6 Eisen aan rapportonderdelen 6.1 Inleiding De lezers van jullie schriftelijke verantwoording hebben niet alleen verwachtingen over de inhoud ervan, maar ook over de vorm. Jullie onderzoek zal gepresenteerd worden in de vorm van een rapport. Hierna geven wij een kort overzicht van de onderdelen waaruit jullie schriftelijke verantwoording kan bestaan. Rapportonderdelen Globaal bestaat elk rapport uit drie delen: voorwerk, kern en nawerk. De kern wordt gevormd door genummerde hoofdstukken (van de inleiding tot en met de conclusies en aanbevelingen). Onderdelen die vóór de kern zijn opgenomen vallen onder het voorwerk. Wat na de kern komt, wordt het nawerk genoemd. Voor de schriftelijke verantwoording van het afstudeerproject geldt de eis dat het kerngedeelte uit maximaal 30 bladzijden bestaat (regelafstand minimaal 1,25). Een uitvoerig rapport, zoals de schriftelijke verantwoording van het afstudeerproject, kan uit de volgende onderdelen bestaan: Voorwerk Ø omslag Ø titelpagina Ø voorwoord Ø samenvatting Ø inhoudsopgave
Kern Ø inleiding Ø paragrafen Ø conclusies Ø aanbevelingen
Nawerk Ø nawoord Ø literatuurlijst Ø bijlagen Ø verklarende woordenlijst
6.2 Omslag en titelpagina Zorg dat de omslag van je beleidsvoorstel er professioneel uitziet. Hij moet er fraai uitzien en desgewenst voorzien zijn van een (functionele) illustratie. Gebruik een omslag van steviger papier dan de rest van het rapport. Vermeld op de omslag de rapporttitel en de namen van de auteurs. De titel kan opvallend zijn; de ondertitel moet dan wel een goed inzicht geven in het onderwerp van het rapport. Deze zakelijke titel moet goed de lading van het gehele rapport dekken, dus informatief zijn. Bijvoorbeeld: Double trouble (aandachttrekkende titel) Verpleegkundige diagnosen bij depressie en verslaving (informatieve ondertitel) De titelpagina is de eerste (ongenummerde) pagina van je rapport. Vermeld op de titelpagina: Ø titel en eventuele ondertitel; Ø voorletter(s), naam van de schrijvers; Ø opdrachtgever en begeleider; Ø kader (afstudeerproject Opleiding Verpleegkunde, Fontys Hogeschool Eindhoven); Ø plaats, datum en jaar. Zet de titel in grote letters op een prominente plaats en vermeld de overige gegevens in het onderste kwart van de pagina.
6.3 Het voorwoord In een voorwoord (maximaal 1 A4) kun je informatie opnemen die niet tot het eigenlijke onderwerp van het rapport behoort. De volgende onderdelen kunnen aan bod komen: Ø het kader waarin het rapport is geschreven; Ø persoonlijke omstandigheden of ervaringen die tot het schrijven van het rapport hebben geleid; Ø omschrijving van de opdracht; Ø verband met andere verschenen of nog te verschijnen rapporten; Ø problemen die de totstandkoming van het rapport hebben vertraagd of bemoeilijkt; Ø gegevens over de taakverdeling binnen de groep;
Ø aanwijzing omtrent het gebruik van het rapport (leeswijzer); Ø dankbetuigingen aan mensen die hebben bijgedragen aan het rapport (bijvoorbeeld geïnterviewden); Ø als afsluiting: plaatsaanduiding, datum en naam van de auteurs. Een voorbeeld.
Voorwoord
Kader
Opdracht
Product
Leeswijzer
Dit rapport is de schriftelijke verantwoording van projectgroep DOT 20 van Fontys Hogeschool Verpleegkunde Eindhoven. Daarin doen we verslag van ons onderzoek en de resultaten daarvan tijdens het Afstudeerproject. De opleiding stelt als eis aan het project dat de resultaten een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep. In opdracht van Novadic, netwerk voor verslavingszorg, hebben wij verpleegkundige diagnoses ontwikkeld die specifiek gelden voor cliënten met verslaving en depressie. Met behulp van dit model kunnen verpleegkundigen cliënten met een dubbele diagnose beter diagnosticeren en daardoor een betere op de problematiek afgestemde zorg verlenen. In overleg met de opdrachtgever hebben wij een klapper met diagnoses ontwikkeld, met als nevenproducten een cd-rom en een Internetpagina voor Novadic. Lezers die vooral geïnteresseerd zijn in de manier waarop de verpleegkundige diagnoses zijn ontwikkeld en wat de toepassingsmogelijkheden ervan zijn, worden verwezen naar hoofdstuk 4. Beschrijvingen van de ziektebeelden verslaving en depressie en de daarbij behorende behandelproblematiek worden in de eerste twee hoofdstukken gegeven. In de bijlagen zijn de verschillende classificatiesystemen samengevat, die ons uitgangspunt vormden. De projectgroep is veel dank verschuldigd aan de heer Van dan Broek van Novadic, die ons in de gelegenheid heeft gesteld dit product te ontwikkelen. Daarnaast willen wij mevrouw Hoekstra bedanken voor haar waardevolle adviezen.
Dankbetuiging Eindhoven, juni 2000
Plaats, datum , Namen auteurs
Eefje Andriessen Max Bolleboos Els Gevers Marleen Willebrands
6.4 Samenvatting Een samenvatting (maximaal 1 A4) mag niet ontbreken in rapporten van zo'n vijf pagina's of meer. Schrijf een informatieve samenvatting waarin je de hoofdzaken van het rapport bondig weergeeft: probleemstelling, methode, conclusie en aanbevelingen. Voor veel lezers is de samenvatting een eerste oriëntatiemiddel: als ze de hoofdlijn kennen, kunnen ze beter beoordelen welke informatie voor hen relevant is. Je geeft inhoudelijk informatie over: Ø Wat is het onderwerp? (probleemschets, hoofdvraag, belang van de hoofdvraag) Ø Wat is er gedaan? (methode, werkwijze) Ø Wat is er gevonden? (resultaten) Ø Wat betekenen de bevindingen? (conclusies, aanbevelingen)
Let erop dat de samenvatting een zelfstandig leesbaar geheel is. Ook moeten verwijzingen naar onderdelen van de tekst achterwege blijven. Voeg verder geen nieuwe informatie toe; alle informatie uit de samenvatting moet uitgewerkt in de tekst terug te vinden zijn. Je kunt de samenvatting een afwijkende kleur papier geven, zodat hij eruit `springt’. Een voorbeeld.
Informatieve samenvatting
Samenvatting Uit onderzoek is gebleken dat cliënten met een dubbele diagnose vaak Achtergrondinformatie nergens terecht kunnen in de zorgverlening. Cliënten met een dubbele diagnose die opgenomen worden in een verslavingskliniek kunnen zich hier vaak niet handhaven op basis van hun psychiatrische stoornis. Wanneer deze cliënten echter opgenomen worden in een psychiatrische instelling kunnen ze ook hier niet behandeld worden omdat hun verslaving nog teveel op de voorgrond treedt. Met behulp van verpleegkundige diagnoses kan de opvang en zorg voor deze cliënten verbeterd worden. Om in de behoefte aan een verpleegkundig diagnostisch model te Hoofdvraag voorzien hebben wij antwoord gegeven op de vraag op welke wijze verpleegkundige diagnoses kunnen worden gesteld door verpleegkundigen bij patiënten met een dubbele diagnose verslaving en depressie. Werkwijze Op basis van een aantal classificatiesystemen van verpleegkundige diagnoses zijn we tot een nieuw rangschikking gekomen volgens de gezondheidspatronen van Gordon. De verpleegkundige diagnoses bestaan uit een samenvoeging van de diagnoses uit Townsend en NANDA. Resultaten en conclusie Dit diagnostisch model hebben wij in opdracht van Novadic, netwerk voor verslaving, vastgelegd in een klapper en een cd-rom. Dit product is een eerste stap om standaardverpleegplannen te ontwikkelen voor cliënten met een dubbele diagnose, gericht op verslaving en depressie. Onderbouwing van de Zonder deze diagnose kan er geen verpleegplan worden opgesteld, omdat conclusie diagnoses aan de basis staan van het verpleegkundig proces; een optimale behandeling is zonder diagnoses niet mogelijk. Dit diagnostisch model vult dan ook een leemte op in de verslavingszorg.
6.5 De inhoudsopgave Met de inhoudsopgave geef je de lezer een eerste indruk van de inhoud en de structuur van het rapport. Houd je bij het opstellen van de inhoudsopgave aan de volgende richtlijnen: Ø Nummer onderdelen van voorwerk en nawerk niet. Geef ze dus geen indelingsteken. Ø Start de paginanummering in Arabische cijfers bij de inleiding, maar begin in je hoofd te rekenen bij de titelpagina. Voorwoord en samenvatting worden op de inhoudsopgave vaak met Romeinse cijfers genummerd als `II’ respectievelijk `III’ (bij een enkelzijdig gekopieerd rapport). De inleiding begint dan op pagina 5, want de inhoudsopgave staat op de niet-genummerde pagina 4 (als deze één bladzijde in beslag neemt). De inleiding is dan het eerste hoofdstuk van de kern van je rapport. Ø Neem geen verwijzing op naar de `titelpagina', en `inhoudsopgave'.
Ø Neem alleen hoofdstukken en (sub)paragrafen op en geen ongenummerde tussenkopjes. Ø Zorg voor een decimale nummering van de kern in Arabische cijfers. Bijvoorbeeld: 2 Hoofdstuktitel 2.1 Paragraaftitel 2.2 Paragraaftitel 2.2.1 Subparagraaftitel (enzovoort) Ø Formuleer informatieve titels die bestaan uit zelfstandig naamwoorden (eventueel aangevuld met bepalingen) of uit vragende zinnen. Zorg er daarbij wel voor dat parallel georganiseerde onderdelen een parallelle formulering krijgen: de hoofdtitels zijn dan of allemaal zelfstandig naamwoorden (eventueel naamwoordsgroepen) of allemaal vragende zinnen; voor de subtitels bij één hoofdtitels geldt hetzelfde. Dit maakt het de lezer gemakkelijker de structuur van het rapport te doorzien. Ø Geef bijlagen een informatieve titel. Is er meer dan één bijlage, dan moeten de afzonderlijke bijlagen ook genummerd worden Ø Zorg voor een overzichtelijke vormgeving, waardoor het onderscheid tussen voorwerk, kern en nawerk direct zichtbaar is. Ook moet uit de vormgeving de structuur binnen een hoofdstuk blijken: spring in bij paragrafen en subparagrafen. Een witregel voor en na elk hoofdstuk maakt de inhoudsopgave vaak iets overzichtelijker. Ø Zorg altijd voor minstens twee onderdelen bij paragrafen. Een opeenvolging van hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 en daarna hoofdstuk 4 is onmogelijk. Op paragraaf 3.1 moet paragraaf 3.2 volgen. Helemaal geen paragrafen bij een hoofdstuk is slechts denkbaar bij de inleiding en het hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen.
6.6 De inleiding De inleiding, als eerste hoofdstuk, vormt de toegang tot het rapport, in dit geval de schriftelijke verantwoording. De lezer ziet welke vraag wordt beantwoord, waarom en hoe dat gebeurt. Een goede inleiding bereidt de lezer voor op de inhoud van het rapport. Het is overigens verstandig de inleiding pas het laatste te schrijven, wanneer de rest al op papier staat. Dan is het ook makkelijker om afstand te nemen van je werkzaamheden en de resultaten ervan. Inhoud van de inleiding Veel inleidingen zijn onbegrijpelijk: ze beginnen te abrupt, missen essentiële voorinformatie, bevatten gedachtesprongen. Dat komt doordat onderzoekers na maanden ploeteren het moeilijk vinden om terug naar `af’ te gaan. Neem de beginsituatie als uitgangspunt bij het bepalen van de inhoud van de inleiding. Wat had je ook alweer nodig voor je aan je onderzoek en de productontwikkeling kon beginnen? Natuurlijk een probleemstelling en een doelstelling. Maar daarmee kon je pas uit de voeten, als je over voldoende achtergrondinformatie beschikte, je onderzoeksgebied nauwkeurig had afgebakend en je werkzaamheden had georganiseerd door de probleemstelling in deelvragen op te splitsen. Je zult de lezer op een of andere manier moeten vertellen wat dit voorwerk allemaal heeft opgeleverd. Het voorgaande betekent dat je in de inleiding in ieder geval antwoord geeft op de volgende vragen: a) Wat is de achtergrond van het beschreven projectonderzoek (achtergrondinformatie)? b) Op welke vraag geeft het antwoord (probleemstelling)? c) Wat wordt er met het antwoord op die vraag beoogd (doelstelling)? d) Hoe is het antwoord op de vraag georganiseerd (vooruitblijk/structuurbeschrijving)? Achtergrondinformatie Begin niet pardoes met je verhaal. Sluit aan bij wat de lezer weet, zodat deze voldoende aanknopingspunten kan vinden. Is de achtergrond van de lezer vergelijkbaar met die van jou, verstrek dan die informatie die jezelf nodig had voor je met het onderzoek van start kon gaan. Vermijd daarbij lange historische beschouwingen of literatuuroverzichten. Wat moet de lezer daarmee? Ze ontnemen het zicht op de probleem- en doelstelling. Beperk je dus zoveel mogelijk tot een beschrijving van de huidige stand van zaken. Verwijs voor de voorgeschiedenis naar relevante literatuur.
Probeer wel in de openingszin meteen de aandacht van de lezers te trekken. Enkele veel gebruikte openingstechnieken zijn: een vraag, een vergelijking, een citaat of spreuk, spectaculaire details of getallen. Daarop volgt een korte situatieschets die de aanleiding vormt tot je verhaal. Probleemstelling Geef in de inleiding expliciet aan om welke vraag het in je tekst gaat. Bijvoorbeeld: Ø `In deze theoretische verantwoording staat de vraag centraal wat de veranderingen inhouden die…’ Ø `In deze theoretische verantwoording komt aan de orde aan welke criteria veranderingen moeten voldoen die…’ Ø `In deze theoretische verantwoording wordt nagegaan op welke wijze de voorlichting aan patiënten met een staaroperatie kan worden gebundeld.’ Ø `In deze theoretische verantwoording wordt nagegaan met welke middelen de informatie aan verpleegkundigen van … over het zorgaanbod van … kan worden verbeterd.’ Enzovoort. De probleemstelling mag natuurlijk ook in de vorm van een vraag worden geformuleerd. Een voorbeeld van een hoofdvraag in vraagvorm: `In deze theoretische verantwoording geven wij antwoord op de vraag: op welke wijze kan de voorlichting aan patiënten met een staaroperatie worden gebundeld?’ Doelstelling Een doelstelling hoeft niet te worden vermeld, als uit de formulering van de probleemstelling al duidelijk blijkt welke doelstelling de schrijvers nastreven. Te denken valt aan probleemstellingen als: `Wat moet er gedaan worden om de therapieontrouw van patiënten met … te verminderen?’ Maar meestal zul je de doelstelling in de inleiding expliciet moeten vermelden. Geef aan wat het praktisch belang is van het product, welk voordeel/profijt het product kan hebben voor andere verpleegkundigen in het veld en voor patiënten. Daar gaat een voor de lezers motiverende functie vanuit. Bovendien maak je zo duidelijk hoe je tot de probleemstelling bent gekomen en vooral wat de waarde is van je antwoord op de probleemstelling. Een voorbeeld: `Het doel van deze theoretische verantwoording is het presenteren van een pijnprotocol voor bejaarde patiënten met post-operatieve pijn op de afdeling orthopedie. Het bevat richtlijnen voor begeleiding, voorlichting en toediening van pijnmedicatie door verpleegkundigen. Met behulp van dit protocol kunnen verpleegkundigen de zorg voor deze patiënten beter op het individu afstemmen, waardoor de pijnbeleving afneemt.’ Daarnaast geef je aan welke werkwijze je hebt gevolgd (literatuuronderzoek, enquêtes, interviews, classificatiesysteem enzovoort). Een voorbeeld: `Op basis van literatuuronderzoek naar de communicatie tussen verpleegkundigen en ouders of begeleiders van verstandelijk gehandicapten hebben wij knelpunten vastgesteld in de gegevensverzameling. Daarna zijn de onderwerpen die relevant zijn voor de levenssituatie van de verstandelijk gehandicapte, geordend volgens het classificatiesysteem van Gordon’. Randvoorwaarden en uitgangspunten vormen een beperking van de hoofdvraag en maken daarom ook deel uit van de doelstelling. Teksten met de ontwerpstructuur (zie bijlage 2) bevatten zeker een aantal randvoorden en uitgangspunten. Bij jullie is dat het deel waarin je het product verantwoordt, meestal het laatste deel van je theoretische verantwoording. Deze randvoorwaarden en uitgangspunten worden doorgaans in een apart hoofdstuk behandeld, bijvoorbeeld onder de titel `Programma van eisen’. De inleiding bevat in dat geval slechts de belangrijkste, zodat de lezers een indruk kunnen krijgen van de beperkingen waaraan het ontwerp moet voldoen. Onder randvoorwaarden vallen overigens ook beperkende factoren zoals tijd en geld.
Structuuropbouw of vooruitblik Een goede inleiding dient voor de lezer ook als een `kapstok’ waaraan hij verder informatie kan ophangen. Besluit je inleiding met een soort van minisamenvatting, waarin je aangeeft welke deelvragen in de hoofdstukken achtereenvolgens beantwoord worden. Dat geeft de lezer overzicht en maakt hem makkelijker de grote lijn vast te houden. Bovendien zorgt deze `epiloog’ voor een soepele overgang tussen inleiding en de volgende hoofdstukken. Laat die vooruitblik overigens niet verworden tot een globale herhaling van de inhoudsopgave door in een gortdroge `garagerekening’ op te sommen wat er allemaal gaat komen. Vertel je lezers in lopende tekst wat de voornaamste onderdelen van het rapport zijn, in welke volgorde ze voorbij zullen trekken en ook waarom dat in die volgorde gebeurt. Geef dus toelichting op de samenhang. Een voorbeeld: `In hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar weergegeven. Hoofdstuk 3 bespreekt de (veranderingen in de) problematiek van de opgenomen jeugdigen en hun gezinnen van herkomst. Deze veranderingen in de hulpvraag worden in hoofdstuk 4 gerelateerd aan de veranderingen in het hulpaanbod. Daarna worden in hoofdstuk 5 op basis van het besprokene in de voorafgaande hoofdstukken conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.’
6.7 De hoofdstukken tussen inleiding en conclusie De kern van het rapport bestaat uit genummerde hoofdstukken, die vaak zijn onderverdeeld in paragrafen. Het is aan te bevelen elk hoofdstuk te beginnen met een korte inleiding, waarin je enige informatie geeft over het onderwerp en de opbouw van het hoofdstuk. De inleiding hoeft niet altijd een aparte paragraaf te zijn: bij één tot twee alinea's volstaat een ongenummerde inleiding. Soms is het handig (lange) hoofdstukken met een conclusie of samenvatting af te sluiten.
6.8 De conclusies De titel `Conclusie’ behoor je te reserveren voor de afsluitende tekst waarin je het logische antwoord geeft op een probleemstelling die vraagt om een oplossing, oordeel of een standpunt. Vraagt ze om een advies, dan zal de tekst moeten eindigen met `Aanbevelingen’. Het antwoord op de hoofdvraag – bij meerledige probleemstellingen de antwoorden op de hoofdvragen – kan gevolgd worden door conclusies die betrekking hebben op: Ø de uit de hoofdvraag afgeleide deelvragen; Ø de voornaamste theoretische of praktische implicatie van het antwoord op de hoofdvraag; Ø de waarde of toepassingsmogelijkheid van het antwoord; Ø het al of niet strijdig zijn van het antwoord met bepaalde theorieën en verwachtingen; Ø zaken die nieuwe vragen of nog twijfels oproepen (`Uit het onderzoek is niet komen vast te staan…’). De meeste lezers van het rapport zullen in elk geval de conclusies bekijken. Hierna volgen nog enkele adviezen die de conclusies voor je lezers toegankelijker kunnen maken. Ø Conclusies moeten zelfstandig leesbaar zijn voor iemand die, op de inleiding na, de rest van het werk niet heeft gelezen. Ø Conclusies volgen direct uit eerdere hoofdstukken. Ze mogen niet als een verrassing komen. De lezer moet de onderbouwing van conclusies in de voorafgaande tekst kunnen terugvinden. Stem de hoofdconclusies dus of op wat je in het inleidende hoofdstuk hebt geschreven. Ø Conclusies moeten kernachtig en ondubbelzinnig geformuleerd zijn. Ze dient bij voorkeur in één of twee zinnen te worden geformuleerd.
6.9 De aanbevelingen Conclusies en aanbevelingen komen meestal gecombineerd voor in het laatste hoofdstuk. Een aanbeveling is een advies om iets in de toekomst wel of niet te doen. Het gaat erom wie wat moet gaan doen om het probleem op te lossen en op welke termijn. Aanbevelingen moeten dan ook een praktische uitwerking van de conclusies zijn en daar dus direct op aansluiten. Dikwijls heeft een aanbeveling het karakter van een suggestie voor bijvoorbeeld een nieuwe benaderingswijze, een
vervolgonderzoek, een specifieke praktische toepassing, een te nemen maatregel of een uit te voeren actie. Verder moeten aanbevelingen concreet zijn. Zeg dus niet dat `nader onderzoek gewenst is', maar geeft aan wat er precies verder moeten worden onderzocht en waarom.
6.10 Het nawoord Scripties eindigen nogal eens met een Nawoord of een Evaluatie. Dat is een op het voorwoord gelijkende, persoonlijk getinte tekst waarin studenten het proces moeten evalueren waarlangs het rapport tot stand gekomen is. Ze geven daarin antwoord op vragen als: wat hebben wij geleerd van dit onderzoek? Wat ging er zoal mis? Hoe verliep de samenwerking? Tegen welke problemen zijn wij opgelopen en hoe zijn deze opgelost? Dat kunnen problemen zijn in de relationele sfeer (opdrachtgevers, respondenten) of problemen die te maken hebben met de uitvoering van het projectonderzoek: aard van de opdracht, opsporen van literatuur, verwerking en analyse van de gegevens, beschikbare faciliteiten. Het nawoord valt buiten de kern van je rapport en heeft dus, net als het voorwoord, geen indelingsteken.
6.11 De literatuurlijst In de literatuurlijst verantwoord je welke literatuur je hebt gebruikt. Zorg ervoor dat je naar elke publicatie minstens één keer verwijst in de tekst. Alfabetiseer de literatuurlijst op achternaam van de schrijver of op naam van de organisatie. We volstaan met enkele korte richtlijnen met een voorbeeld. Uitgebreidere richtlijnen zijn te vinden in Steehouder (1992). Boeken en rapporten kunnen als volgt beschreven worden: Ø achternaam, voorletters auteur (geen academische titels; Ø titel en ondertitel (cursief); Ø druk (alleen noemen als het niet de eerste is); Ø plaats: uitgever of instelling, jaar van uitgave. Twee voorbeelden: Verbeek, G., Het spel van kwaliteit en zorg. 4e herz. druk. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom, 1999. Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Nota kwaliteit. Rijswijk: WVC, 1991. Bij artikelen uit tijdschriften en verzamelbundels wordt van dit patroon als volgt afgeweken. Ø achternaam, voorletters auteur (geen academische titels); Ø titel en ondertitel van het artikel (tussen enkele aanhalingstekens); Ø naam tijdschrift of de afkorting hiervan (cursief); Ø redacteur/editor (van verzamelbundels); jaargang, jaartal (tussen haakjes), paginanummers. Twee voorbeelden: Jong, J. de, `De clichétitel voorbij. Tips voor het bedenken van originele titels'. In: Onze Taal 65 (1996) 12, p. 326-328. Verbeek, G., `Samenspel en spanning tussen zorgverlener en gebruiker'. In: L. Boon (red), Vraaggestuurde zorg. Amstelveen: Sympoz, 1997. Bij verwijzingen naar Internet of andere elektronische/multimedia bronnen ga je als volgt te werk. De basisvorm bestaat uit de volgende onderdelen: Ø Auteur Ø Titel van artikel Ø Titel van medium (bijv. naam van elektronisch tijdschrift)[ type medium bijv. online] Ø Jaar van publicatie [datum: jaar maand dag] Ø Volumenummer indien van toepassing Ø Aantal pagina’s of [number of screens] Ø Beschikbaar op/Available on: URL:address ,WWW-sites Hoffman DL. St John’s Wort. [Online]. 1995 [bezocht 1998 augustus 22]; [4 screens].
Beschikbaar op: URL:http://www.healthy.net/library/books/hoffman Verwijzing naar cd-rom: Clinical Pharmacology: an electronic drug reference and teaching guide [CD-ROM]. Gainsville, Fla.: Gold Standard Multimedia; 1998. Verwijzing naar een electronisch tijdschriftartikel: Morse SS. `Factors in the emergence of infectious disease’. In: Emerg Infect Dis [serial online] 1995 JanMar [bezocht 1998 augustus 8]; 1(1); [24 screens]. Beschikbaar op: URL:http://www/cdc/gov/ncidoc/EID/eid.htm Binnen de kern van je rapport zul je ook regelmatig naar een bron verwijzen. Doe dat als volgt. Eén auteur: (Jansen, 1997). Twee auteurs: (Jansen en Pieters, 1997). Meer dan twee auteurs: (Jansen e.a., 1997) Ook zul je wel eens iemand letterlijk citeren. Letterlijke citaten worden in een tekst tussen aanhalingstekens geplaatst en als volgt verwezen: (Jansen, 1997; 53). Hier verwijst 53 naar de pagina waar het citaat is terug te vinden.
6.12 De bijlagen Bijlagen vormen een uitstekend middel om de kern van het rapport overzichtelijk en beknopt te houden. Nummer de bijlagen en voorzie ze van een korte informatieve titel. Bijlagen moeten zelfstandig leesbaar zijn. Voor elke bijlage moet in de tekst een verwijzing staan in de trant van: zie bijlage 1. Het is handig om de paginanummering van het rapport door te laten lopen in de bijlagen. Begin daarom elke bijlage op een aparte pagina. Een titelblad vóór de bijlagen in een andere kleur maakt snel duidelijk waar het rapport eindigt en de bijlagen beginnen.
6.13 De verklarende woordenlijst Als een tekst voor meer doelgroepen met uiteenlopende achtergrondkennis geschikt moet zijn, is een verklarende woordenlijst handig. Termen die de eerste keer in het rapport gebruikt worden, moeten echter ook daar toegelicht worden. Stem de uitleg af op dat deel van het publiek met de minste voorkennis. Zorg ervoor dat de uitleg zelfstandig leesbaar is; verwijs zo min mogelijk naar andere begrippen op de lijst. De woordenlijst wordt meestal achterin het rapport opgenomen en moet uiteraard alfabetisch geordend zijn.
Literatuur Elling, R., Andeweg, B., Jong, J. de en C. Swankhuisen, Rapportagetechniek. Schrijven voor lezers met weinig tijd. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994 Janssen, J. (red.), Zakelijke Communicatie deel 2. 3e geh. herz. druk. Groningen: Wolters Noordhoff, 1996 Nederhoed, P., Helder rapporteren. Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen in wetenschap en techniek. 5e herz. druk. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1993. Renkema, J., Schrijfwijzer. 2e herz. druk. Den Haag: SDU Utgevers, 1989. Steehouder, M. (e.a), Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. 3e geh. herz. druk. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992
Bijlage 1: Checklist voor rapportonderdelen Omslag Naam van de auteurs en titel van de tekst? Titelpagina Auteursnamen? Volledige titel en ondertitel? Naam van de organisatie en datum van verschijning? Naam van de opdrachtgever(s) en/of begeleider(s)? Inhoudsopgave Zijn voorwerk en nawerk ongenummerd? Is de kern (vanaf de inleiding) wel genummerd? Is de decimale nummering gebruikt voor hoofdstukken en paragrafen? Zijn titels informatief? Zijn titels gelijk aan de titels in het rapport? Zijn paragrafen ingesprongen? Hebben bijlagen een nummer en titel? Voorwoord Opdrachtomschrijving? Informatie over het kader waarin het rapport tot stand is gekomen? Bedankjes aan of verwijzing naar mensen die behulpzaam zijn geweest? Onder het voorwoord: datum en naam van de auteur? (Informatieve) samenvatting Aanleiding voor het onderzoek vermeld (achtergrondinformatie) met daarin: - probleemschets; - belang van de hoofdvraag? Doel van het onderzoek aangegeven met daarin: - hoofdvraag; - werkwijze? Conclusies en aanbevelingen vermeld? Inleiding Bevat de aanleiding: - achtergrondinformatie; - probleemschets; - belang van het onderzoek? Omvat de doelstelling van het onderzoek: - concrete hoofdvraag; - erkwijze? Uitgangspunten en randvoorwaarden genoemd? Maakt de structuurbeschrijving de grote lijn van het rapport duidelijk?
Hoofdstukken Begint ieder hoofdstuk met een inleiding? Is elk hoofdstuk volgens eenzelfde ordeningsprincipe opgebouwd? Conclusies Antwoord op de hoofdvraag? Kernachtig en nauwkeurig geformuleerd? Overzichtelijk gepresenteerd? Aanbevelingen Uitvoerbaar voor (een deel van de) lezers? Nawoord Persoonlijk getinte evaluatieve opmerkingen? Literatuurlijst Alfabetische ordening? Titelbeschrijvingen correct? Bevat de lijst alleen werken waarnaar in de tekst is verwezen? Bijlagen Genummerd en voorzien van een titel? Zelfstandig leesbaar? Woordenlijst Alfabetische ordening? Uitleg zelfstandig leesbaar?