A comparison of baseline characteristics in a stair use experiment of the Foodsteps project
Beroepsopdracht van
Laurens van Tuijl Richard Wuisman Hogeschool van Amsterdam Instituut Fysiotherapie Amsterdam 2005
Inhoudsopgave
Abstract
P. 3
Inleiding
P. 4
Methode
P. 6
Resultaten
P. 8
Discussie
P. 11
Conclusie
P. 13
Literatuur
P. 14
Bijlage
P. 15
2
“A comparison of baseline characteristics in a stair use experiment of the Foodsteps project” Wuisman R1, van Tuijl L1 1
Fysiotherapiestudenten Hogeschool van Amsterdam i.s.m. EMGO-instituut VU MC
ABSTRACT Introduction: In an attempt to undo the negative consequences of overweight the Dutch VU EMGO institute has done research to see weather or not surrounding changes of the work environment influence activity levels and eating habits of office workers. This research was compiled in the work environment, because this is where most workers are spending half of their time. Surrounding changes to raise activity levels consist of placing motivational texts in staircases, on elevator doors and placing mirrors in the staircases, which make you look thinner. Surrounding changes to improve eating habits consisted of giving information about healthy food and a health lifestyle on a computer in the company canteen. For this research an intervention group (Province house South Holland in The Hague) and a control group (Townhall in The Hague) where used. This article is only a small part of this research and will only compare these two populations before the intervention started (this is also called baseline measurement). The question posed in this article: Are the populations in the experimental and control group comparable at the baseline (T0) on stair use, BMI-index, blood pressure and fat percentage of office workers in the Province house in The Hague compared with the office workers in the Townhall in The Hague? Population: Province house, 100 participants took part in the stair measurements, 66 men and 34 women. Townhall, 82 participants took part in the stair measurements, 52 men and 25 women. Method: Both buildings were compared on the topics staircases and elevators, these structure could influence both populations. The comparison of the experimental group and the control group was done for: stair use, BMIindex, blood pressure and fat percentage. The T-test in SPSS was used to calculate the data from the measurements to prove the differences between the two populations. Results: The staircases at the Townhall are accessible from the first floor(UK) and are placed out of sight, the elevators are centrally placed in the building and move fast. The Townhall is 13 stories high. The staircases at the Province house are accessible from ground level and are placed central, elevators were placed central and move slower. The Province house is 6 stories high. Nine significant differences(P<0,05) where found at baseline. Three differences for the stair use of the total group (P=0, 0,012, 0), Three differences for the stair use of the men(P=0,0,006, 0) , one difference for the stair use of the women(P=0,024) and two differences for the BMI(P=0,014) and fatpercentage(P=0,016) for the men. Conclusion: The Province house has better accessibility to the staircases than the Townhall. In the comparison of the two populations there where nine significant differences found in the variables. Most where found in the stair usage and in the male group for the BMI and fatpercentage. Keywords: Stair use, BMI, Fatpercentage, Overweight, Baseline, Blood pressure and “Foodsteps”
3
Inleiding Eten en drinken leveren de energie die het lichaam nodig heeft om te kunnen functioneren en te bewegen. Voor een gezond gewicht en het handhaven daarvan, moet er een evenwicht zijn in de hoeveelheid energie die de voeding levert en de hoeveelheid energie die het lichaam verbruikt.(4) Door onder andere technologische ontwikkelingen is er steeds minder lichamelijke activiteit op de werkplek. Vroeger moest iemand opgezocht worden om iets te vragen. Nu gaat dit via de e-mail. Het is dan makkelijker voor mensen om een positieve energie balans te creëren. Dit houdt in dat de energie opname groter is dan het energieverbruik. Dit kan leiden tot overgewicht. In tabel 1 staat de procentuele verdeling van het overgewicht in Nederland (2004). Overgewicht is een risicofactor voor diabetes type 2, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, bepaalde vormen van kanker, galstenen en gewrichtsaandoeningen. Ernstig overgewicht geeft ook meer kans op ademhalingsproblemen, slaapapneu (stokkende adem tijdens de slaap), jicht, onvruchtbaarheid, menstruatiestoornissen, geboorteafwijkingen, psychische en sociale problemen en verslechtert het lichamelijk functioneren (4, 6). Het is dan ook niet verwonderlijk dat het risico op arbeidsongeschiktheid door overgewicht (uitgaande van het BMI) 1,5 tot 2 keer hoger is dan bij mensen zonder overgewicht (7). Tabel 1 Procentuele verdeling van overgewicht binnen de Nederlandse bevolking op basis van de BMI-index. normaal ernstig lengte gewicht ondergewicht gewicht overgewicht overgewicht* bevolkingsgroepen cm Kg % % % % Vrouw, 0-14 jaar . . . . . . Vrouw,15-24 jaar 177,1 71,6 5,2 74,4 20,4 4,4 Vrouw, 25-44 jaar 175,8 76,3 1,8 59,1 39,1 9 Vrouw,45-64 jaar 77,7 1 44 55 12,9 173,4 Vrouw, 65 jaar en ouder 169,3 74,2 1,9 40,6 57,5 13,4 Man, 0-14 jaar . . . . . . Man, 15-24 jaar 183,4 76,8 6,8 71,5 21,7 3 Man, 25-44 jaar 83,4 0,9 53,6 45,5 8,5 182,2 Man, 45-64 jaar 179,5 84,4 0,4 37,9 61,7 11,7 Bevolkingsgroepen zijn gesplitst in geslacht en leeftijdsgroepen. De lengte en het gewicht zijn gemiddelden van de desbetreffende bevolkingsgroep Cm = centimeter Kg = kilogram Het onder- en overgewicht is gebaseerd op de BMI-index en geeft weer hoe de percentages binnen de bevolkingsgroep verdeeld zijn (BMI van 20> is ondergewicht, BMI van 20< normaalgewicht, BMI van 23< is overgewicht) [9] *Ernstig overgewicht is het deel van de bevolking met ernstig overgewicht (BMI>29) en is dus ook meegerekend in de kolom overgewicht.
Het voorkomen van overgewicht is groot maatschappelijk belang. Aangezien de meeste volwassenen ongeveer de helft van hun wakkere tijd doorbrengen op de werkplek, wordt aan de werkplek unieke mogelijkheden toegeschreven om een gezonde leefstijl te beïnvloeden en te stimuleren (8). Dit is de kern van het Foodsteps onderzoek. Foodsteps is een effectonderzoek naar het effect van omgevingsveranderingen op de lichamelijke activiteit en eetgewoonten van kantoorpersoneel (4). Dit wordt gedaan aan de hand van twee groepen beeldschermwerkers op
4
twee locaties. Het Stadhuis van Den Haag (controlegroep) en het Provinciehuis Zuid-Holland te Den Haag (interventiegroep). De interventie bestaat uit de volgende aanpassingen: het plaatsen van motiverende teksten en dunmakende spiegels in de trappenhuizen, het plaatsen van teksten in de liften, het geven van informatie in de kantine en het (duidelijker) aangeven van de trappenhuizen met behulp van voetstappen op de grond. Om aan te tonen dat de interventie ook daadwerkelijk effect sorteert, wordt de hele onderzoekspopulatie binnen één jaar drie maal gemeten op de volgende antropometrische gegevens: BMI, vetpercentage, bloeddruk, cholesterol waarden, heup- en middelomtrek. Er wordt tevens drie keer een vragenlijst ingevuld (deze ging over eet- en drinkgedrag, lichamelijke activiteit, gezondheid etc.)(4). Het trapgebruik is geïnventariseerd a.h.v. trapmetingen (bij 182 deelnemers, waarbij gemeten is hoe vaak, wanneer en hoeveel trap de deelnemers liepen, zie ook methode) op beide locaties. Dit artikel gaat over de vergelijking van het Stadhuis van Den Haag (controlegroep) en het Provinciehuis Zuid-Holland te Den Haag (interventiegroep) op de baseline (RCT). Dit onderzoek is gedaan om mogelijke verschillen te bepalen tussen interventie- en controlegroep. Als hier verschillen in gevonden worden, moet hier rekening mee gehouden worden in het verdere Foodsteps onderzoek. De vraagstelling van dit artikel luidt: Zijn de populaties op de baselinemeting (T0) vergelijkbaar tussen interventie en controlebedrijf met betrekking tot het trapgebruik, de BMI index, de bloeddruk, en het vetpercentage van beeldschermwerkers in het Provinciehuis te Den Haag in vergelijking met die van beeldschermwerkers in het Stadhuis van Den Haag? Operationalisatie van begrippen uit de vraagstelling: Trapgebruik: dit is een weergave van de hoeveelheid trappen die gelopen zijn door beeldscherm medewerkers van de 2 locaties. De uitgangswaarde is het aantal etages. BMI index: Body Mass Index, Dit geeft het lichaamsgewicht in kilogrammen gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte in meters weer in een getal, de BMI index. (4, 10, 11) De bloeddruk: deze waarde geeft in mmhg (millimeter kwik druk) de onder- en bovendruk in de bloedvaten weer (4, 10, 11). Het vetpercentage: dit is een procentuele weergave van het percentage lichaamsvet, en wordt berekend door vier huidplooien te meten; de biceps triceps, taille en subscapulair plooien (4). Beeldschermwerkers: de kantoormedewerkers in het Provinciehuis Zuid-Holland te Den Haag en kantoormedewerkers van het Stadshuis van Den Haag die voldoen aan de inclusiecriteria (zie Bijlage). Bij baselinemetingen is het een eis dat de interventiegroep overeenkomt met de controlegroep. Dit is de H0 hypothese: beide groepen zijn gelijk op T0. De H1 hypothese: beide groepen verschillen op T0.
5
Methode Onderzoeksdeelnemers: Voor het Foodsteps onderzoek zijn alle beeldschermmedewerkers op het Stadhuis en het Provinciehuis benaderd met posters en brieven (totaal 1400). De deelname aan het onderzoek was vrijwillig. Deelnemers kregen een vragenlijst toegestuurd, waaruit mensen geselecteerd werden voor het meedoen aan verschillende meetonderdelen (van het Foodsteps onderzoek). Selectiecriteria: in staat om trap te lopen een BMI (Body Mass Index) > 23 een contract met de duur van tenminste 1 jaar vanaf voormeting werkend voor minimaal 18 uur per week verdeelt over 3 dagen. Van alle deelnemers zijn de volgende uitkomstmaten bepaald: BMI (lichaamsgewicht delen door de lichaamslengte in het kwadraat) Het gewicht in kilogrammen is bepaald in het ondergoed met een digitale weegschaal van het merk Seca (model nr. 888) en de lichaamslengte is in meters bepaald zonder schoeisel met een Seca meetlint (model nr. 206) (10, 11). Vetpercentage (berekend met de som van vier huidplooien.) Hiervoor zijn de bicepsplooi, tricepsplooi, subscapulairplooi en supra-iliacaalplooi aan de linkerarm in millimeters gemeten met een huidplooimeter van het merk Hapender. Bloeddruk Hiervoor is de boven- en onderdruk in mm/Hg (millimeter kwikdruk) elektronisch bepaald aan de linker bovenarm met een bloeddrukmeter van het merk “Omron” (10, 11). Cholesterol(HDL en LDL) Hiervoor is bloed afgenomen, de waardes zijn in het laboratorium van het VU ziekenhuis bepaald. Heup- en middelomtrek. Hiervoor is ter hoogte van de heupbotten (trochanter major) en ter hoogte van de navel de ratio gemeten in centimeters met een Seca meetlint. Deze waarden zijn gebruikt voor het beantwoorden van de vraagstelling van dit artikel. Dit is gemeten bij de deelnemers in het Provinciehuis tussen 8 november en 8 december 2003 en bij het Stadhuis tussen 13 maart en 13 april 2004. Op beide locaties is gekozen voor een geschikte trap voor de trapmetingen. Doordat een beperkt aantal poortjes (zie volgende alinea) beschikbaar was voor het doen van de trapmetingen, kon er maar op één locatie tegelijk worden gemeten. Werknemers die werken in de secties F en G in het Stadhuis (n=82) en werknemers in gebouw D in het Provinciehuis (n=100) werden geselecteerd voor deze trapmetingen. Er is voor deze secties gekozen omdat deze delen van de gebouwen beschikten over een trappenhuis. Dit artikel gaat alleen over de werknemers die mee hebben gedaan aan de trapmetingen. Bij de trapmetingen is gebruik gemaakt van een poortjessysteem dat werkt met een antenne (figuur 1) (Nsecure, type DC1600), pasjes en een computer (Crystal Reports Pro 7.0, met als software WinXS 5.0). Dit systeem meet met een bereik van 70-100 centimeter het nummer van het pasje, de tijd, de richting en de hoeveelheid verdiepingen die er per keer door een werknemer wordt gelopen. In het Provinciehuis werd er gemeten van 8 december tot 24 maart (2004) op 6 verdiepingen, in het Stadhuis van 13 april tot 21 juli (2004) op 12 verdiepingen. Vergelijking gebouwen Omgevingsfactoren kunnen een invloed hebben op de antropometrische gegevens (zie bijlage) van een populatie. Als er verschillen bestaan tussen beide gebouwen (het Stadhuis en het Provinciehuis) kan dit leiden tot verschillen in antropometrische gegevens tussen beide
6
populaties (zie literatuurstudie). Hierom moeten de gebouwen met elkaar vergeleken worden. Beide gebouwen zijn met elkaar vergeleken op de volgende criteria: ligging van de trappenhuizen en liften, toegankelijkheid van de trappenhuizen en liften, verlichting van de trappenhuizen en liften, aantal verdiepingen van de gebouwen en de snelheid van de liften. Statistische analyse Met de baselinegegevens (de gegevens die gemeten zijn bij de deelnemers op T0) zijn de populaties vergeleken in SPSS. De populatie van het Stadhuis is op de gebieden van BMI, bloeddruk, vetpercentage en trapgebruik(3x) vergeleken met de populatie in het Provinciehuis.Voor het trapgebruik is er gebruik gemaakt van 3 waarden: “trapgebruik totaal”: gemiddelde aantal keer dat er trapgelopen is per persoon per week. “Trapgebruik volgens vragenlijst”: het gemiddeld aantal keer dat deelnemers denken trap te lopen per week, ingevuld in de vragenlijst voordat de metingen van start gingen. “Totaal aantal verdiepingen traplopen”: het totaal aantal verdiepingen dat trap is gelopen per week per persoon De vergelijking is gedaan met de t-toets. Deze wordt gebruikt om het gemiddelde van variabelen van populaties met elkaar te vergelijken op ratio of interval schaal. Het BMI, vetpercentage, bloeddruk en trapgebruik zijn uitgedrukt in deze schalen. Dit is drie keer gedaan, één keer voor de totale populatie, één keer voor de mannen uit de totale populatie en één keer de vrouwen uit de totale populatie. Van alle uitkomsten zijn de gemiddelden, de standaarddeviatie en de significantie (P-waarde) gebruikt voor het verdere onderzoek. Een pwaarde van < 0,05 wordt in dit onderzoek als significant beschouwd. Dit houdt in dat er een verschil in de baseline is aangetoond. Er is voor 0,05 gekozen, omdat dit gebruikelijk is in de fysiotherapie.
Figuur 1 Een Nsecure antenne type DC1600
7
Resultaten Tabel 2 geeft een overzicht van de belangrijke kenmerken van de populatie. De populatie van het Stadhuis heeft 82 deelnemers en is gemiddeld 46,55 jaar (SD= 8,58). De populatie in het Provinciehuis heeft 100 deelnemers en is gemiddeld 43,89 jaar (SD= 9,23). De verdeling in het Stadhuis tussen vrouwen en mannen is 25 om 57 en in het Provinciehuis is dat 34 om 66. Tabel 2 Kenmerken van de deelnemers aan het Foodsteps onderzoek van het Provinciehuis en het Stadhuis. Stadhuis (SH) Provinciehuis (PH) Totale omvang populatie (N) 82 100 Aantal vrouwen (N) 25 34 Aantal mannen (N) 57 66 Gemiddelde leeftijd 46.55 (SD = 8,58) 43.89 (SD = 9,23) SD = Standaard Deviatie N= aantal deelnemers
In tabel 3 is een overzicht gegeven van de 2 gebouwen op de eerder (in de methode) genoemde criteria. De 2 gebouwen zijn op een aantal punten verschillend. In het Stadhuis zijn de trappenhuizen niet vanaf de begane grond toegankelijk, in het Provinciehuis wel. De liften staan in het Stadhuis centraal (in het midden) in de hal waar de mensen binnen komen. Deze liften zijn sneller dan de liften in het Provinciehuis. Tot slot is het Stadhuis hoger, namelijk 13 hoog (de trapmetingen gingen maar tot de 11e verdieping, hoger zijn er geen trappen), terwijl het Provinciehuis 6 verdiepingen hoog is. In tabel 3 worden alle criteria vergeleken. Tabel 3 Vergelijking van de gebouwen van het Stadhuis en Provinciehuis op ligging, toegankelijkheid, verlichting van de trappenhuizen en liften, het aantal verdiepingen van de gebouwen en de snelheid van de liften. Trappenhuizen en liften ligging trappen: ligging liften toegankelijkheid trappen toegankelijkheid liften verlichting trappen verlichting liften aantal verdiepingen per gebouw snelheid van de liften hoeveelheid liften
Stadhuis Provinciehuis trap ligt niet centraal behalve om meerdere trappen op centrale locaties naar de eerste verdieping te lopen onder anderen bij de ingang centraal in de grote hal bij de trappenhuizen niet toegankelijk vanaf de begane grond geheel toegankelijk geheel toegankelijk geheel toegankelijk geheel verlicht geheel verlicht geheel verlicht geheel verlicht 13 6 heel erg hoog laag 7 6
In de tabellen 4.1, 4.2 en 4.3 zijn de uitkomsten te zien die gemeten zijn bij de kantoorwerkers in het Stadhuis en het Provinciehuis. Het totale trapgebruik is significant hoger in het Provinciehuis (gem. 73,6 voor SH en gem. 150 voor PH) dan in het Stadhuis. Tevens is er te zien dat het totale aantal verdiepingen dat gelopen is in het Stadhuis (gem. 71,2) significant lager is dan in het Provinciehuis (gem. 394,3). P<0.05 bij de volgende gegevens: de vergelijking van de totale populaties bij het totaal trapgebruik (P=0), trapgebruik volgens vragenlijst ( per week) (P=0.012) en het totale aantal trappen dat gelopen is(P=0).
8
Tabel 4.1 Vergelijking van de baselinegegevens van de mannen en vrouwen uit het Provinciehuis en het Stadhuis. combi (mannen + vrouwen) Stadhuis (n=82) Provinciehuis (n=100) P-waarde BMI 26,3(3,72) 25,2(3,71) 0,074 vetpercentage (%) 28,4(6,17) 26,7(7,11) 0,096 Systolische bloeddruk (mmHG) 142,7(20,1) 140,7(17,79) 0,47 Diastolische bloeddruk (mmHG) 85,6(13,17) 85,6(10,86) 0,823 totaal trapgebruik frequentie(p.w.) 4,9(5,2) 9,4(7,9) 0* trapgebruik volgens vragenlijst (p.w.) 13,8(10,58) 18,8(12,5) 0,012* totaal aantal verdieping traplopen (p.w.) 11,4(13,59) 24,6(19) 0* De gemiddelde waarden (+ standaard deviaties) van de populaties zijn weergegeven voor het BMI, het vetpercentage, de bloeddruk en het trapgebruik. De achterst kolom geeft de p-waarde weer. N: aantal deelnemers per locatie BMI: body mass-index * p-waardes < 0,05
Bij de vergelijking van alleen de mannen uit de 2 populaties (tabel 4.2) was P<0.05 bij de BMI (P=0.014) bij het vetpercentage (P=0.016), bij het totaal trapgebruik(P=0), bij het trapgebruik volgens vragenlijst (per week) (P=0.012) en bij het totaal aantal gelopen trappen (P=0). Tabel 4.2 Vergelijking van de baselinegegevens van de mannen uit het Provinciehuis en het Stadhuis. man Stadhuis (n=57) Provinciehuis (n=66) P-waarde BMI 26,8(3,44) 25,3(3,44) 0,014* vetpercentage (%) 26,3(5,08) 23,6(5,65) bloeddruk (bovendruk) (mmHG) 145,8(19,14) 143(16,28) 0,27 bloeddruk (onderdruk) (mmHG) 87,3(13,98) 85(10,81) 0,322 totaal trapgebruik frequentie (p.w.) 5,2(5,57) 10,4(7,55) 0* trapgebruik volgens vragenlijst (p.w.) 14,9(11,14) 20,3(3,44) 0,006* totaal aantal verdieping traplopen (p.w.) 11,9(22,25) 29,8(20,87) 0* De gemiddelde waarden (+ standaard deviaties) van de populaties zijn weergegeven voor het BMI, het vetpercentage, de bloeddruk en het trapgebruik. De achterst kolom geeft de p-waarde weer. N: aantal deelnemers per locatie BMI: body mass-index * p-waardes < 0,05
Bij de vergelijking van alleen de vrouwen uit de 2 populaties (tabel 4.3) werd een significant verschil geconstateerd in het totaal aantal gelopen trappen (P=0.024).
9
Tabel 4.3 Gemiddelde waarden van de vrouwenpopulatie Vergelijking van de baselinegegevens van de vrouwen uit het Provinciehuis en het Stadhuis. Vrouw Stadhuis (n = 25) Provinciehuis (n = 34) P-waarde BMI 24,9(4,05) 24,7(4,01) 0,809 vetpercentage (%) 33,1(5,91) 32,7(4,14) 0,785 bloeddruk (bovendruk) (mmHG) 135,5(20,77) 135,2(17,55) 0,97 bloeddruk (onderdruk) (mmHG) 81,8(10,43) 84,8(10,87) 0,354 totaal trapgebruik frequentie (p.w.) 4,5(4,35) 7,6(8,08) 0,127 trapgebruik volgens vragenlijst (p.w.) 12(8,91) 15,4(8,76) 0,225 totaal aantal verdieping traplopen (p.w.) 10,3(11,8) 20,7(16,33) 0,024* De gemiddelde waarden (+ standaard deviaties) van de populaties zijn weergegeven voor het BMI, het vetpercentage, de bloeddruk en het trapgebruik. De achterst kolom geeft de p-waarde weer. N: aantal deelnemers per locatie BMI: body mass-index * p-waardes < 0,05
In Figuur 2.1 en 2.2 is de verdeling weergegeven van het aantal verdiepingen dat werd trap gelopen per keer. In het Stadhuis wordt het meest één verdieping op of af gelopen. Er wordt ook nog wel gemiddeld meer dan vijf keer 2 a 3 verdiepingen op of af gelopen. In het Provinciehuis ligt ook de piek bij één verdieping op of af. Twee tot vijf verdiepingen op of af ligt gemiddeld nog rond de tien keer of hoger.
Figuur 2.1 Het gemiddelde aantal verdiepingen dat gelopen is door de werknemers op het Stadhuis op de 15 gemeten werkdagen.
trapgebruik Stadhuis trapgebruik 20 15 10
trappen etages
5 0 -10
-8
-6
-4
-2
1
3
5
7
9
aantal verdiepingen op of af
X as: hoeveelheid etages die gemiddeld op of af werden gelopen in de 15 gemeten weken Y as: gemiddelde frequentie per werknemer
10
Figuur 2.2 Het gemiddelde aantal verdiepingen dat gelopen is door de werknemers op het Provinciehuis op de 16 gemeten werkdagen.
trapgebruik Provinciehuis trapgebruik 25 20 15 trappen 10 5 0 -6
-5
-4
-3
-2
-1
1
2
3
4
5
6
aantal verdiepingen op en af
X as: de hoeveelheid etages die gemiddeld op of af werden gelopen in de 16 gemeten weken Y as: gemiddelde frequentie per werknemer
Discussie Populaties De populatie van het Stadhuis is kleiner en dan de populatie van het Provinciehuis. Er zijn ook in beide populaties meer mannen dan vrouwen. Gebouwen Op de volgende punten zijn hier verschillen: de liften zijn in het Stadhuis sneller dan in het Provinciehuis, de trap is in het Stadhuis niet vanaf de begane grond te bereiken, in het Provinciehuis wel en het Stadhuis heeft meer verdiepingen dan het Provinciehuis. Het trapgebruik zal in het Stadhuis mogelijk beperkt worden door de ontoegankelijkheid van de trappenhuizen vanaf de begane grond en de snelle liften. Het Provinciehuis heeft deze beperkingen niet, beperking van het Provinciehuis is echter dat het 6 verdiepingen heeft en er dus maximaal 6 trappen gelopen kunnen worden, in het Stadhuis zijn dat er 10. Dit heeft als gevolg dat er in het Stadhuis gemakkelijker veel trappen worden gelopen op één dag dan in het Provinciehuis. Doordat de liften in het Stadhuis centraal gelegen zijn en de trappen niet, zal er eerder gekozen worden voor de lift. In het Provinciehuis geldt dit niet, omdat trappen naast de liften gelegen zijn. Dit zal er waarschijnlijk toe leiden dat er in het Provinciehuis meer trap wordt gelopen dan in het Stadhuis. Trapgebruik Het verschil in het trapgebruik is te verklaren aan de hand van de vergelijking van de gebouwen. Waarschijnlijk wordt er in het Stadhuis eerder gekozen voor de lift, omdat deze snel is, er veel verdiepingen trapgelopen moeten worden en de trappenhuizen slecht gelegen zijn. Voor het Provinciehuis geldt dit niet. Er hoeven minder trappen gelopen te worden, de liften zijn niet zo snel en de trappenhuizen zijn makkelijk bereikbaar.
11
Baselinemetingen Het trapgebruik in het Provinciehuis is bijna twee keer zo hoog als in het Stadhuis. Bij de inspectie van de trappenhuizen hadden de opdrachtnemers dit ook al verwacht. De trappenhuizen op het Stadhuis hebben vier belangrijke nadelen: ten eerste zijn ze een stuk hoger, ten tweede zijn ze een stuk moeilijker te vinden dan in het Provinciehuis, ten derde zijn liften sneller en ten vierde zijn de trappenhuizen niet te betreden vanaf de begane grond. Deze vier punten zouden een bijdrage kunnen leveren aan de hoge waarden van het Provinciehuis bij de trapmetingen. Wat zichtbaar is in de gemengde gegevens, is dat de gemeten waarde van de BMI en het vetpercentage in het Provinciehuis lager liggen dan in het Stadhuis. Voor de bloeddruk geldt in mindere mate hetzelfde. Hier zou natuurlijk een relatie kunnen zijn met het trapgebruik. Meer trapgebruik lijdt tot lager BMI, vetpercentage en bloeddruk. De verschillen in de BMI, vetpercentage en bloeddruk (2X) zijn alleen niet significant. Anderzijds wordt er in het literatuuronderzoek wel een relatie aangetoond tussen BMI en trapgebruik. Toch zal er gezocht moeten worden naar andere wegingsfactoren aan de hand van de ingevulde vragenlijst, omdat er geen significant verschil aangetoond is bij het BMI. Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil zit in het trapgebruik. Bij de mannen zit er ook een significant verschil in het BMI en vetpercentage. Hier uit zou dus kunnen blijken dat het trapgebruik en het BMI een relatie vertoont. Zo als ook in de literatuurstudie is aangetoond (zie literatuurstudie). Bij de vrouwenpopulaties viel op dat er maar één significant verschil (het aantal verdiepingen dat trap gelopen is) aangetoond is. Dit is mogelijk te verklaren door het kleine aantal vrouwen dat meedeed aan de trapmetingen. Naarmate de populatie kleiner wordt, is het moeilijker om een significant verschil aan te tonen. De kleine populatie geeft een minder betrouwbaar beeld van de totale populatie, dan een grote populatie en de standaard deviatie wordt relatief hoger. Hierdoor zal de kans op toevalligheden hoger zijn dan bij een grotere populatie. Verschillen tussen de vrouwenpopulaties zijn ook niet aangetoond, behalve bij het totaal aantal gelopen trappen. De reden van minder significante verschillen in de vrouwenpopulaties zou de grootte van de populaties kunnen zijn. Er is een verschil tussen de mannen en de vrouwen van de 2 locaties. Zo zijn er bij de mannen meer significante verschillen tussen de 2 locaties dan bij de vrouwen. Het gemiddelde verschil is dus kleiner bij de vrouwen dan bij de mannen. Bij alle andere waarden geldt dat vrouwen een kleiner verschil vertonen dan mannen. Waarom er zo weinig verschil bij de vrouwen is, is mede verklaarbaar a.h.v. het trapgebruik, het verschil in gemiddelde was namelijk kleiner. Als de populaties groter waren geweest en de standaard deviatie lager, konden hier wellicht ook significante verschillen worden aangetoond. Om te onderzoeken waarom het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner is kan er wellicht een verklaring worden gevonden in de uitkomsten van de vragenlijsten die door deze deelnemers zijn ingevuld, die over veel meer factoren gaan dan alleen het trapgebruik. De verschillen tussen de populaties zullen gevolgen hebben voor het totale Foodsteps onderzoek. Er wordt al veel trapgelopen (relatief) in het Provinciehuis en het is de vraag of het gedrag zoveel veranderd kan worden dat er nog meer trap gelopen gaat worden. Dit kan tot gevolg hebben dat de verschillen tussen T0 en T2 kleiner zijn dan verwacht is, als er gekeken wordt naar de antropometrische gegevens.
12
Conclusie De vraagstelling: Zijn de populaties op de baselinemeting (T0) vergelijkbaar tussen interventie en controlebedrijf met betrekking tot het trapgebruik, de BMI index, de bloeddruk, en het vetpercentage van beeldschermwerkers in het Provinciehuis te Den Haag in vergelijking met die van beeldschermwerkers in het Stadhuis van Den Haag? De populaties van het Stadhuis en het Provinciehuis zijn niet vergelijkbaar op het trapgebruik. Als gekeken wordt naar de verschillen tussen de totale populaties, is er een significant verschil aangetoond in het trapgebruik. De mannenpopulatie heeft naast trapgebruik ook significante verschillen in BMI en vetpercentage. De mannen zijn in BMI en vetpercentage ook niet vergelijkbaar met elkaar. Bij de vrouwenpopulatie is er één significant verschil gevonden bij het trapgebruik (bij het aantal gelopen verdiepingen). Bij de vrouwenpopulaties zijn er minder verschillen aangetoond dan bij de mannenpopulatie. De vrouwenpopulaties verschillen minder van elkaar dan de mannenpopulaties. De inventarisatie van de locaties leverde vier verschillen op: de liften zijn in het Stadhuis sneller dan in het Provinciehuis, de trap is in het Stadhuis niet vanaf de begane grond te bereiken, in het Provinciehuis wel en het Stadhuis heeft meer verdiepingen dan het Provinciehuis, respectievelijk 10 om 6. De populaties zijn niet gelijk. De H0 hypothese moet verworpen worden. Er zijn meerdere significante verschillen bij de vergelijking van de populaties gevonden zijn. Er wordt in het Provinciehuis significant meer trapgelopen. De mannenpopulatie in het Provinciehuis heeft een significant lager BMI en vetpercentage.
13
Literatuurlijst Artikelen (1) Loy SF, Holland GJ, Mutton DL, Snow J, Vincent WJ, Hoffmann JJ, Shaw S. “Effects of stair-climbing vs run training on treadmill and track running performance” Official Journal of the American Collage of Sport Medicine 11: P1275-1278, 1993 (2) Boreham CA, Wallace WF, Nevill A. “Training effects of accumulated daily stairclimbing exercise in previously sedentary young women” Preventive Medicine 30, 277-281, 1996 (3) Kerr J, Eves F, Carroll D. “Six-month observational study of prompted stair climbing,” Preventiv Medacine 33, 422-427, 2001 (6) Zuidhof A, Hildebrandt V. “Aanpak fysieke belasting vergt meer dan alleen een goede werkplek” Arbeidsomstandigheden; 32-34, 1998. (7) Visscher TLS, Seidell JC. Ann Rev Public “The public health impact of obesity” Health.;22: 355-357, 2001. (8) Glanz, K. Seewald-Klein T. “Nutrition at the worksite: an overview” Journal of Nutrition education. 15, 395-415, 1986 (10) Fransson, E.I.M. et al. “Leisure time, occupational household physical activity, and risk factors for cardiovascular disease in working men and women: the WOLF-study”, Scandinavian Journal of Public Health, vol. 31, p 324-333, 2003 (11) Hu, G. / Barengo, C. et al “Relationship of physical activity and Body Mass Index to the risk of hypertension, A prospective study in Finland” Hypertension, vol. 43, p 25 - 30, jan 2004 Boeken (5) G. Uafdemkampe, J. van den Berg, D.A.W.M. van der Windt, “Hoe vind ik het?”Houten/Diegem Bohm Stafleu Van Loghum 2000 (12) E. Huizingh “Inleiding SPSS voor windows”, Academic Service 1995 p 249-264 Websites (4) www.foodsteps.nl -Het onderzoek (9) www.cbs.nl -CijfersThema pagina’sGezondheid en welzijnLeefstijlLichaamslengte en overgewicht
14
Bijlage: Literatuurstudie Methode Om mogelijke verschillen tussen de populaties van het Stadhuis en Provinciehuis te kunnen verklaren in BMI, bloeddruk en vetpercentage is er een literatuurstudie gedaan naar de relatie tussen en deze waarden en trapgebruik. Het onderwerp van de gezochte literatuur is effectonderzoek naar de relatie tussen trapgebruik en de antropometrische gegevens, zoals genoemd in de vraagstelling. De databanken waarin gezocht werd zijn: Pubmed en Cochrane. De zoektermen waren: stairs, stairuse, BMI, bloodpressure en fatpercentage. Resultaten Er zijn met de zoektermen meer dan 100 artikelen gevonden. Van deze artikelen waren er 3 relevant voor de vraagstelling (relatie tussen het trapgebruik en de antropometrische gegevens). Na deze artikelen gelezen te hebben beantwoordde 1 artikel aan de vraagstelling: Training effects of accumulated daily stair-climbing exercise in previously sedentary young women (1). Dit onderzoek bestond uit 22 vrijwilligsters die verdeeld in een controle groep (N=10) en een interventie groep van (N=12). Interventie bestond uit 199 treden in 135seconde, 1 keer per dag over een periode van 7 weken. Gemeten werd: mass (kg) sum of skinfolds (mm) total cholesterol, HDL Cholesterol Total:HDL ratio End lactate (mmol.L-1)a, Mean heart rate (beats.min-1)b , Mean oxygen uptake (ml.kg-1min-1)b Dit onderzoek toont aan dat de HDL cholesterol stijgt (p<0.05) en dat de hdl ratio daalt (P<0.01) in de interventie groep. Ook de V02 en de HR tijdens het traplopen verminderd en zo ook het bloedlactaat gehalte (alle P<0.01). Discussie Het artikel “Training effects of accumulated daily stair-climbing exercise in previously sedentary young women,” is een betrekkelijk klein onderzoek in een betrekkelijk korte tijd. Met een N totaal van 22 in een periode van 7 weken. Dit houdt in dat de kans op het vinden van een significant verschil op het gebied van de antropometrische gegevens tussen controle groep en interventie groep relatief klein is. De waardes van het gewicht en de huidplooien tonen geen significant verschil. Er is dus geen bewezen verband tussen trapgebruik en gewicht, of huidplooien (waar het vetpercentage van wordt afgeleid). De leeftijd speelt ook een rol. Dit onderzoek is gedaan met vrouwen van gemiddeld 20.3 en 19.8 jaar oud terwijl het Foodsteps onderzoek gedaan is bij mannen en vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 46.55 (op het Stadhuis) en 43.89(op het Provinciehuis). Op grond van deze gegevens (de leeftijd van de onderzochte populatie, de duur van dit onderzoek en de populatie grote van dit onderzoek) kan men zich afvragen of deze gegevens geschikt zijn om gebruikt te worden voor het trekken van conclusie omtrent de baseline metingen van dit deel onderzoek van het Foodsteps onderzoek. Er lijkt wel een correlatie te zijn tussen trapgebruik en de antropometrische variabelen. Het is alleen niet significant aangetoond. Mocht er bij het onderzoek van de opdrachtnemers een verband lijken te zijn tussen deze variabelen, dan kan hier niet zomaar vanuit gegaan worden. Het zou wel een eventuele verklaring kunnen zijn.
15