A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Deel 2: Inventarisatie Kennisinfrastructuur Integraal Wa t e r b e h e e r
89
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
90
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Inventarisatie Kennisinfrastructuur Integraal Wa t e r b e h e e r
Dr.ir. J. Wi s s e rhof, KUN
Inhoud Samenvatting
93
1.
Inleiding
94
1.1. Inhoud
94
1.2. Kader
94
1.3. Doelen
94
Aanpak
95
2.1. Stappen
95
2.2. Methoden
95
2.3. Classificaties
96
2.
3. Kenniscentra
97
3.1. Grote kenniscentra
97
3.2. Centrale kennisthema’s
98
3.3. Vergelijking met prioritaire thema’s
99
4. Kennisnetwerken
101
4.1. Intrasectorale samenwerking
101
4.2. Intersectorale samenwerking
103
4.3. Internationale samenwerking
105
5. Breder Kennispotentieel
106
5.1. Potentieel in de kern
106
5.2. Potentieel in de rand
107
5.3. Potentieel in de omgeving
109
6. Conclusies
110
Literatuur
112
Bijlagen
113
91
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
92
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Samenvatting
De vrij smalle inhoudelijke oriëntatie van de kennisinfrastructuur hangt samen met een verkokering in de
Deze inventarisatie is onderdeel van de Verkenning Kennis
kennisontwikkeling naar sectoren (water, landbouw,
voor Integraal Waterbeheer “Over Stromen” van NRLO,
natuur, milieu, ruimte) en naar branches (watersysteem,
AWT en RMNO. De kennisinfrastructuur voor integraal
drinkwater, afvalwater, riolering). Er zijn weinig structurele
waterbeheer (het geheel van organisaties en samenwer-
sectoroverstijgende samenwerkingsverbanden.
kingsverbanden betrokken bij kennisontwikkeling) is
Een belangrijk vereiste voor meer structurele
globaal in kaart gebracht en doorgelicht. Hiervoor is
samenwerking is doorbreking van de bestuurlijke
hoofdzakelijk gebruik gemaakt van elektronische
verkokering van de watersector en aanpalende sectoren,
databanken en Internet. Het verkregen overzicht is
die via de aansturing van onderzoek doorwerkt in de
getoetst bij een aantal sleutelpersonen.
kennisinfrastructuur: afzonderlijke programmering en financiering vanuit V&W, LNV, VROM, VEWIN/KIWA,
De inventarisatie geeft een groot aantal kenniscentra en
Stichting RIONED en STOWA.
kennisnetwerken van uiteenlopende aard te zien: de
“Vernatting” van de ruimtelijke inrichting vraagt om
kennisinfrastructuur is omvangrijk en kent een hoge
sterkere interdepartementale coördinatie van onderzoeks-
organisatiegraad.
programmering en -financiering, en integraal beheer van
Inhoudelijk is de kennisontwikkeling sterk gefocust op het
waterkringlopen vergt nauwere afstemming van de kennis-
fysieke watersysteem (ca. 60%) en op de effecten van
ontwikkeling voor watersysteem en waterketen.
beheersmaatregelen (ca. 25%). Sociale en bestuurlijke
Ook internationaal is nauwere samenwerking gewenst.
aspecten krijgen relatief weinig aandacht.
Op de internationale markt vertoont de Nederlandse
Belangrijke trends in maatschappij en beleid vragen om
kennisinfrastructuur een gefragmenteerd beeld. De eerste
verbreding van de kennisontwikkeling. Waterbeheer staat
stappen naar een sterkere integratie zijn inmiddels gezet.
niet op zichzelf maar is steeds nauwer gerelateerd aan ruimtelijke ordening en stedebouw, aan andere
Tenslotte is er niet veel structurele samenwerking tussen
nutssectoren en aan recreatie en toerisme. Issues die in dit
fundamentele kennisontwikkeling en de integrale
licht meer aandacht vragen, zijn:
waterbeheerspraktijk. Dit bemoeilijkt de praktische
(1) beleving van water;
benutting van fundamentele kennis, terwijl wetenschappe-
(2) sociaal-economische betekenis van water;
lijke verdieping van praktische kennis en ervaringen weinig
(3) “vernatting” van de ruimtelijke inrichting;
plaatsvindt.
(4) integraal beheer van waterkringlopen; (5) betrokkenheid van burgers; en (6) rol van de markt. Vooral de thema’s 1, 2 en 5 zijn onderbelicht. Voor het substantieel oppakken van deze thema’s moet sociaalpsychologische, milieu-economische en technisch-bestuurskundige expertise bij de kennisontwikkeling worden betrokken. Voor de thema’s 3, 4 en 6 is additionele ruimtelijk-ontwerpende en/of juridischbestuurlijke expertise benodigd; de thans beschikbare kennis voor deze thema’s is vooral natuur- en technischwetenschappelijk van aard.
93
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
1.
Inleiding
toekomst en welke rol zou het onderzoek moeten spelen om deze issues verder te brengen?
1.1.
Inhoud
2. De ontwikkeling van voorstellen voor noodzakelijke veranderingen in de kennisinfrastructuur op het gebied
Dit rapport bevat een globaal overzicht en ruwe analyse
van water en daaraan gerelateerde vraagstukken; m.a.w.
van de Nederlandse kennisinfrastructuur voor integraal
hoe zou het onderzoek georganiseerd moeten zijn en
waterbeheer. De kennisinfrastructuur, ook wel aangeduid
hoe verhoudt zich dat tot de huidige situatie?
als kennissysteem [De Lange, 1998], is het geheel van
Deze verkenning onderscheidt zich van andere activiteiten,
organisaties en samenwerkingsverbanden dat betrokken is
zoals die van de Commissie Waterbeheer
bij kennisontwikkeling (kennisgeneratie, -transformatie en
21e eeuw (WB21) en het project Duurzaam Waterbeheer
-applicatie) op dit gebied. Daaronder vallen niet alleen
in de Praktijk van het Rathenau Instituut, door de focus
onderzoeksinstituten als kennisaanbieders maar ook
op kennisontwikkeling voor de langere termijn. De
beleidsvoerende en waterbeherende instanties als
verkenning is niet direct beleidsgericht (zoals de Commissie
gebruikers van kennis en onderzoeksprogrammerende en
WB21) en ook niet zozeer gericht op de politieke
financierende instellingen.
agendering van watervraagstukken (het Rathenau-project),
Integraal waterbeheer is breed opgevat. Het gaat niet
maar beoogt een kennisagenda op hoofdlijnen voor de
alleen om de integratie van oppervlaktewater en
komende 5 à 10 jaar op te stellen. Daarbij gaat het er
grondwater, van waterkwantiteit en waterkwaliteit e.d.
vooral om de strategische issues te belichten die nog
(m.a.w. een integrale benadering van het fysieke
relatief onderbelicht zijn in de kennisontwikkeling.
watersysteem) maar ook om integratie c.q. meeweging van
Beantwoording van de gestelde vragen c.q. het bereiken
alle bij water betrokken maatschappelijke activiteiten en
van de doelstellingen van de verkenning vergt het in kaart
belangen, en om de implicaties van die integratie voor
brengen van de huidige kennisinfrastructuur en ontwikke-
bestuur en organisatie van het integrale waterbeheer. In
lingen daarin, zowel inhoudelijk (kennisthema’s) als
deze brede benadering zijn er geen scherpe grenzen
organisatorisch (instituten).
tussen waterbeheer, milieubeheer, natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Waterbeheer is een van de sectoren
1.3
Doelen
die een bijdrage levert aan de kwaliteit van leven en leefomgeving voor diverse groepen gebruikers.
Het hoofddoel van de inventarisatie is het in kaart brengen van de bestaande kennisinfrastructuur voor integraal
1.2.
Kader
waterbeheer in Nederland, met aandacht voor: • centrale kennisthema’s;
De inventarisatie van de kennisinfrastructuur is uitgevoerd
• omvang van de kennisontwikkeling;
in het kader van de Verkenning Kennis voor Integraal
• samenwerkingsverbanden; en
Waterbeheer “Over Stromen”, een gezamenlijk initiatief
• internationale inbedding.
van de NRLO (Nationale Raad voor Landbouwkundig
In tweede instantie beoogt de inventarisatie een
Onderzoek), de AWT (Adviesraad voor het Wetenschaps-
vergelijking van de kennisontwikkeling met de prioritaire
en Technologiebeleid) en de RMNO (Raad voor het Milieu-
kennisthema’s zoals die voorlopig zijn geïdentificeerd in de
en Natuuronderzoek). Doelen van deze bredere
verkenning.
verkenning zijn:
Een derde doelstelling is het traceren van instanties die
1. De identificatie van prioritaire kennisthema’s en inno-
zouden kunnen bijdragen aan de aanpak van de
vatieopgaven voor integraal waterbeheer; met andere woorden waar liggen de grote vraagstukken nu en in de
94
geïdentificeerde prioritaire kennisthema’s.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
2.
Aanpak
STOWABASE bleken ook te zijn opgenomen in de NOD, zowel projecten onder supervisie van de STOWA als
2.1
Stappen
projecten van de afzonderlijke leden.
De inventarisatie is in vijf stappen uitgevoerd:
Literatuurstudie en documentanalyse
1. verkenning van de kern van de watergerelateerde
Er zijn reeds diverse inventarisaties van (delen van) de
kennisinfrastructuur (grote kenniscentra en centrale
relevante kennisinfrastructuur gedaan, sommige direct
kennisthema’s);
watergericht [Grijns & Wisserhof, 1992; Westendorp &
2. vergelijking van de centrale kennisthema’s met de
Röling, 1993; Boland et al., 1998], andere gericht op
prioritaire kennisthema’s;
verwante kennisvelden, zoals ‘groene ruimte’ [Enzing &
3. verkenning van de mate van samenwerking in de kennis-
Chebab, 1998], ‘natuur’ [De Lange, 1998; Joordens et al.,
infrastructuur, ook internationaal (kennisnetwerken);
1998; Arts et al., in druk] en ‘meervoudig ruimtegebruik’
4. scanning van de bredere kennisinfrastructuur op de
[Lagendijk & Wisserhof, 1999]. De informatie uit deze
prioritaire kennisthema’s (relevante kenniscentra);
inventarisaties is vooral gebruikt voor de stappen 5 (tussen-
5. toetsing van het verkregen overzicht.
tijdse zelftoetsing) en 3 (verkenning kennisnetwerken). Naast deze algemene literatuur zijn specifieke documenten
2.2
Methoden
geanalyseerd: jaarverslagen, onderzoeksprogramma’s, lijsten onderzoeksprojecten e.d. van relevante kenniscentra
Er zijn diverse onderzoeksmethoden toegepast:
en kennisnetwerken. De informatie uit deze documenten is
1. raadpleging van elektronische databanken;
gebruikt voor stap 3 en als aanvulling op de informatie
2. literatuurstudie en documentanalyse;
verkregen uit de NOD voor stap 1. De NOD-project-
3. Internet-search; en
gegevens bieden immers geen zicht op in gang zijnde
4. interviews.
ontwikkelingen in de kennisinfrastructuur. Daarvoor zijn de genoemde documenten geraadpleegd.
Raadpleging databanken In eerste instantie is geraadpleegd de Nederlandse
Internet-search
Onderzoeksdatabank (NOD), beheerd door het Nederlands
De websites van diverse instanties zijn geraadpleegd,
Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten
eveneens in aanvulling op de NOD-search voor stap 1.
(NIWI). De NOD biedt een redelijk volledig overzicht van
Enkele kenniscentra, die blijkens de eerdere inventarisaties
het lopende en recent afgeronde onderzoek in Nederland.
wel een prominente positie innemen in de kennisinfra-
Op basis van een reeks zoektermen [zie bijlage 1] zijn in
structuur, leveren hun projectgegevens kennelijk
totaal ca. 1250 projecten met betrekking tot integraal
onvolledig toe aan het NIWI. Naast private kenniscentra
waterbeheer gevonden. Deze lijst projecten is gehanteerd
(advies- en ingenieursbureaus) betreft het ook een aantal
als onderzoeksmateriaal voor de bovengenoemde stappen
publieke of semi-publieke instituten: DWW, RIKZ en WL-
1 en 4.
Delft Hydraulics. Van deze instellingen mag worden
Daarnaast is gezocht in de STOWABASE, een databank met
verwacht dat zij meer openheid van zaken betrachten en
informatie over onderzoek dat de deelnemers in de
hun projecten wél structureel laten opnemen in de NOD.
STOWA (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer) in
De internet-search is echter vooral gebruikt voor stap 3
eigen beheer (laten) uitvoeren. In de STOWA participeren
(verkenning kennisnetwerken). Een belangrijke website in
waterbeherende instanties, waaronder waterschappen,
dit verband is, “de wereld van het water op Internet”,
zuiveringschappen, provincies en Rijkswaterstaat, in totaal
waarop meer dan 100 organisaties van uiteenlopende aard
ca. 80 organisaties. Veel van de projecten in de
zijn aangesloten: kenniscentra, kennisnetwerken,
95
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
overheden, non-gouvernementele organisaties, adviescommissies, internationale overlegcommissies enz. Voor het in kaart brengen van relevante onderzoekscholen is gebruik gemaakt van de website van de NWO.
Interviews Het verkregen overzicht is getoetst (stap 5) in een aantal interviews met sleutelpersonen in de kennisinfrastructuur. Er is gesproken met vertegenwoordigers van de volgende financierende en programmerende instellingen voor watergerelateerde kennisontwikkeling: CIW, LWI, NWO, Stichting RIONED, STOWA en V&W (RWS-HW; RIZA). Een lijst van namen van de geraadpleegde personen is
Figuur 1: Elementen van integraal waterbeheer
opgenomen als bijlage 5. De genoemde personen is gevraagd naar de herkenbaarheid van de gerapporteerde
Projecten en programma’s die zich expliciet richten op de
feitelijkheden omtrent de kennisinfrastructuur. De
maatschappij zijn geclassificeerd als A, projecten expliciet
getrokken conclusies zijn niet voor hun rekening.
gericht op het fysieke systeem als B en projecten gericht op bestuur en organisatie als C. Interessant uit een oogpunt
2.3.
Classificaties
van integraal waterbeheer zijn projecten waarin meerdere componenten worden betrokken: de maatschappij in
Inventarisatie van de kennisinfrastructuur vergt een
relatie tot het fysieke systeem (code A-B), bestuur en
inhoudelijke en organisatorische classificatie van respectie-
organisatie in relatie tot het fysieke systeem (code B-C) en
velijk kennisthema’s en kenniscentra.
bestuur en organisatie in relatie tot de maatschappij (code
Voor de classificatie van kenniscentra is een gangbare
A-C). Het meest integraal zijn projecten die betrekking
indeling gehanteerd:
hebben op alle drie de elementen van integraal
• rijksinstituten;
waterbeheer (code A-B-C). De aldus verkregen coderingen
• waterschappen (incl. zuiveringschappen);
zijn ook geverbaliseerd om een indruk te geven van de
• universiteiten;
specifieke kennisthema’s. Bij de classificatie van de
• para-universitaire instituten (waaronder KNAW-
NOD-projecten is overigens niet alleen afgegaan op de titel
instituten); • TNO-instituten en GTI’s; en • bureaus, onderverdeeld in semi-publieke onderzoeks- en adviesbureaus en private advies- en ingenieursbureaus. Voor de inhoudelijke classificatie van de kennisontwikkeling is het schema van figuur 1 gehanteerd. Dit schema visualiseert de eerder gegeven omschrijving van integraal waterbeheer [zie 1.1.]. Het schema geeft de drie aldaar genoemde elementen van integraal waterbeheer weer: de maatschappij (watergebruikers), het fysieke (water)systeem en (water)bestuur en organisatie, waarmee idealiter wordt gepoogd de waterwensen van mensen en de potenties van watersystemen in samenhang op elkaar af te stemmen.
96
van het project maar ook op de samenvatting van de projectinhoud in de databank.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
3.
Kenniscentra
De keuze voor aantallen projecten als maat voor de omvang van kennisontwikkeling is vooral ingegeven door
3.1.
G rote kenniscentra
onderzoekspraktische overwegingen. Over projecten zijn namelijk tamelijk uniforme gegevens beschikbaar.
Een kenniscentrum is aangemerkt als “groot” wanneer het
Weliswaar leveren niet alle instituten hun projectgegevens
minimaal 10 watergerelateerde kennisprojecten trekt,
in dezelfde mate van volledigheid aan [zie 2.2] maar dit
zoals opgenomen in de NOD [zie 2.2]. Op basis van dit
steekt nog gunstig af bij de beschikbaarheid van gegevens
criterium komen 35 instituten als grote kenniscentra naar
in kf of fte’s als maten voor de omvang van kennisontwik-
voren. Deze instituten zijn van uiteenlopende aard [zie
keling.
bijlage 2]:
Een eerdere kennisinventarisatie [Arts et al., in druk] leerde
• 8 rijksinstituten;
dat gegevens in kf maar voor een beperkt aantal kennis-
• 8 waterschappen;
centra beschikbaar zijn en dat deze gegevens bovendien
• 5 universiteiten;
betrekking hebben op programmaniveau, niet op project-
• 3 para-universitaire instituten;
niveau. Zij geven dus een veel globaler beeld van de
• 2 TNO-instituten en 1 GTI;
kennisontwikkeling dan projectgegevens. En fte’s lijken
• 8 bureaus (2 onderzoeks- en adviesbureaus en 6 advies-
voornamelijk in de universitaire wereld een geëigende
en ingenieursbureaus).
maat voor de omvang van projecten.3
Samen nemen deze kenniscentra meer dan 60% van de
Niettemin dienen de projectgegevens met een onzeker-
geïnventariseerde kennisontwikkeling voor hun rekening
heidsmarge te worden gehanteerd. Zij geven niet meer
(ca. 800 projecten). De instituten verschillen onderling nog
dan een indicatie van de omvang van kennisontwikkeling.
sterk qua aantal projecten, variërend van 10 (MD, TUDCTG, UT-TM, DHV Water, Grontmij, Haskoning) tot 114
Figuur 2 geeft een beeld van de verdeling van de kennis-
(KIWA). Het bestaan van 35 grote kenniscentra is indicatief
ontwikkeling bij de 35 grote kenniscentra over de
voor de omvang en diversiteit van het beschikbare kennis-
verschillende typen instituten.
potentieel. Anderzijds duidt het ook op een zekere versnippering van de kennisontwikkeling. Deze laatste conclusie dient in zoverre te worden genuanceerd, dat bij verhoging van de ondergrens van “groot” naar minimaal 15 projecten reeds 19 kenniscentra afvallen; resteren nog altijd 16 grotere kenniscentra. Verhoging van de ondergrens naar minimaal 20 projecten verkleint deze groep niet sterk meer: er resteren dan 13 grootste publieke kenniscentra, te weten: • rijksinstituten: DWW, RIVM, RIZA, RIKZ, SC-DLO/Alterra; • waterschappen: HWB;
Figuur 2: Institutionele verdeling kennisontwikkeling
• universiteiten: LUW, VU; • para-universitaire instituten: NIOO-CEMO, NIOZ;
Bedacht moet worden dat figuur 2 slechts het relatieve
• TNO-instituten en GTI’s: NITG-TNO, WL-Delft Hydraulics;
aandeel van de grote kenniscentra weergeeft. Wanneer de
• bureaus: KIWA Onderzoek en Advies.
verdeling over alle watergerelateerde kenniscentra (naar
De grootste van deze centra die volledig watergericht zijn
schatting ca. 250; de NOD-search geeft 225 instituten) zou
(RIKZ, RIZA, WL) beschikken over 400 à 450 medewerkers,
worden gegeven, komen de verhoudingen anders te liggen.
van wie 60-70% wetenschappelijke staf.
Met name het aandeel van de bureaus maar ook dat van
97
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
de waterschappen en de universiteiten zal dan groter
Figuur 4 toont interessante verschillen in inhoudelijke
uitvallen, omdat er veel kleinere kenniscentra in deze
oriëntatie. De para-universitaire instituten (PUI’s) en ook
categorieën vallen [zie 5.2.].
de universiteiten vertonen een sterke concentratie op het fysieke systeem (B). Aan deze instellingen wordt
3.2.
overwegend fundamenteel of strategisch natuur- en
Centrale kennisthema’s
technisch-wetenschappelijk onderzoek gedaan. De De projecten van de grote kenniscentra zijn geclassificeerd
waterschappen daarentegen zijn sterk gericht op
volgens het schema weergegeven in figuur 1 [zie 2.3.].
praktische beheersvragen (B-C), met name de fysieke
Bijlage 2 geeft per kenniscentrum een globale aanduiding
effecten van beheersmaatregelen en de monitoring
van belangrijke expertisevelden. Figuur 3 biedt een
daarvan. De rijksinstituten vertonen de sterkste
totaalbeeld van de inhoudelijke verdeling van de kennis-
inhoudelijke mix, met nog altijd meer dan 50% onderzoek
ontwikkeling bij de 35 grote kenniscentra.
aan het fysieke systeem. Opvallend is dat integrale kennisontwikkeling, waarin zowel onderzoeksaandacht is voor de maatschappij, het fysieke systeem als voor bestuur en organisatie (A-B-C), nog maar weinig plaatsvindt: ongeveer 5% in totaal [zie figuur 3]. Koploper op dit vlak zijn de bureaus, met name de ingenieursbureaus, die voor meer dan 10% integraal onderzoek en advies bieden [zie figuur 4]. Bij deze bureaus wordt de link tussen waterbeheer en RO --op instigatie van hun opdrachtgevers (voornamelijk waterschappen, provincies en gemeenten; rijkswaterstaat in mindere mate)--
Figuur 3: Inhoudelijke verdeling kennisontwikkeling
sterker gelegd dan bij de andere kenniscentra. Integraal waterbeheer blijft er niet beperkt tot de waterkolom en de
In figuur 4 is het totaalbeeld uitgesplitst naar de
interacties binnen het watersysteem. De universiteiten en
verschillende typen instituten.
para-universitaire instituten maar ook de rijksinstituten, TNO-instituten en GTI’s staan minder dicht bij de praktijk dan de ingenieursbureaus, waardoor de kennisontwik-
100% 90%
keling er meer specialistisch is.
80%
Treffend is verder dat kennisontwikkeling die expliciet is
70%
gericht op de maatschappij (A) eigenlijk niet plaatsvindt.
60%
Voorzover maatschappelijke ontwikkelingen worden
50%
onderzocht, zijn zij direct gerelateerd aan het fysieke
40%
systeem. Het onderzoek richt zich op de vraag naar water,
30%
de milieudruk, de visstand enz.; kortom, het watergebruik
20%
(A-B). Ook onderzoek naar de maatschappelijke inbedding
10%
van waterbeheer, zowel politiek-bestuurlijk als financieeleconomisch (A-C), ontbreekt vrijwel. Onderzoek naar de
0% rijk B: systeem
waterschap
C: bestuur
uni’s
A-B: gebruik
PUI’s B-C: beheer
TNO/GTI
bureaus
A-B-C: integraal beheer
bestuurlijke organisatie als zodanig (C) komt daarentegen wel voor, zij het op beperkte schaal. Het betreft onder
Figuur 4: Inhoudelijke oriëntatie kenniscentra
3
98
meer onderzoek naar (aanpassing van) waterwetgeving.
Hoofdstuk 4 en de bijbehorende bijlage 3 bevatten enige informatie over de financiering van wateronderzoek als instrument voor het stimuleren van samenwerking tussen kenniscentra.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
3.3.
Ve rgelijking met prioritaire thema’s
van een watersysteem, hetgeen kan leiden tot kostbaar vermogensverlies in termen van beleving en ecologie.
De Verkenning Kennis voor Integraal Waterbeheer [zie 1.2] heeft tot doel prioritaire kennisthema’s en innovatie-
Nieuwe berekeningsmethoden zijn nodig. • “vernatting” van de ruimtelijke inrichting
opgaven voor integraal waterbeheer te identificeren. Het
Klimaatverandering en zeespiegelstijging, gecombineerd
voorgaande overzicht biedt de mogelijkheid de centrale
met bodemdaling, vergroten de druk van het water op
kennisthema’s binnen de kennisinfrastructuur te
het land. De sterk gereguleerde Nederlandse water-
vergelijken met de prioritaire kennisthema’s.
systemen zijn niet goed ingericht om deze druk te geleiden. De behoefte aan een flexibeler, natuurlijker
Op basis van twee oriënterende interviewrondes, de ene
inrichting en beheer wordt breed onderkend maar er zijn
onder de breed samengestelde klankbordgroep voor de
ook twijfels en kennisvragen. “Vernatting” omvat verder
verkenning (onder voorzitterschap van Ir. J. van der Vlist
de uitdaging om de voortgaande verstedelijking van
van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen
Nederland beter te geleiden, bijvoorbeeld door goed
Hollands Noorderkwartier), de andere onder organisaties
gekozen waterpartijen als ordenend element te
van watergebruikers (ANWB, CDA, LTO Nederland, Shell,
gebruiken in stedelijke uitbreidingen of bij de
Unilever, Stichting Reinwater, Stichting Waterpakt, VEWIN,
herinrichting van bestaand stedelijk gebied.
WNF), zijn de volgende thema’s als prioritair geïdenti-
• integraal beheer van waterkringlopen
ficeerd:
Het beheer van de kleine, stedelijke waterkringloop
• beleving van water
staat bloot aan vrijwel tegengestelde maatschappelijke
Het groeiende belang dat mensen hechten aan de
en politieke krachten als het beheer van de grote,
identiteit van hun leefomgeving en de toenemende vrije
natuurlijke kringloop. In het eerste geval is er inter-
tijd en mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding (waaronder
nationale druk tot privatisering, meer marktwerking
watersport) nopen tot herkenning van de uiteenlopende
en internationalisering. Het beheer van de waterhuis-
belevingswerelden van verschillende groepen waterge-
houding daarentegen tendeert, mede onder invloed
bruikers en tot erkenning van deze belevingen in
van EU-regelgeving (Kaderrichtlijn Water) naar
integraal waterbeheer. Zo kan het waterbeheer
regionalisering op de schaal van stroomgebieden en naar
veelzijdiger worden, doordat het steeds meer functies
het publieke domein. De vraag is hoe het beheer van
vervult, en meer gaan “leven” voor de burgers, die het
beide kringlopen adequaat op elkaar af te stemmen en
uiteindelijk betalen. Waterbeheer komt meer in de
welke vormen van publiek-private samenwerking in
maatschappij te staan. Op dit moment is veel waterkennis
dezen mogelijk en wenselijk zijn.
nog eenzijdig technisch van aard. • sociaal-economische betekenis van water
• betrokkenheid van burgers Buitenstaanders, waaronder ook watergebruikers,
Voldoende water van goede kwaliteit wordt wereldwijd
ervaren de waterwereld als relatief gesloten. Waar
schaarser. Daarmee stijgt de waarde van water. Deze
openingen naar de “buitenwereld” worden gecreëerd,
waarde is meervoudig: naast de functionele gebruiks-
blijkt vaak een heel creatieve en effectieve omgang met
waarde is er een belevingswaarde (de waarde van wonen
water mogelijk, bijvoorbeeld bij de (her)inrichting van
of recreëren aan of op het water) en een ecologische
stadswijken. Water roept bij burgers overwegend
waarde (de waarde van een gezond functionerend
positieve associaties op, in tegenstelling tot bijvoorbeeld
watersysteem). De huidige prijs van water weerspiegelt
verkeer. De uitdaging is om de veelstemmigheid van de
niet deze drievoudige waarde. Ook in kosten/ baten-
bij water betrokken belangen te laten doorklinken in het
analyses van waterstaatkundige investeringen wordt vaak
uiteindelijke waterbeheer. Er moeten strategieën worden
nog slechts rekening gehouden met de gebruikswaarde
ontwikkeld om gerichte betrokkenheid van burgers bij
99
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
integraal waterbeheer te organiseren. • rol van de markt
onderzocht (ca. 25%; zie figuur 3), echter vooral op het fysieke aspect (effecten van beheersmaatregelen).
Privatisering van water(keten)beheer is een internatio-
De prioritaire kennisthema’s zijn (nog) niet opgenomen in
nale tendens. Waterleidingbedrijven maar ook
de “main stream” van de kennisontwikkeling; zij vormen
waterbeheerders en rioolbeheerders staan onder druk
kennislacunes. Deze lacunes lijken vooralsnog ook niet te
efficiënter te werken. Er is bepaald geen consensus over
worden gedekt door toekomstgerichte kennisprogramma’s
de voors en tegens en de voorwaarden van privatisering
als die van Delft Cluster, KING of NIDO. De agenda’s van
van (delen van) het totale waterbeheer. Daarbij is ook de
deze instanties zijn weliswaar nog niet uitgewerkt maar
vraag aan de orde hoe waterbeheer zich verhoudt tot
staan niet specifiek in het perspectief van integraal
andere nutssectoren. Kennisontwikkeling op dit punt is
waterbeheer. Zo wil het Delft Cluster “de kennis
nodig, mede gebruik makend van ervaringen in het
ontwikkelen die de actoren in de grond-, weg- en
buitenland.
waterbouw nodig hebben om het rendement van investe-
Het is niet zo dat deze thema’s in het geheel geen aandacht
ringen in de infrastructuur van deltagebieden te
krijgen in de kennisontwikkeling. Het feit dat zij als prioritair
verhogen” [www.delft-cluster.nl]. In dit bouwkundige
zijn aangemerkt, wil zeggen dat zij in het licht van ontwikke-
perspectief zullen andersoortige kennisthema’s prioritair
lingen in maatschappij en beleid (nog) meer aandacht
zijn dan de hiervoor genoemde zes.
vereisen. Er is thans onvoldoende kennis over beschikbaar.
Met deze constatering is de “main stream” van de kennisontwikkeling allerminst gediskwalificeerd. Integraal
Kenmerkend voor de prioritaire thema’s is dat zij liggen op
waterbeheer vraagt zeker om grondige kennis van het te
raakvlakken van de onderscheiden elementen van
beheren fysieke object en om technologie.
integraal waterbeheer [zie figuur 5].
Kennisontwikkeling op dit punt blijft dus van belang. De ontwikkelingen in maatschappij en beleid vragen echter om een verbreding van de kennisontwikkeling. Waterbeheer staat niet meer op zichzelf maar wordt in toenemende mate gerelateerd aan ruimtelijke ordening en stedenbouw, aan andere nutssectoren en aan recreatie en toerisme. De prioritaire kennisthema’s zijn ingegeven door deze ontwikkelingen.
De conclusie die kan worden getrokken is dat de prioritaire kennisthema’s nog niet zijn opgenomen in de hoofdstroom van de kennisontwikkeling. Er is wel relevante expertise [zie 5.1] maar deze is nog marginaal. De kern van de kennisinfrastructuur kent een andere oriëntatie, met een accent op de waterkolom en het fysieke watersysteem. Figuur 5: Voorlopige prioritaire thema’s
Dit is niet alleen een zaak van de kenniscentra maar ook van onderzoeksprogrammerende en -financierende instel-
100
De centrale kennisthema’s [zie 3.2.] vertonen een sterke
lingen. De vrij smalle inhoudelijke oriëntatie van ook de
focus op het fysieke systeem (ca. 60%; zie figuur 3) en
beleidsgerichte kennisontwikkeling hangt samen met een
hebben veel minder betrekking op relaties tussen de
zekere bestuurlijke verkokering van de watersector en
elementen van integraal waterbeheer. Alleen de relatie
aanpalende sectoren, waarover meer in het volgende
tussen bestuur en fysiek systeem wordt substantieel
hoofdstuk.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
4.
Kennisnetwerken
Water keren) met samen een kleine vijftien thema’s [documentatie uit 1998]:
4.1.
Intrasectorale samenwerking
• Water beheren: preventie, eutrofiëring, toxische stoffen, waterbodems, inrichting, verdroging en grondwater,
De watersector als geheel is onder te verdelen in een
watersysteemverkenningen, modellen, organisatie en
aantal branches met een eigen bestuurlijke organisatie, te
instrumentarium;
groeperen in: • watersysteembeheer: beheer van de grote, natuurlijke waterkringloop: rijkswateren (RWS), regionale wateren (waterschappen) en grondwater (provincies); • waterketenbeheer: beheer van de kleine, stedelijke
• Water keren: veiligheid, kust, rivieren, “open oog- en oorfunctie” (evalueren en stimuleren van ontwikkelingen) en advisering. De prioritaire thema’s [zie 3.3.] keren niet expliciet terug in het WONS-programma. De WONS-thema’s lijken voort te
waterkringloop: drinkwatervoorziening (waterleiding-
bouwen op beschikbare expertise binnen de specialistische
bedrijven), rioolbeheer (gemeenten) en
diensten. Het oppakken van nieuwe thema’s met
afvalwaterbehandeling (zuiveringschappen en all-in
bestaande onderzoekscapaciteit vergt tijd.
waterschappen). Elk van deze branches kent een specifieke kennisinfra-
Voor beide WONS-onderdelen, ‘water beheren’ en ‘water
structuur, niet alleen op het niveau van de uitvoering
keren’, is ca. Mƒ 33 per jaar beschikbaar; in totaal
(kenniscentra) maar ook op het niveau van de aansturing
financiert RWS-HW voor ca. Mƒ 65 per jaar aan beleids-
van de kennisontwikkeling (onderzoeksprogrammerende
gericht wateronderzoek. Dit onderzoek wordt niet volledig
en -financierende instellingen).
verricht door de specialistische diensten zelf; meer dan de helft besteden zij uit aan andere kenniscentra, met name
Watersysteembeheer
universiteiten, GTI’s en ingenieursbureaus.
In het watersysteembeheer werden twee dominante
Waterinstituten Een ander cluster staat bekend als de
clusters van kenniscentra getraceerd, waarbinnen vrij
“waterinstituten”. Het gaat om zeven van de grootste
intensieve samenwerking plaatsvindt:
publieke waterkenniscentra: RIZA/RIKZ/DWW, RIVM, SC-
• RWS-instituten; en
DLO/Alterra, NITG-TNO en WL-Delft Hydraulics. Deze zeven
• waterinstituten.
instituten streven onderling naar een groeiende samenwerking; er is periodiek directeurenoverleg. De
RWS-instituten Binnen de Rijkswaterstaat vindt
instituten hebben de instelling van de eerder genoemde
samenwerking plaats tussen de vier specialistische diensten
Commissie WB21, door V&W en de Unie van
(DWW, MD, RIKZ, RIZA). Het onderzoek van deze kennis-
Waterschappen, aangegrepen om de samenwerking een
centra wordt in belangrijke mate aangestuurd door het
nieuwe impuls te geven. Zij spelen in wisselende samen-
Hoofdkantoor van de Waterstaat (HW) en is gebundeld in
stellingen een belangrijke rol in het onderzoeksplan van de
WONS (Werkstructuur Onderzoek Natte Sector). WONS
Commissie, zowel in de voorbereiding (workshop over
omvat het beleidsvoorbereidende en beleidsevaluerende
onderzoeksonderwerpen) als in de uitvoering (onderzoeks-
onderzoek, alsmede het uitvoerende onderzoek voor het
thema’s en case-studies). Sommige instituten kennen elkaar
landelijke waterbeleid (waterkwantiteit, waterkwaliteit en
uit voorgaande grootschalige projecten (met name
waterkering).4 WONS is vooral een structuur voor product-
RIZA/RIKZ en WL uit de WSV en de beleidsanalyses voor
gerichte onderzoeksprogrammering, een afsprakenkader
NW3) maar het betrekken van andere, niet primair
tussen HW en de specialistische diensten. Het WONS-
watergerichte instituten bij het wateronderzoek is van
programma kent twee onderdelen (Water beheren en
recente datum. De samenwerking is nog in een
4
Projectgebonden onderzoek (in opdracht van de regionale RWS-directies) en “anticiperend onderzoek (het verleggen van grenzen in de huidige kennis en het verkennen van toekomstige vraagstukken)” vallen buiten de WONS-programmering. Het anticiperend onderzoek wordt geprogrammeerd op basis van inputsturing, in tegenstelling tot de productgerichte aansturing binnen WONS.
101
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
beginstadium. In kennisnetwerken als NCK en NCR [zie
mede op de waterketen (bijv. emissies, afvalwaterzui-
bijlage 3.1] neemt de samenwerking al meer structurele
vering), ook weer vooral binnen de eigen branche. Dit
vormen aan, zij het nog louter op initiatief van de partici-
geeft een overlap in de kennisontwikkeling en verzwakt de
perende kenniscentra. Er is nog geen programmering of
beslissingsondersteuning voor een integraal beheer van
financiering door opdrachtgevers.
watersysteem en waterketen, een van de prioritaire kennisthema’s [zie 3.3.].
Waterketenbeheer
Wel is een geleidelijke verknoping van kennisnetwerken gaande. Zo participeren de VEWIN en de VWN sinds 1994
Het waterketenbeheer omvat drie branches:
met de NVA in de Stichting Wateropleidingen, “het
• de drinkwatervoorziening, gedomineerd door waterlei-
opleidingscentrum voor de waterketen en het
dingbedrijven;
watersysteem” [www.waterland.net/wateropleidingen].
• het rioolbeheer, gedomineerd door gemeenten; en
Een ander teken van verknoping is de projectgroep Water
• de afvalwaterbehandeling, gedomineerd door zuivering-
in de stad van de CIW [zie bijlage 3.3], die onderzoek doet
schappen en all-in waterschappen.
naar de organisatiestructuur in de waterketen, en waarin
De Internet-search [zie 2.2.] geeft voor elke branche een
naast de CIW-partners de VEWIN is vertegenwoordigd in de
specifieke kennisinfrastructuur te zien.
klankbordgroep. Integraal beheer van waterkringlopen vraagt om verdere
Drinkwatervoorziening
doorzetting van deze verknoping. De kennisnetwerken
Binnen de drinkwatersector werden weinig samenwer-
waarborgen al wel een zekere samenhang maar zeker voor
kingsrelaties tussen kenniscentra getraceerd. Het KIWA
buitenstaanders, waaronder ook politici, is de kennisinfra-
neemt thans een monopoliepositie in als het centrale en
structuur bepaald onoverzichtelijk en --mede vanwege het
toonaangevende kenniscentrum voor de sector. Hierin kan
technische karakter-- ook tamelijk ontoegankelijk. Bijlage 3
wel verandering komen. Per 1-1-2000 is de collectieve
bevat een overzicht van bestaande kennisnetwerken. De
programmering en financiering van KIWA Onderzoek en
bijlage geeft een groot aantal (ruim 30) en een grote
Advies door de waterleidingbedrijven via de VEWIN (voor
diversiteit aan kennisnetwerken te zien: van onderzoek-
ca. Mƒ 15 per jaar) namelijk niet langer gekoppeld aan het
scholen, adviescommissies en overlegorganen tot
lidmaatschap van de VEWIN. Waterleidingbedrijven
verenigingen. Het bestaan van zoveel kennisnetwerken van
kunnen bilateraal een 5-jarig onderzoekscontract afsluiten
zo velerlei aard toont de hoge organisatiegraad in de
met het KIWA maar zijn vrij om met een concurrerend
watersector en de ver voortgeschreden netwerkbenade-
instituut in zee te gaan. Er komt dus geleidelijk meer
ring. Daar staat tegenover dat de veelheid aan organisaties
marktwerking in de kennisontwikkeling op drinkwater-
de transparantie van de sector niet ten goede komt. Ook
gebied. Ook buiten de kennisinfrastructuur in strikte zin
kan het grote aantal samenwerkingsstructuren verstarrend
kent de drinkwatersector een intensieve samenwerking:
werken; de sector moet wel kunnen inspelen op maat-
tussen de waterleidingbedrijven in de VEWIN en tussen
schappelijke dynamiek.
5
personen werkzaam in de sector in de VWN [zie bijlage 3.5].
Rioolbeheer en afvalwaterbehandeling
Samenwerking met kenniscentra op het gebied van het
In de branches van het rioolbeheer en de afvalwaterbehan-
watersysteembeheer komt niet veelvuldig voor. Toch richt
deling werd eveneens vrij weinig samenwerking tussen
het KIWA zich mede op het watersysteem (bijv. waterkwa-
kenniscentra geconstateerd. Dit valt onder meer te
liteit, verdroging) maar hiervoor lijken in de regel nog
verklaren uit bestuurlijke barrières tussen waterleiding-
geen sectoroverstijgende samenwerkingsrelaties te worden
bedrijven, waterschappen en gemeenten. Deze barrières
aangegaan. Anderzijds richten systeembeheerders zich
liggen voor een deel in de uiteenlopende werk- en
5
102
Naast KIWA Onderzoek en Advies omvat KIWA ook de bedrijfsonderdelen Certificatie en Keuringen, Inspectie, en Management Consultants.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
denkniveaus van de regionaal opererende waterleiding-
meer structurele samenwerking is doorbreking van de
bedrijven en waterschappen en de lokaal werkende en
bestuurlijke verkokering van de watersector, die via de
denkende (kleinere) gemeenten. Verder is de concurrentie
aansturing van onderzoek doorwerkt in de kennisinfra-
tussen kenniscentra hier heviger dan in het (publieke)
structuur (de afzonderlijke programmering en financiering
watersysteembeheer en de (semi-publieke) drinkwater-
vanuit V&W, VEWIN/KIWA, Stichting RIONED en STOWA).
voorziening. De (private) adviesbureaus zijn namelijk
Nauwere bestuurlijke samenwerking is ook uit een
overwegend gericht op rioolbeheer en afvalwater-
oogpunt van kennisontwikkeling van belang. Het water-
behandeling en op stedelijk waterbeheer in bredere zin
systeembeheer is hierin verder dan het waterketenbeheer,
[zie bijlage 2.7].
getuige het bestaan van de CIW. Het Waterpact Twente
Voor rioolbeheer bestaat wel een specifieke netwerk-
laat echter zien dat ook in de waterketen nauwere
organisatie: de Stichting RIONED, zij het met een beperkt
samenwerking mogelijk is, waarbij ook watersysteem-
budget (ca. Mƒ 1,5 per jaar; vanwege de bestuurlijke
beheerders zijn betrokken. Dergelijke samenwerkings-
barrières?), waarin naast kenniscentra ook overheden en
verbanden kunnen een belangrijke impuls geven aan
marktpartijen participeren [zie bijlage 3.4]. Vanuit de
integrale kennisontwikkeling voor een samenhangend
Stichting RIONED vindt samenwerking plaats met
beheer van waterkringlopen.
watersysteembeheerders. Zo kent de stichting een
Integrale aansturing van kennisontwikkeling wordt ook
vertegenwoordiging van onder meer de Unie van
bemoeilijkt door de eigen dynamiek van de kennisinfra-
Waterschappen in het bestuur en werkt zij in diverse
structuur en de beleidsarena. Beleidsvoerders zijn vaak
projectgroepen samen met onder andere de STOWA.
moeilijk te betrekken bij kennisontwikkeling. Het
Voor afvalwaterbehandeling bestaat geen afzonderlijke
specificeren van “de kennisvraag”, zeker op de langere
netwerkorganisatie maar er zijn enkele netwerken die zich
termijn, vergt een intensieve dialoog tussen kennisvragers
zowel richten op afvalwaterbehandeling als op water-
en kennisaanbieders, vaak op initiatief van de laatsten.
systeembeheer, zoals de CIW, de NVA en de STOWA. Met name de laatste organisatie is expliciet gericht op kennis-
4.2.
Intersectorale samenwerking
ontwikkeling en beschikt over een wat ruimer budget (ca. Mƒ 8 per jaar). De STOWA stelt een 4 à 5-jaarlijks
In het kader van integraal waterbeheer [zie 1.1] zijn
onderzoeksplan op, op basis van een inventarisatie van
behalve de watersector ook andere sectoren relevant.
kennisvragen onder de leden waterbeheerders. Dit plan
Naast economische sectoren als de landbouw, de industrie,
heeft evenzeer betrekking op het watersysteem als op het
de scheepvaart, de visserij en de watersport gaat het vooral
afvalwatersysteem. 6 Deze koppeling wordt bevorderd door
om de ruimtelijke ordening, het milieubeheer en het
het samengaan van watersysteembeheer en afvalwater-
natuurbeheer.
behandeling op het bestuurlijke vlak, in de inmiddels diverse all-in waterschappen met zowel een waterbeheers-
Een belangrijk cluster van kenniscentra tussen deze
als een waterzuiveringstaak. Water(kwantiteits)beheer en
sectoren vormen de rijksinstituten. Deze instituten werken
waterzuivering geven dus de sterkste intrasectorale
in diverse projecten samen. Het gaat vooral om samen-
samenwerking te zien, ook in de kennisinfrastructuur.
werking tussen SC-DLO/Alterra, RIVM en RIZA. De projecten getrokken door SC-DLO/Alterra betreffen
Al met al geeft de kennisinfrastructuur in de watersector
vaak de relatie tussen landgebruik en water(kwaliteit).
een zekere verkokering te zien. De samenwerking tussen
Dit onderzoek vindt onder meer plaats in opdracht van de
de verschillende branches op het gebied van kennisontwik-
RPD ten behoeve van de voorbereiding van het RO-beleid,
keling is nog nauwelijks structureel maar afhankelijk van
echter op relatief kleine schaal. Een belangrijk onderzoeks-
contacten op individuele basis. Een belangrijk vereiste voor
issue op dit vlak is de koppeling van de diverse modellen
6
De STOWA is gevormd na overname van het bureau SAMWAT (SAMenwerking op het gebied van het onderzoek ten behoeve van het WATerbeheer “watersysteem”) door de STORA (Stichting Toegepast Onderzoek Reiniging Afvalwater - “afvalwatersysteem”) in 1992. Toen traden ook twee nieuwe categorieën waterbeheerders toe tot de stichting: waterkwantiteitsbeheerders en de provincies als grondwaterbeheerders.
103
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
van de verschillende instituten (bijv. emissiemodellen,
zonder intensief contact met ruimtelijk georiënteerde
af- en uitspoelingsmodellen, stromingsmodellen) tot een
kenniscentra. Deze versnippering van activiteiten is weinig
“consensusinstrumentarium” voor land- en waterbeheer.
efficiënt en effectief. Versterking van personele en organi-
De compatibiliteit van de betreffende modellen laat
satorische netwerken “over de (water)grenzen” is geboden.
namelijk vaak te wensen over. Veelzeggend in dit verband
De financiële impuls tot intersectorale projecten komt ook
is een project over concepten in de hydrologie (Bijdrage
niet primair vanuit de watersector. Financiers zijn voor-
Hydroframe, 1999-2001), gericht op het ontwikkelen van
namelijk VROM en LNV. De betreffende geldstromen vanuit
consensus tussen de drie genoemde instituten over de
deze ministeries zijn minder omvangrijk dan die vanuit
interpretatie van een aantal hydrologische begrippen.
V&W. VROM (DGM-DWL) besteed ongeveer Mƒ 2,5 per jaar
Kennelijk moeten eerst nog bepaalde taalbarrières worden
aan wateronderzoek, in 1999 ca. Mƒ 0,3 aan normstelling
overwonnen, een teken dat de samenwerking nog in de
en de monitoring van oppervlaktewater en ca. Mƒ 2,1 aan
kinderschoenen staat. Andere projecten hebben betrekking
drinkwater, de waterketen, water internationaal en
op bijvoorbeeld natte natuur (eveneens getrokken door
afvalwater.7 De financiering vanuit LNV (DWK) geschiedt op
SC-DLO/Alterra) of milieunormstelling (getrokken door
basis van het DLO-Onderzoekplan. In 1999 was Mƒ 5,2
RIVM). In voorkomende gevallen participeren ook andere
gereserveerd voor het programma ‘Waterbeheer voor
rijksinstituten in de projecten, zoals CBS, IBN-DLO/Alterra,
landbouw en natuur’ (1999-2002; trekker:
LEI-DLO en IKC-Natuurbeheer.
SC-DLO/Alterra) en Mƒ 4,8 voor ‘Aquatische ecosystemen’
Kenmerkend voor de samenwerkingsprojecten is dat zij de
(1998-2001; trekker: IBN-DLO/Alterra), in totaal ca. Mƒ 10
strikte grenzen van het waterbeheer te buiten gaan; zij
over 3 jaar. Deze geldstroom gaat geheel richting DLO-
liggen op de bredere terreinen van ‘ruimte’, ‘natuur’ of
instituten en het landbouwkundig Praktijkonderzoek; er is
‘milieu’. Met name het RIVM neemt op deze terreinen een
nauwelijks een relatie met de twintigvoudige(!) WONS-
sleutelpositie in. Dit instituut vervult in nauwe
financiering door RWS-HW [zie 4.1.]. Slechts op onderdelen
samenwerking met andere rijksinstituten zowel de
vindt “matching” plaats, zoals in de hierboven genoemde
Milieuplanbureaufunctie (jaarlijkse Milieubalans en
projecten en op wat grotere schaal rond het thema
vierjaarlijkse Milieuverkenning) als de Natuurplan-
verdroging (het onlangs afgeronde Nationaal Onderzoeks-
bureaufunctie (jaarlijkse Natuurbalans en vierjaarlijkse
programma Verdroging). De programmering en
Natuurverkenning), ter ondersteuning van
financiering van wateronderzoek geeft dus een verkoke-
interdepartementaal beleid op deze terreinen. Beide
ring te zien: een waterkolom, een RO/milieukolom en een
planbureaufuncties zijn wettelijk verankerd, de eerste in de
landbouw/natuurkolom.
Wet Milieubeheer in opdracht van de minister van VROM,
Al met al is intersectorale samenwerking voor integraal
de tweede in de Natuurbeschermingswet in opdracht van
waterbeheer “in statu nascendi”. Er zijn diverse initiatieven
de minister van LNV. Een dergelijke krachtige aansturing
tot nauwere samenwerking tussen de rijksinstituten maar
van intersectorale samenwerking door financiers van
de samenwerking “over de (water)grenzen”, in het
onderzoek bevordert integrale kennisontwikkeling en
bijzonder met de RO, staat nog in de kinderschoenen.
verdient navolging voor waterbeheer in relatie tot RO
De instituten zelf moeten elkaar op de werkvloer nog beter
(een regisserende waterplanbureaufunctie van bijvoorbeeld
leren kennen en ook de aansturing vanuit de respectie-
het RIZA?).
velijke departementen kan meer op elkaar worden
De “vernatting” van de ruimtelijke inrichting, een prioritair
afgestemd.
kennisthema [zie 3.3.], vraagt ook om intersectorale samenwerking vanuit de watersector. Thans bestaat de
Tenslotte vraagt de relatie tussen beleidspraktijk en
neiging in de kennisinfrastructuur om, in het verlengde van
wetenschap de aandacht. Verschillende netwerken van
NW4, de relatie water - RO zelfstandig op te pakken,
kenniscentra combineren fundamentele kennisgeneratie
7
104
Naast DWL (Directie Drinkwater, Water en Landbouw) van DGM financiert ook de Directie Bodem (grond)wateronderzoek. Deze geldstroom loopt echter via de provincies, waardoor moeilijk is te achterhalen hoeveel uiteindelijk aan grondwateronderzoek wordt besteed.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
(universitair of para-universitair) en beleids- of markt-
nieuwe ontwikkelingen inzake integrale benaderingen (...).
gerichte kennisapplicatie [zie bijlage 3.1]. In de meeste
De onderzoeksresultaten op dit gebied vinden nog weinig
gevallen blijft de kennisapplicatie echter beperkt tot
weerklank in de beleidsinzet” [pp. viii-ix].
rijksinstituten en TNO-instituten of GTI’s. Waterbeherende
De NOD-search bevestigt het positieve beeld dat óók uit
instellingen, zoals waterschappen, provincies en regionale
laatstgenoemde inventarisatie naar voren komt, namelijk
RWS-directies, of marktpartijen, waaronder investeerders,
dat Nederland beschikt over een “internationaal water-
zijn minder sterk vertegenwoordigd. Alleen in de TAW
gerelateerd kennis- en onderzoekspotentieel”: veel
participeren ook waterbeheerders naast vertegenwoor-
Nederlandse kenniscentra zijn actief in het buitenland.
digers van de universitaire wereld, echter op een zeer
Er werden veel internationale projecten gevonden, vooral
specifiek onderwerp. Intensiever contact tussen de
van universiteiten en para-universitaire instituten (m.n.
wetenschappelijke kenniscentra en de praktijk is wenselijk.
LUW, VU, NIOO-CEMO en NIOZ). Maar ook rijksinstituten
Er moet voor worden gewaakt dat de fundamentele
participeren in internationale projecten (o.a. RIZA en
kennisgeneratie in disciplines als hydraulica, geologie,
SC-DLO/Alterra) en zeker ook WL-Delft Hydraulics als GTI.
ecologie en toxicologie zich niet los van de beheerspraktijk
Mede gezien het bestaan van internationale kennisnet-
en marktvragen ontwikkelt. Veelzeggend in dit verband is
werken met Nederlandse participatie [zie bijlage 3.6], mag
het bestaan van de Werkgroep Ecologisch Waterbeheer
worden geconcludeerd dat de Nederlandse kennisinfra-
[zie bijlage 3.5], die zich expliciet ten doel stelt “optimale
structuur internationaal samenwerkt.
benutting van ecologische kennis ten behoeve van het
Op het internationale vlak wreekt zich echter de eerder
waterbeheer in Nederland”. Kennelijk is deze benutting
geconstateerde nog onvolgroeide samenwerking binnen
nog niet optimaal; een nauwere relatie tussen wetenschap
de Nederlandse kennisinfrastructuur. Dit mag althans
en praktijk is gewenst. Hier ligt een belangrijke taak voor
blijken uit de oprichting van Netherlands Water
rijksinstituten, die meer zouden kunnen optreden als
Partnership [zie bijlage 3.1]. Deze stichting heeft als
regisseurs van kennisontwikkeling, en voor financiers van
belangrijkste doelen “het harmoniseren van de activiteiten
fundamenteel onderzoek, zoals OCenW en NWO. Het
en initiatieven van de Nederlandse watersector in het
leggen van de link tussen kennisontwikkeling en markt-
buitenland en het wereldwijd promoten van de
partijen ligt vooral op de weg van netwerkorganisaties als
Nederlandse deskundigheid inzake water” [www.nwp.nl].
CUR, LWI, Stichting RIONED en PAC Waterbouw i.o.
Kennelijk vertoont de Nederlandse kennisinfrastructuur (ook) in het buitenland een gefragmenteerd beeld. De
4.3.
I n t e rnationale samenwerking
meeste instituten hebben wel bilaterale samenwerkingsrelaties met buitenlandse kenniscentra maar de
Een overzicht van de buitenlandse kennisinfrastructuur
internationale samenwerking onderling zou intensiever
voor integraal waterbeheer valt buiten het bestek van deze
kunnen. Het is eerder “ieder voor zich” dan “samen sterk
inventarisatie [zie voor een overzicht van relevante grote
in waterwerk” (het motto van NWP). Hierdoor wordt de
Europese kenniscentra: Grijns & Wisserhof (1992), pp. 139-
Nederlandse waterexpertise internationaal niet optimaal
143]. Ook de watergerelateerde activiteiten van
benut en is ook de vertegenwoordiging in internationale
Nederlandse kenniscentra in het buitenland zijn al geïnven-
fora en de internationale concurrentiekracht van de
tariseerd [zie: Boland et al. (1998), pp. 37-44], overigens
kennisinfrastructuur sub-optimaal. De oprichting van NWP
met de kritische conclusies dat het Nederlandse interna-
duidt erop dat het stadium van bewustwording binnen de
tionale wateronderzoek “in zijn totaliteit sterk versnipperd
watersector hieromtrent is aangebroken.
en deels overlappend is en onvoldoende is afgestemd op
Ook andere initiatieven getuigen van internationale
vigerende beleidskaders (...). Daarnaast wordt nog relatief
fragmentatie van de Nederlandse waterexpertise. Zo heeft
weinig toegepast beleidsgericht onderzoek gedaan naar
het WNF recent gepleit voor de oprichting van een (meer
105
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
ecologisch georiënteerd) Water Centre in Nederland (in
5.
B re d e r Kennispotentieel
5.1.
Potentieel in de kern
het rapport ‘Water maken’, aangeboden aan de staatssecretaris van V&W), dat de Nederlandse krachten en ervaringen op het terrein van integraal waterbeheer bundelt. Verder heeft de staatssecretaris onlangs het programma ‘Partners voor Water’ aangeboden aan de
De kern van de kennisinfrastructuur omvat de in de vorige
Tweede Kamer, in het verlengde van NW4. Deze nota biedt
hoofdstukken in kaart gebrachte grote kenniscentra en
een nieuw, interdepartementaal actieprogramma “voor
kennisnetwerken. Verbreding van de kennisontwikkeling
een krachtige, gebundelde buitenlandse waterinzet”.
zal zich in het kader van de Verkenning Kennis voor
Kennismanagement is daarbij één van de actiepunten:
Integraal Waterbeheer moeten richten op de eerder
“deskundigheidsbevordering” c.q. “capacity building”.
genoemde prioritaire kennisthema’s [zie 3.3]:
Internationaal is de Nederlandse kennisinfrastructuur dus
1. beleving van water;
eveneens in beweging en worden de eerste stappen naar
2. sociaal-economische betekenis van water;
een sterkere integratie gezet.
3. “vernatting” van de ruimtelijke inrichting; 4. integraal beheer van waterkringlopen; 5. betrokkenheid van burgers; en 6. rol van de markt.
In de voorgaande hoofdstukken werd geconcludeerd dat deze prioritaire kennisthema’s nog niet zijn opgenomen in de hoofdstroom van de kennisontwikkeling. Wel lopen er bij diverse instellingen relevante projecten. Tabel 1 geeft een globaal beeld van de kenniscentra en kennisnetwerken die bijdragen aan de genoemde thema’s zouden kunnen leveren. De tabel bevat tevens een aanduiding van de aard van deze bijdragen.
Tabel 1 biedt niet meer dan een indicatie van relevante expertise, die zeker niet volledig is. Niettemin wordt een patroon zichtbaar. Ten aanzien van de thema’s 3 (“vernatting”) en 4 (waterkringlopen) is de nodige expertise beschikbaar of in ontwikkeling. De andere thema’s worden minder goed gedekt. Deze thema’s staan alle in relatie tot de maatschappij (code A in figuur 1).
106
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Tabel 1:
Potenties kerninstellingen voor prioritaire thema’s
Thema
Instellingen
(1) Beleving van water
CERES (perceptie van “resources” in ontwikkelingslanden)
(2) Sociaal-economische betekenis
UT-TM (financiering waterbeheer, kosten en baten)
van water
KIWA (economische waardering van natuur, economische aspecten van “ander water”: kosten, milieurendement) SENSE (sociaal-economische aspecten van stofkringlopen)
(3) “Vernatting” van de ruimtelijke inrichting 1
SC-DLO/Alterra (water als ruimtelijk ordenend principe) RIKZ (“Integrated Coastal Zone Management”) KIWA (verweving van functies met grondwaterwinning) WL-Delft Hydraulics (herinrichting van rivierengebieden, ontwikkeling van natuurlijker kustsystemen, water - RO) Tauw (duurzaam stedelijk waterbeheer) DHV Water (stadsplanning) Grontmij (waterkansenkaart) LWI (BOS kust- en stroomgebiedbeheer) NCR (effecten van RO-maatregelen in stroomgebieden) STOWA (landbouwkundige nat- en droogteschade)
(4) Integraal beheer vanwaterkringlopen KIWA (LCA drinkwatervoorziening) KIWA, Stichting RIONED (samenwerking watersysteem - waterketen) KIWA, STOWA, RIZA (kringloopsluiting in stedelijk gebied) MEP-TNO (stedelijke afvalwaterkringlopen) CIW (“Water in de stad” [zie 4.2]) SENSE (concepten en methoden voor beheer van stofkringlopen) (5) Betrokkenheid van burgers
LUW, STOWA (perceptie van en draagvlak voor waterbeheer)
(6) Rol van de markt
CIW (marktwerking watersector, financiering waterbeheer)
LWI (interactieve planvorming)
1 “Vernatting” gaat verder dan verdrogingsbestrijding: centraal staat de relatie waterbeheer - RO. De expertise van met name waterschappen uit diverse verdrogingsbestrijdings- en waterconserveringsprojecten is dan ook niet opgenomen in de tabel.
De kern van de kennisinfrastructuur beschikt dus over
5.2.
Potentieel in de rand
weinig expertise ten aanzien van de maatschappelijke inbedding van waterbeheer, een constatering die spoort
In de “rand” van de kennisinfrastructuur bevinden zich de
met eerdere bevindingen [zie 3.3].
kenniscentra voor wie integraal waterbeheer geen ‘core
Verder valt op dat de universiteiten en vooral de para-
business’ is. Hieronder vallen de instituten die minder dan
universitaire instituten slecht vertegenwoordigd zijn, op
10 waterprojecten trekken [vergelijk 3.1]. Tabel 2 geeft een
enkele onderzoekscholen na (CERES en SENSE). Het niet
overzicht van de kenniscentra die zouden kunnen
zelden microscopische, fundamentele onderzoek bij deze
bijdragen aan de prioritaire kennisthema’s [zie bijlage 4
instellingen [zie bijlage 2.4] is niet direct te relateren aan
voor nadere informatie over deze centra].
de prioritaire kennisthema’s, die zijn ingegeven door
Ook deze tabel is onvolledig en biedt niet meer dan een
macro-ontwikkelingen in maatschappij en beleid. Dit sluit
indicatie.
niet uit dat de betreffende kennis op termijn nuttig blijkt voor de prioritaire kennisthema’s maar hiervoor zullen nog de nodige operationaliserings- en opschalingsslagen moeten worden gemaakt.
107
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Tabel 2:
Potenties “rand”-instellingen voor prioritaire thema’s
Thema
Instellingen
(1) Beleving van water
VU-IVM (percepties van waterverontreiniging) Natour Stichting (watertoerisme)
(2) Sociaal-economische betekenis van water
VU-FE (economische beslissingsondersteuning voor beheer kustgebieden en estuaria) VU-IVM (economische instrumenten voor beheer grensoverschrijdende stroomgebieden, economische beslissingsondersteuning voor beheer kustgebieden)
(3) “Vernatting” van de ruimtelijke inrichting
IBN-DLO/Alterra (ecologische effecten vernatting) KUB-FR (wettelijke instrumenten duurzaam grondwaterbeheer) Prov. Flevoland (vernatting bosgebieden) Prov. Fryslân, LEI-DLO (kosten-baten vernatting veengebieden) Prov. Limburg (hydro-ecologisch herstel beekdalen) Prov. Noord-Brabant (water als ordenend principe, integraal beheer kleinere stroomgebieden) WD (water als ordenend principe: waterkansenkaart) WGG (vergroting waterberging in polders, natuurontwikkeling) PWN (ecologische effecten vernatting duingebieden)
(4) Integraal beheer van waterkringlopen
EUR-FR (juridische aspecten beheer watersysteem - waterketen) EUR-FSW (bestuurlijk-juridische voorwaarden duurzaam waterbeheer) UM-FR (juridische aspecten drinkwatervoorziening)
(5) Betrokkenheid van burgers
--
(6) Rol van de markt
EUR-FBij (wisselwerking overheid - bedrijfsleven in waterbeheer) KUN-FBW (organisatie water management) RUL-FR (“sociaal kapitaal” waterschappen) TUD-TBM (financiering infrastructuur) UT-FBu (financiering waterbeheer: verdeling kosten en baten) UU-FR (financiering waterbeheer: waterschapslasten) Prov. Drenthe (commercialisering afvalwaterzuivering)
108
Onder de genoemde kenniscentra zijn opvallend veel
veel adviesbureaus zich op watergebied begeven, niet
universitaire onderzoeksgroepen, vooral juridisch-
alleen ingenieursbureaus (naast de genoemde in bijlage
bestuurlijk en milieu-economisch georiënteerd. Ook
2.7 o.a. ook BKH, IWACO, Oranjewoud), maar in
provinciale diensten nemen een belangrijke plaats in. De
toenemende mate ook organisatieadviesbureaus (o.a.
laatste categorie ontbrak geheel in de kern van de kennis-
Arthur D. Little, Cap Gemini, Price Waterhouse, Twijnstra
infrastructuur maar het is niet verwonderlijk dat zij voor de
Gudde, K+V) en ontwerpbureaus (o.a. BOOM, H+N+S,
verbreding van waterbeheer relevante expertise in huis
RBOI, Bureau Stroming, Bureau Wissing).
hebben, juist ten aanzien van thema 3 (“vernatting”),
In inhoudelijk opzicht wordt met name thema 3
waarin de relatie water - RO centraal staat. Strikt genomen
(‘vernatting’) over het geheel genomen goed gedekt. De
zijn provincies geen kenniscentra maar bestuursorganen
“rand” voegt in dit opzicht weinig toe aan de kern van de
(evenals overigens de waterschappen, die echter geen
kennisinfrastructuur. Wat ontbreekt in zowel de kern als de
organen van algemeen maar van functioneel bestuur zijn).
rand, voor zover geïnventariseerd, zijn ontwerpbureaus als
Aangezien het provinciaal apparaat wel over relevante
de zojuist genoemde. Deze zijn van groot belang voor dit
expertise beschikt, moeten de provinciale diensten hier
thema. Zij spelen reeds een onmisbare rol in diverse
echter toch worden genoemd.
stadsontwikkelingsprojecten waarbij water als ordenend
Opvallend is verder de zwakke vertegenwoordiging van
principe geldt (bijv. de “watermachine” in Breda-
private kenniscentra: de adviesbureaus. Toch is bekend dat
Teteringen). De ontwerpbureaus moeten nauw betrokken
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
zijn bij de uitwerking van de “vernatting” van Nederland.
dan van het beleidsterrein water. De expertise van LWI op
Ten aanzien van thema 4 (‘waterkringlopen’) biedt de
dit punt (tabel 1) is eveneens meer “droog” dan “nat”.
“rand” wél meerwaarde. Dit thema was in tabel 1 ook
Toch vragen ook vernattingsprojecten om grootschalige
sterk vertegenwoordigd maar de expertise van de kern-
ruimtelijke ingrepen, waarbij de kennis en ervaringen uit
kennisinfrastructuur was vooral natuur- en
de “droge sector” ten nutte zouden kunnen worden
technisch-wetenschappelijk van aard. In de “rand”
gemaakt.
overheerst juridisch-bestuurlijke expertise die het integraal
Al met al kunnen niet alle prioritaire kennisthema’s door
beheer van waterkringlopen ten nutte kan zijn.
de waterkennisinfrastructuur als zodanig (“kern” en
Verder wordt met name thema 6 (rol van de markt)
“rand” tezamen) worden opgepakt. Voor een aantal
beduidend beter gedekt dan in tabel 1. Hierbij moet wel
thema’s is expertise uit de omgeving benodigd.
worden opgemerkt dat de meeste projecten op dit vlak niet expliciet betrekking hebben op de rol van de markt
5.3.
Potentieel in de omgeving
maar op de financiering van water(systeem)beheer in bredere zin. Aangezien hierbij ook de institutionele
Een breder kennispotentieel in de omgeving is vooral
verhoudingen worden betrokken, raakt deze focus echter
opportuun voor de prioritaire kennisthema’s 1 (beleving),
zeer dicht aan het prioritaire kennisthema. De betreffende
2 (socio-economie) en 5 (betrokkenheid burgers).
instituten zouden dus een rol kunnen spelen in de nadere
Het verkennen van de relevante kennisinfrastructuur voor
uitwerking van de rol van de markt in het waterbeheer.
deze thema’s valt buiten het bestek van de inventarisatie.
Daarbij zouden ook organisatieadviesbureaus als de
Deze paragraaf bevat dan ook niet meer dan enkele
bovengenoemde kunnen worden betrokken; zij zijn beter
vingerwijzingen.
ingevoerd in de organisatie- en financieringsproblematiek van de waterketen.
Beleving van water: dit prioritaire kennisthema vraagt om
Minder sterk staan de thema’s 1, 2 en 5 (resp. beleving,
ontwikkeling en gebruik van relevante sociaal-psycholo-
socio-economie en betrokkenheid burgers). Hieruit zou
gische kennis. Deze kan worden aangetroffen in de
kunnen worden opgemaakt dat “de mens” (burgers onder
vrijetijdswetenschappen. Enkele kenniscentra in dit veld
thema 5 en watergebruikers onder thema 1) buiten beeld
zijn KUB-FSW en LUW-RPV. Ook de grotere van de vele
blijft. Het thema ‘beleving’ geeft weliswaar twee kennis-
belangenorganisaties voor recreanten beschikken over
centra te zien in tabel 2 maar de betreffende projecten zijn
relevante expertise, te beginnen bij de ANWB. Een
gericht op het buitenland (India, Middellandse Zeegebied),
belangrijk kennisnetwerk is de Stichting Recreatie/Kennis-
evenals de projecten van CERES in tabel 1.
en Innovatiecentrum te Den Haag
De sociaal-economische betekenis van water (thema 2)
[www.kicrecreatie.agro.nl].
geeft slechts twee kenniscentra te zien, waarbij het IVM
Sociaal-economische betekenis van water: dit thema vraagt
(tabel 2) bovendien nog onderdeel is van SENSE (tabel 1),
vooral om milieu-economische expertise. Deze is behalve
en daarom niet echt meeweegt.
aan de VU (tabel 2) ook te vinden aan de EUR (FSW).
Thema 5 (betrokkenheid burgers) wordt in het geheel niet
Andere relevante kenniscentra zijn het CPB en het NEI, die
gedekt door de gevonden kenniscentra. Dit is verwon-
onlangs op initiatief van V&W een handvest voor
derlijk gezien de ruime aandacht voor open planvorming,
kosten/baten-analyse voor grote infrastructuurprojecten
interactieve beleidsvorming en participatieve besluit-
hebben opgesteld, en LEI-DLO/Alterra, dat zich ook op
vorming, niet in de laatste plaats door V&W (de methode
watergebied wil profileren is [zie: Hellegers & Van
Infralab). De aandacht richt zich echter vooral op grote
Staalduinen, 1998].
infrastructuurprojecten en die komen momenteel meer
Betrokkenheid van burgers bij waterbeheer: voor dit
voor rekening van het beleidsterrein verkeer en vervoer
thema is zoals gezegd de technisch-bestuurskundige
109
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
expertise relevant die is ontwikkeld in de “droge” V&W-
6.
Conclusies
sector. Behalve binnen V&W zelf (AVV) is expertise op dit vlak aanwezig in de onderzoekschool TRAIL, waarin onder
Het totaalbeeld dat uit de inventarisatie naar voren komt is
andere participeren EUR-FR, EUR-FSW en TUD-TBM [zie
dat van een omvangrijke en sterk georganiseerde kennis-
bijlage 4.2]. Ook andere departementen beschikken over
infrastructuur voor integraal waterbeheer. Nederland
relevante ervaring, bijvoorbeeld VROM, waar de RPD onder
beschikt over een groot kennispotentieel, dat ook interna-
meer in het project Nederland 2030 leerervaringen heeft
tionaal van betekenis is.
opgedaan met betrekking tot interactieve planvorming.
In het licht van ontwikkelingen in maatschappij en beleid
Tenslotte hebben diverse organisatieadviesbureaus [zie 5.2]
met betrekking tot integraal waterbeheer zijn echter ook
praktijkervaring in huis.
kritische conclusies te trekken. Vanwege de strategische functie van deze inventarisatie ligt daarop hieronder het
Al met al liggen in de omgeving van de direct waterge-
accent. Aanbevelingen zijn niet opgenomen; deze worden
richte kennisinfrastructuur potenties voor het oppakken
uitgewerkt in de bredere verkenning, in overleg met
van de prioritaire kennisthema’s voor integraal
betrokkenen. In dat licht zijn de conclusies samen te vatten
waterbeheer. De genoemde instellingen kunnen dienen als
in drie hoofdpunten:
eerste aanspreekpunten bij de programmering van kennisontwikkeling voor de betreffende thema’s.
Engheid in verscheidenheid Er is een grote diversiteit aan kenniscentra en kennisnetwerken actief op het gebied van integraal waterbeheer. Voor “buitenstaanders”, waaronder ook politici, is de kennisinfrastructuur niet erg transparant en -mede vanwege het technische karakter- ook moeilijk toegankelijk. Inhoudelijk is de kennisontwikkeling vrij smal in de zin dat ca. 60% ervan is gericht op het fysieke watersysteem en ca. 25% op (fysieke effecten van) beheersmaatregelen. Integrale kennisontwikkeling, waarbij naast het watersysteem ook de maatschappij (watergebruikers) en bestuur en organisatie worden betrokken, beslaat slechts ongeveer 5% van het totaal en vindt meer plaats bij de ingenieursbureaus dan bij de publieke kenniscentra. Een aantal belangrijke issues voor het Nederlandse waterbeheer op de (middel)lange termijn krijgt nog relatief weinig onderzoeksaandacht. Het gaat om: 1. beleving van water; 2. sociaal-economische betekenis van water; 3. “vernatting” van de ruimtelijke inrichting; 4. integraal beheer van waterkringlopen; 5. betrokkenheid van burgers; en 6. rol van de markt.
110
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
Verkokering
geven aan integrale kennisontwikkeling. Integrale
De vrij smalle inhoudelijke oriëntatie van ook de beleids-
aansturing van kennisontwikkeling wordt echter ook
gerichte kennisontwikkeling hangt samen met een zekere
bemoeilijkt door de vaak grote afstand tussen kennisont-
verkokering van de kennisinfrastructuur, zowel op het
wikkeling en de beleidsarena, zeker wanneer het gaat om
niveau van kenniscentra als op het niveau van onderzoeks-
kennis voor de langere termijn.
programmerende en financierende instellingen.
Tenslotte ontwikkelt de fundamentele kennisontwikkeling
De watersector valt uiteen in watersysteembeheer en
zich overwegend los van de integrale beheerspraktijk. Er
waterketenbeheer. Gezamenlijke kennisnetwerken voor
zijn weinig structurele samenwerkingsverbanden waarin
deze twee branches werden weinig aangetroffen, hoewel
beide domeinen zijn vertegenwoordigd. Dit bemoeilijkt de
beiden zich wel op elkaars terrein begeven. Dit geeft een
praktische vertaling en benutting van wetenschappelijke
overlap in de kennisontwikkeling en onderbenutting van
vindingen, terwijl praktische kennis en ervaring niet
gezamenlijke capaciteit.
fundamenteel worden uitgediept.
Voor het watersysteembeheer vindt kennisontwikkeling behalve in de waterkolom (met name V&W en STOWA)
Verbreding
plaats in de landbouw/natuurkolom (LNV) en in de
Het bovenstaande is een momentopname: de kennisinfra-
RO/milieukolom (VROM). De omvang van de betreffende
structuur is in beweging. Op diverse fronten (in
kennisontwikkeling in elk van de laatstgenoemde sectoren
opleidingen, in besturen, in projecten) werd toenadering
is overigens niet groter dan 5% van die in de watersector.
tussen de genoemde sectoren en branches geconstateerd,
De aansturing van het onderzoek in de drie sectoren
al staat samenwerking “over de (water)grenzen” nog in de
geschiedt vrijwel onafhankelijk van elkaar. Vernatting van
kinderschoenen. Internationaal streeft de kennisinfra-
de ruimtelijke inrichting, “RO op waterbasis”, vraagt om
structuur naar bundeling en gezamenlijke profilering van
betere coördinatie van de onderzoeksprogrammering
de Nederlandse waterexpertise, maar ook hier is nauwere
en -financiering vanuit de drie sectoren. Thans bestaat de
samenwerking nog “in statu nascendi”. Inhoudelijk zijn er
neiging in de waterkennisinfrastructuur om de relatie
eveneens aanzetten tot verbreding van de kennisont-
water - RO zelfstandig op te pakken, zonder intensieve
wikkeling, zij het marginaal ten opzichte van de
samenwerking “over de (water)grenzen”.
hoofdstroom. Zo is voor de “vernatting” van de ruimtelijke
Binnen het waterketenbeheer bestaan drie branches: de
inrichting en voor het integraal beheer van waterkring-
drinkwatervoorziening, het rioolbeheer en de afvalwater-
lopen relevante expertise in ontwikkeling. Bij de grote
behandeling. Ook hier is vrij weinig structurele
kenniscentra is deze expertise overwegend natuur- en
samenwerking in de kennisontwikkeling. In de drinkwater-
technisch-wetenschappelijk van aard. Ruimtelijk-
sector neemt het KIWA (nog) een monopoliepositie in en in
ontwerpende en juridisch-bestuurlijke expertise zijn minder
het rioolbeheer en de afvalwaterbehandeling wordt
sterk ontwikkeld. Er zijn echter diverse kenniscentra in de
gezamenlijke kennisontwikkeling bemoeilijkt door
“rand” van de kennisinfrastructuur die juridisch-
bestuurlijke barrières tussen waterleidingbedrijven,
bestuurlijke expertise voor deze thema’s kunnen leveren.
waterschappen en gemeenten en door concurrentie tussen
Dit laatste geldt ook voor het thema ‘rol van de markt in
de (private) kenniscentra op deze terreinen.
het waterbeheer’.
Integraal beheer van waterkringlopen vergt nauwere
Minder capaciteit is er voor de prioritaire thema’s
afstemming van de onderzoeksprogrammering en -
‘beleving van water’, ‘sociaal-economische betekenis van
financiering voor watersysteem en waterketen (door V&W,
water’ en ‘betrokkenheid van burgers bij waterbeheer’.
LNV, VROM, VEWIN/KIWA, Stichting RIONED en STOWA).
Een beperkt aantal kenniscentra en kennisnetwerken
Intensievere bestuurlijke samenwerking, zoals in de CIW
beschikt wel over relevante expertise maar voor het
voor het watersysteembeheer, kan een belangrijke impuls
substantieel oppakken van deze thema’s moeten sociaal-
111
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2
psychologisch, milieu-economisch en technisch-bestuurs-
7.
Literatuur
kundig georiënteerde instituten bij de kennisontwikkeling op watergebied worden betrokken.
• Arts, B., A. Lagendijk & J. Wisserhof (2000) Inventarisatie Natuuronderzoek Nederland, NRLO-rapport nr. 2000/2 en RMNO nr. 144 • Boland, M. et al. (1998) Nederlandse activiteiten op internationaal watergebied: Inventarisatie en analyse, Amsterdam: AIDEnvironment • Enzing, C.M. & N. Chehab (1998) Kennisaanbod groene ruimte: Een overzicht, Den Haag: NRLO-rapport nr. 98/22 • Grijns, L.C. & J. Wisserhof (1992) Ontwikkelingen in integraal waterbeheer: Verkenning van beleid, beheer en onderzoek, Delft University Press: Delft Studies in Integrated Water Management, Vol. 1 • Hellegers, P.J.G.J. & L.C. van Staalduinen (1998) Waterverkenningen LEI-DLO, Landbouw-Economisch Instituut • Joordens, J. et al. (1998) An exploration of international nature management research in the Netherlands, Amsterdam: AIDEnvironment • Lagendijk, A. & J. Wisserhof (1999) Geef ruimte de kennis, geef kennis de ruimte: Verkenning van de kennisinfrastructuur voor meervoudig ruimtegebruik, RMNO-Rapport aan de Raad nr. 136 • Lange, O. de (red.) (1998) Nadere analyse natuurkennissysteem, Wageningen: Werkdocument IKC Natuurbeheer nr. W-164 • Westendorp, J. & N.G. Röling (1993) Natuurgericht waterkwantiteitsbeheer: Een verkenning van de bijdragen van kennis en communicatie, Wageningen: Rapport IKC-NBLF nr. 1
112
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 1
Bijlage 1: Lijst van zoektermen De NOD (http://nod.niwi.knaw.nl) en de STOWABASE (http://www.waterland.net/stowa) zijn bevraagd op de volgende zoektermen en samenstellingen daarvan:
afvalwater beekbedding beekbreedte beekdal drinkwater grondwater hoogwater kust oever oppervlaktewater riolering riool rivier waterbedrijf waterbedrijven waterbeheer waterbeleid waterbodem watergebruik waterhuishouding waterketen waterkwaliteit waterland waterleiding wateroverlast waterschaarste waterschap watersector waterstaat watersysteem watersystemen waterverontreiniging watervervuiling waterzuivering zeebodem zeedijk zeegebied
113
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e n
114
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 2
Bijlage 2: Lijst van grote kenniscentra 2.1.
Rijksinstituten
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) DGM-VROM
Directoraat-Generaal
Postbus 30945
Tel.: 070 339 48 75
Milieubeheer
2500 GX Den Haag
Fax: 070 339 13 05
B-C
Normstelling (o.a. , bodem, sediment), riolering (o.a. Leidraad)
DWW-RWS
Dienst Weg- en
Postbus 5044
Tel.: 015 256 93 07
Waterbouwkunde
2600 GA Delft
Fax: 015 251 85 55
B, B-C
Waterkeringen, vervuilde waterbodems, baggerproblematiek, natuurvriendelijke oevers
MD-RWS
RIKZ-RWS
Meetkundige Dienst
Postbus 5023
Tel.: 015 269 14 62
2600 GA Delft
Fax: 015 213 54 56
Rijksinstituut voor
Postbus 20907
Tel.: 070 311 43 11
Kust en Zee
2500 EX
Fax: 070 311 43 21
B
sensing, GIS B, B-C
Estuaria, kusten en zeeën; beleidsvoor
Den Haag RIVM
Monitoring, remote
bereiding, monitoring
Rijksinstituut voor
Postbus 1
Tel.: 030 274 91 11
Volksgezondheid en
3720 BA Bilthoven
Fax: 030 274 29 71
B, A-B, B-C
Ecotoxicologie, emissies, bodem en grondwater,
Milieu
drinkwater, gezondheid, normstelling, ICT (databanken, modellering, BOS)
RIVO-DLO
RIZA-RWS
Rijksinstituut voor
Postbus 68
Tel.: 0255 56 46 46
Visserijonderzoek
1970 AB IJmuiden
Fax: 0255 56 46 44
Rijksinstituut voor
Postbus 17
Tel.: 0320 29 84 11
Integraal Zoetwaterbeheer
8200 AA Lelystad
Fax: 0320 24 92 18
B, A-B
Visstand, visserij; monitoring
B, B-C
Watersystemen (rivieren, grondwater, waterbodems;
en Afvalwaterbehandeling
waterbeweging, -kwaliteit, morfologie, eco(toxico)logie); modellering, beleidsvoorbereiding
SC-DLO
Research Instituut voor
Postbus 125
Tel.: 0317 47 42 00
B, B-C, A-B,
Grondwater, kleine wateren,
(per 1/1/2000
de Groene Ruimte
6700 AC Wageningen
Fax: 0317 42 48 12
A-B-C
af- en uitspoeling, landbouw
fusie met
- waterkwaliteit; modellering;
IBN-DLO tot
landgebruik, inrichting
ALTERRA)
(natte natuur, water - RO)
115
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 2
2.2.
Wa t e r s c h a p p e n 1
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) AW-ZVW
Adviesdienst Waterbeheer
Postbus 1107
Tel.: 0115 63 04 90
Zeeuws-Vlaamse
4530 GC Terneuzen
Fax: 0115 63 04 40
B-C
Monitoring effecten beheersmaatregelen
Waterschappen
(eutrofiëringsbestrijding, verdrogingsbestrijding, natuurontwikkeling, waterconservering)
HUSHN
Hoogheemraadschap van
Postbus 15
Tel.: 0299 39 13 91
Uitwaterende Sluizen in
1135 ZH Edam
Fax: 0299 39 11 80
B, B-C
afvalwaterzuivering,
Hollands Noorderkwartier HWB
Monitoring waterkwaliteit,
vegetatiebeheer
Hoogheemraadschap van
Postbus 2212
Tel.: 076 565 20 85
West-Brabant
4800 CE Breda
Fax: 076 565 20 82
B-C, B
Monitoring ecologische en waterkwaliteitseffecten beheersmaatregelen, waterconservering
WF
Wetterskip Fryslân
Postbus 36
Tel.: 058 233 99 33
8900 AA Leeuwarden
Fax: 058 233 99 66
B-C, B, A-B
Waterkeringen, waterbodems, waterkwaliteit - landbouw, beheerseffecten van zeespiegelstijging
WGS
Waterschap Groot Salland
Postbus 60
Tel.: 038 455 72 00
8000 AB Zwolle
Fax: 038 453 01 11
B-C, B
Monitoring ecologische en waterkwaliteitseffecten beheersmaatregelen, Actief Biologisch Beheer/visstandbeheer
WWW
Waterschap Wold en
Postbus 396
Tel.: 0521 51 15 05
Wieden
8330 AJ Steenwijk
Fax: 0521 51 82 42
B-C
Peilbeheer, verdrogingsbestrijding, meettechniek
ZHEW
Zuiveringsschap Hollandse
Postbus 469
Tel.: 078 639 71 00
Eilanden en Waarden
3300 AL Dordrecht
Fax: 078 631 18 71
A-B, B-C
Waterkwaliteit - landbouw (m.n. bestrijdingsmiddelen), eutrofiëringsbestrijding
ZL
Zuiveringschap Limburg 6040 AH Roermond
Postbus 314
Tel.: 0475 39 44 44 Fax: 0475 31 16 05
B-C
Waterkwaliteit, afvalwaterzuivering, ecologisch herstel beken en vennen
1
116
Deze lijst is, evenals die van de advies- en ingenieursbureaus (bijlage 2, tabel 7), ook om de daar genoteerde reden niet volledig. Er zijn nog andere grote waterschappen, met name hoogheemraadschappen als Amstel, Gooi en Vecht; Delfland; Rijnland; en Schieland.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 2
2.3.
Universiteiten
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) LUW-Whh
Sectie Waterhuishouding
Postbus 9101
Tel.: 0317 48 27 78
(incl. Leerstoelgroep
6700 HB Wageningen
Fax: 0317 48 48 85
B
Distributie van stoffen (nutriënten), dynamiek
Aquatische Ecologie en
levensgemeenschappen
Waterkwaliteitsbeheer)
(plankton), heterogeniteit bodem en water, hydrologische modellering
TUD-CTG
Faculteit Civiele Techniek
Postbus 5048
Tel.: 015 278 50 74
en Geowetenschappen
2600 GA Delft
Fax: 015 278 59 15
B-C, B
Riolering / stedelijke af- en ontwatering, drinkwater-
(Secties Land- en
zuivering (membraanfiltratie,
Waterbeheer,
ultrafiltratie), stoftransport
Gezondheidstechniek & Hydrologie en Ecologie) UT-T&M
Faculteit Technologie &
Postbus 217
Tel.: 053 489 35 46
Management(Cluster
7500 AE Enschede
Fax: 053 489 40 40
Faculteit Ruimtelijke
Postbus 80115
Tel.: 030 253 27 49
Wetenschappen
3508 TC Utrecht
Fax: 030 253 11 45
B, B-C
Modellering riviermorfologie, onzekerheidsanalyses
Civiele Techniek)
UU-FRW
B
(Eco)hydrologische modellering, geomorfologie
(Disciplinegroepen
van rivieren en kwelders
Proceskunde; Landschapskunde, GIS, Hydrologie; Geomorfologie en Klimaat) VU-FAW
Faculteit der
De Boelelaan 1085
Tel.: 020 444 73 68
Aardwetenschappen
1081 HV Amsterdam
Fax: 020 646 24 57
B
Grondwaterstroming en grondwaterverontreiniging,
(Afdeling Kwartairgeologie
geomorfologie van rivier-
en Geomorfologie)
systemen en kustgebieden
117
- Deel 2, bijlage 2 - Deel 2, bijlage 2
2.4.
P a r a - u n i v e r s i t a i re instituten (incl. KNAW- i n s t i t u t e n )
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) NIOO-CEMO
Nederlands Instituut voor
Postbus 140
Tel.: 0113 57 73 00
Oecologisch Onderzoek,
4400 AC Yerseke
Fax: 0113 57 36 16
B
Stofkringlopen in estuariene en mariene sedimenten;
Centrum voor Estuariene
beïnvloeding benthos door
en Mariene Oecologie
voedsel, lichtklimaat, temperatuur
NIOO-CL
Nederlands Instituut voor
Postbus 1299
Tel.: 0294 23 93 00
Oecologisch Onderzoek,
3600 BG Maarssen
Fax: 0294 23 22 24
B
Stofkringlopen in zoetwatersedimenten, structuur en
Centrum voor Limnologie
dynamiek van populaties micro-organismen en plantaardig plankton
NIOZ
Nederlands Instituut voor
Postbus 59
Tel.: 0222 36 93 00
Onderzoek der Zee
1790 AB
Fax: 0222 31 96 74
B
Stofkringlopen in mariene sedimenten, structuur en
‘t Horntje - Texel
functioneren van mariene en benthische ecosystemen, remote sensing kustwateren
2.5.
TNO-instituten en GTI’s
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) MEP-TNO
TNO Milieu, Energie en
Postbus 342
Tel.: 055 549 34 93
Procesinnovatie
7300 AH Apeldoorn
Fax: 055 549 32 01
B-C, B
Milieutechnologie (incl. waterzuivering), milieurisico’s, stedelijke afvalwaterkringlopen
NITG-TNO
Nederlands Instituut voor
Postbus 6012
Tel.: 015 269 69 00
Toegepaste
2600 JA Delft
Fax: 015 256 48 00
B, B-C
Meetnetten, -methoden en modellering grondwater
Geowetenschappen
(peilen, kwaliteit; stroming, stoftransport), kartering ondergrond, beslissingsondersteuning
WL-Delft
Waterloopkundig
Postbus 177
Tel.: 015 285 85 85
Hydraulics
Laboratorium
2600 MH Delft
Fax: 015 285 85 82
B, B-C
Modellering watersystemen (rivieren, regio’s, zeeën, estuaria, kustgebieden; veiligheid, kwaliteit, inrichting), BOS
118
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 2
2.6.
O n d e rzoeks- en adviesbure a u s
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) KEMA
Keuringsinstituut voor
Postbus 9035
Nederland
Elektrotechnische Materialen 6800 ET Arnhem
B.V
en Artikelen
Tel.: 026 356 91 11
B
Fax: 026 351 56 06
Afvalwaterzuivering rookgasontzwavelings- en kolenvergassingsinstallaties (o.a. biologisch, membraanfiltratie), biofouling, visafleiding
KIWA N.V.
KeuringsInstituut voor
Postbus 1072
Tel.: 030 606 95 11
B, B-C,
Drinkwaterzuivering, beheer
Onderzoek
WaterleidingArtikelen
3430 BB Nieuwegein
Fax: 030 606 11 65
A-B-C
waterleidingnetten, “ander
en Advies
water” (kosten, milieurendement), verdroging (milieueffecten, monetarisering); meetmethoden, monitoring, LCA drinkwatervoorziening
119
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 2
2.7.
Advies- en ingenieursbure a u s
Afkorting
Arcadis
Naam/ toelichting
ARCADIS Heidemij Advies
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD en code
(fig. 1)
Internet 1)
Postbus 264
Tel.: 026 377 88 99
B, B-C,
Stedelijk waterbeheer,
6800 AG Arnhem
Fax: 026 351 52 35
A-B-C
waterzuivering, waterkwaliteitsbeheer, baggerproblematiek, ecologie en waterconservering
DHV
Advies- en
Postbus 484
Tel.: 033 468 22 00
B-C,
Waterzuivering, riolering
Water B.V.
ingenieursbureau
3800 AL Amersfoort
Fax: 033 468 23 01
A-B-C
(Leidraad), optimaal / totaal waterbeheer (systeem keten), stadsplanning (water milieu - RO)
Grontmij N.V. Advies- en ingenieursbureau
Postbus 203
Tel.: 030 220 79 11
B-C,
Waterzuivering, water-
3730 AE De Bilt
Fax: 030 276 02 94
A-B-C
systeemanalyses (gebruik, ecologie, beheersmaatregelen), water - RO (waterkansenkaart)
Haskoning B.V. Advies- en ingenieursbureau
Postbus 151
Tel.: 024 328 42 84
B, B-C,
Waterkwaliteitsbeheer,
6500 AD Nijmegen
Fax: 024 323 93 46
A-B-C
afvalwaterzuivering, water RO, integraal kustbeheer, rivierkunde, irrigatie en drainage
TAUW
Advies- en ingenieursbureau
Milieu B.V.
Postbus 133
Tel.: 0570 699 911
B-C,
Watersysteemanalyses
7400 AC Deventer
Fax: 0570 699 666
A-B-C
(evaluatie beheersmaat regelen), riolering (o.a. Leidraad), duurzaam stedelijk waterbeheer
W+B
Witteveen + Bos
Postbus 233
Tel.: 0570 697 911
Raadgevende Ingenieurs
7400 AE Deventer
Fax: 0570 697 344
B, B-C
Waterzuivering, watersysteemanalyses (ecologische beoordeling)
1
120
De advies- en ingenieursbureaus leveren hun projectgegevens maar zeer ten dele toe aan de NOD.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
Bijlage 3: 3.1.
Lijst van kennisnetwerken
Netwerken van kenniscentra
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten (codes; thema’s)
AKWA
Advies- en
p/a DWW
Kenniscentrum Waterbodems
Tel.: 015 251 84 79
B-C Waterbodem-
RWS-diensten:
Postbus 5044
berging en verwerking
Bouwdienst en Dir.
2600 GA Delft
van sanering,
Noordzee (uitvoering);
baggerspecie
DWW, RIKZ en RIZA (onderzoek)
DC
Delft Cluster
p/a GeoDelft
Tel.: 015 269 37 93
B, B-C
GD, IHE, TNO, TUD,
Postbus 69
Fax: 015 269 37 99
o.a. Integraal waterbeheer:
WL-Delft Hydraulics
2600 AB Delft
“beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit op de juiste plaatsen; water als ordenend element in de ruimtelijke inrichting”
NCK
Nederlands Centrum p/a WL-Delft
Tel.: 015 285 85 77
B
NITG-TNO, RIKZ,
voor Kustonderzoek Hydraulics
Fax: 015 285 85 82
“de kustzone
TUD-CTG, UT-T&M,
als fysisch systeem”
UU-IMAU, WL-Delft
Postbus 177 2600 MH Delft NCR
Hydraulics
Nederlands
p/a WL-Delft
Tel.: 015 285 85 77
B, B-C, A-B
IBN-DLO, ICG, IHE,
Centrum
Hydraulics
Fax: 015 285 85 82
Stroomgebiedbeheer;
KUN, RIZA, SC-DLO,
voor Rivierkunde
Postbus 177
Inrichting rivier;
TUD-CTG, UT-T&M,
2600 MH Delft
Inrichting uiterwaard
UU-FRW, WL-Delft Hydraulics
NODC
Nationale
p/a NIOZ
Oceanografische Data Commissie
Tel.: 0222 369 452
B
Dienst Hydrografie
Postbus 59
Uitwisseling van
Marine, KNMI,
1709 AB Den Burg
oceanografische
NIOO-CEMO, NIOZ,
gegevens en informatie;
NITG-TNO, RIKZ,
Oceanografisch
RWS-DNZ, RWS-ZL, WL-
data management
Delft Hydraulics
vervolg tabel op volgende pagina.
121
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten
(codes; thema’s) NWP
Netherlands Water
p/a IHE
Tel.: 015 215 17 28
B, B-C, A-B, A-B-C
Bestuur: IHE, LUW,
Partnership
Postbus 3015
Fax: 015 215 17 59
bestaande Nederlandse
RIZA, WL-Delft
capaciteit in de watersector”
Hydraulics; BuZa,
2601 DA Delft
EZ, V&W, VROM, UvW; Arcadis, NEDECO, VEWIN, Waterbedrijf Gelderland, WNF; FME-CWM, Rabobank, Nationale Investeringsbank TAW
3.2.
Technische
p/a DWW
Tel: 015 269 94 36
B, B-C
3 RWS-diensten,
Adviescommissie voor
Postbus 5044
Fax: 015 261 13 61
Waterkeringen:
3 prov. diensten,
de Waterkeringen
2600 GA Delft
toetsing veiligheid;
3 waterschappen,
kunstwerken;
TUD (3 hoogleraren),
inundatierisico;
2 GTI’s,
beleidsadvisering;
voorzitter (onafh.),
beheer en onderhoud
secretaris (V&W)
Netwerken van kenniscentra: onderzoekscholen (interu n i v e r s i t a i r )
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten1
(codes; thema’s) CERES
Centre for Resource
p/a UU-FSW
Tel.: 030 253 48 15
A, A-B, B-C
KUN, LUW, UU,
Studies for
Postbus 80140
Fax: 030 253 74 82
“the processes and
UvA, VU, ISS
Development
3508 TC Utrecht
principles underlying perception, access, control and management of resources in developing countries, and their implications for development”
ICG
Interuniversitair
p/a UvA-FRW
Tel.: 020 525 74 25
B
KUL, RUG, UU,
Centrum voor
Nieuwe
Fax: 020 525 74 31
Dynamics and evolution of
UvA, VU
Geo-ecologisch
Prinsengracht 130
river and coastal systems;
Onderzoek
1018 VZ Amsterdam
Processes and changes in geomorphological systems; Analytical techniques, data analysis and modelling
122
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten
B
RUG (1x), TUD (6x),
Single phase flow and
TUE (3x),
(codes; thema’s) JMBC
J.M. Burgers Centre
p/a TUD-OCP
Tel.: 015 278 32 16
for Fluid Dynamics
Rotterdamseweg 145 Fax: 015 278 29 79 2628 AL Delft
turbulence; Multiphase flow
UT (4x)1
and rheology; Mathematical analysis and numerical simulation of flow M&T
Graduate School for
p/a LUW
Tel.: 0317 484 813
B
KUN (3x), LUW (9x),
Environmental
Postbus 8000
Fax: 0317 484 141
Speciation, transport and
UU (2x)
Chemistry and
6700 EA
availability of substances
Toxicology
Wageningen
in the environment; Biotransformation; Mechanisms of toxicity; Effect and risk evaluation
NSG
Netherlands Research p/a VU-FAW
Tel.: 020 444 73 75
B
RUL (1x), UU (4x),
School of
Fax: 020 646 24 57
Sedimentary basins and the
VU (5x)
De Boelelaan 1085
Sedimentary Geology 1081 HV Amsterdam
underlying lithosphere; Paleo-environments and earth system history
OSW
Onderzoekschool
p/a TUD-CTG
Tel.: 015 278 28 11
B, B-C
TUD (5x),
Waterbouw
Postbus 5048
Fax: 015 278 51 24
Water resources management
UT (1x),
and decision support;
UU (1x)
Design, construction and
IHE
2600 GA Delft
management of water systems and hydraulic structures; Physics of soil and water SENSE
Socio-Economic and
p/a VU-IVM
Tel.: 020 444 95 55
A-B, B, B-C
LUW-Wimek, RUL-CML,
Natural Sciences of
De Boelelaan 1115
Fax: 020 444 95 53
Socio-economic and
UU-STS, UvA-IVAM,
the Environment
1081 HV Amsterdam
technological causes and
UvA-ARISE,
remedies in the cycle of
VU-ACES, VU-IVM,
substances and materials;
-FB, -FAW
Sources, distribution and transformation of substances; Ecological effects 1
1x, 6x enz.: 1 leerstoelgroep, 6 leerstoelgroepen enz. Leerstoelgroepen zijn niet alle afzonderlijk genoemd.
123
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
3.3.
Netwerken van beheersinstanties: overlegorg a n e n1
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Partici-panten
(codes; thema’s) CIW
Commissie
p/a RWS-HW
Integraal Waterbeheer
Tel.: 070 351 80 38
B, C, B-C, A-B,
Waterschappen,
Postbus 20906
A-C, A-B-C
provincies, gemeenten,
2500 EX Den Haag
Bestuur en recht;
Rijk
Herstel en inrichting; Technologische aspecten van heffing en handhaving; Grondwater en verdroging; Water(bodem)kwaliteit en -kwantiteit; Emissies en diffuse bronnen; Informatievoorziening en rapportage; Internationale aspecten; Strategie en visievorming; Water in de stad WOCB
Werkgroep Olie- en
p/a RWS-NH
Tel.: 023 530 15 60
B, B-C
RIZA en RIKZ, regionale
Chemicaliën-
G. v.d. Burg
Fax: 023 530 12 87
Registratie, voorkomen
RWS-directies, RWS-HW,
bestrijding
Postbus 3119
(preventie) en aanpak
V&W-DCC
2001 DC Haarlem
(preparatie en repressie) van verontreinigingen
1
Alleen overlegorganen met een expleciete onderzoeks- en adviesdoelstelling zijn opgenomen.
3.4.
N e t w e r k o rg a n i s a t i e s
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Financiers
(codes; thema’s) CUR
Civieltechnisch
Postbus 420
Tel.: 0182 540 600
B
o.a. DWW
Centrum Uitvoering
2800 AK Gouda
Fax: 0182 540 601
Natuurvriendelijke oevers
Budget: ca. Mƒ 0,4/j.
Research en
over 1987-19991
Regelgeving LWI
Land Water
Postbus 420
Tel.: 0182 540 670
B-C, A-C
o.a. ICES
Milieu Informatie-
2800 AK Gouda
Fax: 0182 540 661
Estuaria en kusten,
Budget: ca. Mƒ 14/j.
Rivieren en zoetwaterbeheer,
over 1994-1999 2
technologie
Informatie- en communicatietechnologie, Interactieve planvorming
124
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Financiers
(codes; thema’s) NIM
Nederlands Instituut Zeestraat 100
Tel.: 070 345 51 65
A, A-B
EZ
voor Maritiem
Fax: 070 345 56 09
Maritiem onderzoek: technische,
(ca. Mƒ 5/j.), maritieme
bedrijfseconomische,
bedrijven (minimaal
organisatorische
50%/project)
2518 JS Den Haag
onderzoek
en marktaspecten
NWO
Nederlandse
Postbus 93138
Tel.: 070 344 06 40
B, B-C, A-B
OCenW
Organisatie voor
2509 AC Den Haag
Fax: 070 385 09 71
Duurzaam gebruik en
Budget NWO-totaal:
Wetenschappelijk
bescherming van mariene
ca. Mƒ 640/j.
Onderzoek
levende hulpbronnen; Duurzaamheid en milieukwaliteit; Remote sensing; Systeemgericht ecotoxicologisch onderzoek; Kust- en Noordzeeonderzoek; Rivieren en kustzones in Z uidoost-Azië; Milieutechnologie; Slibverwerking en opslag; Waterbeweging in theorie en praktijk
RIONED
Stichting Platform
Postbus 133
Tel.: 0318 631 111
B, C, B-C
Gemeenten (ca. 450),
Buitenriolering
6710 BC Ede
Fax: 0318 633 337
Samenwerking binnen de
provincies, UvW,
waterketen;
ONRI-advies-bureaus
Samenwerking door
GWWO, FKS,
ondergrondse
VPB Budget: ca. Mƒ 1,5/j.
Nederland
infrastructuurbeheerders; Samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie; Samenwerking internationaal en inzake opleidingen STOWA
Stichting Toegepast
Postbus 8090
Tel.: 030 232 11 99
B, B-C
RWS, provincies,
Onderzoek
3503 RB Utrecht
Fax: 030 232 17 66
Kwantiteit en grondwater;
waterschappen en
Kwaliteit en waterbodem;
zuiveringschappen
Afvalwatersystemen;
Budget: ca. Mƒ 8/j.
Waterbeheer
Waterkeringen 1 2
Na 1999 doorstart in PAC Waterbouw i.o., met o.a. V&W, VBKO en ONRI. Na 1999 doorstart als LWI Interactief (werktitel) met enkele grote private en publieke deelnemers.
125
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
3.5.
Netwerken van personen
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten
(codes; thema’s) Baggernet SKB-project
p/a MEP-TNO
Tel.: 055 549 39 27
B-C
“mensen in het werkveld
Postbus 342
Fax: 055 549 32 31
Omgang met verontreinigde
(ca. 750)
7300 AH
waterbodems en baggerspecie
Apeldoorn KIvI,
Koninklijk Instituut
Postbus 30424
Tel.: 070 391 99 00
Afdeling
van Ingenieurs
2500 GK Den Haag Fax: 070 391 98 40
B, B-C, A-B
KIvI-leden
“het geheel van bestuur,
(ca. 700 van ca. 18.000)
voor
techniek en onderzoek m.b.t.
Water-
zowel het grondwater
beheer
als het oppervlaktewater”
NGvA
Nederlands
Postbus 219
E-mail:
A-B
Genootschap voor
6700 AE
[email protected] Aquacultuur
Aquacultuur
Wageningen
“praktiserende viskwekers, mensen uit het onderwijs en onderzoek, toeleveranciers en anderszins geïnteresseerden in aquacultuur” (ca. 500)
NHV
Nederlandse
G. Remmelts
Tel.: 015 269 74 85
B
Leden “die in hun werk
Hydrologische
NITG-TNO
Hydrologie
of studie in aanraking
Vereniging
Postbus 6012
komen met hydrologie in
2600 JA Delft
de ruime betekenis van het woord” (ca. 750)
NVA
Nederlandse
p/a VEWIN
Vereniging voor
Postbus 70
Waterbeheer
2280 AB Rijswijk
1
Tel.: 070 414 47 77
B, B-C
Leden “werkzaam op het
Fax: 070 414 44 20
Integraal waterbeheer,
gebied van de riolering,
de inzameling, het transport
afvalwaterbehandeling,
en de behandeling van
waterkwantiteits- en
afvalwater
waterkwaliteitsbeheer” (ca. 3000)
VWN
Vereniging voor
p/a VEWIN 1
Tel.: 070 414 47 50
B, B-C, A-B, A-B-C
Leden “voornamelijk
Waterleiding-
Postbus 70
Fax: 070 414 44 20
Beleid, bestuur en
werkzaam bij water-
belangen in
2280 AB Rijswijk
beheer m.b.t. de
leidingbedrijven”
watervoorziening
(ca. 1300)
Nederland WEW
Werkgroep
D. de Vries
Tel.: 050 316 46 02
B, B-C
Leden “werkzaam bij
Ecologisch
Walstraat 8
Fax: 050 316 46 33
Benutting van ecologische
waterschappen,
Waterbeheer
8011 NT Zwolle
kennis in het waterbeheer
onderzoekinstellingen, universiteiten en hogescholen, adviesbureaus of particulier” (ca. 250)
1
126
Van de VEWIN zelf ontbreekt informatie op Internet. De expertise komt overeen met die binnen de VWN, leden zijn de waterleidingbedrijven.
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
3.6.
I n t e rnationale netwerken 1
Afkorting Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise
Participanten
(codes; thema’s) EUCC
IRC2
European Union for
P.O. Box 11232
Tel.: 071 512 29 00
B, B-C
350 coastal institutes,
Coastal Conservation 2301 EE Leiden
Fax: 071 512 40 69
“integrity and natural
80 NGO’s,
diversity of the coastal
70 government agencies,
heritage and ecologically
50 conservation site
sustainable development”
manager
Internationale
Postfach 309
E-mail:
B, B-C, A-B
Rijnoeverstaten
Rijncommissie
D-56003
[email protected]
Bescherming van de Rijn:
Zwitserland
waterkwaliteit, ecologie,
Frankrijk, Luxemburg,
emissies
Duitsland, Nederland; EU
Koblenz
Internationale wetenschappelijke verenigingen (IAHR, IAHS, ICID, PIANC e.d.) zijn buiten beschouwing gelaten [zie voor een overzicht: Grijns & Wisserhof (1992), p. 149]. 2 Van de ICHR (Internationale Commissie voor de Hydrologie van het Rijngebied) ontbreekt informatie op Internet. De Internationale Commissies ter Bescherming van de Maas en de Schelde (ICBM en ICBS) zijn in een minder ver ontwikkeld stadium dan de IRC, mede getuige hun gedateerde gezamenlijke website. 1
127
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 3
128
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 4
Bijlage 4: 4.1.
Li jst van kle inere kenn iscent ra8
Universiteiten: milieu-economisch
Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) EUR-FBij
Faculteit der Bedrijfskunde
Postbus 1738
Tel.: 010 408 19 79
(Vakgroep Organisatie- en
3000 DR Rotterdam
Fax: 010 408 90 15
A-C
Wisselwerking overheid bedrijfsleven in waterbeheer
Personeelswetenschappen)
(o.a. aquacultuur in kustgebieden)
KUB-FEW
Faculteit der Economische
Postbus 90153
Tel.: 013 466 24 26
Wetenschappen
5000 LE Tilburg
Fax: 013 466 28 75
B-C
Invloed duurzaamheidpercepties besluitvormers en
(Vakgroep Bedrijfseconomie)
hun actorennetwerk op milieustrategieën waterleidingbedrijven
VU-FE
VU-IVM
Faculteit der Economische
De Boelelaan 1105
Wetenschappen en
1081 HV Amsterdam
Tel.: 020 444 60 90
A-B-C
Ruimtelijk-economische beslissingsondersteuning
Econometrie (Afdeling
beheer kustgebieden en
Ruimtelijke Economie)
estuaria
Instituut voor
De Boelelaan 1115
Tel.: 020 444 95 55
Milieuvraagstukken
1081 HV Amsterdam
Fax: 020 444 95 53
A-B
Percepties van waterverontreiniging, economische instrumenten voor grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer, BOS kustbeheer
8
De kenniscentra voor wie integraal waterbeheer geen ‘core business’ is en die volgens de NOD-projectgegevens zouden kunnen bijdragen aan de prioritaire kennisthema’s [zie 5.2].
129
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 4
4.2. Universiteiten: juridisch-bestuurlijk Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig. 1) EUR-FR
Faculteit der
Postbus 1738
Tel.: 010 408 26 61
Rechtsgeleerdheid
3000 DR Rotterdam
Fax: 010 408 91 88
B-C
Juridische aspecten beheer en gebruik land en water,
(diverse groepen)
drinkwater, afval en waterverontreiniging; rechtsposities betrokkenen
EUR-FSW
Faculteit der Sociale
Postbus 1738
Tel.: 010 408 20 50
Wetenschappen
3000 DR Rotterdam
Fax: 010 212 08 34
B-C
Bestuurlijk-juridische voorwaarden duurzaam
(Vakgroep Milieukunde)
waterbeheer (internationale stroomgebieden, grondwater), interactief waterbeheer
KUB-FR
Faculteit der Rechtsgeleerd-
Postbus 90153
Tel.: 013 466 23 02
heid (Vakgroep Staatsrecht
5000 LE Tilburg
Fax: 013 466 83 47
Faculteit der Beleids-
Postbus 9108
Tel.: 024 361 20 44
wetenschappen
6500 HK Nijmegen
Fax: 024 361 62 20
B-C
Wettelijke instrumenten voor duurzaam grondwaterbeheer
en Bestuursrecht) KUN-FBW
C, A-C
Beleidsnetwerken waterbeheer, organisatie
(Leerstoelgroep
water management UK - NL
Bestuurskunde) RUL-FR
Faculteit der Rechts-
Postbus 9555
geleerdheid (Departement
2300 RB Leiden
Tel.: 071 527 38 88
C
Sociaal kapitaal waterschappen
Publiekrecht en Bestuurskunde) UM-FR
Faculteit der Rechtsgeleerd-
Postbus 616
heid (Capaciteitsgroep
6200 MD Maastricht
Tel.: 043 388 32 31
C
Juridische aspecten drinkwatervoorziening
Publiekrecht) UU-FR
Faculteit der Rechtsgeleerd-
Achter Sint Pieter 200
Tel.: 030 253 72 50
heid (Disciplinegroep Staats-
3512 HT Utrecht
Fax: 030 253 72 26
B-C
Regelgeving m.b.t. financiering waterbeheersing
en Bestuursrecht)
en waterkering (waterschapslasten)
TUD-TBM
UT-FBu
Faculteit Techniek,
Postbus 5015
Tel.: 015 278 31 22
Bestuur en Management
2600 GA Delft
Fax: 015 278 64 39
B-C
Invloed institutionele structuren op financiering
(Subfaculteit Technische
infrastructuur (integrale
Bestuurskunde)
afweging allocatie financiën)
Faculteit der Bestuurskunde
Postbus 217
(Staat en Politiek)
7500 AE Enschede
Tel.: 053 489 32 70
C
Knelpunten financiering waterbeheer; verdeling kosten en baten, herverdeling taken en bevoegdheden
130
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 4
4.3. Provincies en waterschappen 1 Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig.1) Provincie
Productgroep Ruimte
Postbus 122
Tel.: 0592 365 555
Drenthe
en Water
9400 AC Assen
Fax: 0592 365 490
A-C
Commerciële exploitatie individuele systemen voor zuivering spoelwater (IBAwacht)
Provincie
Dienst Milieuplanvorming
Flevoland Provincie
Dienst Waterhuishouding
Fryslân
Postbus 55
Tel.: 0320 265 425
8200 AB Lelystad
Fax: 0320 265 260
Postbus 20120
Tel.: 058 292 59 25
8900 HM
Fax: 058 292 51 23
B-C
Vernatting bosgebieden (productiebossen)
B-C, A-B
Effecten vernatting veengebieden (nat- en droogte-
Leeuwarden
schade landbouw, verandering natuurwaarden)
Provincie
Dienst Water en
Postbus 5700
Tel.: 043 389 75 96
Limburg
Ontgrondingen
6202 MA Maastricht
Fax: 043 389 76 43
B-C
Herstel natuurlijke rivierdynamiek in (grensoverschrijdende) beekdalen (inundaties en kwel, migratie, half-open beekdallandschap)
Provincie
Dienst Waterstaat,
Noord-Brabant Milieu en Vervoer
Postbus 90151
Tel.: 073 680 80 52
5200 MC
Fax: 073 612 35 65
B-C
Ecologische consequentieanalyses van beleid voor
‘s-Hertogenbosch
kleinere stroomgebieden; water als ordenend principe: problemen, oorzaken, mogelijke oplossingen
WD
Waterschap De Dongestroom
Postbus 6
Tel.: 0162 372 255
5109 ZG
Fax: 0162 372 244
B-C
Waterkansenkaart: kansen en bedreigingen voor
‘s-Gravenmoer
verschillende grondgebruikfuncties bezien vanuit de waterhuishouding
WGG
Waterschap
Postbus 180
Tel.: 072 576 43 00
Groot-Geestmerambacht
1700 AD
Fax: 072 576 43 99
Heerhugowaard 1
B-C
Vergroting waterberging in polders in combinatie met natuurontwikkeling
Deze lijst is niet volledig; vergelijk bijlage 3, par. 2 (Waterschappen), noot 1.
131
A c h t e rg ro n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 4
4.4. Overige instituten Afkorting
Naam/ toelichting
Postadres
Contactgegevens
Expertise-
Thema’s (uit NOD)
code (fig.1) IBN-DLO
Instituut voor Bos- en
Postbus 23
Tel.: 0317 477 770
(1/1/2000
Natuuronderzoek
6700 AA Wageningen
Fax: 0317 424 988
B
Effecten vernatting, verdroging en klimaat-
fusie met
verandering (zeespiegel-
SC-DLO:
rijzing) op vegetatie
ALTERRA) Natour
Natuurtoerisme
Stichting
Meijersweg 29
Tel.: 074 250 82 50
7553 AX Hengelo
Fax: 074 250 65 72
A-B
Toeristische beleving en monetair-toeristische waarde waterfauna (zeeschildpadden, monniksrobben e.d.)
N.V. PWN
Provinciaal
Van Oldenbarneveld-
Tel.: 0251 662 911
Waterleidingbedrijf van
weg 40
Fax: 0251 662 239
Noord-Holland
1901 KC Castricum
B-C
Gevolgen verminderde grondwaterwinning voor flora en fauna Noordhollands duinreservaat
132
A c h t e rg r o n d d o c u m e n t “ O v e r s t r o m e n ” - D e e l 2 , b i j l a g e 5
Bijlage 5:
Lijst van geraadpleegde personen
CIW (Commissie Integraal Waterbeheer) Ir. G. Verwolf / Ir. J. Coppoolse (RWS-HW, Directie Water)
LWI (Land Water Milieu Informatietechnologie) Ir. P. Holdert
NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) Dr. J. Marks / Dr. H. de Boois (Gebiedsbestuur Aard- en Levenswetenschappen)
RIONED (Stichting Platform Buitenriolering Nederland) Jhr. Ir. A.J.H. de Beaufort
RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling) Ir. A.R. van Bennekom (voorzitter directeurenoverleg waterinstituten)
STOWA (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer) Ir. J.M.J. Leenen, Ir. P.C. Stamperius
V&W (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) Ir. A.B. van Luin (RWS-HW, Directie Kennis)
133