Tentamen AutoMobility 3 juli 14:00-17:00 Dit tentamen bestaat uit 6 vragen. Voor elke vraag zijn 10 punten te behalen. Het tentamencijfer is 1+ [aantal punten]/60.
VRAAG 1: A13/A16 (Normering 1a: 2, 1b:2, 1c:3, 1d: 2; 1e:1) De minister heeft besloten dat de A13/A16 wordt aangelegd. Deze weg is een nieuwe verbinding tussen knooppint Terbregseplein en de A13 bij de aansluiting Zestienhoven (hier verder knooppunt Doenkade genoemd). De route via de A13 en A20 is iets korter maar heeft om milieuredenen een lagere snelheid. De verwachte reistijd via A13 en A20 bedraagt 11 minuten en 8 minuten via A13/A16.
1a: Welke van de onderstaande formules geeft het logit model voor routekeuze in de situatie op de juiste wijze weer?
i
ii
iii
iv
1b. Als gegeven is dat de gevoeligheid voor de reistijd 0,3 per minuut is, wat is het aandeel doorgaande voertuigen tussen Terbregseplein en knooppunt Doenkade dat van het nieuwe tracé gebruik maakt? (in procenten, geheel getal) 1c. Prognoses laten zien dat tussen Terbregseplein en Doenkade in twee richtingen samen 190.000 voertuigen per dag rijden. Het gebruik van de A13/A16 komt dan op 135.000 voertuigen per dag en 55.000 voertuigen per dag gebruiken de A13 en A20. Op de A20 rijden naar verwachting in totaal 160.000 voertuigen per dag. Om de kosten van de aanleg terug te verdienen wordt overwogen een tol op de A13/A16 in te voeren, een bedrag van 1 euro. De tijdwaardering bedraagt 10 euro per uur. Wat is met deze tol het aandeel verkeer dat gebruik maakt van de A13/A16? (in procenten, geheel getal). 1d. Wat wordt met dit percentage het aantal voertuigen per dag op de A20 (rond af op duizendtallen)? 1e. Door het heffen van tol op de A13/A16 neemt de reistijd via de A20 toe tot 27 minuten. Is het verstandig om met deze nieuwe reistijd opnieuw de verdeling over de 2 routes te berekenen? i. ii. iii. iv.
Nee, want dan kiest bijne iedereen de A13/A16 en is de aangenomen reistijd voor de A13 en A20 weer fout Nee, want dan krijgt de A13/A16 meer verkeer en dat is niet logisch als die juist onaantrekkelijker wordt door het heffen van een tol Ja, maar als de A13/A16 congestie krijgt, moeten de reistijden voor beide routes opnieuw worden bepaald, net zo lang tot de reistijden en de berekende aandelen consistent zijn. Ja want de aangenomen reistijd was fout en opnieuw berekenen geeft dus de juiste waarde.
VRAAG 2 TOLPLEIN (normering: 2a: 1, 2b: 2, 2c: 2d: 2, 2e: 1, 2f:2) In Frankrijk zijn veel autosnelwegen tolwegen. In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van een tolplein op zo’n tolweg. In totaal zijn er 9 tolpoortjes, waarvan 3 voor de oost-west richting en 6 voor de west-oostrichting.
2a. Als de afhandelingstijd 20 s per auto is, wat is dan de capaciteit in west-oostrichting (hele voertuigen per uur)? De autosnelweg zelf heeft 2 rijstroken, dus een capaciteit van 4400 vtg/uur (bij 110 km/h) en een maximale dichtheid van 250 vtg/km. Het verschil in capaciteit tussen de snelweg en het tolplein betekent dat er een redelijke kans is dat er congestie ontstaat. De opstelstroken voor de tolpoortjes fungeren als buffer indien voor kortere perioden (5-15 minuten) de verkeersvraag groter is dan de capaciteit, maar bij structureel grotere verkeersvraag is sprake van congestie en dus een schokgolf. 2b. De intensiteit op de snelweg is 3000 vtg/h. De figuur geeft het verband tussen intensiteit en dichtheid.
Wat is de dichtheid op de autosnelweg (een decimaal nauwkeurig)?
De intensiteit 3000 is hoger dan de capaciteit van het tolplein. Er ontstaat dus file. Veronderstel dat het tolplein volstaat en dat de file begint bij de entree van het tolplein (bij de strepen op de rijbaan). Vraag 2c. Wat is de dichtheid op de autosnelweg in de file (1 decimaal nauwkeurig)? Vraag 2d: Wat is de snelheid van de schokgolf die hierdoor ontstaat (km/h, 1 decimaal)? Vraag 2e: wat is de snelheid in de file (km/h, 1 decimaal)? Vraag 2f: Op een drukke vakantiedag staat er een file van 6km. Wat is het reistijdverlies ten opzichte van de situatie zonder file (in hele minuten)?
VRAAG 3 BASIC THEORY (elk onderdeel 2 punten, totaal 10) 3a: Hoe luidt de Brever wet? 3b: Stel dat op alle snelwegen de maximum snelheid naar 160 km/h wordt verhoogd. Wat is dan het gevolg? 3c: Beschrijf de Wardrop wet voor een Deterministisch Gebruikersevenwicht. Aan welke condities voldoen de reistijden in een deterministisch gebruikersevenwicht? 3d: Beschouw de volgende trajectoriën.
Welke van de volgende beweringen is correct? a. De intensiteit is homogeen en stationair, de dichtheid is homogeen en stationair. b. De intensiteit is homogeen, maar niet stationair. De dichtheid is homogeen en stationair. c. De intensiteit is homogeen, maar niet stationair. De dichtheid is homogeen, maar niet stationair. d. De intensiteit is homogeen en stationair. De dichtheid is homogeen, maar niet stationair.
Vraag 3e: Het IDM model wordt gegeven door:
v s* v, v 2 a amax 1 v0 x vv s* v, v s0 vT 2 amaxbmax -
Hoe wordt het IDM model gegeven als er geen voorligger is? v is snelheid volger minus snelheid leider. Beredeneer aan de hand van het IDM wat er gebeurt als de leider sneller rijdt dan de volger?
Vraag 5. Normering: 5A: 5 5B: 5 a. Vergelijk onderstaande foto’s. Bespreek de rijtaak in termen van het onderscheid tussen data-limited en resource-limited taken. Gebruik eventueel een grafiek om je bespreking te verduidelijken.
a.
Mooi weer
b. Regen
Hoe passen mensen hun gedrag bij regen (hopelijk) aan. Welke theorieën zouden dit kunnen verklaren? b. Beschrijf verschillen in Situation Awareness tussen ervaren en onervaren bestuurders, voor rustig en druk verkeer. Bedenk hierbij dat rustig en druk verkeer tot verschillen in workload (mentale belasting) leiden.
Vraag 6 Normering: 6A: 4 6B: 2 6C: 4 a. “Ouderen komen minder in de ongevalsstatistieken voor dan je op grond van hun perceptuele en cognitieve vermogens zou verwachten”. Licht toe hoe wat hier de oorzaak van zou kunnen zijn; relateer je bespreking aan de indeling van de rijtaak in 3 niveaus volgens Michon. b. “Ouderen komen minder in de ongevalsstatistieken voor dan je op grond van hun perceptuele en cognitieve vermogens zou verwachten”. Geef aan waarom deze stelling zonder nadere informatie moeilijk op juistheid te beoordelen is. c.
“Veel mensen vinden zichzelf beter en dus veiliger rijden dan de gemiddelde bestuurder”.
Leg uit waar de denkfouten zitten, en geef argumenten tegen deze stelling