GEO-INFO 7/8 Vakblad van Geo-Informatie Nederland
2011 - jaargang 8
pagina 4
De baat is grensoverschrijdend pagina 13
Aardobservatie voor het karteren van dakbedekkingen pagina 24
Van kaart aan de wand naar wandkaart
UW BETROUWBARE PARTNER IN GEODETISCH WERK
GeoCensus, dé specialist voor uw integrale kaart nog niet
geïntegreerd
Zijn uw beheerkaarten en GBK op elkaar afgestemd?
wel geïntegreerd GeoCensus, sterk in: • BAG • BGT • WION
Meer informatie vindt u op www.geocensus.nl
Renovatie GeoFort GeoFort wordt grondig verbouwd, zodat het straks bij de opening voor het publiek in 2012 wind- en waterdicht is. Daartoe wordt nu de vier meter dikke aarde laag verwijderd die bovenop de kazerne ligt. Dit maakt het mogelijk voor de 1 meter dikke muren om in de zomermaanden te drogen. Daarna zullen ze aan de buitenkant worden voorzien van een waterdichte laag. In de winter zal de aarde weer teruggeplaatst worden. Op de foto’s zijn de kale schoorstenen te zien en de drainageputten die de manschappen op het fort vroeger konden voorzien van veilig drinkwater. Volg de renovatie op www.geofort.nl.
Partners gevraagd voor Best Bemeten stukje Nederland GeoFort zoekt enthousiaste partners die onderdelen van het fort - zowel binnen als buiten - gedurende de verbouwing willen vastleggen met diverse meettechnieken, zoals laserscanning, tachymetrie en fotogrammetrie. Deze (3D) data zullen gebruikt worden voor het maken van een virtuele fortwereld voor de serious games. Neem voor meer informatie contact op met Willemijn Simon van Leeuwen via
[email protected] of 06 - 206 145 72.
Over GeoFort Stichting GeoFort realiseert samen met haar partners een educatieve attractie gericht op cartografie en navigatie. Op GeoFort ziet een breed publiek hoe interessant en relevant de geo-wereld is. Daarnaast is GeoFort hét visitekaartje van geo-Nederland waarbij zowel de zakelijke geowereld, het geo-onderwijs, de gebuikers en de overheid betrokken zijn. In 2012 opent GeoFort de deuren voor haar bezoekers. Meer informatie: www.geofort.nl
Inhoudsopgave
De baat is grensoverschrijdend 4
Verslag - ‘Sprong over de vestingwal’ en meer… 10
Aardobservatie voor het karteren van dakbedekkingen 13
Interview - Bronhoudersoverleg BGT op naar uniformering 21
Redactioneel - Wat verstaat u onder open geodata? De baat is grensoverschrijdend Verslag - ‘Sprong over de vestingwal’ en meer… Verslag - Workshop Digital Approaches to Cartographic Heritage Aardobservatie voor het karteren van dakbedekkingen Column - Ruimtelijk denken in de praktijk? Verslag - ‘Data, wat kun je ermee?’
Van kaart aan de wand naar wandkaart 24
3 4 10 12 13 17 18
Open Kaart - Met een choropleet bestrijd je geen epidemie! Interview - Bronhoudersoverleg BGT op naar uniformering Column - NWB of de taaie geodata praktijk Van kaart aan de wand naar wandkaart Bedrijven en diensten Colofon
20 21 23 24 30 33
Geo-Info 2011-7/8 1
Geo-Informatie Nederland De vereniging Geo-Informatie Nederland (GIN) is opgericht op 14 februari 2003 en heeft ten doel de kennis over en de toepassing van geo-informatie te bevorderen. De vereniging GIN is een ontmoetingsplaats en een kennisnetwerk voor iedereen die zich professioneel bezighoudt met geo-informatie. De vereniging kenmerkt zich door de brede aandacht voor geoinformatie, de onafhankelijke positie en het sterk betrekken van de leden bij de uitvoering van haar activiteiten. GIN organiseert activiteiten ter ontplooiing van de individuele leden en ter versterking van de positie van het vakgebied geo-informatie in de maatschappij.
opereert. Zij wil op onafhankelijke wijze de belangstelling bevorderen voor de studie over en de promotie en het gebruik van geo-informatie. De vereniging initieert, stimuleert en participeert in overleg tussen overheid, bedrijven en (onderwijs-)instellingen met betrekking tot geo-informatie. Zij participeert in en onderhoudt samenwerkingsverbanden met andere organisaties op het gebied van geo-informatie, zowel nationaal als internationaal.
GIN is bereikbaar per e-mail op
[email protected] en via de website www.geo-info.nl
Het vakblad Geo-Info wordt toegezonden aan alle leden van de vereniging, ook
Het bestuur
GIN gebruikt voor de communicatie met haar leden de volgende middelen: • vakblad Geo-Info; • website; • mailings en brieven; • regionale bijeenkomsten en een jaarlijks congres/symposium. Voor deze activiteiten maakt GIN gebruik van professionele organisaties, die de actieve leden van de vereniging ondersteunen. De vereniging richt zich zowel op de ondersteuning van personen en organisaties die zich met geo-informatie bezig houden, als op de maatschappelijke omgeving waarin de geo-informatiesector
zijn er vrije abonnees en bedrijfsabonnementen. Geo-Info komt tien maal per jaar uit. Het karakter van het vakblad is het informeren van en kennis overdragen aan de leden van GIN.
Jan Willem van Eck
Martin van Vliet
Guido Quik
Voorzitter
Secretaris
Penningmeester
Louis Smit
Marien de Bakker
Roel Luis
Hendrik Westerbeek
Hoofdredacteur
Onderwijs en Onderzoek
Regio coördinator
Historie & Internationaal
Foto omslag: Geo Informatie in Nederland
Agenda GIN Geo-Info Xchange / GIN Congres
Algemene Ledenvergadering Geo Informa-
2e Internationale workshop 3D-Kadasters
Datum: 30 november en 1 december 2011
tie Nederland (tijdens GIN Congres)
Datum: 16 november t/m 18 november 2011
Locatie: Jaarbeurs Utrecht
Datum: 30 november 2011
Locatie: Aula TU Delft in Delft
Tijd: 10.00 - 16.30 uur
Locatie: Jaarbeurs in Utrecht
Meer informatie: http://3dcadastres2011.nl
Meer informatie: www.geo-info.nl
Meer informatie volgt via de website www.geo-info.nl
www.geo-info.nl
[email protected]
2 Geo-Info 2011-7/8
Redactioneel
Edward McGillavry
Wat verstaat u onder open geodata? Zojuist ‘ingecheckt’ op kantoor met behulp van de Foursquareapplicatie op mijn smartphone. Niet alleen mijn kantoorgenoten maar ook mijn Foursquare-vrienden weten nu waar ik ben. Bovendien kan ik er ook voor kiezen om mijn locatie te delen via Twitter en Facebook. De eerste week had ik echter mijn Twitter-account gekoppeld aan mijn LinkedIn-account, zodat mijn zakelijke relaties allemaal op de hoogte waren toen ik met Foursquare op de kinderboerderij incheckte. Oeps... Inmiddels ben ik op vijf locaties de ‘burgemeester’ en heb ik meer dan tien ‘badges’ verdiend. Als je op een dag zelfs op meer dan tien locaties hebt ingecheckt, ontvang je de ‘Overshare’ badge! Hoe ik daar achter kwam? Zo gemakkelijk ben ik dus te paaien om mijn locatie te delen. En Foursquare? Zij bouwen langzamerhand een prachtige verzameling van ‘Points of Interest’ op met informatie wie, wanneer, welke locatie bezoekt. Deelt Foursquare ook nog in de aanbiedingen die je krijgt als je ergens ingecheckt bent?
die ik in de loop der jaren aan het project heb geleverd onder een nieuwe licentie beschikbaar te stellen. Inderdaad, ook de geografische gegevens in OpenStreetMap zijn gelicentieerd. Momenteel is dat nog een vorm van de Creative Commonslicentie, waarbij het verplicht is om de naam van de maker te vermelden en het zeker is toegestaan om eigen gegevens toe te voegen, maar deze worden vervolgens ook vrij beschikbaar voor iedereen. Door dit ‘addertje onder het gras’ met de overgang naar de nieuwe Open Database Licentie (OdbL) te laten vallen, wordt OpenStreetMap interessant voor andere aanbieders van geografische gegevens. Zij kunnen nu wel de geografische gegevens in OpenStreetMap gebruiken, maar zijn niet langer verplicht om hun eigen gegevens ook beschikbaar te stellen. Zo wordt OpenStreetMap nog opener, inclusief de GPS-sporen die ik heb gebruikt om bij te dragen aan de kaart.
Het openstellen van mijn eigen locatie en het opgeven van mijn privacy heeft zo verschillende voordelen. Ik ontvang badges Hoewel ik mijn woon-werktraject dagelijks rijd, zet ik wel mijn en wordt burgemeester bij Foursquare en kan gebruikmaken autonavigatiesysteem aan zodra ik in mijn auto stap, om de meest nauwkeurige verkeersinformatie te ontvangen. Niet alleen van allerlei aanbiedingen. Ik ontvang verkeersinformatie van TomTom, die niet alleen nauwkeuriger is dan het gebruikelijke ben ik op deze manier verzekerd van de snelste route, maar is aanbod, maar ook files buiten het snelwegennet meldt. Ik kan de de locatie van mijn autonavigatiesysteem bekend bij TomTom. Door de locatie van mijn autonavigatiesysteem op achtereenvol- geografische gegevens van OpenStreetMap verrrijken, verbeteren en uitbreiden om een geheel up-to-date kaart te maken! gende tijdstippen te peilen, is vervolgens de snelheid bekend. Natuurlijk ben ik anoniem maar het serienummer van mijn Wat krijgt u terug voor het openstellen van uw geografische autonavigatiesysteem moet dus bekend zijn om de snelheid gegevens en diensten? Welke voordelen ervaren ontwikkelaars, te kunnen afleiden zodat andere gebruikers gewaarschuwd kunnen worden zodra ik de file inrijd. Ik deel mijn locatie en krijg bedrijven en overheidsorganisaties voor het gebruiken van uw geografische gegevens en diensten? Tot in welke mate wilt u hen op die manier verkeersinformatie waaraan ook andere abonin de keuken laten kijken? Open geodata is meer dan het kostenees bijdragen. En TomTom? Zij bouwen langzamerhand een loos aanbieden van gegevens of diensten in een open formaat. prachtige verzameling van wegstukken op met informatie over Het biedt kansen voor open innovatie! de gemiddelde doorstroomsnelheid op ieder moment. Heeft u geen abonnement op het verkeersinformatiesysteem van TomTom? Dan wordt uw locatie alsnog gebruikt als u voor uw Edward McGillavry, redacteur smartphone een telefoonabonnement hebt bij Vodafone! Geen Vodafone-abonnement? Dan was uw locatie tot voor kort misschien toch ‘open’ tot Apple een nieuwe versie van haar iOS-besturingssysteem klaar had gezet om te downloaden naar uw iPhone? Inderdaad, Apple heeft geen eigen locatiediensten en het opslaan van alle locaties sinds de voorlaatste versie van het iOS-besturingssysteem was een programmeerfoutje. Dus... de standaardkaartapplicatie op smartphones is Google Maps. Om deze applicatie optimaal te laten functioneren is het noodzakelijk om uw locatie te delen met Google. Ook worden de zoekresultaten van Google aangepast naar gelang de locatie van de gebruiker. En Google? Wat winnen zij met uw locatie? Afgelopen week ontving ik van Steve Coast, oprichter van OpenStreetMap, een e-mail met het verzoek om de bijdragen
Geo-Info 2011-7/8 3
De baat is grensoverschrijdend Regionale implementatie van INSPIRE voor de grensgebieden met België en Duitsland Ko van Raamsdonk, adviseur product- en procesinnovatie Kadaster Materiebeleid GEO (tot 1 juni 2011)
Vanaf 1 september 2009 is de INSPIRE Directive [1] van kracht geworden. ‘INSPIRE’ houdt het Nederlandse geo-werkveld behoorlijk bezig. Er bestaan grote verwachtingen over de structurerende rol die dit Europese initiatief zal hebben voor de nationale geo-informatievoorziening. INSPIRE biedt volop kansen en impulsen om huidige knelpunten in deze voorziening op te lossen. Gebruikers van geo-informatie hebben groot vertrouwen in de beschikbaarheid en bruikbaarheid van Europees geharmoniseerde geodatasets. Volgens een in opdracht van I&M (VROM) opgestelde strategische kosten-batenanalyse [2] zullen de baten van INSPIRE ruimschoots opwegen tegen de kosten van invoering. Echter, deze baten vallen voor het overgrote deel toe aan gebruikers. Ingeschat wordt, dat voor dataproviders de baten zich zullen beperken tot een mogelijke vermindering in de beheerkosten door het afstoten van door INSPIRE overtollig geworden datasets. Het Kadaster is zeer intensief betrokken lijke problematiek van dien. De kostenbij het produceren van INSPIRE-datasets batenanalyse geeft aan dat op termijn een vanuit de bronregistraties. Voor wat substantieel deel van de projecten, waarin betreft het nationale gebruik van deze geodata wordt gebruikt, een internaINSPIRE-datasets ziet het Kadaster voorals- tionaal karakter zal hebben. Door op nog geen kwantificeerbare baten op zich bedrijfsmatige wijze referentiedatasets afkomen. Immers, wat is het nut van de grensoverschrijdend te ontsluiten, kan INSPIRE-referentiedata voor binnenlands het Kadaster bijdragen aan het oplossen gebruik? Heeft de gebruiker behoefte van de maatschappelijke problematiek aan bijvoorbeeld een dataset vanuit het van grensgebieden. Kwantificeerbare INSPIRE thema kadastrale percelen, als baten gaan voor het Kadaster ontstaan, als deze dataset alleen de geometrie omvat op basis van INSPIRE regionale grenszonder gekoppelde recht- en subjectoverschrijdende infrastructuren worden gegevens? Of aan geïmplementeerd. adressen, zonder INSPIRE: 34 thema’s subject- en pandIn dit artikel wil ik gegevens? Beseft inzicht geven in digitaal vindbaar, de gebruiker, dat de twee initiatieven bruikbaar & uitwisselbaar voor hergebruik INSPIRE-data aan ETRS89 is gerefevan INSPIRE ten reerd en voor toepassing naar het RDbehoeve van de grensgebieden van stelsel moet worden geconverteerd? Wat Nederland met Duitsland en België. is de waarde van de INSPIRE-datasets ten Hoe zullen deze voorzieningen worden opzichte van de basisregistraties Kadaster gestructureerd en wat kunnen gebruien Adressen & Gebouwen (BAG)? kers hiervan verwachten? En verder, hoe passen deze ontwikkelingen in een groter Dit ligt anders bij internationaal gebruik Europees verband? van de INSPIRE geharmoniseerde datasets. De grensgebieden van Nederland met Grensoverschrijdende Duitsland en België vormen belangrijke initiatieven sociaaleconomische leefgebieden, met Het maatschappelijk belang vereist in alle grensoverschrijdende maatschappetoenemende mate de aanpak van grens4 Geo-Info 2011-7/8
overschrijdende problematiek op het gebied van verkeer & vervoer, ruimtelijke planning, waterbeheer, openbare orde & veiligheid, natuurbeheer, enz. Essentieel voor een succesvolle aanpak is de beschikbaarheid over de landsgrenzen heen van geharmoniseerde geodata. Om aan deze vraag te voldoen faciliteert het Secretariaat-Generaal van de Benelux in Brussel de samenwerking van Nederland, België en Luxemburg voor het realiseren van een adequate geo-informatievoorziening gericht op de grensgebieden van de Benelux-landen [3]. Via een Memorandum of Understanding (MoU) wordt de voor deze samenwerking benodigde politieke daadkracht verkregen (kader 1). Het MoU bevat onder meer het uitgangspunt om de INSPIRE-richtlijn een regionale uitwerking te geven. Inmiddels is dit MoU ondertekend door de verantwoordelijke bewindspersonen van Nederland en België (op federaal en gewestelijk niveau) en ligt nu voor ondertekening in Luxemburg. Ter voorbereiding van de voor deze uitwerking benodigde grensbrede afspraken is een ambtelijke stuurgroep opgericht, waarin vertegenwoordigers van verantwoordelijke instanties in de Beneluxlanden1) zitting hebben. Deze afspraken betreffen de actielijnen Inzichtelijkheid,
Memorandum of Understanding Grensoverschrijdende samenwerking inzake digitale geo-informatie tussen België, Nederland en Luxemburg De Belgische, Nederlandse en Luxemburgse ministers, bevoegd voor geografische informatie infrastructuur, Gelet op • de ondertekening van het nieuwe Benelux verdrag (2008) met het bijbehorend Gemeenschappelijk Werkprogramma 2009-2012, • de Europese Inspire-richtlijn, die grotere harmonisatie van digitale geo-informatie in en tussen de Europese lidstaten bewerkstelligt, • de behoefte tot kennisdeling inzake de implementatie van de Inspire-richtlijn, • de nationale en regionale wet-, decreet- en regelgeving dienaangaande, • het toenemend belang van digitale geo-informatie in de moderne samenleving, • het grensoverschrijdend karakter van vele beleidsdomeinen, waarbij digitale geo-informatie een noodzakelijk grondstof voor samenwerking is, • de bestaande hinderpalen voor het gebruik van digitale geo-informatie in grensoverschrijdende samenwerking; Besluiten • de Inspire-richtlijn voor de grensgebieden binnen de Benelux een regionale uitwerking te geven, • de grensoverschrijdende samenwerking die gebruik maakt van digitale geoinformatie, zo gemakkelijk mogelijk te maken, • te streven naar optimale kennisdeling voor initiatiefnemers met betrekking tot de aanpak van grensoverschrijdende geo-informatie, ook met aandacht voor aspecten zoals de ruimtelijke (schalen) en temporele (historie, tijdsreeksen) resolutie, • hiervoor structurele en grensbrede afspraken voor te bereiden, die leiden tot een sterke verbetering van de inzichtelijkheid: bewerkstelligen dat de beschikbare data aan beide zijden van de grens inzichtelijk worden gepresenteerd: transparant, begrijpelijk, gebruiksvriendelijk en met zorg voor actuele en onderling afgestemde meta-gegevens, de beschikbaarheid: bewerkstelligen dat de digitale geo-informatie aan beide zijden van de grens beschikbaar wordt onder zo min mogelijk beperkende technische, financiële en gebruiksrechterlijke voorwaarden, de interoperabiliteit: bewerkstelligen van goede afspraken over vlotte combineerbaarheid van de digitale geo-informatie: geo-referentie (projectiesystemen, coördinatenstelsels, …), hoogteaanduiding, geografische (semantiek) weergave van diverse elementen (objecten, grenzen, …), • partners aan te moedigen om samen projecten op te starten die deze doelstellingen helpen realiseren, • voor de verdere voorbereiding van deze afspraken en deze kennisdeling in de schoot van de Benelux een ambtelijke stuurgroep op te richten, • het Secretariaat-Generaal Benelux te verzoeken om deze ambtelijke stuurgroep logistiek, procesmatig en inhoudelijk te ondersteunen.
Beschikbaarheid en Interoperabiliteit van geodata voor de grensgebieden. Het aanbod van de betrokken dataproviders in België en Nederland zal in usecases worden afgestemd op de vraag naar geodata vanuit de verschillende beleidsvelden. De te maken afspraken richten zich op het realiseren van een grensoverschrijdende
veiligheid (risicokaart) en bedrijventerreinen zullen de bovengenoemde actielijnen nader worden uitgewerkt. Verder worden in het kader van het programma ‘Crossborder GeoDaten Infrastruktur’ (X-border-GDI) [4] voor de Duits-Nederlandse grensgebieden grensoverschrijdende projecten uitgevoerd binnen diverse beleidsvelden. Voor de jaren 2012 - 2015 is een vervolgproject in voorbereiding, waarbij de geo-informatie infrastructuur van X-border-GDI verder zal worden ingericht en verduurzaamd als een regionale implementatie van INSPIRE. Gezien de gelijke doelstellingen van beide grensoverschrijdende initiatieven ligt het voor de hand om vanuit Nederland een gezamenlijke inbreng te organiseren voor het implementeren van de geo-infrastructuren voor de grensgebieden. Dit voor het verkrijgen van synergie en het vermijden van discrepanties in de uitwerkingen. Ook dient voor het uitvoeren van activiteiten vanuit het Nederlandse geo-werkveld een financiële regeling getroffen te worden. In het kader van het Europese programma ‘Competitiveness and Innovation Framework Programme - ICT Policy Support Programme’ (ICT-PSP) wordt gezocht naar mogelijkheden van financiering.
Implementatie van INSPIRE in Nederland en België
INSPIRE verplicht de Europese lidstaten om ruimtelijke gegevens van 34 thema’s digitaal vindbaar, bruikbaar en uitwisselbaar te maken. Teneinde dit mogelijk te maken worden de gegevens over de landsgrenzen heen gestandaardiseerd. Voor de vindbaarheid en toegankelijkheid van de datasets realiseren de Commissie en de lidstaten een netwerk dat bestaat uit een Europees internetportaal en nationale knooppunten. De lidstaten dienen de INSPIRE datasets via netwerkdiensten te ontsluiten, waarbij deze diensten moeten voldoen aan vastgelegde specificaties (implementing rules en technical guidances). Zo draagt INSPIRE ertoe bij, dat geo-informatie infrastructuur voor de locatiegebonden gegevens internationaal Belgisch-Nederlandse grensgebieden. Uitgangspunt voor deze ‘Benelux’ geodata toegankelijk worden, zowel voor de overinfrastructuur zijn de nationale voorzienin- heid als voor burgers en bedrijven. gen, die in het kader van de INSPIRE-wetIn Nederland werken het Kadaster, geving van België en Nederland worden Geonovum, TNO en de ministeries van ingericht. In usecases voor natuurbeheer, Infrastructuur & Milieu en Economiverkeersmobiliteit, openbare orde en Geo-Info 2011-7/8 5
X-border-GDI is een samenwerkingsverband van publieke en private organisaties en kennisinstellingen in Nederland, Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen (Duitsland) voor het inrichten van een grensoverschrijdende infrastructuur voor geodata in de thema’s ruimtelijke planning, watermanagement, natuur, milieu & toerisme, verkeer & transport en crisismanagement [4]. Het Kadaster heeft in samenwerking met de topografische diensten van de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen een cascade webmapping service ingericht voor het grensoverschrijdend viewen van topografische kaarten en orthofotobeelden. Deze ‘Crossborder Mapservice’ geeft in één beeld de kaartfragmenten weer van de providers aan weerszijden van de grens. Het kaartbeeld is hierbij gebaseerd op een gemeenschappelijk referentiestelsel (ETRS89/TM32N). Voor het gebruik van deze service is een gemeenschappelijk licentiemodel (pricing & licensing) ontwikkeld. Omdat het een webmapping service is, is de presentatie van een kaartfragment gelijk aan die van de brondataset. De verschillende kaartpresentaties van de afzonderlijke providers zijn dus zichtbaar in de gemeenschappelijke view. In de onderstaande figuur is een view afgebeeld van het gebied rond het 3-landenpunt van Nederland met Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen.
NGI België en Kadaster Nederland hebben overeenstemming bereikt over het inrichten van een cascade webmapping service voor topografische kaarten en orthofotobeelden ten behoeve van de Belgisch – Nederlandse grensgebieden. Deze voorziening kan op korte termijn als pilot tot stand komen door hergebruik van de bovengenoemde Crossborder Mapservice. Als gemeenschappelijk referentiestelsel voor de Belgisch – Nederlandse grensgebieden is gekozen voor ETRS89/ TM31N. Verwacht wordt, dat met deze cascade webmapping service voor rasterdata de nationale providers voor een belangrijk deel tegemoet kunnen komen aan de vraag naar referentiedata in de periode, dat nog niet beschikt kan worden over INSPIRE referentie datathema’s.
sche Zaken, Landbouw & Innovatie in het Samenwerkingsverband ‘Publieke Dienstverlening op de Kaart’ (PDOK) aan een voorziening voor het aanbieden van ruimtelijke gegevens. Deze rijksbreed inzetbare voorziening dient de gezamen6 Geo-Info 2011-7/8
lijke ontsluiting te faciliteren van geodatasets tussen de partners (intern) en naar maatschappelijke partijen (extern). Een van de doelstellingen van PDOK is het koppelen van INSPIRE als klant van de informatievoorziening, waarbij het Nati-
onaal Geo Register (NGR) de functie van nationaal INSPIRE-portaal gaat vervullen. Essentieel hierbij is de ontwikkeling van de zogenoemde PDOK-motor, waarmee geo-datasets bij de bron worden ontsloten en waardoor de INSPIRE ruimtelijke thema’s van verschillende bronhouders eenduidig worden aangeboden. Ook in België werken partners op federaal en gewestelijk niveau samen aan een eenduidige ontsluiting van de INSPIREthema’s. Momenteel bestaat de huidige nationale organisatiestructuur uit het Voorlopig Coördinatie Comité INSPIRE (VCC INSPIRE), het INSPIRE nationaal contactpunt en het INSPIRE-forum. Het VCC INSPIRE staat in voor de coördinatie tussen de federale staat en de gewesten voor de implementatie van de INSPIRE-richtlijn en het realiseren van een Belgische bijdrage aan de Europese infrastructuur voor ruimtelijke informatie (opbouw Belgische GDI). Het INSPIRE nationaal contactpunt fungeert als aanspreekpunt voor de Europese Commissie inzake operationele aspecten van de implementatie van INSPIRE. Het INSPIRE-forum biedt een platform voor alle belanghebbenden bij INSPIRE, voor discussie en gedachtenwisseling in verband met geografische informatie in het algemeen en de geografische component van milieu-informatie in het bijzonder. Op 2 april 2010 werd tussen de Belgische Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een samenwerkingsakkoord gesloten voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie. Dit akkoord vormt de aanzet voor de oprichting van het nationale geoportaal, de INSPIRE-cel, het INSPIREforum en het Coördinatie Comité INSPIRE. Na publicatie in het Belgisch Staatsblad en inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord zal het VCC INSPIRE vervangen worden door het Coördinatie Comité INSPIRE. De Belgische GDI zal toegankelijk zijn via het nationale geoportaal. De regionale portalen zullen worden aangesloten op dit nationale portaal. In Nederland is in 2009 een inventarisatie van het bronhouderschap gehouden met betrekking tot de Annex I thema’s. Op basis hiervan is het Kadaster aange-
merkt als verantwoordelijke dataprovider van de thema’s ‘Cadastral parcels’, ‘Addresses’, ‘Administrative units’ en ‘Geographical names’ en als mede dataprovider van ‘Hydrography’ en ‘Transport networks’. Het bronhouderschap van de Annex II en III thema’s wordt momenteel geïnventariseerd. Het Kadaster ziet zichzelf als beoogd (mede) dataprovider van het Annex II thema ‘Land cover’ (grondgebruik) en van de Annex III thema’s ‘Buildings’, ‘Land use’ (ruimtelijke ordening), ‘Utility and governmental services’ en ‘Area management/restriction/ regulation zones and reporting units’ (onderdeel ‘area restriction zones’). In België werden in 2009 de INSPIRE Annex I, II en III datasets geïnventariseerd voor de vier niveaus: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de federale staat. Tot op heden is er op Belgisch niveau nog geen consensus over wat de authentieke bron zal zijn van de INSPIRE-datasets. In de meeste gevallen zijn er per thema meerdere datasets. De databeheerder is zelf verantwoordelijk om de dataset te conformeren volgens de bepalingen van INSPIRE. In Vlaanderen worden de databeheerders hierbij ondersteund door het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV).
Fig. 1. Overzicht INSPIRE thema’s ingedeeld in drie bijlagen.
(ESDIN) [6] specificaties opgeleverd voor een aantal technische en business tools, zoals interoperability services, edge match ing, generalisatie en ExM-datamodel voor grensoverschrijdende referentiedata. Met name deze aanvullende ESDINtools vormen de ontbrekende stukjes in de puzzel van het realiseren van de regionale implementatie van INSPIRE ten behoeve van de grensgebieden. Participanten in ESDIN (looptijd september 2008 - februari 2011) waren twintig National Mapping and Cadastre Agencies (NMCA’s), universiteiten en technologieleveranciers, met vanuit Nederland Geodan B.V. en het Kadaster en vanuit België het Nationaal Geografisch Instituut (NGI).
Fig. 1 geeft een overzicht van de door INSPIRE gevraagde thema’s die op basis van urgentie zijn gedefinieerd in drie bijlagen (Annexen) van de INSPIRE-richtlijn. De thema’s in de Annexen I en II betreffen referentie datasets, terwijl in Annex III de thematische datasets zijn genoemd. De Europese Commissie hanteert voor het ontsluiten van deze thema’s een roadmap ExM is een op INSPIRE gebaseerd Euro(tijdschema). Hierbij wordt onderscheid pees geharmoniseerd datamodel voor gemaakt in de Annex, waarin de thema’s referentiedata. Voor large scale toepaszijn genoemd. singen (> 1:50.000) 2) Volgens dit schema bestaat ExM Interoperabiliteit: dienen in 2011 de vooralsnog vlotte combineerbaarheid uit de INSPIRE discovery en view services gerealiAnnex I thema’s seerd te worden en in 2012 de transfor‘Cadastral parcels’, ‘Administrative units’, mation en download services. De Annex ‘Geographical names’, ‘Hydrography’ (basis I datasets dienen in 2012 landsdekkend geometrie) en ‘Transport networks’ (basis te worden ontsloten en de Annex II en III geometrie). In de voorbereiding van het datasets in 2015. project ‘European Location Framework’ (ELF) als opvolger van ESDIN bestaat het voornemen ExM large scale aan te vullen Aanvullende ESDIN-tools met INSPIRE II en III thema’s, zoals ‘BuilBovenop INSPIRE heeft het project ‘European Spatial Data Infrastructure Network’ dings’, ‘Addresses’, ‘Elevation’, ‘Land cover
/ Land use’ en ‘Orthoimagery’. De NMCA’s (waaronder Kadaster en NGI) kunnen ExM large scale verder aanvullen met features voor regionale toepassing, zoals voor X-border-GDI. Voor medium en small scale toepassingen zullen de bestaande pan-Europese producten EuroRegionalMap (ERM), EuroGlobalMap (EGM) en EuroBoundariesMap (EBM) op het ExM datamodel worden gebaseerd. In een laboratoriumomgeving heeft het Kadaster binnen ESDIN een best practice uitgevoerd, waarin voor een proefgebied in Oost-Overijssel de offline transformatie van de INSPIRE Annex I thema’s vanuit bronbestanden naar INSPIRE GML-files is gerealiseerd [7]. In samenwerking met de topografische dienst van Niedersachsen is voor dit proefgebied en de aansluitende Duitse regio het thema ‘Administrative units’ grensoverschrijdend ontsloten.
Regionale implementatie De grote verdienste van INSPIRE is dat het de Europese gi-community heeft verrijkt met een technisch framework voor interoperabele netwerkdiensten (fig. 2), gebaseerd op internationale (ISO-) standaarden en uitgewerkt in specificaties op het gebied van metadata, datamodellen en webservices. Hoewel specifiek bedoeld voor milieutoepassingen zijn deze specificaties ook bruikbaar voor toepassingen Geo-Info 2011-7/8 7
Fig. 2. INSPIRE technisch framework van standaarden met een indeling in metadata, data specificaties en netwerkdiensten.
in andere beleidsvelden, zoals ruimtelijke planning en verkeer & vervoer. De INSPIRE specificaties zijn beschreven als implementing rules en technical guidances en gepubliceerd via de INSPIRE-website [5]. Dit framework is dus beschikbaar en hoeft in crossborder verband niet opnieuw uitgevonden te worden.
Zoals aangegeven in het MoU wordt onder het begrip ‘interoperabiliteit’ een vlotte combineerbaarheid verstaan van digitale geodata van providers in België en Nederland over de landsgrenzen heen. Het betreft hierbij onder meer het opstellen van gemeenschappelijke uitwisselingsmodellen, systemen voor coördinatenreferentie en kaartprojectie, hoogtereferentie, semantiIn het MoU is afgesproken om structurele sche afstemming van de kaartinhoud en het en grensbrede afspraken te maken voor inrichten van een standaard visualisatiemohet verbeteren van de aspecten ‘inzichte- del. Het plan van aanpak Interoperabiliteit lijkheid’, ‘beschikbaargeeft aan dat de geoheid’ en ‘interoperaGrensoverschrijdende informatievoorziening biliteit’ van digitale voor de Belgisch-Nederbaten grensoverschrijdende landse grensgebieden geo-informatie. Voor het uitwerken van (X-GDI B-NL) dient te worden gerealiseerd deze aspecten zijn plannen van aanpak op basis van detaillering op regionaal niveau opgesteld, namelijk voor ‘Inzichtelijkheid van de INSPIRE-specificaties voor metadata, en Beschikbaarheid’ [8] en voor ‘Interope- datamodellen en netwerkdiensten (techrabiliteit’ [9]. De ambtelijke stuurgroep nisch framework van standaarden). van de Benelux-samenwerking GIS/GEO heeft op 10 december 2010 deze plannen Als basis voor de te maken afspraken voorlopig vastgesteld. Een groep van wordt in het plan van aanpak InteroperaBelgische en Nederlandse geo-experts biliteit voorgesteld de volgende activiteiwerkt momenteel aan een projectvoorstel ten uit te voeren: waarin de in de plannen voorgestelde • het ontwerpen van de architectuur van activiteiten in tijd en capaciteit worden de geo-informatievoorziening voor de uitgewerkt tot een concreet stappenplan. Belgisch-Nederlandse grensgebieden 8 Geo-Info 2011-7/8
•
•
•
•
•
(X-GDI B-NL), gepositioneerd op de INSPIRE-voorzieningen van België en Nederland; het uitwerken van de INSPIRE-specificaties voor metadata van datasets en services in profielen voor X-GDI B-NL; het uitwerken van de INSPIRE-specificaties voor netwerkdiensten in X-WMS en X-WFS profielen voor X-GDI B-NL; het detailleren van het ESDIN ExM-datamodel voor large scale referentie datasets (1:5.000 – 1:100.000) voor X-GDI B-NL; het kiezen van een gemeenschappelijk coördinaten referentie- en kaartprojectiesysteem (voorstel ETRS89-TM31N); het opstellen van een gemeenschappelijk visualisatiemodel voor referentiedata.
De X-GDI B-NL dient als grensoverschrijdende voorziening gebruik te maken van de nationale INSPIRE-portalen, die in het kader van de INSPIRE-wetgeving van België en Nederland zijn c.q. worden ingericht. Het Benelux informatieplatform bevat hierbij een bovennationaal geoportaal, waarmee de gebruiker voor de grensregio’s verschillende nationale datasets kan zoeken, viewen, downloaden en combineren in een projectbestand.
Eindnoten
De functie van dit Benelux geoportaal is hierbij min of meer conform aan de functie van het communautair geoportaal, dat door de Europese Commissie op Europees niveau is ingericht als knooppunt in het netwerk van nationale INSPIRE-portalen.
die in het kader van INSPIRE beschikbaar gaan komen (fig. 1). In overleg met gebruikers zullen regionaal geharmoniseerde dataspecificaties moeten worden ontwikkeld voor de thema’s binnen de genoemde usecases.
Gezien de harmonisatie op Europees niveau van het ESDIN ExM datamodel voor large scale referentie datasets dient rekening te worden gehouden met een door gebruikers gewenste verdere detaillering van de gegevens voor regionale toepassing. Doelstelling is het inrichten van een grensoverschrijdend geharmoniseerd topografisch bestand voor de grensgebieden. Naar verwachting zal de bestaande Crossborder Mapservice (kader 2) voor de eerste periode in belangrijke mate kunnen voldoen aan de vraag naar grensoverschrijdende topografische referentiedata.
De baat is grensoverschrijdend
Algemeen Regeringsbeleid Vlaanderen (DAR),
Het maatschappelijk belang vraagt om de inrichting van een geo-informatievoorziening met geharmoniseerde geodata voor gebruik binnen de grensgebieden. Het INSPIRE technisch framework voor interoperabele netwerkdiensten is beschikbaar om de INSPIRE-richtlijn een regionale uitwerking te geven. In een aantal usecases zal het aanbod van geodata op de koopkrachtige vraag van gebruikers worden afgestemd.
Agentschap voor Geografische Informatie Vlaan-
1. Voor Nederland betreft dit het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M), het Kadaster en de provincies Zeeland, Noord Brabant en Limburg, en voor België op federaal niveau het Nationaal Geografisch Insituut (NGI) en FOD Financiën (AAPD) en op regionaal niveau Dienst
De impact van INSPIRE op het Kadaster is voor de komende vijf jaar aanzienlijk. Voor het afstemmen van het aanbod Als verantwoordelijke provider dient het op de vraag dienen dataleveranciers en Kadaster datasets te ontsluiten voor een vragende partijen samen te werken in groot aantal basis- en specifieke thema’s. usecases. De bedoeling is dat deze conDe kosten hiervan zijn aanzienlijk en komen crete toepassingen als benchmark kunnen volledig voor rekening van het Kadaster. fungeren om de te maken afspraken aan Door het inrichten van een gemeenschapde praktijktoets te kunnen onderwerpen. pelijke voorziening binnen PDOK kunnen Voorwaarde is dat de usecases een voldeze kosten worden gereduceerd. doende brede thematiek behandelen en dat de input in het project representatief Het Kadaster ziet vooralsnog geen baten is voor de grensbrede praktijk. Vermeden ontstaan bij het leveren van de INSPIREmoet worden dat een uit te werken oplos- datasets voor binnenlands gebruik. sing alleen voor een specifieke toepassing Deze baten zullen pas ontstaan bij het zal gelden. In dit verband zijn oriënteinrichten van een voorziening, waarmee op rende gesprekken gevoerd met vertegen- bedrijfsmatige wijze geodata grensoverwoordigers van mogelijke usecases op het schrijdend kan worden ontsloten. Regionale gebied van natuurbeheer, bedrijvenlocaimplementatie van deze voorziening voor ties, verkeersmobiliteit en risicokaart. de grensgebieden met Duitsland en België Het tijdschema voor de inrichting van zullen het Kadaster in staat stellen bij te X-GDI B-NL kan grotendeels gelijk lopen dragen aan de oplossing van grensovermet de INSPIRE-roadmap. De gebruiker schrijdende maatschappelijke vraagstukken. kan hiermee beschikken over de Europees geharmoniseerde thematische datasets, De baat is grensoverschrijdend!
deren (AGIV) en Service publique de Wallonie (SPW) SG Geomatique. 2. Eurogeographics hanteert voor schaalbereik de term ‘Target Level of Details’. Zo bestaat de 3-deling ‘Master’ (1:2.500 – 1:25.000), ‘Regional’ (1:50.000 – 1:250.000) en ‘Global’ (1:500.000 – 1:2.500.000). Het schaalbereik van ExM large scale komt hierbij overeen met het ‘Master Level of Details’.
Literatuur [1] INSPIRE Directive, inspire.jrc.ec.europa.eu. [2] Kosten-batenanalyse INSPIRE, ECORYS Nederland BV & Grontmij Nederland BV, 17 november 2009. [3] Benelux samenwerking GIS/GEO, https://sites.google.com/site/beneluxgisgeo/ home. [4] Programma Crossborder GeoDaten Infrastruktur’ (X-border-GDI), http://www.xborder-gdi.org/nl/index.html. [5] INSPIRE website, inspire.jrc.ec.europa.eu/ index.cfm/pageid/47. [6] ESDIN — Underpinning the European Spatial Data Infrastructure with a Best Practice Network, www.esdin.eu. [7] Kadaster INSPIRE prototype, inspire.kademo.nl. [8] Benelux samenwerking GIS/GEO, plan van aanpak Inzichtelijkheid en Beschikbaarheid, 14 december 2010. [9] Benelux samenwerking GIS/GEO, plan van aanpak Interoperabiliteit, 1 december 2010.
Middelpunt Benelux al in Oisterwijk Naar aanleiding van Geo-Info nr 6, p. 31 met de visie van Alphen-Chaam: Staatssecretaris Ben Knapen van Europese Zaken onthulde op vrijdag 20 mei in Moergestel (Oisterwijk) al een wegwijzer
met het geografisch middelpunt van de Benelux. (‘Het feit dat het geografisch middelpunt van de Benelux in de gemeente Oisterwijk ligt, is berekend en officieel bevestigd door het kadaster.
De exacte locatie heeft de volgende coördinaten: noorderbreedte 51º 32 ‘ 27, 6316”/oosterlengte 5º 11’12,0428.’) Bron: www.inoisterwijk.nl
Geo-Info 2011-7/8 9
Verslag
‘Sprong over de vestingwal’ en meer… Op maandag 4 april hield de GIN-werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie een studiedag bij het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Het thema was ‘Sprong over de vestingwal: kartografie van de uitbreidende stad na het midden van de negentiende eeuw’. Geboden werd een breder geheel, al was het alleen maar omdat het ook behandelde Den Haag pas in de Tweede Wereldoorlog een vesting kreeg… Er waren vier sprekers, omdat een vijfde, die uitgerekend over Haarlem zou spreken, uitviel. Sociaal geograaf en planoloog dr. Henk Schmal (UvA) had voor zijn forse lezing een dito titel: ‘De rafelrand van de stad: enkele achtergronden bij de ruimtelijke veranderingen aan de buitenzijde van de stad in de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw’. Schmal startte met een schema van stadsgeledingsmodellen, want ‘er zijn algemene ideeën over hoe ontwikkeling van steden zich heeft afgespeeld’. Op dat hoogste abstractieniveau kwam toch al snel aan de orde dat de kwalitatief beste bebouwing aan de buitenkant kwam.
Fig. 1. Spreker Henk Schmal in de Janskerk (met zonlicht).
Fig. 2. Spreker Marc Hameleers in de Janskerk (zonder zonlicht).
10 Geo-Info 2011-7/8
Herkenbaar was ook de hypothetische regio met agrarische productiezones rond de stad Contactmogelijkheid met de groenteteelt het meest dichtbij, dan De landelijke Werkgroep voor de de veehouderij en op de grootste afstand Geschiedenis van de Kartografie, de aardappelteelt. De eerste door hem nu van GIN en weleer van de NVK, getoonde kaart was uiteraard een ‘Nieuwe komt niet meer (nog niet?) voor op Kaart van Amsterdam’, maar dan eentje van de nieuwe website www.geo-info.nl Jan Mol uit 1770. De stadswallen waren nog van 2010. Contact bij interesse haar een scherpe grens. Er waren bedrijven die voorzitter: mhameleers@stadsarchief. het bestuur het liefst buiten de stad had, amsterdam.nl, tel. 020-2511659. maar er waren er ook die men om financiële redenen in de stad wilde hebben en verder met ‘ordes op de buitenneringen’ werden van Lodewijk XIV als Romeins veldheer op verboden. De vrije schootsvelden kwamen de Sint Pietersberg.) Werd daarop veel stad aan bod en een stadsuitlegplan van ir. weggelaten, op een kaart uit de 19e eeuw F.W. van Gendt, architect van de Dienst der was het andersom en bleef de vestinggordel Domeinen, voor Nijmegen van 1876. Daar en gemaskerd blank. Bij het opheffen van de in onder meer Deventer en Breda gaf het vestingstatus bij een Koninklijk Besluit van veel ophef dat het rijk de ontmanteling van 1867 vermeldde hij dat Maastrichts vestingsteden ter hand nam en veelal pas onder werken 255 hectare bedroegen, tegenover Napoleon geconfiseen stad van queerde vestingwal114 hectare. De proDagje noordpijl tekenen zones ontwikkelde jectontwikkeling als beloning en verkocht. Schmal was dusdanig dat de benutte zelfs de stad van 1867-1881 term Van Gendtsteden voor de wijken met het rijk streed om de ooit afgepikte voor beter gesitueerden. Illustratief was zaken, zoals hij de geconfisqueerde objecten ook zijn attenderen op villabouw tussen betitelde, gratis terug te krijgen. Notermans de stadskernen en de daarbuiten gelegen speurde toch al 30 ontmantelingsbestekken spoorwegstations, zoals in Zwolle. Fraai was van rijkswege op en las in de laatste ook van een verkooplithografie van villapark Nimrod het maken van historische foto’s en aanin Hilversum uit 1899. Ondanks het Vondeldacht voor archeologische vondsten. Ook in park hield Amsterdam de rijken niet vast! Maastricht was Van Gendt actief. De eerste De score aan Amsterdamse kaarten won het nieuwe wijk werd ook een villapark aan de bij deze spreker, hoewel hij inderdaad een zuidkant van de stad, dichtbij de natuur algemene inleiding gaf. en ver van de industrie en de arbeiderswoningen. Grappig was een door Notermans getoonde ansichtkaart met stadsplattegrond Vesting Maastricht van circa 1900. Herkenbaar voor lezers van Bedrijfsarts Jos Notermans, dé expert van De Hollandse Cirkel was uit hun nummer Maastricht voor de stadswallen, sprak 2010-1 de ook door Notermans getoonde over: ‘Maastricht, de vesting en daarna…’ De eerste kaart die hij liet zien was er eentje foto van rond 1875 van de sloop van het zogenaamde Bassin, de eerste binnenhaven uit Parijs van de vesting Maastricht en Wyck van Maastricht. Waar iedereen daarop achter uit 1673. (Er volgde ook een plaatje uit 1674
Fig. 3. Tevreden dagvoorzitter en nog de mooiste sheet van Hameleers.
Fig. 4. Deel van de mini-expositie van kaarten van Haarlem.
een provisorische brugreling staat, geldt dat met spijt in de stem. ‘Het Haagse noorden niet voor de durfal-landmeter, maar wel voor is noordwest’ was een fraaie manier om een statiefpoot van zijn instrument… te zeggen dat het ging om niet-noordgerichte kaarten met windrozen. ‘Deze kaart staat op zijn kop’ was een aanduiding Den Haag zonder wallen ‘Sprong over de Singel: Den Haag’. Dat was dat de zee onderaan de zuidoostgerichte kaart stond. Ook in Den Haag kwam de de titel van de lezing van Coos Wentholt echte uitbreiding pas na 1850. ‘Het is een met ruim 40 jaar arbeidservaring bij het ramp dat kaarten vaak niet gedateerd zijn’, Gemeentearchief daar. De jpg-diashow aldus een verzuchting van de spreekster. met Haagse kaarten van die dienst overWaar Schmal in 1995 promoveerde op steeg het midden van de 19e eeuw verre. de studie ‘Den Haag of ‘s-Gravenhage? Den Haag had in vroeger eeuwen nooit vestingwallen, maar alleen een singel(tje). De 19e-eeuwse gordel, een zone gemodelKaarten met ontworpen vestingwallen leerd door zand en veen’, wees zij erop, dat en -muren ontbraken niet, maar dat bleef de deftige wijk Benoordenhout toch op dus plantopografie… (Tijdelijk was er veen ligt en Scheveningen op zand…. in de Tweede Wereldoorlog wel sprake van vestingbouw met tankgrachten en Trots Amsterdam Rommelasperges. Van die vesting Clingen- ‘De prachtige kaartserie van Bouw- en dael was ook een kaart.) Van kaarten was Woningtoezicht in Amsterdam, met de hand de magistraat overigens zelden opdracht- getekend tussen 1902 en 1990.’ Dat was de gever. “Al onze kaarten die met polders te titel van de fraaie lezing van Marc Hameleers maken hadden, moesten we afstaan aan van het Stadsarchief Amsterdam. Als eerste Delfland, daar kwam zelfs de Raad van schetste hij de bemoeienissen van de stad State aan te pas”, zo zei mevrouw Wentholt met vormen van bouwtoezicht. Eeuwen
terug werden er voor overheidsingrijpen al bovenwoningen gebouwd zonder mogelijkheden om vuil water af te voeren. Spelregels waren er genoeg, maar omdat burgers zich er niet aan hielden en de stad niet handhaafde was er in de tweede helft van de 19e eeuw toch sprake van revolutie- en speculatiebouw. Instortingen van huizen rond 1900 leidden tot verbeteringen. Het Koninklijk Besluit van 28 juli 1902 tot uitvoering van de Woningwet 1901 introduceerde kaarten ter zake, zo wist Hameleers. Bouw- en Woningtoezicht van in elk geval Amsterdam maakte daarvoor kopieën van de kadastrale kaarten met specifieke aanvullingen van lijsten met relevante raadsbesluiten tot huisnummers. Men had een eigen regio-indeling van de stad en de uittreksels werden naar die regio’s gemaakt. Bij het vanaf 1981 opdelen van de gemeente in stadsdelen werden de meest recente kaarten van Bouw- en Woningtoezicht (die vanaf ongeveer 1960) aan de stadsdelen verstrekt. Daar zijn ze nog, al hoopt Hameleers op overdracht aan het Gemeentearchief. In 1990 werd het bijhouden van deze nog steeds handgetekende kaart geschrapt, zo wist hij. Prachtig waren de bijzondere kenmerken als kalligrafie, stadswapenversieringen en vooral noordpijlen. Hameleers begreep dat het tot het eind zo was dat een tekenaar als beloning voor weken of maanden handarbeid een hele dag aan een noordpijl mocht werken…
Slot Voor de gelegenheid was in de Janskerk, het onderdeel van het archiefgebouw, waar de lezingen werden gehouden, een kleine expositie ingericht van kaarten van Haarlem. De ruim dertig aanwezigen genoten ook daarvan. Fig. 5. Door Notermans getoonde durfal-landmeter op brugreling bij het Bassin te Maastricht, circa 1875 (Fotocoll. GA Maastricht nr 00206)
Adri den Boer, redacteur Geo-Info 2011-7/8 11
Verslag Den Haag 7-8 April 2011
Workshop Digital Approaches to Cartographic Heritage De ICA Commission on Digital Technology in Cartographic Heritage hield bij het Nationaal Archief in Den Haag een internationale workshop voor meer dan 70 deelnemers, waarvan verreweg de meesten uit het buitenland kwamen, over digitale technieken ter ondersteuning van het onderzoek naar kartografisch erfgoed. Met een gemiddelde leeftijd van circa 35 was dit een heel ander publiek dan we meestal zien bij bijeenkomsten over historische kartografie. En om de reikwijdte van hun ambitieniveau te laten zien: het ideaal is nu een ‘federated map search system’, zoekoperaties die tegelijk in alle kaartbibliotheken ter wereld plaatsvinden! Het feit dat alle trends in de geoinformatie/kartografie (het gebruik van WMS/WFS, gebruik van Google Earth/ Map als interface, wiki-achtige toepassingen en mobiele applicaties) allemaal veelvuldig in de op deze workshop gehouden papers aan de orde kwamen, bewees dat deze groep van zich met oude kaarten bezig houdende experts volledig in de ICT is geïntegreerd. Een goede ontwikkeling! De nadruk lag bij alles op het feit dat oude kaarten maar plaatjes blijven zolang ze niet gegeoreferentieerd zijn. En dat het pas, als dat eenmaal gebeurd is, nuttige kaarten worden. Hoogtepunten waren presentaties over digitale technieken om kaarten door gebruikers te laten annoteren en de verbindingen tussen kaarten en bijbehorende rapporten die in het verleden fysiek gescheiden zijn, weer te herstellen. Zoals het MATCH-mapproject (Charles van den Heuvel), en ‘Enhanced reality’ voor museale toepassingen (Dimitris Grammanos), de automatische vervaardiging van bladwijzers voor kaartseries aan de hand van optical character recognition-technieken. Het Georeferencer-programma dat Petr Pridal ontwikkelde en demonstreerde, kan elk kaartbeeld op het internet georeferentiëren (www.georeferencer.org ). Men kan er kaarten die de ene kaartverzameling op het web zet mee vergelijken met kaarten van een andere collectie. Het eveneens door hem ontwikkelde Webglearth (www.webglearth.com) is een Google-ach12 Geo-Info 2011-7/8
Fig. 1. De deelnemers gegroepeerd rond Erasmus.
tige visualisatie van gegeoreferentieerde kaarten in een webbrowser. Astrid Hertog van het Nationaal Archief liet er een praktische implementatie van zien bij het Zuid-Hollandse Provinciaal Historisch Archief. In een andere presentatie demonstreerde Petr Pridal zijn MapRank search, een systeem waarbij een kaartuitsnede, tijdsperiode schaal en eventueel thema zijn in te stellen en vervolgens alle kaarten uit de aangesloten bibliotheken die daaraan beantwoorden, worden getoond. Het is nu in gebruik bij de nationale bibliotheek van Zwitserland (www.kartenportal.ch ) en bij de kaartcollectie van David Rumsey. Alexandra Kousoulakou had een vergelijkbaar programma uitgewerkt om alle archeologische kartografische informatie over opgravingen in Griekenland te integreren, en tegelijk op een tijdsbalk te plaatsen. Rainer Simon behandelde het Europeana project (www.europeanaconnect.eu), een online portaal voor cultureel onderzoek, ook gericht op georeferencing, annotatie, het linken van verschillende nationale bestanden, en het toevoegen van annotaties van gebruikers (zie voor een demo dme.ait.ac.at/annotation), vergelijkbaar met het MATCH-mapproject.
Virtuele globes, ontwikkeld voor een tentoonstelling in het Hongaarse nationale museum in Budapest, werden gedemonstreerd door Matyas Gede (vgm.elte.hu/oszk). Joost Depuydt beschreef hoe de collectie van het stedelijk archief in Antwerpen, nu geconcentreerd in het St. Felixpakhuis, gedigitaliseerd werd (www.felixarchief.be). Rink Kruk van het Nationaal Geografisch Instituut in Brussel behandelde het Cartesius-project, gericht op een geoportaal voor de kartografische erfenis van België en de Kongo. En Anna Guarducci beschreef Imago Tusciae, het digitale archief van oude kaarten van Toscane. De directie van het Nationaal archief in de personen van de heren Berendse en Steemers opende en sloot de workshop. Hun staf had ervoor gezorgd dat de vanuit Thessaloniki opererende Griekse organisatoren (Evangelos Livieratos, Maria Pazarli en Nopi Ploutoglou) in een gespreid bedje terecht kwamen: de organisatie verliep perfect. De van de workshoppresentaties vervaardigde cd is ongetwijfeld bij de secretaris van de commissie, Maria Pazarli, verkrijgbaar. Haar adres is:
[email protected]. Ze staat voorop op de foto. Elger Heere en Ferjan Ormeling
Aardobservatie voor het karteren van dakbedekkingen Beslisboomclassificatie van hyperspectrale beelden
Karen Vermeulen, stagiaire (augustus - december 2010) bij Geofox-Lexmond bv Marleen Noomen, universitair docent aan Universiteit Twente, faculteit Geo-information Science and Earth Observation. Co-auteurs: Martin Pieters, projectcoördinator Geofox-Lexmond bv en Harald van der Werff, universitair docent aan Universiteit Twente, faculteit Geo-information Science and Earth Observation.
Aardobservatie, of ‘remote sensing’, kan in de toekomst een steeds grotere rol gaan spelen bij het voorbereiden en uitvoeren van beleidsvraagstukken van de overheid. Vooral bij ruimtelijke vraagstukken kan veel informatie worden gehaald uit Google Earth, luchtfoto’s of satellietbeelden. Een van de toepassingen waarbij aardobservatie een nuttige aanvulling zou kunnen zijn op bestaande databestanden, is de kartering van dakbedekkingen en dan met name van asbesthoudende daken. Gemeenten beschikken vaak wel over risicokaarten, maar deze zijn dikwijls verre van volledig en de aanwezigheid van asbest is hier niet altijd op aangegeven. Op 3 juni 2010 heeft de Gezondheidsraad een advies gepubliceerd: ‘Asbest - Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling’. In dit rapport zijn de nieuwste inzichten over de risico’s van asbest in de leefomgeving beschreven. Op basis hiervan zijn nieuwe, strengere normen voorgesteld dan de hui-
dige, die uit 1987 stammen. Vooruitlopend op de, naar aanleiding van dit advies van de Gezondheidsraad te verwachten aanscherping van de normeringen voor asbest in het leefmilieu, is in deze pilotstudie uitgezocht of aardobservatie zou kunnen bijdragen aan het in kaart brengen van verschillende
Fig. 1. Gedeelte van het gebruikte hyperspectrale luchtfotobeeld.
dakbedekkingen waaronder ook asbesthoudende daken. Asbest is veel toegepast in de woningbouw tussen 1955 en 1975. Volgens het rapport ‘Asbest in Kaart’ [Harmsma, 2006] is daarnaast op vrijwel alle schuren en stallen die tussen 1965 en 1993 bij boerderijen
Fig. 2. Bebouwing uit het luchtfotobeeld gefilterd.
Geo-Info 2011-7/8 13
vergeleken met de spectrale informatie uit zijn gebouwd, een dak van golfplaten van het beeld. In IDL/ENVI (de software waarmee asbestcement aangebracht. Volgens dit de classificatie is uitgevoerd) zijn bestaande rapport geldt een boerderij dan ook per spectrale bibliotheken beschikbaar, maar definitie als een locatie met een grote kans deze zijn vooral gebaseerd op materialen die op het aantreffen van asbest. Om asbest te in de Verenigde Staten veel worden gebruikt. kunnen detecteren met behulp van remote Een spectrale bibliotheek van dakbedeksensing, zijn twee aspecten van belang: a) kingmateriaal in Nederland is (nog) niet aande afzonderlijke daken of gebouwen zijn wezig. In dit onderzoek te herkennen op het een begin gemaakt beeld; en b) golfplaten Classificatie met behulp ismet het samenstellen van asbestcement van een beslisboom van een dergelijke hebben een specifiek bibliotheek. reflectiespectrum. In deze pilot is een beeld gebruikt met een In dit onderzoek is gekozen voor het maken hoge ruimtelijke en spectrale resolutie. Hoewel deze beelden niet algemeen beschik- van een beslisboomclassificatie. Hierbij is het volledige beeld het uitgangspunt voor baar zijn, zijn ze uitstekend te gebruiken de classificatie waarna steeds een beslissing voor pilotstudies waarin nog moet worden uitgezocht of remote sensing een alternatief wordt genomen, op basis van spectrale kenmerken, of pixels wel of niet tot een is voor de gebruikelijke karteringmethobepaalde klasse behoren. Bij iedere stap den. Mocht het onderzoek tot een positief resultaat leiden, dan kan vervolgens worden wordt op een ander spectraal kenmerk gefilterd. De spectrale kenmerken die zijn onderzocht welke vrij beschikbare beelden gebruikt in de filtering zijn afgeleid uit de (over het algemeen met lagere ruimtelijke/ literatuur en uit de reeds bestaande specspectrale resolutie) als alternatief kunnen trale bibliotheken. dienen. Het voor dit onderzoek gebruikte In eerste instantie is de vegetatie uit het ‘hyperspectrale’ beeld beslaat delen van de beeld gefilterd. Dit is gedaan aan de hand gemeenten Assen en Tynaarlo, heeft 126 van de NDVI (Normalized difference vegespectrale banden in het golflengtegebied van 0,46 tot 2,49 μm en heeft een ruimtelijke tation index. Deze index geeft per pixel een resolutie van 4×4 m (fig. 1). Daken zullen dus indicatie van de hoeveelheid vegetatie aan). Alle NDVI-waarden boven 0,4 zijn uit het minstens deze grootte moeten hebben om beeld gefilterd. geclassificeerd te kunnen worden. In het beeld zijn verschillende typen grondgebruik Vervolgens is met behulp van het TOPte herkennen, zoals woonwijken, industriege- 10Vector-bestand uit 2003 bekeken of de bieden, boerenbedrijven (met erven, schuren overgebleven pixels binnen of buiten de bebouwing vallen. Pixels die niet binnen de enz.) en landbouwgrond. bebouwing vallen zijn nog uitgesorteerd Het doel van dit onderzoek was een standaardmethode te bedenken om dakbedekkingen in kaart te brengen op basis van spectrale informatie (zonder verdere input vanuit het veld, en zo veel mogelijk toepasbaar op andere remote sensing-beelden). Hierbij is specifiek onderzocht of asbest uit het beeld te selecteren is. Een TOP10Vectorbestand uit 2003 is gebruikt om alle bebouwing uit het gebied te selecteren, zodat alleen pixels die binnen de bebouwing vallen in de classificatie zijn meegenomen.
naar randpixels (deze vallen buiten de randen van het beeld maar werden toch in de classificatie meegenomen) en overige, zoals wegen, sportvelden, parkeerterreinen enz. In feite is na de eerste twee stappen een beeld overgebleven met alleen bebouwing (fig. 2). Vanaf deze stap kan dus onderscheid worden gemaakt in dakbedekkingmaterialen. Hierbij is steeds begonnen met de duidelijkst herkenbare spectrale kenmerken, waarna op steeds minder duidelijke kenmerken gefilterd is. Naast de reflectiewaarden uit het beeld, zijn ook genormaliseerde (‘continuum removed’) reflectiewaarden gebruikt. Hierbij wordt over de pieken van het normale spectrum een lijn getrokken (het continuum) die wordt gelijkgesteld aan 1, waarna alle reflectiewaarden worden genormaliseerd tussen 0 en 1. Het voordeel van een normalisatie is dat het effect van verschillende sterkte en richting van de belichting wordt geminimaliseerd, waardoor spectra onderling beter kunnen worden vergeleken. Fig. 3 laat het verschil zien tussen een normaal en een ‘continuum removed’ spectrum. De volgende materialen zijn uit het beeld gefilterd: • kunststof EPDM (Ethyleen Propyleen Diëen Monomeer); • kunststof PVC (Poly Vinyl Chloride), onderverdeeld in ‘gewoon’ PVC en PVC dakpannen; • dakpannen; • bitumen; • asfalt; • overige bebouwing.
Opbouw spectrale bibliotheek Om dakbedekkingen te kunnen classificeren, is een spectrale bibliotheek (‘spectral library’) samengesteld. Dit is een verzameling van standaard reflectiespectra van veelvoorkomende materialen, die kunnen worden Fig. 3. Voorbeeld van een normaal spectrum en hetzelfde spectrum maar dan genormaliseerd tussen 0 en 1. 14 Geo-Info 2011-7/8
NDVI > 0.4 1.977.745 (100%) ja
e
ne
Fig. 4. Geeft de beslisboom weer met de beslissingen die per stap genomen zijn, en het aantal (en percentage) pixels dat tot die klasse is gerekend. De kenmerken waarop gefilterd zijn, zijn weergegeven in tabel 1. De volledige beslisboom is weergegeven in fig. 4, terwijl fig. 5 de resultaten van de classificatie weergeeft. De kleurcodes van het beeld corresponderen met de kleurcodes uit de beslisboom.
Bebouwing 516.940 (26,14%)
Vegetatie 1.460.805 (73,86%)
nee
ja
Rand 476.985 (24,12%) e
ne
Overige 287.195 (14,52%)
Kunststof EPDM 39.944 (2,02%)
ja
ja
e
ne
Kunststof PVC 38.514 (1,95%)
Rand 189.790 (9,60%) nee
ja
Dakpan rood 37.802 (1,91%)
Bitumen 35.666 (1,80%)
Kunststof PVC dakpan 712 (0,04%)
ja
e
ne
Kunststof EPDM 1.441 (0,07%)
e
ne
Dakpan rood 2.136 (0,11%)
In de categorie ‘overige bebouwing’ blijft ja e ne aan het einde van de classificatie nog Bitumen Asfalt 3.295 (0,17%) 32.371 (1,64%) ongeveer 1,5% van de pixels over. Dit betreft ja e ne een aantal ongeclassificeerde pixels binnen Overige bebouwing Asfalt asfalt- en bitumen daken, grijze (betonnen) 30.011 (1,52%) 2.360 (0,12%) dakpannen daken in woonwijken en overige dakbedekkingen die niet in de beslisboom zijn opgenomen. Ook golfplaten daken (al Fig. 4. De beslisboom met de beslissingen die per stap genomen zijn. dan niet asbestbevattend) vallen in deze categorie. Op basis van de spectrale kenmerken konden geen asbesthoudende daken worden gedetecteerd.
Kunststof PVC 536 (0,03%)
ja
Kunststof PVC dakpan 176 (0,01%)
Asbestdaken Asbest dat is gebruikt in de bouw bestaat voornamelijk uit chrysotiel. Chrysotiel heeft een specifiek absorptiespectrum, dat wordt gekenmerkt door een redelijk vlak spectrum en twee smalle absorptiebanden (fig. 6). De eerste absorptieband van asbest (bij 1385 nm) is niet goed bruikbaar voor classificatie, omdat atmosferisch water in dit gedeelte van het spectrum al het licht absorbeert. De absorptieband van asbest valt daarbij in het niet. De tweede absorptieband van asbest (bij 2325 nm) kan in principe worden gebruikt voor classificatie.
Tabel 1. Kenmerken waarop de pixels worden gefilterd.
Wanneer echter puur naar deze absorptie in het beeld werd gezocht door alle spectra uit het beeld te vergelijken met een chrysotiel spectrum, werd geen chrysotiel gevonden. Het signaal van chrysotiel is erg zwak. In puur chrysotiel is de absorptieband zo’n 17% diep, maar dakmaterialen bestaan nooit uit puur chrysotiel, waardoor de absorptie ook evenredig minder diep wordt. Bovendien ligt deze band in een golflengtegebied dat iets meer ruis bevat, en liggen er andere, sterkere absorptiebanden van andere materialen vlakbij. Fig. 5. Voorbeelden van de resultaten van de classificatie (kleuren corresponderen met de kleuren uit de ‘beslisboom’).
Discussie en conclusies Met deze pilotstudie is een begin gemaakt met het samenstellen van een spectrale bibliotheek van dakbedekkingen in Neder-
land. Deze bibliotheek is nog niet volledig, maar vormt wel een goede eerste aanzet. De bedoeling is dat deze bibliotheek in de
toekomst uitgebreid gaat worden met meer materialen, wat de classificatie van Nederlandse situaties moet vergemakkelijken. Geo-Info 2011-7/8 15
spectrale maar lagere ruimtelijke resolutie (ASTER-beelden met 14 banden en minimaal 15 m resolutie, HYPERION-beelden met 220 banden en 30 m resolutie). Met name deze laatste beelden kunnen een goed alternatief zijn voor de beelden uit deze pilotstudie. Ook bestaat de mogelijkheid een beeld met hoge ruimtelijke resolutie samen te voegen met een beeld met hoge spectrale resolutie, waardoor ook voor kleinere objecten een hoge spectrale resolutie behouden kan worden. In de toekomstige uitbreiding van de spectrale bibliotheek die in dit onderzoek is gemaakt, zal dan ook verder rekening gehouden worden met de praktische toepasbaarheid in het bedrijfsleven en de overheid. Fig. 6. Het absorptiespectrum van chrysotiel.
van vegetatie) plaatsvinden, waardoor het Op basis van de kenmerken van de spectra lastig is om spectra te vinden die alleen een in deze spectrale bibliotheek kon met dak beslaan. Een hogere ruimtelijke resolutie behulp van de beslisboom een classificatie zou daarom mogelijk de classificatie kunworden gemaakt van dakmaterialen in nen verbeteren, omdat het de invloed van gedeelten van de gemeenten Assen en inmenging wat tegen zou gaan. Dit zou kunTynaarlo. Met name kunststoffen hebben nen worden bereikt door het vliegtuig met specifieke spectra en zijn relatief simpel te detecteren. Materialen met duidelijke spec- de meetapparatuur op een lagere hoogte te laten vliegen, trale kenmerken, ten koste van een zoals rode dakpanSpectrum niet bruikbaar kleinere bedekking. nen, zijn ook relatief goed te herkennen. om asbesthoudende daken Eventueel zou ook extra aanvullende Ingewikkelder wordt te detecteren informatie kunnen het, wanneer mateworden gebruikt rialen een heel laag bij de classificatie. Te denken valt dan aan of onuitgesproken signaal hebben, zoals bijvoorbeeld informatie over bouwjaren. bij (al dan niet asbesthoudende) golfplaten De kans op aanwezigheid van asbest kan en grijze betonnen dakpannen. Het wordt bevestigd in de literatuur dat het lastig is om dan worden berekend aan de hand van het oppervlakken met een lage reflectie en met bouwjaar (zie ook Asbest in Kaart, 2006). Door het bouwjaar te combineren met de een spectrum zonder significante absorpklasse ‘overige bebouwing’ is een aanmertiekenmerken onderling te onderscheiden. Ondanks de duidelijke absorptiebanden van kelijke verbetering van de classificatie te verwachten. asbest, is het spectrum niet bruikbaar om asbesthoudende daken te detecteren. Dit is te wijten aan het feit dat één band zich mid- Tenslotte een paar woorden over de bruikbaarheid van deze pilot voor overheden in een absorptieband van atmosferisch den en bedrijven. Commercieel gezien is water bevindt, terwijl de tweede absorptiehet veelvuldig gebruik van hyperspectrale band dicht bij een aantal andere, sterkere beelden op dit moment nog niet haalbaar. absorptiebanden ligt. Daarnaast is in het De beelden moeten op bestelling worden golflengtegebied waar de tweede band gevlogen en zijn erg prijzig. Wel zijn er goedzich bevindt de signaal/ruisverhouding wat kopere beelden beschikbaar die een lagere minder goed. Het asbestsignaal is hierdoor spectrale resolutie hebben maar een hoge waarschijnlijk zwakker dan de ruis. Een verdere uitdaging is dat de daken in Nederland ruimtelijke resolutie (luchtfoto’s, Google Earth-beelden, IKONOS, Quickbird-beelden), relatief klein zijn. Hierdoor kan spectrale evenals satellietbeelden met een goede inmenging van de omgeving (met name 16 Geo-Info 2011-7/8
Samenvatting: Aardobservatie voor het karteren van dakbedekkingen Het doel van dit onderzoek was door middel van aardobservatiemethoden verschillende dakbedekkingen in kaart te brengen. Hiervoor is een ‘hyperspectraal’ vliegtuigbeeld gebruikt met een golflengtebereik van 400 tot 2500 nm in 126 banden, gecombineerd met een TOP10Vectorbestand. Aan de hand van een stappenplan zijn verschillende materialen geclassificeerd, waarmee een spectrale bibliotheek van de meeste dakbedekkingen uit het onderzoeksgebied is samengesteld. Deze spectrale bibliotheek kan van nut zijn bij het in kaart brengen van verschillende dakbedekkingen, maar voor de detectie van asbestdaken is nog aanvullend onderzoek nodig, omdat het spectrale signaal van asbest te zwak is om het op deze manier te kunnen detecteren.
Summary: Remote sensing for roof top mapping This study aimed to map various roof types through earth observation. This was achieved using hyperspectral aerial imagery and a topographic reference map. A spectral library of roof types detected in the study area has been created by classifying the various roof materials. This spectral library is useful to map various roof types. However, further research is required in order to improve the applicability of the spectral library for asbestos detection. This is due to the weakness of the spectral radiation signature of asbestos.
Literatuur • Harmsma, S. en H.F.H.M. Mulder, (2006) Asbest in Kaart. Historisch onderzoek Asbestgebruik. • Methode Asbestkansenkaart. ReGister, Groningen.
Column
Arnold Bregt
Ruimtelijk denken in de praktijk? Salomon Kroonenberg heeft een nieuw boek geschreven met als titel: ‘Waarom de hel naar zwavel stinkt - mythologie en geologie van de onderwereld’. Ik heb het boek nog niet gelezen, maar ik haal het hier aan in verband met een interview dat hij naar aanleiding van het verschijnen ervan gaf in de Volkskrant. Het verrassende aan dit interview is dat het nauwelijks over het boek zelf gaat, maar vooral over de context waarin dit boek is geschreven. Wat mij aansprak in het gesprek is dat discussies over klimaatverandering, inzet van technologie en armoedebestrijding worden afgewisseld met Google Earth-verkenningen van een aantal plekken op aarde. Kroonenberg navigeert samen met de journalist over de sloppenwijken van Karachi in Pakistan. Plotseling wijst Kroonenberg naar een vaag lint, nauwelijks zichtbaar tussen de platte daken. Enthousiast begint hij te vertellen dat deze, en adere vage linten, droge rivierbeddingen zijn die verbonden zijn met de rivier verderop in beeld. Hij beschrijft ook bezorgd wat de gevolgen zijn van een abrupte stijging van het water: “De huizen van deze mensen zullen worden weggespoeld”. De journalist zit er geïnteresseerd naast, hem waren de vage linten in het beeld niet opgevallen. Ik vertel dit verhaal omdat het een mooi praktijkvoorbeeld is van ruimtelijk denken. Ik ken Salomon Kroonenberg al jaren en weet dat hij een zeer scherp oog heeft voor ruimtelijk geologische verschijnselen en ook zeer goed is in het leggen van verbanden tussen deze verschijnselen. Een groot ruimtelijk geologisch denker. Wat maakt iemand een groot ruimtelijk denker? Een zeer lastige vraag om te beantwoorden. Uit de literatuur blijkt dat op deze vraag geen eenduidig antwoord is te geven. Veelal gaat het om een combinatie van aanleg, veel ervaring en sterke focus op een bepaald thema. Het sterk richten van de aandacht op een thema vertaalt zich vaak in een hoge mate van specifieke kunde en vaardigheid. Dat is natuurlijk niet exclusief kenmerkend voor ruimtelijk denkers, maar voor alle denkers die zich met gedrevenheid en enthousiasme richten op een thema. Verder blijkt uit de literatuur dat ruimtelijk denken in hoge mate contextspecifiek is. Een arts die bijvoorbeeld zeer goed is in het analyseren van MRI-scans, kan tegelijkertijd zeer slecht zijn in navigatie. Een architect kan zeer goed zijn in het visualiseren van een nog te realiseren gebouw, maar veel problemen hebben met het leggen van verbanden tussen landschappelijke verschijnselen.
ruimtelijke planner of verkeersleider bij zijn of haar specifieke activiteiten? Als we hier meer of beter zicht op hebben, dan zijn we ook beter in staat om onze geo-informatieproducten en analysehulpmiddelen hierop af te stemmen. Ik heb het gevoel dat we hiermee het onderzoek naar ruimtelijk denken ook wat meer handen en voeten kunnen geven. Mijn beeld is dat internationaal het onderzoek zich enerzijds richt op zeer conceptueel onderzoek op het gebied van ‘het ruimtelijk denken’ en ‘algemene ruimtelijke concepten’ en anderzijds op anekdotische verhalen over de toepassing van ruimtelijke denken binnen een specifieke case. Dit laatste is kort te omschrijven als het zo interessant mogelijk opschrijven van een GIS-toepassing. De mogelijkheden voor nieuwe kennisontwikkeling en -toepassing ligt, naar mijn idee, tussen deze twee uitersten in. Welke specifieke ruimteconcepten worden er toegepast binnen een bepaalde discipline? De enigen die dit naar mijn gevoel goed hebben geanalyseerd zijn Kim Karstens en Toru Ishikawa van de Columbia University, Verenigde Staten. Ze hebben heel systematisch de taken van een geoloog benoemd en zijn vervolgens nagegaan welke ruimtelijke concepten en ruimtelijk denken nodig is om deze taken goed te kunnen uitvoeren. Op basis van deze systematische analyse komen ze tot verrassende inzichten over aan te leren ruimtelijke vaardigheden en de volgorde waarin deze vaardigheden dienen te worden geleerd. Het lijkt mij heel interessant om deze analyse ook eens voor andere disciplines uit te voeren. Als u werkzaam bent in een discipline waarin ruimtelijk denken een belangrijke rol speelt om uw probleem op te lossen dan kom ik graag eens langs voor een interview. Een e-mail naar mij is voldoende. Arnold Bregt, Hoogleraar Geo-informatiekunde, Wageningen Universiteit (Centrum Geo-informatie) (
[email protected])
U vraagt zich nu waarschijnlijk af: “allemaal mooi dat ruimtelijk denken, maar het klinkt vrij abstract en wat kan ik er mee in de geo-informatiepraktijk? Naar mijn idee dienen we ons in Nederland te richten op het uitdiepen van de ruimtelijke concepten die in specifieke vakgebieden worden gebruikt. Bijvoorbeeld, welke ruimtelijke concepten gebruikt een ecoloog, hydroloog,
Geo-Info 2011-7/8 17
Verslag
‘Data, wat kun je ermee?’
Op 4 april 2011 organiseerde de regio Noord van GIN een bijeenkomst bij het Centrum voor
Ruimtelijke Informatiekunde Groningen (CRIG) met als thema ‘Data, wat kun je ermee?’. Er was een grote belangstelling voor dit thema. De regiocommissie kon echter, gelet op de beschikbare locatie, maar 100 personen bergen en heeft helaas een aantal geïnteresseerden moeten teleurstellen. De bijeenkomst werd mede mogelijk gemaakt door het CRIG en GEON waarvoor nog alle dank van de regiocommissie Noord. Als eerste gaf de dagvoorzitter, Paul Liesgekomen moet worden nagedacht over ting, Marien de Bakker van het CRIG het welke boodschap je aan wie wilt overwoord met een presentatie over ‘Geodata brengen en in welke vorm, grafiek, kaart, t.b.v. bevolkingskrimp’. De Bakker stelde tabellen enz. Ook komt op dat moment de eerst het CRIG voor. (Nadere informatie vraag op of het te onderzoeken gebied niet hieromtrent is te vinden onder www. te klein is geweest om de gevolgen van de rug.nl/frw/crig.) Het CRIG, een onderkrimp goed in beeld te brengen. Hierbij is deel van de Rijksuniversiteit Groningen, het lastig dat de geldschieters met name in heeft de opdracht gekregen van onder het eigen gebied geïnteresseerd zijn, terwijl andere inliggende gemeenten om in het de omgeving veel groter is qua invloed en Eemsdeltagebied de bevolkingskrimp en gevolgen. Het maakt een groot verschil de gevolgen daarvan voor allerlei voorof je iets aan betrokken bestuurders moet zieningen in beeld te brengen. Bevoluitleggen of aan burgers. Als de voorlopige kingskrimp komt niet alleen in Noord resultaten van het onderzoek beschikbaar Nederland voor, maar De Bakker liet zien zijn, gebaseerd op het verleden en heden, dat het in geheel Nederland voorkomt. moet er ook naar de toekomst worden Fig. 1. Marien de Bakker. Bij de krimp is het grootste probleem nog gekeken. Krimp is immers een dynamisch Men loopt bijvoorbeeld aan tegen het feit proces. Anders gesteld, hoe kom je van een niet echt de bevolkingskrimp, maar met name de krimp in het aantal huishoudens. dat de postcodes niet volledig zijn, en de project naar een beheerfase. Het ondergeografische afbakening niet gelijk blijft. Deze krimp beïnvloedt leegstand van zochte moet gevolgd worden. Vragen zoals Dorpen, steden en gebouwen, personele ‘wie ontvangt en beheert de resultaten?’ buurten veranderen migratie, scholen, moeten worden geregeld. De vorm waarin Krimp is een in de loop van de tijd de informatie beschikbaar komt, op papier, zorg en economie. dynamisch proces en dat is lastig als je Voor het gebied van via een website enz., de ruwe data of een zaken onderling wilt de Eemsdelta loopt visualisatie daarvan, welke bewerkingen vergelijken. Ook de privacy moet geresmomenteel een onderzoek. Om een zijn uitgevoerd om de data te maken? dergelijk onderzoek uit te kunnen voeren pecteerd worden, de gegevens mogen Hoe communiceer je daarover? Hoe kun niet herleidbaar zijn naar personen. Verder je besluiten baseren op het onderzoek? is data nodig van het verleden, heden en blijkt dat definities in de tijd veranderen. toekomst. Bij het vergaren van de data Doel en data moeten een goede relatie De definitie van gebouwen bij het CBS bleek al snel dat data over het heden hebben om goede besluiten te kunnen bijvoorbeeld. meestal beschikbaar zijn, maar data over nemen. De dataverzahet verleden veel moeilijker te verkrijgen hebben veelal Oplossingen om met Economische factoren melaars zijn. Gebruikte databronnen zijn onder een ander belang de beschreven probleonbetrouwbaar andere: het CBS, de BAG, de WOZ, Cendan de gebruikers. matiek om te kunnen trum voor maatschappelijke ontwikkeling, gaan zijn kiezen voor Op het moment dat GGD, OV bureau, provinciaal bedrijven de verzamelaars en gebruikers dichter bij een eenduidige geografische indeling, register, KvK, detailhandel, kleine dorpen, zaken aanpassen en verwerpen, en het elkaar komen, wordt een betere oplossing Kadaster voor eigendom, corporaties gerealiseerd. maken van selecties. Van groot belang voor huur en nog diverse andere bronis het op orde brengen van de metadata Via voorbeelden uit het project van de nen. Het verzamelen van de data is erg anders zijn de resultaten ‘quick and dirty’. Eemsdelta heeft De Bakker een goed duur en standaardisatie ervan is lastig. Aan de hand van diverse voorbeelden beeld geschetst van de problemen, oplosAl deze bronnen leveren enorm veel data, uit het projectgebied onderbouwde De singen en de voorlopige resultaten bij het maar hoe zit het met de betrouwbaarBakker het gestelde. Op het moment dat gebruik van geodata bij een onderzoek heid, volledigheid en de kwaliteit ervan? de te onderzoeken data beschikbaar zijn naar de gevolgen van krimp. 18 Geo-Info 2011-7/8
Energie en Assen
geografische factoren, de eigenschappen van de diverse soorten zonnepanelen en Na een goed verzorgde broodmaaltijd economische factoren zoals de stroomprijkreeg André Slump van de gemeente Assen het woord. De presentatie van Slump zen, de kosten van de zonnepanelen en de rente op geld. De economische factoren had als thema ‘het energieloket Assen’. zijn onbetrouwbare factoren, maar onontHet energieloket biedt voor bezoekers en beerlijk om de terugverdientijd te bereinwoners van Assen de mogelijkheid om kenen. De gemeente virtueel hun woning biedt daarom een te beoordelen op de Veel geodata rekenmodel aan mogelijkheden enerniet gebruiksvriendelijk waar de geografische Fig. 3. Een deel van de honderd personen. gie te besparen en op factoren en de eigente wekken. Het interactieve onderdeel van het loket bestaat uit schappen van de zonnepanelen als harde te verbeteren. De ontwikkelingen op het een dakscan met de mogelijkheid het soort gegevens per dakvlak inzitten en waar de gebied van NORA, ruimtelijke plannen burger zelf de economische factoren kan zonnepanelen te bepalen en de financiële en het stelsel van basisregistraties voorinvullen. Op deze wijze kan iedereen bere- zien in deze behoefte. Belangrijk is in dit gevolgen van zo’n plaatsing door te rekenen. De gemeente Assen heeft duurzaam- kenen in hoeverre zonne-energie voor hem verband het ontwikkelen van standaarden. op welk dakvlak, met welke collectoren, heidbeleid geformuleerd. De gemeente Het nadeel van standaarden is echter dat interessant kan zijn. moet CO2-neutraal worden en dat kan de ontwikkeling ervan niet snel verloopt. De ontwikkelingen in de markt gaan vaak door onder andere het zelf opwekken sneller. Neijenhuis illustreerde dit aan de van zonne-energie. De gemeente wil dit Geo als antwoord hand van een aantal voorbeelden zoals stimuleren door de burger erbij te betrekAls laatste kwam Martijn Neijenhuis van ken via een bewustwordingsproces en GEON uit Groningen aan het woord met zijn Google Maps, Google Earth, Virtual earth, door objectieve informatie aan te bieden presentatie ‘Geo-informatie geeft antwoord’. Mash-ups en Open Streetmap. Op het op een gemakkelijk toegankelijke wijze, in In zijn presentatie benadrukt Neijenhuis dat gebied van de geo-informatie ligt er nog een aantal uitdagingen zoals het werken dit geval via internet. Om per woning de data pas informatie wordt als de gegevens aan uitwisselbare informatie, ontwikkelen geschiktheid van de daken voor zonnebetekenis hebben voor de ontvanger. van standaarden, vrije beschikbaarheid van energie te kunnen bepalen zijn de dakvlak- Via diverse voorbeelden werd dit geïllusken van de woningen nodig. De bestanden treerd. Er is veel overheidsdata beschikbaar. overheidsdata, zaken toegankelijk publiceren en ontsluiten, en vooral niet te vergeten van de WOZ, de BAG en AHN2 zijn gebruikt Zo bevat het Nationaal Georegister data om onder andere de dakvlakken te kunnen via 2601 dataset die via 20 services beschik- het meenemen van de behoefte van gebruikers of klanten. bepalen. Via deze bestanden kan de helbaar zijn. Daarnaast Neijenhuis besloot lingshoek, de oriëntatie en de oppervlakte is er nog veel meer Data is overal zijn betoog met de van het dakvlak met een GIS-pakket worgeodata beschikbaar toekomst: data is den bepaald. De zonne-instraling is via een die echter veelal overal, stimuleer de dienstverlening, maak softwarepakket van ESRI voor een heel jaar niet gebruiksvriendelijk is en waarvan de de markt open, stimuleer het geo-dossier te berekenen. Bij deze berekening wordt de beschikbaarheid moeilijk is. De data is en ga vooral meer onderzoek uitvoeren. schaduwwerking van de directe omgeving voornamelijk aanbodgericht (raadplegen). van een pand in de beschouwing meegeNeijenhuis sprak de hoop uit dat de overnomen. De mate van geschiktheid van de heid meer als geheel gaat functioneren. Slot dakvlakken is te bepalen op basis van de Samenwerken, beter bereikbaar, vindbaar Aansluitend op de presentaties weren toegankelijk maken van overheidsinfor- den diverse vragen gesteld vanuit het matie en diensten zijn hier kernwoorden. publiek. Uit de actieve deelname van Ongeveer 80% van de informatie van de de deelnemers kon de regiocommissie gemeente is geo-georiënteerd. De locatie Noord afleiden dat de onderwerpen veel verbindt informatie, zorgt voor kwaliteit en losmaakte bij het publiek. We kunnen betrouwbaarheid, maakt kwaliteit inzichte- terugzien op een geslaagde bijeenkomst. lijk en verhoogt de efficiency. Via voorbeel- De dagvoorzitter bedankte de sprekers den werden deze stellingen ondersteund. voor hun bijdragen, gaf hen een present Ook Neijenhuis gaf aan dat niet alleen en bedankte het CRIG en GEON nogmaals informatie uit het heden maar ook uit het voor het mede mogelijk maken van de verleden benodigd is om beleid binnen een bijeenkomst. Er wordt onderzocht of de gemeente te kunnen maken. Nog niet alle mogelijkheid aanwezig is de presentaties datasets bevatten deze informatie. Naast aan een ieder beschikbaar te stellen via de beleidsontwikkeling is geo-informatie nieuwe site van GIN. nodig om de kerntaken uit te voeren en de dienstverlening te verzorgen en zo nodig Fig. 2. André Slump en de zon. Sieb Dijkstra, GIN Noord Geo-Info 2011-7/8 19
Open Kaart
Met een choropleet bestrijd je geen epidemie! Epidemieën, tsunami’s, kernrampen en nu de EHEC-bacterie. Zodra er iets ernstigs gebeurt, zoeken redacties naar illustraties om het nieuws te duiden. De kaarten zoals hieronder (Bron: Die Welt op Welt Online, 4 juni 2011 www.welt.de/article13411268, Trouw 5 juni 2011) hebben in ieder geval meer nieuwswaarde dan een microscopische foto van de EHEC-bacterie. Of toch niet…? Maarten Boddaert (uitgever aardrijkskunde en kartograaf): Steeds vaker worden choropleten gebruikt om absolute aantallen weer te geven. Dat is onjuist. Choropleten gebruik je om relatieve gegevens weer te geven. Een goed voorbeeld van dit foutieve gebruik is dat op deze kaart niet alleen het noorden besmet lijkt, maar ook lijkt de bacterie in het zuiden te zijn toegeslagen. Baden-Württemberg en Beieren huisvesten echter bijna een derde deel van de Duitse bevolking. Geen wonder dat hier 148 gevallen zijn geconstateerd. Graag had ik wel een choropleet willen zien, maar dan met het aantal besmettingen per 1000 inwoners per deelstaat. De kaart had er dan veel dramatischer en waarheidsgetrouwer uitgezien. Ook twijfel ik aan de betrouwbaarheid van de gegevens: op 6 juni, een dag later dan deze kaart, is het aantal doden in Nedersaksen alweer afgenomen naar 3!
kopiëren! Die Welt ververst vervolgens de achterliggende informatie zodat er steeds een nieuwe grafiek ontstaat. De actualiteit wordt benadrukt door de tekst rechtsboven in de infographic. Voor het technisch gemak worden hierbij de proportionele symbolen vermeden wat ten koste gaat van de leesbaarheid. Een slechte afweging als je het mij vraagt! Bij Trouw is er geen sprake van een technisch gemak ten koste van de leesbaarheid. Hier is de gemakzucht van de infographic-redacteur onvergeeflijk. Er wordt weliswaar een bron vermeld, maar om nu je eigen naam onder deze slechte kopie te zetten... Het adagium ‘beter goed gejat, dan slecht bedacht’ gaat hier zeker niet op! Let ten slotte nog even op de titel boven het kaartje uit Trouw.
Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Als je in de interactieve infographic van Die Welt op een deelstaat klikt, blijkt het getal in het witte blokje niet het aantal vastgestelde ‘gevallen’ aan te geven, maar het aantal mogelijke ‘gevallen’ van besmetting met de EHEC-bacterie. Vervolgens blijkt ook een veel geringer aantal ‘gevallen’ daadwerkelijk zich te ontwikkelen tot HUS (Hemolytisch Uremisch Syndroom). Opvallend is dat niet de deelstaten aanklikbaar zijn, maar alleen de labels. Beweeg je je muis over de labels, dan verandert de kleur van de grenzen van de deelstaat. Je kunt de hele grafiek gemakkelijk in je eigen website plaatsen door het stukje HTML code, onder de grafiek, in je eigen webpagina te
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Kaarten moeten gewoon voldoen aan bepaalde ontwerpprincipes. De aantallen op deze kaart zijn op twee wijzen weer gegeven, als labels en als choropleet. Choropleten dienen kwantitatieve gegevens relatief (genormaliseerd per eenheid van oppervlakte of inwoners) weer te geven. De maker kent dit ontwerpprincipe niet of denkt er te lichtvoetig over. “Dat probleem zal toch wel meevallen? Moet ik nu echt al die cijfers gaan delen? Die gebieden zijn toch allemaal wel ongeveer even groot?” Helaas. De visuele spreiding komt niet overeen met de spreiding in de data: een karteerzonde, lezersbedrog. Werk met een stippenkaart of met
20 Geo-Info 2011-7/8
cirkels. De choropleet hier voegt letterlijk niets anders toe aan de labels dan verwarring. De lezer wordt niet geïnformeerd, maar onbewust verward. Dat is vanuit gebruikersperspectief bezien erger dan bewust verward. Trouw is inventief bezig geweest met deze kaart van Die Welt en heeft (slim) een schaalbalk en Nederland toegevoegd. Merk hier de kracht op van de kaart: een paar dagen eerder en toch lijkt alles donkerder en erger. Maar kijk naar de klassengrenzen en de legenda. Ook staan in deze versie de kleuren in de legenda niet meer op volgorde en kloppen ze niet met de kaart. En Nederland had natuurlijk niet oranje moeten zijn maar net zo roze als Rheinland-Pfalz. Frédérik Ruys (information designer voor onder andere VPRO’s ‘Nederland van Boven’): Zijn choropleten überhaupt geschikt voor het weergeven van epidemieën, rampen en andere natuurlijke processen? Het suggereert dat de verspreiding ervan beperkt wordt door administratieve regio’s. Stel je voor dat Erwin Kroll de verwachte temperatuur per provincie zou inkleuren... Daarom zou ik toch de voorkeur geven aan stippen per besmettingsgeval. Of een heatmap. Gelukkig maar dat dr. Snow voor het bestrijden van cholera in Londen destijds niet voor deze weergave heeft gekozen... We zouden dan waarschijnlijk nóg zoeken... De zwarte kruisjes maken onmiskenbaar duidelijk dat het om sterfgevallen gaat. Het gevolg is echter dat de vele kruisjes de labels slechter leesbaar maken.
Interview
Bronhoudersoverleg BGT op naar uniformering
Bronhoudersoverleg van eind mei 2011, poserend voor De Inktpot uit 1921.
De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is een uitzonderlijke. Er is sprake van wel zeven bronhouders, een typisch woord uit de subcultuur van de basisregistraties. BGT-info nr 9 van maart 2011 verkondigde het al: ‘Bronhoudersoverleg van start gegaan!’ Een volgende BGT-info kan het weer met een uitroepteken melden: ‘Stichting Samenwerkingsverband van Bronhouders (SVB BGT) van start gegaan!’ Al lopen de interne procedures nog, het commitment is er. Er was dus reden voor een tussentijds groepsinterview. Terwijl de distributie wordt verzorgd door de Landelijke Voorziening bij het Kadaster, is de productie- en beheertaak belegd bij bronhouders. Medio 2010 werd bepaald wie die bronhouders van de BGT zouden zijn. Defensie was de laatste van de zeven. Sinds die zomer waren er al vormen van onderling overleg. Met zeven pilotgroepen is gesproken over zaken als de afbakening van bronhoudergrenzen en de verdeling van de rollen onderling en tussen bronhouders en de Landelijke Voorziening. In de herfst van 2010 ontstond het gestructureerd Bronhoudersoverleg, nu onder voorzitterschap van Louis Smit van de gemeente Rotterdam.
Intensief polderen
zitten”. (Misschien wel een nieuw orgaan met deels dezelfde mensen?) Voorzitter Het Bronhoudersoverleg vergadert elke Smit legt graag het ‘waarom’ uit: “De wetdrie weken. Zelfs de zomerdip is maar klein. De vergaderplek is bij het bezoek ná telijke norm en vormvereisten als objecten een overleg mooi en centraal gelegen, De in plaats van lijnen zijn voor een divers Inktpot van Prorail in Utrecht. (Een vraag is productielandschap veeleisend. Variaties en dynamiekverhoogstens waarom schillen in gebieden de OV-chipkaart Commitment voor zijn enorm. Ook zijn geen basisregistrastichting is er er qua bijhouding tie voor de toegang achterstanden in kan zijn.) Continuïteit is toch maar tijdelijk. Dit overleg houdt den lande”. Arjan Levinga wijst er op dat ook de pilots op zodra de stichting SVB BGT er is. Ruud zijn aangestuurd door bronhouders en niet Kamp: “In het programma blijven wel door het programmabureau. Op de vraag vertegenwoordigers van zowel bronhouhoe een efficiëncyslag zoveel capaciteit en ders als gebruikers in het voorportaal Geo-Info 2011-7/8 21
geld kan kosten komen vele antwoorden. Het gaat om eenzelfde standaard voor het hele land, om aanpassen van eigen topografie aan de nieuwe norm. Confrontaties van deelgebieden gaven verschillen, bijvoorbeeld van teveel topografie rond het sluizencomplex Tiel en te weinig in lege delen van Drenthe. Lijninfrastructuurbeheerders bijvoorbeeld maten traditioneel ook stroken buiten hun eigen beheergeOok ‘eenheid in verscheidenheid’: gesintelde parkmuur voor De Inktpot. bieden (en grote gemeenten wel over de modellen bij de individuele bronhouders grens?). De afbakening van bronhoudergrenzen zal pas in de transitiefase definitief blijven verschillen. De BGT is daar een Leden Bronhoudersoverleg: extract van”. Kamp zegt vanuit een andere worden afgestemd, zodat dan een ieder • Louis Smit en Edim Hadziavdic, infrabeheerder: “We leren samen te werken weet wat hij moet (laten) meten en kan gemeente Rotterdam en we hoeven niet afnemen. “Bij het • Gabriël van Tiggelen, VNG méér in te winnen”. beheer zal de topo• Marianne Krug, Unie van WaterBGT meervoudig ‘Taakverwaarlozingsvervuiler betalen”, schappen katalysator? bepaling’ is een mooi aldus Kamp. En dat • Patrick Stootman, provincie scrabblewoord uit de slaat bijvoorbeeld op Gelderland aanleggers van infrastructuren. Hadziavdic: veelheid van stukken. Het betekent dat er • Bert Huis, ministerie van EL&I een toezicht komt, waarschijnlijk via audits, “Het eenmalig inwinnen en meervou• Willem Wijnen, ministerie van op bronhouders en op de LV BGT. Desdig gebruiken is dan bereikt”. Hij is ook Defensie overtuigd van winst, doordat de BRT (mid- noods kan de minister van I&M het werk op • Ruud Kamp, ProRail denschalige topografie) er op termijn door kosten van een nalatige bronhouder laten • Arjan Levinga en Rob van der doen. De BAG moet ook zoiets kennen generaliseren aan kan worden ontleend, Schoot, ministerie van I&M, Rijksmaar toepassen daarvan is uit de tijd (en en dus eigenlijk als separate productie en waterstaat vast onnodig). Er is dus toezicht op de registratie kan vervallen. productie, maar niet op het gebruik. “Toch gebruiken’? Daar is geen sprake van! Smit is BGT-gebruik door overheden verplicht”, Wet in 2013 in werking en Kamp benadrukken dat de pilots aldus Marianne Krug, beleidsmedewerker Al moest ieder die eerder interviewde, ook voldoende zijn ‘geklankbord door ‘Moderne Overheid’. Smit vult het aan: “Bij schreef of las over BGT-termijnen zich aanpassen, per 1 januari 2013 zal de nu nog foute bronnen bij wettelijke taken kan een bedrijven’. Even eenstemmig is men in het als ‘veel’ ervaren van BGT-voorlichtingsbijoverheid in problemen komen”. “Waar het in voorbereiding zijnde wet in werking voor niet-wettelijke taken als objectbeheer eenkomsten, voor anderen niet overtreden. De implementatie moet in 2014 bodig. “De VNG komt ook nog met een niet moet is het wel logisch. Er moet geen zijn afgerond. Uiteraard is dat een traject ledenbrief over de BGT”, aldus Gabriël van eigen bestand naast komen, plustopo van buiten de bronhouders maar alles Tiggelen. BGT-info nr 10 is er dan ook wel. moet er op geënt zijn”, aldus Levinga. moet dan naadloos op elkaar aansluiten Ook netwerkbeheerders van tegenen aan de eisen voldoen. Verwacht wordt woordig buiten de overheid hebben er een kaderwet, met een verwijzing naar Groeimodel? nog afstemmende ‘bemoeienissen’ mee. een informatiemodel en geen model in De stichting SVB BGT zal generieke taken Dankzij IMGEO sluit het ook breder aan, de wet zelf bijvoorbeeld. Arjan Levinga, gaan ondersteunen. Daar horen minstens zo weten allen. (‘BGT is een katalysator.’) als anderen een man van de plustopo: de taken bij die nodig zijn voor de digitale Het in GeoBusiness Nederland georgani“De informatiebehoefte en de informatieassemblage van losse topografische seerde deel van het bedrijfsleven heeft bestanden tot het nationale BGT-bestand. een driehoofdige contactgroep voor Het Bronhoudersoverleg schreef in BGT-communicatie. BGT-info nr 9 ligt ter BGT-info ook over specifieke opdrachten, Nog niet in woordenboek… tafel met keurige zinnen als ‘GeoBusiness ‘waaronder het ontzorgen van individuele ‘Je hebt gezocht op het woord: adviseert de overheid graag bij haar bronhouders als die daartoe betaalde bronhouder. Het is verkeerd regiefunctie rondom de invulling van de opdrachten geven en mogelijk ook de gespeld of het staat niet in dit gratis BGT en wil dat de markt maximaal en op taken die door de bronhouders gewenst woordenboek Nederlands.’ een goede manier wordt ingeschakeld bij zijn op het gebied van gemeenschappe(www.vandale.nl) de uitvoering van deze taken.’ Toch: heeft lijke inkoop’. Dat wordt vast een groeihet ambtelijk Bronhoudersoverleg zicht model en als dat zo werkt is de BGT een De bronhouders zijn de gegevensleop eventuele lobby rond de wetgever van katalysator geweest! veranciers van de basisregistraties. bedrijven, die toch graantjes meepikken (stukken inzake basisregistraties) van ‘meervoudig inwinnen, enkelvoudig Adri den Boer, redacteur 22 Geo-Info 2011-7/8
Column
ir. Arie J. Duindam
NWB of de taaie geodata praktijk in Artikel 2 van het Besluit Gevoelige Bestemmingen genoemde afstanden van 300 meter rond rijkswegen resp. 50 meter rond provinciale wegen te bepalen. Deze buffers zullen worden gebruikt in de informatievoorziening ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. 29 maart 2011, overheid aan collega: Ik mag niet zonder toestemming van een projectleider van overheid de heer Duindam rechten toekennen dat hij gebruik mag maken van het NWB Wegen. Ik heb uw vraag doorgezet naar de heer X. Kunt u zelf contact opnemen met hem hierover? 30 maart 2011, ik aan X: Graag zou ik willen beschikken over de ligging van de Rijks- en provinciale wegen zoals vastgelegd 15 maart 2011, ik aan overheid: Waar kan ik het NWB Wegen in het NWB Wegen. Deze informatie is voor ons van belang vinden? 18 maart 2011, overheid aan mij: Uw organisatie heeft een contract teneinde uitvoer te kunnen geven aan het Besluit gevoelige bestemmingen. met overheid afgesloten voor de levering van het NWB Wegen. Dit loopt via uw collega. 13 april 2011, overheid aan mij: Naar aanleiding van uw melding 21 maart 2011, ik aan collega: Zou ik het NWB Wegen mogen kunnen wij u het volgende mededelen: Het NWB wegenbestand gebruiken voor een intern project? is een geometrisch nauwkeurig bestand waar wegvakken en 21 maart 2011, collega aan mij: Nee, want de voorwaarden in het hectometer gegevens in zijn opgenomen. Helaas is dit voorraamcontract met overheid stellen dat de data alleen gebruikt alsnog alleen voor overheidsinstellingen beschikbaar of voor mag worden voor werkzaamheden die onder de raamovereenderden die in opdracht werken voor Overheid. komst vallen. Bij werkzaamheden buiten de raamovereenkomst om mag geen gebruik worden gemaakt van de data, tenzij over16 mei 2011, X aan mij: Uw verzoek is, evenals de verzoeken van heid hier expliciet toestemming voor heeft gegeven. 21 maart 2011, collega aan overheid: Afhandeling van de aanvraag zes andere belangstellenden, aanleiding geweest voor overingediend door mijn collega Duindam is niet mogelijk. Conform heid om zich te beraden over de vraag hoe hierop te reageren. Dit beraad is inmiddels afgerond en zal binnenkort leiden tot het voorwaarden mag ik de data zonder jullie goedkeuring niet aan vragen van zienswijzen om in kaart te brengen wie om welke mijn collega beschikbaar stellen. Met jullie goedkeuring zou ik redenen nadeel zou kunnen ondervinden van het toestemming kunnen zorgen voor correcte afhandeling hiervan. geven voor hergebruik van het NWB. Deze zienswijzen zullen 21 maart 2011, overheid aan mij: Hoe tevreden ben jij? Overheid wil graag weten hoe jij de dienstverlening hebt ervaren. Door dit worden betrokken bij de belangenafweging die ten grondslag onderzoek krijgt overheid enerzijds meer inzicht in jouw mening moet liggen aan de beslissing om hergebruik al dan niet toe te staan. over de afhandeling van deze melding en anderzijds over de 17 mei 2011, minister van EL&I aan de Tweede Kamer in Digitale afhandeling van meldingen in het algemeen. Dit biedt goede handvatten om de dienstverlening verder te verbeteren en beter Agenda.nl: Overheidsdata komt beschikbaar voor ondernemers: af te stemmen op jouw wensen en verwachtingen. Je hebt maxi- het kabinet spoort vanaf medio 2011 overheidsorganisaties aan data open te stellen volgens het principe ‘open, tenzij’. maal 3 minuten nodig om de vragenlijst in te vullen. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, kun je deze op intranet Wordt vervolgd... [sic] bekijken. 22 maart 2011, overheid aan collega: Om gebruik te mogen maken N.B. Bovenstaande teksten zijn zo veel mogelijk letterlijk, maar van de gevraagde gegevens NWB Wegen via Dataportal [sic]. wel verkort weergegeven. Waar nodig voor de begrijpelijkheid De projectleider van de overheidsinstantie stuurt een mail met omschrijving aan X dat de genoemde persoon gedurende de tijd is geparafraseerd. Referenties naar citaten uit openbare stukken zijn bij mij beschikbaar. van het project gebruik mag maken van het NWB Wegen. 22 maart 2011, collega aan mij: Ik begrijp de reactie niet helemaal, maar maak er uit op dat het NWB Wegen alleen gebruikt mag ir. Arie J. Duindam worden voor overheidsprojecten. 23 maart 2011, collega aan overheid: Kunt u toegang verschaffen aan de heer Duindam tot het NWB Wegen? Ten behoeve van onze dienstverlening zal het NWB Wegen worden ingezet om de 13 februari 2007, Tweede Kamer aan de minister van V&W: Is het waar dat het NWB vrijgegeven wordt? 16 maart 2007, minister van V&W aan de Tweede Kamer: Ja. Na 1 januari 2009 wordt het NWB vrijgegeven zonder restricties. 22 mei 2007, minister van V&W aan de Fietsersbond: Uw verzoek met een beroep de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) en EU richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie, om het NWB openbaar te maken, wordt gehonoreerd. Het NWB zal openbaar worden gemaakt, twee weken te rekenen vanaf dagtekening van dit besluit.
Geo-Info 2011-7/8 23
Van kaart aan de wand naar wandkaart Generalisering van schoolwandkaarten vanaf 1840 Lowie Brink, antiquariaat De Wereld aan de Wand
De auteur beweert al jarenlang dat schoolwandkaarten in de 19e en 20e eeuw steeds soberder werden, dat de afstandswerking verbeterde en dat de volledigheid aan de duidelijkheid werd opgeofferd. Dat zijn allemaal kwalitatieve uitspraken waarvoor niet eerder een bewijs werd geleverd. Met dit artikel wordt geprobeerd een en ander alsnog te onderbouwen. Enige passieve kennis van het Duits bij de lezer is wenselijk aangezien geput is uit kamers vol Duitstalige, kartografische vakliteratuur. cher schon Viele gescheitert sind”). Pas in Leesbaarheid van kaarten en overlading ken van de eisen waaraan kartografische 1910 zou A. Hettner in zijn Eigenschaften staan op gespannen voet met elkaar. In communicatie moet voldoen.’ En de und Methoden der kartographischen een boek met de klinkende titel GrundTsjechische kartograaf Koláčný schreef Darstellung weer trachten de generalisesatzfragen der Kartographie schrijft Bobek in zijn beroemd geworden artikel over ring te doorgronden met uitspraken als: dan ook in 1970: “Überlastung des Karten- een kartografisch informatiemodel: “One “Die Vereinfachung kann als Weglassung, bildes ist ein der Hauptprobleme der karwould hardly believe how little attention tographischen Gestaltung.” In Nederland has been given until recently to the theory oder die Weglassung umgekehrt als geven de kaartseries van de Topografische and practice of map use” [Koláčný, 1969a]. Vereinfachung aufgefaßt werden.” En wat later zou M. Eckert in zijn monumentale Dienst mooie voorbeelden van een derHét middel tegen overvolle kaarten is Die Kartenwissenschaft aandacht besteden gelijke overbelasting. Ze werden vanaf de natuurlijk kartografische generalisering. aan generalisering (“Diese is gemeinhin 19e eeuw ‘volgestouwd’ om toch maar zo Hieronder zal daarop kort worden ingedas Kriterium guter und brauchbare veel mogelijk informatie erin op te slaan. gaan en vervolgens op de generalisering Desondanks werden ze zonder protest van schoolwandkaarten. Want ook van de Karten. … Die Ausführung unterliegt ganz geaccepteerd. Gebruikers konden indien gebruikers van sommige schoolwandkaar- und gar dem Können und Kennen des Kartenzeichners”). Met de opkomst van de nodig toch wel even een vergrootglas ten - leerlingen maar ook onderwijzers kartografie als wetenerbij pakken? Maar schap vanaf de jaren volgens de Zwitserse Van de gebruikers werd verwacht dat ze 50 nam ook de aankartograaf Imhof vergrootglazen en verrekijkers erbij zouden pakken dacht voor generalitoch niet de eerste sering toe. Daardoor de beste - is dat niet is ook de lang standgehouden opvatting de bedoeling: “Es ist falsch die Minimaldi- en leraren - leek wel te worden verwacht mensionen dem Kartenlesen mittelst Lupe dat ze vergrootglazen en verrekijkers erbij van Eckert en anderen - generalisering is een subjectieve bezigheid en is niet in anzupassen.” Hij had vijf jaar daarvoor ook zouden pakken. objectieve, wiskundige regels te vangen al zijn ongenoegen geuit: “In manchen aan het wankelen gebracht [Töpfer, 1974]. Karten der letzten 150 Jahre vermag selbst Kaarttekenen betekent Eckert zou op de diverse congressen over ihr geübtester Benützer das Gewirre von altijd generaliseren ‘automated generalization’ met grote Strichen, Signaturen, Farben und BuchKartografische generalisering is een van staben nicht zu entwirren” [Imhof, 1967]. de kernhandelingen van de kartografie en ogen hebben rondgelopen. Het geklaag over ‘visual clutter’ is dan ook wordt dan ook al eeuwenlang toegepast. een steeds weer terugkerend fenomeen. De toename van de topografische kennis Schoolwandkaarten Het feit dat er doorgaans geen aandacht in de eerste helft van de 19e eeuw maakte overdrijven welbewust was voor de kaartgebruiker kan verkladat generalisering steeds noodzakelijker De ‘uitvinding’ van de schoolwandkaart in ren waarom er nog zo lang en zo veel werd. Dit was dan ook de tijd dat de term de eerste decaden van de 19e eeuw had, overvolle kaarten zijn vervaardigd. Maar generaliseren gangbaar werd, ook al onbedoeld, revolutionaire trekjes: “Sie hat de democratiseringsgolf van de jaren 60 gebruikte een pionier op dit gebied, E. von einen Emanzipationsprozeß eingeleitet lijkt ook in kartografenland zijn sporen te Sydow, in zijn baanbrekende artikel Drei der endlich den ‘gemeinen Mann’ mit dem hebben achtergelaten. Voor Nederland Karten-Klippen [Sydow, 1866] nog de term Weltbild erstmalig bekannt und vertraut geldt, volgens Ormeling, dat ‘kartografen ‘Verkleinerung’ (“eine Klippe welche alle machte” [Sperling, 1986]. De hierboven al zich tot 1970 te weinig hebben aangetrok- Elemente der Karte berührt, und an welgenoemde E. von Sydow, een docent aan 24 Geo-Info 2011-7/8
generaliseren: vereenvoudigen, vergroten, verplaatsen, samenvoegen, selecteren, symboliseren en benadrukken [Ormeling en Kraak, 1987]. Selecteren (“die wichtigste und primäre Generalisierungsmaßnahme” [Töpfer, 1974, p. 191]), vereenvoudigen en samenvoegen bepalen grotendeels de kaartbelasting, en het vergroten bepaalt de ooghoek. Kaartbelasting Er bestaan drie varianten van het nog jonge begrip kaartbelasting: numerieke, grafideutlicher, übertreibender Hervorhebung.” sche en visuele kaartbelasting. De laatste een militaire academie, was een van de lijkt vooral van theoretisch belang: “ein aanstichters van deze beweging. Hij sprak Om na te kunnen gaan in hoeverre deze aanwijzigingen in de Nederlandse school- hochkomplexer Wert, dessen Beschreibung zich niet alleen als een van de eersten wandkaarten verwerkt zijn, zullen we schon rein verbal erhebliche Schwieriguit over generalisering, maar paste vanaf eerst methoden moeten vaststellen om de keiten bereitet” [Koch, 1985]. De grafische 1838 zijn denkbeelden ook toe in sterk generalisering te kwantificeren. kaartbelasting - het oppervlak van alle grafien knap gegeneraliseerde schoolatlassche elementen gedeeld door het kaartopsen en schoolwandkaarten. “Aan E. von pervlak - is eenvoudiger vast te stellen [TöpSydow hebben wij het te danken, dat het Kwantificering van de kaartinhoud fer, 1974, p. 81], en kan een nuttig criterium onderwijs in de aardrijkskunde thans in zijn bij het kaartontwerp, maar zoals fig. 1 den waren zin des woords klassikaal en Generalisering is een breed begrip en illustreert wordt de generaliseringsgraad aanschouwelijk kan gegeven worden”, één kwantitatieve maat is daarvoor niet er niet goed door zegt een anonieme aangegeven. Blijft over bespreker van zijn De overlading was waarschijnlijk gevolg de numerieke kaart wandkaarten in 1853. van geen duidelijk onderscheid belasting B, een Het goede voorbeeld simpele en schetsmavan Von Sydows tussen wandkaarten en handkaarten tige methode, maar schoolwandkaarten eenvoudig te bepalen [Töpfer, 1974, p. 80] ten spijt, kampten echter alle Nederlandse te geven. Maar de met generalisering en er is geen woord Frans bij: schoolwandkaarten uit de eerste helft verwante term (optische) leesbaarheid van de 19e eeuw met een groot euvel: geeft aanknopingspunten. Deze wordt overladen en van een afstand niet duidevolgens de Franse kartograaf Bertin B=( P + L + V + N ) / O (punten/cm2) lijk. Tussen de kritiekloze en blijmoedige bepaald door het aantal kaartobjecten, de P=aantal puntsymbolen (1 puntsymbool recensies van deze kaarten in Nedervorm en grootte van de symbolen en het geeft 1 punt) landse onderwijsbladen komt de modern contrast. Hiervan zijn het aantal objecten L=lengte lijnsymbolen (1 cm geeft 1 punt) aandoende, zeer kritische bespreking in (door de kaartbelasting) en de grootte V=oppervlak vlaksymbolen (1 cm2 geeft De Gids van de Leidse hoogleraar P.J. Veth van de symbolen (door de ooghoek) 1 punt) uit 1852 verfrissend over: “De kaarten moe- eenvoudig te kwantificeren. KaartbelasN=aantal geografische namen (1 naam ten derhalve op zeer groote dimensiën ting en ooghoek zullen hieronder worden geeft 1 punt) geteekend zijn, en toch slechts het alleruitgewerkt. Dat we met deze twee begrip- O=kaartoppervlak voornaamste bevatten.” De overlading was pen de generalisering voor een belangrijk waarschijnlijk een gevolg van het feit dat deel kunnen karakteriseren blijkt als we Fig. 2 geeft een indruk van de kaartinhoud al eeuwenlang geen duidelijk onderscheid kijken naar de zeven handelingen van bij verschillende waarden van B. werd gemaakt tussen wandkaarten en handkaarten [Sperling, 1986]. Pas aan het einde van de 19e eeuw werden duidelijke eisen geformuleerd waaraan effectieve schoolwandkaarten moesten voldoen, zoals in Nederland door J.J. ten Have en H. Zondervan [Brink en Holl, 2010, p. 31-33]. In het kaartontwerp moet volgens Witt’s handboek Thematische Kartographie een afstandswerking van circa 2 tot 8 m centraal staan: “eine relativ beschränkte Fig. 2. Kaartinhoud bij verschillende waarden van de numerieke kaartbelasting. Voor een hand- of Auswahl der darstellbaren Objekte in sehr atlaskaart is B=4 nog acceptabel, voor een schoolwandkaart is deze waarde veel te hoog. Fig. 1. Toenemende generalisering (van a naar c) bij gelijkblijvende schaal. De grafische kaartbelasting is in alle drie gevallen bijna exact hetzelfde (8,8 %) terwijl de numerieke kaartbelasting wel duidelijk afneemt (overgenomen uit Töpfer, 1974, p. 79).
Geo-Info 2011-7/8 25
Tabel 1. Ooghoekwaarden van cirkelvormige puntsymbolen op leesafstanden van 500 en 5000 mm.
Ooghoek De ooghoek H is gedefinieerd als de (karakteristieke) afmeting van een puntsymbool of de dikte van een lijnsymbool gedeeld door de leesafstand. Dat wil zeggen, de afstand tussen het oog en het symbool. Dit dimensieloze kengetal is geschikt om de leesbaarheid Fig. 3. Numerieke kaartbelasting als functie van de tijd (zwart: schoolwandkaarten, groen: Bosatlas, (het gevormde netvliesbeeld) van symbolen blauw: Bos-Zeeman atlas). van hand- en atlaskaarten die op normale leesafstand worden puntsymbolen die op gebruikt (in dit artikel leesafstanden van 500 Schoolwandkaarten werden niet alleen 500 mm) te vergelijken en 5000 mm hetzelfde steeds leger maar ook steeds grover met die van wandnetvliesbeeld geven. kaarten met een veel grotere leesafstand (in dit artikel 5000 mm). van een minimumwaarde voor de oogMut zur weisen Beschränkung Uit een minimumgrootte van door contouren hoek van puntsymbolen worden afgeleid: Van een groot deel van de beschikomgrensde vormen van circa 0,35 mm bij Hmin=0,7 x10-3. Tabel 1 geeft voor enkele oogbare 19e-eeuwse schoolwandkaarten normale leesafstand kan een ruwe schatting hoekwaarden de grootte van cirkelvormige [Brink, 2007] en van een selectie van de
Fig. 4. Vier fragmenten (elk circa 600 cm2) van schoolwandkaarten van de provincie Friesland uit de periode 1849-1961 (FRI_OK_P, FRI_WO1A, FRI_NO1 en FRI_NO5 [Brink, 2007]). De numerieke kaartbelasting laat een dalende trend zien (fragmenten a en b: schaal 1:50.000, collectie Bodel Nijenhuis, Bibliotheek Universiteit Leiden; fragmenten c en d: schaal 1:100.000).
26 Geo-Info 2011-7/8
20e-eeuwse schoolwandkaarten is de numerieke kaartbelasting bepaald volgens de hierboven beschreven methode. Vlaksymbolen zijn niet in de berekening meegenomen, aangezien vrijwel alle kaarten over het gehele oppervlak op afstand goed zichtbare, zachte grondsoorten-, hoogte- of staatkundige kleuren vertonen, die de andere kaartelementen weinig storen. Van elke kaart is op het oog een karakteristiek gedeelte van circa 600 cm2 van het landgedeelte van de kaart bestemd als ‘telgebied’ (in het onbelaste zeegedeelte is van generaliseren vrijwel geen sprake). De lengte van lijnsymbolen is bepaald met een curvimeter. De ‘telfout’ in P, L en N is gering (maximaal 2 %). De belangrijkste meetfout is de keuze van het telgebied, maar de ervaring leert dat een ander karakteristiek telgebied een waarde voor de kaartbelasting oplevert die slechts maximaal 20% verschilt. Dit doet geen afbreuk aan de nu volgende resultaten. Fig. 3 geeft de numerieke kaartbelasting van de onderzochte Nederlandse schoolwandkaarten als functie van het jaar van uitgave. Ondanks het feit dat de kaartauteurs van deze schoolwandkaarten een kleurrijke groep eigenwijze en onafhankelijk van elkaar werkende onderwijzers en leraren vormen, valt er toch een trend te
Fig. 6. Schoolwandkaart van Frankrijk van R. Bos uit 1902 (punt c in fig. 3) met een zeer lage numerieke kaartbelasting (schaal 1:1.500.000).
ontdekken. De eerste schoolwandkaarten laten een relatief hoge kaartbelasting van 1 à 3 zien. In de loop van de 19e eeuw neemt echter de kaartbelasting af, om vanaf circa 1900 te stabiliseren rond B=0,5. Deze laatste waarde kan dan ook worden gezien als een optimale informatiedichtheid voor schoolwandkaarten. Een illustratie van deze ontwikkeling geeft fig. 4. De op een vergelijkbare manier vastgestelde numerieke kaartbelasting van de overzichtskaart van Nederland in twee zeer bekende schoolatlassen, de Bosatlas en de kleinere en kleinschaligere Bos-Zeeman atlas, ligt rond B=5 (fig. 3). De informatiedichtheid van deze twee atlassen ligt dus circa 10 maal hoger dan die van 20e-eeuwse schoolwandkaarten. Het gebruik van schoolatlassen op normale leesafstand maakt uiteraard deze hogere kaartbelasting mogelijk. Het door Bertin genoemde maximum Fig. 5. Schoolwandkaart van Utrecht van J.F. Jansen uit 1876 (punt b in fig. 3) met een voor die tijd lage nume- van 10 ‘kaarttekens’ per cm2 (ook weer bij rieke kaartbelasting (schaal circa 1:56.000, Bijzondere Collecties, Bibliotheek Universiteit van Amsterdam). normale leesafstand) wordt daarbij niet Geo-Info 2011-7/8 27
Fig. 7. Ooghoek van de grootste plaatssymbolen als functie van de tijd (zwart: schoolwandkaarten, groen: Bosatlas, blauw: Bos-Zeeman atlas).
gegeven als functie van het jaar van uitgave. Daarbij is steeds de afmeting van het grootste geometrische plaatssymbool in de kaart gebruikt. De onregelmatige symbolen voor de allergrootste steden, ‘plattegrondjes’, komen niet in aanmerking voor opmeting aangezien deze als vlaksymbolen zijn te beschouwen. Ter controle zijn ook de ooghoeken van de kleinste geometrische plaatssymbolen bepaald, maar dit laat, ondanks een grotere spreiding, een zelfde trend zien. Fig. 7 geeft duidelijk aan dat de ooghoek van plaatssymbolen steeds maar groter wordt: van H=0,4 à 1,0 x10-3 voor de eerste kaarten tot een maximum van H=2 à 3 x10-3 vanaf circa 1930. Schoolwandkaarten werden dus niet alleen steeds leger maar ook steeds grover. Fig. 8 geeft daar een voorbeeld van. De ooghoekwaarden van de grootste plaatssymbolen in de eerste schoolwandkaarten liggen rond Hmin, hetgeen aangeeft dat de plaatssymbolen veel te klein getekend zijn (fig. 8a). Koláčný heeft experimenteel vastgesteld dat de minimumgrootte van een cirkelsymbool of een vierkantsymbool bij een leesafstand van 5000 mm, gemiddelde ogen en goed licht circa 6 mm moet bedragen (corresponderend met H=1,2 x10-3) [Koláčný, 1969b]. Pas vanaf circa 1900 voldoen de (grootste) plaatssymbolen aan dit criterium (fig. 8c en 8d).
overschreden. De licht stijgende trend van een wel erg lege schoolwandkaart van zowel atlaskaarten als die van 20e-eeuwse Frankrijk (punt c; fig. 6). Maar dat kwam schoolwandkaarten kan worden verklaard hem in die tijd dan ook op een ernstige terechtwijzing te door de uitbreistaan: “Zoo generading van het verkeerswegennet Zeer grote puntsymbolen liseeren als de Heer R. Bos doet, dat (zie bijvoorbeeld vraagt blijkbaar is waarlijk te bar”, fig. 4c en 4d). nog meer lef dan het zegt Niermeyer in In fig. 7 staan ook de ooghoeken vermeld Enkele punten ontwerpen van lege kaarten een bespreking uit van de grootste plaatssymbolen in de 1902. J. Schoonbeek overzichtskaarten van Nederland en in fig. 3 vallen had in 1928 natuur- van Europa in de twee bovengenoemde op door hun schoolatlassen. Afgezien van de (te) lage afwijkende ligging. De Schoolkaart van het lijk alle recht om zijn schoolwandkaart waarden in de eerste drukken van de Koningrijk der Nederlanden van C.A.C. Kruy- van Nederland in de uitzonderlijk kleine schaal van 1:400.000 uit te voeren (punt Bosatlas zijn deze ooghoeken vrij constant der uit 1864 is van de onderzochte d). Maar om dan toch in deze kleine kaart (3 à 4,5 x10-3). Pas vanaf circa 1930 komen schoolwandkaarten de eerste die in de buurt komt van de optimale B=0,5 (punt a). al de gebruikelijke spoorlijnen, kanalen, de ooghoeken van schoolwandkaarten in De kaart valt op door een zwarte landkleur, rivieren en plaatsen op te nemen getuigde de buurt van die van schoolatlassen. niet van een ‘Mut zur maar ook door een voor die tijd sobere weisen Beschränkung’ uitvoering. Volgens recensent J.F. Jansen Niet alleen puntEen kaart van een [Stollt, 1967]. onderscheidt deze kaart zich positief van symbolen maar ook al de bestaande schoolwandkaarten, die lijnsymbolen worden geheel nieuw type: ‘te veel en te velerlei bevatten’ en met de in schoolwandkaarGrove wijze van de op grote afstand ‘gewone landkaarten’ een ‘bijna gelijke voorstelling ten steeds grover leesbare wandkaart voorgesteld. Door de uitvoering en uitvoerigheid’ gemeen Het meest voorkohebben [Jansen, 1864]. Jansen had in 1876 mende puntsymbool grote spreiding in de de moed om de kaartbelasting van een gemeten ooghoeken van de dikste lijnen in de Nederlandse schoolwandkaarten door hemzelf ontworpen schoolwandkaart is het geometrische (doorgaans cirkelkan dit het beste worden samengevat als van Utrecht (fig. 5) te laten zakken onder vormige) plaatssymbool. In fig. 7 is de oog- volgt: voor 1900 ooghoek meestal kleiner de B=0,5 (punt b). In 1902 wordt zelfs de hoek van plaatssymbolen in de hierboven dan 0,6 x10-3, na 1900 ooghoek meestal B=0,25-grens doorbroken door R. Bos met al onderzochte schoolwandkaarten tussen 0,6 en 1,2 x10-3 (idem dunste lijnen: 28 Geo-Info 2011-7/8
volle 19e-eeuwse schoolwandkaarten is er Gaat men er echter wat dichter bij staan dan ziet men dat met zachtere tinten zoo met Schuilings kaart iets vreemds aan de wat alles is aangegeven.” Het is nog maar hand. Op afstand zijn veel details (zoals kleine plaatsen, beken, tramlijnen, namen) de vraag of optische generalisering van wandkaarten een Nederlandse uitvinding niet meer goed zichtbaar, en blijven de In tegenstelling tot geometrische puntis. Ook in Russische wandkaarten schijnt symbolen zijn er maar enkele voorbeelden hoofdzaken over (zoals grote plaatsen, het fenomeen al lang te worden toegerivieren, spoorlijnen). Door gebruik te van beeldsymbolen in schoolwandkaarpast, en in Duitsland is ’die kombinierte maken van deze ‘optische generalisering’ ten, maar deze passen goed in de trend Hand-Wandkarte‘ ook niet onbekend: door de ogen van de kaartgebruiker van fig. 7. De beeldsymbolen in twee “Die großen zur Verfügung stehenden kaarten van 1843 en 1844 zijn veel te klein heeft Schuiling getracht een op afstand Flächen bieten die Möglichkeit die Wandduidelijke wandkaart te maken, die de en onleesbaar op afstand. Wat lastig te karte mit zarten Zeichnungen inhaltlich kaartgebruiker toch de gelegenheid meten zijn de ooghoekwaarden van so anzureichen, daß sie aus der Nähe afbeeldingen van olifanten, druivetrossen, biedt van dichtbij details op te zoeken. betrachtet einer Handkarte gleich kommt” suikerbieten, paradijsvogels, nylon kousen Nog meer is de optische generalisering [Painke, 1972]. enz. uit kaarten van 1913 en 1948. Maar het tot een kunst verheven in R. Noordhoffs is zonneklaar dat deze beeldsymbolen van Nieuwe wandkaart van Nederland uit 1909, en later vervolmaakt door K. Zeeman een voldoende grootte zijn. Generalisering van de resultaten (bijvoorbeeld de vierde druk, 1923, punt f Bovenstaande grafieken laten het zwart in fig. 3). Een fragment van deze kaart van op wit zien: schoolwandkaarten werden Aus der Nähe eine Handkarte Nijmegen en omgeving (fig. 9 rechts) laat inderdaad steeds soberder. Vooral in de De 20e-eeuwse vervaardiger van een veel details zien: kleine plaatsen, namen, loop van de 19e eeuw werden de kaarten schoolwandkaart, meestal een onderwij(ontworpen) kanalen, beken, tramlijzer of leraar, wist wel dat zijn kaart sober door toenemende generalisering steeds nen, hoogtecijfers, moest zijn. Maar sommigen konden daar minder belast en overlaten, veerboten, niet mee uit de voeten. Zo was daar een leger, en kwam er enz. Op een afstand leraar aan de Rijkskweekschool in DevenDe leesbaarheid van ruimte vrij voor duiter, R. Schuiling, die berucht stond om zijn verdwijnen deze delijkere en grotere schoolwandkaarten details en blijven van streven naar volledigheid. Hij nam dan symbolen. Een trend dit gebied voornaook veel details op in zijn schoolwandnam zienderogen toe die overigens paste melijk enkele grotere kaart van Nederland uit 1914, hetgeen in de ontwikkeling resulteerde in een afwijkende ligging van steden, de grote van het aardrijksdeze kaart in fig. 3 (B=1,40, punt e) en een rivieren, spoorlijnen en de grondsoorten- kundeonderwijs in die tijd naar minder kritische opmerking van A.A. Beekman uit kleuring waarneembaar (fig. 9 links). In details en meer inzicht. Het benadrukken 1909 werd dit verschijnsel in een recensie 1915 met wie het toch al niet zo boterde: van de afstandswerking door Ten Have en in Het Katholieke Schoolblad al correct “De samensteller wachte zich er van alles Zondervan in de jaren 90 van de 19e eeuw opgemerkt: “Op een afstand gezien op te willen voorstellen dat niet noodig was toen zeker nog nodig, maar de trend bemerkt men alleen het voornaamste. is.” Maar vergeleken met de eveneens naar sobere wandkaarten was in feite voor 1900 ooghoek meestal kleiner dan 0,2 x10-3, na 1900 ooghoek meestal tussen 0,2 en 0,5 x10-3).
Fig. 8. Vier fragmenten (elk circa 600 cm2) van schoolwandkaarten van Nederland uit de periode 1849-1942 (NED_OK1, NED_WO2S, NED_TB1E en NED_TH3P [Brink, 2007]). De ooghoek laat een stijgende trend zien (fragmenten a en b: schaal circa 1:175.000, collectie Bodel Nijenhuis, Bibliotheek Universiteit Leiden; fragment c: schaal 1:200.000, Bijzondere Collecties, Bibliotheek Universiteit van Amsterdam; fragment d: schaal 1:225.000).
Geo-Info 2011-7/8 29
• Koláčný, A., Utilitarian cartography: the road toward the optimal effect of cartographic information. - Prague, 1969b. - ICA Working Group paper, p. 20-21. • Ormeling, F.J. en M.J. Kraak, Kartografie: ontwerp, produktie en gebruik van kaarten. Delft, 1987. - p. 58-67. • Painke, W., Haacks Wandatlanten gestern und heute. - In: Kartographische Nachrichten 22 (1972), p. 180-183. - citaat p. 182. • Sperling, W., Wandkarte, Schulwandkarte. - In: Handbuch Medien im Geographie-Unterricht. - Düsseldorf, 1986. - p. 149-150. • Stollt, O., Der Fortlauf der Generalisierung durch die Maßstabsfolge. - In: Kartographische Generalisierung: Ergebnisse des 6. Arbeitskurses Niederdollendorf etc. - Mannheim, 1967. Fig. 9. Nieuwe wandkaart van Nederland van R. Noordhoff en K. Zeeman uit 1923 (vierde druk, schaal 1:200.000) met rechts een fragment (Nijmegen en omgeving). De vele kaartdetails zijn op grotere afstand vrijwel onzichtbaar.
al eerder ingezet. De leesbaarheid van schoolwandkaarten nam zienderogen toe. Een legere kaart was het medicijn tegen de grauwsluier van de eerste kaarten en de toepassing van grotere symbolen was een middel om een duidelijke contrastwerking te krijgen. Als de trends in de kaartbelasting van schoolatlaskaarten en schoolwandkaarten geëxtrapoleerd worden in de richting van het jaar 1800, dan lijkt het erop dat deze twee kaarttypen een gezamenlijke voorouder bezitten. De al of niet in aardrijkskundige leerboeken opgenomen, van dichtbij te gebruiken schoolkaartjes uit de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw [Brink en Holl, 2010, p. 10-16]. De schoolwandkaart voelde, in tegenstelling tot de schoolatlaskaart, echter maar weinig affiniteit voor deze voorouder. Hij ontwikkelde zich door de hierboven geschetste generalisering in de loop van de 19e eeuw tot een kaart van een geheel nieuw type, de op grote afstand leesbare wandkaart, en wist zich bijgevolg los te maken uit het keurslijf van de op kleine afstand leesbare kaarten zoals atlaskaarten en kantoorwandkaarten.
van bestaande kaarten: “Es gehört schon einigen Mut dazu ein so leeres, abstrahiertes Erdabbild als fertiges kartographisches Produkt anzubieten” [Stollt, 1967]. De toepassing van zeer grote puntsymbolen (circa 15 mm) vraagt blijkbaar nog meer lef dan het ontwerpen van lege kaarten, aangezien deze symbolen pas vanaf circa 1930 getoond durven te worden. Het verschijnen van deze knoepers van symbolen in de Nederlandse schoolwandkaarten heeft de langdurige strijd tussen volledigheid en duidelijkheid definitief in het voordeel van de laatste beslist.
30 Geo-Info 2011-7/8
• Sydow, E. von, Drei Karten-Klippen. - In: Geographisches Jahrbuch I (1866), p. 348-361. - citaat p. 358. • Töpfer, F., Kartographische Generalisierung. Gotha, 1974.
Samenvatting Van kaart aan de wand naar wandkaart Al eerder geuite veronderstellingen dat de vanaf circa 1840 in gebruik gekomen Nederlandse schoolwandkaarten steeds soberder en duidelijker werden uitgevoerd, zijn voor het eerst kwantitatief bevestigd. Uit metingen van de numerieke kaartbelasting volgt dat vooral in de loop van de 19e eeuw de schoolwandkaarten steeds leger werden. Uit ooghoekmetingen van punt- en lijnsymbolen blijkt dat de
Literatuur
symbolen in deze kaarten tot circa 1930 steeds
• Brink, L.E.S., Bibliografie en foto-overzicht van
groter en dikker getekend werden. Door deze
de Nederlandse schoolwandkaarten (1801-
specifieke vorm van generalisering ontstond er
1975). - Nijmegen, 2007.
geleidelijk een geheel nieuw kaarttype: de op
• Brink, L.E.S. en L.M.A. Holl, De wereld aan de
afstand leesbare wandkaart.
wand: de geschiedenis van de Nederlandse schoolwandkaarten. - Zwolle, 2010. • Imhof, E., Die Kunst in der Kartographie. -
Summary From charts on the wall to wallcharts
In: Internationales Jahrbuch für Kartographie
The hypothesis that educational wallcharts in the
VII (1967), p. 21-32. - citaat p. 26.
Netherlands have become plainer and clearer
• Jansen, J.F., Schoolkaart van het Koningrijk
since the 1840s has been put forward before, but
der Nederlanden. - In: Nieuwe Bijdragen ter
has now been confirmed quantitatively for the
Bevordering van het Onderwijs en de Opvoe-
first time. It has been concluded from measure-
ding etc. (1864), 654-656. - citaat p. 655.
ments of the map coverage that educational wall-
• Koch, W.G., Zur Erforschung von Gesetz
Deze ‘uitvinding’ had echter wel een groot deel van de 19e eeuw nodig om terrein te winnen. De kaartauteurs hadden vrijwel geen contact met elkaar, en bij elke nieuwe schoolwandkaart moest opnieuw het wiel worden uitgevonden. Bovendien ontbrak ook vaak de durf om af te wijken
Textband, p. 40.
charts have become emptier especially during
mäßigkeiten der visuellen Kartenbelastung.
the 19th century. Furthermore, measurements of
In: Fortschritte in der geographischen Karto-
the visual angles of point and line symbols have
graphie. - Gotha, 1985. - p. 330.
established that map symbols on wallcharts have
• Koláčný, A., Cartographic information:
been drawn larger and thicker until the 1930s.
a fundamental concept and term in modern
This particular aspect of map generalisation has
cartography. - In: Cartographic Journal 6
gradually led to a completely new map type: a
(1969a), p. 47-49. - citaat p. 47.
wallchart that can be read from a distance.
Bedrijven en diensten Start restauratie Fort bij de Nieuwe Steeg (GeoFort) Na vele jaren van voorbereiding is op 20 mei 2011 de restauratie van Fort bij de Nieuwe Steeg in Herwijnen gestart. Onder toeziend oog van burgemeester Loes van Ruijven-van Leeuwen van de gemeente Lingewaal heeft gedeputeerde Annemieke Traag van de Provincie Gelderland de openingshandeling verricht. Fort bij de Nieuwe Steeg is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het fort is eigendom van Staatsbosbeheer, maar is in erfpacht bij Stichting GeoFort die als doel heeft om het Fort bij de Nieuwe Steeg duurzaam te behouden en open
te stellen voor publiek. Mede dankzij de financiële hulp van de Provincie Gelderland is GeoFort in staat om dit fort op een bijzondere wijze te renoveren en te verbouwen. De combinatie van historische gebouwen en een uitdagend buitenterrein maken dat dit forteiland zo geschikt is om getransformeerd te worden tot GeoFort. De kazerne, de houten loods, de remises en het poortwachtershuisje worden hersteld en geconsolideerd. Het prachtige fort biedt speelse en spannende mogelijkheden om zowel het rijke ‘geo-verleden’ van Nederland als de indrukwekkende
geo-innovaties van het heden te presenteren aan de buitenwereld. Langzaam maar zeker wordt Fort bij de Nieuwe Steeg omgebouwd tot GeoFort: een GeoExperience (educatieve attractie) op het gebied van kartografie en navigatie. Tijdens de bouwwerkzaamheden is het fort niet toegankelijk. De verwachting is dat GeoFort in de lente van 2012 zijn deuren kan openen voor het publiek.
Kaartenmaker AND gaat Joint Venture aan met het Indiase SatNav Mapmaker AND kondigde in mei de oprichting aan van de Joint Venture met SatNav Technologies. De Joint Venture biedt AND de kans om verder te groeien en aanwezig te zijn in de sterk opkomende Indiase markt. AND gaat de digitale kaart van India aanbieden aan bestaande en nieuwe relaties over de gehele wereld. Chief Executive Officer Maarten Oldenhof: “India is altijd van strategisch belang voor ons geweest, mede door de grotendeels nog niet aangeboorde locatiegebaseerde
dienstenmarkt. India biedt AND groeikansen. Deze Joint Venture geeft ons meer mogelijkheden in de regio en brengt meer waarde voor onze klanten.” SatNav Technologies krijgt toegang tot de beste digitale-kaartproductietechnologieën van AND en kan de Indische kaart in overeenstemming brengen met wereldwijde normen. AND krijgt toegang tot de Indiase kaart SatNav. Deze is zeer gedetailleerd, met meer dan 1.000 steden op straatniveau, miljoenen POIs en het hoofdwegennetwerk. De Joint Venture kan ook worden ingezet om in-house werk te doen. Werk, dat nu geoutsourced werd aan andere bedrijven in India.
Amit Kishore Prasad, oprichter MD & CEO, SatNav Technologies: “Voor ons is dit een zeer strategische Joint Venture die het begin inluidt van SatNav in de wereldwijde GPSmarkten.” AND is de enige onafhankelijke partij in de mondiale kaartenmarkt door middel van het aanbieden van digitale kaarten voor locatiegebaseerde diensten. De onderneming zet dan ook in op de snelle ontwikkeling van haar hoogwaardige database, waardoor het zich nog sterker positioneert in deze markt. Bron: AND
Geovoorziening waterschappen klaar voor gebruik De Geovoorziening staat klaar voor gebruik. Via deze toepassing kunnen waterschappen geografische informatie door middel van een digitale kaart zichtbaar maken en aanbieden via internet. Op deze manier kunnen waterschappen voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn INSPIRE. Deze toepassing is ontwikkeld in opdracht van Het Waterschapshuis. EU-richtlijnen Door de implementatie van de Geovoorziening (Geoportaal) beschikken de waterschappen over een voorziening om te kunnen voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn, INSPIRE. Hierin staan
eisen voor beschikbaarheid, kwaliteit en toegang tot geografische informatie in Europa. Hieraan moeten ook de waterschappen voldoen. De implementatie van de INSPIRE-richtlijn verloopt in een aantal fasen en neemt een paar jaar in beslag.
Implementatie Om aan deze Europese richtlijn te voldoen heeft Het Waterschapshuis in opdracht van de waterschappen de Geovoorziening Transparante overheid laten ontwikkelen. De komende tijd zullen alle waterschappen aansluiten. Door de Naast het voldoen aan de Europese richtlijindividuele bijdragen van de waterschapnen, draagt het publiceren van allerhande informatie via de Geovoorziening ook bij aan pen wordt één landelijk beeld getoond. een transparante overheid. De informatie die Op 9 november 2011 moeten alle waterschappen voldoen aan de INSPIRE-richtde waterschappen via de Geovoorziening lijn. Met behulp van de Geovoorziening ter beschikking stellen, kan op deze manier gemakkelijk zichtbaar worden gemaakt aan zal deze mijlpaal door alle waterschappen kunnen worden gehaald. burgers, bedrijven en andere overheden. Geo-Info 2011-7/8 31
Uniek samenwerkingsverband motor achter succesvolle luchtfoto-inwinning Dit voorjaar zijn in een groot gebied rondom Schiphol luchtfoto’s ingewonnen. Op 1 mei 2011 was de inwintermijn afgelopen en werd de balans opgemaakt. Van de 2400 km2 blijkt maar liefst ruim 97% te zijn ingewonnen. Dit succes is te danken aan de gezamenlijke inzet van 60 overheidsorganisaties die zich hebben verenigd in het Informatie- en Coördinatiecentrum (ICC-DataLand) Regio Schiphol Bevlogen. In het gebied, dat bekend staat als een van de meest complexe vlieggebieden van Europa, is het gelukt om deze luchtfoto’s op een lage hoogte en met een hoge resolutie in te winnen. Bijzonder prettig voor de betrokken gemeenten en waterschappen, aangezien
luchtfoto’s tegenwoordig noodzakelijk zijn voor een groot deel van hun uitvoeringstaken. De overheidsorganisaties zijn vastberaden om de komende jaren de inwinning structureel en volledig betrouwbaar in te richten, zodat de bedrijfsvoering op dit punt niet meer onder druk komt te staan. Na een aanbestedingstraject zijn in december 2010 opdrachten gegund aan drie verschillende uitvoerende bedrijven. Deze vliegbedrijven, Blom, Cicade en Cyclomedia, hebben in de periode van februari tot en met april 2011, luchtfoto’s in de Regio Schiphol ingewonnen. “Het ICC-DataLand heeft vanaf de start van de aanbestedin-
gen veel tijd gestoken in de onderlinge samenwerking, de samenwerking met de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en, zeer belangrijk, in de samenwerking met de uitvoerende bedrijven. Dat is zeker een van de succesfactoren geweest”, aldus Dolf de Rooij, voorzitter van de begeleidingsgroep van het ICC-DataLand. Informatie: www.iccregioschiphol.nl
Kleinste Kwadraten - Grootste Gemak met MOVE3 Carlson Software en Grontmij Nederland brengen sinds mei 2011 MOVE3, het bekende landmeetkundige vereffeningspakket voor 1D-, 2D- en 3D-metingen, in de Verenigde Staten en Canada op de markt. MOVE3 is geschikt voor de verwerking van alle soorten metingen, van hoogtebepalingen door waterpassing, detailmetingen met meetband en hoekprisma tot deformatiemetingen met GPS en tachymetrie. Bij al deze toepassingen is MOVE3 een onmisbaar stuk gereedschap voor coördinaatberekeningen en ten behoeve van kwaliteitscontrole en rapportage.
Carlson Software ontwikkelt technisch geavanceerde software en geïntegreerde hardware met toepassingen over een breed domein, van ruimtelijke inrichting tot mijnbouw. Oplossingen van Carlson Software worden gebruikt in de landmeetkunde, civiele techniek, machine-control, mijn-, bosen landbouw. “We verwachten een goede response van de markt op dit pakket”, zegt Bruce Carlson, president van Carlson Software. “MOVE3 kenmerkt zich vooral doordat de makers erin zijn geslaagd om technische complexiteit ‘onder de motorkap’ te houden zodat
iedere surveyor met het pakket kan werken. Door het robuuste 3D-rekenmodel hoeven waarnemingen ook niet eerst te worden geconverteerd of gereduceerd, maar gaan ze rechtstreeks het model in”. Carlson Software is exclusief distributeur van MOVE3 in de Verenigde Staten en Canada. Informatie: Tel. (0165) 57 58 59 en www.move3.com.
Integratie GlobeSpotter met ArcGIS verrijkt geo-informatie ArcGIS-gebruikers kunnen sinds kort via een naadloze integratie werken met de GlobeSpotter, een uitgebreide toepassing voor Cyclorama’s en LuchtfotoNL. Esri Nederland heeft hiervoor twee keer de GlobeSpotter Integratie Award ontvangen van CycloMedia. Deze Awards worden toegekend aan organisaties die een integratie CycloMedia te bekijken. Er kan echter ook met GlobeSpotter hebben gerealiseerd in in de foto’s worden gemeten en de foto’s hun applicatie. kunnen worden gebruikt om objecten in de kaart in te tekenen. Er wordt in 3D in de foto De nieuwe ArcGIS Desktop-extensie ‘Cyclo een object aangeklikt en in de kaart wordt mapping tools’, ontwikkeld door het dit object toegevoegd. Dat alles binnen de Vlaamse SIGGIS en Esri Nederland, kreeg vertrouwde ArcGIS Desktop-omgeving. een Gold certificaat voor de basis- en proGeoWeb, een GIS-viewer van Esri Nedermodule. Met deze extensie is het mogelijk land en Grontmij Nederland, kreeg een om de 360 graden panoramafoto’s van Silver certificaat voor de GlobeSpotter 32 Geo-Info 2011-7/8
basisextensie voor GeoWeb. Sinds begin 2011 hanteert CycloMedia een certificeringprogramma voor partners die een integratie van GlobeSpotter in hun eigen software realiseren. Hierin onderscheidt CycloMedia vier niveaus die aangeven hoe uitgebreid de functionaliteit is. • Bronze: Cyclorama kunnen openen vanuit de applicatie. • Silver: op de kaart wordt zichtbaar welke Cyclorama’s geopend zijn, en hun kijkrichting. • Gold: de integratie biedt de meetfunctie of de overlayfunctie (tonen van vectordata in de Cyclorama). • Platinum: de integratie biedt de meetfunctie en de overlayfunctie.
Museum Boerhaave verwerft ‘landmeetkundig portret’ Museum Boerhaave heeft de hand weten te leggen op een kwalitatief hoogstaand schilderij uit de Gouden Eeuw dat nauw aansluit bij de eigen collectie. (…) Het dubbelportret door een onbekende Nederlandse meester brengt de wetenschap van de gouden eeuw op prachtige wijze
in beeld. De vrouw houdt in haar rechterhand een schietlood. Haar andere hand rust op een proportionaalpasser (waarmee je kon rekenen) en een grafometer (voor het meten van hoeken), instrumenten zoals die zich ook in de collectie van Museum Boerhaave bevinden. De man houdt een passer vast en een kaartblad met de vestingstad Groenlo. Op tafel liggen een boek dat de stelling van Pythagoras uitlegt, een vel papier met berekeningen en een kompas. Al deze wiskundige instrumenten en documenten hebben te maken met de landmeetkunde. Deze tak van wetenschap is van oudsher nauw verbonden met de Nederlandse cultuur van het aanleggen van polders, het maken van kaarten en de stede- en vestingbouw. Op het gebied van landmeetkunde heeft Museum Boerhaave een instrumentencollectie van internationaal topniveau. Met het nu verworven geleerdenportret wil het museum het menselijke aspect van het wetenschappelijk bedrijf sterker in beeld brengen, en ook de historische context aangeven waarbinnen onze wetenschappelijke helden ten tijde van de Gouden Eeuw opereerden. De maker van het schilderij is vooralsnog onbekend. Bron: www.museumboerhaave.nl, 17 mei 2011
25e Internationaal Kartografisch Congres (Parijs) Informatie: www.icc2011.fr/
Colofon Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Louis Smit Plv. hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren: Adri den Boer Ronald Bokhove Klaas van der Hoek Bart Huijbers Roelof Keppel Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip Eindredacteur: Cynthia Kremer
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Murre Management Leen Murre Telefoon: 06 22697261 E-mail:
[email protected] Algemene e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk Van de Ridder Druk & Print, Nijkerk www.vanderidder.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap
wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd. Abonnementsprijzen per jaar voor 2011 Persoonlijk lidmaatschap: € 55 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 100 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 225 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 31 (excl. 19% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 19% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2011. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
Werken en studeren combineren Duaal hbo Geodesie/Geo-informatica: • In 3 jaar HBO ingenieur • Werken leren tegelijk • Een dag per week les • Deskundige docenten met ruime kennis en ervaring Bent u geïnteresseerd en heeft u een relevante werkkring in de branche? Dan kunt u contact opnemen met Dhr. ing. Henk Jongbloed,
[email protected]. Sfeer proeven? Bezoek onze open avond op 23 augustus van 17.00 uur tot 20.00 uur. Locatie: Nijenoord 1, Utrecht. Kijk voor meer informatie op www.hu.nl
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN