R E S T A U R E R E N M O E T J E [ L] E R E N ! Aannemersbedrijf Cauwenborgh Bergen op Zoom, december 2008
Een draaiboek om vakmanschap duurzaam te ontwikkelen in West-Brabant en Tholen
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding: de professie van restaureren Analyse van de restauratiemarkt Probleemstelling Aanpak en opbouw van het onderzoek
2. PARTICIPANTEN: FUNCTIES EN OORZAKEN VAN BEPERKINGEN 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
RestauratieOpleidingsProjecten Gemeenten, monumenteigenaren en projectontwikkelaars Opleidingen en leerlingen Marktpartijen Conclusie
3. OP ZOEK NAAR CONTINUITEIT IN VAKMANSCHAP: MOGELIJKE OPLOSSINGEN 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
Niets doen leidt tot kwaliteitsverlies Huidige situatie impasse voor niet-erkende bedrijven Organiseren van een meer open marktsituatie is noodzakelijk Een erkende verbinding tussen mensen, panden en marktpartijen Best practice: stichting RIBO Conclusie
4. KEUZE: RESTAUREREN EN ONDERHOUDEN MET DUURZAME KWALITEIT 4.1. Samenwerken in evenwicht 4.2. Conclusie 5. EREN EN LEREN IN DE BEROEPSPRAKTIJK: HET DRAAIBOEK UITGEWERKT 5.1. Opleidingsfaciliteiten al beschikbaar 5.2. Open markt met afnameverplichting 5.3. Conclusie 6. VERWACHTE EFFECTEN: WAT WORDT ER BETER? 6.1. De pijlers van het draaiboek 6.2. Gemotiveerde professionals 6.3. Conserveren van cultureel erfgoed 6. SLOTWOORD 7. COLOFON
[1]
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding: de professie van restaureren Analyse van de restauratiemarkt Probleemstelling Aanpak en opbouw van het onderzoek
[1] I N L E I D I N G 1.1.
AANLEIDING: DE PROFESSIE VAN RESTAUREREN
Restaureren is het conserveren en behouden van objecten zodanig dat de cultuurhistorische waarde ervan -liefst zo maximaal mogelijk- in stand blijft. Voor het restaureren van bouw- of kunstwerken is interesse en discipline nodig. Niet alleen in kennis en kunde maar vooral ook in vakmanschap. In West-Brabant1 en Zeeland is op dit moment geen erkend restauratiebedrijf gevestigd. Dit terwijl de druk in de sector van restauraties groot is: er zijn veel landelijke gelden toegekend om achterstanden in te lopen2; het (versnipperde) vakmanschap dat wel in de regio aanwezig is, profiteert hier helaas onvoldoende van. De werkdruk is in de regio West-Brabant en Tholen3 goed merkbaar. Wat is nu het probleem? Restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd door bedrijven buiten de regio. Wanneer het werk afgerond is, vloeit de opgedane ervaring weg. Er kan daardoor geen continuïteit in restauratiekennis worden opgebouwd. Activiteiten op het gebied van restauratie en onderhoud van monumenten worden gegund aan regionale (nieuwbouw-)aannemers die niet de intentie hebben om hun kennis van methoden en technieken (door) te ontwikkelen. In dergelijke situaties wordt er niet gewerkt aan een regionale ‘wetenschap’. Bedrijven in de regio die wel de wil hebben om kennis en vakmanschap in te zetten om de cultuurhistorische waarde van monumenten zo maximaal mogelijk te benutten, krijgen onvoldoende gelegenheid te participeren bij regionale restauraties; dit als gevolg van de effecten van commerciële marktwerking. Wat ons betreft is de definitie van een restauratiebedrijf als volgt: een onderneming die kennis en vakmanschap inzet om de cultuurhistorische waarde van een monument zo maximaal mogelijk te benutten. Een restauratiebedrijf zijn betekent daarom niet: het werken aan een monument en daar een ‘beroep’ doen. 1. Bedoeld worden gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tholen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. 2. .Bron: www.racm.nl/content/xml_racm/n_restauratieachterstand.xml.asp?toc=n5-2. 3. Naast het Zeeuwse Tholen, behoort ook de gemeente Goes tot het invloedsgebied van dit voorstel.
1.2.
ANALYSE VAN DE RESTAURATIEMARKT
Onze veronderstelling is dat in een concurrerende markt geen restauratie te bedrijven is. In het speelveld van restaureren heerst landelijk gezien de tucht van de markt. Dit betekent in de regel dat werkzaamheden vanaf een bepaald bedrag worden aanbesteed en gegund aan de laagste bieder. Bovendien wordt er vaak een voorselectie gehouden op basis van vooraf -soms impliciet- gedefinieerde kwaliteitseisen. Hoewel prijs en kwaliteit als gelijkwaardige criteria worden beschouwd, lijkt de prijs in de praktijk doorslaggevend te zijn. In het document ‘Rapportage onderzoek naar de restauratieachterstand bij rijksmonumenten’4 is de ontwikkeling van het aantal monumenten vanaf 1993 in beeld gebracht. Cijfers over het jaar 2006 laten de onderstaande verdeling naar type zien: O M S C HRIJVING TYPE
VOORRAAD 2006
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
4388 36324 7495 1268 999 2327 4817
K e r ken W oningen B o erderijen M o lens K a stelen, buitenplaatsen “ L o sse objecten” O v erig
Totaal
57618
Figuur 1: de onderverdeling van rijksmonumenten in 2006 naar type.
Uit figuur 1 blijkt dat ruim 75% van de rijksmonumenten een woning of een boerderij is (36.324 + 7.495 / 57.618). Dergelijke monumenten zijn meestal in eigendom van particulieren. In onze ogen zijn er drie categorieën restauraties te onderscheiden: 1. De restauratie van grote, beeldbepalende overheidsgebouwen als stadhuizen, kerken en paleizen. 2. Het onderhouden van monumenten door gemeenten (inclusief kleine verbouwingen)5. 3. Restauraties door particulieren, waarbij er drie subcategorieën zijn: Particulieren die de intentie hebben om te investeren in behoud van de cultuurhistorische waarde van monumenten (geschatte marktomvang: nihil). Renovaties van woningen onder de noemer van een restauratie. De aard en mate van restaureren doet eigenaren afwegingen vooral baseren op financiële gronden. Het restaureren van beeldbepalende gebouwen door projectontwikkelaars. 4 . Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 26 oktober 2006. 5. Onze verwachting is dat het onderhouden van monumenten -na het inlopen van de restauratieachterstandenrelevanter wordt.
Gemeenten in West-Brabant en Tholen doen bij grotere restauraties (zie ad 1) vrijwel altijd een beroep op de 29 erkende grote restauratiebedrijven in Nederland. Wat dat betreft is er geen sprake van een open markt, eerder van een kunstmatig afgeschermde markt. Achter deze ‘selectie’ schuilt de veronderstelling dat certificering juist die kennis inbrengt die de gemeenten (denken) te missen. Daarnaast houden gemeenten er op het gebied van onderhoud en kleine verbouwingen soms een historisch opgebouwde werkverdeling op na: er wordt door plaatselijke marktpartijen ervaring opgedaan door vele jaren achtereen aan een monument te werken. In de gevallen dat particuliere eigenaren (ruim 75% van de geschatte marktomvang, zie figuur1) monumenten restaureren, gebeurt dit veelal onder begeleiding van architecten die op hun beurt weer een beroep doen op regionale, niet-erkende marktpartijen. Deze keuze is dan ingegeven door het lagere prijsniveau ten opzichte van de erkende aannemerij. Particulieren moeten vaak gedwongen worden een minimaal kwaliteitsniveau bij restauraties te realiseren. Onze gedachte is dat regionale, niet-erkende bedrijven restauratiekennis kunnen hebben en/of kunnen ontwikkelen. De criteria om voor een erkende status in aanmerking te komen blijken moeilijk haalbaar te zijn voor (startende) ondernemers. Bovendien is de certificering versnipperd onder diverse instanties, ieder met een eigen belang6. 1.3.
PROBLEEMSTELLING
We zijn op zoek naar het duurzaam ontwikkelen van vakmanschap op het gebied van restauraties in West-Brabant en Tholen. Het gaat om leren en stimuleren in combinatie met het respecteren van de cultuurhistorische waarde van een monument. Daarom luidt de probleemstelling van dit onderzoek: Op welke manier kunnen de participanten van restauratie en onderhoud van monumenten in de regio West-Brabant en Tholen samenwerken om vakbekwame professionals op te leiden die bijdragen aan het behoud van het culturele erfgoed?
6. Zie bijvoorbeeld www.vakgroeprestauratie.nl, www.hobeon.nl of www.racm.nl.
1.4.
AANPAK EN OPBOUW VAN HET ONDERZOEK
We brengen eerst de participanten van restauraties in beeld en kijken daarbij naar hun huidige functie. Ook benoemen we eventuele beperkingen die de functies met zich meebrengen en we analyseren de bijbehorende oorzaken (hoofdstuk 2). Omdat we op zoek zijn naar continuïteit in vakmanschap, worden in hoofdstuk 3 mogelijke oplossingen in kaart gebracht. We lichten onze keuze voor ‘restaureren en onderhouden met duurzame kwaliteit’ in hoofdstuk 4 toe en werken dit vervolgens uit in een draaiboek (hoofdstuk 5). Tot slot gaan we in hoofdstuk 6 in op de verwachte effecten van de door ons voorgestelde aanpak. In schema: Participanten: functies en oorzaken van beperkingen Continuïteit in vakmanschap: zoeken naar mogelijke oplossingen Keuze voor ‘restaureren en onderhouden met duurzame kwaliteit’ Draaiboek: Eren en leren in praktijk Verwachte effecten
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
[ 2]
PARTICIPANTEN:
FUNCTIES EN OORZAKEN VAN BEPERKINGEN
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Restauratie Opleidings Projecten Gemeenten, monumenteigenaren en projectontwikkelaars Opleidingen en leerlingen Marktpartijen Conclusie
[2] P A R T I C I P A N T E N :
FUNCTIES EN OORZAKEN VAN BEPERKINGEN
In dit hoofdstuk staan de participanten van het restauratieproces centraal. We besteden in 2.1. eerst aandacht aan de betekenis van RestauratieOpleidingsProjecten, waarna vanaf 2.2. de drie belangrijkste participanten worden beschreven. We gaan ook in op de oorzaken van de beperkingen die de functies van de partijen met zich meebrengen. 2.1.
RESTAURATIEOPLEIDINGSPROJECTEN
RestauratieOpleidingsProjecten (ROP) zijn een samenwerkingsverband van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, de steunpunten voor de monumentenzorg, Bouwend Nederland, Fundeon7, tien provincies en de provinciale afdelingen van de VNG. Het ontstaan van het ROP is ingegeven door het dreigende tekort aan vaklieden voor restauratie en onderhoud van monumenten. Eén van de doelen van het ROP is het bevorderen van een constant aanbod van restauratieprojecten als voorwaarde voor de beroepspraktijkvorming van leerlingen. Op dit snijvlak komen de belangrijkste participanten bij restaureren samen: opleidingen en leerlingen, gemeenten, monumenteigenaren en projectontwikkelaars en marktpartijen. Zie het onderstaande figuur.
GEMEENTEN, MONUMENTEIGENAREN EN PROJECTONTWIKKELAARS
RESTAUREREN MARKTPARTIJEN
OPLEIDINGEN EN LEERLINGEN
Figuur 2: de belangrijkste participanten bij restaureren in beeld
7. Fundeon is het Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij.
Voor Noord-Brabant en Limburg is het ROP-Zuid opgericht. De opleidingsfaciliteiten zijn gevestigd in Helmond; voor de provincie Zeeland is dit Vlissingen. Het ROP is actief op zoek naar opleidingsprojecten in de regio West-Brabant en Tholen. In de gemeente Bergen op Zoom is er sinds 2004 een convenant tussen het ROP-Zuid, Bouwradius, het ROC en de stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Brabant-West en Tholen (SPB). Het doel van de samenwerkende partijen is om zo veel mogelijk opleidingsprojecten op het gebied van restauratie te realiseren; vanuit efficiencyoogpunt hebben grotere werken hierbij de voorkeur. Een voorbeeld van een ROP in de regio West-Brabant is de restauratie van de getijdewatermolen in Bergen op Zoom. In de afgelopen zeven jaar zijn hier twaalf leerlingen begeleid en geschoold: vier stageplaatsen (beroepsondersteunende leergang, HTS) en acht leerplaatsen aan VMBO-studenten met een leerbeperking. 2.3.
GEMEENTEN, MONUMENTEIGENAREN EN PROJECTONTWIKKELA A R S
Gemeenten Als ‘wetgever’ stellen gemeenten regels op over aanbesteding van restauratiewerkzaamheden. Het inkoopbeleid van de regionale gemeenten is nu niet in alle gevallen ‘restauratievriendelijk’; doordat er in concurrentie wordt gewerkt, zijn zowel kwaliteit als prijs relevante criteria bij het gunnen van opdrachten. Als opdrachtgever zijn gemeenten uitvoerder van veel restauratiewerkzaamheden. Bij grotere restauraties doen zij vaak een beroep op de landelijk erkende restauratiepartners - en daarmee de door hen ingeschakelde marktpartijen. De regulerende rol van de gemeente wordt sterker. Zij moeten namelijk door een wijziging8 van de Monumentenwet 1988 meer zelf gaan beslissen bij het goedkeuren van restauratieplannen: Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid bij besluitvorming over aanvragen om een monumentenvergunning. Ze hoeven nog maar in een beperkt aantal gevallen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (hierna te noemen: de Rijksdienst) om advies te vragen. Naar verwachting zal de wijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 januari 2009 in werking treden. De Rijksdienst werkt in 2008 al in de geest van de nieuwe wet. Kleinere gemeenten in de regio West-Brabant zien de wetswijziging met enige vrees tegemoet. Immers, de restauratiekennis in het ambtelijk apparaat is daar gering9 Juist de grotere ‘vrijheid’ zou gemeenten moeten stimuleren samenwerking tussen marktpartijen en opleidingen te realiseren. 8. Het wetsvoorstel is op 17 juni 2008 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen. 9. Ter vergelijking: de gemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal en Woensdrecht hebben een samenwerkingsovereenkomst voor wat betreft archeologie.
Monumenteigenaren Monumenteigenaren zijn een wezenlijke participant in het proces van restaureren. Een particuliere eigenaar beschikt over het ‘vastgoed’ dat voor een restauratie (en het onderhoud ervan) in aanmerking komt. Onze ervaring is dat eigenaren -al dan niet door samenwerking met architectenrelatief snel een beroep doen op regionale, niet-erkende marktpartijen. Juist deze bedrijven missen de intentie om kennis van methoden en technieken (door) te ontwikkelen. Om particulieren te overtuigen van het belang van de juiste wijze van restaureren, is tijdens planvorming en uitvoering enige dwang én handhaving gewenst. Projectontwikkelaars Ontwikkelaars van bouwprojecten kunnen zowel in bestaande gebieden als bij nieuwbouw een rol hebben bij restauraties. Hoewel zij primair gedreven worden door commerciële belangen, beschouwen projectontwikkelaars beeldbepalende, monumentale gebouwen als belangrijke katalysator van bouwplannen. 2.4.
OPLEIDINGEN EN LEER LINGEN
Opleidingsinstituten zijn van wezenlijk belang omdat zij een fundament aan leerlingen kunnen bieden om kennis, kunde en vakmanschap te ontwikkelen. Het is essentieel dat de basisopleidingen voor restauratie regionaal gevestigd zijn. Werken en leren moeten vanuit praktisch oogpunt dicht bij elkaar liggen. Zo zullen leerlingen uit de regio Bergen op Zoom niet zo makkelijk naar de opleidingsfaciliteiten van bijvoorbeeld het ROP-Zuid in Helmond afreizen; de afstand is immers te groot. Voor het opzetten van RestauratieOpleidingsProjecten liggen praktijkopleidingen voor de hand. De mogelijkheid tot instroom van Havisten en VMBO-ers en ook de doorstroom naar beroepsondersteunende leergangen zijn hiervoor de belangrijkste argumenten. De stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Brabant-West en Tholen (SPB) is een voorbeeld van een beroepsbegeleidende leergang. Het is gevestigd in het ROC West-Brabant te Bergen op Zoom; het betreft het Markiezaat College aan de Marconilaan. SPB heeft voorbereidingen getroffen om over opleidingspoules van timmerlieden en metselaars te kunnen beschikken.
2.5.
MARKTPARTIJEN
Met marktpartijen worden aannemersbedrijven, schilders, architecten, adviesbureaus e.d. bedoeld. Voor deze partijen is het bieden van opleidingsplaatsen interessant als er een substantieel aandeel van de regionale restauratiemarkt ‘beschikbaar’ is. Gemeenten kunnen hen hier dienstbaar in zijn. Ook marktpartijen zoeken binnen hun werkterrein naar continuïteit. 2.6.
CONCLUSIE
De belangrijkste participanten in het proces van restaureren en opleiden zijn: Gemeenten, monumenteigenaren en projectontwikkelaars; Opleidingen en leerlingen; Marktpartijen. Onder andere gemeenten kunnen letterlijk een ‘markt’ voor opleidingen en leerlingen bieden waardoor de betrokkenheid van marktpartijen als aannemers en schilders kan worden gestimuleerd. Particuliere eigenaren en projectontwikkelaars zullen in dergelijke situaties eerder een beroep doen op de (opgebouwde) regionale kennis van niet-erkende bedrijven. Zo kan blijvend platform voor RestauratieOpleidingsProjecten ontstaan.
[ 3]
OP ZOEK NAAR CONTINUITEIT IN VAKMANSCHAP
: MOGELIJKE OPLOSSINGEN
3.1 3.2 3.3 3.4
Niets doen leidt tot kwaliteitsverlies Huidige situatie impasse voor niet-erkende bedrijven Organiseren van een meer open marktsituatie is noodzakelijk Een erkende verbinding tussen mensen, panden en marktpartijen 3.5 Best practice: stichting RIBO 3.6 Conclusie
[3]
OP ZOEK NAAR CONTINUÏTEIT IN VAKMANSCHAP: MOGELIJKE OPLOSSINGEN
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan mogelijke oplossingen om de continuïteit van goede en gekwalificeerde restauratievaklieden te organiseren. In 3.1. tot en met 3.4. presenteren we een viertal scenario’s: variërend van niets doen tot en met een totaal andere aanpak. We onderbouwen onze beschrijving in 3.5. met een zogenoemde best practice: de stichting RIBO. 3.1.
NIETS DOEN LEIDT TOT KWALITEITSVERLIES
Restauratie en onderhoud van monumenten vraagt om goed vakmanschap. Zonder een aanpak om gemeenten, monumenteigenaren, projectontwikkelaars, opleidingen, leerlingen en marktpartijen bij elkaar te brengen, kan er in West-Brabant en Tholen geen continuïteit in kennis en kunde worden opgebouwd; het ontbreken van een open markt en het in stand houden van de versnipperde erkenningen zal de kwaliteit van monumenten naar onze verwachting negatief beïnvloeden. 3.2.
HUIDIGE SITUATIE IMPASSE VOOR NIET-ERKENDE BEDRIJVEN
Binnen het bestaande verband van RestauratieOpleidingsProjecten en de stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Brabant-West en Tholen (SPB) kunnen er in de regio nog onvoldoende opleidingsprojecten van de grond komen. Het ontbreken van gerichte opleidingsmogelijkheden heeft hier invloed op. Als gevolg van de huidige, kunstmatige afgeschermde marktomstandigheden kunnen regionale, niet-erkende marktpartijen niet beschikken over restauratiekennis en deze ook niet opbouwen. 3.3.
ORGANISEREN VAN EEN MEER OPEN MARKTSITUATIE IS NOODZA K E L I J K
Ons pleidooi is dat gemeenten als uitvoerder een bepaald aanbod voor marktpartijen kunnen creëren ten behoeve RestauratieOpleidingsProjecten. Immers, restauratieobjecten die voor opleidingen geschikt zijn, zijn dé locaties voor de beroepspraktijkvorming. Op een dergelijke manier kunnen bedrijven zich richten op een vaste omzet en zodoende ook kennis ontwikkelen.
3.4.
EEN ERKENDE VERBINDING TUSSEN MENSEN, PANDEN EN MARKTPARTIJEN
We zien het als meerwaarde als er een duurzame relatie tussen mensen, panden en marktpartijen kan ontstaan. Een regionaal opleidingsinstituut, een vast marktaanbod van bijvoorbeeld gemeenten en een langdurige betrokkenheid van marktpartijen. Vanuit ons oogpunt is het systeem van erkenningen bij deze aanpak (landelijk) geüniformeerd: voor een deel verbonden aan bedrijven én gedeeltelijk gekoppeld aan personen; op deze manier wordt de professie van restaureren integraal bezien. 3.5.
BEST PRACTICE: STICHTING RIBO
De stichting RIBO Scholing Restauratie Innovatie Bouw in Overijssel brengt werk en opleiding in de restauratie bij elkaar. RIBO is zelf geen opleidingsinstituut, maar heeft in het geheel van werk, opleiding en monumentenzorg een coördinerende functie. RIBO treedt op als onafhankelijk intermediair tussen overheden, eigenaren, aannemers, samenwerkingsverbanden en opleidingsinstanties. RIBO maakt sinds 1998 deel uit van de landelijke restauratieopleidingsstructuur, het ROP (RestauratieOpleidingsProjecten) en is actief in Oost-Nederland. In de afgelopen jaren heeft RIBO 125 projecten als restauratieopleidingsproject uitgevoerd. Ruim 150 leerlingen werden op deze wijze als restauratietimmerkracht of restauratiemetselaar gekwalificeerd. De doelstellingen van de stichting RIBO zijn: Het organiseren van praktijkopleidingsplaatsen op restauratieprojecten. Het stimuleren van leerlingen om zich in de restauratie te bekwamen en daarmee de instroom in en doorstroom naar restauratieopleidingen te vergroten. Het stimuleren van monumenteigenaren om restauratieprojecten als opleidingsproject uit te voeren. 3.6.
CONCLUSIE
Om de behoefte aan goede en gekwalificeerde restauratievaklieden in te vullen, is een duurzame relatie tussen mensen, panden en marktpartijen nodig (zie 3.4.). Een vast marktaanbod en een integraal systeem van erkenningen zijn daarbij essentiële voorwaarden. Een onafhankelijke partij zou de ‘match’ tussen opdrachtgevers en opleidingen kunnen maken.
[4] KEUZE
: RESTAUREREN EN ONDERHOUDEN MET DUURZAME KWALITEIT
4.1 Samenwerken in evenwicht 4.2 Conclusie
[4] K E U Z E :
RESTAUREREN EN ONDERHOUDEN MET DUURZAME KWALITEIT
In hoofdstuk 3 zijn mogelijke oplossingen gepresenteerd om te voorzien in voldoende regionale restauratievakkrachten. We lichten onze keuze voor restaureren en onderhouden met een duurzame kwaliteit in dit hoofdstuk toe; daartoe presenteren we een voorstel voor een integraal systeem van erkenningen. 4.1.
SAMENWERKEN IN EVENWICHT
Een specifieke erkenning voor de restauratiesector kan de instroom van (startende) leerlingen vergemakkelijken. De leerlingen die een opleiding ‘restauratietimmerman of -metselaar’ volgen zijn VMBO-ers, omscholers en herintreders. Ook zien wij potentie voor ervaren werklieden die zich niet meer kunnen vinden in de (kwantitatieve) aanpak van nieuwbouwprojecten. Zij zijn een specifieke doelgroep die kennis en vaardigheden kan inzetten en uitbreiden. In onderstaand figuur presenteren we een gecombineerd systeem van een bedrijfsgebonden én een persoonlijke erkenning.
g g
INDICATIE RANGORDE Niveau 5 Niveau 4
Niveau 3
g g
Niveau 2 Niveau 1
h
4 4 4 4 4
TYPERING, BEROEPSGROEP EN/OF WERKVELD Academische onderzoekers; museumstukken en -schatten Kunstschilders en -smeden, beeldhouwers; antiek
Persoonsgebonden erkenning
Restauratie-aannemers, decoratieve schilders, smeden Timmerlieden, metselaars en andere uitvoerders
Bedrijfsgebonden erkenning
Restauratiemedewerkers
Gewenste instroom van leerlingen / vaklieden
Figuur 3: een veronderstelde indeling van een integraal systeem van erkenningen in de restauratiesector
Het eerste en tevens laagste niveau bestaat vooral uit restauratie-medewerkers. Het verschil met het tweede niveau is het uitvoerende karakter van het werk: dit wordt in niveau 2 voornamelijk verricht door timmerlieden, metselaars en andere uitvoerenden. Klussen die door de vaklieden uit de eerste twee niveaus kunnen worden uitgevoerd, zouden onderdeel kunnen zijn van een vast, gemeentelijk marktaanbod. Een bedrijfsgebonden erkenning kan de instroom van leerlingen sterk vergemakkelijken aangezien de instroom nu vooral horizontaal plaatsvindt (lees: per niveau). Doordat er in ons voorstel weinig drempels zijn, kunnen leerlingen en bestaande vaklieden -letterlijk van onderaf- groeien in het restauratievak. Dit gebeurt bovendien in de professionele omgeving van een bedrijf. De niveaus 3, 4 en 5 zijn specialistischer en specifieker van aard ten opzichte van de eerste twee. Bij niveau drie -een soort tussenlaag- gaat het bijvoorbeeld om restauratieaannemers, decoratieve schilders en smeden, terwijl de vierde laag in onze ogen vooral met antiek bezig is. Het gaat dan om beeldhouwers en kunstschilders of -smeden. Het vijfde niveau bestaat uit academische onderzoekers die museumstukken- en schatten onder hun hoede hebben. Gezien het unieke karakter van de werkzaamheden is een horizontale instroom wel gewenst; juist hier staat het individu (en zijn of haar competenties) centraal waardoor een persoonsgebonden erkenning geschikter is.
4.2.
CONCLUSIE
In dit hoofdstuk hebben we een voorstel gepresenteerd voor een integraal systeem van erkenningen: een combinatie van bedrijfs- en persoonsgebonden. Er zijn totaal vijf niveaus van erkenning onderscheiden. Het belangrijkste voordeel van de aanpak is dat het drempelverlagend werkt voor (startende) leerlingen en vaklieden in het restauratievak én recht doet aan de persoonlijke kwaliteiten die nodig zijn bij meer specialistische restauraties.
[5]
EREN EN LEREN IN DE BEROEPSPRAKTIJK
: HET DRAAIBOEK UITGEWERKT
5.1 Opleidingsfaciliteiten al beschikbaar 5.2 Open markt met afnameverplichting 5.3 Conclusie
[5]
EREN EN LEREN IN DE BEROEPSPRAKTIJK : HET DRAAIBOEK UITGEWERKT
In dit hoofdstuk presenteren we het draaiboek voor het realiseren van een restauratieopleiding in West-Brabant en Tholen. 5.1.
OPLEIDINGSFACILITEITEN AL BESCHIKBAAR
Binnen de stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Brabant-West en Tholen (SPB), met praktijklokalen in het Markiezaat College te Bergen op Zoom, worden leerlingen op dit moment opgeleid als primair en voortgezet timmerman of metselaar. In onze filosofie kan hier een opleiding als restauratietimmerman of -metselaar in worden geïntegreerd, met één schooldag en vier praktijkdagen in de week. De kracht van bestaande kaders SPB is een werkgeversorganisatie met ongeveer 200 leden. Door de volledige integratie in de markt zijn er substantiële mogelijkheden om -via de leden- marktpartijen te benaderen. Marktpartijen kunnen leerlingen ‘inhuren’ en betalen aan SPB. De docenten die via het ROP in Helmond of Vlissingen actief zijn, zouden ook in Bergen op Zoom ingezet kunnen worden. Ook kunnen er gastdocenten worden ingeschakeld. Inhoud van de opleiding De inhoud van de opleiding kan in samenwerking met gemeenten, projectontwikkelaars, marktpartijen en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten worden vormgegeven; huidige restauratieopleidingen in het land kunnen als voorbeeld dienen. 5.2.
OPEN MARKT MET AFNAMEVERPLICHTING
We zien het als een gewenste situatie als er bij afgifte van gemeentelijke, provinciale of rijkssubsidies volgens een vaste verhouding wordt gewerkt. Basiserkenning restauratieaannemer Elk restauratiewerk moet worden uitgevoerd door een bedrijf met een basiserkenning voor een restauratieaannemer (zie ook: hoofdstuk 4). De opleiding bestaat uit een cursus van enkele dagen per jaar voor bedrijfsleiding en uitvoerende medewerkers, zo nodig aangevuld met een landelijke opleiding van de Beroepsopleidingen Bouw (BOB).
SPB als toetsingsorgaan In bovenstaande aanpak fungeert SPB als toetsingsorgaan voor de (tijdelijke) erkenning van marktpartijen10. Ieder bedrijf kan in aanmerking komen voor de erkenning, mits het beschikt over de intentie van verantwoord restaureren. Het gaat ons om de mentaliteit (lees: het ‘eren’) die de bedrijven aan de dag leggen om de erkenning te willen verkrijgen. Naar analogie van het toekennen van erkenningen, kan SPB ook marktpartijen royeren. Het landelijke Fundeon zou op haar beurt de praktijktoetsing van SPB kunnen waarborgen. Bij zowel bouwkundige ingrepen als werkzaamheden die in concurrentie worden aanbesteed, zou er een verplichting moeten gelden voor overheden een bepaald aantal leerling-uren af te nemen (zie figuur 4). Werkzaamheden die onder regie plaatsvinden zijn gezien omvang en indicatief bedrag- uitgezonderd, hoewel het ook hier de voorkeur heeft om leerlingen een rol te laten spelen. SOORT WERK
INDICATIE BEDRAG
ROL VAN LEERLINGEN
1. Regie, onderhoud
< 5.000 euro
Gewenste afname leerling uren bij SPB
2. Bouwkundige ingrepen
5.000 tot ± 15.000 euro
Afnameverplichting leerlinguren bij SPB
3. Werkzaamheden die in concurrentie aanbesteed worden
Groter dan15.000 euro
Afnameverplichting leerlinguren bij SPB
Afnameverplichting leerlinguren bij SPB Grootschalige projecten (voorzien van gedetailleerde besteksomschrijvingen)
PR en marketing essentieel Om potentiële leerlingen te werven voor het volgen van een restauratieopleiding, zal een breed scala aan kanalen moeten worden ingezet. Te denken valt aan een eigen website, open dagen en gerichte publiciteit via lokale en regionale media.
10. SPB kan zo nodig tijdelijke erkenningen verlenen als bedrijven bezig zijn een opleiding te behalen.
5.3.
CONCLUSIE
De stichting Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Brabant-West en Tholen (SPB) biedt op dit moment de faciliteiten om een vervolgopleiding als restauratietimmerman of -metselaar te kunnen aanbieden. Met SPB als toetsingsorgaan van erkenningen, wordt ons draaiboek gecompleteerd door -in geval van subsidieverstrekking- een open marktsituatie te creëren met een afnameverplichting van een bepaald aantal leerling-uren
[6] VERWACHTE EFFECTEN
: WAT WORDT ER BETER?
6.1 De pijlers van het draaiboek 6.2 Gemotiveerde professionals 6.3 Conserveren van cultureel erfgoed
[6] V E R W A C H T E E F F E C T E N WAT WORDT ER BETER?
In dit hoofdstuk beschrijven we de verwachte effecten van de voorstellen uit dit draaiboek. In 6.1. gaan we eerst in op de belangrijkste pijlers van onze aanpak, waarna in 6.2. aandacht wordt besteed aan de motivatie van professionals en in 6.3. aan het conserveren van cultureel erfgoed. 6.1.
DE PIJLERS VAN HET DRAAIBOEK
In figuur 5 staan de belangrijkste pijlers van het draaiboek. Als uitgangspunt worden de participanten van het restauratieproces gebruikt. GEMEENTEN, MONUMENTEIGENAREN EN PROJECTONTWIKKELAARS 1. Restauratievriendelijk inkoopbeleid overheid 2. Dwang richting particulieren 3. Handhaving
MARKTPARTIJEN
DUURZAAM RESTAUREREN
1. Vakmanschap toepassen en daarin willen investeren 2. Beschikken over een vast marktaanbod
OPLEIDINGEN EN LEERLINGEN 1. Voldoende leerlingen 2. Vaklieden (om bij te scholen)
Figuur 5: de belangrijkste pijlers van het draaiboek samengevat.
6.2.
GEMOTIVEERDE PROFESSIONALS
Voor het restaureren van bouw- of kunstwerken is interesse en discipline nodig. Niet alleen in kennis en kunde maar vooral ook in vakmanschap. Gevoel voor oude ambachten en liefde voor monumenten zijn essentieel om het restauratievak met succes uit te oefenen. Dat is de basis om een ‘professional’ te kunnen worden. Met een regionale opleiding waar relatief eenvoudig kan worden ingestroomd, verwachten wij de motivatie van de betrokkenen op het gebied van restaureren en onderhoud van monumenten een positieve impuls te geven. 6.3.
CONSERVEREN VAN CULTUREEL ERFGOED
Wanneer ondernemingen investeren in (startende) leerlingen, ontstaat er een steeds breder fundament voor gemotiveerde professionals; de doelstellingen van ons draaiboek worden op deze manier in praktijk gebracht. Immers, restaureren is het conserveren en behouden van objecten zodanig dat de cultuurhistorische waarde ervan -liefst zo maximaal mogelijk- in stand blijft. Erfgoed dat te eren is en waarvan te leren valt…
[7] S L O T W O O R D S L O T WOORD Het doel van dit draaiboek is bereikt wanneer het als vliegwiel gaat functioneren om restaureren in West-Brabant en Tholen duurzaam te laten ontwikkelen. Met als uitgangspunt het opzetten van RestauratieOpleidingsProjecten, hebben we in dit draaiboek aangetoond dat er onvoldoende draagvlak was en is in West-Brabant en Tholen. Oorzaak ligt in bepaalde beleidkeuzes of juist het ontbreken van beleid. Door behoeftes te meten en deze in beeld te brengen, hebben we aangetoond dat er geen duurzaam restauratiebeleid in West-Brabant en Tholen is geweest. De restauratiebehoefte is vooral ingevuld door marktpartijen die een beroep doen op een plaatselijk gegroeide werkverdeling of -noodgedwongen, door te weinig eigen kennis en met bescherming van de Rijksdienst- door gespecialiseerde restauratiebedrijven. Dit is veelal goed gebeurd maar te veel onder beschermende marktomstandigheden; prijstechnisch heeft het ook geld gekost en helaas zonder een duurzaam restauratiebeleid tot gevolg. Zeker in de particuliere markt maar ook bij kleinere overheidswerken is persoonlijke kennis van betrokkenen veelal maatgevend voor het te behalen eindresultaat. Alleen al daarom zou er -tot op landelijk niveau toe- een groter draagvlak voor kennis en ervaring met restaureren moeten komen. Gezien het geringe aanbod en kwaliteit van leerlingen, kan aan de te verwachten behoefte niet worden voldaan. Zeker niet met de achterstand die vanwege het ontbreken van erkende, gecertificeerde bedrijven is ontstaan. Ook het teren op kennis van oudere bouwvakkers is niet meer mogelijk omdat de huidige nieuwbouwopleidingen het gewenste niveau van restaureren niet meer halen. De stichting RIBO is er in onze ogen in geslaagd deze leemte te vullen (zie 3.5.). In dit draaiboek hebben we meer vooronderzoek gedaan dan uiteindelijk is beschreven. Door ons te beperken tot de kernpunten, hebben we de leesbaarheid proberen te bevorderen. Het uitwerken van alle verklaringen en onderbouwingen is niet ons doel geweest.
[8] C O L O F O N C O L O F ON Restaureren moet je (l)eren! is een uitgave van Aannemersbedrijf Cauwenborgh uit Bergen op Zoom. Uitgave: Aannemersbedrijf Cauwenborgh, Bergen op Zoom Samenstelling: Bas ter Stege, Bergen op Zoom Ontwerp: Studio74, Bergen op Zoom Bergen op Zoom, najaar 2008. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever