voor de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl zijn diverse onderzoeken gedaan in afstemming met de bevoegde gezagen en natuurorganisaties. In het MER is onder andere de effectbepaling voor de 3 windturbines in de Oostpolderdijk opgenomen (hoofdstuk 7.6). De te verwachten effecten op bodem, water(veiligheid), landschap & cultuurhistorie, natuur, woon- & leefmilieu, landbouw en externe veiligheid zijn beschouwd. Op basis van de effectbeoordeling geeft het MER aan dat windturbines uit de 3MW klasse het meest geschikt zijn voor de situatie Oostpolderdijk. De 3MW klasse omvat turbines met een ashoogte van 90 tot 110 meter boven maaiveld en een rotordiameter van 80 tot 105 meter. Er is voor de relatief kleine 3MW klasse met name gekozen omdat: deze turbines vanwege hun hoogte het beste aansluiten bij de al bestaande turbines in de Eemshaven en daardoor leidt tot een betere landschappelijke inpassing dan het grotere alternatief (zie ook hoofdstuk 7.6.3 van het MER); deze turbines vanwege hun afmetingen een lager effect hebben op de faalmechanismen van de dijk en daardoor eenvoudiger zijn in te passen in de dijk en; deze turbines weliswaar in absolute zin een
1 Over de betekenis van het advies en de rol van het ENW bent u op het informatieve AB van 20 januari geïnformeerd door de heer prof.dr.ir. Matthijs Kok, hoogleraar waterveiligheid aan de TU Delft en betrokken bij het ENW als adviseur.
lagere energieopbrengst hebben dan grotere turbines maar wel energie produceren met een hogere efficiëntie (meer MWh per geïnstalleerde MW). In het PIP zijn de kaders voor uitvoering van de windturbines vastgelegd (hoofdstuk 3.8). Een visuele impressie van de 3 windturbines in de Oostpolderdijk treft u aan in bijlage 3 van dit voorstel. Ad3: Voor het mogen exploiteren van de windturbines op ons grondeigendom zullen wij aan de exploitant van de turbines een grondvergoeding vragen. Vanuit marktconformiteit is het gebruikelijk dat het uitgangspunt voor de hoogte hiervan is gebaseerd op het jaarlijkse advies van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). De ECN geeft dit advies af aan het ministerie van EZ ten behoeve van de jaarlijkse vaststelling van de SDE+ subsidie voor de realisatie van windenergie. De te ontvangen vergoeding voor de 3 windturbines is daarmee voor een deel afhankelijk van het jaar waarin de energieproducent zijn subsidieaanvraag kan doen. Een voorlopige door RWE afgegeven aanname is dat 1 turbine jaarlijks 7.500 MWh produceert. De hierbij horende vergoeding (ECN advies 2016) ligt in orde grootte van € 29.000,= per jaar per turbine. De vergoeding betreft een netto opbrengst voor het waterschap die jaarlijks voor de duur dat de molens staan wordt ontvangen. Ad4: Met het doorzenden van het PIP en MER voor de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl aan de provincie is een belangrijke stap gezet in het mogelijk maken van de 3 windturbines. Het PIP regelt dat de Oostpolderdijk op de beoogde locaties van de turbines naast ‘Waterkering’ ook de bestemming ‘Windturbine’ krijgt. Het geeft daarnaast de kaders waarbinnen de turbines gerealiseerd moeten worden. Het is de verantwoordelijkheid van de provincie om middels het PIP te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. De provincie heeft inmiddels dit PIP en MER ter inzage gelegd. Vaststelling door de provincie volgt naar verwachting in september van dit jaar. Wanneer het PIP is vastgesteld, is RWE van de gemeente Eemsmond een omgevingsvergunning (inclusief vormvrije MER-beoordeling) nodig. RWE dient deze vergunning aan te vragen. Vogel- en vleermuisslachtoffers Van de provincie Groningen is een toelichting ontvangen betreffende de te verwachten slachtoffers onder vogels en vleermuizen. In deze brief geeft de provincie aan dat er onderzoek is verricht in het kader van de Natuurbeschermingswet (NB) betreffende de bestaande en toekomstige windontwikkeling in de Eemshaven. Dit onderzoek is voor de provincie aanleiding geweest om – als mitigerende maatregel voor het voorkomen van volgelslachtoffers in heel het concentratiegebied voor windenergie in de Eemshaven – een broedeiland voor de kust nabij de Eemshaven en een broedeiland nabij Delfzijl te realiseren. Het broedeiland nabij de Eemshaven is opgenomen in het PIP dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl. De aanleg van dit vogelbroedeiland is de verantwoordelijkheid van de provincie. Het tweede broedeiland wordt gerealiseerd binnen het project Marconi van de gemeente Delfzijl. De beide broedeilanden zorgen er voor dat de sterfte sterk wordt teruggedrongen en mogelijk zelfs zorgt voor groei van de lokale populaties. Daarnaast informeert de provincie ons in de brief over de uitgevoerde Flora en Fauna toets voor de 3 beoogde windturbines in de Oostpolderdijk afzonderlijk. De toets geeft geen aanleiding voor extra maatregelen om vogelsterfte te voorkomen. Wel zijn mogelijk maatregelen nodig om sterfte onder vleermuizen zo veel mogelijk te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de provincie om daar op toe te zien. De brief van de provincie kunt u in zijn geheel nalezen in bijlage 4. Landschap in relatie tot de Waddenzee In hoofdstuk 4.2 van het PIP is ingegaan op het beleidskader van rijkswege voor wat betreft de ruimtelijke inpassing van de windturbines. Het dagelijks bestuur is van mening dat de hiervoor in het PIP en MER gemaakte afweging recht doet aan het pleidooi ‘Windenergie in relatie tot het
Waddengebied’ zoals die door het Regiecollege Waddengebied (RCW)2 is geformuleerd en eind 2014 is aangeboden aan de minister van EZ. Ad5: Voor wat betreft de windturbines leidt het PIP met MER niet tot bezwarende compenserende maatregelen voor de landbouw. 1.2. Geeft invulling aan landelijke en provinciale energiedoelstelling voor Windenergie op land. De nationale opgave voor windenergie op land is 6.000 MW operationeel vermogen in 2020. Het Rijk heeft deze opgave verdeeld over de provincies waarbij de provincie Groningen de opgave heeft om in totaal 855,5 MW van de 6.000 MW te realiseren. De 3 beoogde windturbines dragen samen 9 MW bij aan de invulling van de provinciale opgave. 1.3. Realisatie kan bijdragen aan de Green Deal Energie. De Unie van Waterschappen, de Rijksoverheid en de stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer hebben in maart van dit jaar de Green Deal Energie gesloten. Dit is een volgende stap in de uitvoering van het SER Energieakkoord. Hierin is afgesproken dat de waterschappen in 2020 voor 40% in hun eigen energieverbruik voorzien. Deze opgave geldt voor elk waterschap afzonderlijk als ook voor alle waterschappen in totaal. Voor de opgave van onszelf zijn wij de inzet van windenergie niet nodig. Wij denken met andere vormen van duurzame energieopwekking en besparing de doelstelling te kunnen bereiken. De opbrengst van de 3 windturbines is eventueel toe te rekenen aan de opgave om als alle waterschappen bij elkaar in de 40% verduurzaming te voorzien. Hierover zijn echter nog geen gesprekken gevoerd. 1.4. Het betreft een innovatieve ontwikkeling met maatschappelijke meerwaarde. De toenemende ruimtebehoefte voor duurzame energie leidt tot aandacht om keringen te benutten voor de opwekking van windenergie. Nederland kent honderden kilometers aan keringen met vaak goede windcondities. De inpassing van windturbines in de Oostpolderdijk wordt daarom landelijk beschouwd als een innovatieve ontwikkeling. Om deze ontwikkeling te stimuleren heeft RWE van het RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) een DEI subsidie (Demonstratie Energie Innovaties) verkregen. Het gaat daarbij om subsidiëring van de meerkosten voor de Oostpolderdijk ten opzichte van een regulier windproject op land. Door de betrokkenheid van verschillende Nederlandse bedrijven en instituten bij het uitwerken van de vernieuwende concepten, heeft het initiatief een economische waarde voor zowel regio als Nederland. Te denken valt aan innovatieve bouwmethodes van de windturbines waarbij op zeer beperkte ruimte gebouwd kan worden en geen grote kranen meer nodig zijn. Dit lost onder andere grotendeels de problematiek op die gepaard gaat met een veilige aanleg van grote opstelplaatsen voor kranen. Iets waar het ENW in zijn advies aandacht voor heeft gevraagd. Een belangrijke voorwaarde bij de DEI subsidie is dat de opgedane kennis bij Oostpolderdijk breed beschikbaar wordt stelt. Het project kan hierdoor een vlucht betekenen in de ontwikkeling van locaties in of op dijken in Nederland maar ook in het buitenland. Op basis van onderzoeken zoals naar de Oostpolderdijk verschuift landelijk de mening over windturbines in dijken momenteel van ‘nee’ naar ‘nee, tenzij’. 2.1. Door het dagelijks bestuur te machtigen kan zij adequaat en zaakgericht handelen. Om afspraken over baten te kunnen maken en risico’s te kunnen afdekken, moeten diverse zaken via een privaatrechtelijk spoor worden geregeld. Om de koppelkans verder te brengen is het noodzakelijk dat het dagelijks bestuur voor dit private spoor adequaat en zaakgericht de uitvoering ter hand kan nemen. 2 In het RCW zijn Rijk, Provincies, Gemeenten, Waterschappen, Wetenschappen, Ecologie en Economie vertegenwoordigd. Het RCW kijkt met integrale blik naar het Waddengebied en stemt de verschillende belangen op elkaar af. Het RCW ontwikkelt zelf geen beleid. Wel heeft het oog voor hedendaagse ontwikkelingen en zoekt het praktische oplossingen voor vraagstukken die zich voordoen.
Risico’s & Kanttekeningen 2.1. Realisatie van windturbines in de Oostpolderdijk strandt. Het is mogelijk dat realisatie van de 3 windturbines gaandeweg toch niet haalbaar blijkt. Dit kan onder andere blijken bij: a) de provinciale vaststellingsprocedure van PIP/MER dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl; b) de vaststellingsprocedure voor de omgevingsvergunning van de gemeente Eemsmond; c) de kosten voor een veilige inpassing in de Oostpolderdijk worden door de initiatiefnemer te hoog gevonden of; d) er treden bij de aanleg onvoorziene omstandigheden op die aanleiding zijn om af te zien van verdere realisatie (de eventuele kosten van een herstel van de dijk liggen bij de veroorzaker). In een dergelijke situatie vrijwaren waterschap en RWE elkaar van aanspraken jegens elkaar. Voor zover de gebeurtenissen niet kunnen worden afgedekt in de watervergunning worden hiervoor clausules opgenomen in de af te sluiten private overeenkomst. Financiën De jaarlijks te ontvangen grondvergoeding wordt als bate aan de begrotingspost ‘onderhoud zeekeringen’ toegevoegd en gedurende de looptijd van de overeenkomst jaarlijks als bate opgenomen in de begroting. Over deze inkomsten is het waterschap geen vennootschapsbelasting verschuldigd. Communicatie Uitvoering In het vervolgproces zijn voor wat betreft het waterschap nog twee belangrijke stappen te zetten. Privaatrechtelijke overeenkomst Na instemming van het algemeen bestuur zal het dagelijks bestuur de benodigde gesprekken starten om met de initiatiefnemer tot de benodigde en juiste afspraken te komen. In deze private overeenkomst zal tenminste worden opgenomen: - Bepalingen ten aanzien van het recht van opstal voor 3 windturbines in de Oostpolderdijk. Hiermee wordt het eigendom en ook de (financiële) risicoaansprakelijkheid voor de aanleg, aanwezigheid en verwijdering van de windturbines in handen gelegd van de exploitant. Het waterschap heeft immers geen belang bij het eigendom van deze nutsvoorzieningen en ambieert die ook niet. De ondergrond waarop de installaties met toebehoren staan, blijft wel volledig in eigendom van het waterschap (er is geen sprake van grondverkoop). - De jaarlijks te ontvangen grondvergoeding voor 3 windturbines in de Oostpolderdijk. - Clausule waarbij de mogelijkheid wordt gegeven de private overeenkomst zonder aanspraken over en weer te ontbinden mocht de realisatie van de 3 windturbines in de Oostpolderdijk (om welke reden dan ook) geen doorgang kunnen krijgen. Watervergunning Het traject van de watergunning is de finale toets om te bepalen of het door de initiatiefnemer voorgestelde ontwerp daadwerkelijk gerealiseerd kan worden binnen de randvoorwaarden van de waterveiligheid. Dit ontwerp kan nu nog niet worden gemaakt. Dit kan pas wanneer de (nog te selecteren) aannemer voor de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl het ontwerp voor de Oostpolderdijk heeft gemaakt en daarover van ons goedkeuring heeft ontvangen. Op dat moment is het definitief duidelijk hoe de dijkverbetering er voor Oostpolderdijk in detail uit komt te zien en waar het bestaande referentieontwerp van de windturbines op aangepast moet worden. Bij het verder ontwerpen zijn de opgedane kennis en aanbevelingen uit het haalbaarheidsonderzoek en de adviezen van ENW leidend. Het waterschap heeft uiteraard te allen tijde de definitieve
beslissingsbevoegdheid bij de beoordeling of het voorgelegde ontwerp van de windturbines daadwerkelijk kan zonder de waterveiligheid geweld aan te doen. Voordat een watervergunning wordt afgegeven zal het waterschap ENW hierbij om advies vragen. Het waterschap gaat de voorbereidingsprocedure voor de te nemen beslissing op de watervergunning voor RWE gebruiken om op een passende wijze bekendheid te geven aan de plannen en voornemens van RWE. Gedurende 6 weken staat de watervergunning dan open voor het indienen van zienswijzen. Op basis daarvan kan het waterschap nog besluiten tot het weigeren of wijzigen van de watervergunning. Globale planning Afhankelijk van de snelheid waarmee er overeenstemming tussen waterschap en RWE kan worden bereikt over de private overeenkomst, de snelheid waarmee RWE de nog benodigde vergunningen en SDE+ subsidie kan verkrijgen en de voortgang van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl, wordt realisatie van de turbines verwacht in de periode 2019 tot en met 2021.