Antwoorden CITO 14-‐15 1. 295 187 -‐-‐-‐-‐-‐-‐+ 482 2. 11/935\85 93 | Hoe vaak past 11 in 93 88 | 8*11=88, dit is het grootste getal dat we van 93 af kunnen halen. 55 93-‐88=5 dan schuiven we de andere 5 ook naar beneden 55 5*11=55, dus we kunnen de 11 5x kwijt in 55. 0 Het antwoord is dan 85 3. 5,12 liter = 512 CL (2 stapjes, zelfde als van meter naar centimeter) 4. 0.8 = 80% 1 wordt gezien als 100% 5. 53 769 -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐+ 822 6. 12/936\78 93 | 84 | 96 96 0 7. 123 187 45 -‐-‐-‐-‐-‐-‐+ 355 8. 35/595\17 59 | 35 | 245 245 0 9. 1,30 0,12 -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ 1,18 10. Vraag 10 is een pure leesvraag. Het gaat dus om het verschil tussen of 183 foto’s via de bezorgservice en vervolgens nog 80 via de snelservice of alle foto’s (263) direct via de bezorgservice. Situatie 1: Kosten bezorgservice 183*0,14= 25,62 verwerkingskosten 1,25 bezorgkosten 2,25
Kosten snelservice 80*0,20= 16,00 verwerkingskosten 1,25 (Let op er zijn geen bezorgkosten bij de snelservice want dit kun je enkel afhalen!) totaal: 46,37 Situatie 2: Kosten bezorgservice 263*0,11= 28,93 verwerkingskosten 1,25 bezorgkosten 6,25 totaal: 36,43 Besparing= 46,37-‐36,43= 9,94 Dit is het antwoord 11. Ook vraag 11 is een leesvraag, ze vragen naar het aantal mensen dat geen bril heeft. Het plaatje laat zien welke mensen wel een bril hebben. We moeten 2 dingen berekenen, het aantal mannen en het aantal vrouwen. Je kunt deze niet bij elkaar optellen omdat er niet evenveel mannen als vrouwen zijn. Eerst bereken je hoeveel mannen/vrouwen er zijn. Mannen: 2,9/100*49=1,421 Vrouwen: 2,9/100*51=1,479 Daarna bereken je hoeveel mannen/vrouwen geen bril hebben. Mannen: 1,421/100*73=1,03733 (waarom *73? Van de 100% hebben 27% mensen een bril, 100-‐27=73) Vrouwen: 1,479/100*64=0,94656 Dit tel je bij elkaar op: 1,03733+0,94656=1,98389 Miljoen mensen. Maar ze willen het antwoord afgerond op 2 decimalen dus het wordt: 1,98 miljoen mensen. 12. Bij vraag 12 is het verstandig eerst uit te rekenen hoe hoog het bedrag zou zijn als 100% verkocht werd. 30*2000*265=15.900.000 (dit is dus 100%) 15.900.000/100*90=14.310.000 (90%) Maar ze willen het antwoord in miljoen euro en afgerond op 1 decimaal, dus het antwoord wordt: 14,3 miljoen 13. Als de verhouding 1 op 2 is, heb je dus voor 500 ml satesaus 1000 ml water nodig. 1 potje satesaus wordt dus in totaal 1500ml. Hoeveel potjes heb je dan tenminste nodig om in ieder geval 5 liter satesaus te maken? 4 want 4x1500=6000. Wat kosten 4 potjes? 4*2,99=11,96 14. Als iemand 2x zoveel betaald als de ander betaald degene dus 2/3 van de rekening en jij 1/3. Je deelt dus de rekening door 3 en doet dit vervolgens keer 2 om er achter te komen welk bedrag er betaald wordt: 37,65/3*2=25,10 15. De enige moeilijkheid hier zit hem in het invoeren van de breuk. Eerst doe je 77-‐32=45
dan heb je 45* 5/9. Op je rekenmachine typ je eerst in 5/9 en wat hier uit komt doe je * 45. Dan kom je precies uit op 25 graden. 16. Vraag 16 is een inzicht vraag. Ik probeer het te tekenen: De 4 gele vlakken zie je in het plaatje. Dit is in totaal 160 bij 160 oftewel 1,6 m bij 1,6 m. Dit betekent dat 1 vakje 0,8 bij 0,8 is. De gehele vloer is 2,4 bij 3,2 oftewel 3 vakjes omhoog en 4 opzij. Dat komt er dus uit te zien als onderstaand plaatje. In 1 vakje zitten 12 kleine tegeltjes er zijn in totaal 12 vakjes. Kortom 12*12=144 tegels
17. Stap 1: het aantal personen: 60/100*70=42 er zijn dus 42 personen die frisdrank drinken. Elk neemt 4 glazen van 20 cl dus 4*20=80 ieder persoon drinkt 80 cl. In totaal is dat 42*80=3360cl. In 1 fles zit 1,5 L oftewel 150cl. In totaal hebben we dus 3360/150=22,4 flessen nodig. Hoeveel flessen koop je dus, zodat je in ieder geval genoeg hebt: 23 flessen 18. Een leesvraag: 20x een retour met 40% korting kost: 11,60*20=232. De kosten van de kortingskaart zijn 50. 50+232=282 euro 19. De meeste van jullie twijfelde tussen 2008 en 2010. Hoe kan je dit nu berekenen. In 2008 zijn 900 van de 2000 auto’s verkocht aan particulieren. Dat is 900/2000*100=45% In 2010 zijn 900 van de 2100 auto’s verkocht aan particulieren. Dat is 900/2100*100=42,86% Welke is dus in verhouding meer 2008 20. Als iemand in verhouding licht is voor zijn lengte is hij/zij dus lang en dun. Welke 2 stippen passen hier het beste bij: A en D. De stip met de hoogste lengte en de stip met het laagste gewicht. 21. Je deelt het aantal inwoners door de oppervlakte. Als je 307 miljoen deelt door 10 miljoen kom je uit op 30,7 personen per vierkantie kilometer. Afgerond naar een heel getal is dit 31 mensen. 22. Je deelt het totaal aantal boterhammen door 26. Dan weet je hoeveel pakken je hebt gebruikt. Als je dit keer 400 doet, weet je het aantal gram dat is gebruikt. Als je dit deelt door 1000 heb je kilogram. 600.000.000 : 26 * 400 : 1000 = 9.230.769.23 . afgerond op miljoenen is dit 9 miljoen 23. Je weet dat er voor een reis van 1000km 7,2 ton brandstof wordt gebruikt. Hoeveel brandstof wordt er dan gebruikt voor een vlucht van 704? 7,2 ton = 7200kg. Om er achter te komen hoeveel kg hoort bij 704km doe je: 7200 : 1000 * 704 = 5068.8 KG in gram is dit 5068.8 * 1000 = 5.068.800 gram. Als je
wilt weten hoeveel liter hierbij hoort deel je dit door 800. 5.068.800 : 800 = 6336 liter. Zoveel liter gebruikt het vliegtuig in totaal. Per passagier is dit 6336 : 300 = 21.12. Afgerond op hele liters is dit 21 liter. 24. als in 2012 4% minder inbraken werden gepleegd dan in 2011. Dan is 384 dus 96%. Je wilt 100% weten. Dus: 384 : 96 * 100 = 400 inbraken 25. Je wilt weten hoeveel procent korting je nodig hebt. Wat je eerst wilt weten is hoeveel procent is 60 van 89,95 = 60 : 89,95 *100 = 66,70 %. Hoeveel procent korting moet er dus gegeven worden: 100 – 66,70 = 33,30%. Als je enkel hele graden in mag vullen is het dus 34 graden. Want bij 33 graden is de korting net te weinig. 26. Als het goed is weet je dat je van m/s naar km/h kan door te vermenigvuldigen met 3,6. Je gaat dus eerst uitrekenen hoeveel meter hij liep in 1 seconden. 100 : 9,54=10.48. Dit keer 3,6=37,74 km/h 27. Je wilt hier weten hoeveel Kcal de cupcake zelf is en hoeveel Kcal de versiering is. De cupcake is als volgt: 170Kcal per portie, een portie is 6 cupcakes dus 170:6=28.33 kcal per cupcake. De versiering doe je door eerst uit te rekenen hoeveel Kcal er in totaal wordt gebruikt. Als er 456 per 100g wordt gebruikt en je gebruikt 225 gram, doe je dus 456:100*225=1026 Kcal in totaal. In totaal worden er 48 cupcakes gemaakt dus: 1026 : 48=21,38. 21,38+28,33= afgerond op een heel getal 50 Kcal. 28. C 29. Je ziet dat in 2008 bij de verhouding 1:2:8 de volgende getallen horen: 5:10:40. Je ziet dus dat het de tafel van 5 is. Bij 2012 hort dan 6:4:1 30. Als je alles in vult in de formule (let op haakjes) kom je uit op 5,7. Dus 5 hele uren en 0,7 oftewel 70% van een uur. 70% van een uur = 60 minuten :100*70=42 minuten. 5 uur en 42 minuten. 31. Bij deze vraag hoef je enkel het aantal personen te delen door het land oppervlakte: 4.708:87,11=54 inwoners per km2 32. Bij vraag 32 reken je eerst uit hoeveel inbraken er nu per 10.000 inwoners gepleegd worden. Dit doe je door 512:100*87.5= 448 inbraken. (je hebt nu 12.5% er af gehaald) het is dus 448 per 10.000 inwoners We hebben 7.25 keer 10.000 inwoners (72.500:10.000=7.25) 448*7.25=3248 inbraken. 33. Je doet er eerst 10% bij en vervolgens 10% af. 14,40:100*110=15,84. 15,84:100*90=14.26 euro per kilo. 1 kilo is 1000 gram. Als we weten wat 1000 gram kost kunnen we ook uitrekenen wat 150 gram kost. 14.26:1000*150=2,14 34. Je moet het verschil weten tussen de gloeilampen en de spaarlampen. De gloeilampen kosten: 60*6 =360 watt * 1050:1000=378 *0.189=71,44 euro De spaarlampen kosten: 15*6= 90 watt *1050:1000=94,5 *0.189=17,86 71,44-‐17,86=53,58 = 54 euro. 35. Eerst bereken je hoeveel pinautomaten er nu zijn. 8700:100*89=7743 pinautomaten. Je wilt weten hoeveel er per 10.000 mensen zijn. Dan doe je
eerst 16,6 miljoen : 10.000 = 1660. Dan doe je 7743:1660=4,7 pinautomaten 36. Je rekent eerst uit hoeveel kommen soep er gegeten worden. Dus je telt 1/3 op bij de 42. 42/3=14 14+42=56 bakken soep van 250 ml. Dat is 56*250=14000 ML soep. 4 liter is 4000 ML. 14.000:4000 = 3,5 Pannen soep dus 4 pannen maak je. 37. 1 ton goud = 1000 kilo of 1.000.000 gram dan weet je dus je 612 miljoen gram goud hebt * 41= 25 miljard 38. Bereken eerst de oppervlakte van de badkamer in CM2. Dus je doet (2250:10)=225 (2700:10)=270. 225*270=60.750cm2. een tegel is 15 bij 15 dus 225cm2. Hoeveel tegels gebruk je in totaal? 60.750:225=270. Echter niet elke is blauw. Slechts 4 van de 6 zijn blauw.dus je doet 270:6*4=180 blauwe tegels. 39. 2 deciliter is 200 mililiter. De rest kan d.m.v. de verhoudingstabel. 2500g aardbeien 200 ml citroensap
1
750gram aardbeien 60ml citroensap
40. Wat betaal je per maand? In ieder geval de verzekering. + de benzinekosten. Eerst reken je je benzineverbruik uit: (zie tabel) je hebt dus 3.324 Liter nodig. Dit kost 3.324*1,74=5,78. In totaal geef je dus uit: 18,77+5,78=24,55. Je reiskosten vergoeding gaat hiervan af. Dit is 0.19 cent per kilometer. Dus in totaal 0.19*120=22,80. Je betaald dus uiteindelijk 24,55-‐22,80=1,75 2.77 L 100 km
1 km
3.324 L 120 km
41. Als je weet dat 45% 36.000 is en je wilt 2% weten dan doe je: 36.000:45*2=1600. (:45 geeft 1%, dat keer 2 is 2%) 42. In een tray zit 24. Je telt het totaal van de staafjes bij elkaar op en deelt dit door 24. Dit geeft 25 trays.