-IKdV.2011 'sSftg|
de Rechtspraak
Rechtbank Haarlem Sector Bestuursrecht De heer mr. J.C. Binnerts Postbus 280 2000 AG Haarlem
datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk
28 oktober 2011 Kamer 2 dhr P.P.B. Schaap (023) 888 39 61 Procedurenummer 11/685 WOB JAN1 BI/sdk/90928, 90729, 90730 en 90927
biilage(n) faxnummer afdeling onderwerp
(023) 888 39 76 het beroep van H.S.M. Kruijer te Heemstede
Geachte heer,
bezoekadres Stationsplein 80 2011 LM Haarlem correspondentieadres Postbus 1621 2003 BR Haarlem t (023) l
5 44 44
f (023) 888 39 76 Bestuursrecht Fax (023) 888 39 77/73 Belastingrecht www.rechtspraak.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een LJN-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u hiertegen in hoger beroep gaan. U moet dat schriftelijk doen binnen zes weken na de datum van verzending van deze brief. Dit beroepschrift stuurt u samen met een kopie van de uitspraak van de rechtbank aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EADen Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het procedurenummer te vermelden. Hoogachtend,,---"'' ;;>
de griffier
BE022
RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11 - 685 WOB Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2011 in de zaak van: mr. ir. H.S.M. Kruijer, wonende te Heemstede, eiser, tegen: het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, verweerder, gemachtigde: mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem.
1.
Procesverloop Bij brief van 24 oktober 2010 heeft eiser bij verweerder, onder verwijzing naar artikel 8 Wet openbaarheid van bestuur (Wob), het volgende verzoek ingediend: - de besluitenlijsten van de commissievergaderingen voortaan primair te publiceren in De Heemsteder, het gebruikelijke en voor alle Heemsteders toegankelijke medium; - de tot dusver op de gemeentelijke website ontbrekende besluitenlijsten daar onmiddellijk te publiceren en ter inzage te leggen. Bij brief van 3 december 2010 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld in verband met het niet-tijdig beslissen op het verzoek van 24 oktober 2010. Een kopie van deze ingebrekestelling heeft eiser aan de gemeenteraad gestuurd. Eiser heeft bij brief van 4 februari 2011 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens niettijdig beslissen door verweerder op eisers verzoek van 24 oktober 2010. Bij brieven van 11 en 23 februari 2011 heeft eiser zijn beroep aangevuld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 19 september 2011, waar eiser in persoon is verschenen en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting heeft de rechtbank eiser meegedeeld dat, voor zover bij de rechtbank bekend, het griffierecht niet is voldaan.
zaaknummer: AWB 11 - 685 WOB
Eiser heeft aangegeven dat hij het griffierecht heeft voldaan. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde eiser in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat het griffierecht is voldaan. Bij brief van 19 september 2011 heeft eiser een bankafschrift overgelegd. Hieruit blijkt dat de betaling van € 152,— op 16 februari 2011 niet is gekoppeld aan een bepaalde procedure. Uit een interne controle bij de rechtbank is gebleken dat deze betaling op 3 maart 2011 aan eiser is teruggestort. De rechtbank heeft eiser bij brief van 30 september 2011 in de gelegenheid gesteld het griffierecht voor deze procedure opnieuw te voldoen. Op 6 oktober 2011 heeft eiser een bedrag van € 152,- voldaan. Desgevraagd hebben eiser en verweerder de rechtbank laten weten ermee akkoord te gaan dat de rechtbank uitspraak zal doen zonder een nadere zitting te houden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1
Bij brief van 25 oktober 2010 heeft verweerder de ontvangst van eisers verzoek van 24 oktober 2010 bevestigd en tevens aangegeven dat hij dit verzoek heeft doorgezonden aan de gemeenteraad. Bij brief van 2 december 2010, verzonden 8 december 2010, heeft (de waarnemend-griffier van) de gemeenteraad op het verzoek van eiser van 24 oktober 2010 geantwoord. Eiser heeft dit schriftelijke antwoord op 8 december 2010 aan de gemeenteraad teruggestuurd.
2.2
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek van eiser van 24 oktober 2010 geen aanvraag is in de zin van artikel i:3, derde lid. Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Omdat er geen aanvraag is gedaan, is er ook geen beslistermijn gaan lopen, aldus verweerder. Voor zover wel sprake zou zijn van een aanvraag, stelt verweerder zich subsidiair op het standpunt dat de gemeenteraad, voordat de termijn van de ingebrekestelling was verstreken, heeft gereageerd. Gelet hierop is volgens verweerder het beroep niet-ontvankelijk, althans ongegrond.
2.3
Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn verzoek is gebaseerd op de artikelen 8 en 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat de brief van 25 oktober 2010 (de ontvangstbevestiging van het verzoek) een schriftelijke weigering van verweerder inhoudt om op eisers verzoek te beslissen. Voorts heeft eiser de rechtbank verzocht de door verweerder verbeurde dwangsommen vast te stellen op een totaal bedrag van € 1260,-.
2.4
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
2.5
Artikel 3, eerste lid, van de Wob luidt als volgt: 'Een ieder kan een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.'
zaaknummer: AWB 11 - 685 WOB
Artikel 8 van deze wet bepaalt in het eerste lid het volgende; 'Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering.' 2.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek van eiser van 24 oktober 2010, zoals onder overweging 1 weergegeven, niet hoeven aanmerken als een verzoek op grond van artikel 3 Wob. Het verzoek heeft, gelet op de formulering, betrekking op de wijze waarop verweerder uitvoering geeft aan zijn actieve openbaarmakingsplicht neergelegd in artikel 8 Wob. Eiser verwijst in zijn verzoek, alsmede in zijn beroepschrift van 4 februari 2011, ook naar artikel 8 Wob. De omstandigheid dat eiser zich in zijn aanvullende beroepsgronden van 11 februari 2011 alsnog beroept op artikel 3 Wob, maakt het voorgaande niet anders. In ieder geval gaat door deze mededeling in het aanvullend beroepschrift van 11 februari 2011 niet ineens, met terugwerkende kracht, de termijn van artikel 6, eerste lid, van de Wob lopen. Overigens zijn of worden de besluitenlijsten van commissievergaderingen reeds openbaar gemaakt door plaatsing op de gemeentelijke website, zoals blijkt uit de brief van de waarnemend-griffier van 2 december 2010.
2.7
Nu het verzoek niet wordt aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 3 Wob, is de in artikel 6, eerste lid, Wob neergelegde wettelijke beslistermijn van vier weken niet van toepassing. Eisers verzoek van 24 oktober 2010 is evenmin een verzoek of aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3 Awb, aangezien eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbbende. Immers, de wijze waarop verweerder inhoud geeft aan zijn verplichting ex artikel 8 Wob raakt eiser niet meer in zijn belangen dan andere willekeurige inwoners van Heemstede. Bij gebrek aan een concreet, direct en persoonlijk belang is eisers verzoek dan ook niet aan te merken als een aanvraag. Derhalve is op eisers verzoek evenmin de redelijke termijn van artikel 4:13, tweede lid, Awb van toepassing. Toen eiser verweerder op 3 december 2010 in gebreke stelde, was derhalve geen sprake van overschrijding van een wettelijke beslistermijn of een redelijke termijn, zodat eisers ingebrekestelling onterecht was. Van het verbeuren door verweerder van dwangsommen kan dan ook geen sprake zijn.
2.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van eiser gericht tegen het niettijdig beslissen op zijn verzoek van 24 oktober 2010, ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
zaaknummer: AWB 11 - 685 WOB
Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.
• afschrift verzofïdeh op:
n n
^«,
(j
0
J
on-n
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
Voor egnsLujdend afschrift. De g'riffiep/an de rechtlaank te Haarlem:
7