VR 2013 2012 DOC.1559/5
Vljjfnte otcrhcid
~
• • • • • • • • • • • • • • • • • • m m m m m
••
•
•
•
m
a
a> ,a::aLja^a;,ara/:;a\.a„M. i
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Reguleringsimpactanalyse voor Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de subsidiering van lokale kinderarmoedebestrijding
••
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• j ••• i •u •[ J•u •n • f J•i. J•••L;• Li•' m • • • • • • • • • • • • • •
•
•
m
•
•
•
•
•
•
•
•
Gebnnk de RIA-letdmad en de RIA-checkhst om deze RIA in te vullen
1
Gegevens van het advies
1 1
Gegevens van de regelgeving 2013-484
nummer taai en wetgevingstechnisch advies
ingnd Lieten, Vlaams minister van Innovatie,
bevoegde minisler(s) van de regelgeving
Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin RIA en JoKER
Ja
link naar de regelgevingsagenda
Uitvoering van artikel 18/1 van het decreet van 21 maart 2003 zoals gewijzigd door het Programmadecreet betreffende de Vlaamse begroting 2014.
1.2
Gegevens van de aanvrager
e-mailadres
frank vandenbranden@wvg Vlaanderen be
organisatie
Vlaamse overheid
beleidsdomein
Welzijn. Volksgezondheid en Gezin
entiteit
Departement WVG - afdeling Welzijn en Samenleving
2
Titel en fase CONCEPT EN PLANNING
)
)
ANALYSE EN REDACTIE
>
)
GOEDKEURING
)
) PUBUCATIE EN OPVOLGING
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regenng van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestnjdmg
1J
• • • • .•
• •.
B
i
j
• • •• •
Fase Goedkeuring
3
Stap. 14, Eerste principiële goedkeuring
Samenvatting
Met het voorliggend ontwerp van wijzigend besluit van de Vlaamse Regering worden twee zaken geregeld Ten eerste wordt uitvoenng gegeven aan art. 18/1 van het armoededecreet. dat ingevoegd zal worden door het programmadecreet en dat de subsidiëring voorziet van lokale besturen voor lokale kinderarmoedebestrijdmg Ten tweede wordt de uitvoering van het VIA4 akkoord mogelijk gemaakt voor ondersteunende organisaties in de armoedesector. De RIA betreft enkel de eerste wijziging, met name het luik rond subsidiëring van lokale besturen voor lokale kinderarmoedebestrijdmg Inzake de uitvoering van het VIA4 akkoord dient geen RIA opgemaakt te worden gezien dit louter gaat over een toekenning van middelen overeengekomen in het VIA4 akkoord
4
Probleembeschrijving
4.1. Armoede en kinderarmoede(bestrijding) In Vlaanderen leven 610.000 mensen onder de armoedensicodrempel, wal overeenkomt met 9.8% van de bevolking Ook 1 op 10 kinderen in Vlaanderen leeft onder de armoedensicodrempel Ook al behoort Vlaanderen wal kmderarmoede betreft bij de beste in Europa, toch is het onaanvaardbaar dat 130 000 kinderen en jongeren onder de armoedensicodrempel leven Ook andere indicatoren wijzen op een grote problematiek van kmderarmoede in Vlaanderen De kansarmoedeindex van Kind en Gezin wijst op eenzelfde hardnekkige problematiek. Kind en Gezin ontwikkelde begin jaren 1990 een indicator die verschillende aspecten van de sociaaleconomische situatie van pasgeborenen tegelijk in rekening tracht te brengen Aan de hand van het maandinkomen van het gezin, de opleiding en de arbeidssituatie van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de huisvesting en de gezondheidssituatie van het gezin, wordt nagegaan hoeveel kinderen geboren worden in een kansarm gezin In 2012 vond 10,4% van de geboorten in het Vlaamse Gewest plaats in een kansarm gezin Dit aandeel is de voorbije jaren sterk gestegen (6,5 % in 2005) Wanneer we naar de cijfers over ernstige materiële deprivatie kijken dan zien we dat zelfs 270.000 Vlaamse kinderen m een gezin wonen dat zich geen week vakantie kan veroorloven of dat een onverwachte uitgave van 850 euro met aankan. Leven in armoede hypothekeert de ontwikkeling van kinderen in die mate, dat het onaanvaardbaar is dat ook maar één kind dit hoeft door te maken Armoede raakt mensen - en kinderen in het bijzonder - in alle aspecten van hun leven Een slechte voeding, een broze gezondheid, gevoelens van schaamte en minderwaardigheid, beperkte onderwijskansen en uitsluiting uit sociale activiteiten zijn maar enkele van de factoren die een negatieve impact hebben op de diverse domeinen van hel leven en de ontwikkeling van kinderen in armoede Daarbij komt nog dat heel vaak de ene ontbering de andere uitlokt en versterkt Zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een kind met een hoge cognitieve score dat opgevoed wordt in een arm gezin qua ontwikkeling al snel ingehaald wordt door een kind met een lagere cognitieve score uil een gezin zonder armoede De belangrijkste ontwikkeling van de hersenen - de ontwikkeling van sociale omgangsvormen, psychomotorische vaardigheden, taal en emotiecontrole - gebeurt tussen 0 en 3 jaar. Inzetten op de eerste levensjaren van een kind heeft dus heel wat meer impact dan interventies tijdens een latere levensfase, en dit zowel voor de kinderen zelf als voor de maatschappij. Bovendien is kmderarmoede steeds armoede van het gezin waarin een kind leeft Kinderarmoede kan pas effectief bestreden worden indien we inzetten op het verbeteren van de situatie waarin kinderen geboren worden en opgroeien Kinderarmoede gaat dus niet alleen over kinderopvang of opvoeding Ook de structurele problemen op het vlak van onderwijs en opleiding van de ouders, tewerkstelling, goede en betaalbare huisvesting, gezondheid, enzoverder worden hierdoor gevat Kinderarmoedebestrijdmg is een prioritaire doelstelling m het kader van Vlaanderen in Actie en Pact2020 Doel is om het aandeel geboortes in kansarme gezinnen terug te dringen tot 4% m 2020 Uit de cijfers hierboven blijkt dat we tot nu echter een stijging kennen van dit aandeel. De Vlaamse Regering heeft tijdens het VIA-toekomstforum. samen met de sociale partners en het brede middenveld, het engagement genomen om de 13 prioritaire
B I J L A G E 2 - RIA
doelstellingen van het Pact2020 en specifiek de bestrijding van kmderarmoede verder na te streven en de nodige bijkomende inspanningen te leveren. 4.2 Kinderarmoedebestrijding en het lokale niveau Acties op verschillende niveaus zijn hiertoe noodzakelijk De Vlaamse Regering zelf maakte een Actieprogramma Kmderarmoede, als onderdeel van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, dat maatregelen en acties bevat op de verschillende beleidsdomeinen binnen de Vlaamse overheid De strijd tegen kmderarmoede vergt echter een integrale aanpak vanuit alle beleidsniveaus Enkel via een integrale benadering maken we kans op slagen. Een doeltreffende aanpak vraagt een samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus, maar ook met de samenleving in zijn geheel en de gezinnen m armoede zelf Initiatieven die een sterke lokale verankering hebben zijn met andere woorden fundamenteel in het bestrijden van kmderarmoede. Het lokale niveau staat immers het dichtst bij de mensen en is vaak het best geplaatst om een antwoord te formuleren op hun noden Deze lokale acties zijn noodzakelijk en complementair aan de maatregelen die op Vlaams niveau worden genomen. In 2011. 2012 en 2013 werden daarom projecten lokale kinderarmoedebestrijding gesubsidieerd In de loop van 2013 werden de projecten lokale kinderarmoedebestrijding die in 2011 een subsidie toegekend kregen bezocht. Uit deze evaluatie bleek onder meer de nood aan structurele financienng van de beleidscomponent binnen de aanpak van kinderarmoedebestrijding op lokaal vlak via de coördinatie van een geïntegreerde en multidimensionale kinderarmoedebestrijdmgsaanpak. Op die manier kunnen ook gemeentebesturen de nodige ruimte vrijmaken om hun regierol m de aanpak van (kinder)armoede waar te maken en acties, op maat van de lokale situatie, (e initiëren en ondersteunen. We leren immers dat in de praktijk er niet altijd een gebrek is aan initiatieven gencht naar de problematiek, maar zeker ook een probleem om initiatieven op elkaar af te stemmen en inzake de kwaliteit van het aanbod, in het bijzonder voor de doelgroep van gezinnen in armoede Wijziging armoededecreet Om dit Ie realiseren, wordt via het programmadecreet een structureel financieringsmechanisme ingeschreven in het armoededecreet, waar lokale besturen (gemeenten en OCMW's uit het Nederlandse taalgebied en voor Brussel de VGC) een beroep op kunnen doen Op basis hiervan kan men via een modulaire aanpak werk maken van concrete acties op het terrein Dit nieuwe mechanisme zal de administratieve lasten voor lokale besturen tot een minimum beperken en rekening houden met de lokale beheers- en beleidscyclus en het „planlastendecreet" van 15 juli 2011 De in het armoededecreet ingevoegde afdeling inzake 'Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding' luidt als volgt "Art 16/1. De Vlaamse Regenng verleent binnen de perken van de begrotingskredieten jaarlijks subsidies aan lokale besturen voor de bestnjding van kmderarmoede Deze subsidies worden toegekend aan lokale besturen voor de implementatie van acties gericht op de integrale aanpak van armoede bij kinderen en hun gezin, vertrekkende vanuit de lokale sociale siluahe en in samenwerking met alle relevante lokale actoren, met in het bijzonder de actoren die door dit decreet erkend en ondersteund worden Deze subsidies zullen aangewend worden voor bijkomende modulaire acties, specifiek gencht op de stnjd tegen kmderamioede en in afstemming met hel Vlaamse beleid, toe te voegen aan de reguliere werkingen in sectoren zoals onder meer op het vlak van onderwijs, kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, algemeen welzijnswerk, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg en, met uitzondenng van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, huisvesting en werk De bepalingen van het decreef van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapportenngsverphchtmgen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, zijn van toepassing voor de subsidiënng van lokale besturen, met uitzondenng van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, voor lokale kinderarmoedebestnjdmg. Om voor deze subsidies in aanmerking te komen, moeten lokale besturen, met uitzondenng van de Vlaamse Gemeeoscrtapscomm/ssye, een kinderarmoedebestnjdmgsbeleid voeren dal is opgenomen in de strategische meerjarenplanning van de lokale besturen zoals vernield in titel 2, hoofdstuk 2, van hel besluit van de Vlaamse Regenng van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn
B I J L A G E 2 - RIA
De strategische meerjarenplanning bevat: V een beschrijving van de gewenste effecten en indicatoren van het kinderamioede-bestnjdingsbeletd; 2* de actieplannen die het lokaal bestuur in samenwerking met lokale actoren opzet om vomi te geven aan hetkinderamioedebestnjdmgsbeleid, 3' de manier waarop het lokaal bestuur met lokale actoren de samenwerking en het overleg facihleert De Vlaamse Regenng bepaalt de regels voorde vaststelling en toekenning van de subsidies. Voorde beleidspenode 2014-2019 kan de Vlaamse Regenng hierbij afwijken van het derde, vierde en vijfde lid.""
Het principe van subsidiëring van lokale besturen in de strijd tegen kmderarmoede wordt dus vastgelegd in het armoededecreet In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 2014 is hiertoe 4,5 miljoen euro ingeschreven. Het decreet koppelt de subsidiering aan de strategische meerjarenplanning, met uitzondering van de VGC Rond deze principes is dus geen vrije beleidsruimte Tevens worden een aantal principes vastgelegd m het decreet (o a integrale aanpak, samenwerking met lokale actoren, modulaire acties). In voorliggend wijzigmgsbesluit worden deze dus geformuleerd als Vlaamse beleidsprioriteit en in beperkte mate verder geconcretiseerd en worden de regels voor vaststelling en toekenning van de subsidies bepaald.
5
Beleidsdoelstelling
De algemene beleidsdoelstelling waartoe dit initiatief wil bijdragen is de terugdringing van de kmderarmoede in Vlaanderen en Brussel, Concreet heeft de subsidiëring van de lokale besturen tot doel, op maat van de lokale situatie, een integraal lokaal kmderarmoedebestnjdingsbeleid te ondersteunen Hiertoe moeten enerzijds waar nodig bijkomende acties geïmplementeerd worden toegevoegd aan regulier beleid, en anderzijds moet het lokaal bestuur een regierol opnemen binnen lokale netwerken hierrond zodat er afstemming gerealiseerd wordt die mensen in armoede ten goede komt. Dit moet bijdragen tot het realiseren van de doelstelling van ViA en Pact2020 om het aandeel geboortes in kansarme gezinnen terug te dringen tot 4% m 2020 De ondersteuning van de lokale besturen kan deze doelstelling echter met alleen realiseren. Ook andere acties blijven noodzakelijk, bijvoorbeeld op niveau van de Vlaamse overheid, zoals opgenomen in het Actieprogramma kmderarmoede
6
Opties
Het uitvoeringsbesluit bevat - in grote lijnen - vier luiken 1.
de formulering van de Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding,
2
de vaststelling en verdeling van de subsidies,
3.
de toekenning van de subsidies,
4
de ondersteuning van de lokale besturen
De toekenning van de subsidies (luik 3) heeft een louter formeel karakter Hierop wordt in deze RIA niet verder ingegaan Voor de drie andere meer inhoudelijke luiken zijn verschillende opties mogelijk, Hieronder worden per luik een aantal opties besproken 6 1 De Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding In het decreet wordt verwezen naar het planlastendecreet en de strategische meerjarenplanning waaraan de subsidiëring van de lokale besturen gekoppeld moet worden Dit betekent dat de Vlaamse overheid (een) Vlaamse beleidsprioriteit(en) op dit vlak moet bepalen. Het decreet zelf doet dit met in die bewoordingen Het uitvoeringsbesluit moet dit dus definiëren.
B I J L A G E 2 - RIA
"»
Nuloptie: voortzetting van een bestaande toestand
Geen bijkomende spectfiènng, louter veiwoording van hel decieet In het decreet is beknopt opgenomen waarvoor de subsidies worden toegekend. Het betreft implementatie van acties, gericht op integrale aanpak van armoede bij kinderen en hun gezin, vertrekkende vanuit de lokale situatie. in samenwerking met alle relevante lokale actoren, met in het bijzonder de actoren die door dit decreet erkend en ondersteund worden; aangewend voor bijkomende modulaire acties, specifiek gericht op de strijd tegen kmderarmoede en in afstemming met het Vlaamse beleid, toe te voegen aan de reguliere werkingen in sectoren zoals onder meer op het vlak van onderwijs, kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, algemeen welzijnswerk, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg en, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, huisvesting en werk In het uitvoeringsbesluit kan er voor gekozen worden om louter deze formulering als Vlaamse beleidsprioriteit te definiëren
-»
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie
Beknopte fonnulenng van de Vlaamse beletdspnohteit In deze optie wordt bij de formulering van de Vlaamse beleidsprioriteit vertrokken vanuit de formulering van
OPTIE
het decreet. Hieraan worden de noodzakelijke elementen of specifiëringen toegevoegd die invulling geven aan de in het decreet vermelde termen: wat wordt verstaan onder "implementatie van acties", "integrale aanpak", "in samenwerking met alle relevante actoren" In het kader van een effectieve armoedebestrijding is het immers belangrijk om aan deze termen een correcte en eenduidige invulling te geven
->
Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel(en)
1^/
Omstandige fonnulenng van de Vlaamse beleidspnonteit In deze optie wordt de Vlaamse beleidsprioriteit veel omstandiger en concreter geformuleerd De principes
o /> n e
vermeld in het decreet worden tot in detail geconcretiseerd Naast de aspecten vermeld onder optie 2 wordt m deze optie ook aangegeven welke lokale actoren men moet betrekken, worden de reguliere werkingen voor elke vermelde sector gespecifieerd en worden de mogelijke bijkomende modulaire acties opgelijst Lokale besturen hebben op deze manier veel minder beleidsruimte om de Vlaamse beleidsprioriteit invulling te geven
6 2. De vaststelling en verdeling van de subsidies
-»
Nuloptie: voortzetting van een bestaande toestand
Geen nuloptie Er is geen nuloptie mogelijk, aangezien de voortzetting van de bestaande toestand onmogelijk is. Deze gebeurt immers projectmatig, terwijl het armoededecreet de structurele subsidiëring, gekoppeld aan de strategische meerjarenplanning, voorziet vanaf 2014
"»
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie
Structurele ruwncienng van de lokale bestuien waar de problemahek het grootst is In deze optie wordt een keuze gemaakt om met alle lokale besturen een subsidie te geven, maar het beschikbare bedrag (voor 2014 ter hoogte van 4,5 miljoen euro) te verdelen onder die gemeenten waar de problematiek van kmderarmoede hel grootst is Eerst worden de gemeenten geselecteerd op basis van zeven
B I J L A G E 2 - RIA
OPTIE
indicatoren die een beeld geven van de kmderarmoedeproblematiek in elke gemeente Vervolgens worden die gemeenten geselecteerd die het slechtst scoren op meer dan de helft van de criteria (dus vier van de zeven criteria) Deze gemeenten hebben recht op een deel van de beschikbare subsidies Om het concrete subsidiebedrag per gemeente te bepalen, wordt er voor gekozen om te diversifiëren naar gelang de grootte van de gemeente en de problematiek
-»
Opt'e 3: nieuwe beleidsmaatregel(en)
StmctuiBle finanaenng
van alle lokale besluien
In deze optie ontvangen alle lokale besturen een deel van het subsidiebudget dat beschikbaar is op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap Hierbij kan er voor gekozen worden om ofwel iedereen eenzelfde bedrag te geven, dan wel te diversifiëren naar gelang de grootte van de gemeente en de problematiek 6 3 De ondersteuning van de lokale besturen
-»
Nuloptie' voortzetting van een bestaande toestand
Geen ondersteuning voorde lokale besturen In deze optie wordt geen ondersteuningsaanbod voor de lokale besturen (en in het bijzonder de lokale aanspreekpunten) voorzien.
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie
ET
Ondeisteuningsaanbod voor de lokale beshnen vanuit verschillende expertise
GEKOZEN OPTIE
In deze optie wordt een ondersteuningsaanbod voorzien voor de lokale besturen. Er wordt beknopt gespecifieerd dat deze ondersteuning moet gebeuren vanuit verschillende soorten expertise. 1° lokale beleidsvoering en de ondersteuning van lokale besturen, 2' de organisatie van lerende netwerken, 3* het binnenbrengen van ervaringskennis in organisaties en acties. 4° kinderarmoedebestnjdmg. Tevens wordt aangegeven dat de ondersteuning minstens uit de begeleiding en coaching van de lokale aanspreekpunten in een lerend netwerk bestaat
-»
Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel(en)
Ondersteuning van de lokale bestuien In deze optie wordt het ondersteuningsaanbod voor de lokale besturen ontwikkeld zonder verdere specifiënng welke expertise hierin betrokken moet worden Er wordt tevens niet aangegeven waaruit de ondersteuning minstens moet bestaan Het kan bijvoorbeeld gaan over (louter) een website, een bijeenkomst per jaar of een reeks van 5 vormingssessies.
7
Analyse van de effecten
Doelgroepen Bij de bepaling van de doelgroepen hebben we ons gebaseerd op de OuickScan-tabel voor duurzame ontwikkeling 1.
Mensen m armoede
BIJLAGE 2-RIA
/
6/
••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
•
B • B •
•
•
•
•
•
I
••
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
I
Mensen in armoede zijn met de rechtstreekse doelgroep van de subsidieregeling, maar uiteraard wel de doelgroep die uiteindelijk de positieve effecten van de via deze subsidies ondernomen acties moeten kunnen ervaren We onderscheiden, op basis van de quickscan DO. verschillende subdoelgroepen a
Kinderen en jongeren
De subsidies hebben als doel de leefomstandigheden van kinderen en gezinnen in armoede te verbeteren, zodat alle kinderen beroep kunnen doen op hun rechten en zich ten volle kunnen ontwikkelen Zo verkleint de kans dat deze kinderen een leven in armoede zullen moeten doorbrengen b.
Mensen met een handicap
Mensen met een handicap lopen een hoger armoederisico Armoedebestnjdende acties zullen gezinnen waar personen met een handicap leven dus ten goede moeten komen c
Gender
Vrouwen lopen een iets hoger armoederisico dan mannen Eenoudergezinnen, die vaak uit alleenstaande moeders bestaan, lopen een veel hoger armoederisico, tot 22% in Vlaanderen Armoedebestnjdende acties zullen vrouwen en alleenstaande moeders dus ten goede moeten komen. d.
Etmsch-culturele minderheden
Etmsch-culturele minderheden lopen een hoger armoederisico, tot bijna een op twee in Vlaanderen Armoedebestnjdende acties zullen etmsch-culturele minderheden dus ten goede moeten komen. 2
Burgers algemeen a
Kinderen en jongeren
Alle burgers, ook zonder armoede-ervanng, zijn eveneens onrechtstreeks betrokken doelgroep Hetzelfde geldt dus ook voor kinderen en jongeren zonder armoede-ervanng. In de m Vlaanderen breed gehanteerde definitie van armoede van Jan Vranken, aangevuld door Tme Van Regenmortel, wordt armoede omschreven als "een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve besfaan Het scheidt de ("mensen m armoede] van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving Deze kloof kan enkel overbrugd worden wanneer de samenleving (zowel het beleid als het brede middenveld en andere actoren) beroep doet op de kracht die mensen in armoede en hun omgeving bezitten, de voorwaarden creèert zodaf mensen in armoede deze kracht kunnen aanwenden en iedereen gelijke kansen geeft om aan alle aspecten van de samenleving deel te nemen," Armoedebestnjdende acties zullen dus het overbruggen van deze kloof moeten beogen Hiervoor kunnen zij zich richten zowel naar mensen in armoede als naar mensen zonder armoede-ervanng, om dichter naar eikaars leefwereld toe te groeien We denken hier bij uitstek aan acties die (ook) inzetten op sensibihsenng op lokaal niveau Armoedebestrijding heeft bovendien positieve gevolgen voor de samenleving als geheel, en komt dus alle burgers, kinderen en jongeren ten goede Ten eerste omdat door (kinder)armoedebestnjding alle kinderen hun potentieel beter kunnen ontwikkelen en dus ook later zelf een meer actieve bijdrage aan de samenleving kunnen leveren Daarnaast toont onderzoek van Wilkinson en Pickett ook aan dat er een correlatie bestaat tussen de omvang van inkomensverschillen enerzijds en zo ongeveer alle belangrijke gezondheidsparameters anderzijds (Kinder)armoedebestrijding is dus goed voor iedereen. 3
Lokale besturen a
Gemeenten en OCMW's In het Nederlandse taalgebied
b
Vlaamse Gemeenschapscommissie
Lokale besturen zijn de rechtsreeks begunstigden van de vooropgestelde subsidieregeling. Het betreft enerzijds de gemeenten en OCMW's in het Nederlandse taalgebied Zij kunnen lokaal afspreken wie (welk
BIJLAGE 2 -RIA
deel van) de subsidie aanvraagt Anderzijds is ook de VGC gevat onder de definitie van lokale besturen in het decreet De regels zijn voor beide gelijkaardig. 4.
Verenigingen waar armen het woord nemen en ervaringsdeskundigen
De m het decreet opgenomen verenigingen waar armen het woord nemen en de opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting, zijn bijzondere partners in het lokale kinderarmoedebestrijdmgsbeleid, als mogelijke vertegenwoordigers van de stem van de doelgroep Er moet lokaal nagegaan worden hoe men de participatie vorm wil geven, maar deze actoren worden expliciet vermeld in hel decreet 5
Lokale organisaties en dienstverleners
Lokale organisaties en dienstverleners zijn onrechtstreeks betrokken bij de regelgeving Afhankelijk van de lokale situatie zullen
ZIJ
immers betrokken (moeten) worden binnen de lokale netwerken rond
kmderarmoedebestrijding, onder regie van het lokaal bestuur Afhankelijk van de keuze van het lokaal bestuur, kunnen zij hiervoor ook financieel ondersteund worden 6.
Vlaamse overheid
De Vlaamse overheid hanteert de subsidiëring van de lokale kinderarmoedebestrijdmg als een van de middelen om haar doelstellingen en beleidsprioriteit inzake (kinder)armoedebestrijding te realiseren (m het bijzonder de daling van het aandeel geboortes in kansarme gezinnen tot 4% in 2020). Via de ondersteuning wenst
ZIJ
enerzijds Ie informeren en Vlaamse expertise te delen, maar anderzijds ook lokale expertise naar
boven te halen en mogelijk op Vlaams niveau te kunnen gebruiken De effecten voor deze doelgroepen situeren zich grotendeels binnen (alle aspecten van) de sociale pijler van de Quickscan, en ook op de institutionele pijler gezien de subsidiering van de lokale besturen inclusief de VGC. 7.1. De Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijdmg We beperken ons in de tabel tot de rechtsreeks betrokken doelgroepen, met name de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Voor de overige (onrechtstreeks betrokken) doelgroepen verwijzen we naar de effectbeschrijving
Nuloptie Effeclboschnjvmg In deze optie is de formulering van de Vlaamse beleidsprioriteit erg kort. Een aantal principes worden vermeld Deze kunnen verder geïnterpreteerd en ingevuld worden door de lokale besturen Dit maakt hel ook mogelijk dal een aantal andere principes, die cruciaal zijn in het kader van armoedebestrijding, met of minder meegenomen worden (bv duurzaamheid, proactiviteit, participatie, netwerkgedachte) Zo zullen de effecten voor mensen m armoede mogelijk met altijd de gewenste resultaten opleveren Lokale organisaties worden enkel als samenwerkingsactor vermeld Zij krijgen dus wel een rol maar deze is relatief beperkt Veiyehjkingstabel van alle effecten doelgroepen
omschrijving
B I J L A G E 2 . RIA
Nadelen
voordelen schatting
omschrijving
Schatting
Mensen in armoede
Minder nadruk op integrale
Lokale besturen
Maximale vrijheid bij keuze van acties
Lokale organisaties
Betrokken in
Minder
en dienstverleners
samenwerking
geëxpliciteerde rol in lokaal netwerk Beperktere link met
Vlaamse overheid
Vlaamse doelstelling en verworven inzichten
ET
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie Effectbeschnjving Door aan de formulering in het armoededecreet een beperkt aantal principes toe te voegen, wordt de invulling verruimd met die elementen waarvan heel wat ervaringen en aanbevelingen leren dat deze cruciaal zijn in het kader van kinderarmoedebestnjding Deze invulling wordt echter zo beknopt mogelijk gehouden om tegemoet te komen aan de principes van het planlastendecreet en het subsidiariteitsbeginsel De invulling gebeurt grotendeels op basis van de Europese aanbeveling 'Investeren in kinderen de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken', als onderdeel van het Social Investment Package (SIP). Op die manier is er afstemming tussen de (Europese, Vlaamse en lokale) beleidsniveaus Er wordt in deze optie ook afgestemd met andere recente (beleids)documenten de aanbevelingen van de STUDIO kinderarmoede, het dossier kinderarmoede van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, de principes van ViA en Pact2020 inzake de prioriteit kinderarmoedebestnjding en de society/busmesscase kinderarmoedebestnjding in dit verband Zo wordt de focus gelegd op geïntegreerd, proactief en duurzaam werken, op progressief universalisme en lokale afstemming in een netwerk onder regie van hel lokale bestuur Een bijzondere plaats hierin moet gaan naar de participatie van de doelgroep en hun vertegenwoordigers, onder meer de m het armoededecreet erkende actoren. Participatie en cocreatie is in het kader van armoedebestrijding immers een noodzakelijk uitgangspunt (cf ook het armoededecreet) Gezien de formulering in het uitvoeringsbesluit beknopt blijft, kan de lokale invulling van deze beleidsprioriteit verschillende vormen aannemen Belangrijk hierbij is dat het steeds gaat om de ontwikkeling en implementatie van geïntegreerde strategieën en acties, waarbij het geheel van acties die genomen worden een integrale aanpak van kinderarmoede vormen
Vetgeltjkingslnbol van alle effecten doelgroepen
omschrijving
BIJLAGE 2 - RIA
nadelen
voordelen schatting
omschrijving
schatting
GLKOfCN OPTIE
Mensen in armoede
Bijzondere aandacht voor duurzaamheid, proactiviteit, progressief universalisme, genntegreerd werken en participatie
Lokale besturen
Iets minder vrije
Iets strikter kader
ruimte, maar toch
waarbinnen men
nog aanzienlijk
moet opereren
Lokale organisaties
Betrokken m een
en dienstverleners
netwerk, vanuit cocreatiegedachte
Vlaamse overheid
Sluit nauw aan bij verworven inzichten en doelstellingen, gekaderd binnen de EU-aanbevelmg
Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel(en) Effeclboschnjvrng In deze optie wordt veel verder gegaan dan m de tweede optie Niet alleen de cruciale principes worden geformuleerd, er wordt aan de lokale besturen ook veel concreter opgelegd wat zij kunnen of moeten doen Alle actoren die in het lokale netwerk betrokken moeten worden, worden opgesomd. Ook die actoren die lokaal misschien minder relevant zijn, maar op Vlaams niveau, of elders, wel. Er wordt ook een exhaustieve lijst opgemaakt van reguliere werkingen en sectoren die betrokken mogen of moeten worden Tevens wordt een beperkt aantal acties opgelegd vanuit Vlaanderen waaruit de lokale besturen moeten kiezen Dit laat de Vlaamse overheid toe om goede acties vooruit te schuiven. Het is hierbij minder mogelijk om sterk in te spelen op lokale noden en realiteit De acties zijn mogelijk minder gericht naar de gezinnen op elk grondgebied en de problemen waar worden verplicht deel te nemen aan een netwerk, ook als
ZIJ
ZIJ
mee te maken hebben Lokale actoren
in die gemeente misschien een minder relevante rol
te spelen hebben Vorgelijkingstabel vnn alle effecten doelgroepen
omschrijving Mensen in armoede
nadelen
voordelen schatting
omschrijving Acties mogelijk minder gericht op hun reele lokale noden
BIJLAGE 2 -RIA
schatting
Lokale besturen
Weten duidelijk wat wel en niet kan.
ruimte om in te
Kunnen eenvoudig
spelen op lokale
kiezen uit acties
realiteit en lokale noden
Lokale organisaties
Duidelijke rol binnen
Verplicht deel te
en dienstverleners
netwerk
nemen, ook als minder relevant is
Vlaamse overheid
Kan eigen
Mist de aansluiting
doelstellingen en
bij lokale realiteit
wenselijke acties
en dus mogelijk
sterk opleggen
kleinere effecten op termijn over heel Vlaanderen Verlaat de cocreatiegedachte ikv transitiemanagement wat mogelijk tot kleiner draagvlak leidt
7.2. D% vaststelling en verdeling van de subsidies We beperken ons in de tabel tot de rechtsreeks betrokken doelgroepen, met name de besturen die al dan niet subsidies kunnen ontvangen, en de Vlaamse overheid Voor de overige (onrechtstreeks betrokken) doelgroepen verwijten we naar de effectbeschnjving
Nuloptie Geen nalophe cf hieiboven vermeld
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie Effectbeschnjving Door een ondersteuning van die gemeenten waar de problematiek het grootst is, kunnen de beschikbare (en beperkte) middelen zo efficiënt mogelijk ingezet worden om zo groot mogelijke resultaten te behalen Door elk bestuur dat een subsidie kan krijgen ook een substantieel bedrag te geven, kunnen
ZIJ
daadwerkelijk uitvoering
geven aan de Vlaamse beleidsprioriteit. Dit komt alle onrechtstreeks betrokken actoren ten goede lokale organisaties omdat
ZIJ
beter in het netwerk kunnen betrokken worden, mensen in armoede omdat de acties beter
vorm kunnen krijgen, alle burgers omdat de armoedeproblematiek in hun gemeente duurzamer aangepakt kan worden Voor de Vlaamse overheid vergroot vooral de meerwaarde die in heel Vlaanderen gerealiseerd kan worden. Grootste nadeel zit uiteraard vervat in het feit dat op deze manier heel wat gemeenten geen subsidies zullen krijgen, en daardoor mogelijk minder aandacht hebben voor kinderarmoede(bestrijding) op hun grondgebied
BIJLAGE 2 -RIA
doelgroepen
nadelen
voordelen omschrijving
schatting
Lokale besturen die
Substantiële
Minimum
een subsidie
subsidie
25.000 euro,
ontvangen
omschrijving
schatting
groter naargelang grootte van de gemeente en de problematiek
Lokale besturen die
Geen specifieke
geen subsidie
subsidie
Ca 235 gemeenten
ontvangen Vlaamse overheid
Relatief beperkte
Ca 70 ipv 309
Aantal gemeenten
Afhankelijk van
dossierlast
dossiers
blijven buiten het
lokale besturen of ze
verhaal
dit alsnog opnemen binnen hun andere middelen
Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel(en) Effoctboschnjving Als alle lokale besturen een subsidie ontvangen, bedraagt het gemiddelde subsidiebedrag 14 563.11 euro. Indien er ondersteuning wordt voorzien ter hoogte van 2% van het totaalbudget, zal dit nog iets dalen Ofwel kan elke gemeente dan dit bedrag krijgen Ofwel wordt er gediversifieerd naar grootte van de gemeente en grootte van de problematiek In het eerste geval volstaat 14 563,11 euro wellicht met om een integraal lokaal kmderarmoedebestnjdingsbeleid te voeren of fundamenteel te versterken In het tweede geval zal het gediversifieerde bedrag voor een aantal gemeenten (de grotere) dit wellicht wel (deels) mogelijk maken, maar zal voor de overgrote meerderheid van de gemeenten het bedrag nog kleiner worden en dus moeilijk een verschil voor de kinderen en gezinnen in armoede realiseren VQigelijkmgstabQl van ollo effecten doelgroepen
omschrijving Lokale besturen
nadelen
voordelen schatting
omschrijving
Ontvangen een
Gemiddeld
Subsidie is niet
specifieke subsidie
14 563,11 euro
substantieel, dus in de meeste gevallen ontoereikend om echt effect te kunnen realiseren
B I J L A G E 2 - RIA
schatting
Vlaamse overheid
Alle gemeenten
veel dossiers voor
worden gevat
Kleine bedragen =
309 dossiers
weinig efficiënt in relatie tot de doelstelling
7 3. De ondersteuning van de lokale besturen We beperken ons in de tabel tot de rechtsreeks betrokken doelgroepen, met name de lokale besturen en de Vlaamse overheid Voor de overige (onrechtstreeks betrokken) doelgroepen verwijzen we naar de effectbeschnjving Nuloptie Effectbeschnjving Er is een grote verscheidenheid in expertise van de lokale besturen, en de lokale aanspreekpunten die aangesteld zullen worden, op het vlak van kinderarmoedebestnjding Door geen ondersteuning te voorzien, moeten zij dit ofwel zelf opbouwen, ofwel zal dit weinig gebeuren Dit vraagt in het ene geval een grote tijdsinvestering. In het andere geval vergroot het risico op acties die minder duurzame resultaten zullen halen, omdat er geen rekening gehouden wordt met een aantal inzichten waar men bijvoorbeeld niet van op de hoogte is De meerwaarde van de acties voor de kinderen en gezinnen in armoede zal dus sterk varieren. Ook de betrokken andere actoren kunnen minder gebruik maken van de (soms minder aanwezige) expertise bij het lokaal bestuur De Vlaamse overheid tenslotte zal verder ad hoe signalen krijgen, of via aparte initiatieven informatie moeten verspreiden en delen Veixjehjkingstabel van alle effecten
omschrijving Lokale besturen
nadelen
voordelen
doelgroepen
Geen
schatting 1 dag per maand
tijdsinvestering
omschrijving
schatting
Minder expertise en
Dit zelf actief
ervaringsuitwisselmg.
opzoeken
nodig in
gebeurt minder
ondersteuning
vaak dan als het
volgen
aangeboden wordt
Vlaamse overheid
2% extra budget
Minder
Gebeurt nu
mogelijkheden tot
vooral ad hoe en
mformatiedelmg en
dus relatief
opvangen signalen
beperkt
Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel(en) - gekozen optie Effectbeschnjving Door het voorzien van een ondersteuning vanuit verschillende expertise, kunnen de lokale besturen en aanspreekpunten attent gemaakt worden op de verschillende belangrijke aspecten van kinderarmoedebestnjding en de verschillende soorten kennis die in dit verband relevant zijn Dit zal leiden tot betere acties die rekening houden met meerdere inzichten en ervaringen De zowel inhoudelijke als methodologische ondersteuning komt de organisaties m het lokaal netwerk ten goede, op het vlak van samenwerking en afstemming maar ook expertiseopbouw. Uiteindelijk moet dit ook leiden tot een doorsijpeling van deze expertise in de lokale acties en
B I J L A G E 2 • RIA
dus meer effectieve en duurzame hulp- en dienstverlening aan en ondersteuning van Kinderen en gezinnen in armoede. De Vlaamse overheid kan op deze manier makkelijker informatie delen Lokale besturen kunnen makkelijker van elkaar leren en zo kunnen goed lopende acties makkelijker opgeschaald worden en grotere resultaten over heel Vlaanderen behalen Dit draagt bij tot de doelstelling van ViA en Pacl2020 Dergelijke ondersteuning via coaching en een lerend netwerk, laat tevens toe op maat van de lokale besturen en aanspreekpunten te werken De ondersteuning kan zo op een zo efficiënt mogelijke manier gebeuren Vergelijkingstabel van alle effecten doelgroepen
nadelen
voordelen schatting
omschrijving Lokale besturen
Ondersteuning via
Nu met
coaching en in een
aanwezig tenzij
lerend netwerk kan
ze dit zelf
op maat en vraag
inkopen
omschrijving
schatting
van de lokale besturen vorm krijgen Vlaamse overheid
Kan informatie
Nu heel ad hoe.
Investeren van 2%
doorgeven en
zal structureler
van de middelen
signalen en goede
kunnen worden
voorbeelden opvangen
Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel(en) Elfectbeschnjving De effecten komen grotendeels overeen met optie 2 Echter, door de ondersteuning niet verder te specifiëren, dreigen een aantal effecten met gerealiseerd te worden Het is bijvoorbeeld met ondenkbaar dat het perspectief van mensen in armoede zelf in de ondersteuning minder of met wordt meegenomen Of dat wetenschappelijke kennis met tot bij alle besturen geraakt. Tevens leert praktijkervaring dat een aanbod dat van bovenaf wordt uitgewerkt (bv een vormmgsreeks of louter een website), minder bruikbare ondersteuning is dan echte intervisie in een lerend netwerk. Ten gevolge van deze minder integrale ondersteuning, of ondersteuning die minder op maat is, vergroot ook het risico dat de acties minder integraal en duurzaam zullen zijn, en de reële situatie van kinderen en gezinnen m armoede dus minder verbetert Vergelijkingstabel van alle effecten nadelen
voordelen
doelgroepen
schatting
omschrijving Mensen in armoede
schatting,
omschrijving
Ondersteuning moet
Mogelijk te weinig
tot betere acties
aandacht voor
leiden
participatie in ondersteunmgsluik
14]
BIJLAGE 2 - RIA
•
•
m
m
a
s
a
b
•
a
s
h
.u
0
•
•
•
m
m
Burgers
Ondersteuning kan armoede zaak van iedereen helpen maken
Lokale besturen
Krijgen
Nu met aanwezig
Ondersteuning kan
ondersteuning
tenzij ze dit zelf
verschillende
inkopen
invulling krijgen, mogelijk niet op maat
Kunnen op Vlaams
Nu louter
Overbevragmg op
Steil zich nu
armen het woord
niveau
aanbevelingen
lokaal vlak
soms al. kan
nemen en
ondersteuning
formuleren
ervaringsdeskundigen
bieden
Verenigingen waar
Zullen lokaal sterker
Gebeurt soms,
betrokken worden
maar mei altijd op
toenemen
een goede manier Lokale organisaties
Door ondersteuning
Nu erg afhankelijk
Bijkomende
Nu ook al heel
en dienstverleners
lokale
van lokale situatie,
tijdsinvestering
wat overleg, kan
aanspreekpunten
zal toenemen
naast reguliere
toenemen, maar
taken
kan ook
verbeten het netwerk waar
ZIJ
deel van
efficiënter
uitmaken, kan hun
worden
werking voor en bereik van de doelgroep verbeteren Vlaamse overheid
Kan informatie
Nu heel ad hoe, zal
Investeren van 2%
doorgeven en
strucfureler kunnen
van de middelen
signalen en goede
worden
voorbeelden opvangen
8
Vergelijking van de opties
De opties worden vergeleken voor elk van de drie hierboven besproken luiken afzonderlijk 8 .1. De Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding Er wordt gekozen voor een beknopte formulering van de Vlaamse beleidspnonteit, Deze optie wordt verkozen boven de nuloptie (louter tekst van het decreet) omwille van volgende redenen Deze optie wordt verkozen boven de derde optie (omstandige formulering van de Vlaamse beleidsprioriteit) omwille van volgende redenen Lokale besturen hebben vanaf 2014 naar aanleiding van de algemene invoering van de beleids- en beheers cyclus meer vrijheid om een eigen lokaal beleid vorm te geven Via sectorale regelgeving draagt Vlaanderen een aantal van de bouwstenen van hef integrale beleid van lokale besturen aan De lokale
BIJLAGE 2 - RIA
besturen kunnen door middel van hun meerjarenplanning op deze Vlaamse beleidsprioriteiten intekenen en daar subsidies voor krijgen Door het afschaffen van de sectorale plannen én de integratie ervan in de lokale meerjarenplanning, dalen de planlasten en rapportermgsverplichtingen voorde lokale besturen aanzienlijk Het armoededecreet koppelt de subsidiënng van de lokale kmderarmoedebestnjding aan deze principes In het uitvoeringsbesluit wordt dit zoveel mogelijk gevolgd. De lokale situatie verschilt van gemeente tot gemeente Dit kan zowel te maken hebben met de regionale ligging, de grootte van de gemeente, de grootte van de problematiek, de specifieke doelgroepen die in meer of mindere mate aanwezig zijn, de aanwezige relevante actoren (hulp- en dienstverlemngsorganisalies, middenveld, verenigingen waar armen het woord nemen,.,,), de al bestaande initiatieven en acties binnen een gemeente, enzoverder. Lokale besturen moeten voldoende ruimte hebben om hierop in te spelen. Een te uniforme invulling van de beleidsprioriteit voor heel Vlaanderen verhindert de lokale besturen om hun acties af te stemmen op de lokale noden, Armoede is geen vaststaand gegeven Er kunnen nieuwe problemen opduiken, nieuwe doelgroepen die met een hoger armoedensico geconfronteerd worden, nieuwe oplossingsstrategieën ontwikkeld worden. Een te strikte formulenng van de beleidsprioriteit verhindert lokale besturen in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en zo proactief armoede aan te pakken
8.2. De vaststelling en verdeling van de subsidies Er wordt gekozen om de middelen gericht m te zetten bij de gemeenten waar de problematiek het hoogst is. Hiervoor wordt geopteerd boven het geven van middelen aan alle lokale besturen in Vlaanderen en Brussel, omwille van volgende redenen, er is op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 2014 4.5 miljoen euro beschikbaar Indien dit zou verdeeld moeten worden over de 308 Vlaamse gemeenten + VGC, betekent dit bij een gelijk bedrag voor iedereen een subsidie van 14 563,11 euro (4,5 miljoen euro gedeeld door 309) Dit is een bedrag waarmee slechts een bijzonder kleine meerwaarde voor een integraal lokaal kinderarmoedebestrijdmgsbeleid gecreëerd kan worden Een diversifiermg in dit bedrag zou voor een aantal gemeenten wel een nuttige meerwaarde kunnen betekenen als de subsidie stijgt, maar voor de meerderheid van de gemeenten zou dit een nog lager bedrag dan de 14.563,11 euro betekenen, een gerichte inzet van de middelen waar de problematiek het grootst is, komt tegemoet aan aanbevelingen die in het kader van Vlaanderen in Actie rond kinderarmoedebestrijding werden geformuleerd Dit betekent evenwel niet dat kinderen en gezinnen in armoede in andere gemeenten niet ondersteund moeten worden Maar door deze keuze kan binnen de beschikbare middelen toch de grootste meerwaarde over heel Vlaanderen en voor zoveel mogelijk kinderen en gezinnen gerealiseerd worden
8.3. De ondersteuning van de lokale besturen Er wordt gekozen voor een ondersteuningsaanbod voor de lokale besturen Dit wordt verkozen boven de nuloptie (geen ondersteuning) en de derde optie, omwille van volgende redenen - uit onder meer de evaluatie van de lokale projecten kinderarmoedebestrijding. de aanbevelingen uitgewerkt tijdens de tweedaagse in het kader van Vlaanderen in Actie, maar ook het overleg met WSG, blijkt duidelijk het belang van ondersteuning van lokale besturen en lokale aanspreekpunten, - eveneens hieruit blijkt dat deze ondersteuning met (louter) mag bestaan uit klassieke vormingen, maar eerder coachend is m te vullen, binnen een lerend netwerk waarin goede praktijken, knelpunten, succesfactoren enzoverder uitgewisseld en verdiept kunnen worden Zo krijgen de lokale initiatieven een maximale meerwaarde binnen heel Vlaanderen en is er bijzonder efficiëntiewinst te halen uit mogelijk opschaling van initiatieven;
BIJLAGE 2 - RIA
I 16 j
•• • » • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
I B
- op het vlak van armoedebestrijding is cocreatie, het kruisen van verschillende soorten kennis, immers cruciaal in alle initiatieven Wetenschappelijke kennis, praktijkkennis, beleidskenms en ervaringskennis zijn daarbij van evenwaardig belang De ondersteuning van de lokale besturen moet dan ook op al deze aspecten inzetten en vanuit al deze invalshoeken vorm krijgen
9
Uitvoering
Het voorliggend ontwerp van besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2014. Dit komt overeen met de
ET
beschikbaarheid van de middelen vanaf de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 2014.
oEpm
De procedure om de subsidies toe te kennen aan de lokale besturen, verloopt zoals opgenomen in (de wijziging van) het armoededecreet, overeenkomstig de bepalingen van het planlastendecreet. voor wat de gemeenten uit het Nederlandse taalgebied betreft. Voor wat betreft de VGC is deze procedure m de mate van het mogelijke gelijkaardig, weliswaar binnen de eigen VGC-beleidscyclus, en opgemaakt na overleg met de VGC Dit houdt dus in dat lokale besturen die recht hebben op een subsidie, hierover ingelicht worden voor de ingang van de lokale beleidsperiode
ZIJ
kunnen dan via hun strategische meerjarenplanning, of voor de
VGC via een meerjarenplan, effectief een subsidieaanvraag indienen, die conform de regels van het planlastendecreet beoordeeld wordt. Er wordt voorzien in een aantal overgangsbepalingen, die noodzakelijk zijn aangezien de regelgeving pas ingaat op het moment dat de lokale beleids- en beheerscyclus gestart is en de VGC-beleidscyclus al enkele jaren loopt. Betrachting van deze overgangsbepalingen is om zo snel mogelijk aansluiting te vinden bij de BBC en de VGC-beleidscyclus, de administratieve lasten voor de lokale besturen zo beperkt mogelijk te maken en de overgangsmaatregelen zelf ook zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij wat in de BBC en VGCbeleidscyclus gevraagd wordt Deze overgangsbepaling, die afwijkt van het planlastendecreet, wordt mogelijk gemaakt in (de wijziging van) het armoededecreet Concreet zal voor de lokale beleidsperiode 2014-2019 de coördinerende minister op uiterlijk 31 januari 2014 de lijsten bekend maken van de kinderarmoedebarometer per gemeente, de voor een subsidie weerhouden gemeenten en het subsidiebedrag waarop elke weerhouden gemeente recht heeft Er zal tevens een informatievergadering gepland worden voor de betrokken lokale besturen, om zowel inhoudelijk (de doelstelling en de Vlaamse beleidsprioriteit) als administratief (de subsidieprocedure) toe te lichten. Er zal tevens een ondersteuning van de lokale besturen voorzien worden Hiertoe wordt 2% van de middelen voorafgenomen. Deze ondersteuning bestaat met (louter) uit klassieke vormingen, maar is eerder coachend in te vullen, binnen een lerend netwerk waarin goede praktijken, knelpunten, succesfactoren enzoverder uitgewisseld en verdiept kunnen worden. Zo krijgen de lokale initiatieven een maximale meerwaarde binnen heel Vlaanderen en is er bijzonder efficiéntiewmst te halen uit mogelijke opschalmg van initiatieven Het lerend netwerk wordt opgezet in samenwerking met relevante actoren die expertise ter zake hebben en zal van start gaan zodra de middelen zijn toegekend en er lokale aanspreekpunten aangesteld zijn. De toekenning en opvolging van de subsidies gebeurt binnen het huidige personeelsbestand van de Vlaamse overheid De middelen zijn voorzien op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het jaar 2014.
10 Administratieve lasten Door de koppeling van de subsidiëring van de lokale kmderarmoedebestnjding aan de strategische
ET
meerjarenplanning, zijnde administratieve lasten bijzonder beperkt
OPTIE
B I J L A G E 2 - RIA
De lokale besturen krijgen een grote autonomie om de ontvangen subsidie aan te wenden en de verhouding tussen personeels- en werkingskosten zelf te bepalen Dit laat hen tot geïntegreerd en dus efficiënt te werken, waardoor maximale ruimte vrijkomt om de subsidie om te zetten in resultaten die de levensomstandigheden en kansen van kinderen en gezinnen in armoede effectief verbeteren. In het overgangsjaar zal de subsidieaanvraag en rapportering tot een minimum inspanning beperkt worden door deze zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de beleids- en beheerscyclus en de lokale besturen zo snel mogelijk de kans te geven hun planning in te voegen m de beleids- en beheerscyclus De administratieve belasting met betrekking tot het aanvragen en indienen van de verantwoording van de subsidies is even hoog in de verschillende opties, aangezien het decreet de procedure koppelt aan de strategische meerjarenplanning
11 Handhaving Hel toezicht gebeurt overeenkomstig de subsidiëring van andere actoren vermeld in het armoededecreet
ET
en de regels van het planlastendecreet
oimi
De Vlaamse administratie zal de uitvoering van de regelgeving kunnen opvolgen conform de regels van de strategische meerjarenplanning De sanctioneringsmogelijkheden zijn eveneens conform het planlastendecreet terugvordering van uitbetaalde subsidies en inhouding van nog uit te betalen subsidies
12 Evaluatie
[yf
Onder de voorgaande punten is reeds aangegeven hoe de uitvoering van de regelgeving door de Vlaamse
GLKOHN OPTIE
administratie zal worden opgevolgd. Door het voorzien van ondersteuning van de lokale aanspreekpunten
wordt tevens een vorm van permanente evaluatie mogelijk, ervaren knelpunten of verbeterpunten kunnen via die weg verzameld en gesignaleerd worden Daarnaast kan het Vlaams Armoedesteunpunt (VU\S) de evaluatie van de subsidiëring opnemen binnen hun jaarlijkse ad hoe opdrachten in het kader van hun structurele financiering De bevoegde minister kan tevens een opdracht geven aan het VLAS om, bijvoorbeeld aan het eind van de lokale beleidsperiode of tussentijds, een meer grondige evaluatie van de subsidiering op te nemen. Dit alles dient te gebeuren in nauwe samenwerking met het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
13 Consultatie
I
Het voorliggend ontwerp kwam tot stand op basis van verschillende bestaande beleidsteksten en
|
aanbevelingen, onder meer vanuit Europa, het Netwerk tegen Armoede, de STUDIO-experten. betrokken actoren in het kader van Vlaanderen in Actie, de evaluat/ebezoeken van de lokale kinderarmoedeprojecten Over de concrete ontwerptekst van het uitvoeringsbesluit werd informeel overlegd door de bevoegde administratie met vertegenwoordigers van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie Zij konden hun opmerkingen geven waar zoveel mogelijk rekening mee werd gehouden en bezorgden geen verdere opmerkingen bij de aangepaste tekst Er was tevens informeel overleg binnen de Vlaamse overheid via de aandachtsambtenaren van betrokken beleidsdomeinen, in het bijzonder met Kind en Gezin en flankerend onderwijsbeleid
BIJLAGE 2 - RIA
14 Contactinformatie Frank Van den Branden Afdeling Welzijn en Samenleving Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Tel
02-553 32 24
frank.vandenbranden@wvg Vlaanderen be
BIJLAGE 2 • RIA
I 19 j
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
m
a
a
a
a
m
a
a
a
a
m
m
m
a
m
m
m
m
I
m
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
a
VR 2013 2012 DOC.1559/2
Vlaamse Regering
~
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, artikel 10 en 14, vervangen bij het decreet van 18 juli 2008, artikel 15, artikel 17, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, en artikel 18/1, ingevoegd bij het decreet van XX december 2013; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op (datum), Gelet op advies XXX van de Raad van State, gegeven op DATUM, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,
BESLUIT-
Artikel 1. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, 24 september 2010 en 10 februari 2012, worden een punt 20° tot en met 25° toegevoegd, die luiden als volgt: "20° lokale besturen: de gemeenten en OCMW's uit het Nederlandse taalgebied en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, \
/
21° decreet van 15 juli 2011: het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverphchtmgen aan lokale besturen worden opgelegd; 22° Vlaamse beleidsprioriteit' een Vlaamse beleidsprioriteit als vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 15 juli 2011; 23° VGC. de Vlaamse Gemeenschapscommissie, 24° VGC-beleidscyclus: een beleidscyclus van vijfjaar die gekoppeld is aan de VGCbestuurspenode en die begint het tweede jaar na de verkiezingen van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en eindigt op het einde van het jaar na de daaropvolgende verkiezingen; 25° gezin: de primaire leefvormen of samenlevingsvormen, waarin verschillende personen min of meer duurzame relaties onderhouden.". Art. 2. In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012, wordt de zinsnede "voor de jaren 2012 en 2013" opgeheven. Art. 3. In artikel 35, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012, wordt de zinsnede "voor de jaren 2012 en 2013" opgeheven Art. 4. In artikel 52, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012, wordt de zinsnede "voor de jaren 2012 en 2013"opgeheven Art 5. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, 24 september 2010, 10 februari 2012 en 9 november 2012, wordt een hoofdstuk V/1, dat bestaat uit artikel 57/1 tot en met 57/20, ingevoegd, dat luidt als volgt "Hoofdstuk V/1 Subsidiëring van lokale kinderarmoedebestrijding Afdeling 1. Principes Art. 57/1 Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, ontwikkelen en implementeren de lokale besturen, als onderdeel van hun lokaal sociaal beleid, een integraal lokaal kinderarmoedebestnjdingsbeleid in afstemming met de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding en met als doel de structurele terugdringing van kinderarmoede in Vlaanderen en de volledige ontplooiing van elk kind. Art. 57/2. De subsidiebedragen, vermeld in dit hoofdstuk, worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24
/
3
december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Art 57/3. De subsidies die met toepassing van hoofdstuk V/1 worden uitgekeerd, mogen niet aangewend worden voor investeringen. Afdeling 2 De Vlaamse beleidsprioriteit kmderarmoedebestrijding Art 57/4 De Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestnjdmg omvat de ontwikkeling en implementatie van geïntegreerde, duurzame en proactieve strategieën en acties ter bestrijding van kinderarmoede, met een focus op kinderen tot en met drie jaar en hun gezin, op basis van de volgende drie pijlers. 1' 2° 3"
toegang tot adequate middelen; toegang tot betaalbare hoogwaardige diensten; het recht van kinderen en gezinnen om te participeren.
Overeenkomstig artikel 18/1, tweede lid, van het decreet van 21 maart 2003 worden de acties vermeld in het eerste lid, in afstemming met het Vlaamse beleid, toegevoegd aan het regulier beleid in de sectoren die relevant zijn voor kinderarmoedebestnjdmg. Het lokale bestuur neemt een regierol op met betrekking tot de lokale kmderarmoedebestrijding vanuit een lokaal netwerk. Het wijst daarvoor een lokaal aanspreekpunt aan. De acties worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd in coproductie met de relevante lokale actoren, in het bijzonder met volwaardige participatie van de kinderen en gezinnen en de actoren die door het decreet erkend en ondersteund worden Afdeling 3. Vaststelling en verdeling van de subsidies Art. 57/5. Van het beschikbare begrotingskrediet voor kinderarmoedebestnjdmg wordt jaarlijks een voorafname gereserveerd van:
lokale
1* vijf procent als subsidie voor het kinderarmoedebestnjdingsbeleid van de VGC, 2° twee procent voor de ondersteuning van de lokale besturen, conform artikel 57/19 en 57/20. Art. 57/6 §1. De kinderarmoedebarometer van een gemeente wordt bepaald op basis van de volgende zeven indicatoren 1° het aantal personen met voorkeursregeling in de ziekteverzekering van nul tot en met vier jaar ten opzichte van het totaal aantal inwoners van nul tot en met vier jaar; 2° het aantal eenoudergezinnen met kinderen van nul tot en met drie jaar ten opzichte van het totaal aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met drie jaar, 3° de kansarmoede-mdex van Kind en Gezin, 4° de onderwijs kansarmoede-indicator voor het kleuteronderwijs,
/
4
5° het aantal begunstigden van het leefloon (categorie gezmslast), samengeteld met het aantal begunstigden van equivalent-leefloon (categorie gezinslast), ten opzichte van het aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met zeventien jaar, 6° het aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met twee jaar waarbij de referentiepersoon in het huishouden en, indien aanwezig, zijn partner niet werken, ten opzichte van het totale aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met twee jaar; 7° het aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met drie jaar waarbij een of beide ouders niet de EU-nationaliteit bezitten, ten opzichte van het totaal aantal huishoudens met kinderen van nul tot en met drie jaar. De bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, omvat een omschrijving van elke indicator met vermelding van de bron en de referentieperiode. §2 Gemeenten die voor een indicator een score halen boven het 75e percentiel, krijgen een risicoscore 1 op de indicator in kwestie. De andere gemeenten krijgen een risicoscore 0 op de indicator in kwestie De som van de risicoscores voor alle indicatoren vormt de kinderarmoedebarometer van een gemeente. §3. Om in aanmerking te komen voor een subsidie voor lokale kinderarmoedebesthjdmg moet de kinderarmoedebarometer vier of meer bedragen §4. De coördinerende minister maakt uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin de lokale verkiezingen plaatsvinden, een lijst bekend met de kinderarmoedebarometer van elke gemeente en de gemeenten die in aanmerking komen voor subsidiëring, waarbij wordt gebruik gemaakt van de meest recente cijferreeksen waarover de Studiedienst van de Vlaamse Regering beschikt Art 57/7. § 1. Het bedrag van de subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding per gemeente opgenomen in de lijst vermeld in artikel 57/6, §4, wordt als volgt berekend 1° per gemeente wordt in een minimum subsidie voorzien van 25 000 euro, 2° de resterende middelen worden verdeeld overeenkomstig het aantal kinderen van nul tot en met drie in de gemeente en worden gecorrigeerd als volgt: a) het aantal kinderen tot en met 500 krijgt een gewicht van 0; b) het aantal kinderen tussen 501 en 2500 krijgt een gewicht van 1; c) het aantal kinderen tussen 2501 en 5000 krijgt een gewicht van 0,75; d) het aantal kinderen boven 5000 krijgt een gewicht van 0,5. Het getal dat verkregen is met toepassing van artikel 57/6, §1, eerste lid, 2°, wordt vermenigvuldigd met de kinderarmoedebarometer van de gemeenten in kwestie en wordt gedeeld door zeven. Het verkregen resultaat geldt als basis voor de verdeling van de resterende middelen over de geselecteerde gemeenten §2. De coördinerende minister maakt uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin de lokale verkiezingen plaatsvinden, een lijst bekend met de bedragen van de subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding per gemeente, waarbij wordt gebruik gemaakt van de meest recente cijferreeksen waarover de Studiedienst van de Vlaamse Regering beschikt.
/
5
Art. 57/8 Het subsidiebedrag, vermeld in artikel 57/7, §1, eerste lid, 1°, kan worden verminderd, rekening houdend met de beschikbare begrotingskredieten. Afdeling 4 Toekenning en besteding van de subsidies Onderafdeling 1. Subsidieringsprocedure voor de lokale besturen met uitzondering van de VGC Art. 57/9 Deze onderafdeling van toepassing op de lokale besturen, met uitzondering van de VGC. Art. 57/10. De bedragen van de subsidie voor lokale kmderarmoedebestrijding die met toepassing van artikel 57/7, §2, toegewezen zijn per gemeente, kunnen aangevraagd worden conform artikel 7 van het decreet van 15 juli 2011, zowel door een gemeente als door een OCMW, het hele bedrag of een deel ervan. Gemeenten en OCMW's spreken onderling af wie welk deel van het toegewezen bedrag aanvraagt Art 57/11. Conform artikel 8 van het decreet van 15 juli 2011 brengt de coördinerende minister de lokale besturen op de hoogte van het al dan niet aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het principieel toe te kennen jaarlijkse subsidiebedrag. Art. 57/12. Conform artikel 9 van het decreet van 15 juli 2011 keert de administratie het voor een bepaald jaar toegekende subsidiebedrag voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit kmderarmoedebestrijding uit. Art. 57/13. Conform artikel 11 van het decreet van 15 juli 2011 wordt de coördinerende minister gemachtigd bezwaar aan te tekenen en indien nodig de beslissing uit te voeren Onderafdeling 2 Subsidiëringsprocedure voor de VGC Art. 57/14. Uiterlijk op 15 januari van het tweede jaar van de VGC-beleidscyclus dient de VGC haar subsidieaanvraag in bij de administratie om tijdens de VGC-beleidscyclus gesubsidieerd te worden voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding De subsidieaanvraag bestaat uit een kinderarmoedebestrijdingsplan en omvat het meerjarenplan met betrekking tot een integrale kinderarmoedebestrijding dat goedgekeurd is door de Nederlandse taalgroep van het Brusselse Hoofdstedelijk Parlement en dat voldoet aan de bepalingen van het decreet van (datum) en dit besluit. Het kinderarmoedebestrijdingsplan bevat minstens de volgende elementen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding: 1° de visie op kinderarmoede en kinderarmoedebestrijding, 2° de doelstellingen en geplande acties in het kader van een integraal kinderarmoedebestnjdingsbeleid, met per actie de vermelding van het pfan van aanpak, de timing en de financiële prognose:
./.
6
3° de wijze waarop het kinderarmoedebestrijdingsplan tot stand is gekomen met alle relevante lokale actoren, in het bijzonder de meest kwetsbare doelgroepen en de actoren die met toepassing van het decreet van 21 maart 2003 erkend en ondersteund worden Art. 57/15. Uiterlijk op 30 april van het tweedejaar van de VGC-beleidscyclus brengt de coördinerende minister de VGC op de hoogte van het al dan met aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het principieel toe te kennen jaarlijkse subsidiebedrag voor de volledige periode van de VGC-beleidscyclus. Art 57/16. Het subsidiebedrag dat toegekend is voor een bepaald wordt uitgekeerd in twee gelijke delen, uiterlijk op 30 juni en 30 november van elk jaar Art. 57/17 Uiterlijk op 31 juli van elk jaar rapporteert de VGC via een jaarlijks verslag aan de coördinerende minister over de effectieve invulling van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestnjding in het voorafgaande jaar Het jaarlijkse verslag wordt goedgekeurd door het college van de VGC Het jaarlijkse verslag bestaat uit 1°
in voorkomend geval, de gewijzigde onderdelen van het kinderarmoedebestrijdingsplan; 2° een inhoudelijk overzicht van de voortgang en realisatie van de acties en de timing er van, opgenomen in het kinderarmoedebestrijdingsplan; 3° de financiële middelen die besteed zijn aan de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestnjding, 4° een uittreksel uit de boekhouding voor het activiteitencentrum en een bijhorende financiële nota op basis waarvan de uitgaven, vermeld in punt 3°, gestaafd worden Art. 57/18. Als de VGC met voldoet aan de rapporteringsverplichtingen, als het jaarlijks verslag onduidelijk is of als de VGC onvoldoende aantoont dat het de vooropgestelde doelstellingen heeft nagestreefd, maakt de coördinerende minister uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de rapportering per aangetekende brief bezwaar bij de VGC. De VGC bezorgt, binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar, aan de coördinerende minister een aangepast jaarlijks verslag en/of een motiverende nota waarom bepaalde engagementen met zijn nagekomen De coördinerende minister bezorgt daaropvolgend zijn beslissing aan de VGC binnen twee maanden na de ontvangst van het aangepaste jaarlijkse verslag of de motiverende nota. Als uit het aangepaste jaarlijkse verslag of uit de motiverende nota blijkt dat de subsidie met aangewend is voor het doel waarvoor ze is verleend, en meer bepaald dat de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestnjding onvoldoende is nagestreefd, keert de coördinerende minister verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en vordert ze in tweede instantie reeds toegekende subsidies terug. Afdeling 5. Ondersteuning Art. 57/19 De lokale besturen worden bij hun kinderarmoedebestnjdmgsbeleid ondersteund door een organisatie die daarvoor gesubsidieerd wordt. De
/
7
ondersteuning bestaat minstens uit de begeleiding en coaching van de lokale aanspreekpunten, vermeld in artikel 57/4, §3, in een lerend netwerk. Om voor subsidiering in aanmerking te komen, moet deze organisatie over expertise beschikken op het vlak van 1° lokale beleidsvoering en de ondersteuning van lokale besturen, 2° de organisatie van lerende netwerken; 3° het binnenbrengen van ervaringskennis in organisaties en acties; 4° kinderarmoedebestrijdmg Deze organisatie kan daarvoor een samenwerkingsverband aangaan met een of meer andere organisaties. Art. 57/20. De coördinerende minister bepaalt de verdere modaliteiten voor de toekenning van deze subsidie.". Art 6. In artikel 58 van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "door de verenigingen en opleidingsorganisaties die erkend zijn of een erkenning hebben aangevraagd" en de woorden "en door voorzieningen" de zinsnede door de lokale besturen die een subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding hebben verkregen of aangevraagd" ingevoegd. Art 7. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, 24 september 2010, 10 februari 2012 en 9 november 2012, wordt een artikel 61/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 61/3 Voor de subsidiëring van de lokale besturen, met uitzondering van de VGC, voor de Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding gelden, voor de lokale beleidsperiode 2014-2019, de volgende afwijkende bepalingen 1° in afwijking van de datum, vermeld in artikel 57/6, §4, maakt de coördinerende minister uiterlijk op 31 januari 2014 een lijst bekend met de kinderarmoedebarometer per gemeente en de gemeenten die in aanmerking komen voor subsidiëring; 2° in afwijking van de datum, vermeld in artikel 57/7, §2, maakt de coördinerende minister uiterlijk op 31 januari 2014 een lijst bekend met de bedragen van de subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding per gemeente, 3° in afwijking van artikel 57/10, 57/11, 57/12 en 57/13 verloopt de subsidiëringsprocedure voor de lokale besturen, met uitzondering van de VGC, als volgt' a)
de lokale besturen dienen uiterlijk op 31 mei 2014 een subsidieaanvraag in bij de coördinerende minister De subsidieaanvraag sluit zo nauw mogelijk aan bij de structuur van de strategische meerjarenplanning en bevat de doelstellingen en geplande acties in het kader van een integraal kinderarmoedebestrijdmgsbeleid, met per actie de vermelding van het plan van aanpak, de timing en, voor de acties waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, de financiële prognose;
./
8
b)
c) d)
e)
f)
het lokale bestuur neemt uiterlijk op 31 december 2014 de doelstellingen en acties vermeld in de subsidieaanvraag, vermeld in punt a), op in een wijziging van de strategische meerjarenplanning die het heeft ingediend met toepassing van artikel 7 van het decreet van 15 juli 2011, de coördinerende minister deelt uiterlijk op 31 augustus 2014 de beslissing om de subsidieaanvraag al dan niet te aanvaarden, mee aan het lokale bestuur, in 2014 keert de administratie uiterlijk op 30 september 2014 aan het lokale bestuur het eerste deel uit van het subsidiebedrag dat toegekend is voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding voor 2014. Het tweede deel van het subsidiebedrag dat toegekend is voor 2014, alsook de toegekende subsidiebedragen vanaf 2015 worden uitgekeerd conform artikel 9 van het decreet van 15 juli 2011, in 2015 rapporteert het lokale bestuur over de uitvoering van zijn engagementen op het vlak van kinderarmoedebestrijding in het jaar 2014 door een verantwoording in te dienen bij de coördinerende minister. Die sluit zo nauw mogelijk aan bij de structuur van de strategische meerjarenplanning en bevat de relevante onderdelen van de door de raad goedgekeurde jaarrekening van 2014. In zijn rapportering geeft het lokale bestuur aan welke activiteiten en prestaties zijn verricht of welke effecten zijn bereikt in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding. Vanaf het jaar 2016 rapporteert het lokale bestuur conform artikel 10 van het decreet van 15 juli 2011.
In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder strategische meerjarenplanning de meerjarenplanning van de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vermeld in het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Voor de subsidiëring van de VGC voor de Vlaamse beleidsprioriteit lokale kinderarmoedebestrijding gelden tijdens de overgangsjaren 2014 en 2015 de volgende afwijkende bepalingen 1° in afwijking van artikel 57/14, eerste lid, dient de VGC, uiterlijk op 31 mei 2014 een subsidieaanvraag in bij de administratie om tijdens 2014 en 2015 gesubsidieerd te worden voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding; 2° m afwijking van artikel 57/14, eerste lid, omvat deze aanvraag de resterende jaren van de lopende VGC-beleidscyclus, 3° in afwijking van artikel 57/14, tweede lid, wordt het kmderarmoedebestrijdingplan goedgekeurd door het college van de VGC; 4° in afwijking van artikel 57/15 deelt de administratie uiterlijk op 31 augustus 2014 de beslissing van de minister mee aan de VGC om de subsidieaanvraag al dan niet te aanvaarden, en de hoogte van het principieel toe te kennen jaarlijkse subsidiebedrag voor 2014 en 2015; 5° in 2014 keert, in afwijking van de datum, vermeld in artikel 57/16, de administratie uiterlijk op 30 september 2014 aan de VGC het eerste deel uit van het subsidiebedrag dat toegekend is voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit kinderarmoedebestrijding voor 2014 ".
9
Art 8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014 Art 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het armoedebeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit
Brussel, (datum)
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding,
Ingrid LIETEN
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
JoVANDEURZEN