9 Verdachten en daders
9.1
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat gegevens over verdachten van mensenhandel - personen wier mensenhandelstrafzaak is ingeschreven bij het OM - én over in eerste aanleg voor mensenhandel veroordeelde daders. Allereerst is ingegaan op data afkomstig van het OM, betreffende leeftijd, land van herkomst en sekse van daders over een periode van 2003 tot en met 2007 (§9.2). In de hierop volgende paragraaf (§9.3) zijn enkele resultaten uit het BNRM-jurisprudentieonderzoek over 2007 opgenomen. Naast deze cijfermatige gegevens is in §9.4 de werkwijze van mensenhandelaren beschreven. In §9.5 is in dit kader specifiek aandacht besteed aan de Nigeriaanse methode, waarbij tevens de Koolviszaak ter sprake komt. Niet alle paragrafen van dit hoofdstuk hebben betrekking op dezelfde vormen van uitbuiting. Zo gaan de cijfermatige gegevens uit het jurisprudentieonderzoek in Hoofdstuk 11 alleen over gevallen van seksuele uitbuiting. Ook §§9.4 en 9.5 gaan voornamelijk over de werkwijze van mensenhandelaren gericht op seksuele uitbuiting. De gegevens van OM-data omvatten echter informatie over zowel gevallen van seksuele uitbuiting, als uitbuiting buiten de seksindustrie (overige uitbuiting). Omdat gedetailleerde gegevens voor het jaar 2008 om praktische redenen niet beschikbaar zijn1, is in Tabel 9.1 een overzicht van enkele kerngegevens van 2008 opgenomen, aangevuld met gegevens uit voorgaande jaren. De aantallen en percentages uit Tabel 9.1 verschillen licht van de gegevens uit de overige tabellen van dit hoofdstuk. Voor zover de informatie uit de andere tabellen ook afkomstig is van OM-data is dit verschil met name te verklaren door het dynamische karakter van het OM-data gegevensbestand en verschillende peildata voor Tabel 9.1 en de overige tabellen van §9.2. Belangrijkste verklaring voor de verschillen tussen de gegevens van OM-data en het BNRM-jurisprudentieonderzoek in Hoofdstuk 11, is het verschil in selectiecriteria dat ten grondslag ligt aan de analyses. Ondanks dat de gegevens gezamenlijk in Tabel 9.1 zijn opgenomen, betreft het geen cohortanalyse. Uit Tabel 9.1 blijkt dat het aantal veroordelingen mensenhandel gestegen is (van 73 naar 79 veroordelingen), ondanks dat het aantal ingeschreven zaken mensenhandel in 2008 lager lag dan het (record)aantal in 2007 (215 in vergelijking met 281). Procentueel gezien, ten aanzien
1
Zodra deze gegevens wel beschikbaar zijn, zullen uitgebreidere gegevens over 2008 worden gepubliceerd op de BNRM-website.
361
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
van het aantal door het OM ingeschreven zaken, zijn de veroordelingen voor mensenhandel in 2008 (37%) ten opzichte van 2007 (26%) met 11% gestegen. Tabel 9.1 Kerngegevens verdachten en veroordeelden2 3 2004
2005
2006
2007
2008
N
N
N
N
N
Ingeschreven strafzaken Aantal strafzaken mensenhandel ingeschreven door OM –– met minderjarige verdachte
220
138
1992
2813
215
4
4
11
7
12
116
84
70
73
79
2
1
4
3
5
Veroordelingen in eerste aanleg Aantal veroordelingen mensenhandel in eerste aanleg –– met minderjarige veroordeelde
Het aantal minderjarige verdachten is in 2008 hoger dan in de voorgaande jaren, evenals het aantal minderjarige veroordeelde daders (respectievelijk twaalf en vijf minderjarige personen). Deze stijging ten opzichte van 2007 moet in de gaten gehouden worden. Wanneer blijkt dat het stijgende aantal minderjarige verdachten en veroordeelden als een trend gezien moet worden, is wellicht een andere preventieve aanpak gewenst.
9.2
Gegevens uit OM-data
Deze paragraaf geeft cijfermatige gegevens over bepaalde kenmerken (leeftijd, sekse en land van herkomst) van verdachten en veroordeelde daders van mensenhandel. De gegevens in de tabellen zijn afkomstig van OM-data en omvatten zowel gevallen van seksuele uitbuiting, als gevallen van overige uitbuiting.
9.2.1
Leeftijd
Leeftijd verdachten Tabel 9.2 geeft een overzicht van de leeftijden van de bij het OM geregistreerde verdachten, verdeeld in leeftijdscategorieën.
2 3
362
Dit zijn twee zaken minder dan vermeld in NRM6. Het gaat om twee in 2005 gepleegde en oorspronkelijk wel, maar later niet meer als mensenhandel geregistreerde feiten. Dit cijfer wijkt af van de andere tabellen in dit hoofdstuk. Dit heeft waarschijnlijk te maken met correcties in OM-data tussen de verschillende peildata. Tabel 9.1 bevat gegevens van recentere datum.
Verdachten en daders Tabel 9.2 Leeftijd verdachten, per jaar van registratie4 5 6 7 Leeftijd
2003
2004
2005
2006
2007
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
7
4%
4
2%
4
3%
11
5%
7
2%
18 t/m 25 jaar
29
19%
79
36%
58
42%
62
31%
110
40%
26 t/m 30 jaar
29
19%
35
16%
23
17%
27
14%
54
20%
31 t/m 40 jaar
60
38%
59
27%
21
15%
50
25%
58
21%
41 t/m 50 jaar
19
12%
24
11%
20
14%
32
16%
37
13%
51 t/m 60 jaar
8
5%
15
7%
10
7%
11
5%
8
3%
61 t/m 70 jaar
3
2%
2
1%
–
–
3
1%
–
–
71 jaar en ouder
–
–
–
–
–
–
–
–
5
2%
nvt (rechtspersoon)
1
1%
1
0%
–
–
1
0%
–
–
onbekend
–
–
1
0%
2
1%
2
1%
1
0%
156
100%
220
100%
138
100%
199
100%
280
100%7
Jonger dan 18 jaar
Totaal
4
5
6
In ruim 80% van de in 2007 geregistreerde zaken lag de leeftijd van de verdachten ten tijde van het eerste mensenhandelfeit8 tussen de 18 en 41 jaar. Hun gemiddelde leeftijd was 31 jaar9 en er waren zeven minderjarige verdachten (2%), dat is minder dan in 2006. Bezien over de periode 2003 tot en met 2007 ligt de gemiddelde leeftijd van de verdachten op 32 jaar10 (de gemiddelde leeftijd van de mannen is in deze 32 jaar11 en de gemiddelde leeftijd van de vrouwen 31 jaar12). Leeftijd veroordeelde daders Tabel 9.3 bevat vergelijkbare informatie, maar nu over de leeftijd (ten tijde van het delict) van de in de jaren 2003 tot en met 2007 voor mensenhandel in eerste aanleg veroordeelde daders. Daarbij is het van belang aan te tekenen dat het jaar van inschrijving bij het OM niet altijd 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Dit zijn twee zaken minder dan vermeld in de Zesde rapportage van de NRM. Het gaat om twee in 2005 gepleegde en oorspronkelijk wel, maar nu niet meer als mensenhandel geregistreerde feiten. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Eenzelfde persoon kan van meerdere mensenhandelfeiten worden verdacht. Standaarddeviatie (voortaan SD)=13,5. Standaarddeviaties geven een beeld van de mate waarin de gegevens (hier: de leeftijden) waarover het gemiddelde is berekend onderling verschillen. Hoe hoger de SD, hoe groter het verschil. Zie voor verdere uitleg Bijlage 3. SD=11,8. SD=11,5. SD=12,9.
363
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
ook het jaar is waarin de rechter uitspraak doet. De overzichten betreffen per jaar om die reden dan ook niet (precies) dezelfde ingeschreven, respectievelijk veroordeelde personen. Tabel 9.3 Leeftijd van voor mensenhandel veroordeelde daders, per jaar van veroordeling13 14 15 16 17 Leeftijd
2003
2004
2005
2006
2007
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Jonger dan 18 jaar
–
–
2
2%
1
1%
4
6%
3
4%
18 t/m 25 jaar
15
19%
35
30%
32
39%
29
38%
28
38%
26 t/m 30 jaar
23
29%
19
16%
14
17%
11
17%
15
20%
31 t/m 40 jaar
23
29%
40
34%
23
28%
17
28%
16
22%
41 t/m 50 jaar
11
14%
12
10%
8
10%
5
10%
10
14%
51 t/m 60 jaar
5
6%
6
5%
3
4%
2
4%
1
1%
61 t/m 70 jaar
2
2%
2
2%
–
–
1
–
–
–
onbekend
–
–
–
–
1
1%
1
1%
–
–
14
116
82
100%
70
73
100%17
Totaal
79
100%
100%
15
100%
16
Van de in 2007 voor mensenhandel veroordeelde daders was, net als het voorgaande jaar, ten tijde van het eerste mensenhandelfeit ongeveer 80% tussen 18 en 41 jaar. Hun gemiddelde leeftijd was 29 jaar18. In 2007 werden drie daders (4%) veroordeeld die ten tijde van het delict minderjarig waren.19 Bezien over de totale periode (2003 tot en met 2007) was de gemiddelde leeftijd van de veroordeelde daders (ten tijde van het eerste gepleegde mensenhandelfeit in de desbetreffende strafzaak) 31 jaar20.
13 14 15 16 17 18 19 20
364
Ook in deze rapportage zijn er weer kleine verschillen met in voorgaande rapportages vermelde aantallen, waarschijnlijk door correcties in OM-data na de voor de vorige rapportages gebruikte peildata. Omdat het om kleine verschillen gaat wordt hier verder niet op ingegaan. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. Dit is niet gelijk aan de som van de deelpercentages in deze kolom. Dit komt doordat de deelpercentages afgerond zijn op gehele percentages. SD=8,8. Twee van hen waren ook op het moment van de uitspraak (in eerste aanleg) nog minderjarig. SD=10.
Verdachten en daders
9.2.2 Land van herkomst Land van herkomst verdachten De verdachten zijn, bezien over de periode 2003 tot en met 2007, afkomstig uit 59 verschillende landen. Per jaar zijn het in die periode 20 tot meer dan 30 verschillende landen. Het jaar 2007 spant op dit punt de kroon met verdachten uit 35 verschillende geboortelanden. Tabel 9.4 bevat per jaar een rangorde van de vijf meest frequent voorkomende geboortelanden van verdachten.21 Een accent geeft aan dat het om een gedeelde plaats in de rangorde gaat. Tabel 9.4 Rangorde geboortelanden verdachten, per jaar van registratie Land
2003
2004
2005
2006
2007
Rang
Rang
Rang
Rang
Rang
Nederland
1
1
1
1
1
Turkije
4
2
3
2
2
Bulgarije
3
4
4’
3
Nigeria Roemenië
4 2
Marokko
3
4’
3
5’
2
4’
Hongarije
4’
Suriname (vml.) Sovjet-Unie
5
5’
4’
5
Albanië
Het overzicht laat, evenals voorgaande jaren een eerste plaats voor Nederland als geboorteland zien en een stabiele positie van Turkije en Roemenië in de top vijf. Nigeria is in dit verband een nieuwkomer. Tabel 9.5 bevat (in alfabetische volgorde) de belangrijkste landen van herkomst van de verdachten.22 Zie Tabel B5 in Bijlage 4 voor een compleet overzicht. Nederland is in 2007, evenals in voorgaande jaren, het meest frequent voorkomende geboorteland van bij het OM ingeschreven verdachten.23 Daarnaast valt de toename op van het aantal en aandeel van uit Bulgarije, Nigeria, Turkije en de Nederlandse Antillen afkomstige verdachten. Hoewel de eerdere Tabel 9.4 een redelijk stabiele positie liet zien van enkele lan21 22 23
Bij de bepaling van de volgorde waarin de landen genoemd worden, is het meest recente jaar (2007) als uitgangspunt genomen. Criterium voor opname in deze tabel is dat in één van de jaren ten minste vijf, of in de gehele periode 2003 tot en met 2007 ten minste tien verdachten afkomstig waren uit het desbetreffende land. Op etnische achtergrond wordt niet geregistreerd.
365
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
den in de top vijf, zijn er jaarlijks toch ook opvallende verschillen wat betreft frequentie van herkomstlanden. Waar in de Zesde rapportage van de NRM bijvoorbeeld nog aangegeven werd dat de betekenis van Albanië in dit opzicht voorbij leek te zijn en die van Nigeria leek te dalen, waren er in 2007 toch weer vijf verdachten afkomstig uit Albanië en is het aantal en aandeel Nigeriaanse verdachten in 2007 fors gegroeid.24 Tabel 9.5 Geboortelanden verdachten, per jaar van registratie25 26 Geboorteland
2003
2004
2005
2006
2007
N
N
N
N
N
Albanië
5
–
–
–
5
(Bondsrepubliek) Duitsland
1
5
1
–
9
Bulgarije
19
14
4
13
23
Hongarije
–
–
6
1
2
India
–
–
–
7
1
(vml.) Joegoslavië
3
3
4
6
1
Marokko
3
9
17
13
12
46
91
54
7425
95
Nederlandse Antillen
2
7
3
4
12
Nigeria
5
4
–
2
19
Polen
–
3
3
3
7
22
23
6
14
15
1
–
–
1
5
(vml.) Sovjet-Unie
11
8
2
7
1
Suriname
10
9
6
11
12
–
2
5
3
1
16
24
15
18
29
2
2
–
1
5
10
14
12
21
26
156
220
138
199
280
Nederland
Roemenië Sierra Leone
(vml.) Tsjecho-Slowakije Turkije Onbekend Overig26 Totaal
24 25 26
366
Zie de berichten over aanhoudingen van Nigeriaanse verdachten in mensenhandelzaken eind 2007. Zie NRM6. De verdachten van de - in een eerdere voetnoot genoemde - twee in 2005 gepleegde en eerder wel, maar nu niet meer als mensenhandel geregistreerde feiten, zijn in Nederland geboren. Daarom is het aantal Nederlandse verdachten in 2006 twee lager dan in NRM6 vermeld. In drie gevallen (één in 2003, één in 2004 en één in 2006) gaat het om rechtspersonen.
Verdachten en daders
Land van herkomst veroordeelde daders Ging het voorgaande om de geboortelanden van de bij het OM ingeschreven verdachten van mensenhandel, Tabel 9.6 bevat per jaar een rangordening van de vijf meest frequent voorkomende geboortelanden van in de jaren 2003 tot en met 2007 voor mensenhandel veroordeelde personen.27 Tabel 9.6 Rangorde geboortelanden veroordeelde daders, per jaar van veroordeling Land
Nederland
2003
2004
2005
2006
2007
Rang
Rang
Rang
Rang
Rang
1
1
1
1
1
4’
2
Hongarije Turkije
4
3
2
3’
3
Bulgarije
2
4
5
4’
4’
5’
3
Suriname (voormalig) Tsjecho-Slowakije
3’
Marokko Roemenië
5’ 4’
(vml.) Sovjet-Unie Albanië
4’
2
2 5’
4
3
Het overzicht laat een permanente eerste plaats voor Nederland als geboorteland zien en een stabiele positie van Turkije en Bulgarije in de top vijf. In Tabel 9.7 komen de meest frequent voorkomende geboortelanden van voor mensenhandel veroordeelde daders aan de orde.28 Tabel B6 in Bijlage 4 bevat een compleet overzicht. Nederland is in 2007, evenals in voorgaande jaren, het meest frequent voorkomende geboorteland van voor mensenhandel veroordeelde daders.29 Net als bij de ingeschreven verdachten zijn er, ondanks de stabiele positie van enkele landen in de top vijf, jaarlijks opvallende verschillen wat betreft frequentie van herkomstlanden van veroordeelde daders. Waar NRM6 aangaf dat het aantal veroordelingen van Bulgaren, Roemenen en Turken leek te dalen, is het aandeel van in 2007 veroordeelde uit Roemenië afkomstige daders aanzienlijk (17%) en gestegen ten opzichte van de twee voorgaande jaren. 27 28 29
Bij de bepaling van de volgorde waarin de landen genoemd worden, is het meest recente jaar (2007) als uitgangspunt genomen. Een accent geeft weer aan dat het om een gedeelde plaats gaat. Alleen de 15 geboortelanden die in deze jaren maar één keer voorkwamen zijn niet opgenomen in de tabel. Dat zijn: Soedan (2004), Colombia, Korea, de VS en Zaïre (in 2005), Angola, Ghana, Groot-Brittannië, Irak, Kaapverdië, Koeweit en Sierra Leone (2006) en Brazilië, Ivoorkust en Pakistan (2007). Op etnische achtergrond wordt overigens niet geregistreerd.
367
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur Tabel 9.7 Geboortelanden veroordeelde daders, per jaar van veroordeling Geboorteland
2003
2004
2005
2006
2007
N
N
N
N
N
Albanië
9
2
–
–
–
België
2
1
2
–
–
(Bondsrepubliek) Duitsland
–
1
1
–
–
15
11
4
4
4
Griekenland
1
–
–
1
–
Hongarije
–
–
2
4
1
India
–
–
–
–
2
Indonesië
1
–
1
–
–
Iran
–
–
1
–
2
(vml.) Joegoslavië
–
1
–
1
2
Litouwen
–
1
–
Marokko
2
7
3
13
2
Nederland
26
37
36
21
24
Nederlandse Antillen
–
2
3
–
4
Nigeria
–
5
–
–
–
Polen
1
–
–
1
2
Roemenië
7
18
3
3
13
(vml.) Sovjet-Unie
5
7
5
–
1
Suriname
1
7
8
1
4
Thailand
1
1
–
1
–
(vml.) Tsjecho-Slowakije
–
–
–
6
3
Turkije
7
14
9
6
5
Land onbekend
1
–
–
1
–
Overig
–
1
4
7
3
Totaal
79
116
82
70
73
Bulgarije
368
1
Verdachten en daders
9.2.3 Sekse Sekse verdachten De meeste verdachten zijn mannen; in 2007 geldt dat voor 82% van de verdachten. De 46 in dat jaar bij het OM ingeschreven vrouwelijke verdachten zijn afkomstig uit Nederland (13), Nigeria (acht), Bulgarije (zeven), Polen (vier), Thailand (drie), Roemenië (twee) en Frankrijk, Ghana, Kameroen, Marokko, Nederlandse Antillen, Somalië en Turkije (elk één). Bij twee vrouwelijke verdachten is het land van herkomst niet bekend. Er zijn op dit punt duidelijke verschillen tussen de herkomstlanden. Beperkt tot de in de Rangordeningtabel 9.4 opgenomen belangrijke herkomstlanden van verdachten valt op dat er onder de Turkse verdachten weinig vrouwen zijn (3%) en onder de Nigeriaanse en Bulgaarse verdachten veel (42% respectievelijk 30%). Nederland en Roemenië nemen wat dit betreft een tussenpositie in met 14% respectievelijk 13% vrouwelijke verdachten. Sekse veroordeelde daders Bezien we de veroordelingen voor mensenhandel, dan blijkt dat in 2007 twaalf van de 73 in eerste aanleg -veroordeelden vrouw zijn, dat is 16%.30 Deze twaalf vrouwen komen uit Nederland (vier), Roemenië (drie), Brazilië, Hongarije, India, Litouwen en (voormalig) Tsjecho-Slowakije (elk één).
9.3
Gegevens uit het BNRM-jurisprudentieonderzoek
Door BNRM is een onderzoek naar de Nederlandse rechtspraak inzake uitbuiting in de seksindustrie uitgevoerd. Hierbij zijn onder meer alle vonnissen in eerste aanleg uit het jaar 2007 kwantitatief geanalyseerd. In totaal gaat het in deze om 108 vonnissen verdeeld over 65 verschillende mensenhandelzaken, waarbij minimaal één, maximaal zeven en in totaal 108 verdachten betrokken waren. In tegenstelling tot de data afkomstig van het OM betreft het hier alleen mensenhandelzaken in relatie tot seksuele uitbuiting en zijn in dit onderzoek de overige uitbuitingszaken buiten beschouwing gelaten.31 Deze paragraaf geeft een aantal beschrijvende resultaten die betrekking hebben op de verdachten en veroordeelde daders uit vonnissen die onderzocht zijn in het kader van dit jurisprudentieonderzoek over het jaar 2007.
30 31
Van één veroordeelde is de sekse niet bekend. Het aantal veroordelingen van vrouwen voor mensenhandel bedraagt: in 2003 13 (16%), in 2004 21 (18%), in 2005 tien (12%), in 2006 13 (19%). Voor de methodologische verantwoording van dit onderzoek en een verdere verklaring voor de (minimale) verschillen tussen de cijfers van dit onderzoek en de cijfers van het OM, zie §11.2 en Bijlage 2 voor de onderzoeksverantwoording. Zie voor het jurisprudentieonderzoek naar overige uitbuitingszaken §12.6.
369
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
9.3.1
Persoonlijke kenmerken
Voor een korte beschrijving van de onderzochte verdachten32- en veroordeelde dadergroep33 is in Tabel 9.8 een aantal persoonlijke kenmerken weergegeven. Tabel 9.8 Persoonlijke kenmerken34 35 Verdachten34
Sekse
Leeftijd
Geboorteland
Veroordeelde daders35
N
%
N
%
Mannelijk
93
86%
62
84%
Vrouwelijk
15
14%
12
16%
Minderjarig
2
2%
1
1%
106
98%
73
99%
Nederland
35
32%
21
28%
Overig
73
67%
87
72%
Meerderjarig
De meeste verdachten en veroordeelde daders zijn mannen en bijna alle verdachten en veroordeelde daders zijn meerderjarig. Ongeveer twee derde deel van de verdachten is niet geboren in Nederland, hetgeen voor nog iets meer veroordeelde daders geldt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat Nederland desalniettemin, zowel wat betreft verdachten als veroordeelde daders het meest voorkomende geboorteland is.
9.3.2 Specifieke kenmerken In Tabel 9.9 is te zien of de verdachten en veroordeelde daders ten tijde van de terechtzitting gedetineerd zaten, of ze een (deels) bekennende verklaring hebben afgelegd ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandelfeiten en of ze (één van) de slachtoffers voorafgaande aan de door hen (vermeende) gepleegde mensenhandelfeiten kenden. Het merendeel van de verdachten zat in de periode van de terechtzitting in Nederland in detentie. Echter, opvallend is dat toch nog meer dan één derde deel niet gedetineerd zat, ondanks de verdenking van (onder andere) het ernstige delict mensenhandel. Bijna één derde deel van de veroordeelde daders zat dus niet gedetineerd, terwijl ze uiteindelijk wel veroordeeld zijn tot (bijna altijd) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen36 voor (onder andere) men32 33 34 35 36
370
De verdachtengroep betreft alleen de personen in wier mensenhandelstrafzaak in 2007 een vonnis is gewezen (veroordeling of vrijspraak) en dus niet alle personen wier mensenhandelstrafzaak in 2007 bij het OM is ingeschreven. De veroordeelde dadergroep betreft alleen de personen die in ieder geval voor mensenhandel veroordeeld zijn in 2007. De personen die voor mensenhandel zijn vrijgesproken, maar tegelijkertijd wel voor een ander delict zijn veroordeeld vallen hier zodoende niet onder. N=108. N=74. Zie §11.9.
Verdachten en daders
senhandel. Zo is in één vonnis twaalf jaar gevangenisstraf geëist en opgelegd wegens onder andere mensenhandel terwijl de verdachte ten tijde van de terechtzitting niet gedetineerd zat.37 De verdachten en veroordeelde daders verklaren, voor zover in de vonnissen specifiek opgenomen, niet vaak (deels) bekennend. Meestal bekennen de verdachten bepaalde handelingen die essentieel zijn voor het delict mensenhandel, zoals het vervoeren van slachtoffers van en naar de werkplek, maar ontkennen zij de onvrijwilligheid van de slachtoffers. Een voorbeeld van een deels bekennende verklaring van een verdachte ter illustratie: ‘Voorts heeft verdachte erkend dat hij door het beschikbaar stellen van geld en/of tickets meermalen vrouwen uit Brazilië heeft laten overkomen om voor hem te werken en dat hij, toen deze vrouwen eenmaal in Nederland waren en bij verdachte werkten, bepaalde, vrijheidsbeperkende ‘huisregels’ heeft vastgesteld waarnaar deze vrouwen zich moesten gedragen, bestaande onder meer uit het innemen en/of inhouden van de paspoorten, het bepalen van werktijden gedurende zeven dagen per week, het verbod om mobiele telefoons te hebben, het verbod om uit te gaan zonder begeleiding en het verbod vriendschappen aan te knopen.’38
Tabel 9.9 Specifieke kenmerken39 40 41 Verdachten39
Gedetineerd41
(Deels) bekennend
Relatie slachtoffer
37 38 39 40 41
Veroordeelde daders40
N
%
N
%
Ja
76
70%
53
72%
Nee
32
30%
21
28%
Ja
17
16%
17
23%
Nee/onbekend
91
84%
57
77%
Ja
24
22%
14
19%
Nee/onbekend
84
78%
60
81%
Rechtbank Utrecht, 25 juli 2007, LJN: BB0450. Verdachte is in hoger beroep door het hof Arnhem veroordeeld tot zes jaar en elf maanden gevangenisstraf (uitspraak niet gepubliceerd). Rechtbank Groningen, 6 november 2007, LJN: BB7186. N=108. N=74. Tabel 10.6 bevat gegevens over preventieve hechtenis die zijn verkregen uit OM-data. De cijfers uit beide tabellen zijn echter niet te vergelijken, omdat het BNRM-jurisprudentieonderzoek gebaseerd is op seksuele uitbuitingszaken waarover de rechter in 2007 in eerste aanleg uitspraak deed, terwijl in Tabel 10.6 alle mensenhandelzaken (inclusief gevallen van overige uitbuiting) zijn opgenomen die in 2007 door het OM zijn ingeschreven. Onbekend is hoeveel van deze ingeschreven zaken ook in 2007 door de rechter zijn afgedaan. Daarnaast gaat het in Tabel 10.6 om gevallen waarin preventieve hechtenis is voorgekomen en in het BNRMjurisprudentieonderzoek om of de verdachten ook nog ten tijde terechtzitting in voorlopige hechtenis zaten. In sommige gevallen is de hechtenis namelijk al voor de eerste zittingsdag opgeheven, waardoor verdachte ten tijde terechtzitting niet meer gedetineerd zat. Dit heeft als gevolg dat deze betreffende verdachte in OMdata geregisteerd staat onder ‘preventieve hechtenis’ en in BNRM-jurisprudentieonderzoek als ‘niet gedetineerd ten tijde terechtzitting’.
371
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
Bijna een kwart van de verdachten en een vijfde deel van de veroordeelde daders was voorafgaande aan de door hen (vermeende) gepleegde mensenhandelfeiten bekend met in ieder geval één van zijn/haar slachtoffers. Vaak op basis van familiebanden, maar ook door (ex-) vriendschappen of zelfs (ex-)partnerschappen.
9.3.3
Rol veroordeelde daders
Tabel 9.10 geeft de rol van de veroordeelde daders binnen het mensenhandelproces weer. De verschillende categorieën sluiten elkaar niet uit, daar het geregeld voorkomt dat een dader verschillende rollen vervult. Tabel 9.10 Rol veroordeelde daders42 43 44 45 46 47 48 Rol veroordeelde daders N
%
53
72%
Ronselaar44
37
50%
Overbrenger45
26
35%
Bodyguard
46
18
24%
Vervoerder47
13
18%
Exploitant48
4
5%
Pooier
43
Bijna drie kwart van de veroordeelde daders vervulde de rol van pooier. De helft was betrokken bij het ronselen van slachtoffers en 35% bracht slachtoffers van het buitenland naar Nederland. Ongeveer een kwart diende de slachtoffers te bewaken en iets minder dan een vijfde deel was belast met het vervoer van slachtoffers van en naar de werkplek. Een minderheid van de veroordeelden, 5%, betrof een exploitant van een seksbedrijf. Niet is te zien of het om vergunde, onvergunde, dan wel illegale seksbedrijven gaat.
42 43 44 45 46 47
48
372
N=74. Degene voor wie een slachtoffer werkt/ door wie zij feitelijk wordt uitgebuit. Degene die nieuwe slachtoffers werft. Degene die een slachtoffer van herkomstland naar bestemmingsland brengt nadat zij is geworven, in casu, meestal vanaf het buitenland naar Nederland. Degene die een slachtoffer bewaakt/ controleert tijdens haar uitbuiting. Degene die een slachtoffer van en naar de werkplek vervoert tijdens haar uitbuiting. Overigens, ook het vervoeren van slachtoffers met het oogmerk van uitbuiting levert het volledige delict mensenhandel op (conform art. 273f lid 1 sub 1 Sr.). Echter, in de praktijk wordt dit door de rechter regelmatig beschouwd als ‘medeplichtigheid aan mensenhandel’. Zie §11.6.2. Degene die een seksbedrijf bezit waarin een slachtoffer werkzaam is tijdens haar uitbuiting.
Verdachten en daders
9.4
Mensenhandelaren en hun werkwijze
Alhoewel herkomstlanden en andere achtergrondaspecten van verdachten en slachtoffers variëren, vertonen (de werkwijzen van) verschillende mensenhandelorganisaties gelijkenissen. Deze paragraaf geeft inzicht in de werkwijze van mensenhandelaren die zich richten op seksuele uitbuiting van vrouwen. Achtereenvolgens komen aan bod het mensenhandelproces in verschillende stappen, de organisatiestructuur van mensenhandelgroeperingen en werkwijzen van verschillende mensenhandelaren. Vervolgens gaat de paragraaf in op de verwevenheid van legaliteit en illegaliteit en wordt de rol van internet en vrouwelijke daders beschreven.
9.4.1 Een mensenhandelproces Een proces van mensenhandel bestaat uit een aantal stappen of van elkaar te onderscheiden onderdelen. NRM3 besprak de drie hoofdstappen van een mensenhandelproces, het ronselen, het transporteren (in geval van grensoverschrijdende mensenhandel betekent dit een grens overbrengen) en het in de seksindustrie brengen (en houden) van slachtoffers. Spapens en Fijnaut vullen dit aan met een aantal tussenstappen, te weten, het verkrijgen van reis- en verblijfsdocumenten voor het bestemmingsland, de verzorging van huisvesting aldaar en de marketing van het aanbod. 49 Voor elke stap in het proces zijn specifieke taken of rollen te onderscheiden. Buiten de reeds genoemde (tussen)stappen en de hierbij denkbare rollen, onderscheidt Europol drie extra rollen, namelijk, personen betrokken bij het ophalen en het distribueren van de winsten van de mensenhandel, personen bewust betrokken bij het witwassen van geld en personen die contact zoeken met corrupte ambtenaren.50 Niet alle rollen komen in elke organisatie voor en het is denkbaar dat één persoon meerdere rollen op zich neemt. Wanneer geen sprake is van grensoverschrijdende, maar van binnenlandse mensenhandel is het denkbaar dat een aantal rollen en activiteiten overbodig is. Inzicht in de verschillende rollen en stappen in een mensenhandelproces leveren een bijdrage aan de strijd tegen de criminaliteit. Zo richt het barrièremodel, dat werd ontwikkeld door de SIOD en is toegepast in het onderzoek Sneep, zich op het verstoren van de verschillende ‘bedrijfsprocessen’ die nodig zijn om de criminaliteit te kunnen plegen.51 Rekruteren Rekruteren, ook wel gekenmerkt als het ronselen, werven of ontvoeren van slachtoffers, vormt vrijwel altijd het begin van het mensenhandelproces.52 Volgens Spapens en Fijnaut zijn in de praktijk vier varianten van rekrutering te onderscheiden. Een eerste variant betreft 49 50 51 52
Spapens en Fijnaut deden onderzoek naar criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn door middel van het bestuderen van vijf mensenhandeldossiers van de regiopolitie Zuid-Limburg. Bron: Spapens & Fijnaut, 2005. Europol, 2008. Het barrièremodel is beschreven in §10.2 en NRM5. NRM3.
373
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
vrouwen die uit vrije wil naar West-Europa komen om in de prostitutie geld te verdienen, zonder dat sprake is van misleiding of gedwongen werving. De ronselaar is echter ook in dergelijke situaties strafbaar. Uit de tekst van artikel 273 lid 1 sub 3 Sr blijkt immers dat het aanwerven van een persoon gericht op het in de prostitutie brengen in een ander land strafbaar is, ook zonder dat sprake hoeft te zijn van dwang of hoeft te blijken dat de wijze van aanwerving de keuzevrijheid heeft beperkt.53 In een tweede variant zijn vrouwen onder valse voorwendselen geronseld. Zij weten niet dat zij in de prostitutie moeten gaan werken, maar zijn in de veronderstelling dat zij als bijvoorbeeld danseres, hulp in de huishouding, kindermeisje of in de horeca zullen werken. Bij aankomst worden de vrouwen met dreigementen of zogenaamde schulden tot prostitutie gedwongen. De derde variant verschilt van de tweede doordat niet alleen dreigingen, maar ook fysiek geweld, verkrachting en drogering worden ingezet om de vrouw tot prostitutie te dwingen. De laatste te onderscheiden variant betreft de klassieke loverboymethode, zoals hier in NRM3 uitgebreid aandacht aan werd besteed.54 Transporteren De reis van de geronselde vrouwen naar het land van bestemming gebeurt op allerlei manieren, waaronder per trein, internationale buslijn of vliegtuig. Ook zijn er indicaties dat taxichauffeurs worden ingezet om vrouwen met de auto naar het bestemmingsland te transporteren.55 Slachtoffers krijgen de reiskosten vaak door de handelaar voorgeschoten, waardoor zij bij aankomst in het land van bestemming een schuld hebben, die ingezet kan worden als drukmiddel om prostitutiewerk te verrichten. Slachtoffers die visa nodig hebben om naar West-Europa te reizen, maken gebruik van valse visa en reisdocumenten. Voor visumfraude wordt vaak gebruik gemaakt van bedrijven, gevestigd in een Schengenland, waarvoor de vrouwen zogenaamd gaan werken.56 Huisvesten Slachtoffers van grensoverschrijdende mensenhandel moeten na aankomst in het land van bestemming worden ondergebracht in woonruimte. Leman & Janssens onderzochten het gebruik van safe houses57 door acht grote mensenhandel- en mensensmokkelnetwerken aan de hand van dossiers uit de periode 1995 – 2005.58 Deze netwerken hielden zich bezig met mensenhandel en -smokkel van Oost-Europa naar Nederland en België. 53 54 55 56 57
58
374
Cleiren & Nijboer, 2008, p.1185. Zie ook Hoofdstuk 11, §11.4. Zie voor meer informatie over de loverboymethode ook §9.4.3. Brummelkamp, 2008. Spapens & Fijnaut, 2005, pp.196-197. De term safe house heeft een heel andere lading dan het begrip veiligheidshuis dat in de Nederlandse beleidscontext gebruikt wordt . Met een safe house wordt gerefereerd aan een woning die gebruikt wordt ter accommodatie en controle van slachtoffers. Met een veiligheidshuis wordt een locatie waarin verschillende instanties samenwerken in de aanpak van criminaliteit en overlast bedoeld (Beleidsprogramma Balkenende IV, 2008; Ministerie van Justitie e.a., 2008). Leman & Janssens, 2007.
Verdachten en daders
Het gebruik van safe houses is met name bekend van Chinese smokkelnetwerken. Anders dan criminele groeperingen die zich bezighouden met mensensmokkel, gebruiken netwerken van mensenhandelaren huizen als permanente woonruimte. Netwerken die zich bezighielden met mensenhandel gericht op seksuele uitbuiting bleken niet alleen huizen in het land van bestemming te gebruiken, maar soms ook gebruik te maken van verblijfplaatsen in de transportfase en zelfs als verzamelplaats in het land van herkomst voorafgaand aan het transport. In het land van bestemming verblijven vrouwen onder controle van de handelaren, ofwel doordat zij er samen met een handelaar of een vrouwelijke medeplichtige wonen, of doordat de woning zich in de directe omgeving van de werkplek (seksinrichting) bevindt. Vaak is de huisvesting verbonden aan een beperking van de bewegingsvrijheid. Handelaren controleren de vrouwen door hen te verbieden het huis te verlaten of zelfs op te sluiten.59 Tewerkstellen in de prostitutie Na aankomst in het land van bestemming zal een mensenhandelaar het slachtoffer overtuigen of dwingen tot prostitutie. Daartoe kan een mensenhandelaar verschillende dwangmiddelen inzetten. Ook kunnen slachtoffers van mensenhandel in verschillende prostitutiesectoren tewerk worden gesteld.NRM3 Spapens en Fijnaut concluderen op basis van gegevens van de Duitse politie dat er een verschuiving optreedt van prostitutie in ramen en clubs, naar minder doorzichtige sectoren als hotels, privé-woningen en escortservices, waar de kans voor criminelen om greep op de vrouwen te krijgen extra groot is.60 Zie voor meer informatie over de verschuivingen in de prostitutiesector: Hoofdstuk 7.
9.4.2 Mensenhandelaren en organisatiestructuren Mensenhandelaren zijn moeilijk te typeren. Zij variëren van werknemers van multinationals en diplomaten tot grote criminele organisaties die gespecialiseerd zijn in mensenhandel.61 Mensenhandel wordt zowel door individuele criminelen als in groepsverband gepleegd. Mensenhandelaren verschillen bovendien wat betreft etnische en religieuze achtergronden en werken vaak in verschillende continenten samen, zelfs in combinaties die in legale bedrijven nauwelijks voor zouden komen.62 De persoonlijkheid van mensenhandelaren is zelden onderzocht. Het enige onderzoek dat hieraan aandacht besteedt, is een recent scriptieonderzoek dat bij het EMM is uitgevoerd. Dat onderzoek verkent enkele persoonlijkheidskenmerken van negen daders uit onderzoeken die ook in de Criminaliteitsbeeld Analyse (CBA) Mensenhandel 2007 zijn gebruikt. Slachtoffers, rechercheurs en een onafhankelijke onderzoeker beoordeelden, met behulp van de vragenlijsten Five Factor Personality Inventory (FFPI) en Psychopathy Checklist Revised (PCL-R), de persoonlijkheid van de negen daders, door middel van vragenlijsten. Het onderzoek concludeert 59 60 61 62
Leman & Janssens, 2007. Spapens & Fijnaut, 2005, p.198. Shelley, 2007, pp.120-121. Shelley, 2007, pp.120-121.
375
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur dat de onderzochte daders laag scoren voor wat betreft altruïsme (mildheid) en ordelijkheid, maar weinig verschillen van de niet-criminele populatie voor wat betreft extraversie, neuroticisme en openheid. Opvallend is dat een relatief hoog percentage van de daders (33%) volgens het onderzoek te typeren is als psychopaat, vergeleken met 1% van de niet-criminele bevolking. Algemene conclusies over de persoonlijkheid van mensenhandelaren kunnen op basis van het onderzoek niet getrokken worden. Naast het beperkte aantal daders dat deel uitmaakt van het onderzoek, moet ook een kanttekening geplaatst worden bij de representativiteit van de onderzochte dadergroep.63
Er zijn drie typen organisatievormen met betrekking tot mensenhandel te onderscheiden. NRM3 Naast solisten, die, soms met medewerking van een hulpje, een eenmanszaak runnen en geïsoleerde criminele groepen waarin minimaal twee tot maximaal vijf leden het gehele mensenhandelproces uitvoeren, beschrijft de Derde rapportage van de NRM het criminele netwerk, van meestal (veel) meer dan zes personen. Dergelijke netwerken bestaan vaak uit verschillende clusters, verbonden door tussenpersonen.NRM3 Binnen de georganiseerde groepen kan onderscheid gemaakt worden tussen traditionele criminele organisaties, zoals de Italiaanse maffia of de Japanse yakuza, criminele groepen met een breed scala aan activiteiten, organisaties waarvan de leden etnisch verbonden zijn en bedrijven die door criminelen gerund worden, zoals transportbedrijven en reisbureaus.64 Alhoewel vaak gedacht wordt aan criminele organisaties in termen van hiërarchische structuren, groeit het besef dat veel criminele verbanden bestaan uit een netwerkstructuur, waarin kleine groepen flexibel met elkaar samenwerken. Elke schakel in het netwerk is bovendien gemakkelijk te vervangen, waardoor criminele samenwerkingsverbanden dynamisch van karakter zijn en weinig hinder ondervinden van arrestaties van individuele schakels.65 Volgens Williams is een netwerk meer gericht op het snel en efficiënt bereiken van doelen, dan op de organisatorische structuur van de groep. Uit eerdere monitors Georganiseerde Criminaliteit66 bleek dat criminele samenwerkingsverbanden meestal gevormd worden door sociale relaties, zoals familie- en vriendschapsbanden. Deze relaties functioneren niet alleen als cement tussen de leden van de criminele organisatie, maar ook als brug tussen criminele verbanden in verschillende landen. Ook Staring constateerde, in vier onderzochte mensenhandelzaken, een sterke sociale binding tussen de kern van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighielden met mensenhandel. Zijn onderzoek geeft indicaties dat de kernleden van het netwerk niet alleen via familiale of verwantschappelijke relatie aan elkaar gekoppeld zijn, maar veelal ook het herkomstland delen. Zowel sociale als geografische afstand lijken bepalend voor het ontstaan van samenwerkingsverbanden tussen mensenhandelaren.67
63 64 65 66 67
376
Hoogeboom, 2009. Williams, 2008. Kleemans e.a., 2002. Kleemans e.a., 1998. Staring., 2007.
Verdachten en daders
Staring beoordeelde aan de hand van de dimensies coördinatie en dominantie, de onderlinge verhoudingen in criminele samenwerkingsverbanden die zich met mensenhandel bezighouden. Coördinatie doelt op de horizontale differentiatie binnen de organisatie, waarvoor bijvoorbeeld de mate van taakverdeling tussen de leden indicatief is. Dominantie betreft de verticale differentiatie in criminele verbanden, zoals de verdeling van macht tussen groepsleden, maar ook het gebruik van macht ten opzichte van slachtoffers.68 Anders dan de conclusie van de monitor Georganiseerde Criminaliteit, concludeerde Staring dat criminele organisaties die zich met mensenhandel bezighouden wel enige mate van hiërarchie vertonen. Dergelijke organisaties zijn in ieder geval hiërarchischer opgesteld dan netwerken van mensensmokkelaars.69 Volgens Europol bestaan er, binnen de criminele organisaties en netwerken betrokken bij mensenhandel, zowel hiërarchisch georganiseerde netwerken en groepen, als individuen die op basis van persoonlijke contacten werken en kleine groepen met een specifieke opdracht.70
9.4.3 Werkwijzen Mensenhandelaren hanteren verschillende werkwijzen en methoden om vrouwen tot prostitutie te dwingen. Ter beschrijving van de werkwijze van verschillende groepen mensenhandelaren maken auteurs wel gebruik van ideaaltypische modellen van mensenhandelnetwerken. Aan de hand van een dergelijke indeling kan de handel in mensen worden gecategoriseerd, al zijn die niet van toepassing op elke criminele groep. Hier wordt de werkwijze van verschillende type mensenhandelaren aan de hand van een aantal van deze modellen toegelicht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de indeling in bedrijfsmodellen van Shelley71 en de referentiemodellen van handelaren die Becucci opstelde op basis van de Italiaanse situatie.72 Voor de Nederlandse situatie zijn, uitgaande van de voornaamste herkomstlanden van slachtoffers, verdachten en veroordeelden, met name de Oost-Europese modellen, het Chinese- en het Nigeriaanse model relevant. Daarnaast is de loverboymethode een werkwijze die vaak in het kader van mensenhandel in Nederland genoemd wordt. De werkwijzen van deze specifieke mensenhandelorganisaties zullen hieronder nader worden toegelicht. Problematisch voor het beschrijven van werkwijzen is dat mensenhandelaren hun methode in hoog tempo aanpassen. Vaak is een methode, op het moment dat deze aan het licht komt, alweer verouderd. Vooral de werkwijze van loverboys vormt hiervan een goed voorbeeld. Om in te kunnen spelen op de steeds veranderende aanpak van mensenhandelaren, is inzicht in de fluctuerende methoden echter zeer van belang. Een belangrijke bron van informatie over de werkwijze van mensenhandelaren vormen opsporingsonderzoeken van de politie. 68 69 70 71 72
De dimensies dominantie en coördinatie zijn afkomstig van: DiMaggio, 2001. Staring, 2007. Europol, 2008. Shelley, 2003. Becucci, 2008.
377
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
Tot 2005 inventariseerde BNRM jaarlijks het aantal succesvol afgesloten opsporingsonderzoeken van het voorgaande jaar en rapporteerde over kenmerken van deze zaken. Omdat de politie zelf de opdracht gekregen heeft een criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) op te stellen voor de zes speerpunten van georganiseerde criminaliteit (waaronder mensenhandel), besloot BNRM dit niet langer te doen.NRM5 Inmiddels is gebleken dat de informatie uit de CBA’s op een aantal, voor BNRM belangrijke punten afwijkt van de informatie die uit de eigen inventarisaties van BNRM verkregen werd. Zo worden in een CBA niet alle opsporingsonderzoeken mensenhandel betrokken, maar wordt gewerkt met een selectie van alle onderzoeken in een bepaalde periode. Daarnaast zijn CBA’s niet openbaar en kan in de rapportages van de NRM daarom niet gerefereerd worden aan de informatie die erin beschreven staat. Volledige en gedetailleerde informatie uit de opsporingsonderzoeken wordt node gemist. BNRM is dan ook voornemens dergelijk onderzoek komend jaar weer op te pakken. De loverboymethode Loverboys73 zijn mensenhandelaren. Traditioneel wordt met de term loverboys gedoeld op jonge jongens die via verleidingstechnieken jonge Nederlandse meisjes inpalmen om hen op den duur in de prostitutie uit te buiten. Als kenmerkend onderdeel van de werkwijze van loverboys (de loverboymethode) wordt in veel beschrijvingen geduid op de ingezette verleidingtechnieken en het solistische optreden van de loverboys.NRM3 Bovenkerk e.a. noemt loverboys “een bijzondere variant van soutenage: ze gebruiken hun liefdesrelatie met een vrouw om haar in de prostitutie te brengen en te exploiteren”.74 Vanwege de snelle veranderingen in de toegepaste technieken en het type personen dat de loverboymethode toepast, zijn beschrijvingen van een loverboy of de loverboymethode heel snel verouderd. Klassieke kenmerken van loverboys en de loverboymethode, zoals het gebruik van verleiding, bij jonge meisjes, door jonge jongens om te komen tot uitbuiting in de prostitutie blijken steeds vaker niet meer geheel te kloppen. Wat een mensenhandelaar tot een loverboy maakt, of wat de loverboymethode precies omvat, is dan ook niet eenvoudig te definiëren. Humanitas PMW over de werkwijze van loverboys Uit het jaarverslag van Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk75 in 2008 blijkt dat de werkwijze van veel loverboys de afgelopen jaren aan verandering onderhevig is geweest. Werd in het verleden nog veel tijd en aandacht besteed aan het zogenoemde grooming, nu wordt vaak op zeer korte termijn geweld en chantage ingezet om meisjes te dwingen te werken. Met betrekking tot het inlijven van het meisje in de prostitutie schuwen loverboys volgens Humanitas PMW geen enkele methode. Het gebruik van (excessief) geweld, verkrachting, ontmaagding en chantage met foto- of video-opnamen zijn allemaal voorkomende methoden, al is volgens Humanitas PMW het (dreigen met) fysiek geweld het meest effectieve middel. Het gebruik van (dreiging met) geweld in plaats van verleidingstechnieken maakt het mogelijk gemakkelijker om deze meisjes los te weken van de daders nu er minder kans is op ‘verslaving aan de lover73 74 75
378
Hetzelfde verschijnsel wordt ook wel met de term ‘pooierboys’ geduid. Bovenkerk e.a., 2006. Humanitas PMW, 2008.
Verdachten en daders boy’. Loverboys hanteren overigens ook fysiek geweld om de opbrengsten van de organisatie te waarborgen.76 Humanitas PMW meldt dat bij nagenoeg alle slachtoffers van loverboys die zij begeleiden sprake is van ernstig fysiek geweld.77 Naast actieve vormen van ronselen kan ook sprake zijn van passief ronselen. Jongens die bekend staan om hun levensstijl trekken daarmee meisjes aan die graag bij hem of een groep willen horen. Humanitas PMW constateert voorts dat sprake kan zijn van een klein netwerk waarbij meerdere slachtoffers worden gemaakt door meerdere daders die met elkaar verbonden zijn. Loverboys werken dan ook niet altijd alleen, maar eerder in los/vaste netwerkjes die minder georganiseerd lijken dan in de internationale mensenhandel.78
Het rekruteren gebeurt bovendien niet altijd door de loverboy zelf, maar wordt soms ook door bekenden, vrienden of familieleden gedaan.79 Een methode waarbij slachtoffers indirect geworven worden is die van de ‘reddende engel’, die is beschreven in de casus hieronder. De ‘reddende engel’ Slachtoffer A., een 18-jarig meisje uit een kleine gemeente, ontmoet daar loverboy O. en wordt vervolgens door een aan O. verbonden groep (D.) ingelijfd in de gedwongen prostitutie door middel van geweld, bedreiging en chantage. S., de eigenlijke mensenhandelaar die bevriend is met groep D. ‘redt’ A. uit de handen van de groep, om haar vervolgens zelf uit te buiten. 80
Slachtoffers van loverboys Wat betreft het beeld van een slachtoffer is al in de Derde rapportage van de NRM aangegeven dat niet alleen minderjarige Nederlandse meisjes slachtoffer worden van loverboys, maar dat de methode ook bij meerderjarige vrouwen en in het kader van grensoverschrijdende mensenhandel wordt toegepast.NRM3 Wat betreft het type slachtoffer dat het doelwit van loverboys is, blijkt inmiddels dat lang niet altijd geldt dat het gaat om meisjes met een problematische achtergrond, maar dat ook hoger opgeleide meisjes uit goed functionerende gezinnen het slachtoffer kunnen worden van een loverboy. Loverboy/lovergirl Wat betreft het type persoon dat gekwalificeerd kan worden als loverboy, blijkt het niet alleen om jonge jongens te gaan, maar ook om vrouwen die de methode toepassen om andere meisjes uit te buiten. Dit type uitbuiting door vrouwen, ook wel aangeduid met de term lovergirls, is nog niet wetenschappelijk onderzocht, maar kreeg wel maatschappelijke aandacht
76 77 78 79 80
Terpstra & Van Dijke, 2007, pp.387-388; Humanitas PMW, 2008, p.5. Humanitas PMW, 2008. Humanitas PMW, 2008. Terpstra, L. & A. van Dijke, 2007, p.386. D. Woei-a-Tsoi, Presentatie bij de aanbieding van het Plan van Aanpak van de Task Force Aanpak Mensenhandel aan de minister van Justitie, 1 juli 2009.
379
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
naar aanleiding van een artikel in het gratis dagblad Metro. 81 Verschillende organisaties geven aan van mening te zijn dat deze lovergirls mogelijk zelf het slachtoffer van een loverboy zijn. 82 Het inzetten van een slachtoffer om nieuwe meisjes te ronselen zou in dat geval gezien kunnen worden als een nieuwe ronselmethode. Ook zijn er signalen dat de loverboymethode wordt overgenomen door andere (georganiseerde) mensenhandelaren. Zo zou de techniek worden toegepast door een groep Bulgaarse mensenhandelaren. Het doel van de uitbuiting door loverboys Met betrekking tot het doel van de uitbuiting duidde de Derde rapportage van de NRM op loverboys die hun slachtoffers op andere manieren uitbuiten dan (alleen) in de prostitutie. NRM3 Zo zijn er gevallen bekend van slachtoffers die gedwongen worden geld te lenen of rekeningen te openen en het geld af te staan aan een zogenaamde moneyboy. In een brief aan de Tweede Kamer van juni 2008 stelde de minister van Justitie bekend te zijn met deze variant van de loverboy, maar geen gegevens te hebben die erop duiden dat de problematiek veelvuldig voorkomt of toeneemt. 83 Ook komt het voor dat slachtoffers onder dwang van een loverboy drugs smokkelen. Hoofdstuk 6 beschrijft twee van dergelijke casus. Locaties van ronselen door loverboys Ook de locaties die loverboys gebruiken om in contact te komen met potentiële slachtoffers lijken voortdurend te veranderen. Naast traditionele wervingslocaties als discotheken en de gebieden op - en rondom scholen zijn er signalen dat het ronselen steeds vaker via internet plaatsvindt. Loverboys zouden met name op netwerksites contact opzoeken met potentiële slachtoffers. Concrete gegevens over de mate waarin loverboys gebruik maken van internet zijn vooralsnog niet bekend. Wel heeft de Politie Rotterdam Rijnmond een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van internet door loverboys. Ten tijde van het schrijven van deze rapportage zijn de uitkomsten van dat onderzoek echter nog niet bekend. Verschillende slachtoffers, hulporganisaties en opsporingsambtenaren onderkennen deze (nieuwe) methoden van ronselen door loverboys. Het is echter niet duidelijk of deze signalen indicatief zijn voor een verschuiving in de methodiek van loverboys en in welke mate die verschuiving voorkomt. 84
81 82
83 84
380
Meiden vaker in ban lovergirls, Metro, 3 mei 2007. In opdracht van de ChristenUnie besteedden studenten van de Gereformeerde Hogeschool Zwolle hun afstudeerproject Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan het onderwerp lovergirls. Zij peilden onder andere de behoefte aan informatie over lovergirls bij organisaties als Pretty Woman, BLinN, Bureau Jeugdzorg, Asja, het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld en enkele individuele betrokkenen (Van Eckeveld e.a., 2008). Brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, 17 juni 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 638, nr. 35). Mondelinge informatie Humanitas PMW, 22 juni 2009; Meid, één aangifte is al voldoende, Metro, 23 juni 2009. In het rapport van Humanitas PMW over de resultaten van de ketenaanpak jeugdprostitutie 2008 wordt beschreven dat loverboys bij het inlijven van meisjes in de prostitutie geen enkel middel onbenut laten om haar hiertoe te dwingen (Humanitas PMW, 2008).
Verdachten en daders
Al met al blijken veel van de kenmerken die tot het traditionele beeld van een loverboy behoren, niet altijd meer te gelden, of zelfs geheel verouderd te zijn. Tegelijkertijd wordt steeds vaker in het kader van een uitbuitingssituatie gerefereerd aan de loverboymethode. Als gevolg hiervan is onduidelijkheid ontstaan over de inhoud van de begrippen loverboy en loverboymethode. Het lijkt haast onmogelijk een definitie te geven, die ruimte geeft aan alle variaties van de loverboymethode en tegelijkertijd aangeeft in hoeverre de loverboymethode zich onderscheidt van andere methoden van mensenhandelaren. De beschrijving van loverboys die de minister van Justitie hanteerde in een brief aan de Tweede Kamer, waarin loverboys gekenmerkt werden als “jongens die meisjes (tegen hun vrije wil) in de prostitutie brengen”85, is een voorbeeld van een definitie die zo ruim is dat het nauwelijks nog een onderscheidend karakter heeft. Dat de loverboymethode zich snel aanpast en steeds nieuwe varianten en methoden aan het licht komen, wil overigens niet zeggen dat de klassieke loverboymethode niet meer voorkomt. Om effectief in te kunnen spelen op de vernieuwde methoden is het echter essentieel de verschuivingen die optreden nauwkeurig in de gaten te houden. Humanitas PMW signaleert dat het verouderde beeld van de loverboyproblematiek ertoe leidt dat in projecten tegen loverboys ten onrechte veel nadruk gelegd wordt op het weerbaar maken van de meisjes. 86 Meer inzicht in de steeds verschuivende loverboymethodiek moet meer gerichte preventie mogelijk maken. Oost-Europese modellen Binnen groepen mensenhandelaren uit Oost-Europa onderscheidt Shelley87 het Albanese- of Balkan Model en het Post-Sovjet model. Becucci88 noemt alleen het Albanese model. Het Albanese - of Balkan model bestaat uit groepen van een klein aantal individuen die ieder twee à drie prostituees ‘managen’. Leden van de organisatie komen uit hetzelfde geboortedorp of hebben een familieband. Een Balkan netwerk heeft dan ook een weinig transnationaal karakter. De handelaar die een vrouw aan het werk heeft gezet heeft exclusieve rechten over haar. Beslissingen met betrekking tot de vrouw mogen dan ook alleen genomen worden met toestemming van de handelaar/pooier. Dat er sprake is van een criminele groep blijkt met name uit de collectieve juridische ondersteuning van opgepakte leden van de groep en het ‘opvangen’ van de vrouwen door andere leden van de organisatie, wanneer een handelaar tijdelijk afwezig is. Slachtoffers van dit type handelaren bestaan bijna geheel uit vrouwen uit Balkan landen, of vrouwen die door de Balkan handelaren gekocht zijn van Oost-Europese handelaren. De criminele groep controleert de slachtoffers vanaf het moment dat zij in het land van herkomst in contact staan met de handelaren, tot en met de exploitatie in de seksindustrie in West85 86 87 88
Brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, 17 juni 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 638, nr. 35). Humanitas PMW, 2008. Shelley, 2007, p.120. Beccuci, 2008.
381
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
Europa. Het meest in het oog springende kenmerk van het Balkan model is het gebruik van extreem geweld tegen de vrouwelijke slachtoffers. Shelley noemt het type mensenhandel om deze reden het violent entrepreneurs model. Ook de mate van controle die handelaren op de vrouwen uitoefenen is opvallend voor de Balkan mensenhandelaren. De vrouwen bezitten totaal geen autonomie: zij staan onder continue observatie, doordat de pooiers overal meegaan. Becucci beschrijft een controleproces waarbij de pooier het slachtoffer elke vijf minuten belt, waartoe zij op een afgesproken, te controleren plaats moet staan. Recent is een trend geconstateerd naar minder geweld en minder strakke banden tussen de Albanese exploitant en het slachtoffer. In plaats van controle door de handelaar krijgt een collega prostituee of vriendin van de mensenhandelaar de taak een groep meisjes te managen. Hierboven werd al gewezen op het signaal dat ook Bulgaarse handelaren de loverboytechnieken toepassen. Shelley beschrijft het Post-Sovjet model ook wel als het natural resource model. De handelaren van dit model onderscheiden zich van de Albanese/Balkan handelaren doordat de postSovjet handelaren zich slechts beperken tot het rekruteren en doorverkopen van vrouwen aan andere handelaren, zoals Albanese/Balkan handelaren. Deze handel is gericht op korte termijn winsten en niet op het gebruik van de vrouwen voor de langere termijn. Becucci interpreteert het meermaals doorverkopen van vrouwen als een fragmentatie onder criminelen. Een organisatie waarin het gehele mensenhandelproces zou plaatsvinden, garandeert immers meer winsten. Leman & Janssens constateerden in een aantal onderzochte Albanese, Bulgaarse, Hongaarse en Russische netwerken, dat er sprake is van een netwerk. Deze netwerken bestaan uit kleine flexibele, vervangbare organisaties, waarin gebruik gemaakt wordt van gemakkelijk verkrijgbaar en vervangbaar personeel. Elke deelorganisatie maakt vervolgens deel uit van een goed georganiseerd netwerk dat meerdere continenten verbindt. Alhoewel elke eenheid op basis van eigen regels werkt, geschiedt de samenwerking tussen eenheden op basis van contracten. 89 Het Chinese Model Kennis over de handelswijze van Chinese mensenhandelaren met het oogmerk prostitutie is beperkt. Uit het veldonderzoek van Knotter, Korf en Ying Lau bleek zonder twijfel dat de Chinese beautysector raakvlakken heeft met prostitutie en dat er ook in Nederland Chinese sekshuizen, bordelen en escortbedrijven zijn. Prostitutie door Chinezen vindt echter voornamelijk binnen de eigen gemeenschap en achter gesloten deuren plaats, in appartementen of in massagesalons. Er is dan ook weinig zicht op de mate waarin het gedwongen prostitutie betreft. Vaak zien de vrouwen de prostitutie echter als enig alternatief voor hard werk en lage lonen in eigen land. De vrouwen komen veelal uit gebieden die met plotselinge armoede te maken hebben gekregen.90 89 90
382
Leman & Janssens, 2007. Knotter e.a., 2009.
Verdachten en daders
Het Nigeriaanse Model Veel aandacht bestaat ten slotte voor het Nigeriaanse model. In dit geïntegreerde type organisatie vormen vrouwelijke madams, het dwangmiddel voodoo en het ‘slachtoffer-wordtdader-proces’ de kernpunten. §9.5 gaat uitgebreid in op deze manier van mensenhandel.
9.4.4 Verwevenheid illegale en legale sectoren Het Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad meldt dat wanneer legale en illegale markten sterk met elkaar verweven zijn, de grens tussen gebruik en misbruik van diensten en voorzieningen flinterdun kan zijn, hetgeen een bedreiging voor de directe leefomgeving van burgers kan betekenen.91 Illegale activiteiten van criminelen, waaronder mensenhandel, kunnen op verschillende manieren en in verschillende mate verweven zijn met legale activiteiten en markten. Criminelen maken, voor het uitvoeren van de criminele activiteit, in meer of mindere mate gebruik van legale diensten en voorzieningen. Derden die deze diensten of voorzieningen leveren kunnen gezien worden als, bewuste of onbewuste facilitators van de criminele activiteit. Verwevenheid tussen legaliteit en illegaliteit kan ook ontstaan doordat criminelen zelf een legaal beroep beoefenen. Lokale inbedding In de derde rapportage van de monitor Georganiseerde Criminaliteit van het WODC is bekeken in hoeverre criminele organisaties gebruik maken van lokale voorzieningen bij het ontplooien van criminele activiteiten.92 Deze monitor is gebaseerd op de analyse van 120 afgesloten opsporingsonderzoeken, waarvan maar een klein deel (15) een geval van mensenhandel betrof. Omdat in de monitor geen onderscheid gemaakt wordt naar type delict, is het niet mogelijk alleen te rapporteren over de onderzochte gevallen van mensenhandel. De mate waarin criminele daders lokaal ingebed zijn heeft gevolgen voor zowel de activiteiten van de criminelen als de opsporingsactiviteiten. Zonder lokale inbedding is het voor criminelen erg moeilijk om succesvol te opereren. Beperkte lokale banden maken het voor criminele organisaties minder makkelijk aan benodigde voorzieningen te komen. Anderzijds kunnen criminelen die weinig lokale contacten hebben gemakkelijker verdwijnen, op het moment dat het gevaar van opsporing te groot wordt.93 Van de Bunt en Kleemans bespreken in dit kader een mensenhandelcasus, waarbij Albanese mensenhandelaren in Amsterdam vrouwen tot prostitutie dwongen. Deze groep werkte in belangrijke mate zonder lokale verbondenheid en maakte bijvoorbeeld uitsluitend gebruik van auto’s met Duitse kentekenplaten, hetgeen de leden van de groep goed herkenbaar maakte. De handelaren kregen, omdat zij nauwelijks contacten hadden, maar moeizaam toegang tot prostitutieramen in het Wallengebied. Anderzijds, toen de politie invallen begon in één 91 92 93
Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad (bijlage bij Kamerstukken II 2007/08, 29 911, nr. 10). Bunt & Kleemans, 2007. Bunt & Kleemans, 2007.
383
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
van de woningen van de daders, konden andere leden van de groep snel vluchten, zonder een spoor achter te laten. Uit de WODC-monitor94 blijkt echter dat het merendeel van de daders vanuit de eigen vertrouwde omgeving werkt. Het lijkt dan ook een misvatting te denken dat transnationale georganiseerde criminaliteit geen lokale inbedding zou kennen. Lokaal ingebedde daders hebben veel bestaande relaties met de legale omgeving en potentiële daders. Deze local hero’s ontstijgen het lokale niveau nauwelijks, tenzij zij via internationale ‘bruggenbouwers’ of op ontmoetingsplaatsen aansluiting weten te vinden bij internationale criminele organisaties.95 Arbeid De derde rapportage van de monitor Georganiseerde Criminaliteit besteedt ook aandacht aan de mate waarin leden van criminele organisaties legale beroepen beoefenen. Met betrekking tot arbeid is het opvallend dat een groot aantal verdachten uit de monitor geen werk heeft. Het type werk dat verdachten met een beroep uitvoeren, lijkt in eerste instantie zeer divers. Toch hebben zij een aantal gemeenschappelijke karakteristieken. Zo hebben betrekkelijk veel beroepen iets te maken met mobiliteit, transport of logistiek, kunnen de werknemers in hun positie of het type werk behoorlijk zelfstandig werken en zijn beroepen met een sociaal karakter, waarin mensen in contact komen met anderen, oververtegenwoordigd.96 Facilitators Criminele organisaties hebben de bovenwereld nodig om criminele activiteiten te kunnen uitoefenen. Actoren uit de bovenwereld kunnen bewust bijdragen aan de activiteiten van een criminele organisatie, of onbewust criminaliteit faciliteren. De bestuurlijke rapportage van het onderzoek Sneep – Schone Schijn – beschrijft een aantal facilitatoren dat de groep mensenhandelaren hielp met de mensenhandelactiviteiten. Allereerst betreft het private instellingen of personen. Zo regelde een adviesbureau de administratieve zaken en organiseerde een vastgoedbedrijf praktische zaken als auto’s, mobiele telefoons en huisvesting. In de zaak Sneep waren daarnaast artsen betrokken die voor de vrouwen van de groep borstvergrotingen en meerdere abortussen uitvoerden. Tatoeëerders zetten bij de betrokken vrouwen tatoeages.97 Taxichauffeurs spelen een rol bij mensenhandel door slachtoffers van gedwongen prostitutie te vervoeren. Het verband dat bestaat tussen de taxibranche en prostitutie is overigens lang niet altijd crimineel van aard. Soms is echter wel degelijk sprake van het faciliteren van criminele activiteiten. Uit enkele strafrechtelijke onderzoeken naar taxichauffeurs bleek dat zij slachtoffers van gedwongen prostitutie binnen Nederland vervoeren en begeleiden. Ook werd in 2006 een taxichauffeur veroordeeld voor mensenhandel, omdat hij vrouwen uit 94 95 96 97
384
Bunt & Kleemans, 2007. Bunt & Kleemans, 2007. Bunt & Kleemans, 2007. Van Hout & Van der Laan, 2008. Zie ook §8.3.1.
Verdachten en daders
Tsjechië naar de rosse buurt van Groningen vervoerde. Het is niet duidelijk of deze internationale ritten ook in de hoedanigheid van taxichauffeur zijn uitgevoerd, in de zin dat gebruik gemaakt werd van een auto met taxivergunning.98 Andere beroepsgroepen die betrokken kunnen raken bij georganiseerde criminaliteit zijn advocaten en notarissen.99 Verwijtbare betrokkenheid in enge zin (opzettelijk) blijkt maar weinig voor te komen. Voor zover sprake is van verwijtbare betrokkenheid bij strafrechtadvocaten, is het beïnvloeden en onder druk zetten van getuigen, volgens opsporingsambtenaren en officieren van justitie, de meest voorkomende vorm.100 Situaties waarin advocaten en, in mindere mate, notarissen de zorgvuldigheidsnorm niet in acht nemen (verwijtbare betrokkenheid in ruime zin), lijken wel op regelmatige basis voor te komen.101 Als mogelijke verklaringen voor de aantrekkelijkheid van deze beroepsgroepen voor de georganiseerde criminaliteit wordt wel gewezen op de geheimhoudingsplicht, het verschoningsrecht, de onafhankelijkheid en individuele karakter van het werk van advocaten en notarissen.102 De Raad van Europa benoemt daarnaast ook bouwers van internetpagina’s als mogelijke facilitators voor mensenhandel.103 Naast deze private partijen of personen die het werk van mensenhandelaren faciliteren, geeft de bestuurlijke rapportage Schone Schijn inzicht in de rol van hulpverleners en verschillende publieke instellingen, zoals de gemeente, de Kamer van Koophandel, de IND, de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en de politie. Van sommige van deze instanties kan gezegd worden dat zij op een reactieve manier mensenhandel faciliteren, door inschrijving in het Handelsregister zonder beperkingen toe te laten. Voor wat betreft grensoverschrijdende mensenhandel is mogelijk ook een faciliterende rol weggelegd voor zwakke regeringen in herkomstlanden en wijdverspreide medewerking door bijvoorbeeld ouders, reisbureaus en hoteleigenaren.104 Bij de overheid is veel aandacht voor de rol van facilitators en deze verwevenheid van legale en illegale activiteiten. Een parlementaire werkgroep deed onderzoek naar de verwevenheid105 en schreef de minister van Justitie in juni 2009 aan de Tweede Kamer dat “niet alleen de mensenhandel in de primaire vorm, maar ook al datgene wat daaromheen beweegt moet worden aangepakt”.106 98 99 100 101
102 103 104 105 106
Brummelkamp, 2008. Lankhorst & Nelen, 2004. Lankhorst & Nelen, 2004, pp.95-96. Verwijtbare betrokkenheid bestaat in enge – en ruime zin. In de eerste variant is de beroepsbeoefenaar strafrechte lijk betrokken bij de strafbare gedragingen. Bij verwijtbare betrokkenheid in ruime zin, heeft de beroepsbeoefenaar niet welbewust of opzettelijk meegewerkt aan de strafbare handelingen, maar kan hem worden verweten dat hij niet de noodzakelijke zorgvuldigheid betracht heeft om te voorkomen dat er misbruik van zijn dienstverlening werd gemaakt voor criminele doeleinden. Betrokkenheid kan daarnaast een actieve of reactieve vorm aannemen. Bij de actieve variant is sprake van een doen of handelen door de dienstverlener, waar bij de reactieve vorm juist sprake is van een nalaten of misbruik laten maken. Joldersma e.a., 2008. Sykiotou, 2007. Williams, 2008. Joldersma e.a., 2008. Brief van de minister en staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer, 8 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 28 638, nr. 42).
385
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage Schone Schijn is het Ministerie van Justitie, op verzoek van de Tweede Kamer107, bovendien een onderzoek gestart naar het uitvoeren van medische ingrepen zonder de autonome beslissing van een cliënt. Voor veel beroepsgroepen bestaat naast de strafrechtelijke weg ook de mogelijkheid om facilitators via de tuchtrechtelijke weg aan te pakken. Naar aanleiding van de praktijken in het opsporingsonderzoek SneepNRM5 heeft BNRM het Nederlands Genootschap van Abortusartsen in contact gebracht met het Expertisecentrum Mensenhandel Mensensmokkel van de Nederlandse politie over signalen die kunnen wijzen op mensenhandel. Het plan is een protocol op te stellen waarin wordt vastgelegd hoe mensenhandel herkend kan worden en hoe abortusartsen bij vermoedens van dwang kunnen handelen. Minister Hirsch-Ballin van Justitie heeft daarnaast in de Tweede Kamer aangegeven dat medische operaties onder dwang kunnen worden bestreden via het strafrecht en het medisch tuchtrecht.108 Voor andere beroepsgroepen, waaronder plastisch chirurgen, is geen voornemen tot het opstellen van een dergelijk protocol bekend.
9.4.5 Gebruik van internet en andere technologieën Mensenhandelaren maken op verschillende manieren gebruik van allerlei vormen van nieuwe technologieën. Nieuwe technologieën vormen niet zozeer een aanleiding voor nieuwe vormen van misdaad, maar geven een nieuwe dimensie aan traditionele vormen van misdaad.109 Eén van de meest belangrijke nieuwe technologieën is internet. Voordelen van het gebruik van internet voor criminele groepen zijn de grote mate van anonimiteit en het gemak waarmee misdaden te plegen zijn. Bovendien is communicatie via internet goedkoop en moeilijk te traceren.110 De Raad van Europa onderscheidt, met betrekking tot mensenhandel, drie groepen gebruikers van nieuwe technologieën. Dit zijn handelaren, klanten en mogelijke slachtoffers.111 Handelaren gebruiken nieuwe technologieën allereerst voor onderlinge communicatie. Het rapport van de Raad van Europa bericht over allerlei methoden die worden toegepast om te voorkomen dat communicatie traceerbaar is, zoals het communiceren in email-ketens door verschillende landen en verschillende tijdzones, of het gebruik van telefoons en internetverbindingen die valse identificatiegegevens afgeven. Ook het gebruik van prepaid mobiele telefoons die na gebruik worden weggegooid is een bekende methode. Daarnaast maken mensenhandelaren gebruik van internet om slachtoffers te werven. De belangrijkste methode van werving op internet bestaat uit het adverteren met werk of relatiebemiddeling op een website. Via online arbeids-, dating- en huwelijksbemiddelingbu107 Motie van het lid de Pater-Van der Meer, 20 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 28 638, nr. 37). 108 Brief van de minister en staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer, 8 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 28 638, nr. 42). 109 Sykiotou, 2007, p.18. 110 Sykiotou, 2007, p.22. 111 Sykiotou, 2007, p.25.
386
Verdachten en daders
reaus kunnen handelaren gemakkelijk en meestal anoniem in contact komen met potentiële slachtoffers.112 Maltzahn geeft aan dat concrete verbanden tussen het werven via internet en mensenhandel niet duidelijk zijn, maar onderkent de eenvoud waarmee dit kan gebeuren.113 Ook het rapport van de Raad van Europa onderstreept dat het vaak onduidelijk is of een website oprecht banen of relatiebemiddeling aanbiedt of probeert slachtoffers voor mensenhandel te werven.114 Volgens het Rapport van de Raad van Europa bestaat er echter een zekere consistentie in de productie van websites die gebruikt worden om slachtoffers voor seksuele uitbuiting te rekruteren. Dergelijke websites zijn vaak dekmantel voor internationale mensenhandel en adverteren met werk in de huishouding of als au pair, als bar- of bedienend personeel, met werk in de bouw, in de landbouw of toerisme, fabriekswerk, maar ook met werk als model, danser, of sekswerker.115 Het op deze manier werven van slachtoffers via internet verschilt in feite weinig van traditionele wervingsmethoden via advertenties in kranten. Wel is het mogelijk dat het type slachtoffer dat op internet een baan zoekt verschilt van het slachtoffer dat via kranten geworven wordt. Naast het adverteren met werk lijkt een tweede methode van werven via internet in opkomst te zijn. Via chatboxen en websites als MSN live Messenger, Hyves en Sugarbabes kunnen mensenhandelaren, al dan niet met behulp van een valse identiteit, gemakkelijk in contact komen met potentiële slachtoffers.116 In §9.4.3 werd al aangegeven dat er signalen zijn dat loverboys gebruik maken van deze methode. Niet alleen voor het werven, maar ook voor de uitbuiting zelf maken handelaren gebruik van het internet. Slachtoffers kunnen worden gedwongen om seksuele handelingen via internet te verrichten (webcamseks), maar er zijn ook signalen dat slachtoffers verleid worden tot het verrichten van seksuele handelingen voor een camera, waarvan vervolgens het beeldmateriaal als dwangmiddel gebruikt wordt. Ook voor het werven van klanten, maken handelaren gebruik van internet. Er bestaan zelfs signalen dat een vrouw pas naar het land van bestemming wordt vervoerd indien klanten voldoende reageren op reclame die op internet in relatie tot haar gemaakt wordt.117 Internationaal bestaan er verschillen voor wat betreft de strafbaarheid van seksuele advertenties op het internet. Dit heeft als gevolg dat websites met seksuele advertenties worden opgezet in landen waar de wetgeving deze niet verbiedt, zoals onder andere Nederland. Een criminele organisatie uit Estland maakte gebruik van de Nederlandse wetgeving, door in Scandinavië reclame te maken voor verhandelde vrouwen op een website met een Nederlandse server.118 Omdat ook vrijwillig werkende escorts en prostituees via internet proberen klanten te benaderen, is het traceren van slachtoffers van mensenhandel geen gemakkelijke opgave. 112 113 114 115 116 117 118
Sykiotou, 2007, p.21; Maltzahn, 2005, p.5. Maltzahn, 2005, p.5. Sykiotou, 2007, p.33. Sykiotou, 2007, p.31. Sykiotou, 2007, p.27. Maltzahn, 2005, p.5. Sykiotou, 2007, p.35.
387
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
Internet en klanten, slachtoffers, ngo’s en beleidsmakers Klanten van prostituees zoeken op internet vaak ook contact met andere klanten om ervaringen uit te wisselen of te beschrijven. Voor slachtoffers kan internet nuttig zijn voor het vinden van hulpverlenende instanties. De Rode Draad meldt een stijging van het aantal slachtoffers dat haar organisatie via internet vindt en benadert, zowel vanuit Nederland, als vanuit andere landen. Ngo’s en beleidsmakers die zich bezighouden met mensenhandel kunnen baat hebben bij internet voor de verspreiding van educatie en informatie over mensenhandel.119 Denkbaar is ten slotte ook het gebruik van internet bij opsporingsactiviteiten.
9.4.6 De vrouwelijke mensenhandelaar Verschillende auteurs berichten dat mensenhandel niet alleen een mannenbusiness is, maar dat ook vrouwen als mensenhandelaren optreden. Een van de conclusies van het UNODC rapport over mensenhandel van februari 2009 betrof zelfs het feit dat vrouwelijke daders bij mensenhandel een meer prominente rol spelen dan bij enige andere vorm van criminaliteit.120 Shelley geeft aan dat mensenhandel de enige vorm van internationale misdaad is waarin vrouwen een leidende rol spelen, maar dat vrouwen ook veel voorkomen in de onderste lagen van mensenhandelorganisaties.121 Volgens Europol is het aantal vrouwelijke daders significant en groeiend. Vrouwen lijken met name te vinden in de rekruteringsfase, maar zouden ook steeds meer betrokken zijn bij de organisatie en het controleren van de slachtoffers.122 In onderzoek van Siegel en de Blank naar tien dossiers van in Nederland veroordeelde vrouwelijke mensenhandelaren, blijkt dat deze vrouwen een belangrijke rol speelden als daders binnen criminele organisaties die zich in Nederland bezighouden met mensenhandel.123 Ondanks dat de meeste vrouwelijke mensenhandelaren uit het buitenland afkomstig zijn en in grote transnationale organisaties werken ontdekten Siegel en de Blank ook Nederlandse daders en een aantal vrouwen dat individueel opereert.124 De rollen van de vrouwelijke daders zijn volgens Siegel en de Blank te verdelen in drie categorieën: de uitvoerders, de partners-in-crime en de eigen baas. Uitvoerders voeren vaak onder dwang specifieke taken uit zoals de controle over andere vrouwen en het inzamelen van verdiensten. De grens tussen dader en slachtoffer is in deze categorie heel vaag. Loyaliteit aan de handelaar kan een reden zijn voor vrouwen om taken uit te voeren, al is loyaliteit een sterker motief bij vrouwen in de categorie partners-in-crime. De vraag in hoeverre de vrouwelijke daders zelf slachtoffer van mensenhandel zijn en gedwongen worden tot criminele activitei119 120 121 122 123 124
388
Maltzahn, 2005, p.5. UNODC, 2009. Shelley, 2007, p.120. Europol, 2008. Siegel & De Blank, 2008. Siegel & De Blank, 2008.
Verdachten en daders
ten is ook beschreven in Hoofdstuk 6 van deze rapportage. Vrouwen die als partner-in-crime meewerken in de organisatie hebben meestal een nauwe band met de mannelijke handelaar. Vaak betreft het ofwel familie van de handelaar, of slachtoffers die door samenwerking zijn opgeklommen binnen de organisatie. Vrouwen in deze positie zijn ongeveer gelijkwaardig aan de mannen en delen mee in de taken en verdiensten. Van de vrouwen die zelfstandig te werk gaan, bleken de Afrikaanse (Ghanese en Nigeriaanse) vrouwen in de meerderheid.125
9.5
Nigeriaanse mensenhandel in Nederland
Al vanaf het begin van de jaren ’90 wordt Nederland geconfronteerd met Nigeriaanse alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die met onbekende bestemming uit opvangcentra verdwijnen en van wie sommige worden teruggevonden in de prostitutiebranche in Nederland of elders in Europa. De Nigeriaanse Vereniging Nederland publiceerde in 1999 een onderzoek naar de handel in meisjes vanuit Nigeria naar Nederland met als doel deze minderjarigen in de prostitutie uit te buiten. In dit onderzoeksrapport zijn drie verschillende groepen Nigeriaanse meisjes te onderscheiden. De meisjes die hier om politieke of humanitaire redenen kwamen en daarna door mensenhandelaren uit asielzoekerscentra werden gehaald en in de prostitutie belandden; de meisjes die onder valse voorwendselen met betrekking tot het soort werk naar Nederland werden gehaald en uiteindelijk gedwongen werden om in de prostitutie te werken; en tot slot de meisjes die bewust naar Nederland kwamen om in de prostitutie te werken.126 Inmiddels is gebleken dat Nigeria is uitgegroeid tot één van de meest voorkomende herkomstlanden van slachtoffers van mensenhandel in Nederland. Reeds sinds 2005 neemt Nigeria een plaats in de top vijf in.127 Echter, Nederland is niet het enige bestemmingsland voor Nigeriaanse mensenhandelslachtoffers. Ook andere West-Europese landen, met name Italië, en de Verenigde Staten zijn populaire bestemmingen.128 Deze trend in Nigeriaanse mensenhandel vloeit voort uit het Nigeriaanse verlangen te emigreren naar het Westen en de gelimiteerde mogelijkheden hiertoe, hetgeen mensenhandelaren de vrije hand biedt.129
9.5.1
Pull- en pushfactoren
Nigeria werd in 1914 een Britse kolonie. Bij het bepalen van de landgrenzen werd geen rekening gehouden met cultuurgrenzen: zeer verschillende groepen mensen met verschillende culturele achtergronden behoorden opeens tot dezelfde natie. Zeven jaren na de onafhankelijkheid in 125 126 127 128
Zie voor de werkwijze van deze madams §9.5. Oviawe & Iyare, 1999. Zie Tabel 4.1. Op deze plaats dient opgemerkt te worden dat Nigeria zowel herkomstland, als doorvoerland, als bestemmingsland van mensenhandelpraktijken is. Ook vindt mensenhandel plaats vanuit Nigeria naar andere landen binnen Afrika waarbij slachtoffers met name worden uitgebuit in het huishouden (NAPTIP, 2005). 129 Carling, 2005.
389
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
1960 brak een drie jaar durende burgeroorlog uit. Van 1970 tot en met 1998 zijn in Nigeria verschillende dictators aan de macht geweest. Echter, ook na de vrije verkiezingen in 1999 is het dagelijkse leven, door wanbeleid en corruptie, voor de meeste Nigerianen niet verbeterd. Zodoende is in Nigeria voor velen armoede en geweld al decennialang aan de orde van de dag.130 Toen in de jaren ’80 van de vorige eeuw de werkloosheid en de daarmee gepaard gaande armoede toenam, werden families om te overleven afhankelijk van vrouwen. De eerste vrouwen die in deze tijd in Europa arriveerden om ongeschoold (niet-seksueel) werk te doen, doorbraken hiermee het traditionele mannelijke migratiepatroon.131 Al snel werd de vraag naar Afrikaanse prostituees in Europa ontdekt, welke pullfactor zelfstandige Nigeriaanse prostituees in groten getale naar Europa trok.132 Deze prostituees haalden op hun beurt andere Nigeriaanse vrouwen naar Nederland om voor hen in de prostitutie te werken en zo werden zij de eerste Nigeriaanse madams in Nederland. Echter, toen Nigeria in de jaren ’90 als ‘veilig’ land werd beschouwd, kregen volwassen Nigeriaanse vrouwen niet meer zo gemakkelijk een verblijfsvergunning in Nederland. Dit, terwijl de levensomstandigheden van de Nigerianen in eigen land niet waren verbeterd - zelfs niet na de democratisering in 1999 - en de wens om te ontsnappen aan armoede zodoende bleef bestaan. Vanaf de jaren ’90 hebben madams steeds meer minderjarige Nigeriaanse meisjes naar Nederland laten komen, daar zij als amv’s in eerste instantie niet worden teruggestuurd naar het land van herkomst, maar worden opgevangen.133 Werken in het Westen lijkt voor veel Nigeriaanse vrouwen en meisjes de beste strategie om aan hun armoedige levenssituaties te ontsnappen en hun families te helpen.134 Het zichtbare succes (in de vorm van mooie huizen, auto’s en kleding) en de hiermee samenhangende status van de rijke madams die terugkeren naar Nigeria bevestigen dit beeld en maken de droom tast- en verwezenlijkbaar.135 Deze pushfactoren zijn het sterkst in de provincie Edo en enkele andere gebieden in het zuidelijke, christelijke gedeelte van Nigeria136, waar dan ook zowel slachtoffers als daders137 van Nigeriaanse mensenhandelpraktijken voornamelijk vandaan komen. Naast de reeds genoemde vlucht uit armoede en de wens om een bepaalde status te verkrijgen is nog een pushfactor van belang; namelijk de verheerlijking van het Westen.138 Het Westen heeft een aantrekkingskracht op velen, waaronder ook op meisjes uit rijkere Nigeriaanse families.139 130 131 132 133 134
135 136 137 138 139
390
Carling, 2006; Van Heelsum & Hessels, 2004. Adepoju, 2004. Siegel, 2007; Carling 2005. Bovenkerk, 2001, pp.154-159. Het toenmalige asiel- en amvbeleid was in deze tijd soepeler en met name gericht op integratie (NRM3, 2004). Overigens is niet gebleken dat het huidige en strengere op terugkeer gerichte asiel- en amv-beleid invloed heeft gehad op de instroom van amv’s uit Nigeria. Carling, 2005. Overigens dient hierbij te worden opgemerkt dat sommige meisjes door hun familie bewust worden ‘opgeofferd’. Zij weten wat hun dochter in het Westen te wachten zal staan, maar hechten meer belang aan de rijkdom die ze ermee zullen vergaren (Adepoju, 2005; Dubois, W. (Director). (2007). Grace: a slave on the streets. Galaxy Productions; Alles beter dan Benin City, Trouw, 13 maart 2009). Carling, 2005. Siegel, 2007; Carling, 2005. Boerman e.a., 2008, pp.70-71; Becucci, 2008. C. Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009; NAPTIP, 2005. Siegel, 2007.
Verdachten en daders
9.5.2 Nigeriaanse mensenhandelaren en organisatiestructuur West-Afrikaanse (waaronder Nigeriaanse) criminele netwerken bestaan uit losse cellen van vervangbare personen. Hierdoor zijn de netwerken flexibel en is er moeilijk zicht op te krijgen.140 Nigeriaanse criminelen staan wereldwijd bekend om hun oplichtingpraktijken, met name gepleegd vanuit de Bijlmer in Amsterdam, ook wel bekend als de ‘419-fraude’. Het geld dat hiermee wordt verdiend wordt vaak geïnvesteerd in andere criminele activiteiten, zoals drugshandel, maar ook mensenhandel.141 In Nederland worden Nigeriaanse mensenhandelactiviteiten gepleegd door zowel individueel opererende Nigerianen als door criminele organisaties. De criminele samenwerkingsverbanden kunnen variëren van slechts een kleine groep van twee à drie personen tot grote internationale criminele netwerken, waarbinnen tientallen personen werkzaam zijn die uiteenlopende rollen vervullen.142 Nigeriaanse mensenhandelorganisaties zijn vanaf het begin, het ronselen van slachtoffers in eigen land, tot en met het einde, de uitbuiting in de seksindustrie in Europa, betrokken bij alle mensenhandelpraktijken.143 Opvallend is de rol die vrouwen kunnen vervullen binnen Nigeriaanse mensenhandelorganisaties.144 Zo zijn er in Nigeria madams die slachtoffers ronselen en ze door middel van voodoo aan een ‘schuldafbetalings-overeenkomst’ binden. Daarnaast zijn in het land van herkomst sponsoren nodig (zowel mannen als vrouwen en in sommige gevallen de madam zelf), die het geld voor de reis en de (valse) papieren voor het slachtoffer voorschieten. Tijdens de reis naar Europa zijn er soms trolleys (meestal mannen) die de slachtoffers begeleiden. En in het land van bestemming zijn er wederom madams (in sommige gevallen dezelfde madam als degene die in Nigeria het slachtoffer geronseld heeft en anders een persoon die een hechte (familie)relatie heeft met de madam in Nigeria) met of zonder mannelijke partner, voor wie de slachtoffers moeten werken en aan wie ze hun verdiende geld moeten afdragen totdat de in Nigeria aangegane schuld is afbetaald. Soms heeft deze madam in het bestemmingsland ex-prostituees voor haar werken die betrokken zijn bij de mensenhandelactiviteiten. Deze controllers of supervisors nemen bijvoorbeeld het geld in van de voor de madam werkende prostituees of vervullen andere (controlerende) taken voor haar.145
9.5.3
Werkwijze
Het slachtoffer in Nigeria wordt in eerste instantie meestal benaderd door een bekende.146 Deze bekende brengt het slachtoffer vervolgens in contact met een madam en, indien het een ander persoon betreft, een sponsor. Het slachtoffer wordt een mooi verhaal voorgehouden 140 Boerman e.a., 2008, pp.232-234. 141 J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Boerman e.a., 2008, pp.232-234. 142 Siegel, 2007. 143 Becucci, 2008. 144 Siegel & De Blank, 2008. 145 Becucci, 2008; Carling, 2005; Siegel, 2007; Carling, 2006. 146 Carling, 2005; Boerman e.a., 2008, pp.70-71.
391
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
met betrekking tot haar ‘gouden kans’ om in Europa te komen werken. In korte tijd zal ze veel geld verdienen waarmee ze haar familie gemakkelijk kan onderhouden en uiteindelijk als rijke vrouw terug kan keren naar Nigeria om een eigen bedrijfje te beginnen. Sommige slachtoffers weten niet dat ze in Europa in de prostitutie terecht zullen komen en worden misleid met verhalen over andersoortig werk, bijvoorbeeld in de zorg. Andere slachtoffers weten op dit moment al wel dat zij in Europa in de prostitutie zullen gaan werken, maar niet onder welke omstandigheden.147 Ondanks dat prostituees in sommige delen van Nigeria, waaronder Edo, sociaal niet geaccepteerd worden148, verkiezen velen het boven een leven in armoede waaraan ze helemaal geen waardigheid ontlenen149. Als het slachtoffer (en/of haar familie) eenmaal is overgehaald, moet zij een overeenkomst sluiten met de madam (en de sponsor). Hiermee belooft zij terugbetaling van de voor haar te maken kosten van haar reis naar Europa (reiskosten en (valse) papieren). Deze overeenkomst wordt meestal op een religieuze manier bindend gemaakt door een priester.150 Door middel van voodoo worden vaak pakketjes met lichaamseigen stoffen van het slachtoffer (nagels, haren, bloed etc.) samengesteld die de priester in bezit houdt. Bij verbreking of niet volledige nakoming van de overeenkomst door het slachtoffer zal ze door de priester gestraft worden. Nigerianen hechten grote waarde aan deze traditionele voodoo dat (in het zuiden van Nigeria) is geïntegreerd in de christelijke cultuur en (in het noorden van Nigeria) in de islamitische cultuur. Naast dit religieuze pact wordt vaak ook nog een formeel contract met de familie van het slachtoffer afgesloten, waarbij familiebezittingen als onderpand dienen.151 Vervolgens gaat het slachtoffer, inmiddels in het bezit van valse identiteitspapieren, de reis naar Europa maken. Ofwel met het vliegtuig, ofwel over land door de Sahara, soms begeleid door een trolley.152 Nederland is voor de Nigeriaanse mensenhandel vaak óf bestemmingsland óf doorvoerland voor andere Europese landen. In Nederland werd vaak gebruik gemaakt van de opvangprocedure voor amv’s. De slachtoffers worden dan bij aankomst in Nederland in opvang-/asielzoekerscentra geplaatst153 en bellen zodra ze hier zijn een nummer dat ze in Nigeria mee hebben gekregen. Na dit telefoontje duurt het niet lang voordat een slachtoffer door één van de betrokken mensenhandelaren of handlangers wordt opgehaald en voor de Nederlandse overheid ‘met onbekende bestemming’ verdwijnt.154
147 Siegel, 2007. 148 Hierbij dient opgemerkt te worden dat in sommige delen van Nigeria prostitutie wel geaccepteerd wordt en dat ook in Edo de perceptie ten aanzien van prostitutiewerk aan het veranderen is (Siegel, 2007). 149 C. Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009; NAPTIP, 2005. 150 Oftewel ‘ohen’ – een Nigeriaanse priester die voodoorituelen uitvoert. Nota bene: in sommige gevallen betreft dit de madam zelf. 151 Siegel, 2007; Carling, 2005; Bovenkerk, 2001, pp.154-159; Becucci, 2008. 152 Carling, 2005; Nota bene: tijdens de reis wordt door de begeleider(s)/ trolley(s) vaak seksueel geweld gebruikt (Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009; Dubois, W. (Director). (2007). Grace: a slave on the streets. Galaxy Productions. 153 Boerman e.a., 2008, pp.70-71. 154 Bovenkerk, 2001.
392
Verdachten en daders
In werkelijkheid worden de slachtoffers vanaf dit moment gedwongen om in de prostitutie te werken en hun verdiende geld af te staan aan een madam in Nederland of elders in Europa. De werkomstandigheden en het beloofde loon komen niet overeen met de verhalen die in Nigeria zijn verteld aan de slachtoffers die reeds wisten dat ze in Europa als prostituee zouden gaan werken. Daarbij wordt er rente berekend over de schuld, moeten ze kost en inwoning, de huur van een raam (indien raamprostitutie), lingerie, voorbehoedsmiddelen en andere benodigdheden betalen155 en wordt de schuld soms verhoogd als straf bij bijvoorbeeld te late betaling156. Gemiddeld duurt het één tot drie jaar voordat de schuld aan de madam volledig is afgelost157. Slachtoffers durven gedurende hun seksuele uitbuiting niet te ontsnappen, met name omdat ze grote angst hebben als gevolg van het voodooritueel dat ze ondergaan hebben. Ze geloven dat, indien ze hun schuld niet afbetalen en dus hun overeenkomst niet nakomen, ze gek zullen worden of dood zullen gaan.158 Hierbij dient te worden opgemerkt dat voodoorituelen in de Nigeriaanse cultuur een veel voorkomend en geaccepteerd gebruik is dat over het algemeen niet als bedreigend wordt ervaren of als dwangmiddel wordt gebruikt. Het gevoel van intimidatie wordt veroorzaakt door de mensenhandelaren die de traditionele rituelen manipulatief gebruiken om de meisjes angst in te boezemen.159 In Europa wordt mogelijk (met name door de media) de Nigeriaanse prostitutiedwang dan ook teveel ‘ge-voodoo-ïseerd’, terwijl het met traditionele Nigeriaanse voodoo nog maar weinig van doen heeft.160 Naast de angst voor represailles verbonden aan het voodooritueel staan de slachtoffers vaak ook onder een grote sociale druk die hen ervan weerhoudt om in opstand te komen tegen hun uitbuitingssituatie. De slachtoffers durven niet zonder geld terug te keren naar Nigeria omdat hun familie vaak alle hoop op een beter bestaan op hen gevestigd heeft.161 De terugkeer in de Nigeriaanse samenleving zonder een westers ‘succesverhaal’ oftewel geld, gaat gepaard met het bijbehorende stigma van ‘mislukking’.162 Daarbij worden zij én hun familieleden in Nigeria vaak bedreigd als ze het werk niet naar behoren doen en lopen familieleden het risico alle bezittingen te verliezen die als onderpand voor de overeenkomst hebben gediend.163 De twee hiervoor beschreven psychologische dwangmiddelen (angst voor represailles verbonden aan het voodooritueel en sociale druk) en het feit dat aan de uitbuitingssituatie uitein155 156 157 158 159 160 161 162 163
Becucci, 2008; Catherina, 2003. Carling, 2005; Catherina, 2003. Carling, 2005. Becucci, 2008. Van Dijk e.a., 2000; Carling, 2006. Overigens zijn het niet alleen de mensenhandelaren die misbruik maken van de voodoorituelen. Door de slachtoffers kan de angst voor de voodoovloek gebruikt worden als legitimatie voor hun illegaliteit en de beoefening van een immoreel beroep (Bovenkerk, 2001, pp.154-159). Bovenkerk, 2001, pp.154-159. Siegel, 2007; Carling, 2005. Adepoju, 2005. Deze psychologische dwangmiddelen nemen de noodzaak tot fysiek geweld voor een groot deel weg, waardoor Nigeriaanse mensenhandel vaak minder gewelddadig is dan andersoortige mensenhandel (Becucci, 2008; Carling, 2005). Seksueel geweld komt echter in verhouding wel even vaak voor (Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009).
393
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
delijk een einde zal komen (wanneer ze het afgesproken bedrag hebben afbetaald), motiveert slachtoffers om zich aan de overeenkomst te houden. Nadat ze zichzelf vrijgekocht hebben kunnen ze geld voor zichzelf gaan verdienen door als zelfstandig prostituee of controller/supervisor te gaan werken en uiteindelijk zelf uit te groeien tot een succesvolle madam.164 Deze factoren maken de Nigeriaanse manier van mensenhandel moeilijk te bestrijden aangezien slachtoffers vaak niet ‘gered’ willen worden, maar zich aan de overeenkomst willen houden doen én zelf succesvol willen worden.165 De Nigeriaanse mensenhandel kenmerkt zich met name door drie unieke factoren. Een eerste is het veel voorkomende vrouwelijke daderschap en een tweede het psychologische dwangmiddel voodoo, dat in plaats van fysiek geweld wordt toegepast om slachtoffers in de prostitutie uit te buiten. De derde en misschien wel meest kenmerkende factor is de bestaande vrijkoopsom en de hiermee samenhangende mogelijkheid voor slachtoffers om carrière te maken en uiteindelijk zelf een madam te worden. Dit ‘slachtoffer-wordt-dader-proces’ zorgt ervoor dat de Nigeriaanse mensenhandelstructuur zichzelf blijft reproduceren.166
9.5.4 De Nigeriaanse reactie Tot voor kort werden slachtoffers van mensenhandel in Nigeria beschouwd als prostituees. Pas na alarmeringen van ngo’s is aan het einde van de jaren ’90 mensenhandel in Nigeria op de politieke agenda gekomen. Dit heeft geleid tot de ondertekening en ratificatie van het VNPalermo Protocol in 2000 respectievelijk 2001. In 2003 is dit Protocol vertaald naar nationale wetgeving met het totstandkomen van de Nigeriaanse Trafficking in Persons (Prohibition) Law Enforcement and Administration Act. Hierin is onder andere mensenhandel in Nigeria strafbaar gesteld met minimaal twaalf maanden gevangenisstraf tot maximaal een levenslange gevangenisstraf. Daarnaast is met deze nationale wet The National Agency for the Prohibition of Traffic in Persons and Other Related Matters (NAPTIP), het Nigeriaanse centrale orgaan ter bestrijding van mensenhandelpraktijken, in het leven geroepen. NAPTIP is belast met de coördinatie van alle activiteiten ter bestrijding van mensenhandel in Nigeria. Zo doet het onderzoek naar onder andere de aard en omvang van mensenhandel in Nigeria167, houdt het zich bezig met de opsporing en berechting van daders van mensenhandel én met de opvang van mensenhandelslachtoffers in safe houses en rehabilitation centres.168
164 165 166 167
Carling, 2005. Carling, 2005. Siegel, 2007; Carling, 2005. Wat in 2005 heeft geleid tot het rapport The dynamics and contexts of trafficking in persons: a national perspective. 168 C. Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009; NAPTIP, 2005; The Danish Immigration Service, 2005. Één van de meest recente ontwikkelingen die in 2009 heeft plaatsgevonden is de oprichting van het zogeheten slachtoffertrustfonds. Hier kunnen Nigeriaanse slachtoffers van mensenhandel aanspraak op maken, welke voorziening gevuld wordt met in beslag genomen bezittingen en gelden van veroordeelde mensenhandelaren (C.Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009).
394
Verdachten en daders
NAPTIP ervaart verschillende problemen bij de uitvoering van zijn taken. Zo zijn er algemene knelpunten die inherent zijn aan de aard van het delict mensenhandel, zoals het internationale én het verborgen karakter van mensenhandelactiviteiten. Maar daarnaast bestaan er ook knelpunten die specifiek voor de strijd tegen mensenhandel in Nigeria gelden. Dit betreft capaciteitsproblemen binnen NAPTIP, corruptie door politieambtenaren, Nigeriaans(e) ambassadepersoneel en visaverstrekkers, gebrek aan een actieve politieke medewerking, overbevolking, werkloosheid en armoede, de ambitie van potentiële slachtoffers om rijkdom en status te verwerven en de onwil van slachtoffers om tegen daders te getuigen (met name vanwege het afgesloten voodooverbond).169 NAPTIP hecht grote waarde aan internationale samenwerking, zeker met het oog op de vervolging van daders en dan met name de grote leiders van de mensenhandelorganisaties. Een goede samenwerking tussen NAPTIP, Interpol, Europol en de bestemmingslanden is dan ook van groot belang. De eerste samenwerking tussen bestemmings-/doorvoerland Nederland en NAPTIP in het opsporingsonderzoek met codenaam Koolvis is in deze, volgens beide partijen, een succesverhaal.170
9.5.5 De megazaak Koolvis In mei 2006 komt een melding bij het Expertisecentrum Mensenhandel Mensensmokkel (EMM) binnen van een advocate die vermoedt dat haar Nigeriaanse cliënte een slachtoffer van mensenhandel is.171 Naar aanleiding van deze melding vindt op Schiphol een inventarisatie plaats waaruit blijkt dat in de periode oktober 2005 tot mei 2006 een relatief grote instroom van Nigeriaanse amv’s heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt opgemerkt dat vanaf oktober 2005 meer Nigeriaanse amv’s met onbekende bestemming zijn verdwenen uit opvangcentra en opvanghuizen voor slachtoffers van mensenhandel in heel Nederland. Er worden ruim 30 incidenten, vergelijkbaar met de eerste melding, geconstateerd. Dit is de aanleiding voor de start van het project Pekari, gericht op intelligenceverzameling met betrekking tot Nigerianen-incidenten en aansluitend opsporingsonderzoek, later voortgezet als opsporingsonderzoek Koolvis.172 Uit de analyse van Pekari blijkt Nederland wederom door Nigeriaanse criminele samenwerkingsverbanden gebruikt te worden als doorvoerland voor mensenhandelpraktijken. Nederland dient hierbij als de entree tot het Schengengebied, waarbij misbruik wordt gemaakt van de asielprocedure, of in sommige gevallen van de B9-regeling voor slachtoffers van mensen-
169 C. Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009; NAPTIP, 2005. 170 C. Ngaduba, Lezing Ministerie BuZa, 19 mei 2009; NAPTIP, 2005; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009; Torremans, 2009 (niet openbaar). 171 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); Operatie Koolvis, NRC-Handelsblad, 14 maart 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009. 172 J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009.
395
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
handel, en bijbehorende opvang.173 De eindbestemming blijkt meestal Italië of Spanje, waar de Nigeriaanse amv’s vervolgens als gedwongen prostituees worden uitgebuit.174 De werkwijze van de in Pekari/Koolvis blootgelegde Nigeriaanse mensenhandelorganisatie komt in grote mate overeen met de werkwijze zoals eerder algemeen beschreven.175 Zo zijn de Nigeriaanse meisjes en jonge vrouwen in Nigeria benaderd door een ronselaar, meestal via familie of vrienden. Hierbij is aan hen soms wel en soms niet verteld dat zij geacht worden in Europa in de prostitutie te werken. Vervolgens hebben ze tegenover een voodoopriester de belofte af moeten leggen dat ze een bedrag (tussen de 30.000 en 50.000 euro) terug zullen betalen in ruil voor de benodigde papieren176 en de reis naar het land van bestemming. De meisjes zijn allemaal met het vliegtuig, met of zonder begeleiding, naar Nederland gekomen. Eenmaal aangekomen hebben zij de vooraf aan hen uitgelegde procedure gevolgd. Dit houdt in dat zij zich eerst hebben ontdaan van alle reis- en identiteitsdocumenten zodat hun reis niet gemakkelijk te traceren zou zijn. Hierna hebben ze zich gemeld bij de autoriteiten op Schiphol en asiel aangevraagd om een tijdelijk verblijfsrecht te verkrijgen. Sommigen hebben op dit moment, op instructie van hun mensenhandelaren, aanspraak gemaakt op de B9-regeling voor slachtoffers van mensenhandel.177 Bij de autoriteiten werd telkens hetzelfde ingestudeerde asiel- of slachtofferverhaal verteld. Tevens waren de meisjes veelal in het bezit van dezelfde telefoonnummers/begeleidende brieven van Nigeriaanse (hulp-)organisaties of kerkelijke instellingen. Eenmaal geplaatst in de asielopvang respectievelijk een opvanghuis voor slachtoffers van mensenhandel, hebben ze een telefoonnummer gebeld dat hen in Nigeria was meegegeven. Hierna werden zij zeer spoedig uit de opvang opgehaald en zijn ze door de mensenhandelorganisatie in Nederland of een ander land in Europa (met name Italië en Spanje) in de prostitutie gedwongen waarbij ze onder toezicht stonden van een madam. Ook binnen deze mensenhandelorganisatie bestond de mogelijkheid om als gedwongen prostituee op den duur carrière te maken.178
173 In Nederland is de entree voor amv’s gegarandeerd (net als in de meeste Europese landen). Amv’s worden in Nederland niet teruggestuurd naar het land van herkomst, maar in eerste instantie altijd opgevangen in een open opvangsysteem waarvan de adressen vaak bekend zijn. Daarnaast spelen waarschijnlijk ook de directe vlucht vanuit Nigeria naar Schiphol en de goede infrastructuur van Nederland naar andere Europese landen een rol bij de keuze voor Nederland als doorvoerland (Operatie Koolvis, NRC-Handelsblad, 14 maart 2009; Torremans, 2009 (niet openbaar); Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009). 174 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009. 175 Deze werkwijze is dan ook niet nieuw. Reeds in de jaren ’90 hebben de eerste opsporingsonderzoeken naar Nigeriaanse mensenhandel in Nederland plaatsgevonden, waaruit toen al bleek dat Nigeriaanse mensenhandelorganisaties misbruik maken van de Nederlandse asielprocedure. Sindsdien wordt eigenlijk elke keer grofweg dezelfde werkwijze geconstateerd. Ook andere Europese landen delen deze ervaringen (Operatie Koolvis, NRC-Handelsblad, 14 maart 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009). 176 Er is veelvuldig gebruik gemaakt van dezelfde (valse) bron- en reisdocumenten om de slachtoffers naar Nederland te vervoeren. 177 Hieruit blijkt dat de mensenhandelorganisatie zeer goed op de hoogte was van de in Nederland geldende wet- en regelgeving op het gebied van vreemdelingenrecht (Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009). 178 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009.
396
Verdachten en daders
In navolging op het opsporingsonderzoek onder codenaam Sneep (in 2006) is ook in Pekari en Koolvis gekozen voor de programmatische aanpak van georganiseerde misdaad, waarbij aan de hand van het barrièremodel is samengewerkt door verschillende (ook niet-strafrechtelijke) instanties: het EMM, de Dienst Nationale Recherche (DNR), de Koninklijke Marechaussee (KMar, inclusief het Sluisteam op Schiphol), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD).179 Daarnaast is in het onderzoek Koolvis, op initiatief van het project Pekari, voor het eerst op grote schaal internationaal samengewerkt door Europol, Interpol en de politiediensten uit de verschillende landen waarvandaan de betreffende mensenhandelorganisatie opereerde (Nigeria-NAPTIP, Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten).180 Tijdens het project werd de focus gelegd op de volgende drie speerpunten. Ten eerste op het voorkomen van de instroom van amv’s uit Nigeria, onder andere door middel van preboarding controle door zogeheten Snelle Actie Teams (SAT’s) die potentiële slachtoffers van mensenhandel proberen tegen te houden op de luchthavens van de herkomstlanden, in casu, Nigeria.181 Op het voorkomen van het verdwijnen van Nigeriaanse amv’s uit Nederlandse opvangcentra door middel van de pilot beschermde opvang (een setting waarin slachtoffers van mensenhandel besloten worden opgevangen en aan weerbaarheid wordt gewerkt).182 En op de opsporing van de ‘met onbekende bestemming’ verdwenen amv’s. Hierbij is door middel van een ontwikkeld ‘protocol detecteer potentiële slachtoffers’, dat voor een aanzienlijk deel overeenkomt met de indicatorenlijst in de Aanwijzing mensenhandel, geprobeerd zoveel mogelijk potentiële slachtoffers in Nigeria tegen te houden en zoveel mogelijk in Nederland ‘verdwenen’ slachtoffers op te sporen.183 Door deze internationale samenwerking en het volgen van drie speerpunten is uiteindelijk de hele criminele organisatie in beeld gebracht 179 Ook zijn de verschillende regiokorpsen van de politie, het Landelijk Parket (LP), het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), beveiligingsdiensten, Stichting Nidos (de landelijke (gezins)voogdij-instelling voor vluchtelingen en asielzoekers), Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha), luchtvaartmaatschappijen etc. betrokken bij het onderzoek.. 180 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009. 181 Echter, volgens BlinN wordt hiermee geen mensenhandel bestreden en worden slachtoffers niet beschermd. De interventie vindt plaats gedurende het mensenhandelproces (na de wervingsfase en tijdens de transportfase) in plaats van aan het veronderstelde begin. Het te verwachten effect is dat de reisroute door middel van de preboarding controle zal wijzigen, wat extra kosten met zich meebrengt. Deze kosten zullen uiteindelijk op de slachtoffers worden verhaald, waardoor de interventie enkel een averechtse werking heeft (Persbericht BLinN: Straffen daders enige effectieve middel om daders te bestrijden, 2 april 2009, gepubliceerd op www. blinn.nl). 182 Overigens dient in ogenschouw te worden genomen dat de slachtoffers de opvang en de controle hierbinnen zelf vaak niet als ‘hulp’ ervaren. Hierdoor worden zijzelf en hun familie naar eigen beleving namelijk juist in gevaar gebracht aangezien ze dan niet kunnen voldoen aan de overeenkomst die ze met de mensenhandelaren zijn aangegaan. Zie voor meer informatie over de pilot beschermde opvang, Hoofdstuk 4. 183 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar). Het onderzoek zoals aanvankelijk opgezet had ten doel met name proactief te opereren om op die manier structureel Nigeriaanse mensenhandel tegen te kunnen gaan. Door, met name, onvoldoende capaciteit en de regionale organisatie van de politie in Nederland dat de samenwerking op landelijk niveau soms lastig maakte, is deze doelstelling aangepast, waardoor uiteindelijk enkel reactief is geopereerd (Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009).
397
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
en zijn ruim 140 slachtoffers geïdentificeerd. Dit heeft geleid tot een internationaal georganiseerde ‘klapactie’ in oktober 2007 (en in Italië in januari 2008). Het resulteerde in de arrestatie van tientallen verdachten (onder meer regelaars die voor huisvesting en doorsluizing zorgden in Nederland, madams in Italië die de slachtoffers ‘bestelden’ etc.), waaronder de vier hoofdverdachten: de hoofdsponsor met eigen reisbureau in Nigeria die onder meer zorg droeg voor de (valse) documenten en drie leiders die zich in Groot-Brittanië, Ierland, respectievelijk, de Verenigde Staten bevonden.184 Opvallend was het bij de politie bekende criminele verleden van sommige verdachten. Hieruit bleek dat sommige van de van mensenhandel verdachte personen al jarenlang verschillende malen met politie en/of justitie in aanraking zijn gekomen wegens aan mensenhandel gerelateerde praktijken.185 Dankzij de effectieve internationale samenwerking en de programmatische aanpak is in het onderzoek Pekari/Koolvis naar verwachting de gehele mensenhandelorganisatie opgerold.186 Echter, nadat de organisatie was opgerold en enkele slachtoffers waren teruggevonden bleek dat deze slachtoffers aanvankelijk weigerden aangifte te doen of anderszins een belastende verklaring af te leggen. Onder invloed van de angst voor de politie, uitzetting en met name voor de gevolgen van het verbreken van het door hen aangegane voodooverbond bleven zij zwijgen. Uiteindelijk is door de politie een ervaringsdeskundige (een voormalig Nigeriaans mensenhandelslachtoffer) en een Nigeriaanse dominee ingeschakeld. Het is in sommige gevallen gelukt om een vertrouwensband met de slachtoffers op te bouwen, de angst voor de politie en met name de voodoovloek weg te nemen en hen te stimuleren aangifte te doen. Deze creatieve methode heeft geleid tot enkele tientallen aangiftes187, maar ook tot kritiek van bijvoorbeeld de advocaten van de verdachten. Zij stellen hiertoe dat de vermeende slachtoffers door de dominee ‘woorden in de mond zijn gelegd’ en dat zij gemanipuleerd zijn omdat zij in ruil voor een belastende verklaring een verblijfsstatus verkregen.188 Alleen Nigeria, Italië en Nederland vervolgen de verdachten, de overige betrokken landen hebben de opgepakte verdachten uitgeleverd. In Nederland worden op dit moment elf verdachten vervolgd. In maart van dit jaar heeft de eerste inhoudelijke zittingsdag plaatsgevonden en in mei zijn de ervaringsdeskundige en de dominee als getuigen gehoord. De zaak is
184 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009. 185 J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009.Onlangs verscheen een artikel over een mensenhandelorganisatie die is opgerold en onder andere opereerde in Italië. Onder de arrestanten bevonden zich ook Nederlandse verdachten én een aantal Nigerianen die twee jaar geleden in Nederland betrokken waren bij de operatie Koolvis (Vrouwenhandel aangepakt: Bende haalde Nigeriaanse vrouwen naar Italië voor de prostitutie, Algemeen Dagblad, 25 juni 2009). 186 Voorheen is als het gevolg van de nationale of regionale politie-onderzoeken telkens slechts een deel van de mensenhandelorganisatie onschadelijk gemaakt. Dit deel werd dan spoedig vervangen, waardoor de mensenhandelpraktijken gewoon doorgang konden vinden. 187 Hofstra, 2006 (niet openbaar); Torremans, 2009 (niet openbaar); J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Predikant ‘bevrijdde’ seksslavinnen, NRC-Handelsblad, 14 maart 2009; Megaproces vrouwenhandel begint in Zwolle, Trouw, 16 maart 2009. 188 Predikant ‘bevrijdde’ seksslavinnen, NRC-Handelsblad, 14 maart 2009; Megaproces vrouwenhandel begint in Zwolle, Trouw, 16 maart 2009.
398
Verdachten en daders
opgeschort tot het einde van de zomer 2009, aangezien nog verschillende onderzoekshandelingen te verrichten zijn.189 Sinds oktober 2007, de maand waarin deze mensenhandelorganisatie is opgerold, vindt bijna geen instroom van Nigeriaanse amv’s via Schiphol meer plaats.190 Echter, in ogenschouw nemend dat de Nigeriaanse mensenhandel flexibel georganiseerd is, kan hieruit niet geconcludeerd worden dat de Nigeriaanse mensenhandelpraktijken zijn afgenomen. Waar omstandigheden veranderen (bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving, beveiliging, opvang, het wegvallen van een deel van de organisatie etc.) worden bestemmingen, aanvoerroutes en/ of methodes aangepast, hetgeen resulteert in een verplaatsing van de mensenhandelpraktijken, oftewel het ‘waterbed-effect’. Eén van de geconstateerde, en in dit verband interessante, ontwikkelingen is de toename van de instroom van Nigeriaanse amv’s in Zwitserland vanaf september 2008.191
9.6
Conclusies
In deze paragraaf wordt aangegeven waar ten aanzien van de in dit hoofdstuk besproken onderwerpen de knelpunten liggen en welke onderwerpen in het bijzonder aandacht verdienen. Opvallende cijfers Nederlanders vormden (in 2007) de grootste groep verdachten (95 van de totaal 280 verdachten), en de grootste groep veroordeelden (24 van de totaal 73 veroordeelde mensenhandelaren). Dit illustreert nog eens dat mensenhandel niet noodzakelijk internationale kenmerken heeft. Opvallend is dat 30% van de verdachten, en 28% van de veroordeelden ten tijde van de terechtzitting niet gedetineerd was. Loverboymethode Mensenhandelaren passen hun methodiek snel aan wanneer de omstandigheden veranderen, of in reactie op verscherpte maatregelen van de overheid. Een voorbeeld is de zogenoemde loverboymethode. Het beeld van een jonge jongen die in Nederland met verleidingstaktieken kwetsbare jonge Nederlandse meisjes zodanig aan zich bindt dat hij ze in de prostitutie voor hem aan het werk kan zetten, is niet meer zo eenduidig. Het gaat niet alleen meer om jonge jongens, noch uitsluitend om kwetsbare jonge meisjes, noch slechts om verleidingstechnieken; de methoden worden ook gebruikt in grensoverschrijdende mensenhandel, en ook in 189 Proces-verbaal van de openbare terechtzitting (niet openbaar), rechtbank Zwolle-Lelystad, zittingsdag 11 mei 2009. 190 J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009. 191 J. Hendriks, Seminar Nigeriaanse criminele netwerken, Politieacademie, 12 mei 2009; Mondelinge informatie EMM, 28 juli 2009.
399
Mensenhandel – zevende rapportage van de nationaal rapporteur
uitbuiting buiten de seksindustrie. De veranderlijkheid van mensenhandel brengt mee dat er oog moet zijn voor veranderingen in de slachtoffergroep die daarvan het gevolg kunnen zijn. Het is een gemis dat uit de gegevens van het Openbaar Ministerie onvoldoende informatie is te halen omtrent de mate van gebruik van met name de loverboytechnieken. Facilitators Niet alleen is de bestrijding van mensenhandel afhankelijk van signalen van personen en instanties die al dan niet toevallig met mensenhandel te maken krijgen, maar ook speelt een belangrijke rol dat tal van personen en instellingen bewust of onbewust meewerken aan mensenhandel, door die (in)direct mede mogelijk te maken. In de bekende zaak Sneep regelde een ‘adviesbureau’ de administratieve zaken en organiseerde een vastgoedbedrijf auto’s, mobiele telefoons en huisvesting. Artsen voerden borstvergrotingen en abortussen uit. Tatoeëerders zetten bij de betrokken vrouwen tatoeages. Beroepsgroepen die betrokken kunnen raken bij georganiseerde criminaliteit zijn bijvoorbeeld taxichauffeurs, advocaten, notarissen, medewerkers van reisbureaus en hotels, en bouwers van internetsites. Verwijtbare betrokkenheid in enge zin (opzettelijk) komt maar weinig voor, in tegenstelling tot het niet in acht nemen van zorgvuldigheidsnormen (verwijtbare betrokkenheid in ruime zin). Naast deze private partijen kunnen ook hulpverleners, gemeenten, de Kamers van Koophandel, de IND, de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en de politie een rol spelen. Door toepassing van het zogenoemde barrièremodel kan worden nagegaan welke randvoorwaarden voor mensenhandel kunnen worden weggenomen; daarbij komen de bewuste en onbewuste facilitatoren ook in beeld. Internet Speciale aandacht is nodig voor het ontwikkelen van methoden voor het tegengaan van de vele faciliterende mogelijkheden van het internet, waarmee mensenhandelaren hun misdaden gemakkelijk kunnen plegen en daarbij eenvoudig buiten schot kunnen blijven. Pekari en Koolvis Het project Pekari en aansluitend de Koolviszaak zijn in verschillende opzichten innovatief. Zo heeft nog niet eerder internationale samenwerking op deze schaal plaatsgevonden, waarbij voor het eerst succesvol is samengewerkt met het herkomstland van de daders en de slachtoffers (in de vorm van de organisatie NAPTIP). Dit heeft er voor gezorgd dat waarschijnlijk de gehele criminele organisatie in beeld is gekomen, in plaats van slechts een (vervangbaar) deel van de organisatie. Daarnaast is op een creatieve manier geanticipeerd op de culturele context waarin de Nigeriaanse mensenhandel plaatsvindt, door middel van het inzetten van een Nigeriaanse dominee. Echter, één van de knelpunten van de (Nigeriaanse) mensenhandel blijft het ‘waterbed-effect’. Mensenhandelorganisaties kennen geen grenzen, waardoor een effectieve bestrijding ook grensoverschrijdend dient te zijn.
400